Brief regering : Verdrag tot oprichting van het Caribische Noodhulp Management Agentschap; St. Johns, 2 juli 2008 (herdruk)
36 509 (R2190) Verdrag tot oprichting van het Caribische Noodhulp Management Agentschap; St. Johns, 2 juli 2008
A/Nr. 1 HERDRUK1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
1 maart 2024.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Minister van Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 31 maart 2024.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2024
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen het op 2 juli 2008 te St. Johns tot stand gekomen Verdrag tot oprichting
van het Caribische Noodhulp Management Agentschap (Trb. 2019, 136 en Trb. 2024, 10).
Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Sint Maarten gevraagd.
Aan de Gouverneur van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 1 maart 2024
over te leggen aan de Staten van Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten is van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Verdrag tot oprichting van het Caribische Noodhulp Management Agentschap; St. Johns,
2 juli 2008 (Trb 2019, 136 en Trb 2024, 10)
Toelichtende Nota
I. Inleiding
Het Caribisch Noodhulp Management Agentschap (de Caribbean Disaster Emergency Management Agency; hierna: CDEMA) is een regionaal intergouvernementeel agentschap voor rampenbestrijding
en beheer. CDEMA valt onder de Caribische Gemeenschap CARICOM, en is daarmee een agentschap
van CARICOM. CDEMA werd in 1991 opgericht als CDERA (Caribbean Disaster Emergency Response Agency) en heeft als primaire verantwoordelijkheid het coördineren van noodhulp en hulpverlening
aan deelnemende staten die dergelijke hulp nodig hebben. In 2009 is CDERA veranderd
in CDEMA om de beginselen en praktijk van Comprehensive Disaster Management (CDM) volledig te omarmen. CDM is een geïntegreerde en proactieve benadering van
rampenbestrijding en streeft ernaar de risico's en schade die verband houden met natuurlijke
en technologische gevaren en met de effecten van klimaatverandering te verminderen,
om op die manier de regionale duurzame ontwikkeling te bevorderen.
Als gevolg van de orkanen Irma (2017) en Maria (2017) is de regering van Sint Maarten
begonnen met een evaluatie en herziening van het Emergency Response Plan van Sint Maarten. Het doel van deze evaluatie en herziening is om de responsmechanismen
bij (natuur)rampen te verbeteren en om uit te zoeken en vast te stellen waar valkuilen
bestaan.
In juli 2019 ondertekende het Koninkrijk der Nederlanden (KdN) een Memorandum of Understanding (MoU) met CDEMA voor hulp bij rampenbestrijding. Op grond van het MoU kunnen de landen
van het Koninkrijk een verzoek doen om assistentie in geval van een noodsituatie.
Per verzoek wordt door CDEMA bekeken of de gevraagde noodhulp gegeven kan worden.
Ondanks de mogelijkheid van assistentie bij noodhulp op basis van het MoU, acht de
regering van Sint Maarten het verstandig om een eigen relatie met CDEMA aan te gaan,
in de vorm van volledig lidmaatschap.
De reden daarvoor is een voorlopige aanbeveling van de evaluatie. Deze geeft aan dat
het noodzakelijk is om de relaties met regionale organisaties verder te versterken,
omdat dit kan helpen om de negatieve gevolgen van eventuele hiaten in de lokale responsmechanismen
te mitigeren. Sint Maarten wenst lid te worden van CDEMA om toegang te krijgen tot
trainingsmogelijkheden, met name voor capaciteitsopbouw, om gebruik te maken van de
programma's en tools van CDEMA, maar vooral om toegang te krijgen tot de responsmechanismen
van CDEMA (bij natuurrampen). CDEMA stelt na een ramp zowel financiële middelen als
menselijke capaciteit ter beschikking aan de deelnemende staten. Direct na een natuurramp
zijn financiële middelen en menselijke capaciteit op Sint Maarten beperkt.
Naar het oordeel van de regering bevat het Verdrag geen een ieder verbindende bepalingen
in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks
rechten toekennen of verplichtingen opleggen. De bepalingen van het Verdrag zijn bedoeld
om alleen het land Sint Maarten als lid van de intergouvernementele organisatie CDEMA
te binden in zijn betrekking tot de organisatie en de andere leden.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I (Begripsomschrijvingen)
Dit artikel bevat de omschrijvingen van in het Verdrag voorkomende begrippen.
Artikel II (Oprichting van CDEMA)
Dit artikel bepaalt dat CDEMA is opgericht.
Artikel III (Rechtspersoonlijkheid)
Dit artikel bepaalt dat CDEMA internationale rechtspersoonlijkheid bezit en over de
nodige handelingsbevoegdheid beschikt om zijn functies en doelstellingen te kunnen
en mogen vervullen. Tevens is bepaald dat CDEMA en zijn medewerkers alle gebruikelijke
rechten, privileges en immuniteiten van agentschappen met internationale rechtspersoonlijkheid
genieten.
Artikel IV (Lidmaatschap)
Dit artikel bevat bepalingen over het lidmaatschap. Het lidmaatschap staat open voor
staten en gebieden die zijn vermeld in de bijlage bij het Verdrag en voor andere staten
in het Caribisch gebied die, op grond van artikel XXXIX van dit Verdrag, door het
comité van beheer van de Raad (Management Committee of the Council, afgekort MCC) voor lidmaatschap worden voorgedragen. Toetreding van het Koninkrijk,
ten behoeve van Sint Maarten, is gebaseerd op artikel XXXIX van het Verdrag.
Artikel V (Doelstellingen)
De doelstellingen van CDEMA staan genoemd in dit artikel. Hieronder valt onder meer
het mobiliseren en coördineren van noodhulp bij rampen, en het mitigeren of wegnemen
van de onmiddellijke gevolgen van rampen in de deelnemende staten.
Artikel VI-XVI (Organen en vertegenwoordigers van CDEMA)
Deze artikelen bevatten bepalingen over de structuur en de organen van CDEMA. CDEMA
bestaat uit drie (3) organen, namelijk de raad, het technisch adviescomité (hierna:
TAC) en de coördinerende eenheid (artikel VI).
Artikelen VII en VIII bevatten bepalingen over de raad. De raad bestaat uit de regeringsleiders
van de deelnemende staten. Elk lid van de raad kan een andere bevoegde persoon aanwijzen
om dit lid te vertegenwoordigen bij vergaderingen van de raad. De raad komt eenmaal
per kalenderjaar in gewone zitting bijeen en kan op verzoek van driekwart van de deelnemende
staten buitengewone zittingen bijeenroepen. De voorzitter en vicevoorzitter worden
voor een periode van één jaar (herkiesbaar) uit de leden gekozen; en de voorzitter
zit de vergaderingen van de raad en het MCC voor (artikel VII). De raad is het uitvoerende
orgaan dat besluiten neemt en dat de organisatie naar buiten toe vertegenwoordigt.
Verder bepaalt de raad het beleid van CDEMA (artikel VIII).
Artikel IX bevat bepalingen over het MCC. Het MCC wordt benoemd door de raad. In het
MCC hebben zitting de voorzitter van het TAC, de uitvoerend directeur en vier (4)
personen, die elk één van de subregio's van CDEMA vertegenwoordigen en van wie er
één de voorzitter van de raad zal zijn. Het mandaat van het MCC wordt vastgesteld
door de raad.
Artikelen X en XI bevatten bepalingen over het TAC. Het TAC bestaat uit de nationale
coördinatoren rampenbestrijding van de deelnemende staten. Eén van hen wordt gekozen
tot voorzitter. De voorzitter roept de vergaderingen van het TAC ten minste eenmaal
per kalenderjaar bijeen en houdt op verzoek van tenminste de helft van zijn leden
een buitengewone vergadering. De uitvoerend directeur is de secretaris van het TAC.
Het TAC adviseert CDEMA bij alle zaken die verband houden met strategieën voor het
mobiliseren van middelen, het evalueren van werkprogramma's en het ontwikkelen van
programma’s. Daarnaast voert het alle andere taken uit die de raad kan vaststellen
(artikel XI).
Artikel XII en XIII bevatten bepalingen over de coördinerende eenheid. De coördinerende
eenheid heeft een ondersteunende functie binnen CDEMA. Artikel XIII bevat een niet-uitputtende
lijst van taken van de coördinerende eenheid. Naast de taken die in het artikel worden
genoemd, kan de raad andere taken opdragen aan de coördinerende eenheid.
Artikel XIV en XV bevatten bepalingen over de uitvoerend directeur. De uitvoerend
directeur wordt op grond van artikel VIII, onderdeel d, van het Verdrag benoemd door
de raad op aanbeveling van het MCC. De uitvoerend directeur geeft leiding aan de coördinerende
eenheid en is de hoogste functionaris van CDEMA. Het MCC benoemt een plaatsvervangend
uitvoerend directeur op voordracht van de uitvoerend directeur en beiden worden benoemd
voor een periode van drie (3) jaar en zijn herbenoembaar. Beiden worden benoemd uit
personen met ervaring op gebieden die verband houden met noodhulpoperaties, sociaal
welzijn en management (artikel XIV). De verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur
zijn vastgelegd in artikel XV.
Artikel XVI bevat een overzicht van de taken van de subregionale operationele eenheden
voor noodhulp, die door de raad zijn aangewezen.
Artikel XVII (Administratieve begroting)
CDEMA stelt een administratieve begroting vast ten behoeve van de financiering van
de gebruikelijke uitgaven. Deelnemende staten dragen bij aan de administratieve begroting
in overeenstemming met een contributieschaal, voorgesteld door het MCC en goedgekeurd
door de raad. Deelnemende staten waarvan de economie ernstig is getroffen door een
natuurramp, kunnen verzoeken om vrijstelling van de vastgestelde bijdragen aan de
begroting.
Artikel XVIII (Noodhulpfonds)
CDEMA stelt een noodhulpfonds op. Dit fonds dient uitsluitend ter betaling van uitgaven
die gemaakt worden in verband met het verlenen van bijstand wanneer zich een ramp
voordoet in een deelnemende staat. Deelnemende staten dragen bij aan dit fonds in
overeenstemming met de in artikel XVII genoemde contributieschaal. De uitvoerend directeur
kan bijdragen van externe bronnen aan het fonds aanvaarden onder de voorwaarden die
door het MCC zijn goedgekeurd ten behoeve van alle deelnemende staten. Het noodhulpfonds
van CDEMA is opgericht, maar er wordt vanuit CDEMA al enige tijd niet meer voor gebudgetteerd.
Op dit moment worden er dan ook door CDEMA geen verzoeken gedaan voor bijdrage in
dit fonds.
Artikel XIX (Verplichtingen van de deelnemende staten)
Dit artikel schetst de verplichtingen voor de deelnemende staten. De deelnemende staten
verplichten zich onder meer tot het oprichten en in stand houden van nationale hulporganisaties,
van planningsgroepen voor noodsituaties, en van nationale agentschappen voor rampenbeheersing,
en tot het vaststellen van een nationaal beleid en van nationale prioriteiten. Daarnaast
verplichten de deelnemende staten zich onder meer tot het vastleggen van de rol en
taken van belangrijke instanties bij rampenbeheersing, het opzetten van een geschikt
operationeel centrum, het ontwikkelen van een noodcommunicatiesysteem, het instellen
en versterken van procedures voor het omgaan met de dreiging van ernstige rampen.
De Landsverordening Rampenbestrijding en het Landsbesluit Rampenplan Sint Maarten
(LBHAM Rampenplan Sint Maarten) vormen de basis voor de bestaande rampenbestrijdingsorganisatie
op Sint Maarten. De Landsverordening en het Landsbesluit beschrijven de rollen en
verantwoordelijkheden van de betrokken overheidsinstanties in de verschillende fasen
van de rampenbeheersingscyclus. Regelingen voor noodtelecommunicatie, opvangbeheer,
medische zorg, trainingen, oefeningen zijn vastgelegd in deze wetgeving. Het systeem
lijkt sterk op het Comprehensive Disaster Management-systeem dat CDEMA gebruikt. Op dit moment is er geen eigen Emergency Operations Center (EOC), maar doet het gebouw Brand & Ambulance dienst als zodanig. Er zijn plannen
om naast het bestaande gebouw Brand & Ambulance een speciaal EOC-gebouw te bouwen.
Dit zal gefinancieerd worden door de fondsen die beschikbaar zijn gemaakt via het
na orkaan Irma opgerichte Trustfund voor de wederopbouw van Sint Maarten.
Artikel XX (Betrekkingen met gouvernementele en niet-gouvernementele instellingen)
CDEMA kan overeenkomsten aangaan met gouvernementele, intergouvernementele en niet-gouvernementele
organisaties. De uitvoerend directeur is hiertoe bevoegd, tenzij de raad anders bepaalt.
De Artikelen XXI-XXVI regelen de wijze waarop hulp en bijstand worden verleend aan
een verzoekende deelnemende staat door andere deelnemende staten.
Artikel XXI (Geüniformeerde troepen)
Alleen met uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de verzoekende staat, worden
geüniformeerde troepen naar die staat gezonden, in antwoord op een verzoek om bijstand.
De uitvoerend directeur benoemt, alleen na uitdrukkelijke voorafgaande instemming
van de verzoekende deelnemende staat, een speciale coördinator uit de leidinggevende
officieren van dergelijke troepen. De speciale coördinator is verantwoordelijk voor
de coördinatie van de noodhulp die geleverd wordt door de geuniformeerde troepen.
De troepen blijven, tenzij anders bepaald, onder het bevel en tuchtrechtelijk toezicht
van hun bevelvoerende officier.
Artikel XXII (Leiding en controle van de bijstand)
De algehele leiding en coördinatie van en controle en toezicht op de bijstand die
naar een verzoekende staat wordt gestuurd, behoort tot de verantwoordelijkheid van
de verzoekende staat. De zendstaat wijst, in overleg met de verzoekende staat, de
persoon aan die de leiding heeft over het personeel, anders dan de geüniformeerde
troepen. De verzoekende staat verstrekt binnen zijn mogelijkheden, lokale faciliteiten
en diensten voor de goede en effectieve administratie van bijstand op het gebied van
communicatie. De verzoekende staat waarborgt de bescherming van personeel, uitrusting
en materiaal.
Artikel XXIII (Bevoegde autoriteiten en aanspreekpunten)
De Minister-President van Sint Maarten zal Sint Maarten vertegenwoordigen in de raad
van CDEMA, die bestaat uit de regeringsleiders van de deelnemende staten. De Sectiehoofd
Rampenbestrijding zal Sint Maarten vertegenwoordigen in de Tactical Advisory Council (TAC). Het hoofd van het nationaal agentschap voor crisisbeheersing (National Disaster Management Agency) is de bevoegde autoriteit en het aanspreekpunt om verzoeken om bijstand te doen
en aangeboden bijstand te aanvaarden. De coördinerende eenheid wordt onmiddelijk in
kennis gesteld van wijziging van de contactpunten.
Artikel XXIV (Vertrouwelijkheid en publieke verklaringen)
Dit artikel bevat bepalingen betreffende de vertrouwelijkheid van informatie, die
wordt verstrekt in verband met een verzoek om bijstand. Die informatie wordt niet
openbaar gemaakt en uitsluitend gebruikt voor het beoogde doel.
Artikel XXV (Kosten van de bijstand)
Tenzij anders bepaald, draagt de zendstaat de kosten die hij maakt bij het verlenen
van bijstand aan een verzoekende staat.
Artikel XXVI (Beëindiging van de bijstand)
De uitvoerend directeur stelt, na overleg met de verzoekende staat, de periode vast
waarin bijstand zal worden verleend na een ramp. De verzoekende staat of zendstaat
kan de geleverde bijstand te allen tijde beëindigen.
Artikel XXVII (Voorrechten, immuniteiten en faciliteiten die aan een zendstaat en
zijn personeel worden toegekend)
Dit artikel bevat bepalingen over de voorrechten, immuniteiten en faciliteiten die
aan een zendstaat en zijn personeel worden toegekend. De verzoekende staat kent het
personeel van de zendstaat en zijn personeel die voorrechten, immuniteiten en faciliteiten
toe die nodig zijn ten behoeve van de uitoefening van hun functies bij het verlenen
van bijstand. De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten die toegekend kunnen worden
en onder welke voorwaarden staan in het artikel omschreven.
Artikel XVIII (Doorvoer van personeel, apparatuur en eigendommen)
De deelnemende staten treffen, op verzoek van hetzij de verzoekende staat hetzij de
zendstaat, alle nodige maatregelen om de doorreis van personeel, uitrusting en eigendommen,
betrokken bij de verlening van bijstand, van en naar de verzoekende staat te vergemakkelijken.
Artikel XXIX (Vorderingen en schadevergoeding)
Dit artikel bevat bepalingen over vordering en schadevergoeding. Het tweede lid van
artikel XXIX geeft aan dat de verzoekende staat, tenzij anders is overeengekomen,
ten aanzien van het overlijden van of oplopen van letsel door personen of schade aan
of verlies van eigendommen of schade aan het milieu veroorzaakt op zijn grondgebied
of onder zijn controle of rechtsmacht door personeel van de aangezochte staat tijdens
het verlenen van bijstand, geen rechtsvervolging zal instellen tegen de zendstaat.
Verder zal de verzoekende staat de verantwoordelijkheid aanvaarden voor het afhandelen
van alle gerechtelijke procedures ingesteld door en vorderingen van derden jegens
de zendstaat en zal de zendstaat schadevergoeding betalen in geval van overlijden
of letsel opgelopen tijdens het verlenen van bijstand en voor verlies van of schade
aan materialen.
Artikelen XXX (Voorrechten en immuniteiten van CDEMA)
Dit artikel regelt dat CDEMA, zijn eigendommen en vermogensbestanddelen, ongeacht
waar zij zijn gelegen of wie deze onder zich heeft, immuniteit genieten van elke vorm
van rechtsvervolging, behoudens voor zover de uitvoerend directeur in een bijzonder
geval uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van deze immuniteit. Tevens zijn de eigendommen
van CDEMA gevrijwaard van onderzoek, beslaglegging, vordering, inbeslagneming, onteigening
en iedere andere vorm van inmenging.
Artikel XXXI (Archieven van CDEMA)
In artikel XXXI is vastgelegd dat de archieven van CDEMA onschendbaar zijn. Bovendien
bepaalt het artikel dat bepaalde gegevens, zoals vertrouwelijke informatie, niet worden
opgeslagen in archieven die openbaar zijn.
Artikel XXXII (Faciliteiten met betrekking tot communicatie)
De vrijheid van communicatie voor CDEMA wordt gegarandeerd, evenals de onschendbaarheid
van genoemde communicatie en het recht om codes te gebruiken en om correspondentie
per koerier in verzegelde tassen te verzenden en te ontvangen.
Artikel XXXIII (Vertegenwoordigers en medewerkers van CDEMA)
Dit artikel bevat bepalingen betreffende immuniteit van rechtsvervolging en vrijstellingen
van onder meer inreisbeperkingen voor vertegenwoordigers van staten die deelnemen
aan de vergaderingen van de raad, het MCC of het TAC, alsmede de uitvoerend directeur
en ander personeel van CDEMA, die zij genieten op het grondgebied van elke deelnemende
staat.
Artikel XXXIV (Vrijstelling van belastingen en douaneheffingen)
In dit artikel zijn de vrijstelling van belasting en douaneheffingen geregeld voor
CDEMA, zijn vermogensbestanddelen, eigendommen, inkomsten, werkzaamheden en transacties.
Artikel XXXV (Schorsing van rechten en voorrechten van het lidmaatschap)
Dit artikel geeft aan dat een deelnemende staat die achterstallig is met de betaling
van zijn financiële bijdrage aan de administratieve begroting van CDEMA, geen stem
heeft in de raad of de MCC indien het bedrag gelijk is aan of hoger is dan het bedrag
van de verschuldigde bijdragen voor de voorgaande twee boekjaren. Bovendien kan de
raad een deelnemende staat die de verplichtingen die krachtens dit Verdrag zijn aangegaan
heeft geschonden, schorsen van de uitoefening van de rechten en voorrechten van het
lidmaatschap.
Artikel XXXVI (Arbitrage)
Hier wordt de manier van geschillenbeslechting uiteengezet. In beginsel wordt elk
geschil tussen een deelnemende staat en CDEMA dat te maken heeft met de interpretatie
of toepassing van het Verdrag en dat niet door onderhandeling of op een andere wijze
kan worden geregeld, op verzoek van een van de partijen aan een arbitragetribunaal
voorgelegd. De beslissing van het arbitragetribunaal is definitief. Het abitragetribunaal
zal uit drie arbiters bestaan. Elk partij heeft het recht om een arbiter te benoemen
binnen 15 dagen na het verzoek tot arbitrage door de desbetreffende partij. De twee
gekozen arbiters benoemen gezamenlijk de derde arbiter, die als voorzitter zal functioneren.
Artikel XXXVII-XLIII (Slotbepalingen)
De artikelen XXXVII tot XLIII bevatten de gebruikelijke slotbepalingen inzake ondertekening
en bekrachtiging (artikel XXXVII), inwerkingtreding (artikel XXXVIII), toetreding
(artikel XXXIX), de depositaris (artikel XL), wijzigingen (artikel XLI), terugtrekking
(artikel XLII) en voorlopige toepassing (artikel XLIII). Het Koninkrijk wordt, ten
behoeve van Sint Maarten, lid als deelnemende staat overeenkomstig onderdeel b van
artikel IV van het Verdrag. Het Verdrag zal voor het Koninkrijk, ten behoeve van Sint
Maarten, in werking treden op het moment dat de akte van toetreding is nedergelegd
bij de depositaris: de Secretaris-Generaal van de Caribische Gemeenschap.
III. Koninkrijkspositie
Het Verdrag zal voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen gelden voor
Sint Maarten. Nederland, Aruba en Curaçao wensen geen lid te worden van CDEMA. Het
MoU dat het Koninkrijk der Nederlanden in 2019 sloot met CDEMA blijft gelden voor
Nederland, Aruba en Curaçao.
IV. Contributie
De jaarlijkse contributie van Sint Maarten aan CDEMA wordt op grond van het tweede
lid van artikel XVII van het Verdrag jaarlijks vastgesteld. Momenteel ligt dit bedrag
voor Sint Maarten rond de USD 100.000. De eerste twee jaar zal de contributie betaald
worden via de fondsen beschikbaar in het na orkaan Irma opgerichte Trustfund voor
de wederopbouw van Sint Maarten. De NRPB (National Recovery Program Bureau) heeft
aangegeven dat voor de komende twee jaar hiervoor gebudgetteerd is.
Daarna wordt de jaarlijkse bijdrage gedekt uit de reguliere begroting van Brandweer
Sint Maarten (Crisisbeheersing). Hiervoor zijn voorzieningen getroffen in de meerjarenbegroting.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.