Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Terpstra over de vraag naar woningen
Vragen van het lid Terpstra(CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de vraag naar woningen (ingezonden 15 juni 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
17 augustus 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3291.
Vraag 1
Kent u het bericht «PBL: vraag naar appartementen neemt alleen maar toe»1 en de reactie daarop «En tóch moeten we meer eengezinswoningen bouwen»2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat «de vraag naar
appartementen alleen maar toeneemt»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
We hebben te maken met een groot woningtekort in Nederland. In alle segmenten is er
een grote vraag naar woningen. Met een toenemend aantal eenpersoonshuishoudens kan
dit zich in specifieke gemeenten uiten in een stijgende vraag naar appartementen.
In andere gemeenten kan dit zich uiten in een grote vraag naar eengezinswoningen of
woningen voor een specifieke doelgroep.
Vraag 3
Deelt u de conclusie van het genoemde rapport «Stop de fixatie op binnenstedelijke
appartementen»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het verschilt per gemeente – en soms zelfs binnen een gemeente tussen verschillende
buurten – wat de woonbehoefte is en hoe de bestaande woningvoorraad er uit ziet. Daardoor
zullen er ook verschillen zijn in wat er bijgebouwd moet worden. In sommige gemeenten
zal daarbij een focus liggen op appartementen en in andere gemeenten op eengezinswoningen.
Vraag 4
Vindt u dat in de huidige bouwplannen de woonvoorkeuren van mensen voldoende tot uiting
komen?
Antwoord 4
Gemeenten maken hun woningbouwplannen veelal op basis van verschillende onderzoeken,
waarbij zij kijken naar demografische ontwikkelingen, de huidige voorraad en woonwensen.
Vraag 5
Vindt u dat de vraag naar woonwensen van mensen gebaseerd moet zijn op woonwensenonderzoek
of op basis van cijfers naar wat ze daadwerkelijk doen? In welke mate moet de «betalingsbereidheid»
daarbij een rol spelen?
Antwoord 5
Bij woningbehoefteonderzoek is het zowel wenselijk dat er zicht is op de woonwensen
als op het daadwerkelijke gedrag van huishoudens. De betalingsbereid biedt daarbij
eveneens relevante inzichten. Het WoonOnderzoek Nederland, dat het CBS op verzoek
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties periodiek uitvoert,
is er onder meer op gericht om deze drie componenten in beeld te brengen.
Vraag 6
Deelt u de conclusie van het PBL dat de betalingsbereidheid van consumenten per vierkante
meter groter is voor een appartement dan voor een rijtjeshuis en dat er daarom meer
vraag naar appartementen is? Zo ja, wat vindt u van de gedachte dat de hogere prijs
per vierkante meter voor appartementen vooral een gevolg is van grote woningtekorten
in het lage segment tot € 250.000 in stedelijke regio’s?
Antwoord 6
Dat het woningtekort met name in stedelijke regio’s groot is, is recent gebleken uit
de Primos prognose van 2020. In het rapport «Vooruitzichten bevolking, huishoudens
en woningmarkt, Prognose en Scenario’s 2020–2035» (ABF-research) dat ik in juni aan
uw Kamer heb aangeboden wordt inzicht geboden in de gewenste voorraad mutaties om
zo goed mogelijk bij de kwalitatieve woningbehoefte aan te sluiten. Deze mutaties
kunnen zowel gerealiseerd worden door nieuwbouw, als door het aanpassen van de bestaande
voorraad. Uit dit rapport blijkt dat met name de behoefte aan betaalbare en middeldure
huur- en koopwoningen groot is. Door middel van de woningbouwimpuls stimuleer ik de
woningbouw in deze segmenten.
Het is aan lokale overheden om onder meer op basis van de lokale consumentenvoorkeuren,
de bestaande voorraad en het type bouwlocatie te bepalen welk type woning het beste
gebouwd kan worden en op welke plek. Zoals ook het PBL constateert zijn woningmarkten
regionale markten, die ook qua vraag en aanbod van elkaar kunnen verschillen. Daarbij
geldt overigens ook dat het over het algemeen geen of-of keuze is, maar en-en – elke
woningmarkt heeft een brede waaier aan woningtypen en woonmilieus nodig.
Vraag 7
Deelt u de conclusie dat in stedelijke regio’s bijna alleen nog maar kleine appartementen
met een hoge prijs per vierkante meter worden verkocht en dat de aankoop van een appartement
in lagere segmenten daarom een keuze «in armoede» is, aangezien een rijtjeswoning
op de gewenste plek niet meer te betalen is?
Antwoord 7
Hoe meer stedelijk het gebied is, hoe kleiner het gemiddelde vloeroppervlak per woning
is. Bovendien treft men in stedelijke gebieden meer appartementen in de woningvoorraad
dan in minder stedelijke gebieden. Daarnaast kenmerken veel stedelijke regio’s zich
door een krappe woningmarkt en in samenhang daarmee door een hoge prijs per vierkante
meter. Binnen de wensen en mogelijkheden maakt de woonconsument een afweging.
Vraag 8
Wat vindt u van de stelling dat het niet gaat om een prijseffect van consumentenvoorkeur,
zoals PBL meent, maar om een krappe markt met weinig keuzemogelijkheden?
Antwoord 8
Het een sluit het ander niet uit. Het is bekend dat het huidige tekort de prijzen
doet stijgen. Echter, ook een grote behoefte aan een specifiek woontype – zoals appartementen
– kan ervoor zorgen dat er nog meer vraag komt dan aanbod.
Vraag 9
Bent u bereid het PBL te vragen met een nadere onderbouwing te komen waarbij de vraag
wat de woonvoorkeuren zijn vanuit meerdere invalshoeken wordt bezien? Wilt u vragen
om daarbij tenminste woonwensen, aantallen woningverkopen, verhuizingen en de prijzen
van woningen (en prijs per m2) betrekken?
Antwoord 9
In de kernpublicatie van het WoonOnderzoek Nederland (WoON 2018) «Ruimte voor wonen»
en de Staat van de Woningmarkt 2020 is uitgebreid ingegaan op de woonwensen, aantallen
verkopen, gerealiseerde verhuizingen (zowel van doorstromer als starters). Vooralsnog
bieden deze twee studies voldoende inzicht in het genoemde vraagstuk en ben ik op
dit moment niet voornemens om het PBL te vragen aanvullend onderzoek te doen.
Vraag 10
Deelt u de conclusie dat als de woningbehoefte zoals dat uit het recente WoON blijkt,
als basis genomen wordt voor het beoogde bouwprogramma, dat betekent dat de nadruk
op doorstromers ligt en dat dat bijna 600.000 huishoudens betreft, met langere verhuisketens?
Antwoord 10
In afgelopen jaren zijn er rond de 70 duizend nieuwbouw woningen per jaar gerealiseerd.
Per jaar verhuizen rond de 500 duizend huishoudens. Dit betekent dat het merendeel
van de huishoudens naar een bestaande woning verhuist. Bij het opstellen van het beoogde
bouwprogramma dient rekening gehouden te worden met de samenstelling van de bestaande
voorraad en de woonvoorkeuren. Daarbij is op lokale en regionale schaal maatwerk noodzakelijk:
bouwen wat aansluit bij de wensen van de lokale consument. In de ene situatie kan
dit beteken dat er voor doorstromers gebouwd moet worden in de andere voor starters.
Indien er voor doorstromers wordt gebouwd kan dit inderdaad leiden tot minimaal één
vervolgverhuizing.
Vraag 11
Deelt u de conclusie dat lange verhuisketens een positief effect hebben voor de gehele
woningmarkt omdat doorstromers met hogere inkomens woningen achter laten voor de middeninkomens,
die laten op hun beurt goedkopere bestaande woningen achter laten voor starters? Deelt
u ook de conclusie dat dit effect niet of amper wordt bereikt met appartementen?
Antwoord 11
Een lange verhuisketen zorgt ervoor dat er meer doorstroming op de woningmarkt plaatsvindt.
Verhuisketens kunnen zowel op gang worden gebracht door de bouw van eengezinswoningen
als door appartementen. Dit hangt af van de lokale vraag naar deze woningtypen.
Daarnaast is het ook relevant om te kijken waar in kwantitatieve zin de grootste woningbehoefte
is en of deze gebieden geschikt zijn voor de bouw van eengezinswoningen of appartementen.
In de grote steden zijn op dit moment de grootste woningtekorten. Vaak zijn deze locaties
niet geschikt voor eengezinswoningen of is het met de bouw van eengezinswoningen niet
mogelijk om aan de kwantitatieve woningbehoefte te voldoen.
Vraag 12
Deelt u de conclusie van het PBL dat de betalingsbereidheid, afgemeten aan de vierkantemeterprijs,
de juiste maat moet zijn om te bepalen wat mensen écht belangrijk vinden bij hun woningkeuze?
Heeft het PBL, naar uw visie, daarbij voldoende aandacht voor de beperkingen of effecten
van een krappe woningmarkt?
Antwoord 12
Iedereen heeft eisen en wensen aan een woning. Aan de eisen moet voldaan worden en
wensen zijn mooi om te hebben. Voor veel mensen zal budget een eis zijn, die beperkingen
oplegt aan de wensen aan een woning. De marktomstandigheden kunnen daarbij een beperkende
factor zijn, maar zullen door veel mensen ook al meegewogen worden in hun wensenlijst.
Vraag 13
Deelt u de gedachte dat bij beperkte financiële middelen consumenten vaker voor een
appartement kiezen, simpelweg omdat dat woningtype gemiddeld de laagste woningprijs
heeft en omdat men weinig keuze en middelen heeft men dat op de koop toe neemt?
Antwoord 13
Bij beperkte financiële middelen zal vaker voor een appartement worden gekozen, omdat
dit de betaalbare optie is. Het is belangrijk dat huishoudens een hypotheek afsluiten
die zij kunnen dragen. Om de beschikbaarheid van woningen uit te breiden stimuleer
ik de bouw van goedkope woningen via de woningbouwimpuls en de korting in de verhuurderheffing.
Vraag 14
Deelt u de conclusie dat er vooral behoefte bestaat aan meer eengezinswoningen in
diverse, vooral groene woonmilieus, dat die woningbouw voor veel doorstroming op de
woningmarkt zorgt, met langere verhuisketens en dat daardoor vooral goedkopere woningen
vrij komen voor starters en andere huishoudens met een lager inkomen?
Antwoord 14
Waar exact behoefte aan is, is per gemeente verschillend. Bij het programmeren van
de woningbouw is het belangrijk om te kijken naar de woonbehoefte en de bestaande
voorraad. Op die manier kan ook gekeken worden naar doorstromingskansen. Dit kan echter
ook gebeuren door appartementen te bouwen voor ouderen, die vervolgens vaak een ruime
gezinswoning achter laten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.