Schriftelijke vragen : Tegemoetkomingsregeling Stoffengerelateerde Beroepsziekten
Vragen van de leden Patijn (GroenLinks-PvdA) en Van Oostenbruggen (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over Tegemoetkomingsregeling Stoffengerelateerde Beroepsziekten (ingezonden 28 mei 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag van 29 april 2024 over de Tegemoetkomingsregeling
Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TBS)?1
Vraag 2
Op welke wijze zijn relevante stakeholders betrokken geweest bij het opstellen van
de huidige drie protocollen voor asbest gerelateerde longkanker, allergisch beroepsastma
en schildersziekte (CSE)? Klopt het dat de patiëntenverenigingen niet tot nauwelijks
betrokken zijn geweest?
Vraag 3
Klopt het dat er in 2023 254 aanvragen waren, waarvan er 170 in behandeling zijn genomen?
Klopt het dat er hiervan 41 zijn toegekend en 129 zijn afgewezen?
Vraag 4
Welke verklaringen voor het lage aantal aanvragen ziet u nog meer, buiten de redenen
die u beschrijft in de brief «Voortgang regeling TSB Tegemoetkoming Stoffengerelateerde
Beroepsziekten»?2
Vraag 5
Kunt u bij vraag vier ingaan op de mogelijke verklaring dat de regeling onvoldoende
bekend was? Hoe beschouwt u de opvatting zoals deze is geuit in de uitzending van
EenVandaag dat de bekendheid van de regeling onbekend is gehouden omdat men bang was
dat er te veel aanvragen zouden komen?
Vraag 6
Kunt u bij vraag vier ook ingaan op de mogelijke verklaring dat het diagnosticeren
van beroepsziekten in veel gevallen niet wordt vergoed uit de Zorgverzekeringswet
en dat het hierdoor moeilijker is voor (potentiële) slachtoffers van stoffengerelateerde
beroepsziekten om een aanvraag voor de TSB-regeling in te dienen?
Vraag 7
Welke aanknopingspunten ziet u om de mogelijke knelpunten in vraag 4, 5 en 6 weg te
nemen?
Vraag 8
Kunt u nader toelichten op welke gronden de aanvragen zijn afgewezen? Kunt u aangeven
bij hoeveel afwijzingen het ging om gebrek aan medische informatie? En kunt u aangeven
bij hoeveel afwijzingen het ging om gebrek aan blootstellingsinformatie?
Vraag 9
Op welke wijze verklaart u het hoge aantal afwijzingen? Ziet u een verband met het
(ontbreken van) betrokkenheid van de patiëntenverenigingen bij het opstellen van de
protocollen?
Vraag 10
Klopt het dat het medisch panel soms de gestelde diagnose in twijfel trekt en van
mening is dat de diagnose CSE niet juist gesteld is? Is dit een taak van het medisch
panel?
Vraag 11
Wordt daarmee een juridisch vraagstuk door een medicus beantwoord?
Vraag 12
Kunt u nader toelichten waarom er is gekozen om aan te sluiten bij het begrip «voorshands
aannemelijk»? Klopt het dat deze is bedoeld om de vergoeding meer op basis van redelijkheid
toe te kennen dan op basis van de aanwezigheid van volledig en «hard» bewijs?
Vraag 13
Wat zijn de effecten van het aansluiten bij het begrip «voorshands aannemelijk» op
het aantal toekenningen?
Vraag 14
Wat verstaat u onder «voorshands aannemelijk»? Hoe wordt dit begrip in de praktijk
toegepast? Wordt dit toegepast op zowel de medische beoordeling als de beoordeling
van de blootstelling op de werkplek?
Vraag 15
Welke alternatieven ziet u voor dit begrip?
Vraag 16
Waarom is het verhaal van het slachtoffer niet voldoende?
Vraag 17
Wat zegt u tegen de getroffene die volgens de regels informatie moet aanleveren die
niet beschikbaar is, of die niet terug te vinden is?
Vraag 18
Bent u van mening dat wanneer een slachtoffer eerst ziek is geworden door het werk
en vervolgens geen tegemoetkoming krijgt, omdat de werkgever/bedrijfsarts de blootstelling
niet in kaart heeft gebracht, eigenlijk dubbel slachtoffer is?
Vraag 19
Als door nalatigheid van de werkgever het dossier niet compleet is, zou de tegemoetkoming
dan niet ruimhartig toegekend moeten worden en bij twijfel in het voordeel van het
slachtoffer moeten uitvallen?
Vraag 20
Kunt u bij vraag 15 t/m 18 ook ingaan op de aard van de vergoeding, die bedoeld is
als erkenning van het leed en niet als schadevergoeding?
Vraag 21
Op welke manier blijkt dat de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) effectief
is in het tegengaan van stoffengerelateerde beroepsziekten? Klopt het dat de werkgever
nalatig is geweest als hij het risico niet in kaart heeft gebracht en hier geen acties
op heeft ondernomen? Moet de naleving en handhaving van de RI&E niet verhoogd worden
om het effect van dit instrument te vergroten?
Vraag 22
Hoe betrekt u de ervaringen met de TSB-regeling en het ontbreken van informatie over
de wettelijk verplichte RI&E’s, in de lopende discussie over de Arbovisie 2040, de
evaluatie van de RI&E’s en de onafhankelijkheid en rol van de bedrijfsarts?
Vraag 23
Op welke manier gaat u meer maatwerk bespoedigen? Is het denkbaar dat daarbij ook
andere disciplines van deskundigen worden betrokken dan medisch specialisten, bedrijfsartsen
en blootstellingsdeskundigen?
Vraag 24
Is het denkbaar om bij de uitvoering van de TSB-regeling naast medische expertise
ook gebruik te gaan maken van juridische expertise om te beoordelen of de (beroeps)ziekte
een gevolg is van de uitoefening van de werkzaamheden, gezien de belangrijke rol van
het begrip juridische causaliteit in de jurisprudentie over letselschade?
Vraag 25
Kunt u garanderen dat het budget voor deze regeling blijft staan?
Vraag 26
Worden reeds afgewezen aanvragen opnieuw beoordeeld als straks de protocollen zijn
aangepast en op andere manieren meer ruimte is gecreëerd voor maatwerk?
Vraag 27
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Gezond en veilig werken dat
plaatsvindt op 26 juni 2024?
Indieners
-
Gericht aan
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Indiener
Mariëtte Patijn, Kamerlid -
Medeindiener
T. van Oostenbruggen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.