Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 536 Wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Wet auteurscontractenrecht in verband met de verdere versterking van de positie van de maker en de uitvoerende kunstenaar bij overeenkomsten betreffende het auteursrecht en het naburig recht (Wet versterking auteurscontractenrecht)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de wetgeving die de
positie van makers en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van exploitanten van werken
van letterkunde, wetenschap of kunst respectievelijk uitvoeringen versterkt op het
gebied van het overeenkomstenrecht te verbreden en aan te scherpen en daartoe de Auteurswet,
de Wet op de naburige rechten en enige andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, derde lid, komt te luiden:
3. De overeenkomst op grond waarvan het auteursrecht geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen
of waarin een exclusieve licentie wordt verleend, wordt schriftelijk aangegaan. De
overdracht of de verlening van een exclusieve licentie door de maker of door een natuurlijke
persoon die het auteursrecht als erfgenaam of legataris van de maker heeft verkregen,
omvat alleen die bevoegdheden die uitdrukkelijk in de overeenkomst staan vermeld of
die uit de aard en de strekking ervan noodzakelijkerwijs voortvloeien. De levering
vereist voor overdracht geschiedt ingevolge artikel 95 van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek bij een daartoe bestemde akte.
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 12, eerste lid, onder 6°, door
een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
7°. de beschikbaarstelling voor het publiek van het werk, per draad of draadloos, op zodanige
wijze dat de leden van het publiek op een door hen gekozen individuele plaats en tijd
toegang hebben tot het werk.
C
Artikel 16r vervalt.
D
In artikel 17d wordt «of 45, tweede lid,» vervangen door «45da, vierde lid, of 45db,».
E
Artikel 25c wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, die luidt: De vergoeding die tot stand
komt na onderhandelingen tussen een vereniging van makers die blijkens haar statuten
de belangen behartigt van makers die zelfstandigen zonder personeel zijn, en een exploitant
of een vereniging van exploitanten, wordt vermoed billijk te zijn.
2. Het tweede tot en met het vijfde lid vervallen onder vernummering van het zesde lid
tot het tweede lid.
F
Artikel 25e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ontbinden» vervangen door «opzeggen», wordt na de eerste
zin ingevoegd «Onder een gedeeltelijke opzegging wordt mede verstaan het beëindigen
van de exclusiviteit van de overeenkomst» en wordt «De voorgaande zin» vervangen door
«De eerste zin».
2. In het tweede lid wordt «ontbinden» vervangen door «opzeggen».
3. In het tweede, derde, vijfde en zesde lid wordt «ontbinding» vervangen door «opzegging».
4. In het vijfde lid wordt de eerste zin vervangen door «De opzegging geschiedt door
een schriftelijke verklaring van de maker aan de wederpartij.».
5. Het zevende lid komt te luiden:
7. De wederpartij of de derde is gehouden binnen een hem gestelde redelijke termijn
tot teruglevering van het auteursrecht over te gaan, bij gebreke waarvan de rechter,
op vordering van de maker, een in de gegeven omstandigheden redelijk bedrag kan vaststellen
dat de wederpartij dan wel de derde aan de maker dient te vergoeden, naast de mogelijk
aan de maker verschuldigde schadevergoeding.
G
Artikel 25g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door
«Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming
met Onze Minister van Justitie en Veiligheid», wordt «artikel 25c, eerste en zesde
lid, artikel 25ca, artikel 25d, 25e of 25f» vervangen door «de artikelen 25c tot en
met 25f» en wordt een zin toegevoegd, die luidt: Bij regeling van Onze Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met Onze Minister
van Justitie en Veiligheid, kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de samenstelling,
inrichting, procedures, bekostiging, werkwijze van en toezicht op de geschillencommissie.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij algemene maatregel van bestuur kan een exploitant die met publieke middelen wordt
gefinancierd, verplicht worden zich aan te sluiten bij de door de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid
aangewezen geschillencommissie en kunnen nadere regels worden gegeven en voorwaarden
worden gesteld ter uitvoering van die verplichting.
H
Aan artikel 25h, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, die luidt: Bij overeenkomst
gesloten tussen een vereniging van makers en een exploitant of een vereniging van
exploitanten kan nadere invulling worden gegeven aan de rechten en verplichtingen
die volgen uit de artikelen 25c tot en met 25f.
I
Artikel 45d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de derde zin een zin ingevoegd, die luidt: De billijke
vergoeding wordt schriftelijk overeengekomen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Hoofdstuk 1a is, met uitzondering van artikel 25fa, van overeenkomstige toepassing.
Voor de overdracht van het recht bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 7°, overeenkomstig
het in het eerste lid bepaalde geldt, in afwijking van de tweede zin van artikel 25c,
eerste lid, dat de vergoeding die tot stand komt na onderhandelingen tussen een vereniging
van makers en een producent of een vereniging van producenten, wordt vermoed billijk
te zijn, indien de vergoeding passend is en in verhouding staat tot het gebruik dat
van het recht wordt gemaakt door de producent of een derde aan wie de producent het
recht heeft overgedragen of gelicentieerd.
3. Het derde tot en met het zevende lid vervallen.
J
Na artikel 45d worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
Artikel 45da
1. Onverminderd artikel 26a is eenieder die het filmwerk openbaar maakt als bedoeld
in artikel 12, eerste lid, onder 6°, aan de makers van het filmwerk die deze rechten
aan de producent hebben overgedragen, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd.
Bij een openbaarmaking als bedoeld in artikel 12c is enkel degene die het filmwerk
uitzendt aan de makers van het filmwerk die deze rechten aan de producent hebben overgedragen,
een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Eenieder die het filmwerk op andere
wijze dan vorenbedoeld mededeelt aan het publiek, met uitzondering van een beschikbaarstelling
voor het publiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 7° behoudens het in
artikel 45db bepaalde, is aan de makers van het filmwerk die deze rechten aan de producent
hebben overgedragen, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Van het recht
op een proportionele billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.
2. Het recht op de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgeoefend door een
collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht
en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
Artikel 26a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Degene die de in het eerste lid bedoelde vergoeding verschuldigd is, is gehouden
aan de collectieve beheersorganisaties, bedoeld in het tweede lid, de bescheiden of
andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan de kennisneming noodzakelijk
is voor de vaststelling van de verschuldigdheid, de hoogte en de verdeling van de
vergoeding.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over de uitoefening
van het recht bedoeld in het eerste lid.
5. Het recht op een proportionele billijke vergoeding, bedoeld in het eerste lid, is
niet van toepassing op een filmwerk waarvan de exploitatie als zodanig niet het doel
is.
Artikel 45db
Bij algemene maatregel van bestuur kan artikel 45da van toepassing worden verklaard
op de beschikbaarstelling voor het publiek van het filmwerk. Artikel 45d, tweede lid,
tweede zin is alsdan niet van toepassing.
ARTIKEL II
De Wet op de naburige rechten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «met uitzondering van artikel 45d, tweede lid,
derde volzin».
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
B
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De overeenkomst op grond waarvan de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a,
7b en 8 geheel of gedeeltelijk worden overdragen of waarin een exclusieve licentie
wordt verleend, wordt schriftelijk aangegaan.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De overdracht of de verlening van een exclusieve licentie door de uitvoerend kunstenaar
of door een natuurlijke persoon die de rechten als bedoeld in artikel 2 als erfgenaam
of legataris van de uitvoerend kunstenaar heeft verkregen, omvat alleen die bevoegdheden
die uitdrukkelijk in de overeenkomst staan vermeld of die uit de aard en de strekking
ervan noodzakelijkerwijs voortvloeien. De levering vereist voor overdracht geschiedt
ingevolge artikel 95 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bij een daartoe bestemde
akte.
ARTIKEL III
Artikel III van de Wet auteurscontractenrecht vervalt.
ARTIKEL IV
1. Artikel 25c, tweede lid, van de Auteurswet is niet van toepassing op overeenkomsten
die zijn gesloten en filmwerken die zijn voltooid vóór 1 juli 2015.
2. Deze wet laat vóór de inwerkingtreding van deze wet verrichte exploitatiehandelingen
alsmede vóór dat tijdstip verworven rechten onverlet.
ARTIKEL V
Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding
van deze wet en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag
over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het recht van filmmakers en uitvoerend
kunstenaars op een billijke vergoeding voor de beschikbaarstelling van filmwerken
voor het publiek op grond van artikel 45d van de Auteurswet en artikel 4 van de Wet
op de naburige rechten.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL VII
Deze wet wordt aangehaald als de Wet versterking auteurscontractenrecht.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven,
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.