Plenair verslag Tweede Kamer, 101e vergadering
Dinsdag 28 juni 2016

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    21:47 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 141 leden der Kamer, te weten:

Agema, Amhaouch, Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, Leijten, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Öztürk, Potters, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Schouten, Schut-Welkzijn, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Wassenberg, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel en Ziengs,

en de heer Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie.


Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Van Toorenburg

Vragen van het lid Van Toorenburg aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij afwezigheid van de minister van Veiligheid en Justitie, over het bericht "Buitenlandse gast mag wiet halen tijdens Roadburn en Woo Hah in Tilburg".

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie welkom, alsmede de mensen op de publieke tribune. Ik geef mevrouw Van Toorenburg namens het CDA het woord voor het stellen van een vraag aan de staatssecretaris.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Een gemeente die buitenlanders uitnodigt om in Nederland naar hartenlust drugs te komen gebruiken; u kunt het zich vast niet voorstellen, maar het gebeurt. Het gebeurt in Tilburg. Wat is er aan de hand? In ons coffeeshopbeleid kennen we een ingezetenencriterium. Dat wil simpelweg zeggen dat buitenlanders niet welkom zijn in onze coffeeshops. Dat is zo geregeld om de overlast tegen te gaan. We dreigden immers de drugsleverancier van Europa te worden. Erger nog, zelfs daarbuiten hadden we een aantrekkingskracht. Wat heeft de gemeenteraad van Tilburg nou bedacht? Om die restrictieve regeling te omzeilen heeft de raad de burgemeester gedwongen om buitenlandse bezoekers van festivals tijdelijk tot ingezetenen van Tilburg te maken. De bewuste festivals — ik noem ze niet eens om er geen reclame voor te maken — zouden immers vooral drugsgebruikers aantrekken, zo oordeelde de gemeenteraad, en dan is het natuurlijk wel zo gastvrij om ze te kunnen toelaten tot de coffeeshops.

Het moet toch niet gekker worden, voorzitter: een overheidsorgaan dat van een festivalticket een vrijbrief maakt om naar hartenlust drugs te gebruiken. Meer nog dan door een oogje toeknijpen worden op deze manier de buitenlandse drugsgebruikers geholpen om aan verdovende middelen te komen. Het is het CDA een doorn in het oog. Wij vragen ons af: kan dit zomaar? Ondermijnt dit niet ons restrictieve coffeeshopbeleid? Gaat de staatssecretaris naast de burgemeester staan, die dit absoluut niet wilde, om er een stokje voor te steken? Er is namelijk nog tijd genoeg; het gebeurt het komende weekend.

Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter. Zoals mevrouw Van Toorenburg ook weet is het coffeeshopbeleid erop gericht om de coffeeshops kleiner en beheersbaarder te maken en de overlast van drugstoerisme te verminderen. Daarom hebben we het ingezetenencriterium, dat iedere gemeente moet invoeren en handhaven. Daarmee is het mogelijk gemaakt voor burgemeesters om overlast van drugstoeristen te weren. Er is ook ruimte voor lokaal maatwerk bij handhaving. De afweging op welke manier en onder welke omstandigheden het beste kan worden gehandhaafd, kan het beste in de lokale driehoek worden gemaakt.

We hebben ook gezien dat de gemeenteraad van Tilburg een brede oproep aan de burgemeester deed en dat de burgemeester deze oproep niet integraal heeft overgenomen. Hij heeft gezegd dat het ingezetenencriterium blijft gelden en dat hij voor een tweetal evenementen lokaal maatwerk toepast op de manier die mevrouw Van Toorenburg net heeft geschetst. Er wordt niet gehandhaafd als bezoekers van het festival een coffeeshop betreden. Dit is een invulling van lokaal maatwerk die kan. Ik ben vooral ook blij dat de burgemeester het zeer beperkt doet en dat hij de handhaving van het ingezetenencriterium in Tilburg in brede zin overeind houdt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
In alle eerlijkheid vind ik het een wat teleurstellende reactie. We hebben hierover eerder debatten gevoerd met de minister. Hij heeft, ook in een Kamerbrief van 2015, aangegeven dat hij het belang onderstreept van het opnemen van dat criterium, juist om uiteindelijk ook stevig te kunnen handhaven. Op deze manier wordt dat losgelaten, tegen de zin van deze burgemeester in, die dit helemaal niet wil. Hij wil niet nog meer drugstoeristen aan de grens met België. Dit zijn festivals die blijkbaar alleen drugsgebruikers uitnodigen. Waarom zijn we in Nederland uiteindelijk weer faciliterend voor buitenlanders om in Nederland drugs te kunnen gebruiken? Wanneer gaat het kabinet er echt voor zorgen dat de regeling die wij hebben ook tanden krijgt?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Mevrouw Van Toorenburg maakt de wereld wat zwart-witter dan die is. Het is inderdaad van belang dat het ingezetenencriterium wordt ingevoerd. We zijn er ook blij mee dat de meeste gemeenten dat hebben gedaan en een aantal gemeenten bezig is om het in te voeren en te handhaven. Daarbinnen past echter wel dat de lokale driehoek onder bepaalde omstandigheden en op een bepaald moment kan besluiten dat maatwerk nodig is, en dat past ook binnen het beleid. Mevrouw Van Toorenburg mag natuurlijk zelf middels haar eigen kwalificatie aangeven wat zij van deze invulling vindt. Ik vind dat zo'n zaak vooral in het circuit van de lokale driehoek en de lokale democratie besproken moet worden, zodat men op die manier kan bekijken of iets binnen een bepaalde context onder maatwerk valt. Partijgenoten van mevrouw Van Toorenburg kunnen daar inspraak op hebben en haar partij levert zelfs een zeer capabele wethouder die over de evenementen gaat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het is jammer dat de staatssecretaris het op die manier bekijkt. Hij zegt dat maatwerk op een bepaald moment nodig zal zijn, maar kan iemand mij uitleggen waarom het nodig is om drugstoerisme naar Nederland te faciliteren? Waarom is het nodig om van tevoren tegen mensen te zeggen: kom naar deze festivals in Tilburg, we weten dat je een drugsverslaafde bent en daarom geven we je bij dat ticket ook meteen toegang tot de coffeeshops? Dat is toch niet het coffeeshopbeleid dat wij in Nederland willen hebben? De staatssecretaris geeft terecht aan dat dit plaatsvindt in de lokale driehoek, maar ik wil graag van hem horen hoe het Openbaar Ministerie hier uiteindelijk mee omgaat. De uitvoering van het coffeeshopbeleid is immers geldend landelijk beleid en er is ook een Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. Laat het Openbaar Ministerie dit gewoon gebeuren?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Mevrouw Van Toorenburg geeft allerlei zaken aan die onderstrepen waarom het van belang is om deze discussie op lokaal niveau te voeren. Daar weet men immers precies wat er aan de hand is. Het festival dat aanstaande zaterdag plaatsvindt adverteert hier overigens niet voor, want er wordt keurig op de website vermeld dat alleen Nederlandse ingezetenen coffeeshops mogen betreden. Er wordt dus niet geadverteerd met dit argument om een bepaald publiek te trekken. Ik denk dat de discussie vooral op lokaal niveau gevoerd moet worden. Het OM heeft zijn beleid, maar het heeft ook een vervolgmonopolie. Daarom is voor mij enige terughoudendheid gepast alvorens ik daar verder over uitweid. Ik kan wel wijzen op het gangbare beleid dat het OM in deze zaak heeft.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het is een beetje vreemd dat de staatssecretaris het helemaal lokaal neerlegt, terwijl de minister tijdens debatten hier in de Kamer aangeeft dat hij wil dat het lokale coffeeshopbeleid ook daadwerkelijk wordt gehandhaafd. Het is gelukkig waar dat deze festivals uiteindelijk geen vlammende campagne hebben gevoerd, maar wat ons betreft kan het niet zo zijn dat we buitenlanders uitnodigen om met een ticket naar een coffeeshop te gaan, alsof ze ingezetenen zijn. Dat vindt niet alleen de lokale driehoek vervelend, maar ook de andere mensen in Tilburg, aangezien zij daarover bij ons hun beklag hebben gedaan.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik vind de nuchterheid van deze staatssecretaris heerlijk. Hij geeft aan dat het om lokaal maatwerk gaat, en zo is het. Ik heb een heel andere vraag. Je kunt hasj en wiet namelijk ook op een andere manier bekijken, zelfs binnen één partij. Ik wil graag een reactie van de staatssecretaris op de uitspraken van oud-premier Van Agt tijdens de Cannabis Bevrijdingsdag. Hij gaf aan dat de omgang met softdrugs totaal absurd is en dat we het niet moeten hebben van de rechtse partijen, omdat die hopeloos zijn. Hij zei daarnaast dat hij grote problemen heeft met de bevoorrading en dat hij in 1976 verder had willen gaan. Volgens hem ontstaat daar gelukkig internationaal ruimte voor. Deelt de staatssecretaris die nuchtere visie?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Mevrouw Bergkamp vraagt mij om een reactie op de uitspraken van de heer Van Agt, die, terugkijkend op zijn politieke carrière, vaker ontboezemingen doet, omdat hij zaken nu anders ziet dan toen. Dat laat ik aan hem over. Het is voor het kabinet niet direct een overtuigend argument om op stel en sprong het beleid aan te passen.

De heer Bisschop (SGP):
Dat vind ik dan weer een prachtige en nuchtere constatering van de staatssecretaris, alle waardering daarvoor! De staatssecretaris beroept zich op zijn bewering dat het om lokaal maatwerk gaat. Maar als hij zich daar te veel en te strak op beroept, vraag ik mij af of deze toelating om het beleid niet te handhaven, datzelfde beleid niet feitelijk ondergraaft. Dat beleid, ongeacht hoe je daar verder over denkt, kent immers een fragiel evenwicht. Is de staatssecretaris dat met mij eens?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik denk dat dat inherent ingebakken zit in het beleid. Dat beleid kent zowel het ingezetenencriterium, dat voor burgemeesters een werkbaar instrument is om tegen overlast te strijden, als de mogelijkheid om in lokale situaties maatwerk toe te passen en dat op een bepaalde manier te handhaven. Ik kan mij voorstellen dat als de maatwerkclausule extreem wordt opgerekt, men vindt dat het beleid daardoor eigenlijk omvergegooid wordt. Ik heb het er natuurlijk ook met de minister over gehad en ook hij beschouwt de casus zoals die nu voorligt, vooral als een toepassing van maatwerk. Daar wordt niet voor niets ruimte voor geboden, aangezien men een lokaal probleem vaak het best lokaal kan adresseren.

De heer Bisschop (SGP):
Moeten wij niet in alle nuchterheid constateren dat het commercieel gewin hier de doorslag heeft gegeven?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik was niet bij de discussie in de gemeenteraad van Tilburg. Ik heb wel begrepen dat festivals soms al uitverkocht zijn voordat zo'n besluit wordt genomen. In die zin zal het niet veel toevoegen. Ik heb de overwegingen niet meegekregen, want ik ben niet bij de discussie in de gemeenteraad van Tilburg geweest.

Mevrouw Volp (PvdA):
Ook ik bedank de staatssecretaris voor de wat meer pragmatische insteek. Het gaat om lokaal maatwerk. Heeft hij weet van andere festivals en besluiten hierover waarbij op eenzelfde pragmatische manier wordt gekeken naar mogelijke overlast dan wel het handhaven van het ingezetenencriterium?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Op dit moment is mij hierover niets bekend.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden.


Vragen De Lange

Vragen van het lid De Lange aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht "Psychiatrische patiënt bij de huisarts al in de wacht".

De voorzitter:
Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom.

De heer De Lange (VVD):
Voorzitter. Mensen moeten goede en passende zorg kunnen krijgen op het moment dat zij die nodig hebben. Ze moeten ervan uit kunnen gaan dat deze zorg altijd en tijdig beschikbaar is. Met de hervorming in de geestelijke gezondheidszorg hebben we ingezet op het dicht bij mensen brengen van de geestelijke gezondheidszorg, namelijk in de buurt bij de huisarts. Uit een onderzoek van de Landelijke Huisartsen Vereniging en het Landelijk Platform GGz blijkt echter dat de toegankelijkheid tot de basis-ggz en de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg in heel veel gevallen niet goed is. Er verschijnen steeds meer patiënten met complexe psychische klachten op het spreekuur van de huisarts. 52% van de huisartsenpraktijken heeft geen tijd om deze patiënten meteen te helpen. Dit is een zorgwekkend signaal. Er zijn wachttijden bij de praktijkondersteuners ggz. Voor de VVD is het onacceptabel dat mensen te lang moeten wachten, juist omdat het ook kwetsbare mensen betreft, mensen die soms zelfs gedwongen zorg nodig hebben.

Daarom stel ik de volgende vragen aan de minister. Hebben alle zorgverzekeraars voldoende in kaart waar welke wachttijden gelden voor de basis-ggz en de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg? Zijn zij bereid om tijdelijk meer zorg in te kopen of mensen door te verwijzen naar andere aanbieders met geen of kortere wachttijden, zodat er wordt voldaan aan de belangrijke zorgplicht? Is het Nederlanders voldoende bekend dat zij voor klachten over wachttijden terechtkunnen bij de Nederlandse Zorgautoriteit? Zo nee, op welke wijze kan hier iets aan worden gedaan? Welke maatregelen neemt de minister in samenwerking met alle betrokken partijen om de wachttijden op zeer korte termijn terug te brengen, zodat mensen de zorg kunnen krijgen die past bij hun zorgvraag? En ten slotte: kan de minister de Kamer op korte termijn informeren over de voortgang van de verbeterplannen waarmee de wachttijden daadwerkelijk aangepakt kunnen worden?

Minister Schippers:
Voorzitter. De eerste vraag is of verzekeraars voldoende in kaart hebben waar de wachttijden zitten. De NZa heeft ons gemeld dat zij de verzekeraars tot juli de tijd hebben gegeven om aan te geven welk inzicht zij in de wachttijden hebben en wat zij er in voorkomende gevallen aan doen. Om te beginnen zeg ik dat het geen geldkwestie is. We zien dat iedereen onder de uitgaven blijft die Kamer en kabinet voor de ggz hebben uitgetrokken. Er gaat inmiddels 100 miljoen om in de praktijkondersteuner huisarts. Het is dus geen geldkwestie. Maar de vraag is of er voldoende inzicht is. In juli aanstaande moeten de verzekeraars dat melden.

Moeten de verzekeraars meer zorg inkopen? Ja, want zij hebben een zorgplicht. Als dat aan de hand is, moet dat gedaan worden. Laat ik het als volgt stellen. We hebben net een rapport van de NZa gekregen waarin zij concludeert dat het totaal van aanmeld- en behandelwachttijden onder de treeknormen blijft. De treeknormen zijn veldnormen die partijen zo'n tien, twaalf jaar geleden hebben opgesteld. Die normen geven aan wat acceptabel is voor mensen om op een behandeling te wachten. De wachttijden blijven daar niet alleen onder, maar ook waren die wachttijden medio 2015 niet langer dan eind 2015. Dat is wat de NZa ons heeft gerapporteerd. Desondanks heb ik de NZa gevraagd of die normen nog wel adequaat zijn. De NZa heeft toegezegd daarnaar te zullen kijken.

Weten de mensen dat zij met klachten naar de NZa moeten? Ik heb de Kamer vandaag een brief gestuurd. Dit is overigens niet de eerste brief over dit onderwerp. In die brief heb ik gemeld dat het meldpunt bij de NZa expliciet open is met name voor mensen in de verplichte ggz. Deze mensen moeten binnen twee weken geplaatst worden. Klachten moeten gemeld worden bij de NZa. Dit geldt voor de jeugd-ggz bij gemeenten en voor de volwassenen-ggz. Klachten over de verplichte ggz moeten bij de NZa gemeld worden, want zij kan daadwerkelijk actie ondernemen en erop toezien dat een patiënt snel geplaatst wordt.

Welke maatregelen neem ik? Wij hebben niet alleen op 26 mei jongstleden een AO van vier uur gehad over de ggz, maar ook zijn er in acht weken tijd zestien rapportages, brieven en antwoorden op Kamervragen naar de Kamer gestuurd. Daarin heb ik in kaart gebracht wat wij aan acties doen, wat wij de NZa hebben gevraagd om te doen en wanneer er gerapporteerd wordt. Ik heb daarin gemeld dat wij voor de zomer nog een gesprek hebben met partijen en dat ik de Kamer daar ook over zal rapporteren. Ik heb ook gemeld dat de partijen zelf allerlei acties in gang hebben gezet. Ik zal kortheidshalve — ik zie dat ik nog min 40 seconden spreektijd heb — daarnaar verwijzen.

De heer De Lange (VVD):
Ik dank de minister voor het antwoord. De vragen van de Kamer geven de betrokkenheid aan bij wat er speelt. Het is goed dat er acties worden ondernomen. Voor de VVD is het belangrijk om goed naar die normen te kijken en daarbinnen te blijven. Het zijn toch wel signalen die wij hebben gekregen.

Een ander signaal waar ik het graag nog even over wil hebben, is een recent verschenen rapport van de Celsus Academie over de relatie tussen de behandelduur en het behandelsucces in de geestelijke gezondheidszorg. Daar komt uit naar voren dat een relatief kleine groep heel veel zorg gebruikt. Bijna 40% van de uitgaven gaat naar 13% van de patiënten. De kans op verbetering van het functioneren bij deze groep is echter niet hoger dan voor patiënten die korter worden behandeld. Is de minister het met mij eens dat minder lang en doelgericht behandelen ervoor kan zorgen dat de prop in de wachtlijsten van de gespecialiseerde gezondheidszorg wordt aangepakt en mensen snel de zorg ontvangen die zij nodig hebben? Is de minister bereid om met de betrokken ggz-partijen te kijken naar de duur en doelgerichtheid van behandelingen in de hele keten?

Minister Schippers:
De zorgaanbieders in de geestelijke gezondheidszorg — dat zijn zowel de individuele beroepsbeoefenaren als de instellingen — en de patiënten hebben zelf een agenda opgesteld over wat er in de toekomst zou moeten gebeuren in de ggz. Een heel belangrijk onderdeel van die agenda is kijken naar de manier waarop patiënten worden behandeld. Zijn er voldoende start- en stopcriteria? Evalueren we ook in een gesprek, samen met de patiënt, die we daarbij betrekken: "hoe vindt u het eigenlijk gaan, deze behandeling; hebt u er nog baat bij?". Die start- en stopcriteria worden in de bekostiging veel belangrijker. Daar werken wij gezamenlijk met het veld aan om daadwerkelijk de bekostiging om te gooien, op grond van deze criteria.

De heer De Lange (VVD):
Rondom de bekostiging is het helder: start en stop. Ik neem aan dat er dan ook wordt gekeken naar de behandelduur en de effectiviteit. In Nederland gaat €0,21 van elke zorgeuro naar de behandeling van psychische klachten. Het zou dan niet zo moeten zijn dat we spreken over een wachtlijstproblematiek. Het is belangrijk dat hieraan wordt gewerkt. Het is van groot belang dat met de betrokken partijen naar oplossingen wordt gezocht, want uiteindelijk moeten mensen kunnen rekenen op de beste zorg.

Minister Schippers:
Samen met het veld, met de zorgsector zelf dus, en met de patiënten zijn we enkele jaren geleden begonnen met een omslag: minder mensen opsluiten in instellingen en meer mensen thuis in hun eigen omgeving de juiste zorg bieden. Zo'n omslag is nogal wat, maar die was wel nodig. In Nederland hadden we na Rusland de meeste mensen in ggz-instellingen zitten. Daar zaten ze niet allemaal omdat ze geestesziek waren. Ik denk dat dat heel belangrijk is. In de hele zorg, ook in de geestelijke gezondheidszorg, organiseren we de zorg meer rondom mensen thuis. Heel vaak wordt dit soort dingen aangemerkt als geldprobleem, maar dat is het niet. Er is gecontracteerd onder het budget dat daarvoor is vrijgegeven. We zien wel signalen en haperingen. Op basis daarvan is iedereen in actie gezet. De NZa is bezig. Zelf heb ik gevraagd of we de normen niet moeten aanscherpen, want de normen die we hanteren, zijn door het veld zelf bepaald. Ik vind eigenlijk dat het sneller moet kunnen. We moeten ook ambitie tonen. Uiteindelijk gaat het erom dat we de patiënt die zorg nodig heeft, de juiste zorg geven: bij de huisarts als het kan, bij de psycholoog als het moet en in een instelling als er geen andere optie is. Daar werken we met elkaar aan. Inmiddels heb ik zo veel acties in gang gezet, dat we even de resultaten daarvan moeten afwachten.

Mevrouw Leijten (SP):
De suggestie dat patiënten onnodig in instellingen zitten waardoor anderen moeten wachten, vind ik verkeerd. Met deze minister voeren we al meer dan twee jaar een discussie over oplopende wachttijden. Afgelopen december gaven wij de minister nog een rapport waarin staat dat 50% van de meer dan 1.000 geïnterviewde medewerkers in de ggz zegt dat de wachttijden toenemen. De minister heeft niets gedaan. Je zult maar een suïcide zien of meemaken in je familie. Keer op keer klop je aan bij de ggz, maar wordt je de deur gewezen omdat je op de wachtlijst staat.

De voorzitter:
Wat is de vraag?

Mevrouw Leijten (SP):
De vraag is: kan de minister één concrete maatregel noemen waardoor iemand sneller zorg krijgt? Ik doe haar er één aan de hand: zullen we nu stoppen met het verminderen van het aantal bedden totdat deze problematiek is opgelost? De bedden blijven beschikbaar, totdat de zorg thuis op orde is.

Minister Schippers:
De patiënt moet de zorg krijgen die hij nodig heeft. Soms is dat de zorg in een instelling en vaak kan de zorg georganiseerd worden bij de patiënt thuis. We zien dat er veel veranderingen zijn en dat het hier en daar weleens hapert. Dat is ook de reden waarom we de Zorgautoriteit de opdracht hebben gegeven om niet alleen alles goed uit te zoeken, maar ook aan verzekeraars die de zorg inkopen, verbeterplannen te vragen. De verzekeraars wisten vaak niet waar er wachttijden waren. Ze wisten niet waar mensen moesten wachten en waar er nog plek was. U zegt: noem mij één belangrijke maatregel. Als systeemverantwoordelijke heb ik gevraagd om inzicht: waar zit er ruimte, waar is er geen ruimte; verzekeraars, hebben jullie genoeg zorg ingekocht? Per 1 juli moeten verzekeraars ons inzicht geven in wat er is ingekocht en of dat voldoende is om patiënten te behandelen indien nodig. Vanmorgen heb ik de Tweede Kamer nog een brief gestuurd waarin staat dat het veel bekender moet worden dat ook klachten met betrekking tot de verplichte ggz bij de NZa kunnen worden gemeld. Als mensen met een kind of een ouder zitten die bijvoorbeeld suïcidaal is of echt problemen heeft, dan moeten zij dat melden bij de NZa, want dan krijgen wij daar zicht op en kunnen wij er daadwerkelijk voor zorgen dat iemand geplaatst wordt.

Mevrouw Klever (PVV):
De minister bezuinigt 30% op de ggz-instellingen. Zij zegt dat de mensen maar thuis of bij de huisarts geholpen moeten worden. Daar loopt het nu spaak; dat zien we aan alle kanten. Huisartsen trekken aan de bel en de minister komt nu met een meldpunt. Zou de minister daar niet gewoon mee moeten stoppen? Zou zij die bezuiniging niet gewoon moeten terugdraaien?

Minister Schippers:
We hebben niet bezuinigd; we hebben gezegd dat de groei moet worden gematigd. Het budget voor de geestelijke gezondheidszorg groeit nog steeds, maar we zien dat het budget niet wordt opgemaakt. Het kabinet heeft voor vorig jaar en voor het komende jaar geld ter beschikking gesteld uitgaande van 1% groei, maar dat geld wordt niet opgemaakt. We kunnen dus nog wel meer budget ter beschikking stellen, maar we moeten erachter komen waar de haperingen en knelpunten zich in de praktijk voordoen, zodat we die daar ook kunnen oplossen.

Mevrouw Tanamal (PvdA):
Uit het rapport van het Trimbos-instituut blijkt dat het geld dat voor de ambulante zorg beschikbaar is, niet voldoende is benut en dat juist de zwaardere ggz-patiënten niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Omdat er niet genoeg ambulante zorg is, wordt de druk op de huisarts dus vanzelf groter. Op welke wijze gaat de minister het geld dat over is inzetten? Ziet zij ook mogelijkheden om de huisartsen te stimuleren om meer samen te werken? Zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn dat een huisarts patiënten bij grote drukte doorverwijst naar de POH-ggz van de andere huisarts?

Minister Schippers:
De POH wordt op dit moment gemonitord, want ik wil nu weleens weten wat er in die spreekkamers gebeurt, welke behandelingen er worden gegeven, wanneer naar wie wordt doorverwezen en hoe die doorverwijzing gaat. Ik vind het belangrijk om daar inzicht in te krijgen. Dat is het eerste punt.

Ten tweede is het heel belangrijk dat de verzekeraars die ambulante zorg inkopen. Als zij dat onvoldoende doen, dan moeten wij dat weten. Zij moeten van de NZa die verbeterplannen maken en zij moeten zaken melden, zodat wij daadwerkelijk inzicht daarin krijgen. Daarvoor is het echter nodig dat de instellingen ook zelf aangeven dat zij wachttijden hebben. Niet alle instellingen deden dat. Dat gebeurde onvoldoende. We moeten veel beter zicht daarop krijgen.

Ten derde maakt het Trimbos-instituut een handvat voor regionale samenwerking. Instellingen in een regio moeten goed met elkaar kunnen samenwerken. Bij het opstellen van die handvatten zullen ook de wachtlijsten worden meegenomen. Er zal worden gekeken naar vragen als "wat gebeurt er in een regio?" en "wie kan naar wie doorverwijzen als er een tekort is?".

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het CDA maakt zich al bijna twee jaar zorgen over de wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg. Het zou graag zien dat er een pas op de plaats wordt gemaakt met de beddenafbouw totdat er in de wijk voldoende voorzieningen zijn voor de geestelijke gezondheidszorg. We hadden het over concrete maatregelen. Een daarvan is een wetsvoorstel om mensen tegen zichzelf te beschermen en tegen de samenleving. Dat is het wetsvoorstel over de verplichte ggz. De Tweede Kamer wacht al meer dan twee jaar op de nota van wijziging. De minister had beloofd dat die voor het zomerreces naar de Kamer zou komen. Wanneer komt zij met die nota van wijziging? Wanneer levert zij die op?

Minister Schippers:
Die komt voor het zomerreces. Mevrouw Bruins Slot weet overigens heel goed waarom die zo lang op zich heeft laten wachten. Dat had ermee te maken dat drie grote wetten op elkaar moesten worden afgestemd. Het was niet zozeer mijn keuze om dat zo te doen; het was een eis van de Eerste Kamer dat die wetten op elkaar werden afgestemd. Voor het zomerreces komt de nota van wijziging naar de Tweede Kamer.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De minister zegt dat het geen kwestie van meer of minder geld is. Er is wel geld, maar dat wordt niet opgemaakt. Zij zegt ook dat er verbeterplannen moeten worden opgesteld en dat een en ander moet worden gemonitord, maar we hebben hier natuurlijk al een onderzoek waaruit blijkt dat de huisartsen dat gewoon niet aankunnen. Wat gaat de minister daar nu aan doen? We kunnen immers niet eindeloos wachten op verbeterplannen en monitors.

Minister Schippers:
Dat ben ik met mevrouw Voortman eens, maar ik heb een autoriteit die erop moet toezien dat er voldoende zorg beschikbaar is voor de patiënten die dat nodig hebben; dat is de NZa. Die heeft een rapport opgeleverd — de Kamer heeft dat ook; ik heb dat in mei aan de Kamer doorgestuurd — waarin staat dat de afgesproken normen niet worden overschreden. De wachttijden zijn dus onder die normen. Dat heeft de NZa gezegd. Ik heb gezegd: NZa, kijk nog eens wat dieper; hebben jullie wel diep genoeg gekeken, zitten daar trucs in en hoe zit het werkelijk? Ik heb een waslijst van opdrachten gegeven om te bekijken of we toch niet beter kunnen weten welke instelling nog ruimte heeft en welke instelling vol zit. Dan kan er onderling ook veel beter regionaal worden samengewerkt en dan kunnen we er ook voor zorgen dat patiënten misschien niet in de ene instelling maar wel in een andere instelling terechtkunnen. Daar wordt nu heel hard aan gewerkt. Dat moet dus ook resultaten gaan opleveren.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Kerstens

Vragen van het lid Kerstens aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij afwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, over het bericht "Veel Polen worden nog steeds uitgebuit in Nederland".

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom.

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Vanochtend pakte de NOS uit met de kop: "Veel Polen worden nog steeds uitgebuit in Nederland". Daar had wat mij betreft als onderkop bij gemogen: "en daarom verliezen veel van hun Nederlandse collega's hun baan". Zij worden immers als te duur aan de kant gezet: de schilder, de timmerman, de scheepsbouwer en de vrachtwagenchauffeur, maar zij niet alleen. Voor dezelfde prijs heb je immers twee collega's uit Polen, drie Bulgaren of, zoals we kort geleden bij een transportbedrijf in Limburg zagen, vier Filipijnen. Jawel, Filipijnen, want die jongens zeggen helemaal ja tegen alles. Zij kunnen niet anders, al is het maar omdat een "nee" een enkele reis Manila oplevert, of Warschau of Sofia. Zo worden mensen die eigenlijk elkaars collega zijn, tot elkaars concurrent gemaakt, tegen elkaar uitgespeeld en tegen elkaar opgestookt. Volgens velen gebeurt dat door het boze Brussel, met zijn vrije verkeer voor werknemers, dat misstanden soms inderdaad legitimeert — daar moeten we echt een eind aan maken — maar het gebeurt vooral ook door foute werkgevers en louche uitzendbureaus, die grof geld verdienen over de rug van hardwerkende mensen en hun collega's die werkloos thuiszitten. Die werkgevers en die uitzendbureaus moeten worden aangepakt, zo hard mogelijk. Dat gebeurt ook. Bijvoorbeeld met de Wet aanpak schijnconstructies, het aantrekken van extra arbeidsmarktinspecteurs, een betere samenwerking met de vakbonden, stevigere straffen en strakkere, andere regelgeving uit Brussel zijn in deze kabinetsperiode meer stappen gezet dan ooit.

Maar er is meer nodig. Zaken zoals deze tasten het draagvlak onder de Europese Unie aan en hebben dat draagvlak aangetast. Zoals ik al zei, zetten ze werknemers die eigenlijk collega's zijn, tegen elkaar op. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij het daarmee eens is. En vooral: wat gaat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die zij vandaag vervangt, hieraan doen om het tij te keren?

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Net als de heer Kerstens ben ik natuurlijk van mening dat dit soort zaken absoluut geen pas geeft. Dit onderzoek heeft gespeeld tussen 2012 en 2015. Sinds 2015 is er natuurlijk alweer veel gebeurd. De minister heeft vorig jaar een verbeterpakket afgesproken, ook met de uitzendbranche. Daar zit een groot aantal maatregelen in. De Wet aanpak schijnconstructies is van kracht geworden; daar zit de ketenaansprakelijkheid in. Het keurmerk van de branche is natuurlijk ook echt een stevig punt van aandacht. Er zijn ook meer inspecteurs die inspecties op de werkplek uitvoeren. Er is dus veel gebeurd, maar er moet natuurlijk ook nog het een en ander gebeuren. We zien dat de werknemersorganisaties niet onmiddellijk het keurmerk ondersteunen. De minister is dus voornemens om de Kamer voor de zomer te informeren over hoe hij, nu dit aan de orde is, in deze situatie verder wil gaan.

De heer Kerstens (PvdA):
Ik zou graag verder willen ingaan op de situatie in de uitzendbranche, want uit het nieuws van vanochtend blijkt dat er vooral daar heel veel mis is. Dat komt doordat flex natuurlijk allang niet meer alleen voor, zoals dat heet, "piek en ziek" is maar gewoon een nog goedkopere manier is om mensen voor je aan het werk te zetten. De staatssecretaris gaf al aan dat er in het verleden van uit is gegaan dat de uitzendbranche het zelf allemaal netjes zou gaan regelen. Er zijn een keurmerk en een certificeringssysteem ontwikkeld, maar in de loop van de tijd is duidelijk geworden dat dit niet helpt. De uitzendbranche is blijkbaar niet in staat om zelf zijn zaakjes op orde te krijgen, al is het maar omdat uitzendclubs hun eigen leden niet in de hand hebben, omdat het overgrote deel van de uitzendbureaus helemaal geen lid van die uitzendclubs is en omdat het een fluitje van een cent is om een uitzendbureau te beginnen. Daardoor zijn er inmiddels 36.000 uitzendbureaus. Ziet de staatssecretaris dat dit echt anders moet? Is het kabinet bereid om de uitzendbranche nu eindelijk aan te pakken en zelf de regie te nemen? Dat is hard nodig, willen we een einde maken aan uitbuiting van buitenlandse collega's, oneerlijke concurrentie ten aanzien van bedrijven die zich wel netjes aan de regels houden en verdringing van Nederlandse werknemers, die dan ineens zogenaamd te duur zijn. En dat willen we.

Staatssecretaris Klijnsma:
Uiteraard is het antwoord op deze vraag: ja. In een eerder stadium is inderdaad gekozen voor zelfregulering, met een privaat keurmerk in combinatie met publiek-private samenwerking en controles door de Inspectie SZW en de Belastingdienst. Dat werpt al vruchten af. Maar — ik zei het net ook al — het is belangrijk dat je dat doorzet. Dat wil de minister ook. Hij wil de Kamer volgaarne voor de zomer melden hoe hij dat denkt aan te pakken.

De heer Kerstens (PvdA):
Heel kort nog even. Ik ben blij met de laatste opmerking van de staatssecretaris. Het liefst had ik hier natuurlijk met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesproken, want hij gaat erover. Met de minister hebben we ook heel vaak debatten gevoerd over het voorkomen van uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing. Ik zie hier zelfs partijen zitten die nooit bij die debatten zijn en die soms ook weleens tegen wetten stemmen die we hier aannemen om dat eerlijke werk voor elkaar te krijgen. Ik vraag via de staatssecretaris of de minister, als hij toch in de pen klimt, de Kamer zo snel mogelijk deelgenoot wil maken van alle andere maatregelen die hij nog van plan is te nemen om aan deze misstanden een eind te maken en om te voorkomen dat mensen die elkaar collega's zijn, elkaar gaan zien als concurrenten en elkaar de schuld geven van zaken die boven hun hoofd, over hun rug worden bedisseld door foute uitzendbureaus en werkgevers.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik denk dat ik zeker namens de minister kan melden dat, als hij de brief aan de Kamer doet toekomen, hij daarin ook het pakket zal schetsen dat hij voornemens is verder in te kleuren.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik kan de heer Kerstens alleen maar bijvallen als hij zegt dat de niet-georganiseerde uitzendbureaus moeten worden aangepakt. Hij gaf daarna ook heel terecht aan dat de werknemersorganisaties vraagtekens zetten bij het huidige keurmerk. Mijn vraag is de volgende. Op korte termijn krijgen we te horen welke maatregelen de minister gaat nemen. Gaat hij dan ook in overleg met de vakbonden over hoe dit op een goede manier kan gebeuren, dus dat wordt uitgegaan van "gelijk werk is gelijk loon" en dat werknemers niet tegen elkaar worden uitgespeeld?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik wil ook graag de vraag van mevrouw Voortman met "ja" beantwoorden. Nu de werknemersorganisaties het keurmerk niet meer volledig ondersteunen, is er een nieuwe situatie ontstaan. Ik weet dat de minister juist daarom met de vakbeweging aan tafel gaat zitten, zodat hij de Kamer voor het zomerreces kan vertellen wat er vanuit de vakbeweging naar voren wordt gebracht.

De heer Ulenbelt (SP):
Als ik morgen naar de Kamer van Koophandel stap en zeg dat ik een uitzendbureau ben begonnen, dan word ik zonder verder veel controle geaccepteerd. Sinds dat dit kan, dus sinds ruim een jaar of tien, hebben we ieder jaar weer zo'n 3.000 tot 6.000 malafide uitzendbureaus. Het kabinet zegt iedere keer weer: we doen er wat aan. Maar het doet steeds niks! Ik vraag de staatssecretaris dus of ze van plan is om weer een systeem van vergunningen in te voeren, zodat je alleen met papieren een uitzendbureau kunt beginnen. Heb je die papieren niet, dan is het: boete, nooit meer beginnen. Heel simpel. Je moet het radicaal aanpakken en niet weer met brieven komen. Ik verwacht dat in de brief de uitzendvergunning wordt aangekondigd.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik snap de vraag van de heer Ulenbelt. Tot 1998 is er een vergunningenstelsel geweest. We moeten constateren dat ook dat niet op alle fronten even vrolijk uitwerkte op het vlak van de malafiditeit, om me zo maar uit te drukken. Ik maak me echter sterk dat de minister in de brief die ik net al noemde, ook zal aangeven of hij de meerwaarde ziet van een vergunningenstelsel en, zo ja, hoe dan. Ik zal dit naar de minister doorgeleiden.

De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we het einde gekomen van het mondelinge vragenuur.

De vergadering wordt van 14.36 uur tot 14.48 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Segers.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor, zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Van Veldhoven (34300-XVII, nr. 41).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Smaling.

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik doe nogmaals het verzoek om over de moties, ingediend in het debat over de waardedaling van woningen in Groningen, onder punt 9 nu niet te stemmen. Dat is hetzelfde verzoek als vorige week. Dit wordt mede-ondersteund door VVD, Partij van de Arbeid, CDA, D66, ChristenUnie, GroenLinks enzovoorts.

De voorzitter:
Wie durft hiertegen te zijn? We halen punt 9 van de lijst af.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Door een fout van mijn kant heb ik net te laat de gewijzigde motie ter vervanging van de motie op stuk nr. 2207 (19637) ingediend over informatie over de uitvoering van het buitenschuldcriterium. Ik wil aan de Kamer vragen of die toch in stemming mag worden gebracht.

De voorzitter:
Ik neem aan dat die motie verspreid is. Heeft iemand daartegen bezwaar? Het gaat om agendapunt 10, om de motie op stuk nr. 2207. Ik zie dat er geen bezwaar tegen is.

Het woord is aan mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil graag bij de stemmingen onder punt 19 de motie op stuk nr. 928 (21501-32) van de leden Dik-Faber en Koşer Kaya aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 928) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik zou de motie op stuk nr. 67 onder punt 22 graag aanhouden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 67 (30079) zal worden aangehouden.

Ik stel voor, gezien de lange stemmingslijst en in verband met de Europese top die om 16.00 uur begint, eerst te stemmen over agendapunt 29, de moties ingediend bij het notaoverleg over de Europese Raad van 28 en 29 juni 2016.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Europese Raad

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Europese Raad van 28 en 29 juni 2016,

te weten:

  • de motie-Roemer over een afgeslankte Europese Unie en een versterkte positie van de lidstaten (23987, nr. 159);
  • de motie-Wilders over een referendum over het Nederlandse EU-lidmaatschap (nexit) (23987, nr. 160);
  • de motie-Segers/Bisschop over het doorvoeren van het pakket hervormingsvoorstellen (23987, nr. 161);
  • de motie-Wassenberg/Thieme over het stilleggen van de onderhandelingen over TTIP (23987, nr. 162);
  • de motie-Krol over bij de Europese Raad pleiten voor herbezinning (23987, nr. 163);
  • de motie-Klein over de DiEM25 en verdere Europese democratisering (23987, nr. 164).

(Zie notaoverleg van 27 juni 2016.)

De voorzitter:
De heer Wilders verzoekt om een hoofdelijke stemming over zijn motie op stuk nr. 160.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS steunt een eventueel raadgevend referendum over het lidmaatschap van de Europese Unie, zoals 50PLUS alle referenda steunt. De bevolking moet zich immers kunnen uitspreken als ze zélf kiest voor een dergelijk referendum. Het bevorderen en het organiseren van een raadgevend referendum is naar onze mening echter geen taak voor de regéring. 50PLUS zal daarom geen steun verlenen aan de motie van de heer Wilders die de regering oproept alles in het werk te stellen om dit referendum zo snel mogelijk te houden.

In stemming komt de motie-Roemer over een afgeslankte Europese Unie en een versterkte positie van de lidstaten (23987, nr. 159).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wilders over een referendum over het Nederlandse EU-lidmaatschap (nexit) (23987, nr. 160).

Vóór stemmen de leden: Tony van Dijck, Fritsma, De Graaf, Graus, Helder, Van Klaveren, Klever, Madlener, De Roon, Wilders, Agema, Beertema, Bontes en Martin Bosma.

Tegen stemmen de leden: Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, Grashoff, Groot, Harbers, Rudmer Heerema, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Klein, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, Leijten, Van der Linde, Lodders, Lucas, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Öztürk, Potters, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, Rutte, Schouten, Schut-Welkzijn, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Wassenberg, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs, Amhaouch, Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Remco Bosma, Bosman en Bouwmeester.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 14 tegen 124 stemmen is verworpen.

Mijnheer Krol, u weet de uitslag al.

De heer Krol (50PLUS):
Maar u begon zonet, na mijn stemverklaring, zo snel met de stemmingen dat ik nog niet op mijn plek zat toen de motie-Roemer in stemming kwam. Daarom wil ik wel even opgemerkt hebben dat ik vóór die motie had willen stemmen.

De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt de motie-Segers/Bisschop over het doorvoeren van het pakket hervormingsvoorstellen (23987, nr. 161).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg/Thieme over het stilleggen van de onderhandelingen over TTIP (23987, nr. 162).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol over bij de Europese Raad pleiten voor herbezinning (23987, nr. 163).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De voorzitter:
Dan gaan we nu stemmen over een motie van de heer Klein, en alleen de heer Klein weet waarover die gaat, heb ik begrepen. Het is de motie op stuk nr. 164 over DiEM25 en verdere Europese democratisering.

De heer Klein (Klein):
Ik heb gisteren in het debat uiteraard uitgelegd dat de Democracy in Europe Movement 2025 veel meer betekent. Het betekent dat Europa uiteen zal vallen als het niet verder democratiseert. Voor alle duidelijkheid: daar staat het dus voor.

De voorzitter:
We hebben het helemaal uitgezocht, maar het heeft heel lang geduurd voordat we dat konden achterhalen. We gaan nu over de motie stemmen.

In stemming komt de motie-Klein over de DiEM25 en verdere Europese democratisering (23987, nr. 164).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Jaarverslag en de Slotwet Defensie 2015

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het Jaarverslag en de Slotwet van het ministerie van Defensie voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-De Roon over jaarlijks 100 miljoen vrijmaken voor de Koninklijke Marechaussee (34475-X, nr. 9);
  • de motie-Knops over opheffen van het Budget Internationale Veiligheid (34475-X, nr. 10);
  • de motie-Knops/Belhaj over onderzoek naar het effect van de bezuinigingen op Defensie (34475-X, nr. 11);
  • de motie-Belhaj/Knops over het plan van aanpak aanbieden voor 1 juli (34475-X, nr. 12);
  • de motie-Belhaj/Knops over rapporteren over de wijze waarop de problemen bij Defensie worden aangepakt (34475-X, nr. 13);
  • de motie-Belhaj over een analyse van de structuur van en de bedrijfscultuur bij Defensie (34475-X, nr. 14).

(Zie wetgevingsoverleg van 16 juni 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer De Roon stel ik voor, zijn motie (34475-X, nr. 9) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Knops over opheffen van het Budget Internationale Veiligheid (34475-X, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Knops/Belhaj over onderzoek naar het effect van de bezuinigingen op Defensie (34475-X, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj/Knops over het plan van aanpak aanbieden voor 1 juli (34475-X, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj/Knops over rapporteren over de wijze waarop de problemen bij Defensie worden aangepakt (34475-X, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj over een analyse van de structuur van en de bedrijfscultuur bij Defensie (34475-X, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Tijdelijke experimentenwet stembiljetten

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming voor experimenten met een nieuw stembiljet in het stemlokaal (34288).

(Zie vergadering van 24 mei 2016.)

De voorzitter:
Het amendement-Martin Bosma (stuk nr. 9) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Voortman c.s. (stuk nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Voortman (stuk nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, D66, 50PLUS en de SGP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.


Stemming motie Tijdelijke experimentenwet stembiljetten

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke experimentenwet stembiljetten,

te weten:

  • de motie-Voortman over onderzoek naar de mogelijkheden van digitaal stemmen (34288, nr. 11).

(Zie vergadering van 24 mei 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (34288, nr. 11) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Termijnen verlening Nederlanderschap

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap,

te weten:

  • de motie-Kuzu over intrekking van het wetsvoorstel (33852, nr. 35).

(Zie vergadering van 8 juni 2016.)

De voorzitter:
Aangezien de motie vraagt om intrekking van het wetsvoorstel, zal nu eerst worden gestemd over de motie op stuk nr. 35 alvorens er wordt gestemd over het wetsvoorstel en de overige moties.

In stemming komt de motie-Kuzu over intrekking van het wetsvoorstel (33852, nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Termijnen verlening Nederlanderschap

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen ().

(Zie vergadering van 8 juni 2016.)

In stemming komt het amendement-Kuzu (stuk nr. 27, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de Groep Kuzu/Öztürk voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 27 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Voortman (stuk nr. 19, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 19 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Staaij/Keijzer (stuk nr. 44, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 44 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Voordewind (stuk nr. 22, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 22 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Voordewind (stuk nr. 46, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de ChristenUnie voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 46 voorkomende nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Marcouch (stuk nr. 45, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 45 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-De Graaf c.s. (stuk nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Kuzu (stuk nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-bijzondere gedelegeerde Bikker c.s. (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Een klein foutje bij de stemming het amendement op stuk nr. 28 van de heer Kuzu: de ChristenUnie is voor dit amendement.

De voorzitter:
Dit wordt in de Handelingen opgenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Sjoerdsma (stuk nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Sjoerdsma c.s. (stuk nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-bijzondere gedelegeerde Bikker c.s. (stuk nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Sjoerdsma c.s. (stuk nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Voortman/Sjoerdsma (stuk nr. 49) tot het invoegen van een artikel II0a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Sjoerdsma/Voortman (stuk nr. 48) tot het invoegen van een artikel II0a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Gesthuizen c.s. (stuk nr. 41) tot het invoegen van een artikel IIB.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Wij staan met ons land voor een enorme uitdaging. Duizenden nieuwkomers moeten volwaardig gaan meedoen in onze maatschappij. Wij zouden alles op alles moeten zetten om hun de taal te leren, diploma's te erkennen en werkbelemmeringen weg te nemen. Dit zijn zaken waarvan het glashelder is dat ze bijdragen aan integratie, participatie en inburgering. In plaats daarvan komt het kabinet met deze wet die de naturalisatietermijn verlengt van vijf naar zeven jaar. De wet is niet onderbouwd, is neergesabeld door de Raad van State en vormt een obstakel voor integratie. Daarom zal D66 vandaag tegen deze wet stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het nader gewijzigde amendement-Sjoerdsma (stuk nr. 50) en het gewijzigde amendement-Sjoerdsma/Voortman (stuk nr. 48) tot het invoegen artikel II0a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen overige moties Termijnen verlening Nederlanderschap

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap,

te weten:

  • de motie-Voortman/Sjoerdsma over voorlichting over de verliesbepaling in de Rijkswet op het Nederlanderschap (33852, nr. 34);
  • de motie-Marcouch over verbeteren van de succesvolle participatie van vreemdelingen (33852, nr. 37).

(Zie vergadering van 8 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Voortman/Sjoerdsma over voorlichting over de verliesbepaling in de Rijkswet op het Nederlanderschap (33852, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Marcouch over verbeteren van de succesvolle participatie van vreemdelingen (33852, nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid,

te weten:

  • de motie-Fritsma/De Graaf over afwijzing van de verblijfsaanvraag bij misdrijf (19637, nr. 2196);
  • de motie-Sjoerdsma c.s. over het criterium rijkstoezicht veranderen in overheidstoezicht (19637, nr. 2197);
  • de motie-Sjoerdsma over onderzoek naar beschietingen van Syriërs aan de Turkse grens (19637, nr. 2198);
  • de motie-Gesthuizen over een vertrekmoratorium voor Burundi (19637, nr. 2199);
  • de motie-Gesthuizen over het meewerkcriterium vervangen door een tegenwerkcriterium (19637, nr. 2200);
  • de motie-Gesthuizen over het asielprocedurecriterium vervangen door het vereiste dat een procedure gestart moet zijn (19637, nr. 2201);
  • de motie-Voordewind over een onderzoek naar mobiele IND-ambtenaren (19637, nr. 2202);
  • de motie-Voordewind over specificeren en versoepelen van het meewerkcriterium (19637, nr. 2203);
  • de motie-Voordewind over de begeleiding van gezinnen met kinderen bij uitzetting (19637, nr. 2204);
  • de motie-Voortman/Gesthuizen over herziening van de Regeling langdurig verblijvende kinderen (19637, nr. 2206);
  • de motie-Kuiken over informatie over de uitvoering van het buitenschuldcriterium (19637, nr. 2207).

(Zie vergadering van 21 juni 2016.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Gesthuizen (19637, nr. 2199) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De motie-Sjoerdsma c.s. (19637, nr. 2197) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Sjoerdsma, Gesthuizen, Voordewind en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2209, was nr. 2197 (19637).

De motie-Sjoerdsma (19637, nr. 2198) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Sjoerdsma en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2210, was nr. 2198 (19637).

De motie-Gesthuizen (19637, nr. 2200) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Gesthuizen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2011, was nr. 2200 (19637).

De motie-Gesthuizen (19637, nr. 2201) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Gesthuizen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2212, was nr. 2201 (19637).

De motie-Voordewind (19637, nr. 2203) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Voordewind en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2213, was nr. 2203 (19637).

De motie-Voortman/Gesthuizen (19637, nr. 2206) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Voortman, Gesthuizen, Sjoerdsma, Voordewind, Kuzu en Thieme, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 92% van de aanvragen in het kader van de definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen is afgewezen;

overwegende dat hierdoor nog steeds een grote groep in Nederland gewortelde kinderen overblijft waar geen oplossing voor is gevonden, met alle gevolgen van dien;

verzoekt de regering, de Regeling langdurig verblijvende kinderen zodanig te herzien dat alle in Nederland gewortelde kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven, ooit een verzoek tot bescherming gedaan hebben bij de overheid en niet met onbekende bestemming zijn vertrokken, hieronder komen te vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 2214, was nr. 2206 (19637).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wij elk kind recht willen doen met een kinderpardon;

overwegende dat er twijfel bestaat over de wijze waarop het meewerkcriterium wordt toegepast;

overwegende dat het buitenschuldcriterium bepaalt dat gezinnen waarvan het herkomstland niet meewerkt aan terugkeer en zodoende het proces frustreert, om die reden zouden moeten blijven wanneer zij al het redelijke hebben gedaan voor terugkeer;

constaterende dat het vooralsnog onduidelijk is hoeveel gezinnen en kinderen die zijn afgewezen in het kader van de Regeling langdurig verblijvende kinderen, een beroep hebben gedaan op het buitenschuldcriterium;

overwegende dat bovenstaande informatie over afwijzingsgronden en het buitenschuldcriterium wenselijk zou zijn om een volledig beeld te krijgen van de uitvoeringspraktijk;

verzoekt de regering, informatie te verstrekken over de uitvoering, het totaalbeeld van de afwijzingsgronden en toekenning van het buitenschuldcriterium in relatie tot de Regeling langdurig verblijvende kinderen, teneinde de toepassing van het meewerkcriterium, indien blijkt dat door de uitwerking hiervan kinderen ten onrechte verblijf wordt onthouden, te versoepelen;

verzoekt de regering voorts, in de tussentijd bovenstaande en rechtvaardige toepassing in ogenschouw te nemen bij het behandelen van ieder dossier;

verzoekt de regering tevens, deze informatie zo spoedig mogelijk maar in ieder geval voor het eind van het reces naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De motie-Kuiken (19637, nr. 2207) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2215, was nr. 2207 (19637).

Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde moties kunnen stemmen.

Mevrouw Voortman verzoekt om een hoofdelijke stemming over haar motie op stuk nr. 2206.

De fractie van de PVV wordt aantekening verleend tegen de overgenomen motie op stuk nr. 2202 te zijn.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag stemmen we wederom over een aantal moties over het kinderpardon. Deze regeling kent zeer strenge criteria. Hierdoor is het vrijwel onmogelijk om eraan te voldoen. Dat blijkt ook heel duidelijk uit de cijfers. 92% van de aanvragen is tot nu toe afgewezen. Deze kinderen wordt bijvoorbeeld verweten dat ze buiten beeld van de overheid zijn geweest, terwijl ze wel naar school gingen en bekend waren bij de gemeente. Hun wordt ook verweten dat ze onvoldoende hebben meegewerkt aan het vertrek uit Nederland, terwijl de ambassade van het land van herkomst juist niet heeft meegewerkt.

De Partij van de Arbeid heeft publiekelijk gezegd dat deze criteria versoepeld dienen te worden. In de motie waarover vandaag wordt gestemd, wordt echter alleen gevraagd om meer informatie. Aan informatie is juist geen gebrek. Het afwijzingspercentage van 92 spreekt ook boekdelen. In de tussentijd worden de kinderen over wie het gaat gewoon uitgezet. Voor ons is het onverteerbaar. We staan gezamenlijk voor een beter kinderpardon en tot onze spijt draagt deze motie van de Partij van de Arbeid daar vooralsnog niet aan bij. Daarom zullen ChristenUnie, GroenLinks, D66 en de SP tegen de gewijzigde motie-Kuiken op stuk nr. 2207 stemmen.

In stemming komt de motie-Fritsma/De Graaf over afwijzing van de verblijfsaanvraag bij misdrijf (19637, nr. 2196).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sjoerdsma c.s. over het criterium rijkstoezicht veranderen in overheidstoezicht (19637, nr. 2209, was nr. 2197).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sjoerdsma/Voortman over onderzoek naar beschietingen van Syriërs aan de Turkse grens (19637, nr. 2210, was nr. 2198).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Gesthuizen/Voortman over het meewerkcriterium vervangen door een tegenwerkcriterium (19637, nr. 2011, was nr. 2200).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Gesthuizen/Voortman over het asielprocedurecriterium vervangen door het vereiste dat een procedure gestart moet zijn (19637, nr. 2212, was nr. 2201).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voordewind/Voortman over specificeren en versoepelen van het meewerkcriterium (19637, nr. 2213, was nr. 2203).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voordewind over de begeleiding van gezinnen met kinderen bij uitzetting (19637, nr. 2204).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voortman c.s. over herziening van de Regeling langdurig verblijvende kinderen (19637, nr. 2214, was nr. 2206).

Vóór stemmen de leden: Van Tongeren, Ulenbelt, Verhoeven, Voordewind, Voortman, Wassenberg, Van Weyenberg, Bashir, Bergkamp, Van Bommel, Bruins, Jasper van Dijk, Pia Dijkstra, Dik-Faber, Van Gerven, Gesthuizen, Grashoff, Karabulut, Klaver, Klein, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Kuzu, Leijten, Van Meenen, Merkies, Van Nispen, Öztürk, Van Raak, Roemer, Schouten, Siderius, Sjoerdsma, Smaling en Swinkels.

Tegen stemmen de leden: Tellegen, Van Toorenburg, Van Veen, Veldman, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs, Agema, Amhaouch, Arib, Van Ark, Azmani, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bisschop, De Boer, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Bouwmeester, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Remco Dijkstra, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Harbers, Rudmer Heerema, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Keijzer, Kerstens, Van Klaveren, Klever, Knops, Krol, Kuiken, Van Laar, De Lange, Leenders, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Potters, Recourt, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Schut-Welkzijn, Servaes, Van der Staaij, Straus, Tanamal, Taverne en Teeven.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 36 tegen 102 stemmen is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuiken over informatie over de uitvoering van het buitenschuldcriterium (19637, nr. 2215, was nr. 2207).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring achteraf.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Dankzij het kinderpardon kregen inmiddels 1.600 kinderen en hun familieleden een verblijfsvergunning. Daar ben ik trots op, maar we zijn natuurlijk nog niet klaar. Elke dag strijden we weer voor een eerlijke en rechtvaardige uitvoering van het kinderpardon en het meewerkcriterium. Ik had daar vandaag graag een stap in willen zetten, maar om onbegrijpelijke redenen heeft de oppositie daartegen gestemd. Dat is ook de reden dat we die stap vandaag dus niet kunnen zetten. Om die stap te kunnen zetten, hadden we alles boven tafel moeten halen om helder te krijgen waar het nu misgaat. Dat blijf ik doen. Maar om meteen door te stomen door het hele meewerkcriterium af te schaffen, waarmee je eigenlijk identiteitsfraude en paspoortfraude beloont, is niet eerlijk. Daarmee maak je kinderen ook een speelbal in de asielprocedure. Die weg zou je niet moeten bewandelen.

(Afkeurende geluiden)

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Onze strijd is nog niet klaar. We blijven gezamenlijk strijden voor een rechtvaardige en eerlijke uitvoering van het kinderpardon. Wordt vervolgd!


Stemmingen moties Pensioenonderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Pensioenonderwerpen,

te weten:

  • de motie-Ulenbelt over voor- en nadelen van een nationale pensioenregeling (32043, nr. 330);
  • de motie-Ulenbelt over fors verminderen van de rentegevoeligheid (32043, nr. 331);
  • de motie-Krol over geen Europese bemoeienis met Nederlandse pensioenen (32043, nr. 332);
  • de motie-Krol over pensioenkortingen toetsen aan het Europees verdragsrecht (32043, nr. 333);
  • de gewijzigde motie-Van Weyenberg over evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten (32043, nr. 336, was nr. 334);
  • de motie-De Graaf over geen enkele EU-richtlijn op pensioengebied implementeren (32043, nr. 335).

(Zie vergadering van 21 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Ulenbelt over voor- en nadelen van een nationale pensioenregeling (32043, nr. 330).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ulenbelt over fors verminderen van de rentegevoeligheid (32043, nr. 331).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, Van Vliet, 50PLUS, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol over geen Europese bemoeienis met Nederlandse pensioenen (32043, nr. 332).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol over pensioenkortingen toetsen aan het Europees verdragsrecht (32043, nr. 333).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Weyenberg over evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten (32043, nr. 336, was nr. 334).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Graaf over geen enkele EU-richtlijn op pensioengebied implementeren (32043, nr. 335).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, Klein, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Belastingdienst

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Belastingdienst,

te weten:

  • de motie-Van Vliet over het aantal fysieke boekencontroles uitbouwen naar 42.000 (31066, nr. 283);
  • de motie-Bashir over meer capaciteit voor de afhandeling van bezwaarschriften over toeslagen (31066, nr. 285);
  • de motie-Bashir over meer capaciteit vrijmaken voor meer boekenonderzoeken (31066, nr. 287).

(Zie vergadering van 21 juni 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Vliet (31066, nr. 283) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Vliet en Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 290, was nr. 283 (31066).

De motie-Bashir (31066, nr. 287) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Bashir en Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 291, was nr. 287 (31066).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Vliet/Bashir over het aantal fysieke boekencontroles uitbouwen naar 42.000 (31066, nr. 290, was nr. 283).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bashir over meer capaciteit voor de afhandeling van bezwaarschriften over toeslagen (31066, nr. 285).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bashir/Van Vliet over meer capaciteit vrijmaken voor meer boekenonderzoeken (31066, nr. 291, was nr. 287).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Aanpak belastingontwijking

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het rapport van de OESO over de aanpak van belastingontwijking,

te weten:

  • de motie-Groot/Van Weyenberg over openheid van multinationals over hun belastingpositie in alle landen van de wereld (25087, nr. 117);
  • de motie-Grashoff/Merkies over een verplichting om een reëel percentage van de omzet uit te geven aan arbeidskosten (25087, nr. 118);
  • de motie-Grashoff/Merkies over aanpassing van de deelnemingsvrijstelling (25087, nr. 119);
  • de motie-Merkies c.s. over volledige country-by-country reporting (21501-07, nr. 1364);
  • de motie-Merkies/Grashoff over de noodzaak van verdere stappen voor een eerlijker belastingheffing voor multinationals (25087, nr. 120);
  • de motie-Merkies over de juridische behandeling van klokkenluiders (25087, nr. 121);
  • de motie-Schouten/Groot over heroverwegen van de belastingverdragen met non-coöperatieve landen (25087, nr. 122);
  • de motie-Schouten/Grashoff over het bestrijden van belastingontwijking opnemen in convenanten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (25087, nr. 123);
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over het openbaar maken van onderzoeken, waarschuwingen en sancties in de trustsector (25087, nr. 124);
  • de motie-Van Weyenberg over een Europees minimumtarief voor de vennootschapsbelasting (25087, nr. 125);
  • de motie-Aukje de Vries/Groot over het juridisch aanpakken van partijen die helpen bij illegale activiteiten (25087, nr. 126);
  • de motie-Van Klaveren over geen verdere convergentie van belastingstelsels binnen de EU (25087, nr. 127).

(Zie vergadering van 21 juni 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Grashoff stel ik voor, zijn motie (25087, nr. 118) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Merkies c.s. (21501-07, nr. 1364) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Merkies, Grashoff en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1385, was nr. 1364 (21501-07).

De motie-Schouten/Grashoff (25087, nr. 123) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet werkt aan het afsluiten van convenanten op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen met het Nederlands bedrijfsleven en zijn stakeholders;

overwegende dat belastingontwijking een belangrijk risico is voor maatschappelijk verantwoord ondernemen met potentieel grote nadelige gevolgen voor ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering, zich als convenantspartner in te zetten voor het opnemen van afspraken over het bestrijden en/of tegengaan van belastingontwijking in deze convenanten en de Kamer hierover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129, was nr. 123 (25087).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Groot/Van Weyenberg over openheid van multinationals over hun belastingpositie in alle landen van de wereld (25087, nr. 117).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grashoff/Merkies over aanpassing van de deelnemingsvrijstelling (25087, nr. 119).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Merkies c.s. over volledige country-by-country reporting (21501-07, nr. 1385, was nr. 1364).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Merkies/Grashoff over de noodzaak van verdere stappen voor een eerlijker belastingheffing voor multinationals (25087, nr. 120).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. Nu mijn motie (21501-07, nr. 1385, was nr. 1364) over volledige country-by-country reporting is aangenomen, krijg ik graag een brief van de staatssecretaris over de wijze waarop zij wordt uitgevoerd.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Mijn fractie miste even of u haar noemde bij de motie waarover de heer Merkies het had. Zo niet, dan worden wij graag geacht te hebben voorgestemd.

De voorzitter:
Dat wordt in de Handelingen opgenomen.

In stemming komt de motie-Merkies over de juridische behandeling van klokkenluiders (25087, nr. 121).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten/Groot over heroverwegen van de belastingverdragen met non-coöperatieve landen (25087, nr. 122).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Schouten/Grashoff over het bestrijden van belastingontwijking opnemen in convenanten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (25087, nr. 129, was nr. 123).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. over het openbaar maken van onderzoeken, waarschuwingen en sancties in de trustsector (25087, nr. 124).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg over een Europees minimumtarief voor de vennootschapsbelasting (25087, nr. 125).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66 en Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Aukje de Vries/Groot over het juridisch aanpakken van partijen die helpen bij illegale activiteiten (25087, nr. 126).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren over geen verdere convergentie van belastingstelsels binnen de EU (25087, nr. 127).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Smaling c.s. over het te volgen traject bij de jaarrekening Ontwikkelingssamenwerking (34475-XVII, nr. 8).

(Zie wetgevingsoverleg van 21 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Smaling c.s. over het te volgen traject bij de jaarrekening Ontwikkelingssamenwerking (34475-XVII, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Veteranennota 2016

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de veteranennota 2016,

te weten:

  • de motie-Teeven c.s. over vrij reizen voor veteranen en andere militairen op Veteranendag (30139, nr. 161);
  • de motie-Eijsink/Teeven over de bekostiging van aanvullende schadeclaims van veteranen (30139, nr. 162).

(Zie notaoverleg van 20 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Teeven c.s. over vrij reizen voor veteranen en andere militairen op Veteranendag (30139, nr. 161).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Eijsink/Teeven over de bekostiging van aanvullende schadeclaims van veteranen (30139, nr. 162).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Implementatiewet wettelijke controles jaarrekeningen

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen (34469).

(Zie wetgevingsoverleg van 20 juni 2016.)

De heer Wassenberg (PvdD):
De Partij voor de Dieren wordt bij het vorige agendapunt geacht gestemd te hebben voor de motie op stuk nr. 162 (30139).

De voorzitter:
Uw verklaring zal in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt het amendement-Aukje de Vries (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat de stemmen staken.

Nog een keer.

In stemming komt het amendement-Aukje de Vries (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat de stemmen staken.

We gaan hoofdelijk stemmen omdat de stemmen staken. Een amendement kan niet worden aangehouden.

In stemming komt het amendement-Aukje de Vries (stuk nr. 9).

Vóór stemmen de leden: Koşer Kaya, Krol, Kuzu, De Lange, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Van Meenen, Van Miltenburg, Moors, Neppérus, Nijkerken-de Haan, Van Oosten, Öztürk, Potters, De Roon, Rutte, Schut-Welkzijn, Sjoerdsma, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Taverne, Tellegen, Van Veen, Veldman, Verhoeven, Visser, Van Vliet, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Van 't Wout, Ziengs, Agema, Van Ark, Azmani, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Van der Burg, De Caluwé, Tony van Dijck, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Duisenberg, Elias, Fritsma, De Graaf, Graus, Harbers, Rudmer Heerema, Helder, Houwers, Van Klaveren, Klein, Klever en Koolmees.

Tegen stemmen de leden: Kuiken, Van Laar, Leenders, Leijten, Maij, Marcouch, Merkies, Mohandis, Monasch, Agnes Mulder, Nijboer, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, Schouten, Servaes, Siderius, Smaling, Tanamal, Teeven, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Vermeij, Vermue, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Wassenberg, Wolbert, Ypma, Yücel, Amhaouch, Arib, Bashir, Van Bommel, Bouwmeester, Bruins, Bruins Slot, Cegerek, Van Dekken, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dik-Faber, Dikkers, Eijsink, Fokke, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, Grashoff, Groot, Van Helvert, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Knops en Kooiman.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met 68 tegen 70 stemmen is verworpen.

De heer Teeven (VVD):
Ik heb een foutje gemaakt bij de stemming. Ik had anders moeten stemmen. Ik heb per ongeluk tegengestemd, maar het had voor moeten zijn.

De voorzitter:
Tja. Het komt wel in de Handelingen te staan.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Implementatiewet wettelijke controles jaarrekeningen

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen,

te weten:

  • de motie-Nijboer c.s. over meer hoogleraren zonder nevenfuncties in de sector (34469, nr. 7).

(Zie wetgevingsoverleg van 20 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Nijboer c.s. over meer hoogleraren zonder nevenfuncties in de sector (34469, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Permanente kiezersregistratie niet-ingezetenen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor registratie als kiezer voor Nederlanders die in het buitenland wonen (permanente kiezersregistratie niet-ingezetenen) (34384).

(Zie vergadering van 22 juni 2016.)

In stemming komt het amendement-Martin Bosma (stuk nr. 8, III) tot het invoegen van een onderdeel CA.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 8 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Landbouw- en Visserijraad d.d. 27 en 28 juni 2016,

te weten:

  • de motie-Wassenberg over uitfaseren van de kooihuisvesting van konijnen (21501-32, nr. 931).

(Zie vergadering van 22 juni 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor, zijn motie (21501-32, nr. 931) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Hiermee zijn alle moties waarover we bij dit punt zouden stemmen, overgenomen of aangehouden.


Stemmingen moties Commissie Fyra

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fyra,

te weten:

  • de motie-Van Veldhoven over reistijdwinst op het traject Den Haag-Brussel (33678, nr. 18);
  • de motie-Van Veldhoven over de ACM advies laten uitbrengen over scenario's voor marktwerking op het spoor (33678, nr. 19);
  • de motie-Van Veldhoven/Van Helvert over voorbereidingen om de concessie voor de hsl vanaf 2025 openbaar aan te besteden (33678, nr. 20);
  • de motie-Smaling over de vervolgacties die uit het rapport voortvloeien (33678, nr. 21);
  • de motie-De Boer/Hoogland over een onafhankelijk onderzoeksbureau de scenario's laten onderzoeken (33678, nr. 22);
  • de motie-De Boer over de opzet van de marktverkenning (33678, nr. 23);
  • de motie-Van Tongeren over verbeteren van het prijs- en serviceniveau van internationale treinverbindingen (33678, nr. 24);
  • de motie-Van Helvert over vasthouden aan de oorspronkelijke ambities (33678, nr. 26);
  • de motie-Van Helvert over pas na het scenario-onderzoek voorstellen doen over de positie van ProRail (33678, nr. 27);
  • de motie-Van Helvert over het meerjarenplan van de ILT aanvullen met de aanbevelingen van de enquête (33678, nr. 28);
  • de motie-Bruins over voorwaarden voor vervallen van de hsl-toeslag (33678, nr. 29);
  • de motie-Bruins over een beter treinaanbod naar Brussel en Antwerpen (33678, nr. 30).

(Zie vergadering van 22 juni 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Helvert stel ik voor, zijn motie (33678, nr. 26) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (33678, nr. 20) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Helvert (33678, nr. 27) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Helvert en Van Veldhoven, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gehoord de spoorsector met zijn afwijzing van het plan om ProRail als agentschap op het ministerie van I en M te positioneren;

constaterende dat het kabinet voornemens is vier scenario's te onderzoeken naar de toekomst van de spoorsector en dat vooruitlopen daarop niet gewenst is;

overwegende dat bij de scenario's ook de effecten worden onderzocht van de positionering van de NS en ProRail onder één paraplu;

constaterende dat de regering voldoende instrumenten heeft om ProRail aan te sturen;

verzoekt de regering om bij het scenario-onderzoek voorstellen te doen over de positie van ProRail,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31, was nr. 27 (33678).

De motie-Van Helvert (33678, nr. 28) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Helvert en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32, was nr. 28 (33678).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven over reistijdwinst op het traject Den Haag-Brussel (33678, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven over de ACM advies laten uitbrengen over scenario's voor marktwerking op het spoor (33678, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling over de vervolgacties die uit het rapport voortvloeien (33678, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Boer/Hoogland over een onafhankelijk onderzoeksbureau de scenario's laten onderzoeken (33678, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Boer over de opzet van de marktverkenning (33678, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over verbeteren van het prijs- en serviceniveau van internationale treinverbindingen (33678, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Helvert/Van Veldhoven over pas na het scenario-onderzoek voorstellen doen over de positie van ProRail (33678, nr. 31, was nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Helvert/Van Veldhoven over het meerjarenplan van de ILT aanvullen met de aanbevelingen van de enquête (33678, nr. 32, was nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins over voorwaarden voor vervallen van de hsl-toeslag (33678, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins over een beter treinaanbod naar Brussel en Antwerpen (33678, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het Jaarverslag en het Onderwijsverslag van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Ypma/Straus over het verbeteren van de differentiatievaardigheden (34475-VIII, nr. 10);
  • de motie-Ypma c.s. over het wettelijk verankeren van het doorstroomrecht (34475-VIII, nr. 11);
  • de gewijzigde motie-Ypma/Van Meenen over verbieden van enkelvoudige adviezen in de plaatsingswijzers (34475-VIII, nr. 21, was nr. 12);
  • de motie-Ypma over naar boven bijstellen van het onderwijsadvies naar aanleiding van de eindtoets (34475-VIII, nr. 13);
  • de motie-Straus over wettelijke controles van jaarrekeningen van onderwijsinstellingen (34475-VIII, nr. 15);
  • de motie-Rog over terugdringen van de kansenongelijkheid van kinderen met laagopgeleide ouders (34475-VIII, nr. 17);
  • de motie-Rog over stimuleren van onderlinge feedback van schoolleiders (34475-VIII, nr. 18);
  • de motie-Grashoff over kosteloos aanbieden van begeleiding door scholen (34475-VIII, nr. 19).

(Zie wetgevingsoverleg van 22 juni 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Straus stel ik voor, haar motie (34475-VIII, nr. 15) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Ypma stel ik voor, haar motie (34475-VIII, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Ypma/Straus over het verbeteren van de differentiatievaardigheden (34475-VIII, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ypma c.s. over het wettelijk verankeren van het doorstroomrecht (34475-VIII, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ypma/Van Meenen over verbieden van enkelvoudige adviezen in de plaatsingswijzers (34475-VIII, nr. 21, was nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rog over terugdringen van de kansenongelijkheid van kinderen met laagopgeleide ouders (34475-VIII, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, D66, 50PLUS, Klein, Houwers, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog over stimuleren van onderlinge feedback van schoolleiders (34475-VIII, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grashoff over kosteloos aanbieden van begeleiding door scholen (34475-VIII, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Advies Onderwijsraad "Herkenbaar vmbo"

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Advies van de Onderwijsraad "Herkenbaar vmbo met sterk vakmanschap",

te weten:

  • de motie-Siderius over de mogelijkheid van een zesjarige opleiding in een vmbo-setting (30079, nr. 65);
  • de motie-Van Meenen over de bevoegdheid van leraren met een pabo-diploma om les te geven in de vmbo-onderbouw (30079, nr. 67).

(Zie vergadering van 23 juni 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Meenen (30079, nr. 67) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voorheen leraren met een pabo-diploma ook bevoegd waren les te geven aan de vmbo-onderbouw, maar dat dit niet meer het geval is;

overwegende dat deze leraren hier goed toe in staat zijn, en het bovendien doorstroming en carrièremogelijkheden voor leraren met een pabo-diploma bevordert;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat ervaren leraren met een pabo-diploma weer bevoegd worden les te geven in de vmbo-onderbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68, was nr. 67 (30079).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor, zijn gewijzigde motie (30079, nr. 68, was nr. 67) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De fractie van de PVV wordt aantekening verleend tegen de overgenomen motie op stuk nr. 65 te zijn.


Stemming motie Verdeling middelen onderwijsachterstandenbeleid

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Verdeling middelen onderwijsachterstandenbeleid,

te weten:

  • de motie-Yücel c.s. over voor- en vroegschoolse educatie in kleinere gemeentes (27020, nr. 67).

(Zie vergadering van 23 juni 2016.)

De voorzitter:
De fractie van de PVV wordt aantekening verleend tegen de overgenomen motie op stuk nr. 67 te zijn.


Stemmingen moties Examens

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Examens,

te weten:

  • de motie-Van Meenen over het publiceren van digitale examens (31289, nr. 323);
  • de motie-Van Meenen over de aanpassingen aan het antwoordmodel (31289, nr. 325);
  • de motie-Van Meenen/Rog over per direct afschaffen van de rekentoets (31289, nr. 326);
  • de motie-Rog c.s. over de rekentoets geen deel laten uitmaken van de kernvakkenregeling (31289, nr. 327);
  • de motie-Vermue over het openbaar maken van digitale examens in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg (31289, nr. 330);
  • de motie-Beertema over het omdraaien van de correctievolgorde (31289, nr. 331).

(Zie vergadering van 23 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Van Meenen over het publiceren van digitale examens (31289, nr. 323).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen over de aanpassingen aan het antwoordmodel (31289, nr. 325).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen/Rog over per direct afschaffen van de rekentoets (31289, nr. 326).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Dat was even spannend.

In stemming komt de motie-Rog c.s. over de rekentoets geen deel laten uitmaken van de kernvakkenregeling (31289, nr. 327).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Vermue over het openbaar maken van digitale examens in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg (31289, nr. 330).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beertema over het omdraaien van de correctievolgorde (31289, nr. 331).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, de VVD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Wetenschapsbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Wetenschapsbeleid,

te weten:

  • de motie-Jasper van Dijk over onderzoek naar alternatieve modellen voor de verdeling van onderzoeksgelden (33009, nr. 19);
  • de motie-Jasper van Dijk/Mei Li Vos over de matchingsverplichting voor onderzoekers (33009, nr. 20);
  • de motie-Jasper van Dijk over meer transparantie rond nevenfuncties van hoogleraren (33009, nr. 21);
  • de motie-Van Meenen over het NWO-budget voor topsectoren beschikbaar stellen voor de wetenschapsagenda (33009, nr. 22);
  • de motie-Bruins over het stimuleren van innovatieve vormen van onderzoeksbeoordeling (33009, nr. 24);
  • de motie-Bruins/Duisenberg over het monitoren van de omvang van de alfa-, bèta-, gamma- en technische wetenschappen (33009, nr. 25);
  • de motie-Mei Li Vos over een verkenning van prioriteiten in wetenschap en innovatie (33009, nr. 26);
  • de motie-Bisschop/Bruins over de vrij besteedbare publieke financiering als afzonderlijke categorie presenteren (33009, nr. 27).

(Zie vergadering van 23 juni 2016.)

De voorzitter:
De motie-Mei Li Vos (33009, nr. 26) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wetenschap en innovatie in Nederland in vergelijking met omliggende landen boven het Europese gemiddelde staan, maar er een kans is dat we op achterstand geraken, indien andere landen verhoudingsgewijs meer investeren in onderzoek;

constaterende dat er als totaal van publieke en private investeringen nog een groot gat is ten opzichte van de Lissabonambitie van 2,5% van het bbp;

overwegende dat de OESO en de Europese Unie de Nederlandse overheid en haar bedrijfsleven aansporen om meer te investeren in wetenschap en innovatie;

verzoekt de regering, een verkenning te maken ten behoeve van een volgend kabinet, waarin wordt weergegeven welke prioriteiten in wetenschap en innovatie zij ziet voor investeringen voor de komende jaren, zowel voor het bevorderen van excellent onderzoek als het vergroten van maatschappelijke impact;

verzoekt de regering voorts, de Kamer daarbij te informeren over de kansen die zij ziet voor het stimuleren van onderzoek en innovatie bij andere ministeries en private investeringen;

verzoekt de regering tevens, bij die verkenning aandacht te schenken aan de balans tussen individugerichte competitie en de voorwaarden voor langetermijnsamenwerking in de wetenschap zoals in de uitvoering van de Nationale Wetenschapsagenda,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28, was nr. 26 (33009).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De fractie van de PVV wordt aantekening verleend tegen de overgenomen moties op stuk nr. 24 te zijn.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk over onderzoek naar alternatieve modellen voor de verdeling van onderzoeksgelden (33009, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk/Mei Li Vos over de matchingsverplichting voor onderzoekers (33009, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk over meer transparantie rond nevenfuncties van hoogleraren (33009, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meenen over het NWO-budget voor topsectoren beschikbaar stellen voor de wetenschapsagenda (33009, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins/Duisenberg over het monitoren van de omvang van de alfa-, bèta-, gamma- en technische wetenschappen (33009, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Mei Li Vos over een verkenning van prioriteiten in wetenschap en innovatie (33009, nr. 28, was nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop/Bruins over de vrij besteedbare publieke financiering als afzonderlijke categorie presenteren (33009, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Rapport Private activiteiten bekostigde onderwijsinstellingen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO over de reactie op het rapport Private activiteiten van bekostigde onderwijsinstellingen van de Inspectie van het Onderwijs,

te weten:

  • de motie-Lucas over het vervangen van het begrip "bekostigde onderwijsinstellingen" door "bekostigde onderwijsactiviteiten" in de Wet markt en overheid (28753, nr. 40);
  • de motie-Lucas over het bij de ACM beleggen van het toezicht op activiteiten door bekostigde onderwijsinstellingen (28753, nr. 41).

(Zie vergadering van 23 juni 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Lucas stel ik voor, haar moties (28753, nrs. 40 en 41) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Cultuur

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Cultuur,

te weten:

  • de motie-Van Toorenburg/Monasch over een oplossing voor het Europees Keramisch Werkcentrum (32820, nr. 190);
  • de motie-Van Toorenburg/Dik-Faber over het Bonnefantenmuseum opnemen in de BIS (32820, nr. 191);
  • de motie-Van Toorenburg/Pechtold over een onderzoek naar een niet-verzekermodel (32820, nr. 192);
  • de motie-Van Toorenburg/Dik-Faber over samenwerking tussen het Orkest van het Oosten en Het Gelders Orkest (32820, nr. 193);
  • de motie-Monasch/Jasper van Dijk over samenwerking van zelfstandige kunstenaars bij onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden (32820, nr. 194);
  • de motie-Monasch/Pechtold over het zelfstandig voortbestaan van postacademische instellingen (32820, nr. 195);
  • de motie-Monasch/Pechtold over steun van alle betrokkenen bij plannen voor fusies (32820, nr. 196);
  • de motie-Monasch over geografische spreiding van de activiteiten van Cinekid (32820, nr. 197);
  • de motie-Monasch/Hoogland over een nieuw, ambitieus cultureel instituut op Rotterdam-Zuid (32820, nr. 198);
  • de motie-Dik-Faber/Van Toorenburg over de subsidie voor Huis Doorn (32820, nr. 199);
  • de motie-Dik-Faber/Van Toorenburg over een betere verdeling van de culturele budgetten over de Randstad en regio's (32820, nr. 200);
  • de motie-Dik-Faber over geen fusie tussen de Rijksakademie en De Ateliers (32820, nr. 201);
  • de motie-Pechtold/Monasch over de ondersteuning van productiehuizen (32820, nr. 202);
  • de motie-Pechtold/Monasch over de financiële positie van het Letterkundig Museum (32820, nr. 203);
  • de motie-Van Veen over het Rijksmuseum (32820, nr. 204);
  • de motie-Van Veen/Monasch over voorwaarden voor de toekenning van subsidies in de BIS (32820, nr. 205);
  • de motie-Jasper van Dijk/Pechtold over het structureel 10 miljoen euro extra investeren in cultuur in de periode 2017-2020 (32820, nr. 206);
  • de motie-Jasper van Dijk over herziening van het subsidiestelsel in de periode na 2017-2020 (32820, nr. 207).

(Zie vergadering van 23 juni 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Monasch stel ik voor, zijn motie (32820, nr. 197) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De fractie van de PVV wordt aantekening verleend tegen de overgenomen moties op de stukken nrs. 193 en 196 te zijn.

In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Monasch over een oplossing voor het Europees Keramisch Werkcentrum (32820, nr. 190).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Dik-Faber over het Bonnefantenmuseum opnemen in de BIS (32820, nr. 191).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Pechtold over een onderzoek naar een niet-verzekermodel (32820, nr. 192).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Klein (Klein):
Ik was voor de motie op stuk nr. 191.

De voorzitter:
Daarvan wordt aantekening gemaakt in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Monasch/Jasper van Dijk over samenwerking van zelfstandige kunstenaars bij onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden (32820, nr. 194).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Monasch/Pechtold over het zelfstandig voortbestaan van postacademische instellingen (32820, nr. 195).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Monasch/Hoogland over een nieuw, ambitieus cultureel instituut op Rotterdam-Zuid (32820, nr. 198).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Van Toorenburg over de subsidie voor Huis Doorn (32820, nr. 199).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Van Toorenburg over een betere verdeling van de culturele budgetten over de Randstad en regio's (32820, nr. 200).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber over geen fusie tussen de Rijksakademie en De Ateliers (32820, nr. 201).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pechtold/Monasch over de ondersteuning van productiehuizen (32820, nr. 202).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pechtold/Monasch over de financiële positie van het Letterkundig Museum (32820, nr. 203).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veen over het Rijksmuseum (32820, nr. 204).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de VVD, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Veen/Monasch over voorwaarden voor de toekenning van subsidies in de BIS (32820, nr. 205).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk/Pechtold over het structureel 10 miljoen euro extra investeren in cultuur in de periode 2017-2020 (32820, nr. 206).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk over herziening van het subsidiestelsel in de periode na 2017-2020 (32820, nr. 207).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, u noemde abusievelijk de naam van de ChristenUnie bij de motie op stuk nr. 206. Wij worden geacht tegen deze motie te hebben gestemd.

Nu mijn motie op stuk nr. 200 is aangenomen, de motie-Dik-Faber/Van Toorenburg, zou ik graag een brief van het kabinet willen over de manier waarop het deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Wat uw eerste opmerking betreft: dat komt in de Handelingen. Ten aanzien van uw tweede opmerking stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemming motie Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2016,

te weten:

  • de motie-Van Veldhoven over herkenbaar opnemen van de kosten voor eerstejaarsasielopvang (34300-XVII, nr. 41).

(Zie vergadering van 26 november 2015.)

In stemming komt de motie-Van Veldhoven over herkenbaar opnemen van de kosten voor eerstejaarsasielopvang (34300-XVII, nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

We zijn aan het eind van de stemmingen gekomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ontvangen is een bericht van het overlijden op 14 juni van dit jaar van het oud-lid van de Kamer de heer Ali Lazrak. De heer Lazrak was van 23 mei 2002 tot en met 3 februari 2004 lid van de Kamer voor de fractie van de SP en van 4 februari 2004 tot en met 29 november 2006 voor de Groep Lazrak. Namens de Kamer heb ik een bericht van deelneming aan de familie gezonden.

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden:

33576-73; 33576-75; 33979-88.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Noodhulp, met als eerste spreker het lid Voordewind namens de ChristenUnie;
  • het VAO Verwerving F-35, met als eerste spreker het lid Belhaj namens D66;
  • het VAO MIRT, met als eerste spreker het lid Visser namens de VVD;
  • het VAO Bescherming Nederlandse schepen tegen piraterij, met als eerste spreker het lid Voordewind namens de ChristenUnie;
  • het VAO Zwangerschap en geboorte, met als eerste spreker het lid Van Gerven namens de SP;
  • het VAO Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), met als eerste spreker het lid Wassenberg namens de PvdD.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van Tongeren namens GroenLinks.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Een flink deel van de Nederlandse strategische oliereserve is opgeslagen in een aantal zoutcavernes in Overijssel. Eerder is er al een forse lekkage geweest uit zulke zoutcavernes in Duitsland, net over de grens daar. Nu heeft de toezichthouder, het Staatstoezicht op de Mijnen, laten weten dat er ook in Nederland echt een enorme lekkage plaatsvindt uit die strategische oliereserve. GroenLinks wil daar graag een debat over voeren met de minister van Economische Zaken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dit is een ernstige situatie en wij steunen dit debat, maar wij willen ook graag een tijdlijn ontvangen in een brief van de minister: wie wist wat op welk moment van deze lekkages? Dit is immers ongekend slecht. We hebben morgen de Mijnbouwwet op de agenda staan. Ik wil die beantwoording dus graag binnen drie dagen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Steun voor de brief, zoals verwoord door de CDA-fractie, en steun voor het debat.

De heer Koolmees (D66):
Ook steun van D66.

De heer Smaling (SP):
Steun voor het debat en de brief.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Steun voor de brief en het debat.

De heer Wassenberg (PvdD):
Steun voor de brief en het debat.

Mevrouw Cegerek (PvdA):
Steun voor de brief en het debat.

De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, er is een meerderheid voor het houden van een debat. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. De SP verzoekt om het VSO over de ontwerpregeling tot wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van de voorwaarden voor uitstroom uit het bestuursrechtelijke premieregime nog deze week in te plannen. Dat heeft te maken met het feit dat gemeenten deze regeling moeten gaan uitvoeren. Daarom is hier haast mee. Ik heb begrepen dat hier voor 1 juli over gestemd moet zijn. Vandaar het verzoek om dit VSO deze week in te plannen, inclusief de stemmingen.

De heer Rutte (VVD):
De heer Van Gerven heeft er gelijk in dat er enige haast geboden is. Daar hebben we afgelopen vrijdag een brief over gekregen, maar het ministerie heeft laten weten dat 1 juli sowieso niet meer wordt gehaald. Het is wel van belang dat het VSO, inclusief stemmingen, voor het reces plaatsvindt. Ik zou er de voorkeur aan geven om het VSO volgende week te doen, want dan kan ik het nog bespreken in mijn fractie. Dat maakt niets meer uit voor de termijn die we gaan halen, want dat wordt sowieso 14 juli.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Een VSO is prima. Graag volgende week.

Mevrouw Klever (PVV):
Steun.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Steun.

De voorzitter:
De meerderheid geeft er de voorkeur aan om het volgende week via een VSO te doen.

De heer Van Gerven (SP):
Maar dan vraag ik wel uitdrukkelijk dat dit voor gemeenten geen vertraging oplevert. Misschien kan dat nog gecheckt worden. Ik denk dat het gevoelen bij iedereen wel is dat we, mocht het nodig zijn, deze week moeten stemmen. Anders is ook wat mij betreft een VSO met stemmingen volgende week prima.

De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Van Gerven voor zijn volgende verzoek.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ons bereikte via de pers het bericht dat Milieudefensie per direct uit het Convenant Weidegang is gestapt. Dat heeft ermee te maken dat de afspraken uit 2012 in dat convenant niet worden gerealiseerd, waardoor er een afname van de weidegang is. Daarom doe ik, mede namens D66 en GroenLinks, het verzoek om een debat met de staatssecretaris van Economische Zaken over dit bericht.

De heer Leenders (PvdA):
Dit is deze week actueel. We hebben morgen een hoorzitting over deze materie. Ik stel voor dat we de staatssecretaris om een brief vragen en die afwachten. Ik steun dit verzoek dus niet.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik sluit me daar gewoon bij aan. Dat is wel zo snel.

De heer Wassenberg (PvdD):
Het is heel belangrijk dat er meer koeien in de wei komen. Kennelijk werkt zelfregulering niet. Ik steun dus echt het verzoek om een debat.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Volgende week is er een rondetafelgesprek. Er volgt wat ons betreft ook nog een schriftelijke vragenronde. Dat willen we even afwachten. Op dit moment steun ik dit verzoek dus niet. Het komt een beetje vroeg.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik steun het verzoek niet. Er komt inderdaad nog een rondetafelgesprek en daarna zal er ongetwijfeld op enig moment nog een debat of een schriftelijke vragenronde volgen.

De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, u hebt geen steun voor het houden van een debat.

De heer Van Gerven (SP):
Wel voor een dertigledendebat.

De voorzitter:
Nee, ook niet.

De heer Van Gerven (SP):
Ja.

De voorzitter:
O, u deed het verzoek ook namens GroenLinks en D66.

De heer Van Gerven (SP):
Ja, ook namens GroenLinks en D66. En er is steun van de Partij voor de Dieren. Dat moet genoeg zijn.

De voorzitter:
Ja.

De heer Van Gerven (SP):
Ik begrijp dat er wel een meerderheid is voor een brief. Die zouden we graag al van de staatssecretaris ontvangen.

De voorzitter:
U hebt gelijk. We zullen het dertigledendebat toevoegen aan de lijst van dertigledendebatten. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Kuzu. Nee, het woord is aan de heer Ulenbelt van de SP. Hoe kan ik u over het hoofd zien?

De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Vanochtend verscheen er een rapport over uitbuiting van in dit geval Poolse arbeiders door uitzendbureaus. Arbeidsmigratie is een groot probleem. Daar hebben we hier al vaak over gesproken. Dit leek me wel aanleiding om een debat aan te vragen met de minister van Sociale Zaken over problemen met buitenlandse arbeid.

De heer Kerstens (PvdA):
De Partij van de Arbeid knokt voor een fatsoenlijke arbeidsmarkt. Ik heb eerder vanmiddag, in het mondelinge vragenuur, vragen gesteld over dit onderwerp, de uitbuiting van werknemers uit Polen en het daardoor verdringen van zogenaamd dure Nederlandse werknemers.

De voorzitter:
Steun of geen steun?

De heer Kerstens (PvdA):
Ik steun dus de aanvraag van dit debat. Ik zeg hier wel bij dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat de minister zal komen met een brief waarin ook een pakket aan maatregelen zal staan. Die wil ik wel graag eerst hebben.

De heer De Graaf (PVV):
Met het in stand houden van een tewerkstellingsvergunning voor mensen uit Oost-Europa, oftewel met het dichthouden van de grenzen voor arbeidsmigranten, was deze aanvraag onnodig geweest. Laten we het er een keer over hebben in een AO. Ik steun niet het verzoek om een debat.

De voorzitter:
Geen steun.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Wel steun.

De heer Moors (VVD):
De heer Kerstens zei het al: er komt nog een brief. Ik denk dat we dit prima in een AO kunnen behandelen. Ik steun dus niet het verzoek om een plenair debat.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is vooral belangrijk dat we er zo snel mogelijk over kunnen praten. Ik wil wel eerst die informatie hebben. In principe steun ik het verzoek om een debat wel, maar als het eerder kan in een algemeen overleg, dan zou dat wat ons betreft ook kunnen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik steun het verzoek om een brief en het verzoek om een debat. Als het eerder in een AO kan, dan is dat uiteraard ook prima.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik steun het verzoek om een brief. Verder heb ik een voorkeur voor een algemeen overleg, gezien de enorme lijst van zaken op de agenda.

De voorzitter:
Voorlopig geen steun dus.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik sluit me bij de heer Omtzigt aan.

De voorzitter:
Mijnheer Ulenbelt, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat.

De heer Ulenbelt (SP):
Ja, voorzitter, dat heb ik ook geteld; daarover zijn we het eens. Ik zet het om in een dertigledendebat. Als we zo naar de buren kijken, weten we namelijk wat het allemaal kan aanrichten als je arbeidsmigratie niet in goede banen leidt.

De voorzitter:
We zullen het debat toevoegen aan de lijst met dertigledendebatten. Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Kuzu.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter. Een van onze belangrijkste taken als Kamerlid is het nemen van besluiten. Dat doen we wekelijks op dinsdag. We stemmen dan over moties, amendementen en wetsvoorstellen.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Volgende week dinsdag is het echter ramadanfeest. Hierdoor kunnen een aantal Kamerleden, onder wie ik, niet aanwezig zijn. In onze pluriforme, multiculturele samenleving is het van belang om rekening met elkaar te houden. Ik vraag u ook …

De voorzitter:
Ja, dank u wel. Ik ga kijken wie hiervoor is.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Nee, voorzitter, …

De voorzitter:
Nee, dit is een regeling.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Nee, voorzitter, ik heb mijn verzoek nog niet gedaan.

De voorzitter:
U vraagt om uitstel. Ik ga gewoon kijken …

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik vraag om uitstel en ik zou het ook belangrijk vinden dat wij als parlement, maar ook als …

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
… individuele Kamerleden het goede voorbeeld kunnen geven …

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
… en een stukje rekening kunnen houden met elkaar.

De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Kuzu.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Graag gedaan, mevrouw Arib.

De voorzitter:
Mevrouw Van Ark, u hebt het woord.

Mevrouw Van Ark (VVD):
Geen steun. Nederland is geen islamitisch land en dat gaat het niet worden ook.

De heer Fritsma (PVV):
Geen steun.

De heer Van Raak (SP):
Als we een vergaderdag hebben, stemmen we. Er zijn soms uitzonderingen. Dan zeggen we: we gaan niet vergaderen. Dan stemmen we niet. Maar dinsdag is een vergaderdag, dus moeten we ook stemmen.

De heer Koolmees (D66):
Geen steun. We hebben erkende feestdagen. Daar gaan we niet ad hoc van afwijken. We hebben ook een volle agenda volgende week. Geen steun dus.

Mevrouw Maij (PvdA):
Zoals gezegd hebben we op dinsdagen altijd stemmingen. Er zijn ook andere mensen die andere feestdagen heel belangrijk vinden en daardoor niet kunnen komen. Het is de keuze van Kamerleden om wel of niet bij de stemmingen zelf aanwezig te zijn.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Het is ook nog zo dat bepaalde groepen op een andere dag dat feest kunnen hebben. Wij hebben hier in de Kamer voor mensen die om voor hen belangrijke redenen niet aanwezig kunnen zijn, ook mogelijkheden om onderling met elkaar af te spreken om elkaar daarin af te wisselen. Die bereidheid is er ook altijd bij de CDA-fractie geweest. Daarom nu dus geen steun voor dit verzoek zoals dat gedaan is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Geen steun. Ik kan me herinneren dat we op bid- en dankdag en met carnaval de stemmingen ook niet uitstellen. We zijn nog altijd een joods-christelijke natie van oorsprong. Geen steun dus.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Wij stellen volgens mij met z'n allen samen onze vergaderagenda voor het hele jaar vast. Mij lijkt dat er dan allerlei, ook nieuwe, verzoeken aan de orde kunnen komen. Als daar dan een meerderheid voor is, kan dat in een ander jaar, maar nu geen steun. We hebben gewoon een afspraak met z'n allen dat we dinsdag stemmingen hebben. Die moeten gewoon doorgaan.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ook wij hebben onze feestdagen. Op de erkende zit de Kamer dicht en op de niet-erkende functioneert de Kamer gewoon. Dus gewoon stemmen dinsdag.

De voorzitter:
Even een punt van orde. Dit punt is gisteren bij de behandeling van de Raming van de Kamer aan de orde geweest. Daar was ook geen meerderheid voor. Intussen zijn er allerlei stukjes uit het overleg over de Raming geknipt waaruit blijkt dat de Kamer geen stemmingen wil uitstellen. Die stukjes zijn op YouTube en op Facebook gezet. Ik weet niet wat de meerwaarde hiervan is, maar zoals u nu ziet, heeft de hele Kamer op dit moment geen behoefte aan uitstel van de stemmingen.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik wil even een punt van orde maken. Ik was gisteren bij het overleg over de Raming. Daar was …

De voorzitter:
Mijnheer Öztürk, ik geef u het woord! U neemt niet het woord zonder dat ik het u geef. Het woord is aan de heer Kuzu.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter, een punt van orde gaat volgens mij altijd voor.

De voorzitter:
Ja, en dat moet via de voorzitter. Er kan niet zomaar het woord genomen worden. Het woord is aan de heer Öztürk.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Een punt van orde. Ik wil iets rechtzetten. Gisteren was er geen stemming. Ik heb een vraag gesteld aan u als Kamervoorzitter. U hebt die vraag beantwoord. Er was gisteren dus geen stemming. Het is wel aan de orde geweest, maar geen stemming.

De voorzitter:
U had geen steun.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Van ú niet. De rest heeft niet gestemd.

De voorzitter:
Dank u wel. U hebt selectief stukjes uitgeknipt en op YouTube gezet en dat doet u niet voor de eerste keer. Dat hebt u een paar keer gedaan, ook bij collega's en daar moet u echt mee ophouden.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter, iéts meer rekening houden met elkaar, mag. En ik vraag me af: waarom bent u zo boos?

De voorzitter:
Omdat u eigenlijk de regels die wij hier met elkaar afspreken, niet respecteert.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Nee, de regel is dat wij een regeling …

De voorzitter:
Daar maak ik mij druk om. En nu …

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
… kunnen aanvragen, en op het moment dat wij een regeling aanvragen, tien of vijftien seconden de tijd krijgen.

De voorzitter:
Ja. Dank u wel.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
U kapt het af en dat vind ik ook niet zo chic.

De voorzitter:
Ja. Dank u wel.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Maar ik weet voldoende, voorzitter …

De voorzitter:
Weet u wat niet chic is? Dat u een hoofdelijke stemming aanvraagt en collega's met knip- en plakwerk op YouTube zet. Dat is niet chic. Dat is een Kamerlid onwaardig.

Mevrouw Keijzer.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter, …

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter, …

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer heeft het woord.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter, …

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer heeft het woord.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer heeft het woord. Dank u wel.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer heeft het woord. Dank u wel.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter, ik ondersteun u van harte in de woorden die u zonet sprak. Gisteren werd aan het eind van het debat door de heer Öztürk gezegd: we zullen zien wie er morgen voor verbinding gaat en wie niet. Ik vind het jammer dat de heer Öztürk en de heer Kuzu dit op deze manier doen, want daarmee doen ze hun zaak zeker geen goed. Dat is buitengewoon jammer, want er is in onze samenleving absoluut sprake van discriminatie. Daar moeten we het zeker met elkaar over hebben, maar niet op de manier zoals het door deze twee heren hier in de afgelopen tijd is gebeurd.

De voorzitter:
Dank u wel. Mijnheer Kuzu, er is geen meerderheid. Er is niemand in de Kamer die het met uw voorstel eens is om de stemmingen van volgende week dinsdag uit te stellen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik stel hetzelfde vast, voorzitter, maar ik vind het frappant dat een aanvraag voor uitstel van de stemmingen uitmondt in een discussie over de stijl van Kamerleden en over een ander thema, namelijk discriminatie en racisme. Dat vind ik …

De voorzitter:
Dat moet u nodig zeggen! Dank u wel.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Dat vind ik heel erg …

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag en morgen vindt de Europese top plaats waarin wordt gesproken over de brexit en de gevolgen daarvan. Ik stel de Kamer voor om over de uitkomsten van die top nog donderdag te overleggen met de minister-president.

De heer Omtzigt (CDA):
We hebben het terugblikdebat afgeschaft en omdat een terugblikdebat juist nu buitengewoon interessant kan zijn, steun ik het verzoek van de ChristenUnie om zo'n debat te voeren. Aanstaande donderdag is wel de laatste dag waarop Nederland het voorzitterschap heeft, en ik sluit niet uit dat er deze week nog wat dingen gebeuren. Ik zou me er dus ook in kunnen vinden — ik kijk de heer Voordewind aan — om het eventueel volgende week te laten plaatsvinden. Dan kunnen ook de laatste ontwikkelingen rondom de brexit en het Oekraïnereferendum meegenomen worden en kan de regering daarover een ordentelijke brief schrijven. Dat zal wel weer nachtwerk worden op woensdag. Dan hebben we het er in alle rust even over.

De heer Teeven (VVD):
Er moet zeker over gesproken worden; daar heeft de heer Voordewind gelijk in. De leden van het kabinet die nu bij de top zijn, zijn morgenavond pas zeer laat weer terug. Het is ook wel goed als er een brief naar de Kamer komt waarin de feiten gewoon goed op een rijtje staan. Daar moet het kabinet wel toe in staat worden gesteld. Ik steun dus het verzoek om een debat, maar ik zou het pas volgende week willen houden, niet deze week.

De heer Verhoeven (D66):
Ik sta er hetzelfde in als CDA en VVD: wel steun voor het debat, want er gebeurt heel veel, maar ik houd het ook liever volgende week, omdat we dan meer overzicht hebben over wat er allemaal speelt. Ook geven we het kabinet daarmee de tijd om een ordentelijke brief te schrijven. We steunen dus het verzoek, maar niet overhaast.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook GroenLinks wil graag op korte termijn een goed geïnformeerd debat voeren. Dat kan in alle waarschijnlijkheid het best volgende week plaatsvinden. Wij steunen het verzoek om een brief en een debat, maar liever met een net iets andere timing.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun als het volgende week is.

Mevrouw Maij (PvdA):
Ik sluit me graag aan bij de woorden dat we een debat moeten voeren, maar bij voorkeur volgende week, zodat we iets meer tijd hebben om ook te kunnen reflecteren.

De heer Beertema (PVV):
Steun voor het verzoek van de heer Voordewind.

De voorzitter:
Er is een meerderheid voor het houden van een debat volgende week, mijnheer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat hoor ik ook. Ik dank de collega's voor hun steun. Ik stel voor dat we het debat vooraf laten gaan door een brief met terugkoppeling van het kabinet. Dan kunnen we daar volgende week over spreken.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Zorgdirecteuren schrijven 1 miljard euro over op hun eigen rekeningen. En dat in een sector waarin ieder dubbeltje wordt omgedraaid, enorm veel wordt bezuinigd en verzorgingshuizen sluiten. Ik ben hier zodanig van geschrokken dat ik hier het liefst vandaag nog over zou debatteren. Ik snap dat dit niet zomaar kan, dus ik stel mijn collega's voor om direct in september hierover een debat te houden. Er moet een stokje voor deze bv-constructies gestoken worden en er moet als de wiedeweerga een wetswijziging naar de Kamer komen. Ik hoop dat mijn collega's mij in meerderheid steunen, ook om dit debat in september te houden. Van links tot rechts kan niemand accepteren dat er 1 miljard euro op privérekeningen van directeuren overgeschreven wordt.

De voorzitter:
Begrijp ik goed dat u het debat, als er een meerderheid voor een debat is, in september, na het reces, wilt houden?

Mevrouw Agema (PVV):
Mijn voorstel is om in september een meerderheidsdebat te houden.

De heer Van Gerven (SP):
Het is onbestaanbaar. Ik denk overigens dat het 1 miljoen is.

Mevrouw Agema (PVV):
Nee, 1 miljard!

De heer Van Gerven (SP):
1 miljard zelfs? Er staat ook nog een debat van mevrouw Leijten over Alliade op de lijst. Ik wil mevrouw Agema verzoeken om met mevrouw Leijten te bespreken of hun verzoeken samengevoegd kunnen worden. Verder steun ik het voorstel.

Mevrouw Agema (PVV):
Het is zó groot, mijnheer Van Gerven!

De voorzitter:
Hij steunt dan ook uw verzoek.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik was ook verontwaardigd over dit bericht. Ik steun dus het verzoek om een debat. Het lijkt me prima om het in september te houden. Als er een koppeling te maken is met een ander debat, ga ik daarmee akkoord vanwege de efficiëntie. Misschien kunnen we dan iets met de spreektijd doen, bijvoorbeeld een of twee minuten extra.

De heer Potters (VVD):
Mevrouw Agema was mij voor met het aanvragen van een debat hierover. Het is inderdaad een heel schandalige zaak. Er lijkt echt sprake te zijn van fraude en misbruik van overheidsgeld. Ik steun het verzoek om een debat. Het lijkt me ook goed om dat in september te houden.

Mevrouw Agema (PVV):
Yes!

De voorzitter:
Wacht even, mevrouw Keijzer moet nog. U bent zo blij.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Wat de heer Van Gerven zegt is waar: er staat nog een debat op verzoek van mevrouw Leijten over Alliade op de lijst. Dat gaat over dit onderdeel van de berichtgeving, namelijk dat er geld verdiend wordt in de langdurige zorg, dat vervolgens via winstuitkeringen in de zakken van mensen terechtkomt. Ik vind het netjes om op dat onderdeel samen met mevrouw Leijten te bekijken of we daarover zo snel mogelijk na het reces kunnen debatteren. Over het onderdeel dat er misschien sprake is van fraude wil ik heel graag een brief van de staatssecretaris. Ik hoor graag of dat klopt en, zo ja, hoe hij dit gaat aanpakken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zie deze debataanvraag als een collegiale ondersteuning van het debat van mevrouw Leijten dat al op de lijst staat. Steun daarvoor. Als het eerder in een AO aan de orde kan komen, is dat wat GroenLinks betreft ook prima.

Mevrouw Maij (PvdA):
Ook mijn collega's Van Dijk en Kerstens hebben hier vragen over gesteld. Die zouden we wel graag beantwoord zien en daarna verlenen wij steun voor een debat.

De voorzitter:
Dus eigenlijk steun, want mevrouw Agema zegt: laten we ergens in september een debat houden. Ik neem aan dat die schriftelijke vragen voor die tijd zijn beantwoord.

Mevrouw Agema (PVV):
De vragen zijn binnen drie weken beantwoord.

Mevrouw Maij (PvdA):
Dat zou wel onze voorkeur hebben, ja.

De heer Van Weyenberg (D66):
Steun. Als dit dan kan worden samengevoegd, lijkt me dat wel zo efficiënt. Daarvoor moet er inderdaad een brief komen, zoals onder anderen mevrouw Keijzer vroeg.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, ik denk dat u brede steun hebt voor het houden van een debat ergens in september, na het zomerreces.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Zijn we klaar? Is niemand vergeten? Ik stel vast dat wij hiermee aan het eind zijn gekomen van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Budget nationale politie

Budget nationale politie

Aan de orde is het debat over het budget van de nationale politie.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom en ik geef het woord aan mevrouw Helder. De spreektijden zijn vier minuten.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Dan zal ik snel beginnen. Tijdens het debat over de herijking van de realisatie van de nationale politie, op 10 september vorig jaar alweer, heeft de minister toegezegd op alle terreinen onderzoek te laten doen naar de voorgenomen bezuinigingen. De centrale vraag was: kan de nationale politie de reorganisatie en haar werkzaamheden uitvoeren binnen haar begroting? De conclusie: in 2016 is er een financieel gat van maar liefst 170 miljoen euro, oplopend naar 292 miljoen in 2020, tussen wat de politie krijgt en wat zij daadwerkelijk nodig heeft.

De Kamer voelde de bui al hangen en daarom is er vorig jaar bij de begrotingsbehandeling een motie aangenomen met daarin een verzoek aan de minister om bij de Voorjaarsnota te zorgen voor voldoende middelen, zodat de politie haar primaire taken kan blijven uitvoeren. Bij de Voorjaarsnota kwam er een bedrag van 188 miljoen, en de idiote opmerking van minister Dijsselbloem "dat de leidinggevenden van de dienstonderdelen ook eens gewoon de problemen kunnen aanpakken in plaats van alleen maar in de krant om geld vragen".

Deze minister kan er echter ook wat van. Ten eerste voert hij de door de Kamer aangenomen motie niet uit. Het staat vast dat er minder geld bij komt dan nodig is om de primaire taken te kunnen blijven doen. Ten tweede spreekt de minister maar de halve waarheid, want hij zegt er niet bij dat het bedrag van 188 miljoen is bedoeld voor de volgende posten: 49 miljoen voor de kosten die samenhangen met een hogere asielstroom, 43 miljoen voor een nieuwe politie-cao en 10 miljoen voor de kortetermijneffecten van de Contourennota versterking opsporing. In totaal komt dit op 102 miljoen. Voor het dichten van het financiële gat resteert er 86 miljoen euro. Ik zei al dat uit het onderzoeksrapport is gebleken dat er in 2016 een bedrag nodig is van 170 miljoen, exclusief die drie posten die ik net heb genoemd. In de periode tot 2020 loopt het financiële gat op tot maar liefst 292 miljoen euro. De minister weet heel goed dat er sprake is van structurele onderfinanciering en dat de begroting in de voorgaande jaren "sluitend" is gemaakt door het eigen vermogen aan te spreken. In zijn brief van 20 juni jongstleden toont de minister wat mijn fractie betreft aan dat hij stekeblind is voor deze structurele onderfinanciering, terwijl de brieven van de korpschef, de commissie van toezicht, de Review Board Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie en de Algemene Rekenkamer, mensen dus die het kunnen weten, hier lijnrecht tegenover staan. In zijn brief weet de minister zelfs te melden dat er nog wel 8 miljoen gevonden kan worden door te strepen in de kantoorartikelen.

Vervolgens komt de minister met een paar oplossingen die helemaal geen oplossingen zijn. We kunnen volgens het kabinet een financiële meevaller tegemoetzien, maar dat is geen oplossing. Ten eerste gaat die meevaller over 2017 en ten tweede moeten we nog maar zien of er een meevaller komt en hoe hoog die dan zal zijn. Een garantie is er dus niet, maar volgens de minister-president krijg je die alleen nog maar op stofzuigers. Dat was deze minister helaas even vergeten. Andere oplossingen hebben te maken met de zogenaamde sturingsmaatregelen. De vraag om welke maatregelen dat gaat, liet de minister wijselijk onbeantwoord. Dat schuift hij natuurlijk door naar de korpschef. Ik citeer de minister: "Daar zal de korpschef gewoon beleid op moeten maken." Als dit niet lukt, wordt het bedrag bij het eigen vermogen in rekening gebracht, maar daar is, zoals ik net zei, al jarenlang een beroep op gedaan. Volgens de minister kan dat best zonder gevaar. We zijn beschuldigd van verkiezingsretoriek, dus dan zeg ik dit er ook maar bij: de oranje balken onder de bekende verkiezingsslogans van de VVD zitten bij de minister blijkbaar voor de ogen.

Ik zal tot slot het sommetje voor hem maken. Nodig in 2016: 170 miljoen. Er komt 86 miljoen bij. Er is dus een gat in 2016. Er was vorig jaar al sprake van een tekort van 72 miljoen en er komen tegenvallers aan waar de nationale politie aan moet bijdragen. Als we de stukken moeten geloven, gaat dat om maar liefst 30 miljoen.

De minister is zeker net zo trots als ik op de nationale politie. Hij gaat het dus vast niet zover laten komen dat er een herstelplan nodig is en er gesneden moet worden in de capaciteit. Ik heb daarom mar één vraag aan hem. Wanneer komt het bedrag van naar boven afgerond 200 miljoen euro erbij? Het mag overigens ook best iets meer zijn.

Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Onze politie, de grootste werkgever van Nederland, waar deze minister de baas van is, gaat als het zo doorgaat dit jaar nog failliet. Deze minister staat er, als baas van de politie, bij en kijkt ernaar. Dat de hele ICT-innovatieafdeling van de politie al is weggestuurd, is dan jammer; de politie werkt met computers uit het tijdperk-Flintstone.

Waarom laat de minister dit gebeuren? Wat is bijvoorbeeld zijn reactie op het vertrek van het plaatsvervangend hoofd van de landelijke recherche, Inge Philips, die belast was met de invoering van de wet computercriminaliteit III en aangaf dat de bezuiniging op ICT volstrekt onverenigbaar is met alle nieuwe ICT-taken van de politie? Uit onvrede is zij nu weg, tezamen met de ICT-innovatieafdeling, die al naar huis was gestuurd. Is de minister het met mij eens dat dit slecht werkgeverschap, slecht management en een minister onwaardig is?

De oppositie verzocht om uitvoering van de motie-Kooiman, ondertekend door de gehele oppositie en gesteund door de gehele Kamer. Daarin werd verzocht om voldoende middelen voor de politie. Die motie is niet uitgevoerd; mijn collega had het er ook al over. De Partij van de Arbeid en de VVD lieten helaas de politie twee weken geleden nog stikken. Zij zeiden: er komt geen geld meer bij.

Laat ik de minister, de Partij van de Arbeid en de VVD nog één keer uitleggen hoe het met de cijfers zit. Dat doe ik met liefde. Op verzoek van de minister zelf kwam er een onderzoek. Dat onderzoek, het PwC-rapport, ligt vandaag voor ons. Kort samengevat kun je concluderen dat het met de reorganisatie en de slechte aansturing van de politie een enorme chaos was, dat budgetten steeds werden overschreden en dat de begroting van de nationale politie niet sluitend te maken was. Tel daar een enorme bezuiniging van Rutte I en Rutte II bij op, en de huidige situatie is er een van bittere ellende. Hierdoor is er een structureel tekort van 250 tot 300 miljoen.

Niet meegenomen in het PwC-rapport zijn de extra kosten voor bijvoorbeeld vluchtelingenopvang, opsporing van jihadstrijders en kosten naar aanleiding van de terreurdreiging. De raadsman bij het politieverhoor of de effecten van de cao zijn ook niet meegenomen. De generieke taakbijstelling is een heel rare pot die het ministerie tekortkwam en nu wordt verhaald op de politie. Dit terwijl de reserves van de nationale politie in het afgelopen jaar al zijn gehalveerd en haar langlopende schulden zijn verdubbeld.

Nu laat de minister het dit jaar dus komen tot een faillissement. Mijn vraag aan de minister is dan ook heel simpel. Wat gaat hij hieraan doen? Waar is het plan van aanpak om deze bittere ellende nu eens te stoppen? Niet wachten tot volgend jaar, maar nu! Het water staat de politie nu al aan de lippen. De minister is verantwoordelijk voor het personeel van de politie. Zorg dan ook — zeg ik via u, voorzitter, tegen de minister — voor uw personeel.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. De minister kijkt op de kalender en zegt vervolgens heel opgewekt: kijk, het is zomer. Maar de CDA-fractie kijkt naar buiten en ziet dat de regen met bakken uit de lucht komt. Er vallen hagelstenen uit de lucht als tennisballen zo groot. Alles gaat goed, zegt de minister. Alles gaat de goede kant op. Maar zo ervaren de mensen op de werkvloer het niet, zo ervaren de burgers het niet en wij hebben vorige week al een debat gehad waarin ik heb aangegeven dat ondernemers het al helemaal niet zo ervaren.

De collega's van de PVV en de SP hebben heel mooi in beeld gebracht waar het er in financieel opzicht aan schort. Laat ik even kijken wat we verder voor geluiden van de werkvloer krijgen. We krijgen geluiden over de aanrijtijden van de politie, die nog steeds veel te lang zijn. De politie is echt veel te langzaam ter plekke. De communicatieapparatuur zou niet misstaan in het PTT-museum. Ik noem de politiebureaus die gesloten worden en de politieauto's die dienst zouden kunnen doen als politiebureau. Maar vervolgens is het de vraag: moeten daar dan de sporen worden neergelegd? Immers, opsturen aan het NFI, dat kan niet.

Bij de totstandkoming van de nationale politie zouden regio's worden samengevoegd. Wij krijgen signalen dat die niet alleen zijn samengevoegd maar dat vervolgens ook het personeel is verminderd en dat de administratieve lasten de pan uitrijzen. Ik kreeg vandaag een overzicht van wat er gebeurt als iemand een aangifte komt doen. Je moet eerst een afspraak maken. Dan kom je bij de medewerker van de Afdeling intake en service. Dan gaat je aangifte naar de Afdeling screening, dan naar een wegingscommissie, dan naar een overleg met justitie, dan naar een prioriteitenloket, dan komt die bij de werkvoorbereider, dan gaat die aangifte naar de inzetcoördinator, dan moet die worden voorzien van een analyse en ten slotte kom je in het beste geval bij een rechercheur terecht die zegt: dit is zo ingewikkeld, ik weet niet wat ik verder mee moet en ik doe er niets mee. Dat is wat er op dit moment gebeurt wanneer je een aangifte doet. En geloof me, dat is niet wat een agent wil meemaken. Dit is wat er gebeurt wanneer de minister zegt dat hij de administratieve lasten bij de politiebureaus gaat verminderen. En dan zien we nog dat de specialismen bij de recherche onderbemand zijn. Dat is een grote zorg. De instroom bij de politieacademie is al jaren te laag. Mensen gaan met pensioen en er komen te weinig mensen bij.

Als we dat totale pakket overzien, met die goede uitleg die we net kregen over wat er financieel aan de hand is, hoe kan de minister dan zeggen: kijk naar de kalender, het is zomer? Wat ik dan nog het meest ontluisterend vind, is dat de minister in het laatste debat en ook in een brief heeft aangegeven dat er nu uiteindelijk heel concreet 55 miljoen door de politie moet worden gevonden. Ik heb net voorgelezen wat er nu aan de hand is. Waar kan de politie dat geld dan vinden? De minister zegt: dat zijn dan de sturingsmaatregelen van de korpschef.

Wij hebben veel contact met de politie, ook naar aanleiding van dit debat. En wat horen wij? Dat het feitelijk gewoon interen is op eigen vermogen. Dat klinkt heel leuk, alsof de politie een enorm budget aan eigen vermogen heeft. Als een kabinet zijn post verlaat, dan staan er vaak lijken in de kast. Weet u wat het pijnlijke is: hier liggen de lijken midden in de kamer en de politie wordt genoodzaakt om eroverheen te stappen. Wat gaat deze minister hieraan doen?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. We zeggen het bijna iedere week: de veiligheid in ons land is bij dit kabinet niet in goede handen. Terwijl er grote gaten in de begroting zitten en de reorganisatie nog eens honderden miljoenen extra gaat kosten, snijdt het kabinet verder in de politie. Zo moet de korpschef opnieuw 50 miljoen euro aan bezuinigingen vinden. Het is zowel beschamend als onverantwoordelijk. De politie loopt op zijn laatste benen, de organisatie is stuurloos en het cynisme onder agenten groeit met de dag. Het ziekteverzuim stijgt verder en verder. Talentvolle politiemensen zijn zo teleurgesteld dat zij ontslag nemen. De capaciteitsproblemen blijven ongekend groot, waardoor potentiële terroristen door een gebrek aan screening ongezien kunnen meereizen in de asielinstroom. Ook Marokkaans straattuig heeft vrij spel, van Ede tot Almere en van Gouda tot Amsterdam. Overal in Nederland worden auto's in de fik gestoken en wordt het openbaar vervoer geterroriseerd. Deze VVD-minister hoor je er niet over. Hij onderneemt wel actie in de onzinnige discussie over etnisch profileren.

Het is totaal absurd. Het roer moet echt om. Wij stellen het volgende voor. Investeer ruim 1 miljard extra in onze politie. Veiligheid, de kerntaak van de overheid, mag niet langer worden verwaarloosd. Stop met de huidige verstikkende en dure reorganisatie en ga alleen door op drie quick-wins: inkoop, ICT en werkprocessen. Treed keihard op tegen Marokkaanse straatterroristen en maak de bestrijding hiervan een landelijke topprioriteit.

Voorzitter. De politie moet haar slagkracht en geloofwaardigheid terugkrijgen. Maak ons land weer veilig. De Nederlanders hebben daar recht op.

Mevrouw Swinkels (D66):
Voorzitter. Vier jaar geleden werd, onder leiding van toenmalig minister Opstelten, met veel bravoure de reorganisatie van de nationale politie gestart. De nationale politie moest er komen, koste wat kost. Dat hebben we geweten. Reorganiseren en bezuinigen is een combinatie die vraagt om problemen. D66 heeft daar al vaak voor gewaarschuwd. De problemen liegen er niet om. Het ging hier al over tafel: een ziekteverzuim van 7%, overbelaste wijkagenten, een achterstand van 30% als het gaat om de ICT-vernieuwing, ICT'ers die dus naar huis worden gestuurd, een recherche die de kennis en expertise mist om de strijd tegen de digitale criminaliteit te winnen en een ophelderingspercentage dat blijft steken onder de 26. Dat zijn geen problemen die pas in 2017 spelen. Nee, ze spelen nu, anno 2016.

Daarom sta ik hier vandaag weer om uitleg aan de minister te vragen. Was het niet elke keer de oppositie die wel voor de veiligheid in de bres sprong en de coalitie opriep om juist geld uit te geven in plaats van te bezuinigen op diensten die elke dag keihard werken om de veiligheid van Nederland te waarborgen? Twee weken geleden nog reikte de oppositie de minister opnieuw de hand. Dat was weliswaar een lamme hand, maar opnieuw keek de minister weg. Sluit de minister dan zijn ogen voor de berichten over de politie van de afgelopen maanden? Ik zal de krantenkoppen nog maar eens kort de revue laten passeren. Februari 2016: "Minister komt beloftes over betere ICT politie niet na". April 2016: "Onvrede binnen Dienst Speciale Interventies groeit". Mei 2016: "Vernietigend rapport over functioneren recherche". Opnieuw mei 2016: "Beveiliging ambassades rammelt". In juni: "Inlichtingenafdeling politie achilleshiel bij terreurbestrijding". Tot slot, ook in deze maand: "Talent verlaat politie door interne afrekencultuur". Mijn collega Kooiman had het al over mevrouw Philips, die weggaat.

Dit zijn geen geruststellende berichten. Hoe kan het dan dat de minister tijdens het vorige debat nog zei dat er geen reden was om nog dit jaar, dus in 2016, extra in de nationale politie te investeren, terwijl er nog steeds een tekort is van 50 miljoen? Volgens de minister moet dat dan maar worden opgelost met "sturingsmaatregelen", een toverwoord, en zonder gedwongen ontslagen. Hoe gaat dat dan in zijn werk? Hoe wordt het opgelost? Daarvoor kijkt de minister naar de korpschef. De korpschef, die al bij zijn aantreden zei voor de basistaken structureel 300 miljoen tekort te komen en nu dus een incidenteel tekort van 50 miljoen mag oplossen. Ik ben niet gerustgesteld. Kan de minister daarom duidelijkheid geven over waar die 50 miljoen vandaan moet komen? Als ik voor hem zou denken, vraag ik me af of de instroom van nieuwe jonge politieagenten wordt beperkt of de inhuur van externe specialisten wordt gestopt. Moeten de broodnodige ICT-investeringen dan nog maar een jaartje wachten? Of kijkt de minister toe hoe de reserves van de politie slinken en nog dichterbij de kritische ondergrens van 1,5% komen? Kan hij niet alleen voor 2016, maar ook voor 2017 garanderen dat er niet toch mensen worden ontslagen en dat er niet toch minder blauw op straat zal zijn? Schuift de minister de problemen niet simpelweg door naar een volgend kabinet?

Ik rond af. Zonder extra geld wordt de weerbaarheid van de politie in 2016 tot op het bot aangetast. Deze minister zegt ondertussen monter dat extra investeringen in de politie niet nodig zijn. De verontrustende berichten die ik zojuist noemde, maken mij huiverig voor een kwetsbare organisatie die met dit budget niet meer is opgewassen tegen een volgende tegenvaller in 2016.

De heer Van Veen (VVD):
Voorzitter. Er zijn cijfers genoeg. De politiemannen en -vrouwen op straat leveren een prima prestatie. Burgers die de politie nodig hebben, zijn daarover tevreden. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat Nederland in het afgelopen jaar weer een beetje veiliger is geworden. Dat voelt misschien niet zo met Parijs en Brussel in het achterhoofd, maar dat is wel een feit. Dit alles is gebeurd tijdens het veranderingsproces dat iedere politieagent in Nederland gevoeld heeft: de vorming van de nationale politie. Ik ben blij dat de dienstverlening op peil is gebleven, ondanks alle strubbelingen die met een reorganisatie gepaard gaan. Dat zegt iets over het karakter van de Nederlandse politieagent, die ondanks alle druk, de veiligheid van iedereen in het vizier hield en koers heeft weten te houden. Dat verdient een groot compliment.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Is het onderzoek van VNO-NCW volledig aan de VVD-fractie voorbijgegaan? In dat onderzoek zeggen ondernemers dat de nationale politie hun niets heeft opgeleverd. Er staat ook in waarom ondernemers zo teleurgesteld zijn in de politie. Er werd gezegd dat je als ondernemer ontzettend kwetsbaar bent en dat als je in Roemenië aangifte doet, twee derde van de zaken binnen één dag wordt opgelost. Is dat volledig aan de VVD-fractie voorbijgegaan?

De heer Van Veen (VVD):
Absoluut niet. Wij hebben ook dit rapport gelezen, net als alle andere rapporten die wij hebben ontvangen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Kan de VVD dan uitleggen waarom zij vandaag zegt dat iedereen tevreden is, terwijl ondernemers zeggen dat het niet eens meer zin heeft om aangifte te doen? Zij geven aan dat ze liever hun eigen camerabeelden uitwisselen en dat ze de daders zelf wel pakken, omdat ze door deze regering volledig in de kou gezet zijn. Wat is daarop het antwoord van de VVD-fractie?

De heer Van Veen (VVD):
Ik heb niet gelezen dat zij zeiden dat ze door de regering in de steek gelaten zijn. Men had het in dat rapport over de effectiviteit van de politie en over de vraag of men nog aangifte moet doen. De oproep van de VVD is dat je altijd aangifte moet doen van vernieling, van diefstal en van allerlei andere zaken en criminele feiten. Die oproep zullen wij blijven doen. Het is op zich zorgwekkend dat een groep ondernemers op deze manier hun zorgen uit, en het is aan de minister en aan de politiek om daar uiteindelijk iets aan te doen. Maar het feit staat dat uit onderzoeken blijkt dat burgers tevreden zijn over de dienstverlening van de politie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat staat in rapporten waar deze regering zelf mee is gekomen. Maar gewone mensen kijken ook onderling wat er speelt, en dan zijn de uitslagen anders. Mensen voelen zich in de kou gezet. Ik vind het jammer dat het zelfs de VVD totaal niet meer kan schelen dat ondernemers zich zo voelen.

De heer Van Veen (VVD):
Die conclusie kun je volgens mij niet trekken uit datgene wat ik heb gezegd. Ik heb gezegd dat ik kennis heb genomen van het rapport, dat een aantal ondernemers hun zorgen hebben uitgesproken over de dienstverlening van de politie en dat er een oproep is gedaan om daar serieus mee om te gaan. Ik wil tegen de minister zeggen dat wij dat heel erg belangrijk vinden.

Mevrouw Swinkels (D66):
Ik heb hier het blad Forum in mijn hand. Ik hoor de VVD zeggen dat het om een groepje ondernemers gaat, maar ik lees hier: "Vaker dan burgers worden ondernemers het slachtoffer van criminaliteit. Dat is zeker het geval op het gebied van cybercrime, een criminele tak van sport in opkomst. Drie jaar geleden zei 3% van de ondernemers daarvan slachtoffer te zijn geworden. Dit jaar is dat percentage gestegen tot maar liefst 33." Hoe kan de heer Van Veen dan nog praten over een groepje ondernemers?

De heer Van Veen (VVD):
Er wordt nu een relatie gelegd met het stijgen van de cybercrime. Die gaat volgens mij gepaard met technische ontwikkelingen. Steeds meer ondernemers worden wakker geschud door zaken die ze niet willen. Het betreft een aandachtsgebied waar de politie zich steeds meer in zal moeten bekwamen. Cybercrime moet aangepakt worden. Dat past ook in het antwoord dat ik net gaf op vragen van het CDA.

Mevrouw Swinkels (D66):
Ik vraag de heer Van Veen om het artikel niet alleen te lezen maar ook de staatjes kritisch te bekijken. Er is ook gevraagd naar de houding van de politie bij de aangifte. De tevredenheid daarover is ten opzichte van 2013 met maar liefst 5% gedaald. Het gaat dus niet beter maar slechter met de aangiftebereid.

De heer Van Veen (VVD):
Ik refereer aan het rapport van de Algemene Rekenkamer. In dat rapport wordt duidelijk aangegeven dat de burgers in Nederland tevredener zijn over de service van de politie. Ik vind dat dit gerust gezegd mag worden. Dat betekent niet dat we onze ogen moeten sluiten voor onderdelen waarbij het slechter gaat. Dat kan allerlei oorzaken hebben. Ik noem de kennis van de criminelen. Die neemt heel snel toe. De feiten liegen wat dat betreft niet.

Mevrouw Kooiman (SP):
Dat burgers tevreden zijn, is niet te danken aan dit kabinet. Burgers zijn tevreden ondanks dit kabinet. Ik denk dat de gehele Kamer het met de VVD eens is dat het personeel heel hard werkt. Wij zijn het er echter niet mee eens dat de VVD in deze Kamer stug blijft bezuinigen op de politie, ook op de ICT, waar ondernemers tegenaan lopen. Wat is dan het antwoord van de VVD hierop? Laten zij de politie failliet gaan? Dat is namelijk wat er gebeurt als er niet wordt ingegrepen.

De heer Van Veen (VVD):
De VVD laat de politie natuurlijk niet failliet gaan. Dat is een angstbeeld dat op niets is gebaseerd. De feiten wijzen uit dat op het moment dat er geleverd moet worden, de VVD ook levert. In het beeld dat de VVD de politie failliet laat gaan, herken ik mijzelf niet.

Mevrouw Kooiman (SP):
Ik adviseer de VVD om dan toch echt met de politie zelf in gesprek te gaan. De politie teert zo op het eigen vermogen in, dat zij een herstelplan moet schrijven. Dat betekent, kort gezegd, dat iemand een faillissementsplan moet gaan schrijven. Zo dik interen op je reserves kan namelijk niet, maar de VVD laat dat hier gewoon gebeuren. De VVD laat het ook gebeuren dat ICT-personeel naar huis is gestuurd, terwijl wij de cybercrime moeten aanpakken. Ik wil heel graag van de VVD horen wat zij vandaag gaat doen. Wordt het alleen een hallelujaverhaal dat burgers zo blij zijn of gaat de VVD de politie daadwerkelijk een keer helpen?

De heer Van Veen (VVD):
Op het moment dat de politie geholpen moet worden, staat de VVD er en levert de VVD. Ik werp echt verre van mij dat wij aansturen op een faillissement. Ik ga ervan uit dat deze minister richting Prinsjesdag en de Najaarsnota weer zal ingaan op de problemen die er dan eventueel bij de politie zijn. Daar ga ik van uit.

Mevrouw Kooiman (SP):
Over de Voorjaarsnota en Najaarsnota spreken wij morgen nog, maar wij hebben het nu ook over het PwC-rapport over de komende jaren. Daaruit blijkt duidelijk dat er een structureel tekort is van bijna 300 miljoen. De kraters van het eeuwige VVD-beleid zijn al geslagen. Ik heb al gezegd dat het faillissementsplan er al aan zit te komen. Ik roep de VVD nogmaals op om te stoppen met hallelujapraatjes en te komen met een plan om daadwerkelijk de gaten op de politiebegroting op te lossen.

De heer Van Veen (VVD):
Ik vind dat er best reden kan zijn om ook eens een keer iets positiefs over de politie te zeggen. In de weinige woorden die ik tot nu toe in dit debat heb gesproken, heb ik alle politieagenten in Nederland een groot compliment gemaakt. Ondanks een reorganisatie maken zij er het beste van. Zelf heb ik veel reorganisaties meegemaakt in het bedrijfsleven en ik weet welke onzekerheden dat met zich mee kan brengen, maar ik weet ook dat uiteindelijk de bakens worden verzet en er weer koers wordt gezet. De politieman en de politievrouw in Nederland zijn daar al heel goed mee bezig.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik wil het even positief benaderen. Ik meen een toezegging gehoord te hebben van de collega van de VVD, namelijk dat de VVD de politie niet failliet laat gaan. Ik heb hier een rekensommetje over de inzet van het eigen vermogen van de politie voor onvoorziene lasten in 2013. De lasten voor de inzet van politie bij evenementen die niet doorbelast zijn, bedragen 60 miljoen. In 2014 bedragen de zelf opgevangen lasten voor een nieuw politie-uniform 57 miljoen. De geplande investeringen vonden beperkt plaats, met name in de ICT. Uit de boeken weten wij dat 2015 een tekort opleverde van 72 miljoen. De VVD laat de politie niet failliet gaan, dus kan de politie wat cash tegemoetzien?

De heer Van Veen (VVD):
De VVD laat de politie niet failliet gaan, omdat er gewoon geleverd wordt op het moment dat er geleverd moet worden. Ik heb dezelfde cijfers als mevrouw Helder van de PVV en ik constateer dat er een mutatie op het eigen vermogen van de politie heeft plaatsgevonden. Volgens mij hebben wij morgen een algemeen overleg over de politie. Dat is een mooie aanleiding om daar eens met de minister over te debatteren. Hoe ziet hij de meerjarenraming van de reserves bij de politie?

Mevrouw Helder (PVV):
Ik blijf het positief benaderen. De VVD zegt: wij leveren wanneer er geleverd moet worden. Iedereen heeft tot nu toe gezegd dat er geleverd moet worden. Over het bedrag gaan wij nog steggelen; dat doe ik graag. Maar feit is dat er geleverd moet worden, en daarvoor val ik toch weer even terug op dat PwC-rapport. Ik vraag mij af wat collega Van Veen daarvan vindt.

De heer Van Veen (VVD):
Ik heb het rapport van PwC doorgenomen. Er staat een aantal grote waarschuwingen in. Ik constateer dat de minister daarop al heeft geacteerd door dit jaar al tweemaal extra geld voor de politie toe te zeggen.

De voorzitter:
Mevrouw Helder, tot slot.

Mevrouw Helder (PVV):
Ja, tot slot. Dat sommetje heb ik daarnet ook gemaakt voor de minister. Ik had gehoopt dat collega Van Veen zou opletten. In 2016 is er een gat van 170 miljoen voor de primaire taken. De minister levert voor die primaire taken 86 miljoen.

De heer Van Veen (VVD):
Ik heb die vraag aan de minister gehoord. Ik ben benieuwd wat hij daarop gaat antwoorden.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Van Veen (VVD):
Ik zei net al dat de politieman en de politievrouw een groot compliment verdienen. De wijkagent neemt daarin een bijzondere plaats in. Hij of zij is het eerste aanspreekpunt voor mensen in de buurt. Ik begrijp dat bij de definitieve plaatsing van wijkagenten voor diverse plekken nog geen wijkagent gevonden is. Ik vraag de minister hoe hij die gaten gaat dichten. Uit de digitale eindrappportage administratieve lastenvermindering blijkt dat een belangrijke wens van agenten is uitgekomen: minder bureaucratie en meer tijd op straat. Door die effectieve aanpak zijn de 5.500 fte's van de lastenverlichting ten goede gekomen aan de primaire politietaken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Weet de VVD hoeveel tijd een wijkagent was beloofd om aan zijn wijk te kunnen besteden?

De heer Van Veen (VVD):
Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik dat niet direct paraat heb.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ongeveer 85%. U weet waarschijnlijk ook niet hoeveel tijd hij werkelijk aan zijn wijk kan besteden. Dat is 66%. De mensen zijn niet in staat om aandacht te besteden aan hun wijk. Er is een ratio van 1 op 5.000 afgesproken, maar die moet nu opgeschroefd worden. Herkent de VVD dit?

De heer Van Veen (VVD):
Die laatste cijfers heb ik wel gezien. Wat mij opvalt en ook niet meer dan dat, is dat 128 wijkagenten aan het onderzoek hebben meegedaan, terwijl er in Nederland 3.194 wijkagenten zijn. Wij kunnen de minister daar nu naar vragen of anders morgen tijdens het AO. Ik heb mijn twijfels of dit wel een representatieve steekproef is. Ik heb inderdaad gelezen dat de 128 wijkagenten die bevraagd zijn, daar iets over hebben gezegd. Zij vinden dat zij meer tijd op straat moeten besteden,

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We hebben met wijkagenten gesproken. Zij herkennen dit beeld wel. Ik heb ook gehoord dat heel wat wijkagenten zo overwerkt zijn dat zij niet eens tijd hebben om aan de enquête mee te doen. Maar ik ben blij dat de VVD in ieder geval erkent dat agenten 66% van hun tijd aan hun wijk kunnen besteden. Wij voldoen daarmee niet aan wat is afgesproken. Ik ben benieuwd wat de VVD erbij plust om de afspraak met de Kamer na te komen.

De heer Van Veen (VVD):
Die laatste conclusie trek ik niet. Ik zeg dat ik kennis heb genomen van het rapport en dat ik constateer dat 128 wijkagenten zijn bevraagd. Er ontstaat het beeld dat de VVD geen contact heeft met wijkagenten en dat de VVD geen werkbezoeken aflegt. Dat doen wij ook, maar misschien op andere plekken dan andere partijen. Natuurlijk horen wij zorgelijke verhalen over hoe het gaat. Zoals ik al in mijn betoog aangaf, heeft dat ook te maken met de reorganisatiedruk die er is geweest. Ik vind het heel knap dat ondanks al die reorganisatiestress zo veel mensen zich zijn blijven inzetten voor de burgers van Nederland.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Laten wij het daarover eens zijn. Het is ontzettend knap dat die wijkagenten ondanks dit kabinet nog zo hun best doen voor de burgers.

Mevrouw Swinkels (D66):
De heer Van Veen had het over reorganisatiestress die wellicht een van de oorzaken van het ziekteverzuim bij de politie is. Is dan wel verstandig om de politie, die al onder zo veel druk staat, tot het najaar te laten wachten op een belofte die haar in staat stelt om haar taak goed uit te voeren?

De heer Van Veen (VVD):
Nu wordt er een relatie gelegd tussen geld en het proces van vorming van de nationale politie. Die relatie leg ik niet. Ik leg een relatie met de stressvolle situatie van politiemensen die in afwachting zijn van hun plaatsingsbesluit en nog niet weten wat dat voor hen gaat betekenen. Ik heb het helemaal niet over geld gehad.

Mevrouw Swinkels (D66):
Ik zal het verduidelijken. Het gaat om een kwetsbare organisatie die in transitie is en waarvan het eigen vermogen wordt uitgehold, tenzij er nog op iets anders bezuinigd kan worden. Er gaan mensen weg. Er is een natuurlijke leegloop. Mensen anticiperen op de veranderingen. De organisatie wordt daardoor steeds zwakker. Wat is de reactie van de VVD daarop? De heer Van Veen zegt: we laten ze wachten tot het najaar.

De heer Van Veen (VVD):
We hebben met elkaar afgesproken dat we 49.802 fte's voor de politie beschikbaar willen hebben. Ik kom straks terug op het percentage ziekteverzuim. Het verhaal dat zojuist werd verteld, gaat helemaal niet op. Het gaat erom dat de mensen die er nu werken en die nu in dienst zijn, bijdragen aan de veiligheid van Nederland. Daar zijn wij hen dankbaar voor.

Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter, het kan kort. Wij hebben helemaal niet afgesproken dat wij die sterkte willen. De VVD en de Partij van de Arbeid hebben ervoor gekozen om 2.000 fte eraf te halen. Laten wij er helder over wezen: de oppositie is daar niet voor. Ik vind het belangrijk om dat genoemd te hebben, want de VVD en Partij van de Arbeid hollen de sterkte alleen maar uit. Daar zijn wij dus niet voor.

De heer Van Veen (VVD):
Ik wil daar toch nog even kort op reageren. Ik zei inderdaad dat wij het hebben over 49.802 fte's aan politiemensen die wij hebben ingezet. Dat is ook een heel belangrijk richtsnoer naar de toekomst voor de effectiviteit van de politieorganisatie.

De VVD wil dat mensen zichtbaar zijn en hulp bieden waar dat nodig is. Wat kan de minister op korte termijn nog aan resultaten presenteren die bijdragen aan een nog beter functioneren van de politieorganisatie, niet door nieuwe lijstjes te introduceren, maar door ruimte te geven aan de mooie functie van agent? Het PwC-rapport over de vorming van de nationale politie liegt natuurlijk niet. Ik ben blij dat de minister tijdig extra geld beschikbaar heeft gesteld voor de nationale politie.

De criminaliteit is vorig jaar met maar liefst 5% gedaald. Ziet de minister ook dat de pakkans gaat verbeteren? Wat verwacht hij daar het komende jaar van? De ophelderingspercentages moeten omhoog. Daar krijgt de burger namelijk vertrouwen door. Wij zullen daar morgen in het algemeen overleg over de politie nog op terugkomen.

De VVD vindt het jammer dat de onzekerheid rond de vorming van de nationale politie heeft geleid tot een hoger ziekteverzuim van 7%. Andere partijen spraken daar ook al over. Dat is hoog ten opzichte van andere werknemers in Nederland. Ik vraag mij af of ziekte hier en daar voor bezettingsproblemen kan zorgen nu de reorganisatie ten einde komt. Agenten weten nu eindelijk waar ze aan toe zijn en wat er van hen verwacht wordt. Dan verwacht ik, misschien net als de minister, dat het ziekteverzuim weer gaat dalen. Is de minister dat, in vervolg op zijn brief van 30 maart 2016, met mij eens?

De VVD kijkt uit naar Prinsjesdag, de doorkijk naar 2017 en de begroting van de politie voor volgend jaar.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hebben hier een klassiek oppositie-regeringspartijendebat, waarbij de verenigde oppositiepartijen allemaal vanuit een verschillende argumentatie zeggen: wij vinden de politie ongelooflijk belangrijk; wij krijgen op allerlei niveaus de signalen binnen dat het financieel niet past; wij vinden dat — de motie werd al genoemd — er gewoon bijgepast moet worden, maar dat gebeurt niet. Net hoorden wij weer de uitleg dat het allemaal wel past. Die overtuigt mijn fractie in elk geval absoluut niet.

Veiligheid is iets absoluut primairs voor iedereen in Nederland. Gewone politievrouwen en politiemannen werken daar elke dag heel hard voor. Dat hebben alle woordvoerders gezegd. Wij moeten daarop vertrouwen. Dat is niet iets wat burgers zelf in een participatiemaatschappij kunnen regelen. Het is ook niet iets waarvan je denkt: dat slaan wij maar even een halfjaartje of een jaartje over. Het is veel te vaak aan de orde; het politiebudget en trouwens het hele budget van Veiligheid en Justitie. Daarop wordt van allerlei kanten bezuinigd. Er worden grotere prioriteiten gesteld. Er worden meer taken neergelegd. Vervolgens moppert men dan weer als het de politie niet lukt in de tijd die men wil. De politie heeft zelf het eerdergenoemde PwC-onderzoek laten doen naar het benodigde budget. Daar zit een groot verschil in. Ik ben heel benieuwd hoe deze minister straks het vierkant weer rond gaat praten.

Een van de dingen die wij heel erg belangrijk vinden, is dat er geen politiemensen ontslagen worden en dat er niet bezuinigd wordt op de politie. Wij willen ook weten of er gedwongen ontslagen komen. Ik begon al met politievrouwen en politiemannen, maar er zijn ook andere zaken aan de orde, zoals diversiteit. Dat lukt nog niet zo goed bij de politie. Daar is echter wel veel enthousiasme voor. Laten we in elkaar geval niet beknibbelen op die projecten en die wervings- en selectietrajecten die ervoor moeten zorgen dat de diversiteit juist een klein beetje groter wordt. Ik krijg graag een bevestiging van de minister dat we dat zeker niet gaan doen. Tot nu toe heeft het kabinet zich inderdaad financieel nergens op laten vastpinnen. Dit punt zal morgen in het AO ook aan bod komen, maar wij willen van de minister een duidelijke visie horen op de verwachtingen die aan de politie worden gesteld. Wat heeft prioriteit? En als er geen geld bij komt, welke dingen mogen van deze minister dan een tijdje versloffen? Dan hebben we tenminste helderheid en inzicht. Als er echter minder geld naar de politie gaat, terwijl alles minstens even goed moet en er een flinke lijst met nieuwe taken bij komt, dan weet iedereen dat dat niet gaat lukken.

In het debat van 15 juni is gevraagd naar wat de sturingsmaatregelen inhouden. Dat punt stelde een aantal woordvoerders ook vandaag aan de orde. Dat zou 50 miljoen opleveren. Mijn fractie is er na gepuzzel niet achter gekomen waar die maatregelen uit zouden moeten bestaan. In de brief van de minister van 20 juni lezen we bovendien dat dat bedrag binnen vijf dagen alweer is opgelopen naar 55 miljoen. Op pagina 7 staat een toelichting, maar die begrijp ik nog niet. Hoe zit dat nou? Blijft het bij 55 miljoen of loopt het bedrag nog verder op?

Dit stelt ons voor de fundamentele vraag: wat vind je als rechtsstaat dat de politie mag kosten? Op V en J wordt er heel veel beargumenteerd op basis van de gedachte: we hebben zoveel geld, dus kunnen we alleen maar x of y doen. Wat GroenLinks betreft zijn politie, veiligheid en justitie zo basaal aan een democratische rechtsstaat dat je aan de andere kant moet beginnen: welk niveau vinden wij acceptabel? Voor dat niveau moet dan het nodige geld worden gezocht. Wij willen niet dat de politie in het limbo van budgetspanning blijft aanmodderen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter. Afgelopen weekend trad Typhoon op Parkpop op. En precies één jaar en een dag geleden overleed Mitch Henriquez op Parkpop als gevolg van een nekklem.

Over het budget van de nationale politie is veel discussie. Wat ons betreft moet er ook meer geld naar de politie. Er moeten echter ook twee fundamentele problemen worden opgelost, namelijk etnisch profileren en het gebrek aan diversiteit.

Ik begin met het gebrek aan diversiteit. Wij lezen dat de Politieacademie en de politieorganisatie actief beleid voeren om de diversiteit in de opleiding en de organisatie te vergroten. Wij vragen ons echter af waarom de uitstroom zo hoog is.

Mevrouw Kooiman (SP):
Ik weet niet of ik een punt van orde moet maken. Eigenlijk gaat dit debat over de budgetten bij de nationale politie en het PwC-rapport dat daaronder ligt. De door de heer Kuzu genoemde thema's komen morgen aan de orde in het AO over de politie. Ik snap dat de heer Kuzu dit plenair wil uitleggen — het is ook een heel belangrijk onderwerp — maar we spreken vandaag over de tekorten van de nationale politie. Ik hoop dat de heer Kuzu het met ons eens is dat we dát thema vandaag moeten aanpakken.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik heb dat ook benoemd in mijn bijdrage. Het gaat inderdaad over het budget van de nationale politie. Ik heb ook aangegeven dat er budget bij moet om de tekorten bij de politie te kunnen wegwerken. Tegelijk vind ik dat er in het kader van het budget van de nationale politie aandacht moet worden besteed aan twee belangrijke thema's. Daarom zijn deze thema's wel degelijk relevant voor dit debat.

Ik sprak over de diversiteit bij de politieorganisatie. We zien dat daaraan aandacht wordt besteed in de organisatie en de academie, maar we zien ook dat de uitstroom hoog is. Wij maken ons ook zorgen over de cultuur bij de politieorganisatie; daarover heeft ook voormalig korpschef Gerard Bouman vorig jaar de noodklok geluid. Hij sprak letterlijk over "gif in de politieorganisatie"; met name moslimagenten worden binnen de politieorganisatie getreiterd en gediscrimineerd. Wij pleiten er dan ook voor dat dit debat en het budget ook worden gebruikt om meer genderdiversiteit en etnische diversiteit in de politieorganisatie te krijgen, niet alleen op de werkvloer maar ook in de top. Het is nu te veel een wittemannenbolwerk. Dat brengt een bepaalde cultuur met zich mee. Hoe wil de minister deze cultuur doorbreken?

Met betrekking tot het probleem van etnisch profileren heeft de minister al toegezegd dat hij met Typhoon in gesprek zou gaan. Heeft dat gesprek plaatsgevonden en wat zijn de uitkomsten daarvan? Typhoon had immers aangegeven dat hij graag wilde meehelpen, mits dat op structurele wijze gaat gebeuren en niet als snelle pleister zal dienen voor een dieperliggend probleem in Nederland.

Wij vragen concreet welk deel van het politiebudget naar deze thema's gaat. Hoeveel geld is er om etnisch profileren te bestrijden en hoeveel geld is er om de diversiteit binnen de politieorganisatie te verbeteren? En hoe wil de minister meer aandacht en budget besteden aan deze twee belangrijke thema's, waarvan ik weet dat hij die belangrijk vindt?

De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. "Mensen kunnen vrij zijn doordat er mensen zijn zoals ik, die jouw vrijheid beschermen." Dat antwoordt kolonel Mostafa Hilali als mensen hem bevragen over zijn loyaliteit aan het leger, zijn werkgever. Ook de politie doet dat. Het mooie interview van Hilali door Greta Riemersma staat deze week in Vrij Nederland.

Zonder de politie was onze vrijheid van meningsuiting een mooi principe zonder bescherming. Ik koester de veilige bodem die de politie legt, opdat wij vrij zijn om te debatteren, te emanciperen en te bouwen. Als wij nu toch debatten herhalen over budgetten, herhaal ik dus graag het pleidooi om de politie te koesteren. Daarmee doel ik op de agent, die het werk doet. Koester de wijkagent, de surveillant en de rechercheur. Ik lees de onderzoeken over de tekorten bij de politie, zowel voor de salarissen als voor de materialen. Ik zie dat het gaat om tekorten voor de komende vier jaar en ook voor dit jaar. Die tekorten moeten worden opgelost. Ik heb geen reden om te veronderstellen dat de minister die niet zou oplossen. Dit jaar krijgt de politie er 188 miljoen bij voor extra openbare orde, de ICT, de uitrusting, het vervoer en de salarisverhoging. Voor de komende vier jaar vertrouw ik erop dat de minister dit regelt op Prinsjesdag, maar ik hoor de politie en de vakbonden, die toch bezorgd blijven. Hoe gaat de minister die zorg wegnemen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De vraag is natuurlijk wat de Partij van de Arbeid daar als coalitiepartij aan gaat doen. Nu heeft de korpschef immers de aap op de schouder gekregen: los die 55 miljoen in ieder geval zelf maar op. Wat vindt de Partij van de Arbeid daarvan?

De heer Marcouch (PvdA):
Wij vinden dat deze tekorten opgelost moeten worden. De minister heeft in het debat, volgens mij op 14 juni, gesproken over de sturingsmechanismen. Daar hebt u het zelf ook over gehad. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister op de vraag wat die sturingsmechanismen precies zijn en hoe dat probleem opgelost gaat worden, maar dit moet opgelost worden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wij kennen de heer Marcouch als een betrokken oud-politieagent. Als ook hij niet weet wat de sturingsmechanismen zouden zijn, anders dan "wegsturing" van slachtoffers of van politieagenten, komen we in de tweede termijn vast wel weer bij elkaar.

De heer Marcouch (PvdA):
Dat is niet wat ik onder "sturing" versta. Het basispolitiewerk moet gewoon gebeuren. Ik ben benieuwd hoe de minister dat gaat invullen.

Mevrouw Kooiman (SP):
De heer Marcouch is vast weleens in gesprek met de politie. Dan komt hij er ook achter dat het door de minister vrijgemaakte budget niet voldoende is. Ook uit het PwC-rapport blijkt dat er nog een gat is. Het is zo ernstig en er moet zo veel op de reserves worden ingeteerd dat de politie er dit jaar gewoon niet uit komt. Hoe gaat de heer Marcouch dat oplossen?

De heer Marcouch (PvdA):
Voor dit jaar is er 188 miljoen bij gekomen. Ik heb de zorgen van de bonden en de politietop gehoord. Er is een gat van ruim 50 miljoen. Daar moet een oplossing voor komen. Ik ben benieuwd hoe de minister dat gaat regelen. Voor de rest gaan de rapporten natuurlijk ook over de komende jaren. Er zijn structurele serieuze problemen die structureel moeten worden opgelost. In het begrotingsproces van de Tweede Kamer is Prinsjesdag het aangewezen moment daarvoor.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vind dit frappant. Het tekort is geen 50 miljoen. Dat is eigenlijk alleen maar de generieke taakbijstelling van het ministerie. Het tekort dat het ministerie heeft weggehaald bij de politie kun je doorschuiven naar de komende jaren, maar dat komt dan weer op ons bordje. Het probleem ziet echter op het hele budget. Mensen bij de politie zelf zeggen dat er alleen dit jaar al een tekort van 134 miljoen is. In de volgende jaren zal er een tekort van ongeveer 300 miljoen zijn. Als we de in de media uitgelekte berichten mogen geloven, moet de hele veiligheidsketen daarin meedelen en komen we er dan ook nog niet aan. Het wordt tijd dat de Partij van Arbeid een standpunt inneemt en ervoor gaat zorgen dat veiligheid daadwerkelijk betaald wordt.

De heer Marcouch (PvdA):
Er is een discussie over de begroting voor 2016. Het probleem dat daarop ziet, moet op korte termijn opgelost worden. Daarnaast zijn er tekorten op de lange termijn. De Partij van de Arbeid vindt dat die ook moeten worden opgelost, maar zoals gebruikelijk is Prinsjesdag het aangewezen moment daarvoor. Ik heb gelezen dat er in 2016 een gat is van ruim 50 miljoen. Ik wil van de minister weten hoe hij dat gaat oplossen.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik sluit mij aan bij de rekensom van mevrouw Kooiman. Die vind ik een stuk overtuigender. Maar goed, ik zal dit bruggetje gebruiken om over te gaan op de sturingsmaatregelen. In het debat dat de heer Marcouch noemde, liet de minister die vraag onbeantwoord. In de brief van 20 juni komt de minister wel met een aantal dingen die hij doorschuift naar de korpschef. De minister schrijft in de brief: "Zo kan worden bezien of alle in het P/M onderzoek gecalculeerde meerlasten onvermijdelijk zijn of dat hier nog sturing mogelijk is." De minister heeft zelf de opdracht gegeven om dit rapport te laten opstellen, maar hij zegt eigenlijk: het rapport is wel goed, maar ja, met dat bedrag kan ik niks, dus we moeten toch maar bekijken of we daar nog wel wat kunnen uithalen. Vervolgens komt de minister dan met een paar briljante opmerkingen. Ik vind het een minister onwaardig. Er is in 2016 een gat van 170 miljoen. Ruim 90 miljoen daarvan heeft betrekking op meerlasten ten behoeve van inhuur. Misschien moet daarop geschrapt worden. Die inhuur is nodig om handen en voeten te geven aan de reorganisatie. Dat kan dus helemaal niet. De post Beheer ziet op kosten voor kantoorartikelen, externe adviezen, schadevergoedingen aan derden, representatie-, vergadering- en cateringlasten. Daar is 8 miljoen te vinden. Als we op dat niveau moeten gaan debatteren! Ik vind het een minister en eerlijk gezegd ook een coalitiepartner onwaardig. Ik geef de heer Marcouch dus graag de gelegenheid om te zeggen dat hij hier niet aan mee gaat doen.

De heer Marcouch (PvdA):
Ik constateer dat er dit jaar 188 miljoen bij is gekomen en dat er zorgen zijn. Net als iedereen hier vind ik het belangrijk dat het probleem dat er nu lijkt te zijn, wordt opgelost. De minister moet zelf weten hoe hij dat oplost, als hij het maar oplost. Ik wil straks meer horen over de manier waarop hij dat gaat doen. Dat zijn de feitelijke cijfers rondom het bedrag van ruim 50 miljoen. Er is een structureel probleem en daar moet op Prinsjesdag een structurele oplossing voor komen.

Mevrouw Helder (PVV):
We blijven in hetzelfde rondje ronddraaien. Ik vind dat wel heel jammer, want ik ga er vooralsnog wel van uit dat dit het antwoord van de minister zal zijn. Ik zal de heer Marcouch voor nu even met rust laten, maar ik denk dat ik in de tweede termijn toch nog een nieuwe poging ga wagen.

De voorzitter:
U wordt met rust gelaten door mevrouw Helder, mijnheer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):
Dat stel ik altijd op prijs.

Laten wij ons intussen druk maken over een feitelijk bewezen zorg, namelijk die over de conditie en het welbevinden van onze agenten. Geld helpt, maar het is niet genoeg. Mijn oren suizen als agenten vertellen over hun verouderde auto's en haperende apparatuur. Ik krijg buikpijn als rechercheurs mij vertellen hoe zij met hun handen op hun rug zaken moeten oplossen, zonder voldoende geoefende collega's en zonder geroutineerde specialisten. Het grijpt me naar de keel als TNO concludeert dat per dag 3.500 agenten ziek thuis zitten, de agenten op de bank met een arbeidsconflict niet meegerekend, en dat ondanks volgsystemen, visiedocumenten en plannen van aanpak. Aangrijpend zijn de dossiers waarin de politie miljoenen moet betalen aan loonsancties omdat het UWV verwaarlozing heeft geconstateerd. Deze zieke agenten zijn vergeten. Meer kan ik daar niet van maken. Die verwaarlozing vind ik nog het pijnlijkst. Hoe gaat de minister organiseren dat de extra miljoenen richting rechercheurs, basisteams en wijkagenten stromen, dus naar de werkvloer, langs het hek van de overhead en voorbij de ravijnen van de managers? Wat doet de minister om te controleren dat het geld werkelijk terecht is gekomen bij de werkvloer? Als dat lukt, dan hebben wij hier het verschil gemaakt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat is een heel helder pleidooi van mijn collega van de PvdA: te weinig spullen, slechte spullen, verouderde spullen, soms niet de juiste collega's, soms collega's met niet de juiste training en zieke collega's die thuiszitten en in sommige gevallen vervolgens ook niet voldoende begeleiding krijgen. Maar wat stelt de PvdA zelf voor? Wat zou er moeten gebeuren? Hoeveel geld moet er volgens de PvdA bij? En wat moet er volgens de PvdA nog meer gebeuren om deze duidelijke misstanden op te lossen?

De heer Marcouch (PvdA):
Zoals ik al zei is er dit jaar 188 miljoen bij gekomen, boven op de basisbegroting. Er is een probleem over een bedrag van 50 miljoen. Dat moet worden opgelost. Het heeft ook te maken met kwaliteitsverbetering bij de recherche en de opleiding. Ik neem aan dat mevrouw Van Tongeren de stukken ook heeft gelezen. Het gaat ook om de manier waarop je met de mensen omgaat, over de kwaliteit van de uitvoering. Het is dus niet alleen een kwestie van "meer geld en dan lost het probleem zich op". Het gaat ook over de cultuur binnen de organisatie en over de manier waarop je met mensen omgaat en hen faciliteert om goed hun werk te doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor een heldere benoeming van de problemen — er zit zowel aan de organisatorische kant als aan de financiële kant een probleem — maar ik hoor nog niet wat de PvdA dan als oplossing aandraagt.

De heer Marcouch (PvdA):
Over die oplossing hebben we in elk AO over de politie gesproken. We hebben bijvoorbeeld moties ingediend om meer diversiteit te organiseren. Wil je meer effectiviteit in de opsporing, dan zul je de recherche beter moeten faciliteren en organiseren. We moeten opleiden en trainen. Op dit moment is een historische reorganisatie gaande bij de politie, juist om tot al die verbeteringen te komen. We hebben moties ingediend en hebben zelfs bij wet geregeld dat mensen met PTSS beter worden ondersteund. Uiteindelijk gaat het er echter om dat, wat je hier in Den Haag ook afspreekt, het terechtkomt op de werkvloer, bij de agent op straat. Daar spreek ik de minister op aan. Hij moet ervoor zorgen dat dit ook gebeurt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor eigenlijk dat de PvdA zich aansluit bij de oppositiepartijen en zegt dat het niet goed gaat bij de politie: de budgetten schieten tekort en, meer dan dat, ook de organisatie schiet fors tekort, waardoor men op de werkvloer niet fatsoenlijk aan de slag kan.

De heer Marcouch (PvdA):
Ik sluit me niet aan bij de oppositie. We delen een aantal zorgen, maar ik zie ook een organisatie die ondanks de grote reorganisatie en ondanks de door mij benoemde zorgen wel grote prestaties levert. Ik wil dat we beter voor de surveillant, de agent en de rechercheur zorgen door ervoor te zorgen dat de middelen die we voor hen beschikbaar stellen, daadwerkelijk bij de uitvoering terechtkomen. Ik heb niet de illusie dat problemen worden opgelost door geld. Geld is belangrijk, maar het is niet het enige. Je zult ook een aantal andere dingen moeten doen in de uitvoering. De mensen moeten goed worden ondersteund in de uitvoering van hun werk.

De vergadering wordt van 17.37 uur tot 17.50 uur geschorst.

De voorzitter:
Voordat ik de minister het woord geef, meld ik dat wij met elkaar hebben afgesproken om het aantal interrupties op twee te houden. Een interruptie bestaat uit een vraag en een vervolgvraag. Ik begrijp dat morgen een algemeen overleg Politie staat gepland, en morgen wordt ook de suppletoire begroting behandeld. Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Van der Steur:
Voorzitter. Ik dank de woordvoerders, die ook vandaag van de gelegenheid gebruikgemaakt hebben om het belangrijke werk dat de Nederlandse nationale politie doet weer eens in het zonnetje te zetten. Ze hebben hun bewondering, waardering en respect uitgesproken voor alle politiemannen en -vrouwen die wij in Nederland hebben en die dag in, dag uit, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, door weer en wind, in licht en donker het goede werk doen waarvoor zij zijn aangenomen. Dat doen zij met ontzettend veel inzet en met een ongelooflijk enthousiasme, ondanks het feit dat pas sinds zeer kort de personele reorganisatie in de definitieve afrondende fase is gekomen, ondanks het feit dat pas vorig jaar, na maanden van ingewikkelde onderhandelingen, de cao is afgesloten, tot genoegen van alle politieagenten, en natuurlijk ondanks het feit dat wij er pas in de zomer van vorig jaar, vlak na mijn aantreden, in geslaagd zijn om samen met alle betrokken partijen, waaronder zeker ook de Kamer, afspraken te maken over de herijking van de reorganisatie van de nationale politie.

Mijn inzet vanaf de dag dat ik ben begonnen als minister was gericht op die drie belangrijke pijlers. Eén. Ervoor zorgen dat de herijking van de reorganisatie, die door mijn voorganger al was aangekondigd, haar beslag zou krijgen. Twee. Ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk een deugdelijke cao zou zijn voor de mensen die bij de nationale politie werken. Drie. Ervoor zorgen dat ook de personele reorganisatie zo snel mogelijk zou worden afgerond, zodat de mensen de zekerheid hebben dat ze zitten op de plek waar ze zijn en zodat we de dringend gewenste vacatures konden openstellen. Het goede nieuws is dat we nu in de fase zitten waarin die drie belangrijke pijlers zijn afgerond en dat we nu vervolgens de tweede onderstroom zijn beslag laten krijgen, namelijk extra geld beschikbaar maken voor de nationale politie.

Hoe heb ik dat gedaan? Ik heb bij het debat over de herijking aan de Kamer toegezegd dat ik het zelf van groot belang vond om te bezien wat het effect zou zijn van het verlengen van die reorganisatie. Dat zag op twee sporen. Een daarvan was de vraag hoeveel meer extra geld je nodig hebt om die reorganisatie te kunnen financieren. Het antwoord daarop was 230 miljoen. Dat hebben we toegevoegd aan het budget voor de reorganisatie. Vervolgens was het tweede spoor de vraag of het efficiencypad dat was ingezet bij de aanvang van de reorganisatie van de nationale politie haalbaar is en of het ingeboekte bedrag ook wordt gerealiseerd. Ik heb toen PwC gevraagd om een onderzoek te doen. Ik heb dat rapport laten valideren door André de Jong, een van de leden van ABDTOPConsult. Dat leidt ertoe dat we een goed beeld hebben van wat we nodig hebben om de nationale politie te financieren. Dat uitgangspunt proef ik ook in de Kamer. Ik heb dat zelf gedaan omdat ik het zelf van groot belang vind dat je het debat met de Kamer kunt voeren op basis van feiten. Daar leidden deze beide onderzoeken toe; het onderzoek aan de ene kant en de validatie aan de andere kant.

De voorliggende rapportage gaat in op het te verwachten lastenniveau van de politie in de periode 2016-2020 en daarnaast op de interne financiële sturing en beheersing van de financiën van de politie. Daarmee voorzien het onderzoek en de validatie in de toegezegde informatie over de bij de herijking geconstateerde zorgpunten ten aanzien van de begroting van de politie. De inhoud van de rapportage, de aanbevelingen en de opvolging zijn en worden besproken binnen het kabinet, met het gezag, uiteraard met de burgemeesters, met het Openbaar Ministerie, met de politieorganisaties en met de overige betrokken partijen. Dat gebeurt in alle zorgvuldigheid. Het kabinet heeft vervolgens extra geld vrijgemaakt, zowel in de begroting voor dit jaar als in de Voorjaarsnota. Dat extra geld, dat in de vorm van een envelop beschikbaar was gesteld in de begroting, is in de Voorjaarsnota ook toegekend aan die elementen waarvoor het nodig is.

Daarnaast zal het kabinet bij de Miljoenennota 2017 ingaan op de financiële beslissingen die het naar aanleiding van deze rapportage meerjarig zal nemen. De voorzitter zei al dat we morgen nog een debat en een AO hebben. We hebben ook vorige week een debat gehad, dat eigenlijk ook over dit onderwerp ging, als ik heel eerlijk ben. Daarin heb ik gezegd: als het zo zou zijn dat er een bedrag van 300 miljoen beschikbaar zou komen voor mijn begroting voor 2017 en volgende jaren, zoals in het nieuws is geweest, dan zou dat een structurele, zeer welkome investering zijn in de veiligheid van Nederland.

Dat betekent dat in 2016 fors wordt geïnvesteerd in de nationale politie. Dat is ruim 187 miljoen bij Voorjaarsnota. Daarnaast is er nog 47 miljoen ontvangen voor een nabetaling voor de in 2015 gesloten cao. Is er dan, zoals mevrouw Kooiman zegt, sprake van een faillissement van de nationale politie? Nou, als je meer dan 5 miljard uitgeeft aan een organisatie is de kans op een faillissement niet zo groot.

Mevrouw Kooiman (SP):
Niet zo groot?

Minister Van der Steur:
Dat was humor, mevrouw Kooiman.

Mevrouw Swinkels (D66):
Ik hoorde de minister zeggen dat er een envelop is uitgedeeld. Die zou 310 miljoen bedragen, maar was het tekort in maart 2016, zoals begroot door de toen aantredende korpschef, niet ook dat bedrag?

Minister Van der Steur:
Misschien is het goed als ik het volgende zeg voor de zuiverheid. Mevrouw Kooiman en vooral mevrouw Helder hebben hier ook een berekening op losgelaten. We weten wat we nodig hebben voor 2016. Door middel van de envelop en de extra fondsen wordt daarin voor een heel groot bedrag voorzien. De rekensom is heel precies als volgt. 170 miljoen is volgens PwC noodzakelijk. Daar is 6 miljoen afgehaald als gevolg van de validatie van De Jong. Vervolgens zit er een bedrag in van 12 miljoen voor vakantieloon. Er zit ook een bedrag in van 10 miljoen voor de contourennota en 86 miljoen uit de envelop. Dat leidt ertoe dat er iets meer dan 50 of 55 miljoen nodig is voor 2016 waarin nog niet is voorzien. Daarover hebben we vorige week het debat gevoerd. Ik heb toen twee dingen gezegd. Eén. Ik vraag de korpschef om op dit punt zijn sturingskwaliteiten te laten zien. Twee. Als dat niet lukt, zullen we dat dekken uit het eigen vermogen.

Mevrouw Swinkels (D66):
Naar die sturingsmechanismen ben ik ook heel benieuwd. Wat verstaat de minister daaronder? En zal daarmee het tekort van 50 miljoen worden gedekt?

Minister Van der Steur:
Daarover heb ik de brief geschreven. Ik weet niet of hieruit het tekort van 50 miljoen gedekt gaat worden. Dat is juist de reden waarom ik in het vorige debat al heb gezegd dat het eigen vermogen als buffer zal optreden als dat niet lukt; dat zal mevrouw Swinkels niet zijn ontgaan. Ik heb echter goede hoop. Wij geven 5 miljard uit aan deze organisatie, waarvan grosso modo 3 miljard aan lonen en salarissen en 2 miljard aan de hardware, de spulletjes, waaronder bijvoorbeeld 600 miljoen elk jaar weer aan ICT en ICT-innovatie. Dan denk ik dat het ook goed mogelijk is dat er aan het eind van het jaar sprake zal zijn van meevallers. Dan vraag ik de korpschef om die meevallers te gebruiken en om geen beroep te doen op het eigen vermogen. Als er echter geen meevallers zijn, zal de korpschef een beroep moeten doen op het eigen vermogen, zoals ik ook in het vorige debat heb toegelicht.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We hebben het al herhaaldelijk aan de minister gevraagd, maar de antwoorden blijven iedere keer vaag. De korpschef moet gewoon op zoek gaan naar eigen geld, terwijl de politie al helemaal is uitgeknepen en heel veel dingen niet meer kan. Ik wil dat de minister aangeeft waar de korpschef zogenaamd 55 miljoen vandaan moet toveren. Nu horen we alleen dat er zogenaamd 8 miljoen uit de administratieve ondersteuning weggehaald kan worden. Nou, die hebben ze niet eens meer.

Minister Van der Steur:
Mevrouw Van Toorenburg schetst altijd graag een beeld dat niet noodzakelijkerwijs helemaal overeenkomt met de werkelijkheid. Dat staat nog los van het feit dat niemand hier zal beweren dat de ondersteuning van de nationale politie op-en-top in orde is. Er wordt inderdaad nog steeds gebruikgemaakt van BlackBerry- en Nokiatelefoons, en sommige mensen willen inderdaad weleens wat moderners. Daar staat tegenover dat er in het afgelopen jaar 21.000 hypermoderne smartphones zijn uitgerold. Er kan dus inderdaad nog heel veel beter, maar de gedachtevorming die mevrouw Van Toorenburg schetst, is niet conform de realiteit, ondanks het feit dat er mensen zijn die graag die versnelling zouden willen zien die nodig is.

Mevrouw Van Toorenburg vraagt welke maatregelen de korpschef moet nemen. Het antwoord is hetzelfde als het antwoord dat ik in eerdere debatten en net al gaf: het is aan de korpschef om te sturen. De korpschef doet het cashmanagement. Het is aan de korpschef om eventuele meevallers te gebruiken. Als dat in het ergste geval niet lukt, zal het eigen vermogen een deel van het bedrag of het gehele bedrag kunnen opvangen. Dat heb ik in het vorige debat ook uitgebreid uit de doeken gedaan.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat eigen vermogen is al bijna niets meer. We vragen elke organisatie om een beetje eigen vermogen aan te houden om tegenvallers op te vangen, maar het eigen vermogen van de politie is inmiddels vrijwel nul. Waarom vertelt de minister dit soort verhalen terwijl hij het eigenlijk bij een volgend kabinet in de mik schuift? Dit is geen lijk in de kast meer, maar een lijk midden in de kamer. Ik wil niet dat deze minister daar opnieuw overheen stapt. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de Kamer weet hoe er dit jaar 55 miljoen euro wordt bespaard op de politie?

Minister Van der Steur:
Het wordt ingewikkeld debatteren als mevrouw Van Toorenburg zegt dat het eigen vermogen op dit moment nul zou zijn, terwijl de stand van eind 2015 156 miljoen euro is. Ik zie dat niet, met alle respect. De ondergrens die we met elkaar hebben afgesproken, is 75 miljoen euro. Dat betekent dat er meer dan 75 miljoen euro beschikbaar is voor het opvangen van eventuele extra's zonder dat er een herstelplan nodig is. Van een faillissement of een herstelplan is geen enkele sprake. Zo kun je een debat heel makkelijk vormgeven, maar dit zijn de feiten. Er is 156 miljoen eigen vermogen beschikbaar. Ik vraag de korpschef om te sturen op 50 miljoen. Het is aan de korpschef om dat te doen. Natuurlijk is dat lastig en moeilijk, maar in een organisatie die 5 miljard uitgeeft, zijn er ook meevallers. Misschien zijn er ook tegenvallers. Dat betekent per saldo dat het eigen vermogen dat kan opvangen. Daar is wat mij betreft geen enkel probleem mee.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Ik zal de minister een handje helpen met te duiden waar die taakstelling van 50 miljoen aan op zal gaan. Ik wil er niet steeds naar terugverwijzen, maar ik heb 30 jaar bij de politie gewerkt. Ik heb een aantal van die taakstellingen meegemaakt. Wat gaat er gebeuren? Het budget voor overwerk wordt gekort. Dan sta je als rechercheur bij een overval en moet je weg omdat je niet mag overwerken. Dan sta je als noodhulpverlener bij een melding en moet je weg omdat je niet mag overwerken. De piketvergoedingen worden teruggedraaid. Mensen zijn niet meer 24 uur bereikbaar. Verschillende coördinatoren van speciale diensten zijn niet meer bereikbaar. Ik heb zelf meegemaakt dat je minder benzine mocht verrijden voor meldingen en surveillance. Je mocht in het kader van de bezuinigingen minder patronen afvuren tijdens schietoefeningen. Dat soort gekkigheid legt deze minister de korpschef op. Andere middelen om te bezuinigen heeft die namelijk niet.

De voorzitter:
En uw vraag is?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Is dat wat de minister wil? Er staat daar een VVD-minister die gaat hakken in de nationale politie. Dat is een heel slechte zaak.

Minister Van der Steur:
Op zo'n vraag kan ik geen antwoord geven. Ik vraag de korpschef om zorgvuldig te sturen binnen zijn begroting van 5 miljard en een beetje. Dat betekent dat hij op alle terreinen maatregelen kan nemen. Waar hij dat doet moet hij zelf weten. Natuurlijk moet dat op een heel zorgvuldige manier, kijkend naar de kerntaken van de nationale politie. Hoe hij dat doet, zullen wij aan het einde van het jaar zien. Er is nog een halfjaar de tijd om dat te doen. Natuurlijk zijn er bij een organisatie waaraan je 5 miljard uitgeeft altijd meevallers, maar mogelijkerwijs ook tegenvallers. We hebben een ruimschoots eigen vermogen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Dit zijn de consequenties. Dit gaan de gewone politieman of -vrouw en rechercheur op straat merken. Dit is geen managementverhaal, maar een operationeel verhaal, want daarop valt te bezuinigen. Je kunt niet auto's of boten van de rivier- of zeehavenpolitie verkopen. Je kunt het werk niet ineens met veel minder mensen gaan doen. Het enige waarop je kunt bezuinigen zijn de overuren, de piketvergoedingen, de brandstof en de training voor de politie. Dat roept deze minister over zich af. Laat dat nog een keer op u inwerken, minister, want dit is nogal wat. Graag krijg ik toch nog even een reactie.

Minister Van der Steur:
Ik ga niet in op de maatregelen die de heer Bontes noemt. Dat is echt aan de korpschef. Ik ben het voor een groot deel met de heer Bontes eens dat je dergelijke maatregelen niet moet willen. De heer Bontes heeft gelijk: je kunt geen auto's verkopen. Dat willen we overigens ook niet, want we hebben de auto's die we nodig hebben. Boten verkopen willen we ook niet, want als we die nodig hebben, moeten wij die gewoon hebben. Daar is geen discussie over. Ik denk dat het wel goed is om overwerkvergoedingen en piketvergoedingen te verminderen als dat verantwoord kan. Ik denk ook dat het van groot belang is dat het ziekteverzuim omlaaggaat, zodat je die twee dingen weer in evenwicht kunt brengen. Want het een kan natuurlijk ook voortvloeien uit het ander. Dat zou zomaar een mogelijkheid zijn om inderdaad op te sturen. Ik vraag de korpschef om dat te doen. Als dat niet voldoende werkt, is het eigen vermogen een mogelijkheid om eventuele tekorten te dekken.

Mevrouw Kooiman (SP):
Het is natuurlijk heel gemakkelijk om alle problemen neer te knikkeren op het bordje van de korpschef, terwijl deze minister eigenlijk in control moet zijn. Precies daarover gaan de vragen. De minister gebruikt heel andere cijfers dan de cijfers die de oppositie hoort na stevig en grondig onderzoek. Alleen al als je kijkt naar het rapport van PwC, zie je dat er dit jaar in totaal een tekort is van 54 miljoen. Het hele bedrag is helemaal niet meegerekend. Er zou een bedrag van 140 miljoen moeten komen, maar er wordt maar 86 miljoen uitgekeerd. Dan hebben we nog een tekort van 54 miljoen. Mevrouw Helder heeft dat ook al aangegeven. De feiten stroken niet met elkaar. De minister heeft het namelijk over heel andere feiten en lost het helemaal niet op. Is de minister wel in control?

Minister Van der Steur:
Mevrouw Kooiman en ik delen de mening dat het gaat over een bedrag van iets meer dan 50 miljoen. Dat is precies wat ik heb gezegd. Dat heb ik vorige week tijdens het debat gezegd en ik heb het ook nu weer gezegd.

Mevrouw Kooiman (SP):
Nee, dat was de generieke taakbijstelling die, hoppa, van het ministerie op het bordje van de politie werd geknikkerd. Daar zijn de extra tekorten van het niet uitkeren van de pensioenen bij de politie niet eens bij opgeteld. Nee, alleen al dit jaar is er een tekort van 134 miljoen op de begroting van de politie. En dan hebben we het slechts over dit jaar. De komende jaren loopt het tekort alleen maar op. Dit is struisvogelpolitiek.

Minister Van der Steur:
Tot die conclusie kan ik niet komen op basis van de voorliggende cijfers.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik heb deze hele ronde afgewacht om te zien met wat voor cijfers de minister komt. Ik kom ook tot de conclusie dat het gewoon niet klopt. In het rapport van PwC staat dat er in 2016 een tekort van 170 miljoen is. De minister zegt dat je de validatie daarop in mindering moet brengen. Dat is 6 miljoen. Daar kun je over twisten, want het gaat over huisvestingskosten die niet voldoende onderbouwd zijn. Het is dus niet gezegd dat ze er niet zijn, maar ze zijn onvoldoende onderbouwd. Laat ik de minister die 6 miljoen dan even cadeau doen. Het is een heel bedrag, maar goed, laten we dat even meenemen. Dan kom je op 164 miljoen uit. Dan noemt de minister 10 miljoen voor opsporing, maar dat bedrag zat niet in die 170 miljoen. Die 10 miljoen moet je dus niet meetellen. Dat staat ook heel duidelijk in het rapport. Vervolgens komt er voor het financiële gat slechts 86 miljoen bij. Dat heb ik ook al gezegd. Onder de streep kom je dan echt niet uit op een restant van om en nabij 50 of 55 miljoen dat de korpschef zou moeten oplossen. Daar gaat de minister totaal aan voorbij. De minister zegt dat de hele begroting die naar de politie gaat, 5,2 miljard bedraagt en dat ongeveer 2 miljard daarvan voor spulletjes is. Nee, op die 2 miljard voor spulletjes ligt nog een taakstelling. Onder de streep leidt dit tot 4,8 miljard. Dan hebben we het over een heel ander verhaal. Dat was het derde punt. De minister moet het wel in zijn geheel bekijken. Ik heb de exercitie even afgewacht. Er komt een hele brij aan cijfers voorbij en daardoor lijkt het erop dat het allemaal wel meevalt. Als de minister deze opsomming hoort — die klopt, want ik heb de cijfers uit het verhaal van de minister zelf genoteerd — komt hij dan toch niet tot een wat bijgestelde conclusie, namelijk dat er echt nog wel een financieel gat is dat niet te overbruggen is met sturingsmaatregelen?

Minister Van der Steur:
Dat is precies wat ik de hele tijd zeg. Ik heb vorige week ook gezegd dat er een verschil is tussen het PwC-rapport, de validatie van De Jong en datgene wat nu beschikbaar is gekomen. Dat verschil is tussen de 50 en 55 miljoen. Hopelijk zijn we het daarover eens. Mevrouw Helder is het niet met mij eens, maar ik ben het wel met mezelf eens, zeg ik met een grote glimlach. Ik heb gezegd dat de korpschef, die verantwoordelijk is voor deze organisatie, moet bekijken of hij dit door middel van sturingsmaatregelen kan oplossen. Als dat niet kan, kan men dus een beroep doen op het eigen vermogen van 156 miljoen euro. Liever niet, maar als het niet anders kan, is dat beschikbaar.

Mevrouw Helder (PVV):
Wat mij betreft is het tekort op zijn minst die 170 miljoen min die 86 miljoen. Dan kom je op 84 miljoen. We moeten het dus niet zo moeilijk maken. De minister zegt dat er sturingsmaatregelen moeten komen. Wat er dan nog onder de streep overblijft, gaat ten koste van het eigen vermogen. Ik heb net in het interruptiedebatje met collega Van Veen gezegd dat je ook eens moet kijken naar wat er in 2013 en in 2014 al op het eigen vermogen in mindering is gebracht. Kan de minister die bedragen ook meenemen in die 175 miljoen? De minister zegt namelijk dat dit bedrag er nu nog is.

Minister Van der Steur:
Voor de goede orde: eind 2015 was er 156 miljoen. De ondergrens ligt op 75 miljoen. Dat is die 1,5%. Als men daaronder zakt, is er een herstelplan nodig. Mevrouw Kooiman heeft de indruk dat dit er vandaag al moet komen, maar dat is niet zo. Dat betekent dat er ruimte is in het eigen vermogen om eventuele tekorten op te vangen. Zo kan een korpschef ook gewoon handelen. Als je tekorten hebt, zul je een beroep moeten doen op het eigen vermogen. Ik vind dat ook goed. Daarom heb ik vorige week in het debat gezegd dat ik als bestuurder die verantwoordelijkheid neem. Ik vraag wel aan de korpschef of hij kan bezien of hij met een aantal meevallers rekening kan houden, zodat het totale beslag op het eigen vermogen lager wordt dan 50 miljoen. Dat zou voor iedereen heel goed zijn.

Mevrouw Helder (PVV):
Dan vind ik het toch heel vreemd dat we in maart van dezelfde korpschef hebben gehoord dat de politiek maar moet kiezen waarin gesneden moet worden. Dat verhaal geloof ik toch net iets meer dan datgene wat de minister net heeft gezegd.

Minister Van der Steur:
Dat debat zullen we zeker nog een keer voeren. Ik schat dat de Miljoenennota niet zonder debat over de begroting van Veiligheid en Justitie de Kamer zal passeren. Dan zullen we over het meerjarig kader, over de jaren 2017 en verder, praten en moeten we opnieuw bezien wat er aan extra geld beschikbaar komt. Ik heb in de media gelezen dat het gaat om een bedrag van 300 miljoen. Daar zou ik op een aantal terreinen geweldig mee geholpen zijn. Ik moet dan eens goed gaan plussen en minnen en bekijken hoe het zit met de behoeftes van bijvoorbeeld de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Dat wordt best nog wel een ingewikkeld puzzeltje, maar dat maakt niet uit. Dat gaan we doen, want daarvoor ben ik aangesteld. Daarover ga ik het debat graag met u aan.

Nu voeren we een debat over de nationale politie in 2016. Ik heb heel helder aangegeven dat het tekort om en nabij de 55 miljoen zal zijn. Ik heb de korpschef gevraagd om daarop te sturen. Dat mag je ook verwachten van een manager. Dat is hij ook, een kwalitatief heel hoogwaardige manager. Vervolgens zullen we aan het einde van de dag het eindresultaat zien. Daar zal ik de Kamer uiteraard bij het jaarverslag over rapporteren.

De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Swinkels.

Mevrouw Swinkels (D66):
Kan de minister mij uitleggen waarom het eigen vermogen een kritische ondergrens kent van 1,5%?

Minister Van der Steur:
Dat is conform de afspraak.

Mevrouw Swinkels (D66):
De minister begrijpt mijn vraag heel goed. Waarvoor dient zo'n reserve?

Minister Van der Steur:
Het eigen vermogen dient in een normale organisatie om eventuele tekorten op te vangen die ze in de loop van het jaar oploopt. In de afgelopen jaren hadden we te maken met financiële krapte als gevolg van een crisis. Mevrouw Swinkels kan zich misschien nog herinneren dat we die met een paar heel stevige maatregelen voor een groot deel hebben weten te beteugelen. Die crisis hebben we onder andere moeten opvangen door voor de nationale politie soms een beroep te doen op het eigen vermogen. Daar is het ook voor. Dat is ook precies hetgeen we mogelijkerwijs voor 2016 gaan doen.

Mevrouw Swinkels (D66):
Dan is mijn vraag aan de minister of hij het verstandig vindt om het eigen vermogen zo uit te hollen, nu al, zodat eventuele tegenvallers in de loop van 2016 niet meer opgevangen kunnen worden door de politie.

Minister Van der Steur:
Daar is geen sprake van. We hebben net vastgesteld dat er een enorme extra investering van alles bij elkaar 170 miljoen euro — althans, iets minder, want die 6 miljoen gaat er nog af — in de nationale politie wordt gedaan, met nog eens 50 miljoen extra voor de inzet ten aanzien van de asielproblematiek. Daarmee is een forse investering gedaan in de nationale politie. Als iemand de woordvoerders zou horen en verder het debat niet zou volgen, zou hij echt denken dat er geen cent voor de politie bij komt, maar we praten over substantiële investeringen. Ten opzichte van het pad dat we zelf hebben uitgerekend met PwC, is er nog een tekort van 50 miljoen voor 2016. Dat bedrag kan — als het nodig is; daar ga ik voorlopig niet van uit — ten laste komen van het eigen vermogen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wil nog even door op het eigen vermogen. In mijn herinnering uit managementbanen die ik heb gehad, heb je een vrij besteedbaar eigen vermogen dat je naar eigen inzicht aan iets kunt uitgeven, maar heb je vooral ook heel veel bestemd eigen vermogen. Nieuwbouw komt bijvoorbeeld niet in één keer tot stand. Daar wordt in verschillende jaren wat voor opzij gezet. Op het moment dat het moet gebeuren, wordt het geld dan uit het eigen vermogen gehaald. Kan de minister mij de verhouding geven? Hoeveel eigen vermogen heeft een doelbestemming en hoeveel is compleet vrij eigen vermogen dat de politieorganisatie kan uitgeven voor wat dan ook?

Minister Van der Steur:
Dat is een goede vraag. Dat heb ik even niet zo paraat. Volgens mij, maar dan zou ik speculeren, is het eigen vermogen waar we het nu over hebben vrij besteedbaar. Of nee, ik weet zelfs zeker dat dit zo is. In het totaalbedrag van 5 miljard dat elk jaar weer wordt uitgegeven voor de nationale politie, zitten natuurlijk op alle mogelijke manieren investeringsbedragen en andere bedragen die geïnvesteerd worden in huisvesting, auto's en onderhoud. Die zaken vallen dus onder het totaalbedrag van 5 miljard. Nu hebben we het over het eigen vermogen dat gewoon vrij besteedbaar is. Het is echt bedoeld als buffer. Dat is precies waar we het mogelijkerwijs dit jaar voor nodig hebben.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wacht toch even het preciezere antwoord af, want het is in mijn ervaring vrij ongebruikelijk dat een organisatie op haar balans zo'n bedrag heeft staan zonder dat daar een doelbestemming voor is. Misschien is het geen verplichte doelbestemming, maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat het er staat als: overig; wij weten ook niet wat wij met dat geld aan moeten.

Minister Van der Steur:
Dat is precies waar het voor is. Het is vrij besteedbaar eigen vermogen. Maar let op: de afspraak is wel dat er een herstelplan nodig is als dat onder de 75 miljoen zakt. Op de rest van de begroting staan natuurlijk alle investeringsbedragen. Daar zit 600 miljoen aan investeringen bij die jaarlijks in ICT worden gedaan. Dat bedrag bestaat voor een deel uit mensen, voor een deel uit materieel. Daar is een normale investeringsagenda en een eventuele reserve binnen die begrotingspost voor. Dit gaat echt om het algemene, vrij besteedbare eigen vermogen van de nationale politie.

Mevrouw Swinkels heeft gevraagd of de sterkte van 49.800 fte in 2016 is gegarandeerd. Ja, dat is het geval. Daar zitten we op dit moment met 700 mensen boven. De instroom van nieuwe politieagenten is dit jaar hoger dan in de afgelopen jaren. Daar heb ik de Kamer ook uitgebreid over gerapporteerd. Daar kunnen we het morgen nog verder over hebben. Het zit daarmee op het niveau van de begroting voor 2016. In 2016 wordt geen personeel ontslagen, a. omdat het niet nodig is en b. omdat het niet kan omdat we in het kader van de reorganisatie een werkgarantie hebben afgegeven. Ook de ICT-investeringen zijn op het niveau van het PM-onderzoek dat is uitgevoerd door PwC.

Nu aarzel ik, want ik heb een aantal vragen die niet zozeer zien op de begroting zelf als wel op allerlei aanpalende stukken. Het zijn acht vragen en die zou ik heel goed mee kunnen nemen in mijn beantwoording in de eerste termijn van het algemeen overleg dat we morgen specifiek hebben over de politie. Aangezien ze niet met de begroting te maken hebben maar met de politie, zou het mijn gevoelen zijn dat het beter is om ze dan te bespreken, maar als de leden van de Kamer die vragen liever nu beantwoord willen hebben, dan ben ik natuurlijk altijd graag bereid dat te doen.

De voorzitter:
Mevrouw Kooiman, laatste interruptie.

Mevrouw Kooiman (SP):
Over die vragen heb ik geen vraag maar wel over de ICT bij de politie, waar de minister zelf zo-even over begon. Hij zei dat er mensen bij de ICT niet zijn ontslagen. Dat klopt. Er zijn mensen met een tijdelijk contract gewoon weggestuurd, namelijk de hele club bij de ICT die verantwoordelijk was voor de innovatie. We weten allemaal dat innovatie bij de politie heel erg nodig is. Dus wat gaat de minister doen om deze club weer in huis te halen?

Minister Van der Steur:
Allereerst wil ik in herinnering brengen dat er per jaar 600 miljoen euro wordt uitgegeven aan de ICT-portefeuille en dat dit dus niet niks is. Dus even in de goede verstandhouding tussen mij en mevrouw Kooiman: 600 miljoen euro die je uitgeeft aan ICT is niet niks. Het is dus ook niet zo dat er niet meer wordt geïnvesteerd. Dat wil niet zeggen dat er geen keuzes gemaakt moeten worden. Je kunt niet binnen de begroting van de nationale politie ongebreideld geld uitgeven aan de ICT. Het PM-onderzoek heeft uitgewezen dat er uitdagingen zijn op ICT-gebied, dat de basis op orde moet zijn en dat ICT daar een belangrijke rol in speelt en dat de 86 miljoen extra dit jaar voor een deel beschikbaar is voor ICT en de informatieportefeuille. Dit betekent dat het ICT-budget in 2016 op niveau is, zoals in het PM-onderzoek is aangegeven. PwC zegt in het rapport wel dat er keuzes gemaakt moeten worden. Welnu, die zijn ook gemaakt. Die leiden ertoe dat bepaalde activiteiten het komende jaar niet kunnen worden gedaan. Dat hoort erbij. Je kunt nu eenmaal niet alles doen wat je wilt.

Mevrouw Kooiman (SP):
Dus deze minister vindt het eigenlijk vrij normaal dat Inge Philips, plaatsvervangend hoofd van de Landelijke Recherche, gezegd heeft: als deze bezuinigingen van 44 miljoen doorgaan kan ik die verantwoordelijkheid niet aan en kan ik mijn taak niet uitoefenen, dus stap ik op? Op het moment dat de politie moet investeren in cybercrime kún je niet de hele innovatieclub naar huis sturen. En dat is precies wat er nu is gebeurd. Ik kijk de minister nog eens indringend aan en vraag hem nogmaals om die club van innovatieve mensen bij de ICT in huis te halen, want we zijn het tijdperk van The Flintstones bij de politie nu wel zat.

Minister Van der Steur:
Ik herken mij niet in het beeld dat er sprake zou zijn van The Flintstones. Ik heb aangegeven dat er natuurlijk in een lopende agenda investeringen worden gedaan die ikzelf misschien graag ook sneller zou willen doen. Maar ja, ook daarvoor geldt dat het niet ongebruikelijk is om binnen de begroting te blijven. Ik ga niet reageren op individuele uitlatingen van individuele politiefunctionarissen, maar in algemene zin zijn er zeker keuzes gemaakt, ook ten aanzien van de investeringen. Maar let op: in cybercrime is enorm geïnvesteerd. Daar zitten nieuwe afdelingen met nieuwe mensen. De vacatures zijn eerder opengesteld. Bovendien hebben de mensen daar de apparatuur die ze nodig hebben. Misschien willen we het allemaal nog meer en nog beter; mevrouw Van Toorenburg heeft er vorige week nog een pleidooi voor gehouden en dat pleidooi zal ik ook opvolgen met een verzoek aan de desbetreffende eenheid om zelf te zien hoe de kopieermachines eruitzien, want dat was een van de punten waarop mevrouw Van Toorenburg wees. Ik herken mij echter niet in de beeldvorming van mevrouw Kooiman.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Omwille van de tijd heeft de minister gezegd dat hij op een aantal punten inhoudelijk zal ingaan in het AO. Mag ik via u, voorzitter, dan vragen of hij morgen dan ook echt gericht ingaat op de reactie van VNO-NCW omdat ondernemers zich zo in de kou gezet voelen? Ik heb van de politie begrepen hoe zo'n proces van het doen van aangifte verloopt. Dat vond ik ontluisterend. Ik wil daar morgen echt met de minister over spreken, want ik ben daar erg van geschrokken. Ik snap nu waarom er uiteindelijk niets wordt opgelost.

Minister Van der Steur:
Dat doe ik met plezier. Ik zal dat gedetailleerd doen. Dat hoeft mevrouw Van Toorenburg morgen niet in haar eerste termijn te herhalen. Ik zal daar graag op reageren. Er is één punt dat ik nog wel wil meenemen.

Voorzitter. Ik zie mevrouw Van Tongeren nu bij de interruptiemicrofoon staan. Wilt u haar misschien eerst de gelegenheid geven om te interrumperen? Zo niet, dan ga ik door met mijn andere punt.

De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren staat er al een tijdje.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wil graag mijn laatste interruptie plaatsen. Kan dat nu?

De voorzitter:
Natuurlijk. Ga uw gang.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wil toch nog even iets meer helderheid krijgen over het eigen vermogen. Volgens de minister is daar ongeveer 156 miljoen voor beschikbaar. De minister heeft mij net verteld dat daar geen enkele verplichte of niet verplichte doelbestemming onder staat. De politie kan dat dus gewoon uitgeven. De korpschef mag dit jaar dus die 156 miljoen gewoon in zijn geheel uitgeven. Klopt dat?

Minister Van der Steur:
Ja en nee. Nee, hij zou dat in theorie kunnen doen, maar als hij onder de 75 miljoen komt, is hij wel verplicht om een herstelplan te maken. Dat zou ongewenst zijn. Wat mij betreft, betekent dat in principe dat hij geacht wordt om dat niet te doen. Dat betekent wel dat het tekort van om en nabij 55 miljoen dat wij in 2016 mogelijkerwijs hebben, uit het eigen vermogen kan worden gedekt. Dat kan overigens alleen na mijn goedkeuring, want ik voer het beheer over de nationale politie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Oké, we zijn al een stapje verder. Dus niet het hele bedrag van 156 miljoen is vrij besteedbaar, want de korpschef mag sowieso niet onder een bedrag van 75 miljoen komen. Dat hoor ik de minister zojuist zeggen. Het eigen vermogen is dus een stuk kleiner dan die 156 miljoen. Als ik het goed begrijp, zit er ook wel degelijk een niet verplichte doelbestemming op. Het geld is namelijk bedoeld om eventuele niet begrote tegenvallers op te vangen. Klopt dat?

Minister Van der Steur:
Volgens mij is dat de essentie van een eigen vermogen: dat je daarmee tegenvallers opvangt waar je tegen aanloopt. Dat is de veiligheid die het eigen vermogen biedt. De korpschef kan die 75 miljoen wel aanspreken, maar dat heeft alleen desastreuze gevolgen. Dan is er namelijk een herstelplan nodig. De gedachtevorming is dat dat natuurlijk ongewenst is.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Er zijn heel veel organisaties die een eigen vermogen hebben voor een ander doel. Die willen daar iets anders mee doen. Dat is niet alleen maar een float om eventuele tekorten op te vangen. Dat is dus helemaal niet vanzelfsprekend. Als het niet bestemd en vrij besteedbaar is, zou de nationale politie met dat geld ook iets anders mogen gaan financieren. Als dat niet helder is, hoor ik graag in twee termijn hoe het dan wel precies zit met de mogelijkheden tot besteding van dat eigen vermogen.

De voorzitter:
Of morgen tijdens het algemeen overleg.

Minister Van der Steur:
Voorzitter. De vraag hoort echt wel thuis in dit debat. Volgens mij is het niet anders dan ik heb gezegd. Er is een eigen vermogen van 156 miljoen aan het einde van 2015. Als dat onder het niveau van 75 miljoen zakt, ontstaat er de verplichting tot het opstellen van een herstelplan. Dat herstelplan ziet erop om het eigen vermogen weer op het niveau boven de 75 miljoen te brengen. Als je dus een tekort oploopt in het jaar 2016, kun je met mijn toestemming aanspraak maken op het eigen vermogen. Dat heb ik ook met de korpschef afgesproken.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Een nieuwe landelijke beleidsprioriteit toevoegen kost geld in de vorm van mensen en middelen. Daarom breng ik het ook in in dit debat. Is de minister bereid om een nieuwe beleidsprioriteit te maken van de bestrijding van Marokkaanse straatterreur? Ieder weekend vliegen er auto's in brand, vandaag is er weer een bus bekogeld. De busruiten vliegen er zowat iedere dag uit. Er moet nu echt een landelijke aanpak komen. Dat kost geld. Dat moeten we nu beslissen, want het is nu gewoon vijf voor twaalf. Is de minister bereid, daar nu op dit moment extra geld voor vrij te maken? Is hij bereid om extra mensen en middelen in te zetten om dit te gaan bestrijden? Dit kan echt niet zo doorgaan.

Minister Van der Steur:
Ik deel zonder enig voorbehoud de zorg van de heer Bontes die hij hier uitspreekt over het vandalisme dat we in de afgelopen weken hebben gezien, met name tegen bussen in een aantal gemeenten in Nederland. Ik heb daar ook meermalen van aangegeven, naar ik meen ook in de richting van de heer Bontes, dat dit nu echt een voorbeeld is waarbij de lokale driehoek aan zet is. De lokale driehoek kan maatwerk leveren. De burgemeester, het Openbaar Ministerie en de chef van de betreffende eenheid of de politiechef kunnen onderling met elkaar afstemmen wat de juiste aanpak is. Dat betekent dat er prioriteitskeuzes kunnen worden gemaakt om hier paal en perk aan te stellen. De heer Bontes en ik delen dat dit moet gebeuren. Ik merk ook aan alles dat de inzet in Nederland erop gericht is om dit te doen, daar waar het voorkomt. Dat is niet in heel Nederland, maar het komt voor en het is een punt van grote zorg. Ik denk dat de lokale driehoeken dit heel mooi en goed oppakken. Ik ben daar heel tevreden mee.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Het is inmiddels helaas, zo zeg ik erbij, wel een landelijk probleem geworden. Het speelt in Vlaardingen, het speelt in Amsterdam-Noord, het speelt in Ede, het speelt in Veghel, het speelt in Almere. Alle plaatsen doen er zowat aan mee, dus wat dat betreft is er echt een landelijke aanpak nodig. Het gaat echt door heel Nederland heen. Als je er een gerichte landelijke aanpak op loslaat, ben je veel effectiever dan wanneer iedere lokale driehoek weer opnieuw het wiel moet uitvinden. Ik vraag dus geld van de minister voor extra politiemensen en extra rechercheurs om dit probleem nu een keer te tackelen.

Minister Van der Steur:
Nogmaals, het is helder dat er zeker steden zijn waar de problematiek zich voordoet. De heer Bontes noemde er een paar. Daar zijn politieagenten actief. Daar is het Openbaar Ministerie actief. Daar is de lokale burgemeester verantwoordelijk voor de inzet van de politie. Dat is het systeem dat we met elkaar hebben afgesproken. Volgens mij werkt dat goed. Er wordt fors geacteerd en ik dacht dat er ook al arrestaties zijn verricht. Ik deel de zorg, maar niet de bezorgdheid van de heer Bontes. Ik heb het gevoel dat de lokale driehoeken zeer goed in staat zijn om lokaal maatwerk te leveren. Volgens mij is dat ook van groot belang. Natuurlijk moeten ze van elkaar leren. Alle samenwerkingsverbanden zijn daarop gericht. Dat gebeurt via het LIEC, via de RIEC's en via de Veiligheidshuizen. Dat zijn allemaal samenwerkingsverbanden. Volgens mij is dat zeer adequaat.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat, minister, maar ook dat u gaat afronden.

Minister Van der Steur:
Ik heb nog één vraag die echt ziet op het jaar 2016, voorzitter. Dat is de vraag van de heer Van Veen over de administratieve lasten. Ook mevrouw van Toorenburg vroeg daarnaar. Ik wil daarover het volgende zeggen. Ik denk dat wij heel tevreden mogen zijn met het resultaat van het pakket dat de nationale politie heeft opgeleverd. Ik spreek in het bijzonder mijn waardering uit voor het team Meierij. Mevrouw Van Toorenburg weet dan onmiddellijk waar dat is. Ik heb dat nog even moeten opzoeken. Het team Meierij in Brabant heeft als voorloper gefungeerd om te laten zien hoe je met een aantal structurele maatregelen — sommige heel simpel, sommige heel ingrijpend — de administratieve lasten kunt terugbrengen. Ik ben daar heel tevreden over. Ik vind het goed om te zien dat deze goede voorbeelden nu ook door andere eenheden worden overgenomen. Het mooie daarbij is dat het geen blauwdruk is die moet worden overgenomen. Als iets in de Meijerij goed gaat, wordt eerst bekeken of het in andere eenheden, andere teams en andere regio's ook zal werken. Zo ja, dan nemen we het over. Zo nee, dan verzinnen we iets anders. Dat lijkt mij heel erg goed.

Mevrouw Van Toorenburg zei dat het op een aantal terreinen misschien nog beter kan. Ik kom daar morgen graag op terug, maar dat is ongetwijfeld zo. We zien nu bijvoorbeeld dat sommige formulieren zijn vereenvoudigd en dat het aantal formulieren is teruggebracht. Zonder enige twijfel zullen er in een organisatie die van 26 korpsen naar één nationaal korps is gegaan, nog ergens formulieren rondwapperen waarvan we zeggen dat ze anders en beter kunnen of dat we er misschien zelfs helemaal zonder kunnen. Ik ben echter heel erg tevreden met het resultaat: 5.500 fte zijn beschikbaar gekomen voor de kerntaken van de politie. Daarmee mogen we echt heel blij zijn. Ik vind dat er op dat punt een groot compliment kan worden uitgesproken — dat doe ik hier dan ook graag — aan al die mensen, individuele politieagenten, die aan dit project zo'n belangrijke bijdrage hebben geleverd.

Voorzitter. Daarmee ben ik aan het einde gekomen van de beantwoording van de vragen relevant voor dit debat.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De spreektijden zijn 1 minuut en 30 seconden, inclusief het indienen van moties.


Termijn inbreng

Mevrouw Helder (PVV):
Jeetje, voorzitter, anderhalve minuut. Ik ga gauw van start.

Voorzitter. Er zijn twee problemen om met een probleem om te gaan: je maakt het groot of je maakt het klein. Dat is precies wat deze minister doet: hij maakt het klein. Zoals verwacht worden de goede prestaties van de politie benadrukt, waarmee helemaal niemand het oneens is. Dat is alleen maar bedoeld om ons gunstig te stemmen, maar dat is wat mij betreft niet gelukt. De minister probeert daarom een andere tactiek door een som te maken, maar die som klopt onder de streep niet. Ik zal die som daarom nog een keer maken. Het rapport maakt duidelijk dat er in 2016 een gat is van 170 miljoen. Als je daar 6 miljoen vanaf haalt voor de validatie, kom je uit op 164 miljoen. De minister trekt daar nog 10 miljoen vanaf voor de opsporing, maar dat klopt niet, want de opsporing maakt geen deel uit van die 170 miljoen. Het gaat dus om een bedrag van 164 miljoen minus de 86 miljoen uit het bedrag van 188 miljoen, die de minister aan de politie uitgeeft om het financiële gat te dichten. Dan blijft er nog altijd een bedrag van 78 miljoen over, en dus niet het bedrag van om en nabij de 50 miljoen dat de minister noemde.

De korpschef moet hoe dan ook weer aan de slag met sturingsmaatregelen, en als dat niet lukt, gaat dat ten koste van het eigen vermogen. De minister zegt dat dit wel moet kunnen, maar ik ben het daar niet mee eens. Die grens komt immers heel rap in zicht. De minister zegt dat er een herstelplan moet komen. De mensen thuis denken misschien: mwah, een herstelplan. Een herstelplan is echter heel ernstig, want dat betekent dat de politie onder curatele komt te staan van het ministerie van Financiën. Minister Dijsselbloem is niet zo blij met de politie. De citaten waaruit dat blijkt, heb ik al genoemd in mijn eerste termijn. Onder curatele staan is de voorbode van een faillissement, daar had mijn collega Kooiman gelijk in. Hoe moet je dat oplossen? In gewoon Nederlands betekent dit dat je mensen moet ontslaan, en dat wil niemand. Ik hoop daarom dat de minister toch nog met extra geld komt.

Ik wil nog even wat citaten noemen die ik in de eerste termijn niet heb genoemd. De Commissie van toezicht op het beheer politie gaf aan dat de begroting op een kunstmatige manier sluitend wordt gemaakt door middel van een structurele inzet van het eigen vermogen. Dat moet niet gebeuren. De Rekenkamer gaf aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met de financiële consequenties van de herijkingsnota, en de Review Board Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie geeft tot slot aan dat de inschatting van het benodigde budget misschien wel veel te voorzichtig is. Kortom: er moet echt geld bij.

Ik dien tijdens dit debat geen moties in, maar ik zal morgen tijdens de behandeling van de begroting een amendement indienen om er alsnog geld bij te krijgen, want deze minister voert helaas geen moties uit.

Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Je kunt hier wel spreken van een blamage, omdat deze minister het presteert om eerst een heel groot gat te graven en daar een paar schepjes zand in te gooien, om vervolgens te zeggen dat daarmee de hele problematiek bij de nationale politie is opgelost. Op die manier gaat hij om met zijn financiën. Mevrouw Helder verwoordde het mooi toen zij zei dat een herstelplan niets anders is dan faillissement. Daar komt het immers op neer. De nationale politie zal op een gegeven moment medewerkers moeten ontslaan, mogelijk dit jaar al. Er zijn immers al mensen ontslagen. Ik heb op dat punt een heel goede motie, en die dien ik nu in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ICT-specialisten die verantwoordelijk waren voor de innovatie bij de ICT van de nationale politie, naar huis zijn gestuurd vanwege financiële krapte;

van mening dat innovatie bij de nationale politie nodig is om de informatiepositie van de politie te versterken en cybercrimezaken op te kunnen lossen;

verzoekt de regering, de ICT-vernieuwing bij de politie niet stop te zetten en het personeel dat verantwoordelijk is voor ICT-innovatie, in dienst te houden zonder te bezuinigen op andere onderdelen binnen de politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Van Tongeren en Swinkels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 648 (29628).

Mevrouw Kooiman (SP):
Ik dien mijn laatste motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nog niet alle huidige kosten en prioriteiten bij de politie zijn berekend zoals onder andere de vluchtelingenproblematiek, terrorismebestrijding en de raadsman bij het politieverhoor;

van mening dat een concreet plan van aanpak hoe dit op te lossen tot op heden ontbreekt;

verzoekt de regering, alle kosten voor de komende jaren in kaart te brengen en tevens te komen met een plan van aanpak met Prinsjesdag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Swinkels, Van Toorenburg en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 649 (29628).

Mevrouw Kooiman (SP):
De laatste motie gaat over de komende jaren, maar morgen zullen wij verdergaan met het debat over de Voorjaarsnota.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Als ik naar de minister kijk en naar hem luister, vraag ik mij wel eens af of hij nu eigenlijk trots is op de wijze waarop hij met de politie omgaat. Ik weet nog heel goed dat de minister toen hij campagne voerde, riep dat hij voor veiligheid ging. Maar als we bekijken wat er nu allemaal voorligt, dan kun je toch niet meer trots op jezelf zijn? Het lijkt mij akelig als je hier verantwoordelijkheid voor draagt.

Ik denk dat het over meer gaat dan alleen over geld. Het gaat namelijk over een politieorganisatie die, terwijl zij zo hiërarchisch en zo loyaal is, uiteindelijk bij ons aanklopt om aan te geven wat er mist en waar het allemaal fout gaat. Als de minister dat niet wil zien, moeten wij het zelf oplossen. Ik zal hierover geen motie indienen, want dat heeft totaal geen zin. Deze minister wil niet voor de financiën van de politie instaan. Het blijven maar holle woorden. Helaas zal de Kamer morgen zelf verantwoordelijkheid moeten nemen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vorming van de nationale politie heeft geleid tot groeiend cynisme en hoog ziekteverzuim onder politiemensen;

overwegende dat eerder al bleek dat de reorganisatie ernstig is vertraagd en twee keer zo duur uitvalt;

overwegende dat de verlenging van de huidige reorganisatie het functioneren van de politie ernstig blijft belemmeren;

verzoekt de regering om uitsluitend op drie quick-wins, te weten ICT, inkoop en werkprocessen, door te gaan met de reorganisatie van de nationale politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 650 (29628).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vele plaatsen in Nederland, zoals Almere, Gouda, Ede en Amsterdam, gebukt gaan onder Marokkaanse straatterreur;

overwegende dat het stichten van autobranden en het terroriseren van het openbaar vervoer een structureel karakter lijken te krijgen;

overwegende dat de nationale politie hiertegen veel steviger moet optreden;

verzoekt de regering om van de bestrijding van overlast door Marokkaanse jongeren een landelijke topprioriteit te maken en daarvoor middelen ter beschikking te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 651 (29628).

Mevrouw Swinkels (D66):
Mevrouw de voorzitter. Voor D66 zijn twee dingen belangrijk. Ten eerste dat er blauw op straat blijft. Daarvoor dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nationale politie voor 2016 nog steeds met financiële tekorten kampt;

overwegende dat het financiële tekort in 2016 niet ten koste mag gaan van de operationele sterkte van de nationale politie;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor voldoende middelen om de operationele sterkte van de nationale politie in 2016 op peil te kunnen houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Swinkels, Kooiman en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 652 (29628).

Mevrouw Swinkels (D66):
Ten tweede is van cruciaal belang dat de instroom van nieuwe politieagenten gewaarborgd is. Daarvoor dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nationale politie voor 2016 nog steeds met financiële tekorten kampt;

overwegende dat nieuwe instroom voor de toekomstbestendigheid van de politieorganisatie van cruciaal belang is;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor voldoende middelen om te voorkomen dat de instroom van nieuw politiepersoneel wordt beperkt als gevolg van huidige tekorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Swinkels, Kooiman en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 653 (29628).

De heer Van Veen heeft geen behoefte aan een tweede termijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Zoals wel vaker in de politiek heb je soms een herhaling van zetten. Dat hebben wij vandaag helaas ook gezien. De verzamelde oppositie uitte veel zorgen over het reilen en zeilen bij de politie. Dat bleek ook uit de tekst van de vertegenwoordiger van regeringspartij Partij van de Arbeid. De minister zei in feite: alles komt goed, gaat u rustig slapen, er is geld voldoende, de politie gaat het redden. Mijn partij vindt het heel jammer dat er door dit kabinet zelden vanuit principes — waar zitten de prioriteiten, waar moeten wij nou echt ons geld op inzetten? — gekeken wordt naar de hoeveelheid geld die nodig is. Eigenlijk is altijd het omgekeerde proces aan de orde: er is zoveel geld, dus daar moet het ingeduwd worden. De korpschef moet dat dan maar regelen. Ik heb moties van collega's van D66 en de SP medeondertekend om toch te proberen deze minister op een aantal punten op andere gedachten te brengen. Morgenochtend zal ik niet bij het AO Politie zijn, omdat ik de hele dag plenair over de Mijnbouwwet zal debatteren, een heel ander maar ook belangrijk onderwerp voor dit parlement.

De voorzitter:
De heren Kuzu en Marcouch hebben geen behoefte aan een tweede termijn. Ik schors de vergadering voor twee minuten, zodat de minister zijn reactie op de moties kan voorbereiden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Van der Steur:
Voorzitter. Dank aan de woordvoerders voor hun bijdrage in tweede termijn. Er waren een paar dingen bij die misschien niet zo aardig klonken, maar die ongetwijfeld zeer aardig waren bedoeld. Zo vroeg mevrouw Van Toorenburg hoe ik mij voelde als minister die verantwoordelijk is voor 65.000 politieagenten. Ik voel mij uitstekend. Ik vecht als minister al vanaf de dag dat ik hier ben aangekomen voor die mensen. Dat doe ik door de reorganisatie op een zorgvuldige manier af te maken, door de personele reorganisatie zo snel mogelijk af te ronden, door zorg te dragen voor een goede cao en door elke keer, bij elke gelegenheid die ik tot op heden heb gehad, extra geld vrij te laten maken door de regering voor de nationale politie. Daar ga ik wat mij betreft, heb ik weleens grappenderwijs gezegd, de komende twintig jaar mee door, want ik vind dat de politie dat ook verdient, maar niet alleen de politie; ik heb binnen mijn departement nog andere organisaties die het ook verdienen om op dezelfde wijze aandacht van mij te krijgen en die krijgen ze ook.

Dat wil niet zeggen dat de bomen tot in de hemel groeien. Dat wil niet zeggen dat ik ongebreideld extra geld aan mijn begroting kan toevoegen. Dat wil ook niet zeggen dat er niet af en toe keuzes gemaakt moeten worden. Dat is precies de reden waarom wij met elkaar zorgvuldig dit debat voeren. Mevrouw Kooiman zegt: de minister graaft een groot gat en gooit er dan twee scheppen zand in. Ik weet niet wat zij vindt, maar als je praat over structurele extra investeringen van honderden miljoenen, dan vind ik dat mevrouw Kooiman mij en de regering met haar beeldspraak een beetje tekortdoet. Voor het overige waardeer ik de warme belangstelling voor de nationale politie en de overige uitvoeringsdiensten, want zij doen zonder twijfel belangrijk werk.

Dan kom ik bij de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 648 over de ICT-vernieuwing. Daar heb ik met haar over van gedachten gewisseld. Het is een inbreuk op de begroting. Er is geen dekking voor haar verzoek. Het is ook een beetje een vorm van micromanagement: willen meesturen met de korpschef van de nationale politie. Die behoefte zou ik zelf ook niet moeten hebben, laat staan dat de Kamer dat zou moeten willen. Ik moet die motie dan ook ontraden.

In de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 649 wordt verzocht om een plan van aanpak met Prinsjesdag. Ik ken maar één plan van aanpak met Prinsjesdag. Dat heet de begroting en de Miljoenennota. Die zullen er komen. Iets anders dan dat zal er niet komen. Om die reden ontraad ik deze motie.

Zijn motie op stuk nr. 650 heeft de heer Bontes in ieder geval al één keer, misschien twee keer eerder ingediend. Om dezelfde reden als de vorige keer — ik verwijs naar de Handelingen — zal ik haar ontraden.

De motie-Bontes op stuk nr. 651 gaat over Marokkaanse jongeren. Daarover hebben wij in het debat van gedachten gewisseld. Er is geen aanleiding om daar een landelijke prioriteit van te maken. Voor zover de bestrijding van overlast geen landelijke prioriteit is, zijn de lokale driehoeken zeer goed in staat dat te doen. Ik ontraad dan ook deze motie.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Mijn motie op stuk nr. 650 is geactualiseerd. Lees het bericht in het AD vandaag over het cynisme en het ziekteverzuim bij de nationale politie. Dat hangt direct samen met die bureaucratische reorganisatie. Die moet stoppen. Rond haar af. Bewaar de nationale politie, maar rond die reorganisatie af en ga door op de drie quick-wins die ik genoemd heb: ICT, inkoop en werkprocessen. De minister zou haar moeten lezen tegen het licht van de actualiteit.

Minister Van der Steur:
De reorganisatie ligt vast in de herijkingsnota, zoals die met de Kamer is afgesproken. Dat is de basis van de reorganisatie. Dat is niet wat de heer Bontes hier bedoelt. Om die reden handhaaf ik mijn advies en ontraad ik de motie.

De motie-Swinkels c.s. op stuk nr. 652 verzoekt de regering zorg te dragen voor voldoende middelen om de operationele sterkte van de nationale politie in 2016 op peil te kunnen. Als mevrouw Swinkels met deze motie bedoelt dat het aantal van 49.800 agenten, dat als ondergrens met de Kamer is afgesproken, in 2016 gehandhaafd moet blijven — op dit moment zijn er ruim 700 meer dan dat — dan is mijn antwoord dat dat het uitgangspunt is van de begroting van de nationale politie. Om die reden is de motie ondersteuning van beleid, maar als mevrouw Swinkels haar zo bedoelt, is zij misschien ook in hoge mate overbodig, want daar zien de hele begroting van de nationale politie en de afspraken met de Kamer juist op. Zij is dus een herbevestiging van de afspraak met de Kamer om 49.800 agenten te hebben. Als ik het verkeerd zie, moet mevrouw Swinkels het zeggen, maar ik zie dan, met alle respect, niet zo heel erg de meerwaarde van de motie.

De voorzitter:
Mevrouw Swinkels, korte reactie.

Mevrouw Swinkels (D66):
Een motie moet natuurlijk worden gezien in verhouding tot alle andere middelen die de korpschef nu heeft om te bezuinigen. Dat moet hij doen, want hij moet ergens geld vandaag halen voor het tekort van 50 miljoen. Dan kun je mensen ontslaan. Dat is niet gewenst en daar voorzien de afspraken met de bonden niet in. Deze motie is zo bedoeld dat dat in ieder geval niet ten koste van de operationele sterkte gaat.

Minister Van der Steur:
Dan is de vraag welke operationele sterkte mevrouw Swinkels bedoelt. We hebben een operationele sterkte van 49.800 mensen afgesproken. Daar zitten we boven. We hebben ook een niet-operationele sterkte van achtduizend en nog wat ondersteunende mensen. Daar zitten we dus ook boven het afgesproken niveau. Conform de afspraken met de Kamer zullen er mensen uit de politieorganisatie treden. Dat gebeurt niet op basis van ontslag maar op basis van natuurlijk verloop en andere maatregelen. Er zullen dus mensen uit de politieorganisatie weggaan, maar dat is logisch want dat hebben we een paar jaar geleden zo met elkaar afgesproken. Dus als mevrouw Swinkels dat niet wil, dan is de motie ongedekt en moet ik haar ontraden. Maar als mevrouw Swinkels het zeer op prijs stelt als ik de motie zo lees dat de 49.800 plus ondersteunend personeel conform de afspraak met de Kamer in 2016 gehandhaafd blijven, dan is dat beleid. Daar kan ik niet tegen zijn, alleen is de meerwaarde van de motie dan niet heel groot.

Mevrouw Swinkels (D66):
De meerwaarde is dat hiermee een signaal wordt afgegeven dat in het hele pakket aan maatregelen dat genomen kan worden, deze maatregel zeker niet genomen zou moeten worden.

Minister Van der Steur:
Dat signaal is niet nodig, want de korpschef heeft conform de begroting de middelen die nodig zijn om die 49.800 mensen in dienst te hebben. Ik laat de motie oordeel Kamer, maar ik zie haar als ondersteuning van beleid en als ondersteuning van de begroting voor 2016. De meerwaarde van de motie zie ik met alle respect dus niet zo heel snel.

In de motie-Swinkels c.s. op stuk nr. 653 wordt gevraagd om zorg te dragen voor voldoende middelen om te voorkomen dat de instroom van nieuw politiepersoneel wordt beperkt als gevolg van de huidige tekorten. Als mevrouw Swinkels ook deze motie bedoeld in de zin van "over 2016", dan is in de begroting voorzien wat de instroom van de politie moet zijn. Die afspraken worden gewoon uitgevoerd. Ik heb in het debat al aangegeven dat de instroom van de politie in 2016 hoger is dan in de vorige jaren, als gevolg van de manier waarop we begroten en als gevolg van een extra investering. Daarmee is de motie ook volledige ondersteuning van beleid. Dan zou je kunnen zeggen dat zij oordeel Kamer is, maar ook hiervoor geldt: waar is een begroting nog voor als we alle onderdelen van de begroting gaan secureren met een motie? Ik denk niet dat dat dienstig is, maar ik laat het oordeel over de motie desondanks aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt van 18.53 uur tot 20.15 uur geschorst.

Voorzitter: Ypma

Tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip

Tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip

Aan de orde is de voortzetting van het debat over het rapport van de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip (debat met de commissie).


Termijn antwoord

(Zie vergadering van 22 juni 2016.)

De voorzitter:
Ik heet alle leden welkom, in het bijzonder de leden van de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip en de staf die haar heeft bijgestaan. De eerste termijn van de Kamer vond plaats op 22 juni. Vandaag zijn we toe aan het antwoord in eerste termijn en houden we de tweede termijn.

Het woord is aan de initiatiefnemer, de voorzitter van de commissie, de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ben niet de initiatiefnemer, want het initiatief werd oorspronkelijk genomen door de leden Van Ojik en Pechtold. Dat zouden ook mijn eerste woorden zijn: we hebben in dat kader ons onderzoek gedaan.

Ik licht allereerst de opbouw van mijn beantwoording toe. Na een heel korte inleiding splits ik de beantwoording in een aantal thema's op. Ik ga eerst in op de sterktes en de zwaktes van het bruto binnenlands product (bbp). Ik zal duidelijk vermelden wanneer ik dat thema heb afgerond en overga naar een volgend thema. Daarna ga ik in op de vormgeving van de monitor zoals wij die voorstellen, met aspecten als de dashboardbenadering, de indicatoren en de redenen voor die indicatoren en de eigenschappen daarvan. Vervolgens ga ik in op het thema "evaluatie versus doorrekenen", om het zo samen te vatten. Voorts ga ik in op het thema wanneer we die monitor bespreken. Daarbij komt natuurlijk ook de discussie aan de orde over de vraag of die bespreking plaatsvindt in het Verantwoordingsdebat of op een ander moment. Tot slot beantwoord ik nog apart de resterende vragen van de woordvoerders die ik niet direct in deze thema's heb kunnen inpassen.

De instelling van onze commissie vond plaats op 6 oktober 2015. In april 2016 heeft zij het rapport gepresenteerd. De leden van onze commissie, Mark Harbers, Henk Nijboer, Arnold Merkies, Pieter Heerma, Wouter Koolmees en ikzelf, daarbij ondersteund door onze onvoorstelbare ambtelijke staf, hebben geprobeerd om dit werk in een kort tijdsbestek van een halfjaar te doen en dat vervolgens in een handzaam rapport te vervatten. We hebben onderzoek gedaan naar wat het bbp wel en niet meet en naar de eventuele meerwaarde ervan om naast het bbp indicatoren te ontwikkelen om brede welvaart inzichtelijk te maken. Het is een beknopt onderzoek, dat in een relatief korte tijd is gedaan. Dat heeft ook zijn begrenzingen. Hier en daar in de beantwoording zal ik stuiten op die grenzen van wat nog wel en niet meer tot ons onderwijsveld, pardon, ons onderzoeksveld behoorde. U hoorde hier even de onderwijswoordvoerder, die ik normaal gesproken ben. Ik dank de woordvoerders voor hun constructieve bijdrage in eerste termijn. Ik heb mogen vaststellen dat vrijwel alle fracties ervoor hebben gekozen om in een positieve toonzetting te reageren op ons werk. Daar zijn we uiteraard heel blij mee.

Ik begin met het thema van de sterktes en de zwaktes van het bbp. Bij welvaart maken we onderscheid tussen, om het populair te zeggen, de economische kant, namelijk alles waarmee betaling gemoeid is, de omvang van de economie, die het bbp is, en tussen al die andere aspecten die van belang zijn wanneer we spreken over welvaart in brede zin en die allemaal niet in het bbp zitten. Het bbp is geen indicator voor brede welvaart. Het is ook nooit zo bedoeld geweest.

Sterke en zwakke punten van het bbp hebben we ook in ons rapport beschreven. In zichzelf, het doel waarvoor het bbp wel ontwikkeld is, vinden we het bbp nog steeds een sterk instrument. Om het beter te begrijpen en de beperkingen ervan beter te begrijpen, is het belangrijk om één ding te noemen over de wijze waarop het bbp tot stand komt. Je kunt het namelijk op drie manieren berekenen. Je kunt alle productie in de economie optellen, je kunt alle consumptie optellen of je telt alle inkomens op. Theoretisch gezien leiden die drie wegen tot eenzelfde getal. Het is in economische zin een berekeningswijze die langs verschillende wegen rond te rekenen is. Het bbp is in die zin een onderdeel van het hele systeem van nationale rekeningen. Die systematische kant speelt een behoorlijke rol in ingewikkelde discussies over wat er wel en niet in het bbp meegenomen kan worden of zou moeten worden. Die discussies worden stevig gevoerd, onder meer door de internationale instanties die de handboeken voor het bbp opstellen, statistische experts van statistiekbureaus en internationale organisaties. Het bbp wordt eens in de zoveel jaar opnieuw geüpdatet. Ik heb mij laten vertellen dat het handboek ongeveer 800 bladzijden beslaat. Wij hebben als commissie niet alle 800 pagina's gelezen. Wij vinden het belangrijk om de discussies over aanscherping en wijziging van het bbp daar te laten waar zij thuishoren, dus bij die instanties. Het heeft ook niet heel veel zin om daar vanuit ons perspectief als commissie veel dingen aan te willen veranderen, want het bbp staat of valt hoe dan ook met de internationale acceptatie van die berekeningswijze. Daarbij zitten wij als parlementaire commissie niet dicht bij het vuur, maar we herkennen en erkennen de beperkingen van het bbp wel. De heer Bruins heeft er een aantal genoemd, maar we hebben ze ook in het rapport geadresseerd, bijvoorbeeld het effect van ICT. De heer Verhoeven heeft daar opmerkingen over gemaakt. Ook de genoemde internationale organisaties herkennen dit soort vraagstukken. Op basis van die onderdelen van de studies wordt het bbp soms ook geüpdatet en wordt soms de berekeningswijze aangepast. Wij wijzen als commissie wel op het belang van het voortgaan van die discussies, want als de economie verandert, zul je soms ook dingen moeten veranderen in de meting van die economie.

Ondanks die beperkingen vinden wij als commissie het bbp inderdaad een robuuste indicator van de omvang van onze economie. Daar is het ook voor bedoeld. Belangrijk daarbij is dat het bbp een internationaal geharmoniseerde berekeningswijze kent. Het wordt overal op dezelfde manier berekend. Dat maakt het natuurlijk plezierig om er vergelijkingen mee te maken. Het heeft een jarenlang trackrecord, zodat ook tijdlijnen goed te schetsen zijn. In de dagelijkse praktijk heeft het bbp ook een sterke relatie met directe economische effecten en ook met overheidsfinanciën. Er is zelfs een heel sterke relatie tussen het bbp en belastinginkomsten. Het bbp meet geldstromen die in de economie rondgaan en op basis waarvan wij belastingen incasseren. Dat betekent dat met name de minister van Financiën altijd met grote belangstelling naar het bbp zal blijven kijken, want een groeiend bbp betekent dat we een andere discussie hebben over de rijksbegroting dan bij een krimpend bbp. Dat was oorspronkelijk ook een van de drijfveren bij de ontwikkeling van het bbp. De voorlopers van het bbp, ver terug in de geschiedenis, zijn zelfs bij uitstek ontwikkeld om te meten en om te proberen te voorspellen in hoeverre een overheid belasting kon heffen. Voor de cynici onder ons: oorspronkelijk dienden zij niet zelden ook om te berekenen hoe je een oorlog kon financieren.

Ik stap nu over naar het volgende blok, de door ons als commissie voorgestelde vormgeving van de Monitor Brede Welvaart. Het is belangrijk dat we kiezen voor een dashboardbenadering. Dat betekent dat je geen poging doet om dingen samen te voegen in één getal. Het leukste daarbij is nog altijd de door de commissie-Stiglitz naar voren gebrachte argumentatie: als je in één metertje zowel de snelheid waarmee je in je auto rijdt als hoeveel benzine er nog in je tank zit, wilt weergeven, meet je niets meer. Het risico zou kunnen zijn dat je naarmate de tank leger is, harder gaat rijden. Dat loopt misschien niet helemaal goed af.

De commissie wil de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart met allerlei indicatoren naast elkaar. Het is ten principale een evaluatief instrument. Het geeft een beeld van de stand van zaken. Het geeft objectief gemeten feiten over die verschillende aspecten weer. Over de weging en interpretatie van die feiten is verschil mogelijk en zal ook altijd verschil bestaan. De heer Van Veen heeft daarop gewezen en wij zijn dat met hem eens. Dat is de essentie van het politieke debat. Wij gaan de essentie van het politieke debat niet oplossen met het instrument van de Monitor Brede Welvaart. Dat willen wij ook helemaal niet doen. Welke indicatoren zou je dan moeten hebben? Wij hebben ontdekt dat daarover op heel veel plekken en in heel veel landen een levendige discussie heeft plaatsgevonden.

De heer Van Veen (VVD):
Misschien ben ik wat aan de vroege kant, maar ik stel mijn vraag toch, omdat we nu bij dit blokje aangekomen zijn. Interpretatie is heel belangrijk. Hoe onafhankelijker de verschafte informatie is, hoe beter het debat gevoerd kan worden. Ik vraag de voorzitter van de commissie: hoe gaan we die internationale vergelijking bij zo'n monitor waarborgen, gelet op het feit dat Nederland niet in zijn eentje iets kan opleggen aan de rest van de wereld?

De heer Grashoff (GroenLinks):
Daar kom ik nog op in mijn verhaal, maar ik geef er alvast een voorschot op: we vinden het dús ook heel belangrijk dat er een internationale harmonisatie plaatsvindt, zowel wat betreft de keuze van de indicatoren als wat betreft de meetmethode.

De heer Van Veen (VVD):
Mijn vraag gaat er met name over dat we het niet kunnen opleggen aan andere landen. In de eerste termijn hebben we geconstateerd dat ieder land in zijn eigen fase dingen belangrijk vindt. Hoe verder je bijvoorbeeld in je welvaart zit, hoe meer je je druk moet maken om bepaalde zaken. Ik heb toen in het debat gezegd: als er geen water is, wil men er eerst voor zorgen dat er water is. Hoe gaan we er dan voor zorgen dat die internationale vergelijking er komt en dat die ook voor ons te interpreteren is als men in andere landen dat welvaartsniveau nog helemaal niet heeft bereikt?

De heer Grashoff (GroenLinks):
Toch heeft op dat punt al heel veel ontwikkeling plaatsgevonden. Dat is juist een van de constateringen die de commissie gelukkig heeft kunnen doen. Er is heel veel gewerkt aan internationale harmonisatie. De CES-recommendations vormen daarvan de belangrijkste neerslag. Deze geven een set van ongeveer 60 indicatoren op 20 terreinen. Wij hebben kunnen vaststellen dat die behoorlijk dekkend en bruikbaar is en dat er al een behoorlijke mate van overeenstemming is over hoe je die meet. Gelukkig is die overeenstemming er in vergaande mate. Misschien is het toch ook wel even leuk om de vergelijking met het bbp te maken op dit punt. Het heeft bij het bbp ook enkele, zelfs vele decennia geduurd voordat in een groeiproces een hoge mate van internationale harmonisatie, iets wat niet kan worden afgedwongen, is ontstaan. Het kan dus wel. We verwachten dat dit ook kan met de indicatorenset voor brede welvaart. De heer Van Veen kaart echter wel een terecht punt aan.

Om welke indicatoren gaat het? Daar zit inderdaad een risico. Je kunt vanuit de Nederlandse situatie een set indicatoren gaan opnoemen die voor ons het aardigste, het leukste of het relevantste is, nog afgezien van het feit of we daar zelf met elkaar uit komen en of we dan niet in een langdurige discussie over het instrument terechtkomen in plaats van dat we dat instrument zouden gebruiken. Wij hebben ontdekt dat dit in heel veel landen ook is gebeurd. In Duitsland en Frankrijk, waar wij zijn geweest, zijn er jarenlange trajecten geweest. Die hebben geleid tot eigen sets indicatoren, die weer afwijken van al bestaande sets indicatoren, zoals die van de OESO, of die afwijken van de aanbevelingen, zoals die uit het Stiglitz-rapport, die zelf weer afwijken van de CES-recommendations. Die sets gaan dan een soort van eigen leven leiden en worden ook weer direct ter discussie gesteld. In die valkuil heeft de commissie niet willen trappen. Daarom hebben we beredeneerd de keuze gemaakt voor één indicatorenset die al bestaat, die al door statistici van 60 landen en door een heel aantal internationale organisaties wordt onderschreven en die je zou kunnen betitelen als "de meest kansrijke set". Die meest kansrijke set wordt dus onderschreven door ongeveer 60 landen en wordt al geïmplementeerd in onder meer de huidige Monitor Duurzaam Nederland, zoals die nu heet. Daarvan willen we gebruik blijven maken. We willen ook preciezer naar die CES-recommendations toe.

Moeten we dan wachten? In ieder geval de heer Bruins heeft daar zorgen over geuit. Nee. Dat proces is ruimschoots ver genoeg om er nu mee te gaan werken. Dat neemt echter niet weg dat het internationale proces nog niet tot een eind is gekomen. Het zal in zekere zin ook altijd wel in discussie blijven. Zie ook de discussies over de berekeningswijze van het bbp. Het is voldoende geaccepteerd om ermee te kunnen werken en om internationale vergelijkbaarheid tot stand te brengen, om te kunnen vergelijken tussen een groot aantal landen.

De CES-recommendations beschrijven dus hoe brede welvaart kan worden gemeten, met die 20 thema's en 60 meestal objectieve indicatoren. Ik kom daar straks nog op terug. Deze set lijkt ons ook voor de Nederlandse situatie het meest geschikt voor het politieke debat en het meest dekkend in relatie tot alle aspecten die tot nu toe, ook in onze commissie, de revue zijn gepasseerd. Er zijn ook andere sets die een belangrijke rol spelen, zoals de werelddoelen, de Sustainable Development Goals, van de VN. Die set is nog veel groter en bestaat uit ruim 180 indicatoren. Er zitten daar ook een fors aantal indicatoren in waarvan wij denken dat die voor de Nederlandse situatie misschien minder relevant zijn, maar dat neemt niet weg dat ze in de discussies met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking natuurlijk wel hun eigen waarde behouden en daar ook eigenstandig een rol spelen. Het is echter niet de meest geschikte set van instrumenten voor de Nederlandse Monitor Brede Welvaart, die zo veel mogelijk is afgestemd in internationale context.

Overigens wordt ook in internationaal verband wel het spanningsveld gezien tussen enerzijds de Sustainable Development Goals en anderzijds de CES-recommendations. Er is op dit moment ook een internationale werkgroep bezig, die bekijkt op welke wijze die twee toch te verbinden zouden zijn. Ons eigen CBS is leider van die werkgroep. We zullen gewoon moeten afwachten wat de experts daar tevoorschijn laten komen. Dat zou kunnen leiden tot een stap voorwaarts in internationale harmonisatie en afstemming, ook met de Sustainable Development Goals.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank in ieder geval voor deze beantwoording. Afgelopen week had ik nog een debat met minister Ploumen, ook over de Sustainable Development Goals. Zij wil ze zo veel mogelijk in de begrotingen verwerken. Van een aantal van de indicatoren die worden voorgesteld wordt nu bekeken of ze kunnen doorgroeien van de Monitor Duurzaam Nederland naar de Monitor Brede Welvaart die we gaan krijgen. Zouden die indicatoren eigenlijk ook in de begrotingen moeten worden opgenomen? Beveelt de commissie dat aan?

De heer Grashoff (GroenLinks):
Die aanbeveling hebben wij niet gedaan. Dat is omdat onze belangrijkste aanbeveling is om een monitor, een meetinstrument, te maken. Dat is niet een-op-een gekoppeld aan doelstellingen, maar het meet de feitelijke stand op die 60 indicatoren van brede welvaart. De monitor wordt ook niet door de overheid gemaakt, maar door een onafhankelijk instituut. Wij denken dat het CBS daarvoor het meest geëigende instituut is. Dat is wel een verschil. Je kunt niet een-op-een zeggen: dat verwerken we in de begrotingen. We hebben natuurlijk wel een discussie over de manier waarop van de zijde van het kabinet gereageerd kan worden op zowel de Monitor Brede Welvaart als op de Sustainable Developments Goals, maar ik moet zeggen dat dit buiten de scope van het onderzoek van onze commissie valt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank voor het antwoord. Ik kan me daar van alles bij voorstellen. Tegelijkertijd had ik het ook met mevrouw Ploumen, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, erover dat we wel moeten voorkomen dat we heel veel extra rompslomp met elkaar gaan krijgen. Hoe wil de commissie dat voorkomen? Aan de ene kant kun je straks heel veel zaken misschien gewoon in de begrotingscyclus meenemen en aan de andere kant komt er weer een aparte monitor. Hoe moet ik die twee zaken ten opzichte van elkaar zien?

De heer Grashoff (GroenLinks):
De vraag is of ze precies hetzelfde doel dienen. Het kan overigens ook nog verschillen van fractie tot fractie hoe men zich daartoe wil verhouden, maar wij als commissie zeggen: maak één keer per jaar een volledig overzicht van het totaal aan brede welvaart, doe dat langjarig, doe dat met die internationale vergelijkbaarheid, laat dat vanuit een onafhankelijk instituut komen en vraag vervolgens het kabinet om daar een reactie op te schrijven. Zonder dat ik nu kan zeggen dat dit de ultieme oplossing is, zou je bij wijze van spreken met het kabinet de discussie kunnen voeren over de vraag of er, als het daarop reageert, overlap is met de Sustainable Development Goals. Ik denk dat die vraag bijvoorbeeld goed aan de orde kan komen in het nog komende debat met het kabinet.

Een belangrijke drijfveer vanuit onze commissie was dus om niet zelf de indicatoren te kiezen. De keuze die wij hebben gemaakt is er een waarvan je je ook kunt voorstellen dat je andere keuzes zou maken, maar waarvan wij, met kracht van argumenten, zeggen dat het op dit moment, gezien het proces van internationale harmonisatie, wel de beste set is die je kunt kiezen. Als je daarvan gaat afwijken en zelf het wiel gaat uitvinden, wordt het er in elk geval niet beter op.

De heer Bruins heeft bijvoorbeeld ook nog even gerefereerd aan het bruto nationaal geluk in Bhutan. Wij hebben als commissie geen diepgaand onderzoek gedaan naar de wijze waarop men daarmee in Bhutan werkt, maar bijna in één oogopslag valt wel op dat de werkwijze in Bhutan er ook een is van een dashboard. Die werkwijze gaat ook uit van een 33-tal indicatoren, met een heel grote overlap met de indicatoren die wij adviseren in het kader van de CES-recommendations. Er zijn hier en daar verschillen, maar die zijn klein. Eén opvallend verschil is wellicht dat in Bhutan een van de 33 indicatoren "spiritualiteit" is. Wij vragen ons als commissie wel af of je dat objectief kunt meten.

Die ene jaarlijkse publicatie met dat overzicht zouden wij zich graag zien ontwikkelen tot dat standaardwerk, tot dat moment en dat document dat iedereen kent en dat je erbij pakt. Dat doet niets af aan allerlei andere rapportages die bestaan en die hun eigen specifieke accenten kennen, die hun eigen waarde hebben en die onder verantwoordelijkheid van een waaier aan organisaties op door hen gekozen momenten worden gepubliceerd. Daar wil de commissie in elk geval niet aan raken. Wij denken dat al die rapporten hun eigenstandige waarde hebben en het eenieder vrij staat om daar op welk moment dan ook mee te doen wat hij wil. Dat neemt niet weg dat wij denken dat dat ene moment op basis van die monitor heel veel focus kan brengen in de discussie over de stand van de brede welvaart.

Daarin leggen we de lat ook wel hoog, want we willen dat er een heldere visuele presentatie is. We willen actuele gegevens. We willen niet alleen gemiddelden maar ook informatie over ongelijkheid of, zo u wilt, verdeling. We willen een vergelijking met andere landen en over de tijd, en we willen ook dat die monitor het heeft over het hier en nu en over het elders en het later.

Voor de visuele presentatie van gegevens hebben wij inspiratie gevonden bij de Better Life Index van de OESO. Daar zijn we enthousiast over. Het is een soort roos, die zo slim in elkaar zit dat je bijna in één oogopslag ziet waar het over gaat en wat die monitor je eigenlijk wil vertellen. Qua presentatie is die dus mooi, en zouden we die wellicht ook kunnen overnemen. Dat betekent niet dat de Better Life Index op dit moment qua inhoud het volledige veld afdekt. Want hoewel de OESO ook de zes recommendations heeft onderschreven, zijn die nog niet verwerkt in de huidige Better Life Index van de OESO. De Better Life Index van de OESO beperkt zich in hoge mate tot het domein van het hier en nu en zegt eigenlijk nog niet of nauwelijks iets over het elders en het later. Inhoudelijk is het dus een deelverzameling van wat wij zouden willen. Daarom zouden wij voor de presentatie de Better Life Index als inspiratiebron willen nemen. Daarnaast willen we de CES-recommendations als uitgangspunt nemen voor de set aan indicatoren.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik wil even terugkomen op het aspect spiritualiteit in Bhutan. Ik pleit er op zich niet voor om dat in de Monitor Duurzaam Nederland op te nemen, althans niet direct. Ik wil erop wijzen dat dit type indicatoren in Bhutan is gebaseerd op enquêtes, op vragen die men aan mensen stelt. Men vraagt mensen hoe het is met hun spirituele welbevinden. Daar kunnen mensen dan een cijfer aan geven. Ziet de commissie een toekomst voor dergelijke indicatoren? Uiteraard staan die naast indicatoren die meer statistisch van aard zijn, zoals door het CBS gemonitord en doorgerekend. Zou het type indicatoren over het algemene welbevinden van mensen op grond van enquêtes ook kunnen worden meegenomen in de monitor breder welbevinden en welzijn van de commissie?

De heer Grashoff (GroenLinks):
Tot op zekere hoogte stellen we dat inderdaad voor. In de CES-recommendations zitten in hoge mate via statistische informatieverzameling gemeten indicatoren. Er zijn inderdaad relevante indicatoren die je alleen kunt achterhalen als je het aan mensen vraagt. Een voorbeeld is de levenstevredenheid: life satisfaction. Die kun je niet op een andere manier meten dan door het systematisch steeds op dezelfde manier aan mensen te vragen. Daar wordt al jarenlang onderzoek naar gedaan. We weten dat het kan. Statistici geven aan dat die cijfers relevant zijn en wel degelijk een behoorlijke mate van objectiviteit kennen. De vragen worden altijd op dezelfde manier aan mensen gesteld. Er is onderzocht of culturele verschillen en dergelijke aspecten een grote rol spelen. Door de bank genomen is het antwoord echter dat het kan. De commissie zegt dat je een monitor in hoge mate moet bouwen op objectieve statistische gegevens en dat je die alleen moet aanvullen als je in redelijkheid geen gebruik van statistische gegevens kunt maken. Het voorbeeld dat ik noemde is een sprekend voorbeeld denk ik.

Verder vinden we het in de karakteristieken van onze monitor heel belangrijk dat er actuele gegevens zijn. We moeten vaststellen dat nog lang niet alle gegevens echt actueel zijn. Een goed voorbeeld — er zijn er meer — is de meting van vrije tijd en vrijetijdsbesteding. Die vindt maar eens in de zoveel jaar plaats, ook in Nederland. Je kunt je afvragen of dit soort gegevens nog waarde heeft voor een actueel politiek debat. Je wilt immers jaarlijks bekijken hoe de ontwikkelingen zijn. De commissie ziet wat dit betreft twee wegen. Ten eerste kun je vaker meten. Dat zal tot op zekere hoogte nodig zijn. Ten tweede kun je gebruikmaken van de mogelijkheden voor nowcasting. Dat is het verstandig extrapoleren van gegevens naar het heden. Dat is iets anders dan extrapoleren naar de toekomst, en dus iets anders dan ramen. De experts van het CBS laten ons weten dat je voor veel gegevens, waarvoor niet al te oude meetgegevens zijn, met een goede techniek van nowcasting een eind kunt komen als je die gegevens naar het heden wilt vertalen. Het ligt buiten de expertise van onze commissie om precies per indicator te beoordelen of dat kan of niet. Dat vinden wij echt een kwestie om bij de statistici en de experts te laten. Het is aan hen om te bepalen welke gegevens je met nowcasting goed actueel kunt krijgen en in hoeverre je moet zeggen dat er vaker gemeten moet worden. Politiek vinden we dit van essentieel belang. Wij kunnen ons niet goed voorstellen dat een politiek debat in de Kamer goed op gang komt op basis van een set indicatoren waarvan een significant deel een aantal jaren oud is. Wij denken dat dat niet gaat vliegen.

Dit alles gezegd hebbende kom ik ook even bij de opmerking van mevrouw Klever. Ik geloof niet dat zij er is. Zij zei: de commissie stelt voor om het objectieve bbp te vervangen door subjectieve begrippen. In mijn beschrijving van wat wij voorstellen, heb ik daarnet al duidelijk gemaakt dat het ons gaat om objectieve indicatoren, om metingen en feiten die wij daarover kunnen presenteren. De interpretatie van feiten kan verschillend zijn, maar het zijn wel feiten. Dat betekent ook dat aspecten als werkloosheid, veiligheid, volksgezondheid tot en met wat iemand aan het eind van de maand overhoudt in de portemonnee, zaken zijn die voor de gewone Nederlander natuurlijk van belang zijn. Ook dat kun je straks beter vinden in de Monitor Brede Welvaart, want die gaat over huishoudinkomen. Dat vind je niet in het bbp, want daar ligt een indirecte relatie. De directe beschrijving daarvan is dus een ander aspect. Ik ben ervan overtuigd dat ook de PVV met grote belangstelling naar die monitor gaat kijken, als die er eenmaal is.

Ik kom op het blok over de evaluatie versus de wens om het beleid door te rekenen. Ik heb al eerder gezegd dat de monitor die wij voorstellen, naar zijn aard een evaluatief instrument is. Het is bedoeld als basis voor een structureel jaarlijks debat op hoofdlijnen over de stand van de brede welvaart en niet over voorspellingen van brede welvaart. De Monitor Brede Welvaart die wij voorstellen, omvat dus ook geen rekenmodel. Er kunnen geen ramingen mee worden gemaakt. In gesprekken die wij met vele wetenschappers hebben gevoerd, hebben wij daar wel vragen over gesteld. Daarin komt in elk geval een ding tevoorschijn: een integraal rekenmodel over de volle breedte van brede welvaart waarmee je door middel van ramingen ook beleidseffecten zou kunnen ramen op al die aspecten, is stevige toekomstmuziek. Het zal nog heel veel jaren intensief onderzoek vergen om op dat terrein stappen te zetten. Op basis van de gesprekken is, naar het oordeel van onze commissie, het integraal doorrekenen op brede welvaart op dit moment niet haalbaar.

De commissie heeft zich niet verdiept in de hele discussie over aspecten van doorrekeningen en in hoeverre die wenselijk, haalbaar of betrouwbaar zijn. Dit valt nadrukkelijk buiten de scope van wat wij hebben onderzocht. Dat zouden we misschien hebben kunnen onderzoeken, maar daar hebben wij niet voor gekozen. Wij hebben ervoor gekozen om in beknopte tijd te komen tot dit product. Als je je in de buitengewoon complexe discussie over het doorrekenen zou willen verdiepen, zou je daarvoor veel meer tijd en het daarbij behorende budget moeten hebben. Dat is gewoon niet onze keuze geweest. Dus daarop kan ik niet ingaan. Ik denk wel dat die discussie gevoerd moet worden.

De discussie over de discontovoet die de heer Groot aanzwengelde, hangt daar natuurlijk enorm mee samen. Wat de heer Groot zegt, is volstrekt terecht. Op het moment dat je zou willen gaan ramen, is de discontovoet een enorm belangrijke factor, waarmee je — laat ik het maar populair zeggen —de boel de ene of de andere kant op kunt rekenen. Dit valt nadrukkelijk buiten de scope van het werk van de commissie. Het is zeer relevant, maar die discussie zal hier en elders nog gevoerd moeten worden.

Het is wel zo — en daar zie je een beetje een raakvlak komen — dat de commissie heeft vastgesteld dat de kapitalenbenadering een belangrijke rol speelt in het denken over het inzichtelijk maken van de brede welvaart. Dat is ook zo in de internationale wetenschappelijke discussie. Volgens de kapitalenbenadering moet je niet alleen stromen meten, maar ook wat je met een aantal kapitalen of voorraden doet. Je hebt economisch kapitaal, maar ook menselijk, ecologisch en sociaal kapitaal. Deze vier kapitaalvormen zijn door de commissie-Stiglitz benoemd en worden vrij algemeen aanvaard als de vier kapitaalvormen waaraan je zou moeten denken. Je kunt je voorstellen dat een dergelijke benadering in de toekomst nog weleens een rol zou kunnen spelen, zowel bij het verder verfijnen van de goede meetmethoden voor de brede welvaart als ook in de discussies over doorrekening. Maar nogmaals, dat is niet meer het onderwerp van onze commissie. Hiermee ben ik gekomen ik aan het einde van dit blokje.

Het volgende blokje gaat over de kwestie van het moment. Wanneer gaan we het erover hebben, bij het Verantwoordingsdebat, bij het debat over de Miljoenennota of op een ander moment? Allereerst wil de commissie benadrukken dat het belangrijk is om een vast moment te kiezen en met onszelf in de routine van het jaar de afspraak te maken dat we het er een keer integraal over hebben. Als je dat doet, komen er een aantal aspecten bij kijken. Ten eerste het type instrument dat wij voorstellen. Ik heb het net ook al uitgelegd. Het is naar zijn aard een evaluatief instrument. Het zegt iets over de stand en de realisatie op dat moment. Kijkend naar het karakter van het Verantwoordingsdebat, denken wij dat het daar beter bij past.

Betekent dat dan overigens dat je alleen een debat voert over de stand en geen enkele relatie zou leggen met de toekomst? Dat kunnen we ons in deze Kamer niet voorstellen. Ik denk dat politici altijd een debat zullen voeren met het oog op wat ze wenselijk vinden in de richting van de toekomst; daar kun je dan overigens zeer verschillend over denken. Het is niet voor niets dat we bij het presenteren van die monitor ook een kabinetsreactie vragen die daarop ingaat. De wijze waarop het debat zich dan ontspint met het kabinet over niet alleen de monitor maar ook de kabinetsreactie, en de mate waarin je daar conclusies aan zou willen verbinden, is in hoge mate aan de fracties, aan de Kamer zelf. Conclusies verbinden we er dan altijd aan in de zin van het verkrijgen van toezeggingen of het indienen en aanvaarden van moties. Dat kan zijn effect hebben en zal wellicht ook zijn effect hebben voor de toekomst.

Dat Verantwoordingsdebat is naar onze mening ook niet een ongelukkig moment. We zitten dan nog voor de zomer. Zou je lessen trekken uit dat Verantwoordingsdebat, dan zou je dat als Kamer kunnen concluderen en dan zou je het kabinet de opdracht mee kunnen geven om er iets mee te doen in de aanloop naar de volgende Miljoenennota. Of dat gebeurt en of er dan politieke meerderheden ontstaan, is allemaal aan de Kamer, maar het kan wel en het is een logisch en tijdig moment. Dat is in onze ogen meer het geval dan wanneer het zou gebeuren bij de Miljoenennota zelf, waarbij die monitor natuurlijk ook betrokken zou kunnen worden; het is ook niet een onzinnige gedachte om dat dan bij de Miljoenennota te doen, maar we denken wel dat dan de tijdigheid minder is, waardoor de speelruimte van de Kamer om er iets mee te doen eerder kleiner dan groter is.

Het risico van ondersneeuwen bestaat. We kunnen ook niet garanderen dat dit risico nooit optreedt. Dat risico achten we echter bij de behandeling van de begroting of de Miljoenennota groter dan bij het Verantwoordingsdebat. Zoals we dat nu al doen, voeren we dan bij het Verantwoordingsdebat de discussie met de minister-president en de minister van Financiën. Daarbij is het logisch dat de minister van Financiën zich in hoge mate richt op de aspecten van het Verantwoordingsdebat, die nu ook al geagendeerd staan, en dat de minister-president zich in hoge mate richt op de hoofdlijnen van beleid en de consequenties voor brede welvaart.

We hebben dan ook niet de behoefte om daar nog eens een coördinerend minister voor aan te wijzen, zeg ik ook in de richting van mevrouw Mulder die daarnaar vroeg. Hoe je dat ook zou willen doen, er ontstaat dan namelijk toch een gekke figuur. Waar het alle aspecten van beleid kan betreffen en vaak ook de samenhang daartussen, zou je mogen zeggen dat het bij uitstek een kabinetsbreed verhaal is. In die zin is het dan ook logisch om het debat daarover met de minister-president te voeren. Du moment je daarvoor andere bewindspersonen actief als coördinerend minister aanwijst, zou er als het ware vanzelf een bias kunnen ontstaan in de richting waarin het debat plaatsvindt. Wij denken dat dit geen toegevoegde waarde heeft en dat we dat debat dus het beste kunnen voeren met de minister-president. Gezien het Verantwoordingsdebat is dan uiteraard ook de minister van Financiën daarbij aanwezig. Maar nogmaals, dat is conform de logica die het nu ook al heeft.

Dan resteert nog de suggestie dat je het in een heel apart debat over brede welvaart zou kunnen doen. Door het te combineren in het Verantwoordingsdebat geef je het ook gewicht. Er bestaat ook een zeker risico van ondersneeuwen, maar je geeft het ook gewicht. Het is het logische moment. Uiteindelijk heeft dat de voorkeur van onze commissie. Een apart debat heeft ook weer zijn nadelen, want het zou kunnen bijdragen aan een verlies van interesse in datgene wat je met elkaar zou willen bespreken. Hiermee ben ik aan het einde gekomen van dit onderdeel, voorzitter.

Ik ga door naar de resterende vragen, de vragen die ik niet heb kunnen inpassen in de thema's. Ik ga deze vragen per persoon behandelen, te beginnen met de vragen van mevrouw Gesthuizen. Zij vroeg of je niet meer moet kijken naar inkomen in plaats van naar productie. Ja, dat zijn wij met haar eens. Dat is ook een van de aanbevelingen van Stiglitz: niet alleen kijken naar de productie van de gehele economie maar ook naar de inkomens en de consumptie van huishoudens. Stiglitz heeft weer veel invloed gehad op de vormgeving van de zes recommendations. We zien dat daar dan ook in terug. Wij denken dat het in die zin niet zozeer verstandig is om het bbp aan te passen, omdat je dan toch weer een getal in het bbp zou stoppen. Het is veel beter om apart inzichtelijk te krijgen hoe de situatie rondom inkomensontwikkeling feitelijk verloopt en daarin een scherp inzicht te hebben, in plaats van dat dit op enigerlei wijze verstopt zou zitten in een bbp of aangepast bbp. Dat geldt eigenlijk ook voor heel veel andere aspecten.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat suggereerde ik ook helemaal niet. Dat zou ook helemaal niet nodig zijn. Het bruto nationaal inkomen bestaat al, net zo goed als het bruto binnenlands product al bestaat. De vraag is of wij er als politici niet verstandig aan zouden doen — ik zou dat graag van de commissie horen — om wat meer daarvan uit te gaan. Het CBS doet dat natuurlijk ook al. Ik lees in het rapport van de commissie dat er al een publicatie is over 2012-2014. Is het niet veel verstandiger om ook hier, in deze Kamer, de aandacht meer te verleggen naar het bruto nationaal inkomen in plaats van naar het in mijn ogen toch wat — ik mag het hier wel zeggen — vervuilde bruto binnenlands product?

De heer Grashoff (GroenLinks):
Dat doen we ook, want in de set indicatoren die wij voorstellen — de zes recommendations — zit ook het inkomen van huishoudens, alsmede een maat voor de verdeling van de inkomens van huishoudens. Langs die weg ontstaat dit inzicht en heeft het een goede en evenwichtige plek in de monitor. Het is verder aan de Kamer zelf en aan fracties in de Kamer om aspecten daaruit te wegen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik hecht er zo aan om dit uit te discussiëren omdat ik de commissie ook hoor zeggen dat er eigenlijk niet zo veel mis is met het bruto binnenlands product als internationale maatstaf, omdat iedereen het nu eenmaal gebruikt. Volgens mij kun je dat ook zeggen van die andere indicator, het bruto nationaal inkomen. Als dat niet zo is, hoor ik dat graag. Volgens mij is dat net zo goed onderdeel van een internationaal gehanteerde set. Dat is in ieder geval wel degelijk zo op de internationale websites die ik heb kunnen raadplegen. De commissie zegt duidelijk het bruto nationaal product niet te willen afschrijven. Dat vind ik ook prima. Internationaal gezien is dat natuurlijk ook heel interessant. Je kunt jezelf dan op andere terreinen vergelijken met andere landen. Ik begrijp dus heel goed dat je dat niet afschrijft. Ik had me echter kunnen voorstellen dat de commissie een voorkeur zou uitspreken om, als het gaat over de welvaart van de Nederlanders — en daar hebben we het volgens mij over — in de toekomst meer te kijken naar het bruto nationaal inkomen.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik heb het gevoel dat mevrouw Gesthuizen en ik uiteindelijk hetzelfde bedoelen. Je wilt inzicht in de ontwikkeling van het inkomen van Nederlanders, dus van huishoudens. Ik kan in tweede termijn eventueel kort ingaan op de vraag in hoeverre het bni zich verhoudt tot het huishoudeninkomen. Daar zit een relatie tussen, maar ik weet zo niet of die een-op-een is. Daarin zou ik mij even moeten verdiepen, dus ik kom daar in tweede termijn nog op terug. Wij willen echter hetzelfde: inzicht in de inkomenssituatie van huishoudens, niet alleen in het gemiddelde maar ook in de verdeling. Dat zit in onze aanbevelingen.

De heer Verhoeven wees op het belang van technologie en innovatie voor de ontwikkeling van welvaart. Dat is een zeer terechte opmerking, en de commissie heeft daar ook op gewezen. De technologische ontwikkeling levert de nodige uitdaging op voor de meting van het bbp, omdat je immateriële productie toch op enigerlei wijze moet beprijzen. De discussie daarover is heftig. Ik heb hier een heel leuk boekje van mevrouw Diane Coyle: GDP: A Brief but Affectionate History. Dat boekje schetst niet alleen de geschiedenis van het bbp, maar ook de gehele wijze waarop dat bbp berekend wordt. In dat boekje wordt uitgebreid ingegaan op dit punt, en daaruit blijkt dat het een hele zoektocht is. Die zoektocht heeft voor een deel al plaatsgevonden en is al verwerkt in de nieuwste standaards van het bbp. Die zoektocht heeft ongetwijfeld zijn eindschot nog niet gehad, vanwege de enorme ontwikkeling van de technologie en van de ICT. Het klopt echter dat de vraag over de manier waarop je de waarde bepaalt van de productie op het gebied van ICT en innovatie, thuishoort in een echte hardcore bbp-metingdiscussie. Wij kunnen daarvan alleen aangeven dat we het van belang achten, en dat hebben wij ook gedaan. We achten ons als commissie echter niet in staat om voor dit vraagstuk het ei van Columbus uit te vinden.

Op het gebied van innovatie en ICT zijn er ook aspecten die niet behoren tot de eigenlijke berekening van het bbp, maar die wel degelijk relevant zijn, zoals de kenniskapitaalgoederenvoorraad. Die zul je niet terug kunnen zien in het bbp, maar die is wel relevant. De uitgaven aan Research and Development zien we wel terug in het bbp, maar die zouden we ook graag apart inzichtelijk willen hebben. Die uitgaven zijn echter wel opgenomen in de zes recommendations en worden ook inzichtelijk gemaakt in de door ons voorgestelde systematiek.

De heer Van Veen heeft nog een keer aangeduid dat er allerlei lijstjes en meetinstrumenten zijn om Nederland met andere landen te kunnen vergelijken. De commissie is dat met hem eens. Er zijn zelfs heel veel lijstjes en heel veel verschillende initiatieven. Die informatie wordt in de Kamer ook vaak op allerlei momenten en op allerlei wijzen gebruikt. We moeten echter vaststellen dat die informatie vaak op versnipperde wijze tot ons komt en relatief weinig impact heeft op het politieke debat. Dat is bij uitstek een van de redenen waarom wij hebben gezegd: laten we in elk geval één set aan indicatoren nemen en die gebruiken als standaardwerk en als dekkend beeld, zoals ik ook al eerder zei tijdens mijn betoog. Maar dat neemt niet weg dat al die andere lijstjes en cijfers hun waarde gewoon behouden en ook kunnen worden gepubliceerd als de instituties die daarover gaan, dat van belang achten. Dat gaat zeker niet altijd om jaarlijkse publicaties of om publicaties die elk jaar op hetzelfde moment verschijnen, maar ze behandelen vaak wel uitsluitend bepaalde aspecten, terwijl wij liever het geheel bekijken.

De heer Van Veen vroeg ook hoe de commissie het waardeert dat Nederland qua beschikbaarheid van gegevens vooroploopt. Wij waarderen dat zeer. Als er één land in staat is om op een goede en verantwoorde manier een Monitor Brede Welvaart te publiceren, is dat Nederland, middels ons aller CBS. Dat geeft goede hoop, en dat betekent tegelijkertijd dat we in staat zijn om een internationale voortrekkersrol op ons te nemen om zo het proces van harmonisatie verder te kunnen brengen. Dat zie je ook gebeuren, want het CBS heeft op dat punt een stevige rol. Het CBS is overigens ook, samen met onze unieke planbureaus, een belangrijke factor om daar in een internationale context aan bij te dragen. We hebben op dat punt statuur. De commissie waardeert dat, maar geeft tegelijkertijd aan dat dit zo moet blijven en dat die voortrekkersrol gepakt moet blijven worden. Wij vinden dit dermate van belang, dat we die aanbeveling toch willen doen.

Er zijn een aantal vragen gesteld over ongelijkheid en verdeling. Ik heb daar net ook al het een en ander over gezegd. Bij het opbouwen van dashboards is het betrekken van ongelijkheid en verdeling een algemeen aanvaard inzicht. Gemiddelden vertellen nu eenmaal niet alles over levensomstandigheden en over allerlei andere aspecten. De verdeling over bevolkingsgroepen is echter wel een belangrijke factor. We baseren ons daarbij in belangrijke mate op de aanbevelingen van de commissie-Stiglitz, die nadrukkelijk aangeeft: meet niet alleen gemiddelden, maar probeer op relevante aspecten inzicht te geven in de verdeling. Daarom stellen wij dat ook voor in de uitwerking van onze Monitor Brede Welvaart.

Ik heb het idee dat ik een bladzijde mis. Om raadselachtige redenen miste er een klein stukje, maar het is nu weer in orde.

De heer Bruins heeft gevraagd om een reactie op de aangehouden motie-Dik Faber/Van Tongeren (33043, nr. 17), waarin de regering wordt verzocht, voorstellen te doen voor een andere opzet van de Macro Economische Verkenning van het CPB. Dit betreft precies de discussie over de wijze van doorrekenen en over de vraag op welke aspecten je dat wel of niet kunt en wilt doen. Als commissie moeten we constateren dat dit echt buiten de scope van ons onderzoek valt. Het is een relevante discussie, maar het ultieme antwoord op die vraag kunnen wij vanuit onze rol als parlementaire commissie helaas niet geven.

Tot slot is er gevraagd — ik weet niet meer precies door wie — of het CBS in staat is om een Monitor Brede Welvaart te ontwikkelen en wat dat dan kost. Het CBS is er technisch toe in staat. Dat hebben ze ons ook gemeld in de gesprekken die wij met hen hebben gevoerd. De commissie kan niet beoordelen of het budget van het CBS toereikend is. We hebben ons daar bewust niet in verdiept. We vinden dat dit aspect aan de orde kan komen in het debat met het kabinet hierover. We zouden het ook logisch vinden als het daar aan de orde zou komen. Ik denk dat de Kamerleden dit aspect ongetwijfeld aan de orde zullen stellen als zij dat wenselijk vinden.

Hiermee ben ik, voor zover ik het kan overzien, aan het einde van mijn beantwoording in eerste termijn. Ik hoop dat ik niets en niemand heb overgeslagen, maar mocht dat wel het geval zijn, dan zal ik dat nu ongetwijfeld te weten komen.

De voorzitter:
Ik dank u voor de beantwoording, mijnheer Grashoff. Ik zie niemand opstaan voor een interruptie. Dan is het tijd voor de tweede termijn.


Termijn inbreng

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Nogmaals: hartelijk dank aan de tijdelijke commissie. Onze vragen zijn op een goede manier beantwoord. Ik denk dat we hierover in de toekomst zeker verder zullen debatteren. Collega Van Veen zal straks mede namens ons daarover een motie indienen.

Ik wil de commissie en de ondersteuning nogmaals bedanken voor het goede werk dat zij hebben gedaan en voor de heldere beantwoording.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ook vanuit GroenLinks wil ik graag mijn dank uitspreken voor de beantwoording van de vragen die de Kamer gesteld heeft. Het is mooi om te zien dat een commissie die bestaat uit de financieel knappe koppen van deze Kamer, hier een mooi stuk werk heeft neergezet over hoe wij verder dan de cijfers kunnen kijken naar welvaart in brede zin. Ook wij hebben daarom de motie van de heer Van Veen medeondertekend. Wij spreken onze waardering uit voor het werk van de commissie en voor de aanbevelingen en conclusies in haar rapport. Wij gaan ervan uit dat het kabinet met een reactie zal komen waarin wordt aangegeven hoe die aanbevelingen door het kabinet vormgegeven zullen worden.

Ik heb een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip onderzoek heeft gedaan naar een breder begrip van welvaart en hoe dat gebruikt zou kunnen worden bij beleidsontwikkeling;

overwegende dat de commissie adviseert om voorafgaand aan het jaarlijkse Verantwoordingsdebat het kabinet te vragen om een inhoudelijke reactie op de stand van zaken brede welvaart in Nederland;

spreekt uit, het kabinet te vragen in deze reactie ook in te gaan op hoe de conclusies uit de Monitor Brede Welvaart worden betrokken bij toekomstig beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Bruins, Gesthuizen, Thieme, Van Weyenberg en Groot.

Zij krijgt nr. 5 (34298).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip onderzoek heeft gedaan naar een breder begrip van welvaart en hoe dat gebruikt zou kunnen worden bij beleidsontwikkeling;

overwegende dat de commissie het kabinet adviseert een Monitor Brede Welvaart te laten publiceren en daar op een vast moment in het parlementaire jaar expliciet bij stil te staan;

overwegende dat de Monitor Brede Welvaart niet alleen gebruikt kan worden om te weten wat de stand van de brede welvaart is, maar ook gebruikt kan worden om richting te geven aan toekomstig beleid;

spreekt uit, het kabinet te verzoeken in de Miljoenennota in te gaan op de uitkomsten van het Verantwoordingsdebat over de Monitor Brede Welvaart en hoe deze een plek hebben gekregen in de begroting voor het volgende jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Bruins, Van Weyenberg en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (34298).

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de commissie hartelijk voor het voortreffelijke werk en voor de voortreffelijke, heldere reactie. Er is één set met 60 indicatoren gepresenteerd waarmee wij nú kunnen gaan werken. Dat is taal die mij bijzonder bevalt.

Op de reactie op de motie-Dik-Faber/Van Tongeren moet ik nog even kauwen. Het is mooi om te zien dat er zoveel jaren geleden al in een motie over gesproken werd. Op de een of andere manier zou ik daar nog wel recht aan willen doen. Over de vorm waarin ik dat wil doen, zal ik nog even goed nadenken.

De commissie is uitgebreid ingegaan op de effecten van ICT. Kunnen in tweede termijn ook nog enkele woorden worden gewijd aan de bankensector, de financiële dienstverlening? In 1993 hebben de VN financiële bemiddeling gedefinieerd als een productieve activiteit. In 2004 is dat in Nederland overgenomen. De grootste inkomsten van een bank zitten hem eigenlijk in renteverschillen tussen de voordeur en de achterdeur. Dat is altijd een overdracht van inkomen en geen productie. De ChristenUnie zou er dus best mee kunnen leven als wij de banken uit het bbp zouden halen. Gezien internationale afspraken zal dat niet heel snel gebeuren, ook al roepen wij het. Ik heb het hierbij gezegd en reken op een reactie van de commissie.

Ik beperk mij tot twee moties, waarin ik de Kamer iets laat uitspreken en niet het kabinet iets verzoek. Het kabinet is immers niet in huis. De eerste motie gaat over publicatiemomenten van rapporten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip adviseert om welvaart in brede zin te meten;

overwegende dat belangrijke rapporten niet altijd direct benut kunnen worden op belangrijke besluitvormingsmomenten, bijvoorbeeld omdat "De sociale staat van Nederland" van het Sociaal en Cultureel Planbureau in december wordt gepubliceerd;

spreekt uit dat het wenselijk is om in overleg met planbureaus als het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving de publicatiemomenten van belangrijke doorrekeningen van beleidseffecten meer te harmoniseren en te streven naar publicatie rondom Prinsjesdag, zodat de meting van brede welvaart kan worden benut bij het vaststellen van toekomstig beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Wassenberg en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (34298).

De heer Bruins (ChristenUnie):
Mijn tweede motie gaat over regionale verschillen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de stand van zaken van "brede welvaart" per provincie en per regio kan verschillen, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, welzijn, onderwijs, economie, milieu en veiligheid;

spreekt uit dat het wenselijk is om brede welvaart in de Monitor Brede Welvaart ook per regio of per provincie in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Wassenberg en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34298).

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Namens D66 dank ook ik de commissie, in het bijzonder de heer Grashoff, die de beantwoording voor zijn rekening nam, en de ondersteuning voor het vele werk en de heldere aanbevelingen. Mijn fractie heeft drie moties meeondertekend. Twee daarvan zijn al ingediend door mevrouw Voortman. De heer Van Veen zal zo volgens mij namens alle aanwezige partijen ook nog een motie indienen. Die is dus ook door D66 ondertekend.

Dit is wat mij betreft op dit moment een soort tussenstop. Dit rapport en de bespreking ervan vormen namelijk geen eindpunt, maar eerder een begin. De kern ervan is namelijk dat je een Monitor Brede Welvaart kunt maken en die in de Kamer kunt bespreken. Maar uiteindelijk zijn de politici daarna aan zet. Zij moeten de verschillende dingen wegen. Ik was het erg eens met de heer Grashoff toen hij zei: je moet niet één superindicator maken, want dan zou het erop lijken dat er altijd één optimum is. Dat is er helemaal niet, want het is een kwestie van wegen en van keuzes maken. Volgens mij zijn wij er allemaal voor gekozen om dat hier te doen. Die monitor biedt ons de kans om in die keuzes alles te laten zien. Permitteert u mij een kleine kwinkslag, voorzitter. In dat licht is het natuurlijk alleen al winst dat vandaag een commissie met daarin vijf leden van de commissie voor Financiën vaker woorden als "duurzaamheid", "innovatie" en "arbeid" in de mond hebben genomen dan zij volgens mij in hun dagelijks werk doen. Het zal de invloed van collega Heerma zijn geweest.

Ik dank mijn collega's nogmaals en ik zie uit naar de beantwoording in de tweede termijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Wassenberg. Laten we eens kijken hoe vaak hij deze woorden gebruikt.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de leden van de tijdelijke commissie voor de beantwoording en de rapportage. Mijn collega Thieme begon haar eerste termijn met het schetsen van de nadelen van het gebruik van het bruto binnenlands product als vergelijkingsmiddel. Het bruto binnenlands product is niets anders dan een optelsom van al onze economische activiteiten, ongeacht of die goed of slecht zijn. Ik zal haar woorden uiteraard niet herhalen. Maar ik wil er wel een voorbeeld van geven.

In Limburg is in de afgelopen week een extreme hoeveelheid water gevallen. In een paar weken viel er tot 20 cm regen. Dat is vier keer zoveel als normaal. Ik woon zelf in Zuid-Limburg. Ook ik ben met emmers en dweilen in de weer geweest om mijn ondergelopen kelder weer watervrij te maken. Brandweer en hulpdiensten moesten elke dag tientallen keren uitrukken om mensen te helpen. Verkeer moest worden omgeleid vanwege ondergelopen straten. Er zijn hagelstenen gevallen ter grootte van een tennisbal. De schade aan huizen, auto's, daken, zonnepanelen, wegen, kassen en landbouwgrond is meer dan 100 miljoen euro. Staatssecretaris Van Dam gaat morgen naar de Limburgse boeren om te kijken hoe het kabinet bij de schade kan helpen. Hoe cynisch het ook klinkt, maar alle overlast draagt bij aan het bbp, want die overlast veroorzaakt economische activiteit. Wat de Partij voor de Dieren betreft is dat een perfecte illustratie van waarom het bbp geen goede maatstaf is om welvaart en welzijn te meten. Vandaar heb ik de volgende twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het bruto binnenlands product een te beperkte grondslag vormt om de mate van welvaart en welzijn te meten;

overwegende dat het uitdrukken van onze zorgen, verlangens en ontwikkelingen in louter geld een te eenzijdig economisch perspectief zou vormen, waarin criteria als geluk, duurzaamheid, leefbaarheid en houdbaarheid niet of onvoldoende tot uitdrukking komen;

spreekt uit, het kabinet te verzoeken een set van indicatoren samen te stellen die de ontwikkeling van welvaart en welzijn in brede zin weergeven, inclusief de houdbaarheid daarvan voor komende generaties;

spreekt tevens uit, het kabinet te verzoeken in de Miljoenennota en in de begrotingen de verwachte gevolgen van het te voeren beleid op deze welvaartsindicatoren weer te geven en hierop te reflecteren in de jaarverslagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Thieme, Voortman en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34298).

De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn tweede motie is korter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit, het kabinet te verzoeken in het kabinetsbeleid structurele aandacht te besteden aan (de gevolgen van het beleid voor) de immateriële componenten van welvaart en welzijn in brede zin, en daarover jaarlijks te rapporteren in een bijlage van de Miljoenennota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Thieme, Voortman, Gesthuizen en Bruins.

Zij krijgt nr. 10 (34298).

De heer Van Veen (VVD):
Ik hoor nu een aantal moties die het kabinet oproepen om van alles en nog wat te gaan doen.

De heer Wassenberg (PvdD):
Nee.

De heer Van Veen (VVD):
Heb ik niet goed geluisterd? Dan trek ik mijn vraag in. Maar ik hoorde volgens mij duidelijk dat het kabinet werd opgeroepen om dingen te gaan doen en dat is hier niet. Volgens mij is de kracht van wat hier gebeurt, dat wij het kabinet vervolgens om een reactie vragen op het rapport dat de commissie heeft opgeleverd. Vervolgens kan naar aanleiding van een eventuele reactie van het kabinet een debat worden aangevraagd waarin dit soort moties kunnen worden ingediend.

De heer Wassenberg (PvdD):
Nee, het kabinet wordt niet direct aangesproken. Er wordt verzocht om het kabinet aan te spreken, maar het kabinet wordt niet direct aangesproken. Daar heb ik inderdaad aan gedacht. Het is een terecht punt, maar daar is nu dus geen sprake van.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik zie op het klokje dat de tijd snel wegtikt; 2,5 minuut.

Voorzitter. Hartelijk dank aan de commissie en aan de heer Grashoff voor zijn antwoorden en voor het feit dat hij is ingegaan op mijn punt over het bni en het bbp. Om een soort ruggensteuntje voor de tweede termijn in te bouwen is de vraag wellicht nog te parafraseren: hoe dragen brievenbusfirma's precies bij aan iets als de brede welvaart van onze eigen bevolking?

Er komen geen moties van mijn zijde, wel nog een enkele opmerking. Die zou ik ook een beetje tot de heer Bruins willen richten, maar ik zie dat hij de zaal en wellicht het pand al heeft verlaten. O nee, hij staat hier. Mijnheer Bruins, speciaal voor u: hoezeer ik ook meeleef met het proberen te vinden van indicatoren waarbij ook wordt gekeken naar hoe andere landen hun geluk en welzijn meten, hecht ik eraan om hier in de Tweede Kamer te zeggen dat Bhutan zich tot een van de weinige landen mag rekenen waar een op de zes mensen vluchteling is en zich in het buitenland bevindt, omdat er in eigen land bijzonder weinig mogelijkheden zijn om het te kennen te geven als men een afwijkende mening heeft en vindt dat men helemaal niet zo erg gelukkig is in eigen land.

De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, want ik werd zo persoonlijk aangesproken door mevrouw Gesthuizen. Wij begrijpen allemaal dat Bhutan geen rijk land is. Er zijn een boel zaken niet fijn daar. Het is overigens wel een van de weinige landen waar mensen geen democratie willen omdat ze zo blij zijn met hun koning, maar dat terzijde. Maar het ging mij er puur om te laten zien dat immaterieel welzijn en geestelijk welbevinden wel degelijk objectief meetbaar zijn door enquêtes te gebruiken. Inmiddels is dat door de commissie afdoende beantwoord.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik ben het er natuurlijk zeer mee eens dat het belangrijk is om te enquêteren en te vragen wat mensen daarvan vinden. Alleen, ik trek in twijfel dat Bhutan het land is waaraan wij een voorbeeld zouden moeten nemen.

De heer Van Veen (VVD):
Voorzitter. Er zijn zoveel mooie landen waarvan je je kunt voorstellen dat je er graag zou willen zijn: Bhutan, Cuba et cetera.

Ook ik dank de commissie voor haar werk. Zij heeft veel van haar kostbare tijd in de Kamer gewijd aan dit mooie, goed leesbare rapport. Ik zal kort ingaan op het abstractieniveau waarmee we ook de mensen thuis gaan bereiken. Ik denk dat we daar met de beantwoording door de voorzitter van de commissie niet helemaal in zijn geslaagd. Ik heb aangegeven dat Nederlanders gek zijn op lijstjes en dat ze die ook heel graag met elkaar vergelijken. Wij Nederlanders willen ook heel graag weten waarom wij beter zijn dan anderen en willen ook niet geloven dat anderen beter zijn dan wij. Daar zullen we heel goed met elkaar over moeten nadenken zodra we nog breder gaan spreken over het welvaartsbegrip, want voor ieder persoon zal welvaart iets anders zijn.

Dan het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat uiteindelijk wel zal moeten kunnen leveren. Het moet zijn onafhankelijkheid kunnen behouden, ook als wij als Kamer om bepaalde analyses vragen. Wat ik zo mooi vind aan het CBS is dat het die analyses gevraagd en ongevraagd aan ons aanbiedt. Ik heb de vorige keer al gezegd welke er de komende periode gepresenteerd worden. Ik vind het heel belangrijk dat die onafhankelijkheid gewaarborgd is.

Ik sluit af met één motie, die al een beetje was aangekondigd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gelet op de opdracht van de Kamer aan de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip;

van oordeel dat de commissie gedegen onderzoek heeft gepleegd en de bevindingen heeft weergegeven in een heldere rapportage;

verzoekt de commissie, haar werkzaamheden te beëindigen onder dankzegging en waardering voor de door haar gepresenteerde rapportage en aanbevelingen;

verzoekt het kabinet om een reactie op dit rapport,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veen, Groot, Gesthuizen, Agnes Mulder, Van Weyenberg, Bruins, Voortman en Wassenberg.

Zij krijgt nr. 11 (34298).

De heer Groot (PvdA):
Voorzitter. Ook ik dank de commissie voor de heldere beantwoording. Daaruit blijkt dat de commissie in korte tijd veel macht over deze moeilijke materie heeft verworven. Ik blijf wel een beetje het gevoel houden dat er misschien meer in had gezeten, gelet op de financiële expertise en de expertise op het gebied van de welvaartseconomie die in deze commissie is samengebald. Ik doel daarbij op de discussie over de discontovoet, die het Centraal Planbureau hanteert bij maatschappelijke kosten-batenanalyses. Die interne rentevoet is in feite de prijs waarmee je de welvaart nu en de welvaart later afweegt. Ik begrijp dat het niet de ambitie van de commissie was om dit te onderzoeken, maar het gevolg daarvan is wel dat we het nu helemaal aan de wijsheid van het CPB overlaten. De politiek gaat over bredere afwegingen dan die het CPB maakt. Je zou er bijvoorbeeld de energietransitie bij kunnen betrekken, de lage rente van dit moment, de pleidooien vanuit werkgeversorganisaties voor een Nederland Next Level of bijvoorbeeld het nationale spaaroverschot en de vraag wat we daarmee moeten doen.

Dat allemaal gezegd hebbende, blijft er sprake van een uitstekend en helder geschreven rapport. We hebben een scherp beeld gekregen welke indicatoren bruikbaar zijn en welke niet. Er zijn concrete aanbevelingen gedaan die verankerd gaan worden in een nieuwe Monitor Brede Welvaart van het CBS. Ook zal een en ander verankerd worden in een jaarlijks verantwoordingsdebat.

Zonder opnieuw het wiel uit te vinden, heeft de commissie de discussie vooruitgeholpen. Ik complimenteer haar daarmee. Ik zie ook uit naar de kabinetsreactie, die ongetwijfeld stof zal opleveren voor verder debat.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van de Kamer. We schorsen voor tien minuten zodat de commissie de tijd heeft om de moties door te nemen.

De vergadering wordt van 21.25 uur tot 21.36 uur geschorst.


Termijn antwoord

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Allereerst ga ik in op het resterende punt van mevrouw Gesthuizen uit de eerste termijn over het bni. Daarna maak ik een paar heel korte opmerkingen naar aanleiding van enkele opmerkingen en vragen. Vervolgens ga ik kort in op de moties.

Het bruto nationaal inkomen is een getal dat uiteindelijk niet is wat het lijkt te zeggen. Het is namelijk de optelsom van het bbp plus het saldo van inkomens die naar het buitenland gaan. Dat is de definitie van het bni. Het is dus ietsje ruimer dan het bbp. In het bni wordt geen onderscheid gemaakt naar inkomen dat neerslaat bij huishoudens en inkomen dat neerslaat in de vorm van bedrijfswinsten. Dat onderscheid zit er niet in. Dit betekent dat het bni als zodanig geen goede maatstaf is, juist voor het inkomen en de inkomensontwikkeling van huishoudens. Dat is ook de reden waarom onder anderen Stiglitz adviseerde om rechtstreeks te kijken naar huishoudinkomen en naar huishoudconsumptie. Dat is vertaald in de CES-recommendations. Ik hoop daarmee een zo precies mogelijk antwoord te hebben gegeven op de vraag van mevrouw Gesthuizen.

De heer Bruins stelde de vraag of de bankensector erin thuishoort. Er is discussie over de wijze waarop de financiële sector in het bbp wordt meegenomen. Dat is een soms heftige discussie, die plaatsvindt in de daartoe geëigende gremia. Onze commissie blijft zich op het standpunt stellen dat die discussie daar thuishoort. Eén ding kun je er wel over zeggen. Je kunt heel veel discussiëren over de wijze waarop deze sector wordt meegerekend in het bbp, maar je moet ook constateren dat in deze sector hoe dan ook inkomen wordt gegenereerd. Gezien de uitleg aan het begin van mijn betoog dat je het bbp langs drie kanten berekent, moet je je realiseren dat als je deze sector eruit zou schrappen, je ergens een gat tegenkomt in het bbp. Dat lijkt dus een minder logische oplossing te zijn. Maar er vindt best een pittige discussie plaats over de berekeningswijze waarmee de financiële sector, de bankensector wordt vertaald.

Mevrouw Gesthuizen vroeg of brievenbusfirma's bijdragen aan het bbp. Dat zou zomaar zo kunnen zijn. Hoeveel is even niet gezegd; je moet dat meten. Daarnaast mag de vraag gesteld worden — ik eindig bewust met een vraag — of brievenbusfirma's bijdragen aan onze brede welvaart. Dat is dus iets heel anders.

De heer Van Veen zegt dat we dol zijn op lijstjes. Ik denk dat we hem wat dat betreft op zijn wenken bedienen, want bij uitstek het feit dat we als eis stellen aan de monitor dat deze internationaal vergelijkbaar moet zijn, betekent dat die lijstjes er zijn en dat het juist een onderdeel van de monitor is om vergelijkbaar te zijn met andere landen. De heer Van Veen schetste het een beetje als een hobby van heel veel Nederlanders om te kijken of je de beste bent of niet. Als je het op die manier wilt gebruiken, het kan.

De heer Van Veen heeft nog eens de onafhankelijkheid van het CBS benadrukt. Wij zijn dat van harte met hem eens. Het is belangrijk om dat toch echt nog even te benadrukken. Het laatste wat de commissie wil, is een instrument dat onderdeel wordt van een debat over het instrument. Het instrument moet buiten de discussie staan. De discussie moet gaan over de inhoud van het instrument, over wat het zegt. Dat kan het best door een strikte onafhankelijkheid van degene die dat aanlevert.

De heer Groot heeft gezegd dat er wellicht nog meer in had gezeten als we een forse discussie hadden gehouden over het doorrekenen en ramen naar de toekomst toe. Ik vind het jammer dat we niet aan die verwachting hebben kunnen voldoen, maar dit is het product dat er staat. Soms geldt een beetje binnen de beperkte tijd en middelen die je hebt dat je beter één ding goed doet dan twee dingen half.

Ik kom te spreken over de moties. In zijn algemeenheid zou ik willen zeggen dat het goed gebruik is dat parlementaire onderzoekscommissies geen appreciatie uitspreken over moties die verwijzen naar acties die door het kabinet zouden moeten worden uitgevoerd. Dat betekent overigens niet dat wij het niet of wel eens zouden zijn met de moties. Wij zeggen met zoveel woorden dat die moties logischerwijs aan de orde zouden moeten komen in het komende debat met het kabinet. Wat de Kamer daarmee doet, is aan de Kamer, maar voor die moties doen wij als commissie de voorzichtige suggestie om ze aan te houden en in stemming te brengen na het debat met het kabinet, maar die keuze is uiteraard geheel aan de Kamer.

Dit geldt voor de motie op stuk nr. 5 van mevrouw Voortman c.s. Daarin wordt duidelijk aan het kabinet gevraagd om iets te doen. Die vraag zal uiteindelijk door het kabinet beantwoord moeten worden. Het is aan de Kamer om daar met het kabinet over te spreken. Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 6 van mevrouw Voortman.

In iets andere zin geldt dit ook voor de motie op stuk nr. 7. Daarin staat dat "het wenselijk is om in overleg met planbureaus (...) de publicatiemomenten van belangrijke doorrekeningen van beleidseffecten meer te harmoniseren". Wij zijn als commissie niet degenen die uitspraken doen over planbureaus en over wat zij op welk moment publiceren. Die discussie kan gevoerd worden met het kabinet. Als dat gebeurt, zal de Kamer dat moeten doen met het kabinet, want daar ligt mogelijk een verantwoordelijkheid om op dat punt iets te doen.

In het dictum van de motie op stuk nr. 8 van de heer Bruins staat dat "het wenselijk is om brede welvaart in de Monitor Brede Welvaart ook per regio of provincie in kaart te brengen". Dat is complex. Voor een aantal indicatoren is dat al het geval; zij worden al per regio gepubliceerd en kunnen ook zo gepubliceerd blijven worden. Voor andere indicatoren zal dat wellicht niet zinvol zijn en voor sommige indicatoren zal het wellicht niet mogelijk of nog niet mogelijk zijn. Wij kunnen daar op dit moment vanuit onze verantwoordelijkheid als commissie geen ultieme uitspraak over doen. We denken dat dit echt een kwestie is van het in de discussie met het CBS verder uitwerken van de mate waarin dit haalbaar is en op een verstandige manier vorm kan worden gegeven.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik denk dat het voor het gemak in dit debat en voor de commissie handig is als ik het dictum in lijn breng met de dicta van de andere moties. Ik zal die wijziging aanbrengen voordat we besluiten hoe we hier verder mee omgaan.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Wilt u ook aangeven of u de motie op stuk nr. 7 wenst aan te houden?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zal eerst de tekst van de motie op stuk nr. 7 en van de motie op stuk nr. 8 wijzigen en dan zal ik bekijken wat ik daarmee zal doen.

De voorzitter:
Hartelijk dank.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ook in de motie op stuk nr. 9 staat duidelijk een verzoek aan het kabinet. Daarvoor geldt dus hetzelfde: wat ons betreft, is dat een discussie met het kabinet.

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 10 van de heer Wassenberg: ook daarin gaat het om een verzoek aan het kabinet. Nogmaals: dit betekent niet dat deze moties niet zinvol zouden kunnen zijn, maar naar de aard van een commissie, ook die van ons, kunnen wij daar binnen onze verantwoordelijkheid nu geen appreciatie over uitspreken. We krijgen ook nog een debat met het kabinet.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Eigenlijk wordt er verzocht om alle moties aan te houden. Ik ben dus benieuwd wat de indieners daarmee gaan doen. Van hen ontvang ik dus graag een reactie.

De voorzitter:
Dat is een uitdaging. Mijnheer Wassenberg, wilt u misschien reageren?

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik bespreek dit in mijn fractie. Ik doe nu de tweede termijn. Mevrouw Thieme heeft de eerste termijn gedaan. Ik denk dus dat het gewoon fatsoenlijk is als ik dit ook even met haar bespreek. Ik kom hier dus later op terug.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Op de motie op stuk nr. 6 wil ik inderdaad wel terugkomen, maar met de motie op stuk nr. 5 wordt juist verzocht om in de reactie in te gaan op een aantal punten. Het is een beetje raar als ik die motie nu zou aanhouden en als vervolgens in de kabinetsreactie niet zou staan waar ik in de motie om heb verzocht. Voor de motie op stuk nr. 5 vind ik aanhouden dus niet logisch, maar voor de motie op stuk nr. 6 zal ik dat bespreken.

De voorzitter:
Ik concludeer dat er voorlopig geen moties worden aangehouden. We zijn bij de motie op stuk nr. 11.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Als commissie kunnen we onze dank uitspreken voor de motie op stuk nr. 11. We vatten haar graag op als een steun in de rug voor ons werk en voor het verdere proces. Hartelijk dank.

Tot slot wil ik toch nog even één keer expliciet de namen noemen van onze onvolprezen staf, die hier heel hard aan heeft gewerkt: Marloes Haveman, Michiel Becker, Martijn van Haeften, Rutger Hoekstra, Miguel Israel en Wilma van Zeijts. Zij zitten hierachter. Zij hebben onder de verantwoordelijkheid van de commissie een heel fors deel van het werk verzet. Ik wil hen ook op deze plek daarvoor van harte bedanken. Daarmee wil ik graag afsluiten.

(Geroffel op de bankjes)

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik bedank dan ook nog even de andere commissieleden, namelijk de heer Nijboer, de heer Harbers, de heer Heerma, de heer Koolmees en de heer Merkies. Dank ook aan de ondersteuning.

Dinsdag a.s. zullen we stemmen over de moties die op dat moment nog niet zijn aangehouden.

Sluiting

Sluiting 21.47 uur.