Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het bericht 'Inruim 400 woonwijken ligt tot 10.000 kilo vuurwerk opgeslagen: 'Dat is 400 keer heel gevaarlijk''
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «In ruim 400 woonwijken ligt tot 10.000 kilo vuurwerk opgeslagen: «Dat is 400 keer heel gevaarlijk»» (ingezonden 29 maart 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 17 mei 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «In ruim 400 woonwijken ligt tot 10.000 kilo vuurwerk
opgeslagen: «Dat is 400 keer heel gevaarlijk»»?1 Wat is uw reactie hierop?
Antwoord 1
Ja, het bericht is bekend.
Ik snap dat, naar aanleiding van recente gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld de explosie
in Rotterdam, omwonenden schrikken als een incident gebeurt nabij een vuurwerkopslag
en dat deze mensen zorgen hebben. Het is belangrijk dat vuurwerk veilig opgeslagen
wordt.
Graag wil ik benadrukken dat in de landelijke regelgeving algemene regels voor de
opslag van consumentenvuurwerk hebben opgenomen. Een opslagplaats moet tenminste een
automatische sprinklerinstallatie en brandwerende muren en deuren hebben. Daarnaast
geldt een minimale afstandeis van 8 meter. Bij het opstellen van deze regels is nadrukkelijk
aandacht besteed aan de veiligheid. Een belangrijk uitgangspunt voor een veilige opslag
is dat het consumentenvuurwerk voldoet aan de kwaliteits- en transporteisen. De kwaliteitseisen
voor consumentenvuurwerk zijn opgenomen in de Regeling aanwijzing consumentenvuurwerk
(RAC) en de eisen aan het transport van consumentenvuurwerk in de ADR.2
Vraag 2
Kunt u voor het commissiedebat nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing
op 15 mei 2024 met een reactie komen op in ieder geval het onderdeel van het rapport
en onderzoek «Leren van twee vuurwerkrampen»3 van de Universiteit Twente dat hier specifiek betrekking op heeft; in het bijzonder
de conclusies dat «licht» geclassificeerd vuurwerk bij brand veel gevaarlijker is
dan gedacht, het Vuurwerkbesluit een onterecht beeld van veiligheid creëert, de huidige
zoneringseisen voor consumentenvuurwerkopslag te soepel zijn en de blusinstructies
voor de brandweer ontoereikend?
Antwoord 2
Momenteel wordt er gewerkt aan een gezamenlijke kabinetsreactie met onder andere de
Ministeries Infrastructuur en Waterstaat en Justitie en Veiligheid en de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) op het rapport van de Universiteit Twente. In die
reactie zal worden ingegaan op de genoemde conclusies. Op basis van alle informatie
wordt geprobeerd de precieze omvang van de problematiek in kaart te brengen.
Een van de aspecten waarop de onderzoekers van Universiteit hun conclusie baseren
heeft te maken met de vervoersclassificatie van vuurwerk. Op dit moment voert de Inspectie
Leefomgeving Transport (ILT) nader onderzoek uit naar aanleiding van de signaalrapportage
uit 20224 waaruit blijkt dat veel vuurwerk niet juist is geclassificeerd.
Dit onderzoek richt zich op de oorzaak van de mogelijke massaexplosieve reactie van
vuurwerk dat is opgeslagen in zogenoemde gaasverpakkingen zoals is beschreven in de
signaalrapportage uit 2022. Naar aanleiding van deze signaalrapportage heeft de ILT
de volgende tijdelijke maatregelen van de vuurwerkbranche geaccepteerd om de opslag
en transport veilig te maken:
1. Alle producten met een «screamer» effect (fluitend geluid) niet meer in gaasverpakking
vervoeren en/of opslaan, ongeacht welk type gaasverpakking. Zowel bij plastic als
papieren buizen.
2. Alle producten met «whirl» effect (ronddraaiend effect) niet meer in gaasverpakking
vervoeren en/of opslaan, ongeacht welk type gaasverpakking.
3. Alle producten met een burstpercentage5 van meer dan 12,5% niet meer in «rondom gaasverpakking»6 vervoeren en/of opslaan.
Bovenstaande producten worden momenteel niet meer opgeslagen in woonwijken.
De ILT voert nu testen uit om de te kijken of de gemaakte afspraken het gewenste resultaat
opleveren. Eind mei verwacht de ILT het eindrapport op te kunnen leveren. De resultaten
zijn van belang om te kunnen bepalen of nadere actie, bijvoorbeeld het wijzigen van
wet- en regelgeving, noodzakelijk is. Omdat de ILT-signaalrapportage uit 2022 een
belangrijk onderdeel is van het rapport van de Universiteit Twente, worden de resultaten
van het vervolgonderzoek van de ILT meegenomen in de kabinetsreactie. Zodra de resultaten
van het onderzoek gereed zijn, wordt de kabinetsreactie zo spoedig mogelijk naar Uw
Kamer gestuurd.
Vraag 3
Hoe reageert u op de opmerking van brandweerman Marcel Dokter (voorzitter Vakvereniging
Brandweer Vrijwilligers) dat de brandweer niet altijd weet waar een opslagplek ligt,
en dat ze in grotere gemeenten voor verrassingen komt te staan als het gaat om opslagplaatsen?
Hoe kan dat voorkomen worden?
Antwoord 3
De veiligheidsregio’s hebben zicht op welke locaties een vergunning hebben voor de
opslag van consumentenvuurwerk.
Ondernemers die een vuurwerkopslag van minder dan 10.000 kg hebben, moeten dit gemeld
hebben bij het bevoegd gezag. Ondernemers met een opslag groter dan of gelijk aan
10.000 kg moeten in het bezit zijn van een omgevingsvergunning. Het bevoegd gezag
(gemeenten) houdt toezicht op het naleven van de regels; de omgevingsdiensten voeren
deze taak voor hen uit. De informatie die verkregen wordt van de ondernemers deelt
het bevoegd gezag met de brandweer onder andere ten behoeve van hun aanvalsplannen.7 Het bevoegd gezag verzamelt de gegevens en wijzigingen in de gegevens over risicovolle
activiteiten waaronder vuurwerkopslagen. Het maakt daarbij niet uit of de activiteit
vergunningplichtig is of niet. Deze gegevens levert het bevoegd gezag aan het Register
Externe Veiligheidrisico's (REV) waarmee de informatie voor iedereen via de Atlas
Leefomgeving beschikbaar is.8
Een melding of vergunning geeft informatie over de classificatie en de maximale toegestane
hoeveelheden consumentenvuurwerk. De informatie geeft geen inzicht in daadwerkelijke
aanwezige hoeveelheden consumentenvuurwerk aangezien de opslag gedurende het gehele
jaar mag plaatsvinden. Aangezien vuurwerk slechts 3 dagen per jaar verkocht mag worden
aan particulieren en vuurwerk dus een seizoensproduct is, is de opslag en verkoop
van vuurwerk veelal een nevenactiviteit voor veel ondernemers. Gelet op voorgaande
is het aannemelijk dat bij kleinere vuurwerkopslagen (< 10.000 kg) de aanwezigheid
van grote hoeveelheden vuurwerk in een opslag zich slechts beperkt tot een klein deel
van het jaar (kort voor en gedurende de verkoopdagen). In opslagen kan wel consumentenvuurwerk
liggen dat niet verkocht is tijdens de afgelopen jaarwisseling.
Vraag 4
Wat is nu de stand van zaken met het voorstel om, in het geval van calamiteiten zoals
brand bij vuurwerk(opslag), niet meer te blussen vanwege de onvoorspelbare gevolgen,
maar te ontruimen, om de veiligheid van mensen in de omgeving en brandweermensen te
waarborgen? Is dat nu al de landelijke instructie die overal dient te worden toegepast?
Antwoord 4
Het onderzoek van de Universiteit Twente geeft aan dat licht geclassificeerd vuurwerk
(klasse 1.4) bij brand in opslagplaatsen in bepaalde omstandigheden veel gevaarlijker
kan zijn dan voorheen gedacht, met het risico op massa-explosies. Omdat niet kan worden
uitgesloten dat een brand in een opslag van consumentenvuurwerk kan leiden tot een
massaexplosie, heeft Brandweer Nederland de aanbevelingen van de onderzoekers opgevolgd
en geldt nu dezelfde (landelijke) instructie als voor zwaar geclassificeerd vuurwerk.
Dat betekent dat de prioriteit in eerste instantie niet meer gaat naar de bestrijding
van de brand, maar naar het evacueren van omwonenden. Bovendien blijven brandweermensen
op veilige afstand totdat blijkt dat er geen explosiegevaar meer is.
De aanpassing in de Richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk stelt de brandweer echter
voor zeer moeilijke situaties in de praktijk. Binnen woonwijken kunnen zich binnen
de aanbevolen veiligheidsafstand van 400 meter, wel honderden mensen bevinden. Het
Veiligheidsberaad stelt onder andere een heroverweging van de situering van vuurwerkopslagen
voor en pleit voor vuurwerkproducten met de juiste classificatie.
In de kabinetsreactie worden deze overwegingen meegenomen.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat op dit moment is toegestaan dat woningen op slechts acht meter
afstand van de opslag staan en dat deze afstandseis niet eens geldt voor woningen
pal boven, naast of achter de opslag?
Antwoord 5
De zorgen die mensen hebben over een veilige opslag voor vuurwerk naar aanleiding
van de recente berichten en incidenten nabij vuurwerkopslagen voor consumentenvuurwerk
zijn begrijpelijk. Het is belangrijk dat vuurwerk veilig opgeslagen wordt en daar
zijn dan ook regels voor, ook wat betreft de afstand tot woningen.
Consumentenvuurwerk moet voldoen aan de eisen die opgenomen zijn in de Regeling aanwijzing
consumentenvuurwerk (RAC) en de eisen aan het transport van consumentenvuurwerk.
Bij het opstellen van de regels voor consumentenvuurwerk (periode 2001–2002 Vuurwerkbesluit)
is met verschillende experts nagedacht over welke regels er nodig zijn om deze hoeveelheden
(< 10.000 kg) en dit type consumentenvuurwerk veilig op te slaan. Bij een incident
met dit type vuurwerk en dergelijke hoeveelheden kan er brand ontstaan. De te hanteren
afstand van 8 meter en de te treffen maatregelen aan een opslagvoorziening zijn hierop
gebaseerd. Zo moet een vuurwerkopslag te allen tijde beschikken over onder andere
een automatische sprinklerinstallatie en brandwerende muren en deuren. Voor afstanden
< 8 meter (tot zelfs 0 meter) gelden extra eisen. Zo dient er een scheidingsconstructie
aanwezig te zijn die een brandwerendheid heeft van ten minste 60 minuten, geen opening,
raam of deur heeft en is gemaakt van metselwerk, beton of cellenbeton.
Hiermee is er een totaalpakket aan eisen waaraan de opslag van consumentenvuurwerk
moet voldoen en dus niet enkel een afstandseis. Met dit totale pakket aan eisen is
daarom in Nederland een opslag van vuurwerk in woonwijken mogelijk, en is het aan
het decentraal bevoegd gezag om te beslissen over de situering van opslagen. Gemeenten
zijn bevoegd gezag voor ruimtelijke ordening. In hun omgevingsplannen/-visie (voorheen
bestemmingsplannen) kunnen zij gebieden aanwijzen waar zij bepaalde activiteiten wel
of niet willen toestaan. Hierbij is het ook mogelijk lokaal (nog) strengere eisen
te stellen.
Ondernemers die een vuurwerkopslag (minder dan 10.000 kg) hebben moeten dit gemeld
hebben bij het bevoegd gezag of moeten in het bezit zijn van een omgevingsvergunning.
Het bevoegd gezag (gemeenten) houdt toezicht op het naleven van de regels; de omgevingsdiensten
voeren deze taak voor hen uit.
Voor professioneel vuurwerk (categorie F3 en F4) zijn de veiligheidsafstanden zo groot
dat opslag van dit soort vuurwerk in Nederland in de praktijk niet voorkomt.
Vraag 6
Bent u bereid om de regels van het Vuurwerkbesluit te wijzigen zodat vuurwerkopslag
helemaal niet meer in woonwijken plaats mag vinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals gezegd wordt gewerkt aan een kabinetsreactie op het rapport van de Universiteit
Twente. Hierin bekijk ik samen met de Minister van Veiligheid en Justitie ook of het
nodig is om de huidige regels aan te scherpen. Uw Kamer wordt hier voor het zomerreces
over geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.