Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de brief aan het mbo over het bestuursakkoord MBO
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 394 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 december 2018
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 30 oktober 2018 over de brief aan het mbo over het bestuursakkoord MBO (Kamerstuk
31 524, nr. 388).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 november 2018 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 20 december 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Alberts
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
6
II
Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
We mogen ontzettend trots zijn op ons mbo. De Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO) concludeerde recent dat het Nederlandse mbo-stelsel tot de
best presterende stelsels van de wereld behoort. Iets om trots op te zijn. De komende
jaren komen er grote uitdagingen onze kant op. Goede afspraken met het onderwijsveld
zijn cruciaal om het onderwijs aan te laten sluiten op de 21ste eeuw en de uitdagingen
voor de toekomst het hoofd te kunnen bieden. Naar aanleiding van de brief aan het
middelbaar beroepsonderwijs (mbo) over het bestuursakkoord hebben de leden een aantal
vragen.
Effecten voor studenten en onderwijspersoneel
In de brief staat dat studenten via de medezeggenschap wettelijk instemmingsrecht
op de hoofdlijnen van de begroting hebben en dus daarmee zijn betrokken bij de kwaliteitsafspraken.
Op het eerste gezicht lijkt de redenering heel logisch. Echter, het hebben van inspraakrecht
is toch iets anders dan het ook daadwerkelijk krijgen van inspraak. Vandaar de volgende
vraag: in hoeverre hebben studenten en docenten deelgenomen aan het opstellen van
de verschillende kwaliteitsagenda’s?
Verbeteren van de doorstroom
De leden vinden een goede doorstroom tussen het vmbo en het mbo, en het mbo en het
hbo, van belang om jongeren kansen te bieden om het beste uit zichzelf te halen. Daarom
zijn zij blij dat de verbetering van de doorstroom in de beroepskolom een prioriteit
is geworden in de nieuwe kwaliteitsafspraken. De leden zijn wel benieuwd hoe de uitwerking
van de verbetering van de doorstroom beoordeeld gaat worden door de Commissie Kwaliteitsafspraken
MBO. Zij vragen de Minister dit nader toe te lichten.
MBO Brigade
De Minister geeft aan dat er een MBO Brigade ingesteld gaat worden, die gaat onderzoeken
welke regels innovatief handelen in de weg zitten. De leden zijn daar heel blij mee,
omdat de ambities die wij hebben met het mbo alleen kunnen slagen als mbo-instellingen
ook daadwerkelijk de ruimte krijgen om te innoveren en aan te sluiten op de 21ste
eeuw. Het is echter voor de leden nog onduidelijk wie er zitting gaat nemen in deze
brigade. De leden zien de deelname van het beroepenveld als een vereiste hierin. Dat
geldt niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor het zorgveld, de studenten,
de docenten en de begeleiders. Kan de Minister aangeven wie er zitting nemen in de
Brigade?
Leven Lang Leren
Enkele van de uitdagingen van de 21ste eeuw betreffen de snel veranderende arbeidsmarkt
en daarmee gepaarde krapte op de arbeidsmarkt. Het betreft ook de technologische ontwikkeling
en een sterke behoefte van werkgevers en werknemers aan her- en bijscholing. Certificaten
spelen daarin een steeds grotere rol en de leden zijn benieuwd wat de resultaten zullen
zijn van de pilots. Vandaar de vraag: wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de
evaluatie van de pilots over beroepsgerichte onderdelen van certificaten? Hoe is de
Minister van plan om de gewijzigde motie van het lid Tielen c.s.1 uit te voeren met betrekking tot het meerjarig vaststellen van de subsidieregeling
praktijkleren, zo vragen deze leden.
Inleveren kwaliteitsplannen
De leden vinden de kwaliteitsplannen van mbo-instellingen ontzettend belangrijk, want
zij vormen de leidraad voor de investeringen en prestaties van de instellingen. De
zorg die de leden hebben en het signaal dat zij uit het onderwijsveld krijgen, is
dat bestaande plannen worden afgestoft en gepresenteerd als nieuwe kwaliteitsplannen
met hoge ambitie. De leden willen juist dat de lat hoger wordt gelegd en zien de kwaliteitsafspraken
als goed middel om dat te bewerkstelligen. Daarom vragen de leden aan de Minister
hoe we kunnen voorkomen dat enkele instellingen de status quo presteren als vernieuwing.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 30 oktober 2018 inzake de brief
aan het mbo over het bestuursakkoord MBO. Zij zijn verheugd dat de MBO Raad en -instellingen
voortvarend aan de slag gaan met de afspraken uit het bestuursakkoord en het opstellen
van kwaliteitsafspraken. Deze leden hebben daarnaast nog enkele vragen.
Kan de Minister aangeven hoeveel en welke leden plaats gaan nemen in de MBO Brigade?
Wordt er direct geacteerd op het wegnemen van belemmeringen of worden de bevindingen
na een bepaalde periode gebundeld gepresenteerd? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd
over de voortgang, zo vragen deze leden.
Kan de Minister aangeven waarover de MBO Raad gesprekstafels met zijn leden organiseert
als het gaat om audits conform artikel 1.3.6 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs
(WEB)? Voorziet de Minister problemen met betrekking tot het uitvoeren van audits?
Zo ja, welke? Kan de Minister uitleggen wat in de praktijk het verschil is tussen
audits in het mbo en peers in het hoger onderwijs? Kan zij daarbij ook uiteenzetten
wie de auditors in het mbo zullen zijn? Tenslotte willen de leden graag weten wanneer
de Kamer de uitkomsten van het themaonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs over
dit onderwerp kan verwachten.
MBO-scholen krijgen meer mogelijkheden om volwassenen vrijstellingen te verlenen,
wanneer zij aan bepaalde eisen reeds eerder in hun loopbaan hebben voldaan en minimaal
een startkwalificatie hebben behaald. De Minister bereidt hiervoor op dit moment een
wijziging van de regelgeving voor. De leden vragen wanneer de Kamer dit voorstel tegemoet
kan zien.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van brief aan het mbo
over het bestuursakkoord MBO en willen de regering nog enkele (kritische) vragen voorleggen.
De leden vinden dat de brief een duidelijk inzicht geeft in de voortgang in het mbo.
De brief is echter alleen gericht aan bestuurders, terwijl deze leden vermoeden dat
de informatie ook interessant is voor studenten en docenten. Is de Minister in het
vervolg bereid de brief ook te richten aan docenten en studenten, zodat de bekendheid
met en het draagvlak voor het bestuursakkoord toeneemt? Is de Minister bereid ook
in andere onderwijssectoren soortgelijke voortgangsbrieven te schrijven, zo vragen
deze leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de «Brief aan het mbo
over het bestuursakkoord MBO». De leden zijn van mening dat er goede uitgangspunten
zijn geformuleerd wat betreft gelijke kansen en innovatie. Niettemin hebben de voornoemde
leden nog vragen over de brief.
Kwaliteitsafspraken
Voor de uitvoering van de kwaliteitsafspraken is jaarlijks een aanvullende bekostiging
van ongeveer 400 miljoen euro beschikbaar, lezen de voornoemde leden. Een aanzienlijk
deel van dit bedrag, namelijk 25 procent, is resultaatafhankelijk. De leden vragen
zich af in hoeverre omgevingsfactoren worden meegenomen in de afrekening hiervan.
Of zullen enkel de cijfermatige indicatoren leidend zijn? Deze leden zijn van mening
dat het tegengaan van vroegtijdig schoolverlaten een grote en zéér belangrijke uitdaging
betreft en zijn verheugd om te zien dat het zo prominent op de agenda staat bij mbo-instellingen.
Tegelijkertijd vrezen de voornoemde leden dat wanneer instellingen alleen op de cijfermatige
indicatoren worden afgerekend zij ook mijdgedrag kunnen vertonen in het aantrekken
van «potentieel kwetsbare» studenten. Eveneens vragen deze leden hoe instellingen
de kwaliteit kunnen vergroten als zij tegelijkertijd worden gekort vanwege het niet
nakomen van hun resultaatafhankelijke kwaliteitsafspraken?
Studenten met een functiebeperking
Tot spijt van de leden zijn in het bestuursakkoord geen specifieke maatregelen afgesproken
om studenten met een functiebeperking te helpen. Terwijl studenten met een functiebeperking
vaak uitvallen op het mbo. Waarom is ervoor gekozen niet specifiek afspraken voor
deze groep te maken, maar deze groep te scharen onder de brede noemer «kwetsbare jongeren»?
Hoe worden studenten met een lichamelijke of psychische handicap beter geholpen met
de nieuwe kwaliteitsafspraken dan hiervoor? Waarom rept de brief aan de mbo-bestuurders
hier met geen woord over? Deze leden willen weten, hoe het staat met de eerdere toezegging
van de Minister om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is ook voor het middelbaar
beroepsonderwijs een profileringsfonds per instelling in te richten.
Associate Degree
De voornoemde leden hebben kennisgenomen van het convenant dat de MBO Raad heeft ondertekend
met de Vereniging Hogescholen over de Associate Degree. Dit moet de gelijke kansen
vergroten in de doorstroom naar het hbo. De leden vragen of de Minister de Associate
Degree ziet als een eindkwalificatie of als tussenstap naar een hbo-diploma.
Selecteren zonder vooroordelen
De voornoemde leden herinneren de Minister graag aan de motie van de leden Westerveld
en Özdil2 die 26 september 2018 is aangenomen om te onderzoeken of de training «selecteren
zonder vooroordelen» verplicht kan worden gesteld om stagediscriminatie tegen te gaan.
Refereert de Minister aan de uitvoering van deze motie wanneer zij schrijft dat zij
maatregelen gaat nemen «waaronder het organiseren van trainingen voor bedrijven om
hen te leren te selecteren zonder vooroordelen»? In haar brief aan de Kamer van 28 augustus
2018 waarnaar de Minister verwijst staan immers geen nieuwe toezeggingen wat betreft
dit trainingsprogramma en zijn hierover evenmin nieuwe maatregelen aangekondigd. De
Minister beschrijft in deze brief enkel de status quo dat de Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) al workshops organiseert voor haar adviseurs
praktijkleren om discriminatie te herkennen en ermee om te gaan. De leden zijn benieuwd
naar meer duidelijkheid op dit gebied.
Inspraak studenten
De Minister schrijft dat studenten invloed hebben op de uitwerking van het bestuursakkoord.
Dat roept bij deze leden de vraag op hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de inspraak
van mbo-studenten verder wordt versterkt binnen het middelbaar beroepsonderwijs. In
het bestuursakkoord stond nog dat met Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB)
zal worden bekeken «hoe studentenraden hierin het beste ondersteund kunnen worden».
Waarom is dit aspect niet meegenomen in de brief aan mbo-bestuurders? De leden vragen
de Minister, wat nu de stand van zaken is.
Doelmatigheidskorting
Tenslotte willen de leden van de gelegenheid gebruik maken om nogmaals bezwaar te
maken tegen de bezuiniging van 25 miljoen euro onder de noemer «doelmatigheidskorting».
Dit kabinet prijst de recente prestaties van het middelbaar beroepsonderwijs, maar
kiest er niet voor om extra in dit onderwijs te investeren. De voornoemde leden vinden
dit spijtig om te constateren.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het bestuursakkoord MBO. Zij hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De Minister heeft in een brief maatregelen rondom stagediscriminatie aangekondigd.
Trainingen en voorlichting zouden volgens de Minister een oplossing moeten zijn. De
leden zijn er niet van overtuigd dat deze aanpak tot gevolg heeft dat stagediscriminatie
een halt wordt toegeroepen. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat daders worden aangepakt
en dat slachtoffers waar mogelijk worden ondersteund?
De leden zijn verheugd dat er een besluit is genomen over de rekentoets in het mbo.
Zij hebben hierover nog wel enkele vragen. Voor rekenen mag de student niet minder
dan een 4 halen. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat studenten gemotiveerd blijven
om zich volwaardig in te zetten bij het vak rekenen? Daarnaast gaan instellingen zelf
bepalen hoe de examens eruit zien, waarbij de huidige referentieniveaus blijven gelden.
Gaat de Minister hier nog minimale voorwaarden aan verbinden, zo vragen deze leden.
De Minister is voornemens onderzoek te doen naar het nut van de onderwijsovereenkomst
en de rechtspositie van mbo’er. Al meer dan een jaar wacht de Kamer op de resultaten.
De leden zijn benieuwd naar hoe het staat met dit onderzoek. Wanneer kan de Kamer
de resultaten verwachten? De leden vragen de Minister, of zij bereid is de Kamer te
informeren over de status van dit onderzoek.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
bestuursakkoord. Zij zijn verheugd over het positieve oordeel dat internationale gasten
velden over de prestaties van ons mbo tijdens de General Assembly van World Skills
in Amsterdam en het oordeel van de OESO dat we in Nederland één van de beste stelsels
van de wereld hebben.
De leden zijn blij dat de Minister maatregelen heeft aangekondigd vanwege discriminatie
in de toekenning van stageplekken. In hoeverre wordt in dit bestuursakkoord ook recht
gedaan aan de wettelijke eindverantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen voor
het vinden van een beroepspraktijkvormingsplaats voor hun studenten, zoals de Kamer
de regering heeft verzocht met het aannemen van de motie van het lid Jadnanansing
c.s.3?
De leden waarderen de inzet van de Minister om samen met de partners in de SBB mensen
met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te helpen om zich te kwalificeren voor een
beroepskwalificatie. Welke knelpunten heeft de Minister hierbij weten te identificeren?
Hoe verloopt de samenwerking met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
in dezen?
De leden vinden het goed dat het Ministerie van OCW eindelijk met de MBO Raad en JOB
is overeengekomen dat elke school het schoolkostenbeleid voorlegt aan de Studentenraad.
Vanaf welk moment zal dit binnen het gehele mbo een feit zijn? Hoeveel instellingen
lopen hierop al vooruit? In hoeverre krijgen de studenten binnen de Studentenraad
de mogelijkheid om hoge ouderbijdragen en bijkomende schoolkosten af te blazen, zo
vragen deze leden de Minister.
II Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van de
brief over het bestuursakkoord MBO. Hieronder ga ik in op de vragen van de verschillende
fracties.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre studenten en docenten hebben deelgenomen
aan het opstellen van de verschillende kwaliteitsagenda’s.
Intern draagvlak voor de kwaliteitsagenda’s is van groot belang. Instellingen zijn
daarom via de regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019–2022 verplicht om interne en externe stakeholders – waaronder de studenten en docenten –
te betrekken bij het opstellen van de kwaliteitsagenda en deze betrokkenheid ook te
beschrijven in de agenda’s. De ondernemingsraad heeft een adviesbevoegdheid voor het
meerjarig financieel beleid van de mbo-instelling en daarmee ook voor de inhoud van
de kwaliteitsagenda.
De kwaliteitsagenda’s zijn eind oktober door de instellingen ingediend. De commissie kwaliteitsafspraken mbo is nu gestart met de beoordeling en zal in de komende maanden met alle instellingen
een gesprek voeren. Daarna hebben de instellingen nog de kans om kwaliteitsagenda’s
die als onvoldoende worden beoordeeld aan te passen of te verduidelijken (voor 1 mei
2019). De commissie zal vervolgens een eindadvies opstellen en aan mij overhandigen(uiterlijk
14 juni 2019).
Het is daarom nu nog niet mogelijk om antwoord te geven op de vraag in hoeverre studenten
en docenten deelgenomen hebben aan het opstellen van de kwaliteitsagenda’s. Het is
wel één van de aspecten in de genoemde regeling op basis waarvan de beoordelingscommissie
de kwaliteit beoordeelt. Ik neem mede op basis van het advies van de commissie een
besluit over de toekenning van het budget voor de kwaliteitsafspraken en zal de Kamer
hierover informeren.
De leden van de VVD-fractie vinden een goede doorstroom tussen het vmbo en het mbo,
en het mbo en het hbo, van belang om jongeren kansen te bieden om het beste uit zichzelf
te halen. Deze leden zijn wel benieuwd hoe de uitwerking van de verbetering van de
doorstroom beoordeeld gaat worden door de Commissie Kwaliteitsafspraken MBO. Zij vragen
dit nader toe te lichten.
OCW publiceert jaarlijks indicatoren die een beeld geven van de doorstroom in de beroepskolom
(succes eerstejaars in het mbo, kwalificatiewinst, opstroom na diploma, doorstroom
mbo-hbo, succes doorstromers in eerste jaar hbo). De mbo-instellingen is gevraagd
om deze indicatoren te betrekken bij het maken van de analyse voor de kwaliteitsagenda’s.
De instellingen bepalen vervolgens zelf op basis van de eigen analyse welke maatregelen
het sterkst bijdragen aan het behalen van de doelstelling die de instellingen heeft
gekozen en waarover zij het gesprek voert met haar partners in de regio (waaronder
toeleidend en afnemend onderwijs). Daarbij kunnen de instellingen ook andere indicatoren
gebruiken.
Bij het beoordelen van de uitwerking van maatregelen gericht op de verbetering van
de doorstroom, zal de commissie de genoemde indicatoren betrekken. Verder beoordeelt
de commissie in algemene zin de analyse, de ambities en beoogde resultaten en de voorgestelde
maatregelen. Dit geldt ook voor de uitwerking van de verbetering van de doorstroom
binnen de beroepskolom.
De commissie kwaliteitsafspraken mbo zal in juni 2019 over de inhoud van de individuele
kwaliteitsagenda’s aan mij rapporteren. Ik neem vervolgens mede op basis van het advies
van commissie een besluit over de toekenning van het budget voor de kwaliteitsafspraken
en zal de Kamer hierover informeren.
De leden van de VVD-fractie zijn blij met het inrichten van de MBO Brigade. Het is
echter voor deze leden nog onduidelijk wie er zitting gaat nemen in deze brigade.
Deze leden zien de deelname van het beroepenveld als een vereiste hierin. Dat geldt
niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor het zorgveld, de studenten, de docenten
en de begeleiders. Kan aangegeven worden wie er zitting nemen in de Brigade, zo vragen
deze leden.
In deze fase wordt met de MBO Raad en vertegenwoordigers van mbo-docenten, zoals de
Beroepsvereniging Docenten MBO (BVMBO) en de vakbonden, nog overleg gevoerd over de
precieze inrichting van de MBO Brigade. Onze gezamenlijke inzet is dat er een brigade
komt die van en voor het onderwijs is. Daarom hebben we in het Bestuursakkoord MBO4 afgesproken dat de brigade in ieder geval bestaat uit docenten, studenten en andere
deskundigen. Een goede vertegenwoordiging van het beroepenveld in de brigade is dus
zeker onze ambitie. We streven ernaar dat de MBO Brigade begin 2019 van start kan
gaan.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de evaluatie
van de pilots over beroepsgerichte onderdelen van certificaten.
De Kamer wordt hierover in het voorjaar van 2019 geïnformeerd.
Verder vragen deze leden hoe ik van plan ben om de gewijzigde motie van het lid Tielen
c.s.5 uit te voeren met betrekking tot het meerjarig vaststellen van de subsidieregeling
praktijkleren.
In lijn met de gewijzigde motie van het lid Tielen c.s. is de looptijd van de regeling
praktijkleren verlengd tot en met 2023. Hiermee wordt zekerheid geboden over het voortbestaan
van de regeling aan werkgevers die praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen aanbieden
aan jongeren en werkenden. Wel zal de regeling ook in de toekomst onderdeel zijn van
de jaarlijkse integrale afweging over de gehele begroting, zoals voor alle artikelen
op de begroting geldt.
De leden van de VVD-fractie vinden de kwaliteitsplannen van mbo-instellingen ontzettend
belangrijk, want zij vormen de leidraad voor de investeringen en prestaties van de
instellingen. De zorg die de leden hebben en het signaal dat zij uit het onderwijsveld
krijgen, is dat bestaande plannen worden afgestoft en gepresenteerd als nieuwe kwaliteitsplannen
met hoge ambitie. De leden willen juist dat de lat hoger wordt gelegd en zien de kwaliteitsafspraken
als goed middel om dat te bewerkstelligen. Daarom vragen de leden aan de Minister
hoe we kunnen voorkomen dat enkele instellingen de status quo presteren als vernieuwing.
Het budget van de kwaliteitsafspraken heeft als doel een impuls te geven aan verdere
kwaliteitsverbetering van het mbo. Met de opzet van de huidige kwaliteitsafspraken
worden de mbo-instellingen daarbij in het bijzonder gestimuleerd om de samenwerking
met regionale partners te verbeteren. Met het afstoffen van oude plannen wordt dit
doel uiteraard niet bereikt. Daarom zal de beoordelingscommissie toetsen of de beoogde
resultaten ambitieus (en haalbaar) zijn, te bepalen op basis van de verbetering ten
opzichte van de nul-situatie. Als de commissie van mening is dat een kwaliteitsagenda
niet voldoende ambitieus is, zal de commissie in eerste instantie hierover in gesprek
gaan met de mbo-stellingen. De mbo-instellingen hebben de mogelijkheid tot een herkansing
voordat de commissie in het juni 2019 mij het definitieve advies aanbiedt. Als een
agenda ook ná de herkansing onvoldoende ambitieus wordt bevonden door de beoordelingscommissie,
kan dit leiden tot een negatief advies aan mij. Bij een dergelijk negatief advies
van de commissie zal ik in principe besluiten het aandeel van de betreffende instelling
in de aanvullende bekostiging niet aan die instelling uit te keren. Dit is de consequentie
van de afspraken in het Bestuursakkoord. Ik ga ervan uit dat de instellingen zich
mede daardoor gemotiveerd weten om de commissie kwaliteitsplannen van een voldoende
niveau voor te leggen.
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel en welke leden plaats gaan nemen in de
MBO Brigade. Wordt er direct geacteerd op het wegnemen van belemmeringen of worden
de bevindingen na een bepaalde periode gebundeld gepresenteerd? Wanneer wordt de Kamer
geïnformeerd over de voortgang, zo vragen deze leden.
Op dit moment kan ik nog niet aangeven hoeveel en welke leden er in de MBO Brigade
gaan plaatsnemen. Hierover voer ik nog overleg met de MBO Raad en vertegenwoordigers
van mbo-docenten, zoals de BVMBO en de vakbonden. We streven ernaar dat de MBO Brigade
begin 2019 van start kan gaan.
Het doel van de brigade, zoals vastgelegd in het Bestuursakkoord MBO, is het in kaart
brengen van belemmerende wet- en regelgeving, voorstellen doen voor aanpassing en
goede voorlichting geven over wet- en regelgeving. Als de brigade stuit op knelpunten
die meteen verholpen kunnen worden, gaan we natuurlijk niet zitten wachten, maar proberen
we deze knelpunten meteen op te lossen. Ik kan mij ook voorstellen dat de brigade
knelpunten ontdekt waarvoor meer tijd nodig is, voordat besloten kan worden over de
aanpak daarvan.
De leden van de CDA-fractie vragen aan te geven waarover de MBO Raad gesprekstafels
met zijn leden organiseert als het gaat om audits conform artikel 1.3.6 van de Wet
Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Worden er problemen met betrekking tot het uitvoeren
van audits voorzien? Zo ja, welke? Kan uitgelegd worden wat in de praktijk het verschil
is tussen audits in het mbo en peers in het hoger onderwijs? Kan daarbij ook uiteen
gezet worden wie de auditors in het mbo zullen zijn? Tenslotte willen deze leden graag
weten wanneer de Kamer de uitkomsten van het themaonderzoek van de Inspectie van het
Onderwijs over dit onderwerp kan verwachten.
De MBO Raad gaat gesprekstafels organiseren over de wijze waarop de verschillende
mbo-instellingen invulling geven aan artikel 1.3.6 van de WEB (kwaliteitsborging).
Dit zal in het najaar van 2019 resulteren in een mbo-brede zienswijze. Hierbij is
met name aandacht voor de regelmatige beoordeling van de onderwijskwaliteit met betrokkenheid
van onafhankelijke deskundigen en belanghebbenden, conform vereisten in artikel 1.3.6.
van de WEB.
In het Bestuursakkoord is daarnaast afgesproken om de deelname aan peer review en
collegiale consultaties onder meer via het Kwaliteitsnetwerk mbo verder te stimuleren.
In het mbo is geen wettelijke grondslag voor de wijze waarop een beoordeling wordt
uitgevoerd. Er worden verschillende vormen van beoordeling en waardering ingezet in
het mbo: interne audits, peer review, collegiale visitatie. In het mbo voeren de instellingen
bij elkaar op vrijwillige basis audits uit (in het Kwaliteitsnetwerk mbo). Ook wordt
ervaring opgedaan met peer review en collegiale visitatie, gericht op leren van elkaar.
Bij al deze vormen gaat het om een beoordeling en waardering van de onderwijskwaliteit
of onderdelen daarvan.
Bij audits worden veelal medewerkers van de eigen onderwijsinstelling en/of samenwerkende
mbo-instellingen als auditor ingezet. Deze auditors zijn veelal werkzaam bij een stafafdeling
kwaliteitszorg, manager of lid van een onderwijsteam en hebben doorgaans een training
hiertoe gevolgd. Bij de peer reviews beoordelen vakgenoten van meerdere instellingen
de onderwijskwaliteit («peers») van vergelijkbare opleidingen.
Naar verwachting rondt de Inspectie van het Onderwijs in het najaar van 2019 haar
onderzoek af. Daarna zal ik het onderzoek voorleggen aan de Kamer.
De leden van de CDA-fractie vragen mij wanneer ze een voorstel voor wijziging van
de regelgeving tegemoet kunnen zien, dat de mogelijkheden verruimt voor het verlenen
van vrijstellingen aan volwassenen, die al aan de generieke vereisten voldoen.
De Tweede Kamer wordt hierover, zoals toegezegd, in het voorjaar van 2019 geïnformeerd6. Verder wordt uiterlijk januari 2019 het wijzigingsbesluit waarmee de aanpassing
van de mogelijkheden tot het verlenen van vrijstellingen voor de generieke examenonderdelen
Nederlandse taal, rekenen en Engels worden doorgevoerd, opengesteld voor internetconsultatie.
Deze voornemens zijn vanaf dat moment ook inzichtelijk voor de leden van de Kamer.
De leden van de D66-fractie vinden dat de brief een duidelijk inzicht geeft in de
voortgang in het mbo. De brief is echter alleen gericht aan bestuurders, terwijl deze
leden vermoeden dat de informatie ook interessant is voor studenten en docenten. Deze
leden vragen of in het vervolg bereid ben de brief ook te richten aan docenten en
studenten, zodat de bekendheid met en het draagvlak voor het bestuursakkoord toeneemt.
Uiteraard ben ik daartoe bereid. Ik merk daarbij op dat de brief niet alleen is gericht
aan de bestuurders als leden van de MBO Raad, maar ook aan de bestuurders in hun hoedanigheid
van leiders van de onderwijsgemeenschap, waartoe de docenten en studenten behoren.
Deze leden vragen of ik bereid ben ook in andere onderwijssectoren soortgelijke voortgangsbrieven
te schrijven.
Ik zal de Kamer ook op de hoogte houden van de voortgang van het bestuursakkoord dat
ik in het hoger onderwijs heb afgesloten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af in hoeverre omgevingsfactoren worden
meegenomen in de afrekening van het resultaatafhankelijke deel van de aanvullende
bekostiging in verband met de kwaliteitsafspraken. Of zullen enkel de cijfermatige
indicatoren leidend zijn? Deze leden zijn van mening dat het tegengaan van vroegtijdig
schoolverlaten een grote en zéér belangrijke uitdaging betreft en zijn verheugd om
te zien dat het zo prominent op de agenda staat bij mbo-instellingen. Tegelijkertijd
vrezen de voornoemde leden dat wanneer instellingen alleen op de cijfermatige indicatoren
worden afgerekend zij ook mijdgedrag kunnen vertonen in het aantrekken van «potentieel
kwetsbare» studenten. Eveneens vragen deze leden hoe instellingen de kwaliteit kunnen
vergroten als zij tegelijkertijd worden gekort vanwege het niet nakomen van hun resultaatafhankelijke
kwaliteitsafspraken.
De commissie kwaliteitsafspraken mbo voert bij de eindbeoordeling een integrale beoordeling
uit van de voortgang in de uitvoering en de bereikte resultaten. Cijfermatige indicatoren
worden daarbij wel betrokken, maar bij de beoordeling neemt de commissie het geheel
van de gepleegde inspanningen, de mate van doelbereiking en onvoorziene omstandigheden
die de resultaten hebben beïnvloed in beschouwing. De commissie beoordeelt de behaalde
resultaten als voldoende als de beoogde resultaten in overwegende mate behaald zijn.
Daarbij kijkt de commissie niet alleen naar de afzonderlijke resultaten, maar ook
naar het geheel.
Voor onder meer het terugdringen van voortijdig schoolverlaten (vsv) is deze manier
van werken anders dan in de afgelopen jaren. Tot het schooljaar 2017–2018 kregen scholen
een resultaatafhankelijke beloning die volledig gebaseerd was op de indicator vsv.
Bij de kwaliteitsafspraken 2019–2022 spelen cijfermatige indicatoren wel een belangrijke
rol bij de totstandkoming van het oordeel van de commissie, maar zal de beoordelingscommissie
ook nadrukkelijk kijken naar het verhaal achter de cijfers.
De instellingen zijn zeker van 75 procent van het beschikbare budget (€ 1,2 miljard
voor de periode 2019–2022) op het moment dat de kwaliteitsagenda uiteindelijk door
mij wordt goedgekeurd. Dit investeringsbudget biedt de instellingen duidelijkheid
over de beschikbare financiën en geeft de mogelijkheid om te investeren in verdere
kwaliteitsverbetering. Het resultaatafhankelijke deel van het budget (€ 400 miljoen)
wordt in 2021 en 2023 uitgekeerd aan de instellingen die de beoogde resultaten in
overwegende mate hebben behaald. Dit deel van het budget wordt uitbetaald als «bonus».
Van een korting of van terugvordering zal daarom nooit sprake zijn.
Tot spijt van de leden de Groen Linksfractie zijn in het bestuursakkoord geen specifieke
maatregelen afgesproken om studenten met een functiebeperking te helpen. Terwijl studenten
met een functiebeperking vaak uitvallen op het mbo. Waarom is ervoor gekozen niet
specifiek afspraken voor deze groep te maken, maar deze groep te scharen onder de
brede noemer «kwetsbare jongeren»? Hoe worden studenten met een lichamelijke of psychische
handicap beter geholpen met de nieuwe kwaliteitsafspraken dan hiervoor? Waarom rept
de brief aan de mbo-bestuurders hier met geen woord over? Deze leden willen weten,
hoe het staat met mijn eerdere toezegging om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk
is ook voor het middelbaar beroepsonderwijs een profileringsfonds per instelling in
te richten.
Met de landelijke prioriteiten in het bestuursakkoord «Jongeren en (jong)volwassenen
in een kwetsbare positie» en «Gelijke kansen in het onderwijs» worden ook maatregelen
bedoeld, die studenten met een functiebeperking kunnen helpen.
In het mbo is zorgondersteuning voor een brede groep beschikbaar en niet beperkt tot
de doelgroep die «geïndiceerd» is of een medische verklaring heeft. Onderzoek van
KBA Nijmegen heeft immers aangetoond dat er in het verleden (toen nog gewerkt werd
met leerlinggebonden financiering) een groot groep studenten was met vergelijkbare
problematiek die geen verwijzing of indicatie ontving. Daar komt bij dat niet iedere
student met een functiebeperking extra ondersteuning nodig heeft.
Daarnaast heb ik in de zgn. verzamelbrief toezeggingen mbo van voor de afgelopen zomer
aangegeven in gesprek te willen over passend onderwijs en is er het actieplan «Onbeperkt
meedoen» aangekondigd, waarin ook maatregelen voor het (mbo) onderwijs worden opgenomen.
Wat betreft het profileringsfonds voor het mbo: op 6 december jl. is een wetvoorstel
in internetconsultatie gegaan, waarmee een mbo studentenfonds, samen met o.a. een
wettelijk recht op zwangerschapsverlof, wordt geregeld. Ik streef ernaar dit wetsvoorstel
in het najaar van 2019 aan de Tweede Kamer voor te leggen.
De leden van de Groen Links-fractie hebben kennisgenomen van het convenant dat de
MBO Raad heeft ondertekend met de Vereniging Hogescholen over de Associate Degree.
Dit moet de gelijke kansen vergroten in de doorstroom naar het hbo. De leden vragen
of de Associate Degree een eindkwalificatie of een tussenstap naar een hbo-diploma
is.
De Associate Degree is sinds vorig jaar een zelfstandige tweejarige opleiding in het
hoger beroepsonderwijs. Deze opleiding is geschikt voor mbo-4-gediplomeerden die willen
doorstuderen, maar die ook kansen biedt voor op- en omscholing van volwassenen en
werkenden in het kader van leven lang leren. De Associate Degree is een eigenstandige
opleiding, met een eigen hogeronderwijskwalificatie. Met dit diploma kan ook worden
doorgestroomd naar een opleiding tot hbo-bachelor.
De voornoemde leden herinneren mij aan de motie van de leden Westerveld en Özdil7 die 26 september 2018 is aangenomen om te onderzoeken of de training «selecteren
zonder vooroordelen» verplicht kan worden gesteld om stagediscriminatie tegen te gaan.
Deze leden vragen of ik refereer aan de uitvoering van deze motie wanneer ik schrijf
dat ik maatregelen ga nemen «waaronder het organiseren van trainingen voor bedrijven
om hen te leren te selecteren zonder vooroordelen». In mijn brief aan de Kamer van
28 augustus 2018 staan immers geen nieuwe toezeggingen wat betreft dit trainingsprogramma
en zijn hierover evenmin nieuwe maatregelen aangekondigd. Deze leden zijn benieuwd
naar meer duidelijkheid op dit gebied.
De motie vraagt mij te onderzoeken of de training selecteren zonder vooroordelen verplicht
kan worden gesteld worden bij de erkenning. Ik ben hierover in overleg gegaan met
de SBB, VNO-NCW, MBO Raad, JOB en het College voor de Rechten van de mens. Hieruit
concludeer ik dat het verplichten van de training «Selecteren zonder Vooroordelen»
niet haalbaar of uitvoerbaar is. Bovendien kan het ertoe leiden dat het volgen van
de training het karakter krijgt van afvinken, terwijl voor een succesvolle training
ook sprake moet zijn van intrinsieke motivatie. Ik heb, in het kader van de motie,
daarom samen met de SBB de volgende aanpak uitgewerkt die mijns inziens recht doet
aan de strekking van de motie:
• SBB organiseert workshops voor 15 duizend nieuwe praktijkopleiders waar ook aandacht
besteed wordt aan elementen, die voorkomen in de cursus «Selecteren zonder Vooroordelen»
van het College van de Rechten van de Mens.
• SBB verkent de mogelijkheden voor een e-module voor huidige en nieuwe praktijkopleiders
over hoe om te gaan met gelijke kansen bij de werving en selectie van studenten.
• SBB werkt aan een handzame brochure voor praktijkopleiders met praktische tips over
onbevooroordeeld selecteren. SBB maakt daarbij gebruik van handvatten van de Arbeidsinspectie
en de expertise van het College van de Rechten van de Mens.
• SBB organiseert workshops voor de eigen adviseurs praktijkleren, zodat zij leren om
verschillende vormen van discriminatie te herkennen en daarmee om te gaan.
Tot slot zal de SBB volgend jaar in mijn opdracht van start gaan met een campagne
gericht op het voorkomen van alle vormen van discriminatie en het realiseren van gelijke
kansen bij stages. Ook deze campagne zal een bijdrage leveren aan het doel van de
motie.
De leden van de Groen Linksfractie vragen hoe ik ervoor ga zorgen dat de inspraak
van mbo-studenten verder wordt versterkt binnen het middelbaar beroepsonderwijs. In
het bestuursakkoord stond nog dat met Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB)
zal worden bekeken «hoe studentenraden hierin het beste ondersteund kunnen worden».
Waarom is dit aspect niet meegenomen in de brief aan mbo-bestuurders? De leden vragen
wat nu de stand van zaken is.
In de Verzamelbrief toezeggingen mbo van afgelopen zomer is aangekondigd dat JOB een
subsidie zou krijgen om studentenraden verder te ondersteunen bij de uitvoering van
het Bestuursakkoord mbo voor wat betreft de verdere professionalisering van de studentenraden.
Hier is € 50.000 voor beschikbaar gesteld. De JOB zal daarmee een onderzoek uitvoeren
naar de studentenparticipatie.
De leden van de SP-fractie zijn er niet van overtuigd dat de aanpak van stagediscriminatie
tot gevolg heeft dat deze een halt wordt toegeroepen en vragen hoe ik ervoor ga zorgen
dat daders worden aangepakt en dat slachtoffers waar mogelijk worden ondersteund.
Het proces van het melden van klachten zal komende periode besproken worden met betrokkenen.
De uitdaging zit vooral in het bewegen van jongeren om ook daadwerkelijk een melding
te doen. De verwachting is dat studenten dat eerder doen in een vertrouwde omgeving
van de school dan bij externe instanties. JOB zal daarom in het volgend studiejaar
samen met ROC Midden Nederland een pilot starten met een «klachtenloket» (een soort
ombudsman), waar studenten terecht kunnen met een discriminatieklacht. Op deze manier
kan het doen van een melding voor mbo-studenten laagdrempeliger worden gemaakt en
kunnen zij op school verwezen worden naar de juiste instantie.
De leden van de SP-fractie vragen of er voorwaarden gesteld gaan worden om ervoor
te zorgen dat de student zich blijven inspannen voor het examenonderdeel rekenen,
aangezien ze op basis van een 4 voor rekenen het diploma kunnen behalen.
In het algemeen geldt dat er vele aspecten zijn die bepalen of een student gemotiveerd
is om zich in te zetten voor een bepaald onderdeel. Het meetellen ervan is er daarbij
één, maar belangrijker zijn aspecten zoals of de student uitgedaagd wordt in het onderwijs
en of er relevantie wordt gezien voor een vervolgopleiding, op de arbeidsmarkt of
voor deelname aan de samenleving. Met dit besluit over het rekenexamen in het mbo
komt er nog meer ruimte voor docenten om hier invulling aan te geven. Verder blijft
de verplichting gelden om het resultaat te vermelden op de resultatenlijst, waardoor
een laag cijfer dus ook zichtbaar wordt hierop.
Verder vragen de leden van de SP-fractie mij of ik minimale voorwaarden zal verbinden
aan de instellingsexamens rekenen.
Voor deze examens geldt dat het de regels voor de kwaliteit van de examinering gelden
zoals die ook voor de rest van de opleiding gelden. Deze zijn geformuleerd in de Regeling
standaarden examenkwaliteit mbo 2017 en betreffen bijvoorbeeld dat de vorm van het
examen moet aansluiten bij de inhoud, dat de beoordeling betrouwbaar moet zijn en
dat voor studenten van tevoren duidelijk is waar ze aan moeten voldoen voor het behalen
van het onderdeel.
De leden van de SP-fractie vragen wanneer de Kamer de resultaten van het onderzoek
naar het nut van de onderwijsovereenkomst en de rechtspositie van mbo’er kan verwachten.
Dit onderzoek is onlangs afgerond. Op verzoek van uw Kamer ben ik thans in overleg
met studenten en instellingen over de uitkomsten van het onderzoek. Ik verwacht in
het eerste kwartaal van 2019 het onderzoeksrapport met beleidsreactie aan de Kamer
te sturen.
De leden van de PvdA-fractie zijn blij met de aankondiging van maatregelen vanwege
discriminatie in de toekenning van stageplekken. In hoeverre wordt in dit bestuursakkoord
ook recht gedaan aan de wettelijke eindverantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen
voor het vinden van een beroepspraktijkvormingsplaats voor hun studenten, zoals de
Kamer de regering heeft verzocht met het aannemen van de motie van het lid Jadnanansing
c.s.8?
De beroepspraktijkvorming (BPV) is een essentieel onderdeel van het mbo en de instelling
heeft een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat studenten met succes hun opleiding
kunnen afronden. De verschillende betrokken partijen hebben elkaar ook hard nodig:
onderwijs, bedrijfsleven en de jongeren zelf. Van elk van die partijen wordt een inzet
en inspanning verwacht. In het onderwijsveld ziet de Inspectie van het Onderwijs toe
op de naleving van de Wet Educatie Beroepsonderwijs en daarmee op de rol en verantwoordelijkheid
die, in dit geval, onderwijsinstellingen hebben als het gaat om de BPV. De SBB speelt
hierbij ook een belangrijke rol, want zij heeft de wettelijke taak om zorg te dragen
voor de beschikbaarheid van voldoende BPV-plekken in elke regio.
De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet om samen met de partners in de SBB
mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te helpen om zich te kwalificeren
voor een beroepskwalificatie. Welke knelpunten zijn hierbij te identificeren? Hoe
verloopt de samenwerking met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in dezen?
Op verzoek van de Staatssecretaris van SZW en mijzelf start de SBB vanaf november
2018 pilots praktijkleren met een praktijkverklaring in het mbo. De Minister van SZW
heeft uw Kamer daarover mede namens mij een brief gestuurd. De pilots richten zich
op werkenden en werkzoekenden zonder startkwalificatie, voor wie het behalen van een
mbo-certificaat of mbo-diploma vooralsnog niet haalbaar lijkt. Het doel van de pilots
is om te onderzoeken of praktijkleren met praktijkverklaring een manier kan zijn om
het perspectief op duurzaam werk voor werkenden en werkzoekenden te vergroten. De
pilots worden uitgevoerd door samenwerkingsverbanden van mbo-instellingen, bedrijfsleven
en partijen binnen het domein van werk en inkomen. Bij de uitvoering van de pilots
worden mogelijke knelpunten geïdentificeerd en waar mogelijk opgelost. OCW en SZW
monitoren en evalueren gezamenlijk de bevindingen.
De leden van de PvdA-fractie vragen vanaf welk moment binnen het gehele mbo het een
feit zal zijn dat elke school het schoolkostenbeleid voorlegt aan de Studentenraad.
Hoeveel instellingen lopen hierop al vooruit? In hoeverre krijgen de studenten binnen
de Studentenraad de mogelijkheid om hoge ouderbijdragen en bijkomende schoolkosten
af te blazen, zo vragen deze leden.
Gedoeld wordt waarschijnlijk op het Servicedocument schoolkostenbeleid, dat de MBO
Raad, JOB en het Ministerie van OCW gezamenlijk hebben opgesteld om meer duidelijkheid
te bieden over de kaders waarbinnen instellingen hun schoolkostenbeleid vorm moeten
geven. Al langer geldt echter dat studentenraden instemmingsrecht hebben op het schoolkostenbeleid,
namelijk sinds 1 januari 2017. Het instemmingsrecht is vastgelegd in de WEB (artikel
8a2.2, derde lid, onderdeel n), waarmee alle instellingen verplicht zijn het schoolkostenbeleid
voor te leggen aan de studentenraad.
Ook in het Servicedocument schoolkosten, dat sinds de zomer van 2018 geldt en leidend
is voor het schoolkostenbeleid van instellingen, is opgenomen dat studentenraden instemmingsrecht
op het schoolkostenbeleid hebben. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op
de naleving van de punten uit dit document.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Alberts, adjunct-griffier