Plenair verslag
Tweede Kamer, 64e vergadering
Dinsdag 17 maart 2015
-
Aanvang14:00 uur
-
Sluiting18:09 uur
-
StatusGecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Van Miltenburg
Aanwezig zijn 135 leden der Kamer, te weten:
Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fritsma, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leenders, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, Rutte, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Vermeij, Visser, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Van 't Wout, Ypma, Yücel en Ziengs,
en de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst en waarnemend minister van Veiligheid en Justitie, de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, en mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De voorzitter:
Ik heet alle aanwezigen in de zaal, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debat volgen, van harte welkom.
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen Marcouch
Vragen van het lid Marcouch aan de minister voor Wonen en Rijksdienst en waarnemend minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Landelijk platform vuurwapens opgeheven".
De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Het goede nieuws is dat de criminaliteit in onze Nederlandse samenleving daalt. Ook de jeugdcriminaliteit daalt. Het slechte nieuws is dat de dreiging van terreur, liquidaties en overvallen toeneemt. Het gaat om zeer gewelddadige overvallen, waarbij soms op de politie wordt geschoten. Heel vaak worden door de politie bij toeval grote groepen wapens aangetroffen en dat zijn niet de minste wapens. Het zijn vaak kalasjnikovs, die door terroristen worden gebruikt, maar de afgelopen tijd ook bij liquidaties in Amsterdam.
Al eerder hebben de burgemeester en de politiechef van Amsterdam aan de bel getrokken om te zeggen dat er te weinig prioriteit is voor het aanpakken van wapenbezit en wapenhandel. Willen we dit soort criminelen tegenhouden, dan is het zaak dat we niet alleen oog hebben voor de delicten zelf, maar ook voor het materiaal waarmee dit soort misdaden worden gepleegd. Daar moeten we volop prioriteit aan geven.
Afgelopen weekend kwam het programma Reporter met een onderzoek waaruit blijkt dat het platform is opgeheven dat nodig is voor diensten om samen te werken en een goede informatiepositie te hebben, waardoor je effectief kunt optreden. De reactie van de politie was: het is nu een beetje klaar. Dat vond ik een heel gekke stellingname.
Ik heb hierover al eerder vragen gesteld aan de minister van Veiligheid en Justitie. Toen is mij verzekerd dat het wel prioriteit heeft. Ik wil graag weten hoe het zit. Heeft het nu wel of geen prioriteit? Wat betekent dat operationeel voor de samenwerking tussen al die diensten?
Minister Blok:
Voorzitter. De heer Marcouch begon terecht met twee constateringen. Allereerst dat de criminaliteit gelukkig dalende cijfers laat zien en daarnaast dat we te vaak getuige zijn van het gebruik van zware wapens. De heer Marcouch wijst vervolgens op het bericht in het programma Reporter dat het platform aanpak wapens is opgeheven. Hij vraagt of de bestrijding van wapens überhaupt nog wel prioriteit heeft bij het kabinet. Het antwoord daarop is volmondig ja. Het opheffen van het oude platform is dan ook bepaald niet het eind van het verhaal.
Dat platform dateerde uit de tijd dat Nederland werkte met 26 regionale korpsen, dus voor de Nationale Politie. Het paste dus niet meer bij de huidige structuur. De korpsleiding heeft de opdracht gegeven om een nieuw platform op te richten, dat wel past bij de huidige structuur. Dat verschilt in twee opzichten van de oude structuur. Ten eerste een veel nadrukkelijker internationale inbedding, want wapenhandel is vaak internationaal, waardoor de rommel ook in Nederland terechtkomt en helaas ook gebruikt wordt. Ten tweede is dit een platform dat duidelijk ook operationeel aan de slag gaat. Het vorige was meer coördinerend. Het gaat er nu echt om dat informatie wordt gedeeld op concreet zaaksniveau, zodat de problemen ook aangepakt kunnen worden. Het is dus een verbeterslag ten opzichte van de oude structuur.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik begrijp dat de minister zegt: het heeft onze aandacht. Wat ik niet begrijp, is dat de communicatie afgelopen weekend zo rommelig was. Blijkbaar weet men binnen de politieorganisatie niet zo goed wat er wel of niet aan de hand is. Kan de minister dit uitleggen? Ik heb altijd geleerd dat je je oude schoenen pas weggooit als je nieuwe hebt. Het gaat om een platform in de context van dreiging, liquidaties en volop aanwezigheid van wapens in onze samenleving. Hoe kun je dat platform opheffen om vervolgens na te gaan denken over het opzetten van een beter platform? Wat is er op dit moment aan de hand? Is het op dit moment operationeel gezien een prioriteit? Maken de speurders werk van het opsporen van dit soort wapens om deze misdaden tegen te houden of niet?
Ik hoorde de minister inderdaad ook spreken over het internationaal aanpakken van dit soort criminaliteit. Wat doet het kabinet, nu we open grenzen hebben, om de landen in Europa die niet zo streng zijn in het opsporen van dit soort wapencriminaliteit en de handhaving van de wet in dezen, wel bij de les te houden? Hoe zorgt het ervoor dat dezelfde strengheid daar wordt gehanteerd en dat het daar ook prioriteit krijgt?
Ik vraag de minister of hij bereid is om ons in de voortgangsrapportages met betrekking tot de vorming van de Nationale Politie op de hoogte te blijven houden van de wijze waarop de prioritering van de wapenaanpak vorm krijgt binnen de nieuwe politieorganisatie, de internationale samenwerking en zeker ook de samenwerking tussen de diensten in ons land.
Minister Blok:
De heer Marcouch heeft gevraagd op welke wijze de aanpak van vuurwapens als prioriteit van het kabinet vorm krijgt. Juist het oprichten van een nieuw platform dat veel meer gericht is op de echt concrete zaken en de internationale verbanden, laat zien hoe serieus wij dat nemen. Dat is inderdaad niet alleen belangrijk in het kader van de bestrijding van het jihadisme, maar ook omdat deze wapens veel in de zware criminaliteit worden gebruikt. Concreet betekent dit dat een van de commissarissen van de politie echt als taak heeft om ervoor te zorgen dat de samenwerking in EU-verband vorm krijgt. Die is dus echt het vaste contactpunt en de vaste bewaker van de Europese samenwerking. Dat is echt de toegevoegde waarde van de nieuwe vormgeving.
De heer Marcouch heeft ook gevraagd of ik de Kamer in de voortgangsrapportage wil informeren over de aanpak van de vuurwapenbestrijding. Dat doe ik graag.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik krijg geen duidelijkheid over de vraag of we op dit moment bijvoorbeeld een gat hebben. Er is iets opgeheven en er wordt iets opgezet. Mijn indruk is dat de aanpak van wapenbezit en wapenhandel geen prioriteit is. Dat is ook het signaal dat zowel de burgemeester van Amsterdam — dat is niet de minste — en de politiechef van Amsterdam al eerder hebben afgegeven. De reportage van dit weekend staat dus niet op zichzelf. Betekent dit nu dat de minister zegt: op dit moment is er niets en we zijn iets aan het opzetten? Dat zou ik een verkeerd signaal vinden. Of is er sprake van continuïteit met betrekking tot de prioritering en de aanpak van dit soort gevaarlijke wapens?
Minister Blok:
Het platform in zijn nieuwe vorm is nog niet bij elkaar gekomen, maar zal dat op zeer korte termijn doen. Dit betekent niet dat er een gat is in de aanpak. De aanpak van vuurwapens was een prioriteit en is en blijft dat zeker ook in deze tijd.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Een pikant detail is toch wel dat dit landelijk platform eind januari vrijwel geruisloos is opgeheven. Mijn vraag aan de minister is: als hier geen rumoer over was ontstaan, was er dan sowieso wel weer een nieuwe vorm van samenwerking op dit gebied ingericht? Ik vraag dat vooral ook omdat ik de vorige minister van Veiligheid en Justitie heb gevraagd om via de JBZ-Raad met zijn collega's in Europa een samenwerking op dit punt aan te gaan en om met name te zorgen voor harmonisering van wetgeving.
Minister Blok:
Het oprichten van het platform in de nieuwe, geïntensiveerde vorm is niet het gevolg van het rumoer zoals mevrouw Berndsen het formuleert, maar van de eigen wens van de Nationale Politie om de aanpak van de vuurwapencriminaliteit en de vuurwapenhandel, die nog op de oude leest geschoeid was voor de Nationale Politie, aan te laten sluiten bij de huidige binnenlandse vormgeving en zeker ook bij die van de internationale collega's om de internationale wapenhandel goed te kunnen bestrijden. Daaruit blijkt dus dat de oproep van mevrouw Berndsen tot die internationale samenwerking ook vorm krijgt. Of de wetten ook geharmoniseerd worden, kan ik niet zo een-twee-drie inschatten, maar met deze stap zorgen we er in ieder geval voor dat concrete gevallen ook grensoverschrijdend aangepakt kunnen worden.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden. U mag nog even blijven, want ook de volgende mondelinge vraag wordt aan u gesteld.
Vragen Helder
Vragen van het lid Helder aan de minister voor Wonen en Rijksdienst en waarnemend minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Antiterreurmaatregelen weinig aan jihadisten opgelegd".
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Afgelopen weekend hebben we kunnen lezen en op tv kunnen zien dat antiterreurmaatregelen nauwelijks worden opgelegd aan jihadisten. Volgens de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zijn de banktegoeden van 15 personen bevroren en zijn 50 personen actief gesignaleerd, zoals dat zo mooi heet, om een uitreis naar het strijdgebied te voorkomen. Dat is allemaal leuk en aardig, maar er zitten een heleboel mitsen en maren aan. Terroristen zijn blijkbaar de lachende derden. Wat mijn fractie betreft, is er geen enkel excuus om in tijden van terreurdreiging een beetje te blijven — ik zeg het enigszins ondiplomatiek — aanklooien; daar lijkt het namelijk wel op. Terroristen kunnen gewoon verdergaan met hun plannen. Ik heb daarom de volgende vragen aan de minister.
Als je al een actieprogramma jihadisme hebt — even daargelaten wat je van de inhoud vindt; wat mijn fractie ervan vindt, is wel duidelijk — waarom wordt er dan geen gebruik van gemaakt? Waarom is van slechts 50 personen het paspoort afgepakt of gesignaleerd terwijl er 180 personen zijn uitgereisd? Waarom zijn van slechts 15 personen de banktegoeden bevroren terwijl er minimaal 100 voor in aanmerking komen? Laat ik alvast een beetje vooruitlopen op het antwoord, want ik verwacht dat de minister gaat zeggen dat het ingrijpende maatregelen zijn. Ingrijpende maatregelen? Het gaat om mensen die onze democratische rechtsstaat omver willen werpen of in ieder geval geen warm hart hebben voor de democratische rechtsstaat, want ze steken hun middelvinger ernaar op. Waarom blijven we hen beschermen?
Het beleid van het kabinet is en blijft tegen beter weten in blind gericht op het voorkomen van uitreizen. Dat lukt niet, want er zijn al minimaal 180 uitgereisd. Volgens mijn fractie stelt het kabinet de verkeerde prioriteiten. Wat moet er concreet gebeuren voor het kabinet doorheeft dat het zich niet primair moet bezighouden met het tegengaan van uitreizen, aangezien zij dat toch doen? Wat moet er gebeuren waardoor het kabinet zich richt op het beschermen van de binnengrenzen tegen terugkerende terroristen? Wat moet er gebeuren voor het kabinet wil besluiten tot administratieve detentie als second best?
Minister Blok:
Voorzitter. Mevrouw Helder gaat in op de uitzending van RTL Nieuws over het inzetten van maatregelen ter bestrijding van jihadisme. Zij wijst erop dat er in 50 gevallen paspoorten gesignaleerd zijn en in 15 gevallen banktegoeden zijn bevroren. Dit zijn 2 belangrijke elementen van het actieplan, dat overigens 38 maatregelen bevat. Het zijn belangrijke en, zoals mevrouw Helder het zelf formuleerde, ingrijpende maatregelen. Het kabinet schroomt dus ook niet om die in te zetten. Om tot die inzet te komen is een juridische onderbouwing nodig. Zoals mevrouw Helder weet, is er ook weleens een rechterlijke uitspraak geweest die bijvoorbeeld het intrekken van een paspoort heeft teruggefloten. Zo'n situatie wil je voorkomen.
Daarnaast is het ook steeds een afweging op welk moment je welke maatregel inzet. Je bent immers ook bezig met opsporing en vervolging. In dat kader kan het weleens verstandig zijn om op een iets ander moment een maatregel in te zetten. Dat neemt niet weg dat waar nodig het kabinet niet schroomt om deze maatregelen in te zetten. In dat kader heb ik vandaag een wet met aanvullende maatregelen in consultatie gegeven: de Wet bestuurlijke maatregelen, die onderdeel is van het actieplan jihadisme. Daarin zitten bijvoorbeeld aanvullende maatregelen rond een uitreisverbod, een meldingsplicht en het kunnen innemen van identiteitskaarten.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik citeer wat de minister net zei: het zijn belangrijke elementen. Zoals ik net al heb aangegeven, is de conclusie dat die blijkbaar niet werken. Die belangrijke elementen zijn op papier belangrijk, maar in de praktijk werken ze niet. Laat ik dan maar aanhalen wat er namens de AIVD en het Openbaar Ministerie is gezegd: we kunnen moeilijk uit de voeten met deze twee belangrijke elementen. Wat gaat de minister eraan doen om te zorgen dat die belangrijke elementen wel gaan werken? Het voorstel van mijn fractie is nog altijd om de grenzen te sluiten, want zo is het dweilen met de kraan open. Ik krijg graag nog een antwoord van de minister op de vraag hoe hij de voor het kabinet belangrijke elementen in de praktijk zal laten werken.
De minister sprak over het wetsvoorstel dat in consultatie is, maar ook dat is weer gericht op het tegengaan van het uitreizen. De minister kan dat een belangrijk element noemen, maar we kunnen er nu al van opaan dat dit niet zal werken. Misschien wil de minister daar ook nog even kort op ingaan.
Minister Blok:
Als een maatregel 50 keer is toegepast, kun je niet zeggen dat hij niet werkt. In een rechtsstaat lijkt het me juist dat er bij het toepassen van maatregelen zorgvuldig te werk wordt gegaan om te voorkomen dat een en ander de rechterlijke toets niet doorstaat. De opsporings- en inlichtingendiensten wegen steeds af welke instrumenten zij op welk moment zullen inzetten, in het belang van de opsporing. Ook dat lijkt me in het belang van het verdedigen van de veiligheid in Nederland. Het zou toch jammer zijn als een vogel gevlogen is terwijl hij in beeld was, en we die persoon wel hadden kunnen pakken als we even gewacht hadden met een maatregel. Dat vind ik zeer logische afwegingen in het kader van de vervolging. Paspoortsignalering wordt zowel gebruikt bij het voorkomen van uitreizen als, waar nodig, bij het aanhouden bij inreizen. Het zijn dus maatregelen die op beide plaatsen toegepast kunnen worden.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik constateer dat we niet echt veel verder komen, maar de discussie zal zeker nog verdergaan. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik haal nog maar eens aan dat de AIVD en het Openbaar Ministerie hebben gezegd dat ze moeilijk uit de voeten kunnen met de maatregelen. Ik neem aan dat de minister in overleg treedt met deze instanties voordat hij een actieprogramma formuleert. Dat actieprogramma hebben we. Deze twee organisaties constateren dat ze er in de praktijk moeilijk mee uit de voeten kunnen. Ze komen niet eens toe aan de rechterlijke toets. Ik stel het antwoord op prijs, maar het is eigenlijk nog geen begin van een antwoord. We komen er dus zeker verder over te spreken.
Minister Blok:
We komen er ongetwijfeld over te spreken, al was het maar omdat de Kamer eind maart weer een voortgangsrapportage ontvangt. Natuurlijk vindt er overleg plaats met het Openbaar Ministerie en met de andere diensten.
De heer Segers (ChristenUnie):
We kunnen allerlei wetsvoorstellen in consultatie nemen en allerlei plannen bedenken, maar uiteindelijk moeten die landen in de lokale gemeenschappen en moeten de lokale besturen ermee aan de slag. Onlangs heeft onze fractie een werkbezoek afgelegd aan een middelgrote gemeente. Ik zeg eerlijk dat ik me rot ben geschrokken. Men had geen idee hoe men een en ander moet aanpakken. Men had geen idee wat er moet gebeuren als iemand terugkomt uit Syrië en hoe men die persoon moet opvangen. We kunnen dus prachtige plannen bedenken, maar ik denk dat het nu heel hard nodig is om contact op te nemen met gemeenten en hun te vragen of ze weten wat ze moeten doen en of ze weten welke instrumenten hun ter beschikking staan. Is de minister bereid om dit te doen, wellicht via de VNG? Er moet echt haast mee worden gemaakt. Dat actieprogramma is er al zo lang. We hebben hier heel veel plannen gemaakt, maar die moeten nu echt landen in de lokale gemeenschappen. Wil de minister daarop actie ondernemen?
Minister Blok:
De heer Segers heeft gelijk als hij zegt dat gemeenten goed op de hoogte moeten zijn van de maatregelen die ze kunnen nemen. Ik weet natuurlijk niet in welke gemeente hij op werkbezoek is geweest en waar dit speelde. Er is echter regelmatig contact met de gemeenten die het betreft. Er is ook een speciaal overleg voor. Ik vat het signaal van de heer Segers zo op dat we dit intensief voort moeten zetten.
De heer Van Raak (SP):
Dankzij de SP en de andere oppositiepartijen wordt er nu eindelijk geïnvesteerd in veiligheid. Er wordt heel veel geïnvesteerd in de AIVD en maar een klein beetje in de gemeenten. Die gemeenten hebben echter een heel belangrijke rol in het opvangen en deradicaliseren van mensen die willen uitreizen of terugkeren. Die bal ligt bij de gemeenten. Heel veel gemeenten weten niet precies wat ze met die jongens en meisjes moeten. Ze vinden het wiel opnieuw uit. Vindt deze nieuwe minister dit niet ook een verantwoordelijkheid van de landelijke regering? Waarom wordt dat deradicaliseren overgelaten aan de gemeenten? Waarom is er zo weinig financiële ondersteuning voor? Deze zaak gaat alle Nederlanders aan. Daarom moet er een landelijk beleid zijn, met landelijke verantwoordelijkheid en landelijke financiering. Waarom zegt de regering dat niet?
Minister Blok:
De heer Van Raak suggereert dat het bestrijden van jihadisme eenzijdig bij de gemeenten wordt neergelegd. Dat beeld herken ik niet. De maatregelen waarover ik met mevrouw Helder in gesprek was, zijn typisch landelijke maatregelen. Er zijn echter ook maatregelen die een belangrijke lokale inbreng vragen, bijvoorbeeld van gemeenten. Bestuurlijke maatregelen neem je altijd in nauwe samenspraak met de gemeenten. Collega Bussemaker heeft net plannen aangekondigd om aan de voorkant, in het onderwijs, radicalisering te voorkomen. Dat is ook geen kwestie van "afschuiven", om maar even de term van de heer Van Raak te gebruiken, maar van je heel goed realiseren dat de aanpak van jihadisme niet met één knopje gebeurt, maar dat je aan het begin moet voorkomen dat jongeren radicaliseren en je vervolgens een hele keten van maatregelen hebt — het zijn er niet voor niets 38 — om op ieder moment in de keten in te kunnen grijpen. Daarbij neemt het kabinet ten volle zijn verantwoordelijkheid; het was de reden van het actieplan. Wij vragen ook de betrokkenheid van de gemeenten. Die worden er ook goed bij betrokken. Ik ben het er volstrekt mee eens dat zij bij de verdere uitwerking voortdurend op de hoogte moeten zijn van de middelen die zij kunnen gebruiken en van de manier waarop dat in een concreet geval kan.
De heer Recourt (PvdA):
Ik wil de minister erop wijzen dat dit weekend het vreselijke bericht in de krant stond dat een moeder haar twee minderjarige kinderen heeft meegenomen naar IS-gebied. Dat heeft dus kunnen gebeuren. Ik wil heel graag de verzekering, de garantie van deze minister dat al die maatregelen waarover mevrouw Helder het destijds had, niet alleen worden ingezet voor jihadisten zelf maar ook voor de ouders. We moeten niet alleen de jeugd beschermen, maar bijvoorbeeld ook bekijken of de paspoorten van de ouders ingenomen kunnen worden; zo is er een hele lijst aan mogelijkheden. Heeft de regering voldoende zicht op niet alleen de jihadisten maar ook de ouders die hun kinderen naar oorlogsgebied willen brengen?
Minister Blok:
De heer Recourt wijst begrijpelijkerwijs op het aangrijpende bericht over de moeder met kinderen uit Maastricht die is uitgereisd. De betreffende vrouw heeft gereisd met een vervalst paspoort. Ze stond als persoon wel gesignaleerd. Om die reden heeft ze de mazen bewust opgezocht en ook weten te vinden. Ik heb natuurlijk even gedacht welke maatregelen in dit geval misschien, met de kennis van nu, extra hadden kunnen helpen. Er is een meldingsplicht opgenomen in de wet die nu ter consultatie voorligt. In het geval van een persoon die in de gemeenschap bekend is als iemand die mogelijk zou kunnen uitreizen, zou je bijvoorbeeld met zo'n meldingsplicht kunnen zorgen dat diegene in beeld blijft. Vandaar dat ik het echt de moeite waard vind om ook de aanvullende maatregelen in wetgeving vast te leggen.
De heer Oskam (CDA):
Ik wil toch nog even doorvragen over het bevriezen van tegoeden. Er zit spanning op de informatie-uitwisseling tussen de AIVD en het Openbaar Ministerie. Dat heeft ermee te maken dat strafzaken over de kop kunnen gaan als het Openbaar Ministerie te snel maatregelen neemt. Nou kan ik me dat voorstellen bij allerhande misdrijven, behalve bij uitreizende jihadgangers. Als die mensen uitreizen, zou het eigenlijk standaard moeten zijn dat het Openbaar Ministerie een onderzoek doet. Misschien kan de minister zijn licht daarover nog even laten schijnen.
Minister Blok:
De heer Oskam legt een relatie tussen het bevriezen van tegoeden en het uitreizen. Het bevriezen van een tegoed wordt in de Staatscourant gepubliceerd. Dat is dus typisch een moment waarop iemand met naam en toenaam bekend wordt. In het kader van de opsporing kun je inderdaad de afweging maken of je dat op dat moment wilt.
De heer Oskam (CDA):
Voorzitter?
De voorzitter:
Mijnheer Oskam, wilt u uw tweede vraag van dit vragenuurtje stellen?
De heer Oskam (CDA):
Nee, dat niet.
De voorzitter:
Dan dank ik de minister voor zijn antwoorden en voor zijn komst naar de Kamer.
Vragen Schouw
Vragen van het lid Schouw aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat medewerkers van het ministerie van Veiligheid en Justitie de VVD pootje lichten.
De heer Schouw (D66):
Mevrouw de voorzitter. In de slotfase van de verkiezingscampagne komt de minister van VWS met een heel buitenzinnige bewering. In De Telegraaf van afgelopen zaterdag zei zij: "de campagne begon en toen kregen we de affaire-Mark Verheijen, daarna de zaak rond het Stichtse Vecht en toen een bonnetje, waardoor twee VVD-bewindspersonen moesten aftreden". Volgens de minister is het "geen toeval dat er nu incidenten naar boven komen". Het is dus geen toeval, maar waaruit blijkt dat dan precies? De minister vervolgt in het interview op een wat bezwerende toon: "mensen hebben dingen bewaard".
Gisteren werd bekend dat het Openbaar Ministerie een boete heeft opgelegd aan ex-Kamerlid Houwers wegens fraude. Ik noem verder de veroordeling van oud-gedeputeerde Hooijmaijers en de recente strafzaak van een VVD-fractievoorzitter in Stichtse Vecht. Zegt minister Schippers nu met haar beweringen dat het Openbaar Ministerie en de rechters met rechtspleging in deze gevallen hebben gewacht totdat de VVD-campagne is begonnen?
Over de Teevendeal zegt deze minister: "Als een bonnetje van vijftien jaar geleden een week voor de verkiezingen opdoemt, dan is mijn conclusie dat het niet voor niets nú gebeurt." Er zouden krachten achter zitten, de onderwereld, justitie, de advocatuur. Maar dan zeg ik voormalig staatssecretaris Teeven na: "Beweren is bewijzen". Staatssecretaris Dijksma zei het ook heel treffend in Tros Kamerbreed: "Op het moment dat je suggesties uit dat er een schuldvraag onder zou liggen, dan moet je dat ook kunnen bewijzen en dat bewijs is er niet".
Vandaar drie vragen:
1. Waar baseert minister Schippers het op dat het geen toeval is dat nu incidenten naar boven komen?
2. Wie zijn volgens deze minister precies verantwoordelijk voor de vele incidenten? Zijn niet de veroorzakers van die incidenten zelf de bron van alle ellende?
3. Wie hebben volgens deze minister nu precies dingen achtergehouden voor deze campagne?
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor haar antwoord.
Minister Schippers:
Voorzitter. Je hebt twee dingen. Je hebt rotincidenten die oppoppen in een politieke partij, en je hebt de zaak Cees H. Mijn opmerkingen over timing en over niet toevallig zijn hebben betrekking op de zaak Cees H. Een vijftien jaar oude zaak duikt op één jaar geleden, vlak voor de verkiezingen. Vervolgens duikt die weer op vlak voor de huidige verkiezingen. Ondertussen lees ik in de media uiteenlopende suggesties over wie daarachter kan zitten. Hier zitten heel goede onderzoeksjournalisten op en zoals gewoonlijk halen zij altijd weer goede dingen naar boven. Vrij Nederland stelt bijvoorbeeld: "Mocht de minister struikelen, dan is hij in eerste instantie toch vooral beentje gelicht door het criminele milieu". Maar ook oud hoofdofficier van justitie Vrakking zegt: "De onderwereld speelt hier een rol".
Ik heb andere goede artikelen gelezen waarin men weer naar andere partijen wijst. Ik heb gezegd: ik beschuldig helemaal niemand, want ik weet niet wie dat heeft gedaan. Daarom is het ook goed dat er onderzoek plaatsvindt. Dat onderzoek is ook door uw Kamer breed voorgesteld. De minister-president heeft daaraan onder andere vermeende lekkages van het ministerie van Veiligheid en Justitie toegevoegd. Deze zaak zit in de hoofdzaak natuurlijk op de deal zelf, maar daarin worden deze aspecten meegenomen, die ik overal in artikelen terugvind. Het gaat mij dus om de timing van de zaak Cees H.
De heer Schouw (D66):
De zwarte magie die de minister afgelopen zaterdag nog in De Telegraaf opwierp, verdwijnt hier een beetje als sneeuw voor de zon. In De Telegraaf heeft zij toch echt gezegd: "Ik beschrijf dat het geen toeval is dat er nu incidenten naar boven komen". Een hele keten aan incidenten werd daarmee in samenhang gebracht.
Het is heel verstandig — daarmee complimenteer ik deze minister — dat zij nu zegt: dat hele ketendenken, die hele complottheorie is eigenlijk weg, want daar is geen enkel bewijs voor. Daarvoor prijs ik deze minister, al had ik het meer op prijs gesteld als zij die uitspraken niet zou hebben gedaan. Wat nog overblijft, als ik de minister goed begrijp, is de kwestie Cees H.
Daar heb ik twee vragen over, want die hele kwestie had natuurlijk niet gespeeld als in de afgelopen vijftien jaar alle informatie daarover boven tafel was gekomen. Is de minister dat met mij eens? Als dat bonnetje of de bewijsvoering daarvoor al veel eerder was opgediept door het ministerie — met andere woorden: als toenmalig minister Opstelten een jaar geleden veel beter onderzoek had gedaan — hadden we nu niet hier gestaan met een soort conspiracy theory.
Door deze minister blijft er de suggestie in de lucht hangen dat er duistere krachten spelen als het gaat om de zaak Cees H.
De voorzitter:
Dit wordt uw laatste vraag.
De heer Schouw (D66):
Ik wil graag van de minister weten wie die duistere krachten zijn. Zijn het advocaten of rechters? Is het het Openbaar Ministerie? Zijn het de media of zijn het ambtenaren van het ministerie van Justitie?
Minister Schippers:
Het woord "complot" heb ik zelf nooit in de mond genomen. Het artikel gaat over incidenten binnen de partij. Dat loopt over in de zaak Cees H. Ik ben voor het artikel al helder geweest over incidenten binnen een partij. Als nare incidenten voorkomen binnen een politieke partij, kun je maar één ding doen: ze goed uitzoeken en daar consequenties aan verbinden. Dat is precies wat de partij doet. Maar waar het mij vooral om gaat, is de zaak Cees H. Ik heb ook aangegeven in De Telegraaf dat het mij daar vooral om gaat. Daarvan heb ik gezegd: de timing is onwaarschijnlijk. Het is onwaarschijnlijk dat het spontaan na vijftien jaar twee keer in een verkiezingscampagne naar boven komt drijven. Daar heb ik de vinger op gelegd. Daarbij heb ik heel helder aangegeven dat het onwaarschijnlijk is dat het zo oppopt. Als je dat van enige afstand volgt en je daarover allerlei valide stukken in de media leest, denk je: er worden nogal wat suggesties gedaan. Die suggesties kun je niet laten hangen. Daar zijn ze te zwaar voor. Als er bijvoorbeeld wordt gesuggereerd dat de onderwereld er een rol in speelt, kun je niet anders dan dat uitzoeken. Er zijn ook andere suggesties gedaan, bijvoorbeeld dat er is gelekt door het ministerie of het OM. Het lijkt mij zaak dat wij dat uitzoeken. Dat heb ik gezegd, niet meer en niet minder.
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft een interruptie. Nee, mijnheer Schouw, ik geef het woord aan de heer Van Nispen.
De heer Schouw (D66):
Ik had nog 30 seconden.
De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee. U had 30 seconden over uw tijd heen. Het woord is aan de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik wil het volgende tegen de minister zeggen. Als je niet wilt dat er iets wordt onthuld, moet je ervoor zorgen dat er niets te onthullen valt. Over de zaak Cees H. zegt de minister: het zou kunnen dat de onderwereld erachter zit. Ook de advocatuur en de media zijn genoemd. De beschuldigende vinger ging afgelopen zaterdag naar iedereen, als de citaten van de minister juist zijn. Het kan toch niet zo zijn dat het onderzoek zich gaat richten op degene die de waarheid boven tafel heeft gebracht? Het onderzoek kan zich toch niet richten op de klokkenluider of wat dan ook als het gaat om de waarheid? Is de minister ermee bekend dat de vorige keer dat het in verkiezingstijd naar buiten kwam, dat vooral te wijten was aan het ministerie? Dat had er namelijk een maand over gedaan om weerwoord te geven aan het programma Nieuwsuur. Is de minister ook daarmee bekend?
Minister Schippers:
Het gaat mij om de timing. De media zijn juist mijn bron. Ik heb de media helemaal niet aangewezen. Ik lees verschillende dingen in de media. Ik heb allemaal stukken verzameld. Ik heb inmiddels een dik dossier waaruit blijkt waar er in de media suggesties worden gedaan over de rol van de onderwereld als het gaat om de timing en over de rol van lekkages. De minister-president heeft gesproken van vermeende lekkages. Laten we dat uitzoeken. Ik heb juist niemand beschuldigd. Ik heb een aantal suggesties gedaan die ik heb kunnen destilleren uit de door mij verzamelde stukken in de media. Ik vind dit serieus genoeg om het daadwerkelijk op te pakken. Je hebt twee dingen: de zaak en de timing. De zaak is een ding op zichzelf, maar je hebt ook twee belangrijke verkiezingscampagnes. Een oude zaak duikt daarin twee keer achter elkaar op.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Nee, want mijnheer Van Raak ...
De heer Van Nispen (SP):
Het gaat mij ook om de timing. Ik had gevraagd of de minister bekend was met het feit dat het Nieuwsuur was dat een maand daarvoor ... en dat het aan het ministerie was ...
De voorzitter:
Dat gaat de minister dan zo in haar volgende antwoord meenemen.
De heer Klein (Klein):
Heel vrijzinnig, maar even waar het om gaat: is het nu alleen dingetje van timing? De minister geeft aan dat het timing is, omdat het bij de vorige verkiezingen, de gemeenteraadsverkiezingen oppopte. Nu popt het weer op. Is dan niet het probleem, veel meer dan de timing die u bij derden legt, de timing bij het eigen ministerie, bij het kabinet, als het gaat om de informatieverstrekking aan deze Kamer? Die timing had dus al veel eerder kunnen plaatsvinden, namelijk bijvoorbeeld direct na de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar. Dan was het hele probleem er natuurlijk niet geweest en hadden wij alles overhoop kunnen halen en naar voren laten komen, maar dan had nooit dat informatieprobleem naar voren kunnen komen. Dus wat de timing betreft moet de minister niet wijzen naar de verkeerde kant, maar naar de eigen kant, het kabinet, dat ervoor had moeten zorgen dat die timing überhaupt niet aan de orde was.
De voorzitter:
Aan de minister vraag ik: neemt u alstublieft in uw antwoord ook het antwoord mee op de vraag over Nieuwsuur.
Minister Schippers:
Ik heb kennisgenomen van Nieuwsuur, waarin is gezegd: wij hebben juist een maand gewacht. Dat zou uit zo'n onderzoek dan ook blijken. Ik heb die reactie gezien. Ik heb zelf deze dingen niet bedacht en dat is precies ook mijn reactie daarop. Er zijn twee dingen. Eén is dat je ziet dat een vijftien jaar oude zaak twee keer oppopt. Natuurlijk, als alles goed gaat in een zaak, popt er ook niets op en heb je ook geen zaak. Dat is het ene en ik koppel dat ook los. Waar het mij om gaat is dat er eerst vijftien jaar na dato nieuwe informatie bij de ene verkiezing naar buiten komt, en precies bij de andere verkiezing de informatie over een screenprint, een bonnetje of hoe het ook mag heten. Daar gaat het mij om. Dat vind ik te toevallig. Dat heb ik aangegeven en ik vind het belangrijk, zeker gezien de stukken die daar verder over geschreven worden, dat je dit nader zou moeten uitzoeken.
De heer Klein (Klein):
Het gaat niet over "toevallig". Als het toevallig was, zouden wij hier geen punt hebben. Het gaat over het vervolg, namelijk dat de minister zegt dat het een bewuste actie van derden is geweest om dit te laten oppoppen, waardoor het niet toevallig is. Maar de basis daarvan ligt natuurlijk al veel eerder, namelijk dat het hele ministerie al overhoop gehaald had kunnen worden voor screenshots, bonnetjes en wat dies meer zij, om te voorkomen dat überhaupt die situatie er zou zijn. Zou de minister niet eerder de hand in eigen boezem moeten steken op dit punt?
Minister Schippers:
Nee, voorzitter, dat er uiteindelijk informatie naar boven is gekomen waardoor eerdere informatie die aan de Kamer was verstrekt onjuist bleek te zijn, daar zijn politieke consequenties uit getrokken door de minister van Justitie en zijn staatssecretaris. Dat respecteer ik. Mij gaat het om twee dingen. Je hebt de zaak, maar waar het mij om gaat, is de timing hiervan. Het lijkt mij te toevallig dat wij twee keer achter elkaar zoiets midden in de campagne krijgen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Als ik de minister afgelopen zondag bij Buitenhof een vraag had mogen stellen — maar zover zal het waarschijnlijk wel nooit komen — zou ik hebben gevraagd: wat vindt u nu eigenlijk erger, dat het is uitgelekt of dat het zo lang geheim is gebleven?
Minister Schippers:
Het is goed, als dingen gebeuren zoals ze gebeuren, dat daar helderheid over komt en dat dingen naar boven komen. Dit is een heel andere vraag. De vraag is: hebben in deze zaak hetzij het OM, hetzij V en J gelekt of gestuurd, of heeft de onderwereld dat gedaan? Daar lees ik heel veel over in de media, van onderzoeksjournalisten. Die doen daar hun werk en het zijn serieuze media. Het is niet zo dat je zegt: het is iemand die maar een beetje een blogje ergens links of rechts schrijft. Het zijn goed onderzochte dingen en die zijn heel serieus. De suggesties die daarin gedaan worden, zijn ook heel serieus. Die hebben alles te maken met die timing. Daarvan heb ik gezegd: daarom vind ik dat het goed moet worden uitgezocht. Uw Kamer heeft een onderzoek aangekondigd over de zaak en het is van belang, dit daarin mee te nemen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik probeer het nog in wat andere woorden. Is de minister het met mij eens dat het wel goed is dat dit gelekt is of naar buiten is gekomen of dat er een klok is geluid of hoe je het ook wilt noemen? Ik heb namelijk nog geen lid van het kabinet horen zeggen: "Het is wel goed. Hoe het gegaan is, oké, dat zoeken we uit, maar dát het gebeurd is, daar ben ik heel blij om". Ik had graag gewild dat de minister dat zou zeggen. Is zij bereid om hier te zeggen: ik ben blij dat het eindelijk naar buiten is gekomen?
Minister Schippers:
Daar begon ik mijn antwoord mee. Als dingen in de openbaarheid gaan zoals ze zijn gegaan, is het goed dat we het in de openbaarheid hebben, dat heb ik gezegd. Dat was helemaal niet het punt dat ik heb gemaakt. Ik had eerlijk gezegd graag gewild dat die screenprint meteen bekend was geweest op Justitie, zodat de minister van Justitie dat meteen had kunnen aangeven. Daar gaat mijn punt niet over. Dat is de zaak en die moet je onderscheiden van hoe de zaken zijn gelopen qua timing. Ik heb eigenlijk niet veel meer gezegd dan dat ik het een te grote toevalligheid vind dat hier nu aandacht aan besteed wordt, zeker gezien de artikelen die ik daarover lees van serieuze journalisten.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik kom even terug op de tijdlijn. De brede oppositie is vanaf maart 2014 bezig geweest, door middel van schriftelijke vragen en door middel van het aanvragen van debatten, om deze zaak in deze Kamer aan de orde te krijgen. Dat is voortdurend geblokkeerd door de coalitie, dus laat de minister nu niet aankomen met een tijdlijn en dat het toch wel heel toevallig is dat dit net in deze verkiezingstijd naar boven kwam. Het had veel eerder gekund, als de coalitie de oppositie eens een keer tegemoet was gekomen.
Minister Schippers:
Mijn opmerking was dat ik de timing van het oppoppen van die informatie heel toevallig vind, twee keer midden in een campagne, over een zaak die vijftien jaar oud is. Ik zei ook dat ik het goed vind dat het, mede gezien de artikelen die daarover zijn geschreven, wordt onderzocht.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik snap dat het niet toevallig is dat wij het vandaag over dit onderwerp hebben. Het is een onderwerp dat in de verkiezingscampagne een rol speelt. Ik snap ook dat mensen vanuit de VVD en andere partijen daar opmerkingen over maken, zoals ook deze minister heeft gedaan. Nu wij het er zo uitgebreid over hebben in het vragenuur en ik een minister, die naar de Kamer is geroepen, hoor zeggen dat er een groot dossier is opgebouwd door haar, minutieus, prangt bij mij wel een vraag. Het dossier dat u bijhoudt, minister, bevindt zich dat op het terrein van de Volksgezondheid, het Welzijn of de Sport?
Minister Schippers:
Dat is een vraag die lastig is. Ik word naar de Kamer gevraagd in verband met uitspraken die ik heb gedaan als politicus in een campagne die gaat over meer dan volksgezondheid. We kunnen afspreken met elkaar dat ik als politicus alleen over volksgezondheid mag praten. Als ik breder om mijn mening word gevraagd en ik geef die, en ik word vervolgens naar de Kamer geroepen om verantwoording af te leggen over mijn mening, vind ik het ook flauw om te zeggen: ik ben minister van Volksgezondheid, dus ik geef daar geen antwoord op. Ik sta wel voor wat ik vind. Ik vind dit wel erg toevallig en ik vind ook dat ik dan hier in de Kamer tegenover de leden mag aangeven waarom ik dat wel erg toevallig vind.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb zelf de uitlatingen van minister Schippers afgelopen zaterdag als wat onhandig gewrijf in een vlek gezien. Iets anders vind ik wel belangrijk. De Kamer heeft, in tegenstelling tot wat het kabinet hier vorige week bij monde van de minister-president voorstelde, gepleit voor het instellen van een onafhankelijk onderzoek. Daar zullen we vanmiddag ook over gaan stemmen. Het is een motie die ik zelf heb mogen indienen, met brede steun. Ik ga ervan uit dat die motie het gaat halen. Kunnen wij ervan uitgaan, vraag ik aan de minister, dat we, als dat onafhankelijk onderzoek wordt opgezet en straks ook wordt uitgevoerd, niet meer lastig worden gevallen met bewindspersonen die zelf suggesties doen of in de media gedane suggesties nog een keer uitvergroten? Kunnen we ervan uitgaan dat er echt onafhankelijk onderzoek gedaan kan worden, waar niet iedereen voor gaat lopen? Zal ook deze minister dan haar mond houden?
Minister Schippers:
Het lijkt mij heel goed om een onafhankelijk onderzoek te doen naar deze hele zaak. We zijn allemaal zeer benieuwd naar de resultaten die dat onderzoek naar boven zal brengen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik vroeg of deze minister vanaf nu haar mond zal houden over dit onderwerp, zodat het onafhankelijke onderzoek gewoon uitgevoerd kan worden.
Minister Schippers:
Het is zeer gebruikelijk dat wij ons niet over een lopend onderzoek uitlaten.
Vragen Rog
Vragen van het lid Rog aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat alle overblijfkrachten op basisscholen een verklaring omtrent het gedrag moeten overleggen terwijl de controle ontbreekt.
De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Kinderen zijn kwetsbaar en verdienen onze bescherming. Vandaar ook dat iedereen die in het onderwijs wil gaan werken, een verklaring omtrent het gedrag (vog) moet overleggen. Dat geldt voor leraren, maar ook voor overblijfkrachten, ongeacht of zij dat doen vanuit een professioneel bureau of als vrijwilliger. Dat is terecht. Het CDA juicht de inzet van vrijwillige overblijfkrachten toe. Zij zijn een steunpilaar voor scholen en ouders. Wel willen wij dat ouders er zeker van kunnen zijn dat alle vrijwilligers in de school beschikken over zo'n verklaring omtrent het gedrag.
Het is dan ook zorgelijk dat wij afgelopen zaterdag in het Haarlems Dagblad konden lezen dat lang niet alle vrijwilligers beschikken over een verklaring omtrent het gedrag, terwijl de onderwijsinspectie daarop toe zou moeten zien. Wij willen niet wachten totdat het fout gaat, want zoals de Landelijke Ouderraad al stelde: als het misgaat, gaat het goed mis.
Daarom hebben wij een aantal vragen aan de staatssecretaris. Wat is zijn beleid in de afgelopen jaren geweest met betrekking tot de verklaring omtrent het gedrag voor vrijwilligers in het onderwijs? Heeft de staatssecretaris inzicht in de hoeveelheid medewerkers die niet zo'n vog hebben? Als hij daarin geen inzicht heeft, wat gaat hij dan doen om dat te verkrijgen? Is de staatssecretaris van plan om de onderwijsinspectie er vanaf nu wel op toe te laten zien dat ook vrijwilligers die als overblijfkracht werken, beschikken over een vog?
Tot slot wil ik de staatssecretaris het volgende vragen. Mede op basis van een voorstel van het CDA kunnen vrijwilligers van bijvoorbeeld sportverenigingen een gratis vog krijgen. Is de staatssecretaris bereid om te bekijken of zo'n gratis vog ook voor vrijwilligers in het onderwijs mogelijk is?
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. De heer Rog heeft een terecht punt als hij zegt dat scholen een grote verantwoordelijkheid hebben als het om de veiligheid van kinderen gaat. Ik hoop dat ik dat ook terug mag horen als wij later deze week spreken over het wetsvoorstel Sociale veiligheid op school, waarin wij die verantwoordelijkheid voor het onderwijs gaan vastleggen.
Overblijfkrachten, of ze nou vrijwilliger zijn of niet, hebben de verplichting om een vog te overleggen, evenals leraren. Een school dient dat in zijn administratie bij te houden. De inspectie ziet daar vervolgens op toe, langs de weg van het risicogestuurd toezicht: als er klachten of zorgen over een school zijn, wordt op dat moment bekeken of dit goed op orde is. Ik kan de heer Rog tegelijkertijd meegeven dat het aantal klachten over overblijven dat bij de inspectie binnenkomt, op één hand te tellen is. In de praktijk lijkt dit vaak redelijk goed te gaan.
De heer Rog (CDA):
De staatssecretaris is niet ingegaan op mijn vraag over de gratis vog voor de vrijwilligers in het onderwijs. Graag zou ik een reflectie daarop horen, want juist vrijwilligers die met kinderen werken en die zich vrijwillig inzetten ten behoeve van de school, een sportclub of een vereniging, zijn zo van waarde. Wanneer zij een vergoeding van iets meer dan €4,50 krijgen, wordt de school al beboet. Wij kunnen hun hiermee wellicht tegemoetkomen. Is de staatssecretaris in ieder geval bereid om te onderzoeken of het mogelijk is om hun een gratis vog te geven? Dat de eerste vraag.
Mijn andere vraag is deze. De inspectie moet erop toezien. Dat erkent de staatssecretaris hier ook. Dat is goed. Wij weten dat de PO-Raad en de inspectie dat inzicht niet actief verschaft krijgen. Deelt de staatssecretaris daarom de mening van het CDA dat wij scholen erop moeten wijzen dat zij die verklaring omtrent het gedrag moeten vragen van al hun personeel en de vrijwilligers?
Staatssecretaris Dekker:
Op de laatste vraag is het antwoord onmiddellijk ja. Wij zijn er in het verleden steeds duidelijk over geweest dat je voor leraren een vog nodig hebt, alsook voor mensen die actief zijn in de overblijf, of dat nou professionals zijn of vrijwilligers. Voor andersoortige vrijwilligers is dat niet het geval. Voor een luizenmoeder of voorleesvader hoef je geen verklaring omtrent het gedrag te hebben. Als daar enige onduidelijkheid over bestaat, zal ik dat nog een keer duidelijk overbrengen aan het onderwijsveld. Wat mij betreft kan er geen onduidelijkheid zijn over de wet- en regelgeving.
De tweede vraag was of ik kan onderzoeken of wij de vog gratis kunnen maken. Daar hoef ik geen onderzoek naar te doen. Dat is een kwestie van politieke wil. Ik ben van mening dat gratis niet bestaat. Dit kost gewoon geld, dus als je dit kosteloos wilt maken voor alle vrijwilligers in het onderwijs, dan moet de belastingbetaler dat linksom of rechtsom betalen. Ik weet niet precies waar ik dat geld op dit moment vandaan moet halen, dus daartoe ben ik niet bereid.
De heer Rog (CDA):
Het is goed om de toezegging van de staatssecretaris te vernemen dat hij scholen andermaal gaat aansporen om hun personeel en de overblijfvrijwilligers over zo'n verklaring omtrent het gedrag te laten beschikken.
Wat het tweede punt betreft moet ik constateren dat wij vrijwilligers in sportverenigingen en andere verenigingen met jeugd gelukkig wel een gratis verklaring omtrent het gedrag verstrekken, maar dat die handeling niet wordt toegestaan voor scholen, terwijl ook die passen in de categorie jongeren en het vrijwilligerswerk is. Dat betreurt mijn fractie. Dat betekent dat wij een politiek verschil van inzicht hebben, waar ik op een ander moment naar zal moeten handelen.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft geen behoefte meer aan een reactie. Ik dank hem voor zijn komst naar de Kamer. Hiermee is er een einde gekomen aan het mondelinge vragenuur.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
Beertema, Gerbrands, Van Meenen, Van Vliet en Gesthuizen.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Op verzoek van de aanvragers stel ik voor, het dertigledendebat over het verbieden van partijen die de democratische rechtsorde willen afschaffen en het debat over kinderarbeid in ontwikkelingssamenwerkingslanden van de lijst af te voeren.
Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de Kamer:
- het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Trb. 2012, 233) (34038 (R2039));
- het wetsvoorstel Uitvoering van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Trb. 2012, 233) (34039).
Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, enkele door hen ingediende moties opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor de volgende moties opnieuw gaat lopen: de motie-Dik-Faber (28973, nr. 150), de motie-Dik-Faber/Smaling (33576, nr. 26), de motie-Helder (29628, nr. 438), de motie-Van Tongeren (34000-XIII, nr. 38), de motie-Van Tongeren/Dik-Faber (33952, nr. 20), de motie-Van Tongeren (21501-08, nr. 542), de motie-Van Tongeren (31936, nr. 237), de motie-Van Tongeren (30196, nr. 262), de motie-Van Tongeren (33561, nr. 14) en de motie-Helder (24077, nr. 332).
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Klaver van GroenLinks.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Via Trouw kwam het bericht tot ons dat het aantal megastallen in Nederland tussen 2005 en 2013 bijna is verdrievoudigd. Dat is gestegen van 300 megastallen naar ruim 800. Daar wil mijn fractie graag op korte termijn een debat over met de staatssecretaris.
De voorzitter:
Er wordt verzocht om steun tot het houden van een debat over megastallen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Uiteraard steunen wij dit verzoek. Ik krijg ook heel graag een brief van de staatssecretaris, waarin zij uitlegt hoe het kan dat de megastallen als paddenstoelen uit de grond verrijzen, terwijl de Kamer al in 2011 heeft gevraagd om een moratorium. Daar is kennelijk niets van terechtgekomen.
De voorzitter:
U steunt dus het debat, maar u wilt ook een brief.
De heer Van Gerven (SP):
Ook wij steunen het debat. Tevens verzoeken wij de staatssecretaris om voor het debat, per direct, een noodverordening, een noodwet voor een moratorium op de groei van het aantal megastallen in te stellen.
De voorzitter:
U vraagt of ze in de brief in ieder geval wil reageren op dit verzoek.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zou andere woorden kiezen dan de vertegenwoordiger van GroenLinks, maar desalniettemin wil ik dit debat steunen, omdat aan de melkveehouderij geen richting wordt gegeven doordat de AMvB uitblijft. De staatssecretaris sprak van 1 maart. Ik las op Twitter dat we waarschijnlijk zelfs moeten wachten tot 1 oktober. Ik vind het echt niet kunnen. Ik steun dus het verzoek om een debat en zal dezelfde insteek kiezen als bij het debat over de grondgebonden melkveehouderij.
De heer Schouw (D66):
Ik dank de aanvrager, ook voor de hele aankleding en entourage waarmee deze aanvraag is ingediend. Wij steunen het verzoek om een debat.
Mevrouw Dikkers (PvdA):
Steun voor de aanvraag van een debat.
Mevrouw Lodders (VVD):
Mijn fractie zou graag eerst een brief ontvangen van de staatssecretaris, waarin zij uitvoerig ingaat op het begrip "megastallen". Wat is een megastal, welke dierenaantallen horen daarbij? Het liefst krijgen we daar ook een wetenschappelijke duiding van.
De voorzitter:
En daarna steunt u het debat?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zou graag eerst de brief willen lezen, alvorens mijn mind op te maken.
De voorzitter:
Op dit moment verleent u dus geen steun.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Wij steunen het verzoek om een brief. Die wachten wij af en afhankelijk daarvan zullen wij bekijken of er een debat nodig is.
De heer Geurts (CDA):
Het zal misschien verbazen, maar ik steun het verzoek, zeker het verzoek om een brief maar ook dat om een debat. Dan kunnen we nog eens de strijd met elkaar aangaan over de vraag waarom dit allemaal gebeurt. Ik heb het al vaker gezegd: het komt gewoon door de aantallen moties die in deze Kamer worden aangenomen waardoor boeren gedwongen worden om dit te doen.
De voorzitter:
Mijnheer Klaver, ik stel vast dat u ruime steun hebt van een meerderheid van de Kamer voor het houden van een plenair debat over dit onderwerp. Er is grote behoefte aan een brief, waarvan diverse leden al hebben aangegeven wat daarin moet komen te staan.
De heer Klaver (GroenLinks):
Dan zou ik mij nog heel kort willen richten tot de heer Schouw. Ik dank hem voor de hartelijke woorden die hij zojuist heeft gesproken. Ik dank ook alle collega's voor de steun. Ik sluit af met de vraag of de brief met een week of drie naar de Kamer zou kunnen komen.
De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Voor het debat stel ik vier minuten spreektijd per fractie vast.
Het woord is aan de heer Graus van de PVV. Hij heeft twee verzoeken.
De heer Graus (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Toen de dierenpolitie ontmanteld ging worden en werd omgezet in taakaccenthouders, heb ik voorspeld dat de tienduizenden meldingen — het eerste jaar waren er 182.000 meldingen — van 144 niet meer opgevolgd zouden kunnen worden, omdat er gewoon geen mankracht meer voor zou zijn. Wat blijkt nu? De journalisten zijn er inmiddels ook achter gekomen dat 144 niet werkt en hebben daar een artikel over geschreven. 144 werkt echter wel, maar er zijn geen mensen meer die de meldingen kunnen opvolgen. Om die reden wil ik graag een debat met de minister van Veiligheid en Justitie, het liefst — dat hangt echter van de Kamer af — bijgestaan door de staatssecretaris van Economische Zaken. Die laatste gaat namelijk over dierenwelzijn. Dat debat moet gaan over een bericht van gisteren en hedenochtend in De Telegraaf dat de meldlijn 144 niet meer goed kan functioneren, doordat de dierenpolitie is ontmanteld.
De voorzitter:
Het verzoek is om steun te geven aan een debat over het niet-functioneren van de meldlijn 144. Welk lid of welke leden kan ik hierover het woord geven?
De heer Oskam (CDA):
Wij geven steun aan een brief, maar niet aan een afzonderlijk debat.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dit onderwerp kan uitstekend worden ondergebracht in een algemeen overleg Politieaangelegenheden. Wij geven geen steun aan een debat.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik denk inderdaad dat wij het sneller bespreken in een algemeen overleg over politieaangelegenheden of dierenwelzijn. Een brief lijkt mij daarvoor goed.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Als je 144 belt, mag je wel verwachten dat er opvolging komt. Dit is dus een heel slechte zaak. Wij steunen een debat.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Van harte steun.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Steun voor de brief, geen steun voor het debat. Ik denk dat het goed is om hier in het AO Politie op 9 april over te praten.
De heer Marcouch (PvdA):
Een brief is prima. Ook mij lijkt het handiger om de brief bij een AO te betrekken.
De voorzitter:
Mijnheer Graus, er is brede steun voor de door het CDA gedane suggestie van een brief, waarin het kabinet uitleg geeft over en reageert op dit bericht. U hebt niet de steun van de Kamer voor het houden van een plenair debat, maar ik begrijp dat er begin april een algemeen overleg is over de politie. Ik stel dus voor om het kabinet te vragen om de gevraagde brief voor dat overleg naar de Kamer te sturen, zodat die brief kan worden betrokken bij dat overleg.
De heer Graus (PVV):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het gaat echt ook om dierenwelzijn; 144 ligt ook meer bij de commissie waarvan ik deel uitmaak, namelijk de commissie "Dierenwelzijn en Economische Zaken". Mogelijk ga ik dus proberen om dit bij een AO van die commissie te betrekken. Als de brief zo spoedig mogelijk kan komen, ben ik daar dankbaar voor. Ik wil de collega's die steun hebben gegeven, daarvoor danken.
De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.
U had nog een verzoek, mijnheer Graus.
De heer Graus (PVV):
Dat klopt, voorzitter. Gisteravond en in De Telegraaf van hedenochtend — wederom De Telegraaf — bleek dat jaarlijks ongeveer 10.000 konijnen, 1.600 honden, 500 katten en ook andere dieren worden gebruikt voor dierproeven, terwijl hier, met dank aan een bijna unanieme Kamer, vier moties-Graus zijn aangenomen voor een versnelde afbouw van het aantal proefdieren en dierproeven. Daar heeft bijna de hele Kamer mij in gesteund, maar nu blijkt dat dit gewoon doorgaat. Nog veel erger: het zijn niet alleen aapjes, muizen of ratten; nee, zelfs gezelschapsdieren worden hier massaal bij betrokken. Dat kan natuurlijk niet. De staatssecretaris heeft beloften gedaan. Ik wil dus graag een debat met de staatssecretaris van Economische Zaken, natuurlijk liefst — dat hangt ook van de Kamer af — bijgestaan door de minister van Volksgezondheid, die hierbij ook een belangrijke vinger in de pap heeft.
De voorzitter:
Dit is een verzoek om een debat over het gebruik van huisdieren voor dierproeven.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De Partij voor de Dieren heeft ervoor gestreden dat er minstens één keer per jaar een algemeen overleg over dierproeven wordt gevoerd. Ik zou daar op zich aan willen vasthouden, maar de ervaring in de commissie is dat heel vaak wordt gezegd dat het overleg wel later kan plaatsvinden en dat het dus wordt uitgesteld. Ik steun dus het verzoek van de heer Graus om een plenair debat. De minister van Volksgezondheid hoeft daar niet bij te zijn. Het dossier is echt helemaal overgedragen aan de staatssecretaris van EZ. Het kan dus alleen met de staatssecretaris van EZ, maar van harte steun voor het verzoek.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Alle informatie die de heer Graus aangeeft, is bij het afgelopen algemeen overleg op tafel gekomen, ook over gezelschapsdieren. Wat ons betreft kan dit prima bij een volgend AO Dierproeven gevoegd worden, zeker ook omdat er nog vragen openstaan over het BPRC, waarop de staatssecretaris nog moet antwoorden.
De voorzitter:
Geen steun dus.
De heer Geurts (CDA):
Geen steun; gewoon behandelen in het volgende AO.
Mevrouw Dikkers (PvdA):
Ik sta hier namens mijn collega Tjeerd van Dekken. Geen steun voor het debat.
De heer Smaling (SP):
Dit is een heel belangrijk onderwerp, ook voor de SP. Laat dat duidelijk zijn. Als we dit snel willen agenderen, lijkt het mij echter toch verstandig om een nieuw algemeen overleg Dierproeven of Proefdieren te agenderen. Ik steun de heer Graus graag om dit in de procedurevergadering van vanmiddag te regelen.
De voorzitter:
Mijnheer Graus, u hebt niet de steun van de Kamer voor het houden van een plenair debat, maar wel een uitgestoken hand van de SP-fractie en overigens ook van andere fracties om samen in de procedurevergadering een algemeen overleg te regelen.
De heer Graus (PVV):
Ik wil daar graag gebruik van maken. Ik heb nog wel één opmerking. Mevrouw Ouwehand zei dat het dossier is overgedragen, maar het gaat ook om de Universiteit Maastricht, waarover mevrouw Schippers zeker belangrijke zaken te vertellen heeft. Dat accepteer ik echter allemaal. Ik pak dit verlies voor de dieren — dit is niet voor mijzelf maar voor de dieren — maar ik constateer wel dat er erg weinig wordt gedaan voor dieren. De kiezer gaat daar gewoon mee afrekenen. De dieren hebben een stem via de "dierenpoezen", via Esther Ouwehand en mevrouw Thieme, en via mij. Geloof me: de mensen zullen dit niet in dank afnemen, want ik vind dat er op het gebied van dierenwelzijn het afgelopen jaar niets meer gesteund wordt. Dat vind ik heel erg triest.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Kuzu.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter. Na het lezen van het interview met de minister-president in Metro van gisteren, stelden wij ons de vraag: wie moeten we nou geloven? De minister-president die vindt dat nieuwkomers zich moeten invechten in de Nederlandse samenleving — opmerkelijk daarbij is dat hij mensen die hier geboren en getogen zijn nog steeds nieuwkomers noemt — de minister-president die goed heeft nagedacht en uiteindelijk tot de conclusie is gekomen dat hij niets kan doen aan arbeidsmarktdiscriminatie, of de vicepremier die met name in verkiezingstijd aangeeft dat arbeidsmarktdiscriminatie bestreden moet worden, om er vervolgens na de verkiezingen bar weinig mee te doen? De cijfers over jeugdwerkloosheid liegen er niet om. Arbeidsmarktdiscriminatie is een serieus probleem. De minister-president doet weinig aan dit probleem. Een glimlachje hier en een knipoogje daar, maar een structurele oplossing voor dit probleem en de toekomst van deze jongeren is er niet. Daarom vragen wij om steun voor een debat, voorafgegaan door een brief, met de minister-president over het thema arbeidsmarktdiscriminatie.
De voorzitter:
Een verzoek om steun voor een debat met de minister-president over arbeidsmarktdiscriminatie, voorafgegaan door een brief.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het is inderdaad wonderlijk en beschamend dat als je geweigerd wordt voor een baan vanwege je naam, Mohammed, of vanwege je leeftijd, omdat je ouder bent dan 50, de minister-president zegt: u zoekt het zelf maar uit. Dat lijkt op de redenering dat iemand die verkracht is maar geen kort rokje had moeten dragen. Dit onderwerp is belangrijk genoeg om een debat over te voeren, met name omdat de uitspraak ook strijdig is met het regeringsbeleid. Ik zou willen voorstellen de minister-president uit te nodigen voor een algemeen overleg over discriminatie en racisme dat gepland staat voor 1 maart.
De voorzitter:
U steunt het verzoek voor een apart plenair debat dus niet?
Mevrouw Karabulut (SP):
Nee, en ik bedoel 1 april.
De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Kuzu was mijn fractie voor. Ik steun zijn verzoek van harte. In de brief die net is gevraagd, zou ik ook graag antwoord krijgen op de vraag waarom de minister-president mensen niet adviseert gewoon hun recht te halen. Discriminatie is in dit land namelijk nog steeds gewoon verboden.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het is interessant dat de minister-president er geen heil in ziet om arbeidsmarktdiscriminatie te bestrijden, terwijl de minister van Sociale Zaken het ene na het andere actieplan presenteert. Wij steunen het verzoek van de heer Kuzu. Ik denk dat het bovendien een goed idee zou zijn als de minister van Sociale Zaken hierbij wordt uitgenodigd, zodat we kunnen zien of er nog sprake is van eenheid van kabinetsbeleid.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Wij vinden het prima om een brief te vragen. Wij steunen het verzoek om een debat nu niet. Laten we eerst kijken wat er in de brief staat.
De heer Krol (50PLUS):
Steun voor een debat.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Steun.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Steun voor een brief en een debat.
De heer De Graaf (PVV):
Prima om het op 1 april te bespreken.
De heer Van Dam (PvdA):
Ik had sterk de indruk dat ik een interview had gelezen met VVD-leider Rutte en niet met de minister-president. Wat hij daar zei, was niet de lijn van het kabinetsbeleid. Dit kabinet is namelijk ambitieus in het aanpakken van discriminatie op de arbeidsmarkt, en terecht. Er is op 1 april een AO. Het lijkt me goed om het daar te bespreken. Als de heer Kuzu graag nog opheldering wil over de vraag of de minister-president in zijn functie van minister-president nog wel degelijk achter het ambitieuze kabinetsbeleid staat, lijkt mij dat heel terecht.
De heer Anne Mulder (VVD):
Wat de VVD betreft houden we hier een AO over: het AO Arbeidsmarktbeleid. De opmerkingen van de minister-president laten nog eens zien hoe taai arbeidsmarktdiscriminatie is en dat je daar wat aan moet doen.
De voorzitter:
Mijnheer Kuzu, u hebt niet de steun van de meerderheid van de Kamer voor het houden van een plenair debat. Ik heb begrepen dat er op 1 april een debat is waar dit onderwerp bij betrokken kan worden. Er is wel behoefte aan een brief, dus ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, met het verzoek om die brief voor 1 april naar de Kamer te sturen.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik kan inderdaad tellen. Ik vind het jammer dat er geen steun is voor een meerderheidsdebat in de plenaire zaal. Ik vind het ook wonderbaarlijk dat de Partij van de Arbeid aangeeft dat de minister-president sprak in zijn hoedanigheid van VVD-leider, terwijl hij afgelopen week zelf nog heeft gezegd dat daartussen geen verschil bestaat. Wonderbaarlijk, maar jammer dat de PvdA en de VVD dit debat willen ontwijken.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zou wel graag een inhoudelijke reactie krijgen en niet een herhaling van het toneelstukje dat de Partij van de Arbeid net voorspeelde, waarbij werd gezegd dat de minister-president sprak als leider van de VVD. Ik wil gewoon graag een inhoudelijke reactie op de punten van de minister-president. Hij spreekt altijd in functie.
De voorzitter:
Ik zal deze opmerking toevoegen aan het stenogram dat ik zojuist heb gezegd door te geleiden naar het kabinet.
Ik geef het woord aan mevrouw Keijzer van het CDA.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Met ingang van 1 januari zijn er allerlei hervormingen in de zorg. Nu bereiken ons steeds meer berichten dat het daar niet goed gaat. Zeer recent was er sprake van dat dagbesteding voor mensen met dementie nog niet ingekocht was. Maar ook de ggz en de respijtzorg zijn onvoldoende geregeld. Juist die dagbesteding is zo belangrijk. Als jouw partner dementie heeft, is het om het vol te kunnen houden zo ontzettend belangrijk dat hij of zij zo nu en dan naar de dagbesteding gaat en die is onvoldoende gecontracteerd. Ik verzoek daarom om een brief van de staatssecretaris, waarin staat wat hij gaat doen om dit te herstellen. Hij heeft steeds gezegd dat alles goed komt. Naar aanleiding van die brief wil ik graag een debat.
De voorzitter:
Een verzoek om steun voor een brief en voor een debat over de inkoop van dagbesteding voor mensen met dementie.
Mevrouw Leijten (SP):
Zoals mevrouw Keijzer al zegt, zou dat uitgebreid moeten worden naar dagbesteding voor mensen met een geestelijke beperking, de ggz, en naar de respijtzorg voor mantelzorgers. Er zijn wekelijks verzoeken om debatten over die nieuwe zorgtaken. Er staan er al verschillende gepland, naar aanleiding van verzoeken van mij en ook van andere partijen. Het lijkt mij heel erg goed als we vandaag kunnen besluiten tot een fundamenteel debat daarover. Dan kunnen we vast al die aanvragen bij elkaar vegen. Ik roep vooral de VVD en de PvdA op om vandaag het debat niet te blokkeren.
De voorzitter:
Maar op dit moment steunt u dit verzoek om een debat, met het verzoek om dat uit te breiden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
We hebben over deze onderwerpen pas in april een AO gepland. Ook ik vind dit echt te laat. Dus ik steun het debat. We hebben al eerder aangekaart dat er fors bezuinigd wordt op de dagbesteding. Vorig jaar zijn er afspraken gemaakt over 200 miljoen extra voor de dagbesteding, waardoor de kortingen zijn teruggebracht tot 11%. Ik zie echter in de praktijk dat gemeenten veel meer bezuinigen …
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dik.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
… en dat de dagbesteding op omvallen staat. Dat mag niet gebeuren, dus we steunen dit debat.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ook ik hoor de geluiden en ik geef steun voor dit debat.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Steun.
De heer Krol (50PLUS):
Steun, en liefst voor het voorstel van de SP om er nu eens een keer een fundamenteel debat van te maken.
Mevrouw Klever (PVV):
Steun voor de brief en steun voor het debat.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ook steun van GroenLinks, maar ik zou ook liever een breder debat willen waarin we alles combineren.
De heer Van der Staaij (SGP):
Steun van de SGP.
De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Dagbesteding is ongelofelijk belangrijk voor mensen, of het nu gaat om ouderen, mensen met een beperking of mensen met een ggz-achtergrond. Het is goed dat we erover spreken, ook in een fundamenteel debat. Dat staat al gepland in een AO, waarin we de samenhang van de decentralisatie in de breedte met elkaar gaan bespreken. Volgens mij hebben mensen daar het meeste aan. Ik geef steun voor een brief, maar ik stel voor dat we die fundamenteel en goed bespreken tijdens het AO dat gepland is op 30 april.
De voorzitter:
Dus op 30 april in het AO.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik steun de brief en niet het debat, omdat er al een AO gepland is in april. Dat hebben we juist met elkaar vastgesteld om ervoor te zorgen dat we het onderwerp in samenhang kunnen bespreken en niet elke keer in stukjes.
De voorzitter:
Mevrouw Keijzer, u hebt niet de steun van de meerderheid van de Kamer voor het houden van een plenair debat over dit onderwerp. Er is wel behoefte aan een brief waarin een reactie wordt gegeven door het kabinet op de situatie die u beschreven hebt.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dat is duidelijk. Ik heb wel de steun van 30 leden. Dus ik vraag u, een dertigledendebat te agenderen. Ik zou het ook wel fijn vinden als in de brief gereageerd wordt op wat de minister-president eerder zei op 3 november 2014. Ik heb de site van NU.nl voor mij. Eerst ergert hij zich aan alle onzinberichten over de zorg, maar vervolgens onderstreept hij dat als blijkt dat de overheveling van zorgtaken leidt tot ongewenste effecten, het kabinet dat meteen rechtzet. Ik ben benieuwd wat hij daaraan gaat doen.
De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering, inclusief deze laatste vraag, doorgeleiden naar het kabinet, met het verzoek de brief in ieder geval voor 30 april, maar zo veel eerder als mogelijk is, naar de Kamer te sturen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Liever eerder, want de problemen zijn er nu.
De voorzitter:
Dat snap ik. De spreektijd is drie minuten per fractie voor het dertigledendebat dat mevrouw Keijzer zojuist heeft aangevraagd.
Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven van D66.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. In elk akkoord zit voor iedereen natuurlijk iets zoets en iets zuurs, maar in het energieakkoord is wel sprake van een mierzoete deal met de kolencentrales. Minister Kamp heeft met de energiebedrijven afgesproken dat een aantal oude kolencentrales eerder dichtgaat. Dan zou de kolenbelasting worden teruggedraaid naar nul. Nu blijkt dat het eerder sluiten van die kolencentrales eigenlijk nauwelijks milieuwinst oplevert en dat er wel een heel grote lastenverzwaring voor de huishoudens tegenover staat. Ik heb de minister een aantal keren gevraagd om mij de cijfers te geven, maar die heb ik nooit gekregen. Nu ligt er een rapport. Ik wil daarop graag een reactie van de minister en een debat over dat rapport.
De voorzitter:
Ik ga later bedenken hoe ik dit ga noemen, maar volgens mij weten de Kamerleden waar het over gaat.
De heer Jan Vos (PvdA):
Als je het rapport, zoals de woordvoerder van D66 dat noemt, opzoekt, zie je dat het geen rapport is, maar dat het gaat om — hoe zal ik het noemen? —enkele powerpointslides van een energiebedrijf dat een belang heeft bij deze kwestie. Het verbaast mij zeer dat de fractie van D66, die ik ken als afgewogen en die steun geeft aan het energieakkoord, dit bedrijf hier op deze wijze wenst te steunen.
De voorzitter:
Mijnheer Vos, gaat u het debat steunen?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik geef geen steun aan de brief, bij hoge uitzondering, en ook geen steun aan het debat.
De voorzitter:
Dus expliciet geen steun aan de brief.
De heer Leegte (VVD):
Daarin steun ik dan weer de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Klever (PVV):
Ik begrijp dat D66 de stekker uit het energieakkoord wil trekken. Dat steunen wij van harte.
De voorzitter:
Dat debat bedoelt u? Ja.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Wij hadden in januari al vastgesteld dat de kolendeal ons vele miljarden kost maar amper milieuwinst oplevert; dus ik steun van harte dit debat.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Steun voor de brief. We hebben een aantal vaste momenten in het jaar afgesproken om het SER-energieakkoord te bespreken. Ik zou dat graag hierbij willen betrekken, zodat wij goed naar het gehele energieakkoord kunnen blijven kijken.
De voorzitter:
Geen steun dus voor een apart debat.
De heer Smaling (SP):
Ik kan mij helemaal bij de woorden van mevrouw Mulder aansluiten. Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Geen steun dus voor een apart debat.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wij zijn niet enthousiast over kolencentrales en ook niet over kolendeals, dus steun voor het debat.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
GroenLinks is blij dat D66 nu ook ziet dat het schrappen van de kolentaks misschien niet de beste maatregel was. Wij willen wel graag een brief. Ik zie dat er geen meerderheid voor het debat is. Ik denk dus dat het het beste is om het gehele SER-energieakkoord zo snel mogelijk weer plenair ter sprake te brengen. Als dit de opmaat daarvoor is, dan steun. Het lijkt ons jammer om over separate deeltjes te debatteren. Als het wordt verbreed tot het bespreken van het gehele energieakkoord, dan steun.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Partij van de Arbeid en de VVD. Het is ongebruikelijk om het te blokkeren, als door een lid om informatie wordt gevraagd aan de regering. Moet ik uit het feit dat u dat hebt gedaan, concluderen dat u dat echt niet wilt of zegt u: van ons hoeft het niet, maar als men erop staat, dan willen wij dit recht van een individueel Kamerlid niet blokkeren?
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat onderzoek, zoals dat hier wordt genoemd, bestaat uit een paar kleurenplaatjes met informatie van een bedrijf dat op een bepaalde manier de aandacht wil trekken. We kunnen toch niet het kabinet om een reactie vragen op ieder willekeurig foldertje van een bedrijf? We hebben toch ook een verantwoordelijkheid om dat een beetje zorgvuldig te doen?
De voorzitter:
Expliciet zegt u: ik wil echt niet dat leden die informatie over deze powerpoint willen, daarover geïnformeerd worden.
De heer Leegte (VVD):
In de procedurevergadering is een paar keer aan de orde geweest dat er informatie werd gevraagd over zomaar rapporten. Dit is ook weer een rapport dat vrij weinig status heeft. Ik vind het zonde om de ministeries continu te belasten met vragen om informatie over iets wat we heel goed weten. Het is vragen naar de bekende weg. We hebben over drie weken een groot AO. We hebben drie grote AO's over al deze thema's. We hebben alle informatie gevraagd. Ik vind het echt zonde van ieders tijd en moeite om dan weer extra informatie te vragen en te doen alsof er iets aan de hand is. Ik steun daarin dus de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb begrepen dat als een lid om informatie verzoekt, die informatie gewoon gegeven moet worden op grond van artikel 68 van de Grondwet. Ik steun de D66-fractie dus in dezen. Ik roep de Voorzitter op om er gewoon voor te zorgen dat die informatie naar de Kamer komt. Wat de VVD en de PvdA hier doen, lijkt nergens op. Dat is echt slecht.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Als op deze wijze zelfs het informatierecht van Kamerleden geblokkeerd wordt, verleen ik alsnog steun aan het verzoek om dit debat te houden. Ik roep mijn andere collega's daar ook toe op. We plannen dan wel weer een dertigledendebat in. Ik vind het echt niet kunnen dat als D66 om informatie verzoekt op een vrij serieus punt van het energieakkoord, dit vervolgens geblokkeerd wordt door PvdA en VVD. Dit gebeurt in de commissie ook van tijd tot tijd. Ik vind dat echt het schofferen van de democratie.
De voorzitter:
Heel eerlijk gezegd: ik moet elke dag Kamervragen goedkeuren en ik vraag dan ook niet aan de hele Kamer toestemming. Ik meende u de gelegenheid te moeten geven om het nog een keer toe te lichten, zoals heel expliciet is gezegd. Dat is nu in de Handelingen opgenomen. Mijn voorstel is dat ik het stenogram van dit gedeelte van de vergadering gewoon doorgeleid naar het kabinet en het kabinet verzoek om in te gaan op dit verzoek om informatie van de leden.
Mevrouw Van Veldhoven, u hebt niet de steun van de meerderheid voor het houden van een apart plenair debat over dit onderwerp. Ik zie dat er veel behoefte is om erover te praten, maar dat moet dan op een ander moment in een ander debat gebeuren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat de VVD en de Partij van de Arbeid niet eens willen weten hoe het zit, laat ik aan die partijen. Ik ben blij met de oplossing die u op het punt van de informatievoorziening hebt gekozen, voorzitter. Ik stel wel vast dat er voldoende steun is voor een dertigledendebat. Daar zet ik mijn aanvraag graag in om. Ik neem aan dat de VVD en de Partij van de Arbeid, die geen interesse hebben, daar ook niet aan zullen deelnemen. Wij zullen dan zelf met minister Kamp discussiëren over de wijze waarop deze deal tot stand is gekomen en de vraag of het reëel is dat die huishoudens straks wellicht tot 4 miljard inboeten en dat dit als subsidie aan de kolencentrales wordt gegeven. Ik vind het echt bijzonder dat die partijen het daar niet eens over willen hebben. Blijkbaar vinden zij dat niet de moeite waard. Voor ons is de lastenverzwaring voor die huishoudens als die niets oplevert …
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Veldhoven. Het debat komt nog.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Maar dan wel een dertigledendebat. Ik zet het daar graag in om.
De voorzitter:
Het dertigledendebat zal worden toegevoegd aan de lijst. De brief wordt doorgeleid naar het kabinet. We kunnen hier nog een kwartier met elkaar over discussiëren, maar ik stel voor dat we dat niet doen. De beste manier om te laten zien dat u het daarmee eens bent, is door gewoon naar uw stoel terug te lopen. Daar nodig ik de Kamerleden die nu bij de interruptiemicrofoon staan van harte toe uit. Ik zie echter dat dit niet lukt. Ik geef daarom het woord aan de heer Dijkgraaf.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik ben blijven staan omdat ik mijn steun nog niet uitgesproken had. Hierbij laat ik dus weten dat ik het verzoek om een brief steun.
De heer Leegte (VVD):
Ik steun uw conclusie. Ik vind natuurlijk dat eenieder recht heeft op informatie, dus in die zin …
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Smaling (SP):
Mooi opgelost, voorzitter. Mijn complimenten daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Smaling.
Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De Staten-Generaal zijn medewetgever en controleur van de regering. Het gaat niet helemaal goed met de plannen van het kabinet voor de oplossing voor het vervallen van het melkquotum. De staatssecretaris heeft beloofd dat die plannen hier voor 1 maart zouden liggen. Het argument daarbij was: neem nu maar de wet aan, ik kom met een AMvB en zal ik beide Kamers daarbij betrekken. Het was geen belofte, maar een soort inspanningsverplichting. We hebben de interpellatie zojuist in de Eerste Kamer gevolgd. De Partij voor de Dieren heeft echt scherpe vragen over hetgeen waar boeren recht op hebben. Zij wil ook weten waar we naartoe gaan met dierenwelzijn en milieu. Ik doe dus een dringend beroep op de coalitiepartijen om het al eerder door mevrouw Thieme aangevraagde interpellatiedebat het liefst vandaag nog in te plannen, maar gelet op de verhoudingen vraag ik hun om het, als zij het pas na de verkiezingen durven, donderdag te doen.
De voorzitter:
Ik ga het even uitleggen, want het gaat om een ingewikkelde regeling in het Reglement van Orde. Voor het houden van een interpellatiedebat heb je de steun van 30 leden nodig. Om het zo snel mogelijk in te plannen — hetgeen vaak nodig is bij een interpellatiedebat — is er een speciale voorziening gecreëerd. Je hebt dan de meerderheid van de Kamer nodig om dat mogelijk te maken. Het verzoek is om het vandaag of in ieder geval deze week nog in te plannen. Dat verzoek ligt voor. U hoeft dus niet te zeggen of u wel of geen steun geeft aan het verzoek om een interpellatie te houden. Het gaat om het verzoek om die deze week in te plannen.
De heer Smaling (SP):
Het is een heel mistige affaire aan het worden, en dat past eigenlijk niet zo bij deze staatssecretaris. De stront lijkt door het hele land te drijven zonder dat we weten waar die terechtkomt. Ik heb nog een dertigledendebat op de lijst staan. Ik weet niet wat sneller gaat; dat is mij even onduidelijk.
De voorzitter:
Het verzoek is om deze week nog een interpellatie in te plannen.
De heer Smaling (SP):
Als dat mogelijk is — dat zou erg de wens van de SP zijn — dan zie ik graag dat dit debat nog deze week wordt gehouden.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik was nog even aan het bijkomen van de beeldspraak. Steun voor het verzoek om het deze week nog te houden. Vorige week is eenzelfde verzoek gedaan. Toen steunden wij het ook. Wat mij betreft zou het ook een debat mogen zijn, zodat er nog iets meer ruimte is, maar voor het interpellatiedebat an sich geef ik steun.
De voorzitter:
Dus om het deze week te houden.
De heer Schouw (D66):
Ook steun om het deze week te houden, maar ik ben ook benieuwd wanneer de staatssecretaris uiteindelijk dat ei legt. Ik hoop dat dit zo snel mogelijk na morgen is. Ik vermoed zelfs dat het zo snel mogelijk na morgen is. Wellicht kunt u deze vraag doorgeleiden naar het kabinet, voorzitter.
De voorzitter:
Bij een interpellatie worden vragen ook al op voorhand doorgeleid naar het kabinet. Zo werkt dat bij een interpellatie.
De heer Schouw (D66):
Dat was u helemaal vergeten te zeggen in uw toelichting aan het begin. Wat fijn dat u dat nog even meedeelt. Dat is verhelderend!
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Op de inhoud kunnen de Partij voor de Dieren en de ChristenUnie zeker weleens verschillen, maar als het gaat om het voeren van het debat hierover steun ik haar van harte.
Mevrouw Dikkers (PvdA):
Geen steun voor het debat.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Het is zeer bijzonder wat er in de Eerste Kamer aan het gebeuren is. Volgens mij is het nog bezig daar. Steun voor dit debat.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb dezelfde redenering als de heer Dijkgraaf op dit punt. Het is bizar wat er aan de overkant gebeurd is, in ieder geval wat betreft een paar uitspraken. Ik denk dat er wel opheldering mag komen. Het is de vraag of dat vandaag moet. Ik ben even aan het bijkomen van wat er in de Eerste Kamer gebeurd is. Het mag ook donderdag.
De voorzitter:
We moeten het wel deze week inplannen.
De heer Geurts (CDA):
Ja, deze week. De voorkeur heeft donderdag. Dan kunnen we ons goed voorbereiden.
De voorzitter:
Dat is goed.
Mevrouw Lodders, het verzoek is niet of u het interpellatiedebat steunt, maar of het deze week gehouden kan worden.
Mevrouw Lodders (VVD):
Geen steun.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Er is inderdaad geen steun van de meerderheid om het interpellatiedebat deze week in te plannen. Er zijn wel vragen. De vraag van de heer Schouw zou ik heel graag willen doorgeleiden naar het kabinet. Ik zou heel graag opheldering willen over de uitspraken die de staatssecretaris in de Eerste Kamer gedaan heeft. Zij zegt aan de ene kant met een AMvB te komen die met terugwerkende kracht van kracht zal zijn en aan de andere kant dat zij voorzieningen treft voor de bedrijven die nu al aan het investeren zijn. Wat wordt het nou?
De voorzitter:
Ik stel voor dat we aan de griffier van de commissie vragen om de vragen die er leven te inventariseren. Ik weet niet precies wat er in dat debat is gezegd, want ik zat het vragenuur voor. Het lijkt me dus handig om het op deze manier te doen en die vragen vandaag nog door te geleiden naar het kabinet.
De heer Klaver (GroenLinks):
Er was geen steun om het deze week te doen, maar ik vind het ook prima om het dinsdag te doen. Ik geef dat mevrouw Ouwehand in overweging. Dan weten we gelijk of er een blokkade op deze week ligt of dat we er überhaupt niet over mogen spreken.
De voorzitter:
Dat is een nieuw verzoek, dat niet is aangemeld bij de regeling van werkzaamheden. Dit verzoek is afgerond. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Ik zal de griffier van de commissie vragen om vandaag nog de vragen te inventariseren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Daarmee is er een einde gekomen aan de regeling van werkzaamheden. Ik verzoek de leden die het nog niet gedaan hebben, om de presentielijst te tekenen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Voordat we gaan stemmen, geef ik het woord aan mevrouw Ouwehand, die nog een opmerking heeft over de stemmingslijst.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik wil bij punt 5, het VAO Waddenzee en Noordzee, graag mijn motie op stuk nr. 34 aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (33450, nr. 34) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen
Stemmingen
Stemming motie Berichtgeving over de deal met Cees H.
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over de berichtgeving inzake de deal met Cees H.,
te weten:
- de motie-Slob c.s. over het instellen van een onafhankelijke commissie van onderzoek (34000-VI, nr. 72).
(Zie vergadering van 10 maart 2015.)
In stemming komt de motie-Slob c.s. (34000-VI, nr. 72).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Wegverkeer en verkeersveiligheid
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid,
te weten:
- de motie-Van Helvert over opwaarderen van rijksweg N35 (29398, nr. 453);
- de motie-Bashir/Van Helvert over nieuwe praktijkgerichte bijscholing voor de rijschoolbranche (29398, nr. 454);
- de motie-Hoogland over verplaatsen van de snorscooter naar de rijbaan (29398, nr. 455);
- de motie-Visser/Hoogland over maatregelen voor de verkeersveiligheid op de N36 (29398, nr. 456).
(Zie vergadering van 11 maart 2015.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bashir stel ik voor, zijn motie (29398, nr. 454) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Hoogland (29398, nr. 455) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Hoogland en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 457, was nr. 455 (29398).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Van Helvert (29398, nr. 453).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de VVD, 50PLUS, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Hoogland/Van Veldhoven (29398, nr. 457, was nr. 455).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Klein, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de VVD en de Groep Kuzu/Öztürk ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Visser/Hoogland (29398, nr. 456).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Er was een klein beetje verwarring bij ons over de motie op stuk nr. 453, maar wij willen geacht worden tegen te hebben gestemd.
De voorzitter:
Er wordt een aantekening van gemaakt in de Handelingen.
Stemmingen moties Waddenzee en Noordzee
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Waddenzee en Noordzee,
te weten:
- de motie-Ouwehand c.s. over het opschorten van vergunningsaanvragen voor proefboringen in de Waddenzee (33450, nr. 32);
- de motie-Ouwehand over aanwijzen van de Borkumse Stenen als Natura 2000-gebied (33450, nr. 33);
- de motie-Aukje de Vries c.s. over de problemen met de veerdienst naar Ameland (33450, nr. 35);
- de motie-Smaling/Jacobi over evalueren of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd (33450, nr. 38);
- de motie-Van Helvert over beboeten van snelvaren op de Waddenzee (33450, nr. 36);
- de motie-Van Helvert over aanstellen van een onafhankelijke bemiddelaar (33450, nr. 37).
(Zie vergadering van 11 maart 2015.)
De voorzitter:
De motie-Ouwehand (33450, nr. 32) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een aanvraag van Tulip Oil ligt voor een winnings- en exploratievergunning voor gaswinning op of voor de kust van Terschelling en dat de gemeenteraad van Terschelling zich hier unaniem tegen heeft gekeerd;
constaterende dat het Waddengebied een uniek natuurgebied is met de status van Werelderfgoed;
verzoekt de regering, alle vergunningsaanvragen voor proefboringen of gaswinning in en nabij de Waddenzee en de Waddeneilanden officieel op te schorten of aan te houden, in ieder geval tot de aanbevelingen van het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid over de gaswinning zijn geïmplementeerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 39, was nr. 32 (33450).
De motie-Van Helvert (33450, nr. 36) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Helvert en Jacobi, en luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat te snel varen op de Waddenzee strafbaar is;
overwegende dat de ergernis over te snel varen groot is terwijl het ook nadelig is voor natuur en veiligheid;
verzoekt de regering, bij het constateren van te snel varen geen waarschuwingen meer te geven, maar direct een boete op te leggen indien dat juridisch mogelijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 41, was nr. 36 (33450).
De motie-Smaling/Jacobi (33450, nr. 38) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Algemene Rekenkamer in zijn rapport "Waddengebied: natuurbescherming, natuurbeheer en ruimtelijke inrichting" uit november 2013 concludeert dat er sprake is van bureaucratie, veel beheerders, ondoelmatige inzet van geld van het Waddenfonds en een gebrek aan coördinatie en aansturing van het Waddenzeegebied;
overwegende dat de Algemene Rekenkamer adviseert één partij de regie te laten voeren over het natuurbeheer en aangeeft dat het van belang is dat het rijksbeleid voor het Waddengebied door de minister eenduidiger wordt aangestuurd en gecoördineerd;
constaterende dat de behoefte eerder is om "meer samen te doen" dan om "samen meer te doen";
verzoekt de regering, voor eind 2016 onafhankelijk te laten evalueren of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 40, was nr. 38 (33450).
Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (33450, nr. 33) en haar gewijzigde motie (33450, nr. 39, was nr. 32) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Aukje de Vries c.s. (33450, nr. 35).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Smaling/Jacobi (33450, nr. 40, was nr. 38).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren en de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Helvert/Jacobi (33450, nr. 41, was nr. 36).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren en de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Helvert (33450, nr. 37).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, de VVD, Klein, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Scheepvaart
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Scheepvaart,
te weten:
- de motie-Albert de Vries/De Boer over een praktische hardheidsclausule (31409, nr. 74);
- de motie-Van Helvert over de uitwerking van de rijksbrede maritieme strategie (31409, nr. 77).
(Zie vergadering van 11 maart 2015.)
In stemming komt de motie-Albert de Vries/De Boer (31409, nr. 74).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Helvert (31409, nr. 77).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van D66 en de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen Wijziging EVRM
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 24 juni 2013 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol nr. 15 tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Trb. 2013, 130 en 233) ().
(Zie vergadering van 11 maart 2015.)
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd, zodat het is aangenomen.
Stemming motie Wijziging EVRM
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Goedkeuring van het Protocol tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,
te weten:
- de motie-Omtzigt over beantwoording van de vragen over MH17 door het Comité van Ministers (33873, nr. 6).
(Zie vergadering van 11 maart 2015.)
In stemming komt de motie-Omtzigt (33873, nr. 6).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Kuzu/Öztürk ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties CPB-cijfers
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de cijfers van het CPB,
te weten:
- de motie-Merkies over maatregelen om de koopkracht te repareren (33566, nr. 75);
- de motie-Merkies over de vlaktaks in box 3 vervangen door een progressieve heffing (33566, nr. 76);
- de motie-Van Klaveren over uniformeren van het btw-tarief op 15% (33566, nr. 77);
- de motie-Dijkgraaf/Voordewind over voldoende ruimte voor onbetaalde arbeid (33566, nr. 78);
- de motie-Omtzigt over het verschil in werkloosheidscijfers tussen Duitsland en Nederland (33566, nr. 79);
- de motie-Voordewind over niet extra bezuinigen op zorg en sociale zekerheid (33566, nr. 80).
(Zie vergadering van 11 maart 2015.)
In stemming komt de motie-Merkies (33566, nr. 75).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Merkies (33566, nr. 76).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de SGP, de VVD, Klein, 50PLUS, D66 en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Klaveren (33566, nr. 77).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Dijkgraaf/Voordewind (33566, nr. 78).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, de VVD, D66 en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Omtzigt (33566, nr. 79).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de VVD, Klein, D66 en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Voordewind (33566, nr. 80).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA en de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde leeftijd willen blijven werken (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd) (34073).
(Zie vergadering van 12 maart 2015.)
In stemming komt het gewijzigde amendement-Ulenbelt (stuk nr. 9, II).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66 en de PvdA ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 9 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Krol (stuk nr. 21, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66 en de PvdA ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 21 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Weyenberg/Anne Mulder (stuk nr. 20, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66 en de PvdA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van het CDA, GroenLinks, de PvdD en de SP ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 20 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Schouten/Vermeij (stuk nr. 19, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 19 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Dijkgraaf (stuk nr. 13) tot het invoegen van een artikel XC.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Van Weyenberg/Anne Mulder (stuk nrs. 20, I en II), de gewijzigde amendementen-Schouten/Vermeij (stuk nrs. 19, I tot en met IV) en het amendement-Dijkgraaf (stuk nr. 13).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66 en de PvdA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemmingen moties Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde leeftijd willen blijven werken (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd),
te weten:
- de motie-Klein over een integrale visie "Werken en AOW" (34073, nr. 15);
- de motie-Klein over de inzet op het Actieplan 55PlusWerkt (34073, nr. 16);
- de motie-Klein over stimuleringsmaatregelen voor een leven lang leren (34073, nr. 17);
- de motie-Krol over 1 januari 2017 als invoerdatum van de volledige wet (34073, nr. 18).
(Zie vergadering van 12 maart 2015.)
De voorzitter:
De motie-Klein (34073, nr. 16) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd een balans geeft tussen de mogelijkheden van vrijwillig werken op basis van een arbeidsovereenkomst en het mogelijk risico van arbeidsverdringing van bijvoorbeeld 50-plussers;
van mening dat de huidige moeilijke positie op de arbeidsmarkt van 50-plussers geen belemmering mag zijn voor het stimuleren van werken na de AOW-gerechtigde leeftijd;
verzoekt de regering, de inzet op het Actieplan 55PlusWerkt te continueren en waar nodig nieuwe impulsen te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22, was nr. 16 (34073).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn gewijzigde motie (34073, nr. 22, was nr. 16) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Klein (34073, nr. 15).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Klein (34073, nr. 17).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Krol (34073, nr. 18).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, de Groep Kuzu/Öztürk en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties DMP-D vervanging F-16
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO DMP-D vervanging F-16,
te weten:
- de motie-Jasper van Dijk over afzien van de aanschaf van acht JSF-toestellen (26488, nr. 377);
- de motie-Jasper van Dijk over aan de Kamer voorleggen van elk besluit tot aanschaf van JSF-toestellen (26488, nr. 378);
- de motie-Knops over toekomstige verkoopopbrengsten van F-16's (26488, nr. 379);
- de motie-Knops over de door de Algemene Rekenkamer aangesneden problematiek bij een aantal van 37 F-35's (26488, nr. 380);
- de motie-Hachchi over niet overgaan tot de aanschaf van de JSF gezien de onzekerheden (26488, nr. 381).
(Zie vergadering van 12 maart 2015.)
In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (26488, nr. 377).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, D66 en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (26488, nr. 378).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Knops (26488, nr. 379).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Knops (26488, nr. 380).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Hachchi (26488, nr. 381).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP en het lid Jacobi voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Vastgoed Defensie
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Vastgoed Defensie,
te weten:
- de motie-Knops/Hachchi over de ontwikkel- en gebruiksmogelijkheden van het voormalige KMS-terrein in Weert (33763, nr. 69).
(Zie vergadering van 12 maart 2015.)
In stemming komt de motie-Knops/Hachchi (33763, nr. 69).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de VVD, Klein en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties agenda Europese top van 19 en 20 maart
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de agenda van de Europese top van 19 en 20 maart,
te weten:
- de motie-Omtzigt over een betere toegang tot EU-documenten voor publiek en parlementariërs (21501-20, nr. 955);
- de motie-Beertema over de veiligheid van de Schengenzone (21501-20, nr. 956);
- de motie-Beertema over de tijdelijke herinvoering van binnengrenscontroles in Nederland (21501-20, nr. 957);
- de motie-Segers c.s. over het niet instemmen met een ISDS-clausule in TTIP (21501-20, nr. 958);
- de motie-Segers c.s. over het veroordelen van de aanslagen op religieuze minderheden in Pakistan (21501-20, nr. 959);
- de motie-Bontes over afstand nemen van het plan voor een Europees leger (21501-20, nr. 960).
(Zie notaoverleg van 16 maart 2015.)
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. De motie op stuk nr. 958 van de ChristenUnie, SP en GroenLinks tegen een ISDS-geschillenbeslechtingsclausule in het vrijhandelsverdrag TTIP impliceert dat we ons nu al zouden vastleggen op een standpunt tegen ISDS in welke vorm dan ook. De Partij voor de Vrijheid is van mening dat het niet verstandig is om de handen te binden terwijl de onderhandelingen over TTIP nog gaande zijn en gedachten over varianten van ISDS of alternatieven voor ISDS nog in ontwikkeling zijn. Het is niet zo dat de PVV ISDS omhelst, maar we vinden deze motie op dit moment voorbarig. Om die reden zullen wij nu niet voor deze motie stemmen.
De heer Klein (Klein):
Voorzitter. Het gaat over de motie-Omtzigt op stuk nr. 955. Gisteren was ik op verkiezingscampagne, maar vanwege de verkiezingsverplichtingen vandaag was gisteren ook het debat over de Europese top. In de motie op stuk nr. 955 wordt gevraagd om voor 1 oktober een plan op te stellen voor meer transparantie met betrekking tot EU-documenten, dat tijdens het EU-voorzitterschap van Nederland kan worden geagendeerd. De minister-president heeft deze motie ontraden, omdat hij al het maximale doet. Dat is naar mijn mening niet het geval. Vanuit een vrijzinnig perspectief is transparantie over de Europese Unie van groot belang. Daarom zal ik voor de motie stemmen.
In stemming komt de motie-Omtzigt (21501-20, nr. 955).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de VVD en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Beertema (21501-20, nr. 956).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Beertema (21501-20, nr. 957).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Segers c.s. (21501-20, nr. 958).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de VVD, Klein, D66 en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Segers c.s. (21501-20, nr. 959).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Kuzu/Öztürk ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bontes (21501-20, nr. 960).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.
De vergadering wordt van 15.43 uur tot 16.33 uur geschorst.
Voorzitter: Van Bommel
Toegelaten instellingen volkshuisvesting en Autoriteit woningcorporaties
Toegelaten instellingen volkshuisvesting en Autoriteit woningcorporaties
Aan de orde is het VAO Toegelaten instellingen volkshuisvesting en Autoriteit woningcorporaties (AO d.d. 11/03).
Termijn inbreng
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik zal eerst een motie indienen namens de heer Van Vliet, de aanvrager van dit VAO, die wegens privéomstandigheden niet hier kan zijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende:
- dat in de afgelopen jaren complexe financiële producten als derivaten en crossborderleases tot grote financiële problemen en verkwisting van gemeenschapsgeld hebben geleid;
- dat dergelijke producten niet tot de corebusiness van de corporaties behoren;
- dat er nog steeds complexe financiële producten worden aangeboden die tot nieuwe problemen kunnen leiden;
- dat het wenselijk is dat er vooraf toezicht is op de eisen en voorwaarden die de corporatie zelf stelt aan financiële producten;
- dat in het treasurystatuut van een toegelaten instelling is opgenomen welke financiële transacties mogen worden aangegaan;
verzoekt de regering, in de Algemene Maatregel van Bestuur op te nemen dat het treasurystatuut van toegelaten instellingen de goedkeuring van onze minister vereist,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 156 (32847).
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb zelf een drietal moties. De eerste gaat over het passend toewijzen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 400.000 huurders in een te dure woning wonen;
overwegende dat onduidelijk is hoe het toewijzen van minstens 95% van de huurwoningen met huren onder de aftoppingsgrenzen aan huurtoeslaggerechtigden zich verhoudt tot regionale zoek- en wachttijden en het nieuwe woningwaarderingsstelsel (WWS), dat deels gebaseerd is op de WOZ;
spreekt uit dat passend toewijzen een goed principe is, maar dat onvoldoende inzicht bestaat in hoe dit zich verhoudt tot de invoering van de huursombenadering, huurharmonisatie en de verduurzaming van huurwoningen;
overwegende dat de effecten van passend toewijzen op de slagingskans voor huurders en woningzoekenden onduidelijk zijn;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe het passend toewijzen zich verhoudt tot de invoering van de huursombenadering en het nieuwe woningwaarderingsstelsel, huurharmonisatie, de verduurzaming van huurwoningen en de regionale zoek- en wachttijden, en dit onderzoek de Kamer te doen toekomen ruim voor de invoering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 157 (32847).
Mevrouw Karabulut (SP):
De tweede motie gaat over de regels voor de verkoop van sociale huurwoningen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal goedkope sociale huurwoningen de afgelopen jaren is afgenomen, van 45% in 1986 naar 19% in 2012, en het aantal potentieel te liberaliseren woningen toeneemt;
overwegende dat de regering heeft aangekondigd nadere voorschriften of grenzen voor de verkoop en/of liberalisering van sociale huurwoningen uit te werken in ministeriële regelingen;
verzoekt de regering, ministeriële regelingen omtrent verkoop en liberalisering van sociale huurwoningen aan de Tweede Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 158 (32847).
Mevrouw Karabulut (SP):
Tot slot: natuurlijk hebben wij het over de betaalbaarheid van huur voor huurders.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit berekeningen van RIGO blijkt dat nu al 725.000 huurders in armoede leven;
overwegende dat 43.679 huurders de petitie hebben getekend tegen huurverhogingen;
overwegende dat woningcorporaties er gemiddeld financieel beter voor blijken te staan dan eerder werd verwacht;
verzoekt de regering om te stimuleren dat woningcorporaties waar mogelijk overgaan tot huurverlaging, zodat mensen huurtoeslag kunnen ontvangen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 159 (32847).
De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter. Ik heb vier moties, waarvan de eerste is meeondertekend door collega Van der Linde van de VVD.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er gekozen is voor een ruime overgangstermijn voor invoering van de passendheidstoets vanwege de buitensporige toename van te dure toewijzingen sinds het loslaten van deze norm uit de wet in 2009;
overwegende dat de betaalbaarheid van wonen erbij gebaat is om zo snel mogelijk naar 95% passende toewijzing toe te werken;
verzoekt de regering om er in de AMvB en in de toetsing van de norm zorg voor te dragen dat de norm van 95% passend toewijzen uiterlijk op 31 december 2016 dient te worden bereikt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Van der Linde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 160 (32847).
De heer Monasch (PvdA):
Mijn tweede motie gaat over het monitoren van de passendheidstoets.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat huurders met een jaarinkomen tot €5.000 boven de huurtoeslaggrens kampen met een ongewenste zogenaamde "armoedeval" ten opzichte van huurtoeslagontvangers;
overwegende dat passendheid van huren ook van toepassing zou moeten zijn op deze categorie huurders;
verzoekt de regering, na te gaan hoe de betaalbaarheid van huren zich ontwikkelt voor deze groep huurders in het algemeen en door invoering van de passendheidstoets in het bijzonder, en indien nodig oplossingsrichtingen te formuleren om de armoedeval van deze groep huurders te verzachten en de Kamer daar jaarlijks bij de Staat van de Volkshuisvesting over te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 161 (32847).
De heer Monasch (PvdA):
De volgende motie is mede ondertekend door collega Schouten van de ChristenUnie en gaat over de leefbaarheid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het gekozen bedrag per VHE voor leefbaarheid in de concept-AMvB uitgaat van het gemiddelde aan uitgaven voor dit doel;
constaterende dat hiermee voorbij wordt gegaan aan mogelijke specifieke taken in probleemaccumulatiegebieden als oude stadswijken en krimpgebieden, waardoor meer dan het huidige landelijk gemiddelde bedrag noodzakelijk kan zijn;
verzoekt de regering om het bedrag voor leefbaarheid te verhogen naar €125 per VHE om ruimte te blijven bieden aan leefbaarheidsuitgaven die binnen de grenzen van de wet in bepaalde gebieden noodzakelijk zijn;
verzoekt de regering tevens, dit bedrag jaarlijks te indexeren voor inflatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 162 (32847).
De heer Monasch (PvdA):
En tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er op de werking en de uitkomsten van de formule voor overcompensatie kritiek is gekomen van het Centraal Fonds Volkshuisvesting, het Waarborgfonds Sociale Woningbouw en maatschappelijke organisaties;
verzoekt de regering:
• in overleg te treden met het CFV, het WSW en Aedes over een formule voor de overcompensatie die geen nadelige of onvoorziene gevolgen heeft voor de corporaties en dit overleg af te ronden voordat het besluit omtrent overcompensatie wordt vastgesteld;
• de Kamer nader te informeren over een aangepaste regeling en formule bij de beraadslagingen over de achterborgstelling en het WSW,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 163 (32847).
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ben erg nieuwsgierig of de SP-fractie op steun kan rekenen van de PvdA-fractie waar het betreft het verlagen van de huren, zodat mensen die bijvoorbeeld hun baan kwijt zijn geraakt en in inkomen achteruit zijn gegaan, wel huurtoeslag kunnen ontvangen.
De heer Monasch (PvdA):
U bedoelt uw laatste motie?
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat was inderdaad de laatste motie.
De heer Monasch (PvdA):
Ik moet de motie natuurlijk eerst lezen. Ik heb nu alleen gehoord hoe u de motie voorlas. Wat ik hoorde, deed me erg denken aan wat ik heb gezegd naar aanleiding van de brief die in antwoord op mijn vragen was gekomen toen bleek dat corporaties in deze kabinetsperiode ruim 4 miljard meer huurinkomsten hebben. Wij hebben gezegd: als je meer dan 4 miljard aan huurinkomsten hebt, nog los van andere zaken als meevallers op lagere rentes en lagere bedrijfslasten, en je trekt daar de verhuurdersheffing vanaf, dan heb je nog zat ruimte over om de huren te verlagen. Als ik uw motie zo mag lezen, staan wij daar natuurlijk zeer positief tegenover.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik kan de heer Monasch nog meer duidelijkheid geven. Dit zijn de exacte woorden die de heer Monasch heeft gebruikt op de televisie, bij Omroep MAX. Het gaat om mensen die hun werk hebben verloren en van wie de huur boven de huurtoeslaggrens is komen te liggen. Het gaat om het terugbrengen van de huur voor die mensen. Het bredere debat over de verhuurdersheffing en het structureel verlagen van de huren gaan we ook nog met elkaar voeren.
De heer Monasch (PvdA):
Dat is heel goed. Ook de kijkers thuis moeten dit wel kunnen blijven volgen. Er is een uitspraak door mij gedaan, onder andere bij een algemeen overleg, maar ook op televisie bij de NOS, over de enorme groei van de huurinkomsten van corporaties. Wij hebben gezegd: als je dat zo ziet, lijkt op heel veel plekken die huurverhoging niet meer nodig of kan die in ieder geval veel matiger uitvallen dan voorzien. Daar gaan we verder over doorpraten in een aanstaand debat.
Een ander punt is, ik zei het bij Omroep MAX, dat er mensen zijn die in de problemen komen, omdat de huurstijging zo is doorgeschoten dat de huur boven de liberalisatiegrens is uitgekomen, waardoor ze geen huurtoeslag meer krijgen. Wij hebben daar toen al over gezegd dat corporaties daar maatwerk op kunnen bieden. Heel veel corporaties doen dat ook. Voor de meeste mensen wier voorbeeld Omroep MAX heeft laten zien, is inmiddels maatwerk geleverd door corporaties. Die lijn is dus open. Als er andere mogelijkheden zijn, wil ik die graag bekijken, maar dan lijkt het mij toch handig om de tekst van mevrouw Karabulut eerst precies te lezen.
De heer Van der Linde (VVD):
Voorzitter. De Eerste Kamer heeft vanmiddag unaniem ingestemd met de novelle op de Herzieningswet toegelaten instellingen huisvesting. Wij hebben een mijlpaal bereikt. Dat hebben wij met de hele politiek gedaan. Het is veel beleid en wij gebruiken veel moeilijke woorden, maar het resultaat telt, het resultaat voor mensen met een bescheiden inkomen, die gewoon plezierig en veilig willen wonen en die daarvoor zijn aangewezen op sociale huisvesting. Die mensen krijgen een huisbaas die zich helemaal op hun woonwensen richt, die met de gemeente en de huurders overlegt wat nodig is, die geld zoekt en die dan gewoon aan de slag gaat; een huisbaas die zich niet bezighoudt met koophuizen en kantoren en al helemaal niet met stoomschepen; een huisbaas die niet in heel Nederland opereert, maar dicht bij de huurder zit en vooral zuinig is met het geld van de huurder.
Met de voorliggende AMvB zetten wij de punten op de i, maar het zijn wel forse punten. De Eerste Kamer heeft in dat kader vandaag gesproken over verdere uitkleding van de markttoets. Dat is niet in de geest van wat wij hier hebben besproken. Het is ook niet in de geest van de parlementaire enquête. De VVD wil hierover geen misverstand laten bestaan. De inhoud en de reikwijdte van de markttoets zijn hier uitgebreid besproken, zowel in een wetgevingsoverleg als in het plenaire debat. Wij hebben een uitzondering willen maken om corporaties buiten de Randstad te helpen, niet om Amsterdam uit te zonderen.
De voorzitter:
Dank u. De minister kan meteen antwoorden, maar eerst is er nog een interruptie van mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Met de Partij van de Arbeid lijken wij nu weer stapjes te zetten in de richting van normale, betaalbare huren, maar waar staat de VVD in dezen? Is de VVD ook voor huurverlaging, zodat die 725.000 mensen die nu in de armoede leven weer een normaal leven kunnen leiden?
De heer Van der Linde (VVD):
Er zijn in het kader van het woonakkoord met corporaties afspraken gemaakt over het verdienvermogen. Daar zat onder andere de huurverhoging bij. Wij achten ons aan die afspraken gebonden. Wat wel een probleem is, is de aperte bouwstaking die zich bij de corporaties heeft voorgedaan. Wij willen dat corporaties gaan bouwen aan betaalbare woningen en zien het liefst dat zij duurdere woningen afstoten. Dat zou hetzelfde effect moeten hebben. Los daarvan zie ik nu bijvoorbeeld in Eindhoven een corporatie die uit eigen kracht zegt: wij houden geld over, want wij zijn zuiniger gaan werken, en laten daarom een jaar lang de huurverhoging achterwege. Dat is hartstikke goed.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het zou inderdaad heel erg slim zijn als wij met corporaties afspraken dát zij zouden gaan bouwen, maar de huurdersbelasting van 1,7 miljard maakt dat de investeringen en de bouw van betaalbare woningen achterwege blijven.
Mijn vraag ging over de betaalbaarheid van de huren voor de huurders. Zegt de VVD nu werkelijk dat zij daar niet naar omkijkt? Geldt voor de VVD alleen die 1,7 miljard plus de ruimte die verhuurders voor huurverhoging hebben gekregen? Die bijna één miljoen mensen — over een paar jaar, als dit zo doorgaat — moeten het zelf maar uitzoeken; is dat de nieuwe houding van de VVD?
De heer Van der Linde (VVD):
Mevrouw Karabulut trekt een parallel met de verhuurderheffing, maar die valt in het niet bij de vermogensaccumulatie die wij nu bij de corporaties zien. Dat is dus het probleem niet. Wij hebben een ander probleem: corporaties hebben veel te duur gebouwd. Ik wil graag dat de corporaties weer bij gaan bouwen aan de onderkant van de markt. Dat is wat anders dan huurverlaging, maar zou wel hetzelfde effect moeten hebben.
Termijn antwoord
Minister Blok:
Voorzitter. Ik zal direct ingaan op de ingediende moties.
De eerste motie is ingediend door mevrouw Karabulut, mede namens de heer Van Vliet. Deze motie gaat in op het voorkomen van nieuwe financiële avonturen met derivaten en andere complexe financiële producten door woningcorporaties. Zij verzoekt de regering om in de Algemene Maatregel van Bestuur op te nemen dat het treasurystatuut van toegelaten instelling de goedkeuring van de minister vereist. Deze motie is in lijn met mijn beleid. Ik laat het oordeel daarover daarom graag aan de Kamer.
De tweede motie van mevrouw Karabulut gaat in op de passendheidstoets die in de Algemene Maatregel van Bestuur is opgenomen. Zij geeft een aantal overwegingen waarom de regering verzocht wordt om nader te onderzoeken hoe het passend toewijzen zich verhoudt tot de invoer van de huursombenadering, het woningwaarderingsstelsel, huurharmonisatie, verduurzaming en de regionale zoek- en wachttijden. Ik heb ook in het algemeen overleg aangegeven dat ik het toewijzen van betaalbare woningen aan mensen met de laagste inkomens de kerntaak van woningcorporaties vind. Tot een paar jaar geleden werd dat bij wet opgelegd aan woningcorporaties. Toen is de vrijheid gegeven aan gemeentes en woningcorporaties om dat zelf te doen. Toen is afgesproken dat de lijn van passend toewijzen gevolgd zou worden. Ik moet helaas constateren dat dat niet het geval is. Er wordt te veel duur toegewezen. Dat betekent voor de huishoudens een hoge huurrekening en voor de belastingbetaler een hoog beroep op de huurtoeslag. Daarom vind ik dat het passend toewijzen geregeld moet worden bij deze Algemene Maatregel van Bestuur. Daarom moet ik deze motie ontraden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Als de minister de motie goed zou lezen, dan zou hij zien dat ik dat helemaal niet bestrijd. Daarover zijn wij het eens. Natuurlijk moet er passend worden toegewezen. Graag, maar de minister gaat voorbij aan twee zaken. De eerste is dat het aantal beschikbare betaalbare woningen, de voorraad, is gekrompen. Mijn vraag is: komen wij daarmee niet in de problemen? Worden de wachtlijsten voor betaalbare huurwoningen daarmee niet nog langer, zoals wij de afgelopen jaren hebben gezien? De tweede is dat de bouw van betaalbare woningen op dit moment stilligt. Dan is er eigenlijk nog een derde zaak, namelijk dat de minister nog allerlei andere, nieuwe zaken en regels gaat invoeren. Dan wordt het heel erg complex. Ik wil graag dat inzicht. Dat moet de minister toch zelf ook willen?
Minister Blok:
De eerste vraag is of er wachtlijsten zouden ontstaan omdat de voorraad betaalbare woningen kleiner is dan de groep mensen met een laag inkomen. Op grond van de cijfers uit het Woononderzoek weten wij dat het aantal mensen met een laag inkomen dat een dure woning toegewezen heeft gekregen, kleiner is dan het aantal mensen met een hoog inkomen dat juist een goedkope woning toegewezen heeft gekregen. Dus getalsmatig moet het mogelijk zijn om mensen met een laag inkomen een betaalbare woning toe te wijzen. Zaken nog verder uitstellen en nog verder onderzoeken doet geen recht aan de dringendheid van de problematiek dat betaalbare woningen toegewezen moeten worden aan mensen met lage inkomens.
De tweede vraag van mevrouw Karabulut is of er niet betaalbaarder gebouwd moet worden. Daar ben ik het volstrekt mee eens. De laatste jaren is er zelfs gemiddeld gebouwd boven de 142 punten. Een rondgang langs het nieuwe corporatiebezit laat heel duidelijk zien dat er te veel dure woningen en te weinig betaalbare woningen gebouwd zijn.
Mevrouw Karabulut (SP):
De minister gaat weer voorbij aan mijn vraag. Allereerst zijn de cijfers die hij noemt verouderde cijfers. Daar zit het effect van het woonakkoord, van het nieuwe "Blokbeleid", om het zo even te noemen, niet in. Ten tweede zeggen ze niks over het aanbod. Daar zitten mijn zorgen en de zorgen van velen, namelijk dat betaalbare woningen simpelweg niet beschikbaar zijn in regio's waar al lange wachtlijsten zijn. Ten derde pleit ik niet voor uitstel maar voor inzicht, opdat je goed kunt sturen. Ik kan mij niet voorstellen dat de minister zegt: nee, ik kijk daar niet naar; ik voer blind een beleid in met als risico dat de wachtlijsten van mensen die moeten wachten op een betaalbare woning, nog langer worden.
Minister Blok:
Ik ben het niet met mevrouw Karabulut erover eens dat wij geen inzicht hebben in het aantal woningen. Dat heb ik net geschetst. Het aantal woningen onder de huurtoeslaggrens dat vrijkwam in het laatste jaar waarover wij gegevens hebben, was voldoende voor de omvang van de doelgroep. Mevrouw Karabulut vroeg of mijn beleid daar invloed op heeft gehad. Mijn beleid heeft geen invloed gehad op het aantal woningen onder de huurtoeslaggrens, want daar heb ik verder niet op gestuurd. Daar ga ik juist op sturen met deze maatregel.
Dan kom ik bij de motie-Karabulut op stuk nr. 158, waarin de regering wordt gevraagd, de ministeriële regelingen omtrent verkoop en/of liberalisering van sociale huurwoningen aan de Tweede Kamer voor te leggen. Ik ben niet voornemens om daar grote wijzigingen in aan te brengen ten opzichte van de huidige regeling. Ik ben echter graag bereid om de Kamer te informeren over de invulling van de ministeriële regeling waarvan dit een onderdeel zal zijn. Wat dat betreft kan ik deze motie dus aan het oordeel van de Kamer overlaten.
In de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 159 wordt de regering verzocht, te stimuleren dat woningcorporaties waar mogelijk overgaan tot huurverlaging, zodat mensen huurtoeslag kunnen ontvangen. De maatregel rond het passend toewijzen, waarover we het zojuist hadden, heeft een soortgelijk effect. Daarmee geef ik immers de corporaties duidelijk aan dat ze moeten gaan sturen als hun voorraad onvoldoende betaalbare woningen bevat. Dat kunnen ze doen door de huren aan te passen, of door fysiek dure woningen te verkopen en de opbrengst te investeren in goedkope woningen. Ik begrijp uit deze motie dat ik daarin wordt verzocht om daarbovenop tegen woningcorporaties te zeggen: u moet huren gaan verlagen. Ik zou dat niet helemaal zuiver vinden. Ik constateer dat een groot deel van de woningcorporaties uit zichzelf zegt: wij zien de financiële noodzaak niet om de huren te verhogen. Dat vind ik goed nieuws. Ik zou het echter niet zuiver vinden om, boven op de maatregelen die ik neem, van de corporaties te vragen ook nog huren te verlagen. Om die reden moet ik de motie ontraden.
Mevrouw Karabulut (SP):
De maatregel waarover de minister het nu heeft, moet per 1 juli ingaan. Die is nu dus nog geen praktijk. Verder gaat het in deze motie bijvoorbeeld om een stel waarvan beide partners twee jaar geleden nog werkten en een goed inkomen hadden. Dat stel is in de afgelopen jaren met hogere huren geconfronteerd. De partners zijn echter werkloos geraakt, maar hun huur zit nu net boven de liberalisatiegrens. Hierdoor hebben deze mensen geen recht meer op huurtoeslag. Dit is een reëel voorbeeld. Ik kan veel van dergelijke voorbeelden noemen. Woningcorporaties hebben in een dergelijke situatie eigenlijk de mogelijkheid om de huur te verlagen. Dat doen ze echter niet altijd. Ik vraag de minister of hij alstublieft met de corporaties in overleg wil treden, omdat huurverlaging in zo'n geval een oplossing kan bieden. Huurverlaging kan een uitkomst bieden voor de nood waarin dergelijke mensen verkeren.
Minister Blok:
Mevrouw Karabulut zegt dat de woningcorporaties dit niet altijd doen. Dat zal waar zijn, maar ze zegt daarmee ook dat de woningcorporaties wel de mogelijkheid hebben om dit te doen. Het is aan de verhuurder om de hoogte van de huur vast te stellen. Ik zeg nogmaals dat ik een aantal wettelijke maatregelen neem. Ik realiseer mij dat mevrouw Karabulut het niet eens is met een deel van die maatregelen, maar met die maatregelen grijp ik wel in in de mogelijkheden van corporaties om te sturen op de huur. Enerzijds geef ik ze wettelijke ruimte om de huur te verhogen. Ik realiseer me heel goed dat ik ook een heffing opleg. Ik dwing de corporaties verder om passend toe te wijzen. Ik zou het een beetje raar vinden als ik dan ook nog bij de corporaties langs zou komen met de vraag of ze ook nog huren willen verlagen. Ik vind dat corporaties die afweging zelf heel goed kunnen maken. Ik constateer gelukkig ook dat een behoorlijk aantal corporaties heeft aangekondigd dat men terughoudend zal omgaan met huurverhoging. Ik vind daarom niet dat ik daaroverheen nog een oproep moet doen.
Mevrouw Karabulut (SP):
De minister zegt: ik vind dat een beetje raar. Ik vind deze houding van de minister heel erg raar. Ik vraag niet om nieuwe maatregel, ik vraag niet om te wachten tot juli, ik vraag niets onmogelijks. In het dictum van de motie wordt de regering slechts verzocht, te stimuleren dat woningcorporaties waar mogelijk overgaan tot huurverlaging. Dat moeten ze doen om de hardwerkende Nederlanders vooruit te helpen die nu even niet zo heel hard kunnen werken omdat die banen er niet zijn, maar die wel met een hoge huur zitten. Dat kan de minister toch niet onberoerd laten? Dit is gewoon staand beleid, zou ik bijna zeggen. Het enige wat ik de minister vraag is, of hij zijn positie van minister wil aanwenden bij het stimuleren van corporaties om deze mensen vooruit te helpen.
Minister Blok:
Mijn terughoudendheid wordt door het volgende veroorzaakt. Ik neem een echt scherpe maatregel, namelijk het passend toewijzen. Daarover zegt mevrouw Karabulut: doe dat nou niet en ga eerst eens overleggen. Mevrouw Karabulut is echter teleurgesteld als ik vervolgens in een reactie op een motie zeg dat ik niet zo veel voel voor al dat overleggen omdat ik scherpe maatregelen neem. Ik ben een minister die gebruikmaakt van de mogelijkheden die een democratische meerderheid mij geeft om te sturen op betaalbaar wonen. Nu wordt er een motie ingediend waarin staat: gaat u daarnaast nog eens praten met … Dat staat mij niet aan.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, we gaan het debat niet heropenen. De interruptie is beantwoord. We hebben het in twee delen gedaan. Het woord is aan de heer Monasch.
De heer Monasch (PvdA):
De woorden uit de motie van mevrouw Karabulut klonken mij als muziek in de oren. Ik begrijp nu ook dat ze me letterlijk geciteerd heeft, dus misschien dat daar enige samenhang tussen zit.
Ter ondersteuning wil ik daar iets over zeggen. Ik begrijp dat de minister zegt "dit is het beleid dat ik heb ingezet", maar een beleidsvoornemen van dit kabinet, gesteund door de woonakkoordpartijen, was ook om dit jaar met een huursombenadering te komen. Als die huursombenadering was ingevoerd, waren deze mensen met hun huur niet boven de liberalisatiegrens geduwd. Om een aantal redenen, onder andere omdat wij niet te veel tegelijk wilden invoeren, is de invoering van de huursom met een jaar verlaat. In de huursombenadering waren deze mensen nooit boven de liberalisatiegrens uitgekomen. Het gaat om lagere inkomens, die misschien in het verleden een wat te dure woning toegewezen hebben gekregen. Daar mogen ze nu echter niet de dupe van worden omdat de Kamer en het kabinet te laat zijn. Ik denk dat het de minister zou sieren om die algemene oproep te steunen.
Minister Blok:
Ik denk niet dat je in zijn algemeenheid kunt zeggen dat een groep mensen in de huursombenadering nooit boven die huurtoeslaggrens zou uitkomen. De huursombenadering dwingt je om de gemiddelde huurverhoging binnen een bandbreedte te brengen. Daarnaast hebben wij afgesproken om ook de mate waarin woningen geliberaliseerd worden, daarvan onderdeel te laten zijn. Beide moet in de vorm van een bandbreedte. Je kunt het echter niet zo scherp formuleren dat het nooit zou gebeuren. Ik blijf als volgt redeneren. Daar waar ik de mogelijkheid heb om wettelijke maatregelen te nemen — die zal ik ook nemen — vind ik het niet zuiver om daar ook nog verzoeken bij te gaan stapelen.
De heer Monasch (PvdA):
Dan zijn wij het op dat punt niet met elkaar eens. Met grote waarschijnlijkheid kun je zeggen dat deze woningen in de huursombenadering als laatste aan de beurt zouden zijn geweest. Ook moet deze minister oog hebben voor de betaalbaarheid. Wat blijkt in deze gevallen? Dat was te zien in de uitzending, en ik krijg de verhalen ook voortdurend binnen. Als de corporaties €20 huurverhoging even niet doorvoeren, krijgen die mensen wel huurtoeslag en hebben daarmee €100, €150 meer te besteden. Het gaat vaak om zeer lage inkomens. Het is de grondwettelijke taak van de minister — ik gebruik grote woorden — om de betaalbaarheid in het oog te houden. Een algemene oproep zou de minister derhalve sieren. Wij doen in ieder geval van harte een oproep aan de corporaties. Alle andere geluiden die we horen, nemen we mee in de evaluatie van volgend jaar.
Minister Blok:
Ik ben bang dat wij het niet eens worden over de mate waarin de minister naast het nemen van wettelijke maatregelen ook oproepen moet doen aan de sector. Ik vind dat geen juiste invulling van mijn taak en ik kies voor de route van de maatregelen die ik neem.
Ik kom bij de moties die zijn ingediend door de heer Monasch. Zijn motie op stuk nr. 160 gaat over de passendheidstoets. Daarin wordt gewezen op het grote belang daarvan met het oog op betaalbaar wonen. De motie verzoekt om er in de AMvB zorg voor te dragen dat de norm van 95% passend toewijzen uiterlijk op 31 december 2016 dient te worden bereikt. Dat is dus een versnelling ten opzichte van het voorstel in mijn concept-AMvB. Daarin is een overgangsperiode van drie jaar opgenomen. Ik heb de driejaarsperiode voorgelegd, omdat ik vind dat we veel op de schouders van de corporaties leggen in de vorm van een groot aantal wijzigingen. Tegelijk kan ik niet zeggen dat dit onuitvoerbaar zou zijn. Alles afwegende laat ik het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.
In de motie van de heer Monasch op stuk nr. 161 wordt de regering verzocht om na te gaan hoe de betaalbaarheid van huren zich ontwikkelt voor deze groep huurders in het algemeen en door invoering van de passendheidstoets in het bijzonder, en om indien nodig oplossingsrichtingen te formuleren om de armoedeval van deze groep huurders te verzachten en de Kamer daar jaarlijks bij de Staat van de volkshuisvesting over te rapporteren. Ik ben graag bereid om die rapportage te doen. De heer Monasch kennende neem ik aan dat de oplossingsrichtingen binnen de bandbreedtes van regeerakkoord en woonakkoord blijven. Ik zie de heer Monasch knikken. Ik laat het oordeel over de motie dan ook aan de Kamer.
De heer Monasch heeft ook een motie ingediend waarin hij de regering verzoekt om het bedrag voor de leefbaarheid te verhogen naar €125 per verhuureenheid om ruimte te blijven bieden aan leefbaarheidsuitgaven die binnen de grenzen van de wet in bepaalde gebieden noodzakelijk zijn, en om dit bedrag te indexeren voor inflatie. In de concept-AMvB heb ik een bedrag van €100 opgenomen, omdat dat het gemiddelde is dat het Centraal Fonds Volkshuisvesting aan ons heeft gemeld. In het debat naar aanleiding van de enquête heb ik, evenals de Kamer, benadrukt dat het van groot belang is dat sober wordt omgegaan met gemeenschapsgeld. Ik vind het niet in die soberheid passen om het bedrag voor leefbaarheid nu direct met een kwart te verhogen ten opzichte van het gemiddelde. Om die reden ontraad ik deze motie.
De heer Monasch (PvdA):
Volgens mij verschillen wij inhoudelijk niet zo van mening. Het is meer dat wij in de motie hebben gezocht naar een bedrag dat niet buitensporig boven het gemiddelde is, maar wel ruimte biedt aan gebieden, wijken of krimpgebieden waar gewoon iets meer nodig is. Dat soort geluiden hoor je steeds meer. Als de minister een ander voorstel heeft, een voorstel waarmee hij wél dat maatwerk kan bieden in die gebieden, dan hoor ik dat graag. Wij hadden het liefst gezocht naar een motietekst op grond waarvan dat maatwerk kan worden geboden binnen de grenzen van de wet — daarover zijn we het met elkaar eens — maar naar ons is gebleken is dat juridisch niet mogelijk vanwege het amendement dat is aangenomen. Als de minister hier een alternatief voor ziet, dan staan wij daar zeer voor open. Als dat niet zo is, dan zeggen wij: corporaties, kijk goed naar het gemiddelde maar geef die ruimte in de gebieden waar dat nodig is.
Minister Blok:
Ik denk even hardop na. Bij die alternatieven kom je natuurlijk altijd op de vraag hoe je dat handzaam en objectief kunt controleren. Dit is namelijk een van de categorieën van uitgaven waarover ook zal moeten worden gepubliceerd en ten aanzien waarvan de toezichthouder dan dus ook de vinger aan de pols zal houden. Een nadere differentiatie maakt het voor een toezichthouder moeilijker om er goed toezicht op te houden. Ik wil dus altijd voor de eenvoud kiezen, eerlijk gezegd. Binnen die eenvoud verschillen de heer Monasch en ik dan van mening over de hoogte van het bedrag.
De heer Monasch (PvdA):
Er worden ook lokaal prestatieafspraken gemaakt. Ook daar wordt gekeken naar deze afspraak. Wij willen in elk geval ruimte bieden voor dat maatwerk. Wij steunen echter de opvatting van de minister dat enige bescheidenheid nodig is in de gebieden waar dat maatwerk niet mogelijk is.
Minister Blok:
Ik blijf bij mijn oordeel, en wel op grond van de manier waarop we het bedrag hebben vastgesteld.
De heer Monasch heeft, ten slotte, ook een motie ingediend over de overcompensatie. Hij wijst erop dat op de formule voor de bepaling van overcompensatie kritiek is gekomen van zowel het Centraal Fonds Volkshuisvesting en het Waarborgfonds als maatschappelijke organisaties, met name woningcorporaties. Hij verzoekt mij vervolgens om met deze organisaties in overleg te treden over een formule voor overcompensatie die geen nadelige of onvoorziene gevolgen heeft en om de Kamer daarover nader te informeren. Ik heb in de AMvB een eenvoudige formule opgenomen, gebaseerd op het bruto-aanvangsrendement op de woningen, met daarop een kleine toeslag in verband met de staatsgarantie voor de leningen. Vervolgens heb ik aangegeven dat een toegelaten instelling die vindt dat dit in haar geval tot een onjuiste uitkomst leidt, beargumenteerd mag vragen om een andere berekening van overcompensatie. Ik geloof dan ook niet dat een woningcorporatie echt in de problemen zal raken. Tegelijkertijd kan ik ook geen bezwaar hebben tegen nog een keer overleggen met deze organisaties, op voorwaarde echter dat de heer Monasch met mij de ambitie houdt om de Algemene Maatregel van Bestuur per 1 juli te laten ingaan, hetgeen betekent dat die op 1 mei gepubliceerd zal moeten worden. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik nog een keer in overleg ga met deze organisaties om te bekijken of wij eruit kunnen komen, waarbij ik de AMvB wel in de huidige vorm naar de Raad van State stuur, omdat het anders niet lukt voor 1 juli, en dat ik de Kamer informeer over de uitkomsten van dit nader overleg, dan laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.
De heer Monasch (PvdA):
Dat is akkoord.
Minister Blok:
De heer Van der Linde wees erop dat vanmiddag in de Eerste Kamer de novelle op de herziening van de Woningwet unaniem is aangenomen, net als in de Tweede Kamer. Ik ben, misschien nog iets meer dan hij, verheugd dat deze wet is aangenomen en dat er een einde is gekomen aan dit lange traject, waarin helaas veel maatschappelijke schade is opgetreden en maatschappelijk geld verloren is gegaan, wat altijd betekent dat het geld niet meer beschikbaar was voor huurders, en de woningcorporatiesector als geheel door het slijk is gegaan, terwijl er ook gewoon veel goed werk gebeurt. Nu de wet aangenomen is, kunnen we ook echt een nieuwe start maken.
De heer Van der Linde wees er ook op dat er in de Eerste Kamer ook een motie is aangenomen waarin de regering wordt verzocht om, als er sprake is van herstructurering op grond of erfpacht en daar niet-DAEB gebouwd wordt, een uitzondering te maken op de markttoets. Ik heb tijdens het algemeen overleg in de Tweede Kamer begrepen dat een meerderheid in de Tweede Kamer, in ieder geval de coalitiepartijen, die aanpassing niet wenst. Ik bevind me nu dus in de situatie dat een meerderheid in de Eerste Kamer iets anders wenst dan een meerderheid in de Tweede Kamer. Daar moet het kabinet zich op beraden.
Voorzitter, ik hoop hiermee alle vragen behandeld te hebben.
Mevrouw Karabulut (SP):
Wanneer kunnen wij de reactie van het kabinet verwachten? Ik wil de minister er ook op wijzen dat er geen expliciete uitspraak van de Tweede Kamer ligt. Dan had de heer Van der Linde een motie moeten indienen.
Minister Blok:
Ik zal natuurlijk het oordeel van de Raad van State laten meewegen. Daarom stuur ik het ook naar de Raad van State. Ik heb in ieder geval tijdens het overleg van vorige week zowel de heer Van der Linde als de heer Monasch, en ik meen ook de heer Van Vliet, expliciet horen aangeven dat zij geen behoefte hebben aan een wijziging van de markttoets.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer en voor zijn antwoorden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Leefomgeving
Leefomgeving
Aan de orde is het VAO Leefomgeving (AO d.d. 26/02).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van harte welkom.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. In Nederland verrijzen heuse mestboulevards. De Partij voor de Dieren vindt dat niet zo'n goed idee en daarom dien ik een aantal moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een grootschalige mestverwerkingsinstallatie grote overlast kan veroorzaken bij bewoners van het platteland vanwege stankoverlast, gezondheidsklachten, waardedaling van huizen en de aanvoer van tientallen tonnen mest door aan- en afrijdende vrachtwagens;
overwegende dat niet uit te sluiten is dat een dergelijke mestverwerkingsinstallatie ook zorgt voor een aanzuigende werking en zal leiden tot verdere schaalvergroting en veeverdichting in deze regio, waar de veedichtheid al onwenselijk hoog is;
spreekt uit dat de vestiging van de grootste mestverwerkingsinstallatie van Europa bij Landhorst/Venhorst onwenselijk is;
verzoekt de regering, in overleg met de provincie de vergunningverlening voor de geplande mestfabriek op te schorten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 207 (30175).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Groenlo plannen zijn voor een mestvergistingsinstallatie met een capaciteit van 450.000 ton drijfmest aangevuld met 150.000 ton bermmaaisel per jaar;
spreekt uit dat de vestiging van de mestvergistingsinstallatie in Groenlo onwenselijk is;
verzoekt de regering, in overleg met de provincie de vergunningverlening voor de geplande mestvergister in Groenlo op te schorten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 208 (30175).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Zenderen een mestverwerkingsinstallatie komt met een capaciteit van 250.000 ton mest per jaar;
spreekt uit dat de vestiging van de mestverwerkingsinstallatie in Zenderen onwenselijk is;
verzoekt de regering, in overleg met de provincie de vergunningverlening voor de geplande mestverwerkingsinstallatie in Zenderen op te schorten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 209 (30175).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Grubbenvorst plannen zijn voor twee mestvergisters waar jaarlijks 450.000 ton respectievelijk 120.000 ton dierlijke mest zal worden vergist;
spreekt uit dat de vestiging van deze mestvergisters in Grubbenvorst onwenselijk is;
verzoekt de regering, in overleg met de provincie de vergunningverlening voor de geplande mestvergisters in Grubbenvorst op te schorten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 210 (30175).
De heer Geurts (CDA):
Nu deze moties zijn ingediend, vraag ik mij af of de Partij voor de Dieren het dan wel akkoord vindt — ik kan mij dat voorstellen — dat op andere plekken, die niet genoemd zijn maar waar dat mogelijk is volgens de regelgeving in Nederland, gewoon wel mestvergisters geplaatst kunnen worden?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nee, de Partij voor de Dieren wijst in deze Kamer al langer op de grote gevaren voor de volksgezondheid en de risico's voor de leefbaarheid. Maar een motie voor een algeheel moratorium op de bouw van mestfabrieken haalt het niet in deze Kamer. Sterker nog, daar stonden wij alleen in. Ik heb werkbezoeken afgelegd bij omwonenden van deze giga-installaties. Wij proberen nu, met steun van de Partij van de Arbeid in Brabant, waar die zorgen wel in het college worden gedeeld, om het kabinet over te halen om in elk geval de grootste excessen even stil te leggen en te doen wat het kabinet ook met schaliegas heeft gedaan. Gezien de grote maatschappelijke weerstand vond het kabinet het in dat verband namelijk verstandig om de vergunningverlening even niet door te zetten. Daarom sta ik nu hier. Als het aan ons ligt, komt er een algeheel moratorium op de bouw van alle mestvergisters.
De heer Geurts (CDA):
Dat mevrouw Ouwehand op werkbezoek gegaan is, stond in de media. Dat is mij niet geheel ontgaan. Maar dat terzijde, want dat is aan mevrouw Ouwehand. Het gaat erom dat zij gewoon naar een moratorium streeft. De ingediende moties zijn dus gewoon de inleiding voor een geheel moratorium in Nederland.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nogmaals, wat de Partij voor de Dieren betreft zijn ze dat wel. Jammer genoeg hebben wij niet 76 zetels in de Kamer om een moratorium te kunnen afdwingen. Dus sluit ik mij aan bij partijen die zich wel zorgen beginnen te maken over de excessen in de mestverwerking en de mestvergisting. Ik zeg nadrukkelijk erbij dat dit aan de orde was op het congres van de Partij van de Arbeid. Ik doe dus wat ik kan en hoop dat de excessen ertoe zullen leiden dat het kabinet een pas op de plaats zal maken in de vergunningverlening.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie dient een motie in en voorafgaand daaraan spreek ik een begeleidend woord. In juni 2010 is een motie aangenomen die de regering opriep om wettelijke normen voor trillingen vast te stellen. Het ging daarbij om trillinghinder bij het spoor. Vijf jaar later heeft het RIVM het onderzoek afgerond en dat heeft geresulteerd in een rapportage getiteld: Wonen langs het spoor. Gezondheidseffecten trillingen van treinen? De staatssecretaris schrijft dat het RIVM-onderzoek erop lijkt te duiden dat ernstige hinder door trillingen relatief het vaakst wordt ervaren langs tracés in het oosten van het land, waar verzet is tegen nieuwe spoorlijnen, en in gebieden met een lage mate van stedelijkheid. Dit zijn niet mijn woorden. Ik haal die slechts uit de beantwoording van de staatssecretaris. Zij zegt met andere woorden dus gewoon: mensen die tegen spoorlijnen zijn, wonen in het oosten en hebben meer last van trillingen. De mogelijkheden van toepassing van technische maatregelen worden in beeld gebracht. De staatssecretaris geeft daar nu al bij aan dat maatregelen in bestaande situaties beperkt zijn, mede vanwege de hoge kosten. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gelezen de rapportage van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) "Wonen langs het spoor. Gezondheidseffecten trillingen van treinen";
constaterende dat het RIVM gevraagd zal worden om een verbeterde methodiek te ontwikkelen waarmee te verwachten trillingssterktes berekend kunnen worden en dat ProRail gevraagd zal worden een maatregelencatalogus op te stellen;
constaterende dat de staatssecretaris voornemens is om de Kamer eind 2015 te informeren over het instrumentarium dat het meest geëigend is, of een wettelijke norm wel mogelijk is, in welke situaties een dergelijke norm toegepast zou kunnen worden en welke mogelijke maatregelen ingezet kunnen worden om trillinghinder te verminderen;
verzoekt de regering:
- de Kamer eind 2015 tevens aan te geven wat de kosten van de uitvoering van de mogelijk in te zetten maatregelen zijn;
- daarbij het aangepaste gebruik van de Betuweroute te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 211 (30175).
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb vandaag één motie om in te dienen. We hebben het debat met de staatssecretaris uitgebreid gevoerd. Ik waardeer de inzet van de staatssecretaris voor de kwaliteit van onze leefomgeving. Op één onderdeel zijn wij het tijdens het debat niet eens geworden, vandaar deze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onderzoek van TNO heeft uitgewezen dat op lokaal niveau de bijdrage van brommers en scooters aan de uitstoot van fijnstof wel 5% kan bedragen;
overwegende dat de bijdrage van brommers en scooters aan luchtvervuiling in stad of ommelanden locatiespecifiek en onvergelijkbaar is;
overwegende dat dit rechtvaardigt dat de uitstoot door kleine tweewielers als aparte bron wordt meegenomen in de berekeningen van de lokale luchtkwaliteit en niet in de achtergrondconcentratie;
verzoekt de regering, de uitstoot van kleine tweewielers als aparte bron mee te nemen in de berekeningen van de lokale luchtkwaliteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 212 (30175).
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voornemens is per 1 januari 2016 een verbod op gratis plastic tassen in te voeren;
overwegende dat het de bedoeling is dat dit verbod in een ministeriële regeling wordt vastgelegd;
overwegende dat over het algemeen de betrokkenheid van de Kamer bij het opstellen van een ministeriële regeling gering is en de Raad van State geen advies daarover uitbrengt;
van mening dat betrokkenheid van de Kamer en een advies van de Raad van State in dezen zeer wenselijk zijn;
verzoekt de regering om het voornemen met betrekking tot een regeling van een verbod op gratis plastic tassen uit te werken in een Algemene Maatregel van Bestuur en deze in een voorhangprocedure aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 213 (30175).
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik geef hierop de volgende toelichting. Een verbod op gratis plastic tassen is in mijn ogen overbodig. Het is betuttelend omdat het voorbijgaat aan alle inspanningen die retailers nu al leveren om plastics terug te dringen. Bovendien, en dat vind ik pijnlijk als liberaal, gaat het voorbij aan de eigen vrije keuzes van mensen. Consumenten kunnen uitstekend zelf bepalen of ze een eigen tas meenemen, of ze betalen voor een tasje of dat ze spontaan een aankoop doen en daarmee een stukje consumentengemak waarderen. Zij kunnen uitstekend zelf hun verantwoordelijkheid nemen.
Het is ten slotte ook onuitvoerbaar, want een verbod gaat echt handhavingsproblemen opleveren. Waarom de een wel en de ander niet? Of het nu gratis is of niet, hoe zie je het milieueffect? De VVD-fractie wil geen plasticpolitie. Zij wil geen inspecteurs die stiekem op de markt met een soort gleufhoed gaan controleren "mevrouw, hebt u wel een stuiver betaald voor dit tasje?". Dat is volgens mij geen goede zaak.
Ik geef een ander voorbeeld: de Chinese rijsttafel. Dat wordt letterlijk genoemd door een woordvoerder van het ministerie: op zondag de rijsttafel. De elf bakjes bij de Chinees zijn al verpakt in plastic. Die zou je dan in een of andere jutezak moeten doen: je rijst, je kroepoek en je tjaptjoi. Waar gaat dit nog over? Er leven bij de VVD heel veel vragen. De VVD wil daarom betrokken zijn en vanuit de Kamer controle uitoefenen op zo'n voorstel. Daarom heb ik deze motie ingediend.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
We zien hier dat de VVD feilloos de hoofdzaak van de bijzaak weet te onderscheiden op het gebied van milieubeleid. Mijn vraag aan de collega van de VVD is waarom hij, als het toch een relatief kleine maatregel is, die nu zo zwaar wil gaan optuigen in een laatste poging om zijn gelijk te halen in het Kamerdebat. Is het niet democratischer om deze maatregel nu gewoon te laten uitvoeren en om dan de resultaten daarvan te bekijken? Andere Europese landen voeren hem immers ook in en daar zien ze wel degelijk resultaat. Is het niet een heel zwaar middel om iets wat de VVD een kleinigheid vindt op deze wijze toch proberen tegen te houden?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Mevrouw Van Tongeren haalt wat dingen door elkaar. Europa zegt dat je het moet terugdringen, maar het laat de lidstaten vrij om te bepalen op welke wijze dat gebeurt. Ik ben daar blij om. Dat is goed. Nederland kiest voor een verbod, niet alleen op de hemdtasjes, maar op eigenlijk alle gratis plastic tassen. Dat gaat veel te ver. Ik vind dat een veel te zwaar middel. Daarmee ga je aan het doel voorbij, namelijk het terugdringen van plastics en plastic verpakkingsafval. Dat doel deel ik met mevrouw Van Tongeren, alleen ben ik er als liberaal niet voor om zo'n middel — een wettelijk verbod dat je moet gaan handhaven en waarmee je dan dus alle problemen van dien krijgt — in te zetten. Dat kan ik echt niet steunen. Het gaat om het doel, dat delen we, maar het middel is veel te zwaar.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind het teleurstellend dat de VVD een karikatuur neerzet van de plasticpolitie die met een gleufhoed op pad gaat. Het gaat hier wel om de leefomgeving, het milieu van de heer Dijkstra, zijn kinderen en kleinkinderen. Die leefomgeving staat enorm onder druk door het plastic dat in het milieu terechtkomt. Weet de heer Dijkstra dat de detailhandel snakt naar maatregelen van de rijksoverheid om een steuntje in de rug te krijgen? De detailhandel wil ook van die plastic tasjes af, maar zegt: we hebben echt een overheid nodig die ons een steun in de rug geeft, zodat duidelijk is voor klanten wat de nieuwe norm is, namelijk: geen tasje en als je er echt eentje nodig hebt, dan betaal je een paar centen. Wij delen in ieder geval nog wel het principe dat de vervuiler betaalt. Ik vind daarom dat dit zeer gerechtvaardigd is en dat de karikatuur die de heer Dijkstra ervan maakt beslist niet op zijn plaats is.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik zie dat als een verschil van mening. Als je iets doet, moet je toch weten hoe je het gaat handhaven? Als je iets gaat doen, moet je toch weten wat het milieueffect is? Ik heb 52 vragen aan de staatssecretaris gesteld, maar zij kan dat niet aantonen. Dan denk ik: waar zijn we mee bezig? De plasticsoep en allerlei onderbuikgevoelens worden erbij gehaald. Nee, plastic op straat is niet goed en plastic in het zwerfafval is ook niet goed, maar een wettelijk verbod alleen in Nederland op plastic tassen dat in die breedte geldt, gaat voorbij aan alles waar wij voor staan. Ik noem een alternatief: papier. Papieren tassen, die zijn dan ideaal. Als je kijkt naar de milieubelasting, en het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken heeft dat gedaan, zie je dat de milieubelasting van het fabriceren van een papieren tas meer is dan van een plastic tas.
Een wettelijk verbod gaat ook voorbij aan de huidige recycling van plastics. Heel veel retailers hier in de stad hebben plastic draagtassen die uit gerecycled materiaal zijn gemaakt. Dat kill je op deze manier. Ik vind dat hartstikke zonde. Het gaat echt voorbij aan het milieueffect. Het is een veel te zwaar middel. Het gaat gewoon niet werken.
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Ik begrijp dat het voor een liberaal erg teleurstellend is om met zo'n verbod te komen. Heel veel ondernemers zijn echter blij met een dergelijk verbod, omdat ze gratis weggeven ook niks vinden. Is mijn VVD-collega blind voor de schade die dergelijke rondzwervende tasjes toebrengen aan mens en milieu? Heel veel dieren krijgen plastic in de maag, bijvoorbeeld in de Noordzee, waar het plastic ook terechtkomt. In 95% van de gevallen is dat zo. Dit betekent dat hiermee heel veel dierenleed gepaard gaat. Is de heer Dijkstra daar blind voor?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, daar ben ik niet blind voor. Maar als ik kijk naar de statistieken en de plek waar de plastic soep vandaan komt, gaat dat niet om wat er in Scheveningen de zee in waait. Nee, dat gebeurt in Bangladesh, in Vietnam, in de Filippijnen, in China. Daar komt de plastic soep vandaan. Laat ik een voorbeeld geven. Hoe neem je in vredesnaam op de markt je 400 gram sperziebonen, je twaalf mandarijntjes en je doosje aardbeien mee als je geen tasje bij je hebt? Als je thuiskomt, is het een smoothie geworden. Ik zie dat echt niet zitten.
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Mijn motto is: think global and act local. Geef het goede voorbeeld. Dit verbod geeft ons de kans om wereldwijd het goede voorbeeld te geven.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De maatregel gaat te ver. Ik vind die getuigen van symboolpolitiek als je niet kunt aangeven of en, zo ja, hoe je gaat handhaven en wat het milieueffect ervan is. De staatssecretaris kan dat allemaal niet aantonen. Wat ons betreft, komt deze maatregel er dus niet.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Op zich is het altijd goed om na te gaan of beleid uit te voeren is. Laten we eventjes for the sake of the argument aannemen dat de heer Dijkstra een punt heeft. Wat is dan het alternatief van de VVD? De VVD zegt altijd dat mensen hun zooi gewoon in de prullenbak moeten gooien en zelf moeten opletten, maar ik zie geen VVD'ers die dat bij mensen thuis gaan controleren. Die zooi komt dus gewoon op straat. Welke plannen heeft de VVD waarmee ervoor gezorgd kan worden dat de oceanen en de stranden niet zo vervuild raken met plastic?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik wijs op de green deal, het terugdringen van plastics in de keten. De staatssecretaris is ambitieus begonnen en is in gesprek met de retail in Nederland en andere brancheorganisaties over de vraag hoe we samen — het is immers een gedeelde problematiek — het gebruik van draagtassen en plastic verpakkingen kunnen terugdringen. Vandaag las ik nog iets heel moois van Albert Heijn, die daarnaar kijkt. We moeten niet vergeten dat plastic een functie heeft. Het zorgt voor minder voedselverspilling en het zorgt ervoor dat zaken langer houdbaar zijn. Je doet dat samen. Je legt dan niet eenzijdig vanuit de overheid een verbod op. Dat ondernemers daarbij staan te juichen, begrijp ik wel, want het is een verdienmodel. Wanneer je €0,05, €0,10 of wat dan ook voor een tasje mag vragen, levert dat geld op. Dat vind ik prima. Alleen, een wettelijk verbod betekent handhaven, uitvoeren en controleren en ook, heel simpel, dat je moet weten wat het milieueffect is. Dat is nog steeds niet helder gemaakt, ondanks al mijn vragen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vroeg hoe effectief en controleerbaar de plannen van de VVD zijn. Wat voor effect gaan die sorteren om de vervuiling door plastic daadwerkelijk terug te dringen? Daarbij ga ik ervan uit dat de VVD dat wil. Misschien wil zij dat niet en zegt zij: wij hoeven niks te doen, want Bangladesh is erger. Maar als de VVD tegen de staatssecretaris zegt nog wat vraagtekens te hebben bij de handhaafbaarheid, vind ik dat de VVD haar eigen sprookjes van green deals moet vertalen naar echte resultaten, die wij hier met z'n allen kunnen controleren. Dan kunnen we de VVD een keertje steunen in haar aanpak van de milieuproblemen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik zie dat als een mededeling waarmee ik het niet eens ben. De green deals werken. We hebben heel veel green deals en sluiten nog steeds nieuwe green deals af. Dat gaat wel op basis van onderling vertrouwen en respect. Je maakt dan afspraken voor de langere termijn. Zo hebben we ook een Raamovereenkomst Verpakkingen, waarin we voor tien jaar duidelijkheid geven aan de markt. Wat we nu doen, is tegen deze green deal zeggen: "Bedrijfsleven, het schiet allemaal niet op. Er is iemand van de Partij van de Arbeid die het wat sneller wil. De staatssecretaris vindt dat prachtig. Weet je wat? We doen een verbod, want dat voelt zo goed." Daar ga ik niet voor.
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel omwonenden geen inzicht hebben in welke stoffen er door hun gemeente worden vervoerd;
constaterende dat op grond van het Verdrag van Aarhus inwoners het recht op informatie over hun leefomgeving hebben;
verzoekt de regering om inzichtelijk te maken welke stoffen er op een traject per jaar worden vervoerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 214 (30175).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat tienduizenden mensen overlast ervaren van trillingen en geluid langs het spoor in onder andere Brabant en Oost-Nederland;
verzoekt de regering om alle mogelijke maatregelen om overlast van trillingen en geluid tegen te gaan te inventariseren en daarover de Kamer dit jaar te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Cegerek en Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 215 (30175).
De heer Geurts (CDA):
De laatste motie lijkt op de motie die wij net ingediend hebben. Ik mis er echter iets in, namelijk de kosten van de uitvoering. Die worden in onze motie wel genoemd. Is dat voor u ook een haalbare kaart?
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Uw motie kwam net even snel voorbij. Volgens mij is het verstandig om de antwoorden van de staatssecretaris af te wachten. Vervolgens zullen wij er een oordeel over geven.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vraag de PvdA-fractie of zij bereid is om mijn motie over de mestinstallatie bij Landhorst te steunen. De fractie van de Partij van de Arbeid in Brabant heeft hier expliciet om gevraagd. Het congres van de Partij van de Arbeid heeft ook een motie hierover aangenomen, met steun van de Tweede Kamerfractie. Het kabinet wil het echter niet. De bal ligt dus bij mevrouw Cegerek. Ik hoor graag van haar of zij de motie positief beoordeelt en wil steunen.
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Ik zag net een aantal moties van de Partij voor de Dieren. Mevrouw Ouwehand haalt er van alles bij en legt dit op het bordje van de Partij van de Arbeid. Omdat de Partij van de Arbeid het in Brabant zo wil, zou het landelijk ook zo geregeld moeten worden. Het is terecht dat de PvdA Brabant een dergelijk signaal heeft afgegeven. Het bevoegd gezag is de provincie. Het moet dus ook op provinciaal niveau geregeld worden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vraag dit omdat niet alleen de fractie van de Partij van de Arbeid in Brabant heeft gezegd dat zij dit niet wil. Op het congres is een motie ingediend. De Tweede Kamerfractie heeft expliciet gezegd dat zij het ermee eens is en dat zij het voorstel wil steunen. Het kabinet — staatssecretaris Dijksma was erbij — heeft er echter geen zin in. Het congres heeft de Tweede Kamerfractie gevolgd en heeft de Tweede Kamerfractie gevraagd om zich te verzetten tegen de komst van een mestfabriek daar. Dan ligt het toch voor de hand dat de Tweede Kamerfractie dit ook doet, in plaats van op het congres ja te zeggen en in de Tweede Kamer weer stiekempjes de lijn van het kabinet te volgen?
Mevrouw Cegerek (PvdA):
U moet de boel niet verdraaien, mevrouw Ouwehand. U moet wel realistisch zijn. U haalt er van alles bij. De provincie gaat hierover en moet er een beslissing over nemen. Ik ben het niet met u eens. Dit debatje heb ik al eerder met u gevoerd. Ik wil het nog wel een keer doen, maar wat mij betreft heeft dit geen toegevoegde waarde.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, we doen hier geen debatten over. Het is al gevoerd. De stemming zal later volgen en dan zal het standpunt van de Partij van de Arbeid over uw motie blijken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit recent RIVM-onderzoek blijkt dat mensen in Nederland gemiddeld vier maanden korter leven door luchtvervuiling met stikstofdioxide;
verzoekt de regering, naast een beleid gericht op het halen van normen, beleid te ontwikkelen gericht op een permanente afname van de emissies en concentraties, ook in gebieden die (net) aan de norm voldoen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Ouwehand, Smaling en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 216 (30175).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit recent RIVM-onderzoek blijkt dat mensen eerder doodgaan door stikstofdioxide in de lucht;
overwegende dat effecten van luchtvervuiling bij elkaar optellen;
verzoekt de regering om een aanvullende studie uit te voeren naar de cumulatieve effecten van vervuilende stoffen in de lucht en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Ouwehand en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 217 (30175).
De voorzitter:
De staatssecretaris vraagt om enkele minuten schorsing voordat de beantwoording plaatsvindt.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Ik behandel de eerste vier moties in één keer. Dat is waarschijnlijk niet verrassend. Ik heb hier in het AO al over gesproken met mevrouw Ouwehand. De provincies en gemeentes zijn via het ruimtelijk beleid verantwoordelijk voor de vergunning voor locaties van mestverwerkingsinstallaties en mestvergisters. Het kabinet is niet verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen; dat doen de lokale overheden. Het kabinet kan vergunningverlening voor deze mestverwerkingsinstallaties dus niet opschorten. Ik ontraad de eerste vier moties dan ook.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris zich aan de eigen bevoegdheden wil houden. Er komt echter nog informatie over de risico's van vergistingsinstallaties. Is het kabinet wel bereid om provincies ertoe op te roepen om de vergunningverlening op te schorten? De aanwijzingen dat er gevaren voor de volksgezondheid zijn en dat er druk op de leefomgeving ontstaat, zijn behoorlijk reëel. Dat kan ertoe leiden dat wij moeten concluderen dat het niet verantwoord is om deze ontwikkeling nu door te zetten en dat wij even pas op de plaats moeten maken. Zo'n oproep aan de betreffende provincies zou toch wel op zijn plek zijn?
Staatssecretaris Mansveld:
Die mening deel ik niet met de Partij voor de Dieren. Ik ga de provincies niet aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Het is belangrijk dat de verantwoordelijkheid bij een decentrale overheid ligt. Die zal de informatie tot zich nemen en die moet gemotiveerd de juiste vergunningen afgeven. Dat laat ik aan de decentrale overheid.
Ik kom op de motie-Geurts/Van Helvert op stuk nr. 211 over de trillingen. Het is mijn voornemen om de Kamer eind 2015 te informeren over de mogelijke maatregelen en de kosten daarvan. Daarbij gaat het vooral om technische maatregelen en niet om opties als heroverweging van gebruik van de Betuweroute. Vanwege dat laatste punt ontraad ik dan ook de motie.
De heer Geurts (CDA):
Dat vind ik nou jammer. In onze ogen, en ook in de ogen van de staatssecretaris, kan de Betuweroute zwaarder belast worden. Dat moet de staatssecretaris wel meewegen bij de trillingen. Op dit moment is de Betuweroute minder zwaar belast, om het maar in die termen te zeggen. Wat zou erop tegen zijn om dit punt op deze manier mee te nemen?
Staatssecretaris Mansveld:
De Betuweroute is een dedicated lijn voor goederen. Dat gaat via inplanning. Zoals ik al zei, onderzoeken wij de mogelijke technische maatregelen. In die zin gaan wij niet kijken naar het gebruik van de Betuweroute. Als de heer Geurts dat laatste punt in zijn motie wil laten staan, moet ik de motie helaas ontraden.
Ik kom op de motie-Dik-Faber/Van Tongeren op stuk nr. 212. Ik denk dat mevrouw Dik-Faber wel ongeveer weet wat ik ga antwoorden. Via de achtergrondconcentraties wordt de bijdrage van bromfietsen in en buiten de steden meegenomen in de berekeningen van de luchtkwaliteit. De bijdrage van bromfietsen aan de achtergrondconcentraties is gering. Alleen op plekken waar het aantal bromfietsen relatief hoog is in vergelijking met het aantal personen- en bestelauto's kan de bijdrage van bromfietsen aan de lokale luchtvervuiling relevant worden. Aangezien er echter meestal geen verkeerstellingen van bromfietsen bij gemeenten beschikbaar zijn, kan hun lokale bijdrage aan de concentratie in de monitoringstool niet in berekeningen worden meegenomen. Om die reden ontraad ik de motie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben het eens met de staatssecretaris dat de totale bijdrage van bromfietsen aan de luchtvervuiling gering is, maar locatiespecifiek, in de grote steden, zijn er toch echt wel grote problemen. Ik begrijp niet waarom de staatssecretaris zegt: ik kan het niet. In grote steden als Utrecht heeft men het wel uitgerekend en daar blijkt het een groot probleem te zijn. Als we weten hoe groot het probleem is, kunnen we maatregelen nemen. Het lijkt mij echt onvoldoende om het in de achtergrondconcentratie mee te nemen. Een grote stad als Amsterdam, Rotterdam of Utrecht heeft een totaal andere lokale situatie dan een dorp in Noordoost-Groningen. Ik vraag dus nogmaals: als een gemeente als Utrecht het kan, waarom zouden wij dan niet met elkaar aan de slag gaan? Het is van belang voor de lokale volksgezondheid om dit beter in kaart te brengen.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik heb net al gezegd dat de bijdrage gering is. Ik zie het rendement er niet van in om dit te doen. Het wordt meegenomen, namelijk in de achtergrondconcentraties. Daar wil ik het ook laten.
Ik kom op de motie op stuk nr. 213. Als ik de motie van de heer Dijkstra zo mag interpreteren dat de Kamer graag meekijkt, dan ben ik bereid de ministeriële regeling bij de Kamer voor te hangen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoord. Een ministeriële regeling is echter van lagere orde dan een Algemene Maatregel van Bestuur. Ik wil toch dat zij in haar reactie aangeeft dat het via een Algemene Maatregel van Bestuur wordt gedaan.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik ben niet voornemens om het via een AMvB te doen. Het is heel simpel. Het besluit verpakkingen is via de Raad van State gegaan. Daar baseer ik dit verbod op. Daarom is het ook een ministeriële regeling. Zoals ik al zei, ben ik bereid deze voor te hangen bij de Kamer.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het is op zich goed dat de staatssecretaris de ministeriële regeling wil voorhangen. Kan zij deze ook voorzien van een advies van de Raad van State? Dan ben ik helemaal gelukkig.
Staatssecretaris Mansveld:
Het antwoord daarop is nee. Als ik de motie op deze wijze dien te interpreteren, moet ik haar ontraden.
Voorzitter. Ik kom op de motie op stuk nr. 214 over het vervoer van stoffen per traject. Ik denk dat transparantie belangrijk is. De Wet basisnet is op 1 april in werking getreden en die voorziet daar ook in. Welke soorten gevaarlijke stoffen jaarlijks kunnen langskomen, kunnen bewoners afleiden uit de bijlage van de Regeling basisnet. Welke gevaarlijke stoffen daadwerkelijk langs zijn gekomen, zal worden opgenomen in de jaarlijkse openbare rapportages basisnet aan de Tweede Kamer. Verder wordt gewerkt aan het via een website publiceren van de cijfers over het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen in de jaren 2006 tot 2014. Deze motie zie ik daarom als ondersteuning van beleid.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 215. Ik ben het ermee eens dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan geluidshinder en trillingshinder. Dat heb ik ook al betoogd in het AO. Omwonenden hebben last van die zaken. Ik vind het ook belangrijk dat ernstige hinder wordt tegengegaan. Er is veel bekend over welke maatregelen tegen geluidshinder mogelijk zijn. Daarvoor is er een wettelijk afwegingskader beschikbaar. Voor trillingen is dat echter nog niet het geval. Het is ook niet eenvoudig om dit te maken. Bij spoorprojecten worden wel maatregelen tegen trillingshinder getroffen. Daar heb ik de Kamer ook voorbeelden van gegeven. In de motie wordt gevraagd om een inventarisatie van maatregelen. Ik heb aangekondigd dat er dit jaar verder onderzoek wordt gedaan. Het doel daarvan is om te komen tot een voldragen inzicht in mogelijke maatregelen tegen trillingshinder, voor zowel nieuwe als bestaande situaties, en in de effecten en de kosten daarvan. Ik zal de Kamer eind dit jaar hierover informeren. In dit licht laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.
Ik kom op de moties op stukken nrs. 216 en 217. De luchtkwaliteit is in de afgelopen decennia verbeterd. Als het NSL, het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, in 2017 afloopt, zullen we vrijwel overal voldoen aan de grenswaarden. Ik werk met gemeenten en provincies samen aan een betere luchtkwaliteit, niet alleen om te voldoen aan de normen, maar ook omdat een schonere en gezondere lucht binnen en buiten onze steden een van mijn speerpunten is. Dit onderzoek van het RIVM bevestigt nog eens hoe belangrijk het is dat we doorgaan met werken aan een betere leefomgeving, zelfs als straks de normen zijn gehaald. Zoals aangegeven bij de beantwoording van de Kamervragen van de leden Visser en Dijkstra, werk ik samen de grote steden aan een verkenning actieplan om te bezien wat er lokaal nodig is om de situatie in de hotspots, waar de grootste problemen zijn, te verbeteren. Ik kom binnenkort met een schriftelijke reactie op dit rapport. Daar heeft de Kamer ook om gevraagd. Als de interpretatie van de GroenLinksfractie inhoudt dat we beleid in de breedte neerzetten om ervoor te zorgen dat we de normen overal halen en dan voortgaan met het beleid en ik de motie op stuk nr. 216 zo mag lezen, dan zie ik haar als ondersteuning van beleid. De motie op stuk nr. 217 gaat over cumulatie. Daar wordt al aandacht aan besteed in het onderzoek. Ook die motie is derhalve ondersteuning van beleid.
De voorzitter:
Daarmee zijn alle ingediende moties besproken. Ik dank de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Voordat wij doorgaan met het volgende VAO, vraag ik de leden, ook mevrouw Van Tongeren, om nog even te blijven zitten, zodat wij voldoende leden hebben om het volgende VAO te openen. Dan kunnen wij door met de vergadering.
Milieuraad
Milieuraad
Aan de orde is het VAO Milieuraad (AO d.d. 04/03).
Termijn inbreng
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg bleek dat een afspraak binnen de Europese Unie om hormoonverstorende stoffen uit te faseren lijkt te worden gefrustreerd. De staatssecretaris komt nog met informatie. Zij heeft gezegd "ik duik erin", maar ik heb alvast een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat afgesproken is om binnen de Europese Unie alle hormoonverstorende stoffen uit te faseren en om eind 2013 criteria daarvoor te presenteren;
constaterende dat blijkt dat er inderdaad criteria zijn opgesteld, maar dat deze onder zware lobbydruk van de producenten van deze stoffen niet zijn gepresenteerd door de Europese Commissie;
verzoekt de regering, druk op de Europese Commissie uit te oefenen om de opgestelde criteria zo snel mogelijk om te zetten in een beleidsaanpak voor een snelle uitfasering van hormoonverstorende stoffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 550 (21501-08).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie binnenkort een besluit neemt over een aanvraag voor toelating van de teelt van een genetisch gemanipuleerde maissoort;
constaterende dat er zowel vanuit de lidstaten als vanuit het Europees Parlement grote tegenstand is tegen deze mais;
constaterende dat er op korte termijn regels van kracht worden op grond waarvan een lidstaat een nationaal verbod op teelt van gentechgewassen kan instellen;
verzoekt de regering, een verbod voor te bereiden op de teelt van het genetisch gemodificeerde maistype 1507 in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 551 (21501-08).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
wijzende op de ambitie van de regering om het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw fors te verminderen;
constaterende dat de aanvragen die momenteel voorliggen voor de teelt van gentechgewassen in de EU stuk voor stuk gaan over hetzij herbicideresistente gewassen, hetzij gewassen die zelf een bestrijdingsmiddel aanmaken;
constaterende dat er op korte termijn regels van kracht worden op grond waarvan een lidstaat een nationaal verbod op teelt van gentechgewassen kan instellen;
verzoekt de regering, in het toegezegde afwegingskader voor het nemen van beslissingen over de teelt van gg-gewassen op Nederlands grondgebied op te nemen dat herbicideresistente gewassen en gewassen die zelf een bestrijdingsmiddel aanmaken, worden uitgesloten van teelt in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 552 (21501-08).
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. De staatssecretaris heeft de vragen van de PvdA-fractie op adequate wijze geadresseerd in het overleg dat wij hebben gevoerd. Toch wil ik een motie indienen. Het is namelijk zo dat er heel veel CO2-reductie tot stand kan worden gebracht met relatief eenvoudige maatregelen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Brazilië door ontbossing in het Amazonegebied te reduceren sinds 2005 meer CO2-reductie tot stand heeft gebracht dan alle landen in de EU gezamenlijk;
overwegende dat in de aanloop naar de klimaattop in Parijs het verminderen van klimaatvervuiling maximaal en kostenefficiënt moet worden aangepakt;
verzoekt de regering, een extra inspanning te leveren om door middel van bilaterale en multilaterale overeenkomsten met minder ontwikkelde landen klimaatvervuiling tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jan Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 553 (21501-08).
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er vanuit de EU een nieuw voorstel zal komen inzake de circulaire economie;
verzoekt de regering, zich binnen de EU, wanneer het gaat om de nieuwe voorstellen voor een circulaire economie, hard te maken voor het bevorderen van investeringen en het wegnemen van belemmeringen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 554 (21501-08).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de lasten voor het midden- en kleinbedrijf als gevolg van de REACH-verordening te hoog zijn;
overwegende dat dit de werkgelegenheid schaadt;
verzoekt de regering, de lasten als gevolg van REACH aan de kaak te stellen in de EU;
verzoekt de regering voorts, nader onderzoek te doen naar de kosten van REACH die alle bedrijven gezamenlijk maken;
verzoekt de regering tevens, meer prioriteit te geven aan het terugbrengen van de lasten als gevolg van REACH en op korte termijn maatregelen te nemen om de lastendruk voor het midden- en kleinbedrijf te verminderen;
verzoekt de regering ten slotte om de Kamer voor juli 2015 te informeren over de voortgang van dit dossier,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 555 (21501-08).
Ik kijk naar de staatssecretaris. Zij vraagt om een korte schorsing voorafgaand aan haar beantwoording.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Ik begin bij de eerste motie. Wij werken aan een richtlijn volgens een pragmatische aanpak. Ik deel de intentie van de motie volledig, maar ik stuit wel op twee termen, "alle hormoonverstorende stoffen" en "snelle uitfasering". Daar wordt het wel spannend. Als het allemaal heel snel moet, heb ik moeite met de motie. Als het de bedoeling is om te stimuleren dat wij op pragmatische wijze die richting op gaan, delen wij hetzelfde uitgangspunt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Als de staatssecretaris zenuwachtig wordt van "snel" en "alle", word ik zenuwachtig van "pragmatisch". Dat is namelijk precies waar de discussie nu over gaat. De staatssecretaris heeft toegezegd dat zij in de artikelen van The Guardian zal duiken, waarin gerapporteerd wordt dat er wel degelijk stukken van ambtenaren zijn waardoor wij aan de slag hadden kunnen zijn, maar dat die onder tafel zouden zijn gehouden. Ik ben bereid om mijn motie aan te houden totdat die informatie tot ons komt. Ik hoop dat de staatssecretaris de oorspronkelijke doelen wel vasthoudt. Die waren namelijk niet pragmatisch; het doel was het uitfaseren van alle hormoonverstorende stoffen.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (21501-08, nr. 550) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Mansveld:
Dank u. Ik denk dat mevrouw Ouwehand en ik samen een heel eind komen.
In de tweede motie wordt mij gevraagd om een verbod op de teelt van maistype 1507 voor te bereiden. Op 14 juni 2014 heeft de Kamer de regering verzocht om haar actief te betrekken bij het opstellen van een nationaal afwegingskader voor de teelt van ggo's op Nederlands grondgebied. Met de ingediende motie geeft mevrouw Ouwehand aan dat de uitkomst van de toepassing van dat afwegingskader wat haar betreft al vaststaat, namelijk een verbod. Het lijkt mij dat de Kamer geen behoefte heeft aan een afwegingskader waarbij op voorhand duidelijk is welke afweging daaruit komt. Een afwegingskader heeft het woord "afwegen" in zich. Vanuit dat perspectief zie ik tegenstrijdigheid tussen deze motie en de motie van 14 juni. Op die grond ontraad ik de motie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris zegt dat wij dat afwegingskader nog vast moeten stellen. Is zij het wel met de Partij voor de Dieren eens dat een scherp afwegingskader bij een eventuele toelating — ik hoop niet dat die er komt — een goede test zou zijn om te bekijken of het juridisch houdbaar is en of wij inderdaad al onze criteria kunnen inzetten om zo'n maissoort die wij niet willen, van ons grondgebied te weren? Ik ben bereid om ook deze motie aan te houden, maar kan de staatssecretaris toezeggen dat het, als wij dat afwegingskader scherp hebben, goed is om meteen één casus te nemen om te bekijken of het werkt?
Staatssecretaris Mansveld:
Nu is mais 1507 een wat lastige casus, want daarover heeft de Europese Commissie zich niet uitgesproken. Er is nog een aantal andere overgangsdossiers. Ik denk dat wij keurig rechtaan een afwegingskader moeten vaststellen en een overgangsregeling moeten toepassen op een aantal dossiers. Daarna moeten wij in alle nieuwe gevallen het afwegingskader toepassen. Het geval van mais 1507 is op dit moment nog zwevende in die zin dat de Europese Commissie zich daarover nog moet uitspreken. Ik heb in dit dossier één ding duidelijk: wij moeten nergens op vooruitlopen en stap voor stap precies doen wat wij met elkaar hebben afgesproken. Ik ontraad dus de motie.
De heer Jan Vos (PvdA):
Is de staatssecretaris in staat om op dit moment een kabinetsstandpunt ten aanzien van deze maissoort te formuleren?
Staatssecretaris Mansveld:
Het huidige kabinetsstandpunt is een "ja, mits"-beleid. Naar aanleiding van wat er de afgelopen maanden in het kader van ggo's besproken is, zijn er in dezen een aantal uitstapjes gemaakt, in die zin dat de Kamer een motie heeft ingediend om mais 1507 te verbieden. Het is nog niet duidelijk wat de Europese Commissie van mais 1507 vindt. Ik weet nog niet eens wat de Europese Commissie gaat besluiten. Het is dus lastig om daarop vooruit te lopen. Ik heb gezegd dat ik het belangrijk vind dat wij een afwegingskader opstellen en dat voor de overgangsdossiers de overgangsperiode wordt gehanteerd. Het is onduidelijk of mais 1507 een overgangsdossier is en of het überhaupt een dossier wordt, simpelweg omdat na tien, twaalf jaar nog steeds niet duidelijk is of het wel of niet toegelaten wordt.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u door met de beantwoording, minister.
Staatssecretaris Mansveld:
In de motie op stuk nr. 552 wordt de regering verzocht, in het toegezegde afwegingskader voor het nemen van beslissingen over teelt van gentechgewassen op Nederlands grondgebied op te nemen dat herbicideresistente gewassen worden uitgesloten. Dat is wel ingewikkeld, want in een afwegingskader zet je de afwegingen. Naar aanleiding van die afwegingen neem je vervolgens een besluit. In het afwegingskader opnemen dat bepaalde zaken al worden uitgesloten, is ingewikkeld. Daarvoor is het afwegingskader niet bedoeld. Daarom ontraad ik deze motie.
In de motie op stuk nr. 553 vraagt de heer Vos om extra inspanningen. Ik zie deze motie nadrukkelijk als ondersteuning van mijn beleid. Als ik kijk naar bijvoorbeeld Brazilië, dan zie ik een land dat koploper is in de wereld bij het toepassen van hernieuwbare energie. Tegelijkertijd zie ik dan een land dat een aantal complexe sociaaleconomische problemen kent. Volgens mij is het belangrijk dat juist met dit soort landen de dialoog wordt aangegaan, niet alleen bilateraal, maar ook multilateraal. De heer Vos en ik zouden hierover volgens mij een avondvullend programma kunnen opstellen. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid en ik laat het oordeel erover aan de Kamer.
In de motie van de heer Dijkstra op stuk nr. 554 gaat het over de circulaire economie, het hardmaken voor het bevorderen van investeringen en het wegnemen van belemmeringen. Mijn reactie is: ja, ja, ja. Dit is ondersteuning van beleid. Volgens mij is dit precies wat we graag willen. Het gaat om hoge ambities met vermindering van regels. Het gaat om effectieve regels. It makes it work. Investeringen zijn belangrijk, want de circulaire economie is de economie die wij graag zien, is de economie van de toekomst. Deze motie is dus ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel erover aan de Kamer.
De volgende motie van de heer Dijkstra, op stuk nr. 555, gaat over REACH. De heer Dijkstra heeft mij daarmee voor een aantal vragen gesteld. Ik heb recentelijk een brief naar de Kamer gestuurd over kosten van REACH. Ik begrijp dat die brief in een AO geagendeerd zal worden en ergens in de komende weken zal worden besproken. De heer Dijkstra vraagt om nader onderzoek. We hebben echter al onderzoek gedaan. Het is dus de vraag wat in dit verband nader onderzoek is, naast het bestaande onderzoek. Ik ben op dit moment van mening dat er voldoende onderzoek is gedaan, maar mocht er meer onderzoek nodig zijn, dan wil ik daarover graag in debat gaan. Als de heer Dijkstra een aantal zaken noemt die hij graag zou laten onderzoeken, dan wil ik daarover graag met hem in debat gaan. Gezien het geplande AO en de brief die ik de Kamer hierover al heb gestuurd, kan ik deze motie echter niet goed plaatsen. In zo'n situatie heb ik altijd de neiging om te vragen of de motie kan worden aanhouden totdat het AO is gehouden. Dan kunnen we over de wenselijkheid van aanvullend onderzoek gewoon breed van gedachten wisselen. De heer Dijkstra kent immers mijn doelen voor REACH: laagdrempelig, goed, zo min mogelijk regels en zo min mogelijk kosten.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het klopt dat dit onderwerp geagendeerd was bij de bespreking van de Milieuraad. Het komt straks ook weer terug. Ik stel voor dat we er dan uitgebreider met elkaar over spreken en dat we dit wat nader specificeren. Ik houd de motie daarom aan.
Staatssecretaris Mansveld:
Dank u wel.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Remco Dijkstra stel ik voor, zijn motie (21501-08, nr. 555) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik stel vast dat hiermee alle moties door de staatssecretaris zijn besproken.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij zullen volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. Vanavond is er geen vergadering in verband met de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Morgen vergadert de Kamer om diezelfde reden niet.
Sluiting
Sluiting 18.09 uur.