Brief regering : Voortgang arbeidsgerelateerde zorg
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 482
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2024
Iedereen heeft recht op goede arbeidsomstandigheden. Door een veilige en gezonde werkomgeving
wordt de kans op arbeidsrisico’s kleiner. Daarmee kunnen ongevallen en gezondheidsklachten
door het werk worden voorkomen of beperkt. Het kabinet wil dat er geen mensen meer
overlijden of ziek worden door slechte arbeidsomstandigheden («zero death») en zet
met de Arbovisie 2040 stevig in op preventie.1
Goede arbeidsgerelateerde zorg helpt langdurige uitval te voorkomen en bevordert effectieve
re-integratie van werkenden. Zo kan instroom in de Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en
Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) worden verlaagd. Ook kunnen zorgkosten worden voorkomen.
De afgelopen jaren zijn verschillende adviezen uitgebracht over verbetering van de
arbeidsgerelateerde zorg. Samen met beroepsgroepen en andere betrokkenen heb ik onderzocht
hoe opvolging kan worden gegeven aan de adviezen van onder andere de Kwaliteitstafel
Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde (Kwaliteitstafel)2, de Commissie Heerts3 en de SER4. In deze brief ga ik, mede namens de demissionair Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, in op de stand van zaken van verschillende lopende initiatieven op het gebied
van arbeidsgerelateerde zorg en arbocuratieve samenwerking.
De rol van de bedrijfsarts is belangrijk in een goed functionerend stelsel van arbeidsgerelateerde
zorg. De adviezen van de Kwaliteitstafel gaven handvatten hoe het oplopende tekort
aan bedrijfsartsen aan te pakken. De sector blijkt niet in staat om het tekort zelfstandig
op te lossen. Dit vormt een steeds urgenter probleem voor zowel werkgevers, die geen
bedrijfsarts kunnen vinden, als werknemers, die lang moeten wachten voordat ze bij
een bedrijfsarts terecht kunnen. Daarom tref ik nu, als onderdeel van het arbeidsmarktpakket5, een tijdelijke maatregel in de vorm van een subsidieprogramma.
Ik heb ZonMw opdracht gegeven een programma te ontwikkelen om het bestand van praktijkopleiders
te vergroten en het vakgebied toekomstbestendig te maken.
Tegelijkertijd verken ik structurele oplossingen voor het bedrijfsartsentekort. Uit
de meest recente raming van het Capaciteitsorgaan6 blijkt namelijk dat de komende tien jaar het tekort aan bedrijfsartsen niet zal kunnen
worden ingelopen. Zodoende denk ik samen met werkgevers, werknemers en de beroepsgroepen
na over hoe de arbeidsgerelateerde zorg in de toekomst goed kan werken, ondanks het
tekort aan bedrijfsartsen. Dit zal vorm krijgen in de uitwerking van de Arbovisie
2040. Ik zoek structurele oplossingen op het gebied van preventie en in verbetering
van de samenwerking, zowel binnen de arbeidsgerelateerde zorg als met de reguliere
zorg. Daarbij betrek ik het aangekondigde vervolgadvies van de SER over de inrichting
en financiering van de bedrijfsgezondheidszorg en arbocuratieve samenwerking. Dit
advies verwacht ik rond de zomer 2024.
In deze voortgangsbrief ga ik in paragraaf 1 in op de kortetermijnmaatregel en in
paragraaf 2 op de mogelijke lange termijn oplossingen. In paragraaf 3 betrek ik ook
de studies die momenteel worden uitgevoerd en inzichten opleveren voor structurele
oplossingen op het gebied van preventie en paragraaf 4 gaat over verbetering van de
samenwerking en de stand van zaken van moties en amendementen. De in gang gezette
acties en adviezen kunnen het nieuwe kabinet helpen beleidsmatige keuzes te maken.
1. Korte termijn – subsidieprogramma Innovatieve Arbozorg
De focus van het advies van de Kwaliteitstafel uit 2020 lag op het oplopende tekort
aan bedrijfsartsen. In de afgelopen jaren is met financiering vanuit SZW extra energie
gestoken in het breder onder de aandacht brengen van het beroep van bedrijfsarts.
Met mooi resultaat; de imagocampagne heeft ertoe geleid dat de belangstelling voor
de opleidingen is gestegen. Een aanhoudend probleem blijft echter een tekort aan opleidingsplaatsen
door een gebrek aan praktijkopleiders. Hierdoor kunnen de komende tien jaar niet genoeg
bedrijfsartsen worden opgeleid om aan de vraag te voldoen.7 De eisen8 om praktijkopleider te zijn in de bedrijfsgezondheidszorg zijn hoog én het is niet
vanzelfsprekend dat je praktijkopleider wordt als je eenmaal bedrijfsarts bent. Veel
bedrijfsartsen zijn werkzaam als zelfstandige9 en leiden niet op, omdat je als opleider verbonden moet zijn aan een erkende praktijkopleiding.
Om deze problematiek op korte termijn aan te pakken stel ik tijdelijk ruim veertien
miljoen euro beschikbaar via het nieuwe subsidieprogramma Innovatieve Arbozorg.10 Het doel van dit programma is het vergroten van de opleidingscapaciteit en innovatie
van de arbodienstverlening in Nederland. Om het benodigde draagvlak en toekomstige
borging te realiseren heeft ZonMw dit programma in samenwerking met de stakeholders
ontwikkeld. Het programma start in het voorjaar van 2024.
Het programma Innovatieve Arbozorg bestaat uit drie lijnen:
1) Versterking en innovatie van de opleiding en bij- en nascholing; gericht op het versterken van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de opleiding
bedrijfsgeneeskunde op alle fronten, inclusief maatregelen om het aantal praktijkopleiders
te vergroten;
2) Stimuleren van de samenwerking tussen (kern)deskundigen; hierbij staat het voorkomen van uitval door werk of beroepsziekten centraal en is
ruimte om te experimenteren met vormen van samenwerking, zoals verantwoorde taakdelegatie/taakherschikking;
3) Versterken van de kennisinfrastructuur, bevorderen van kennisontwikkeling en kwaliteitsborging; gericht op het vergroten
van impact van multidisciplinaire kennis in de praktijk.
Daarnaast is er een vierde lijn, die alle thema’s doorsnijdt en is gericht op het
ontwikkelen van innovatieve technologische ondersteuning.
Dit programma bouwt voort op de uitkomsten van de Kwaliteitstafel. In het programma
wordt veel ruimte geboden aan pilots en experimenten om nieuwe werkwijzen uit te testen,
met het oog op blijvende resultaten.
2. Lange termijn – Arbovisie 2040
De druk op de zorg in Nederland neemt toe. De vraag naar zorg stijgt sneller dan het
aanbod. Om de zorg betaalbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit te houden is het
Integraal Zorg Akkoord (IZA) afgesloten. In dit akkoord is veel aandacht voor passende
preventieve zorg, denk aan leefstijladvies, bewegen en stoppen met roken. Ook de SER
stelt in het advies op de Arbovisie 204011 dat voor een adequate aanpak ter bevordering van gezond en veilig werken, de focus
moet liggen op preventie. Bij een stevig en succesvol preventiebeleid aan de voorkant
neemt het belang af van zaken als verzuimbegeleiding, verzekeringskwesties, aantallen
ongevallen en beroepsziektes, aldus de SER. Meer aandacht voor preventie binnen en
buiten de arbeidsgerelateerde zorg kan een gunstig effect hebben op de inzet en benodigde
capaciteit van bedrijfs- en verzekeringsartsen.
Om de capaciteitsproblematiek aan te pakken moeten niet alleen bedrijfsartsen, maar
alle professionals12 werkzaam in de arbozorg, zo optimaal mogelijk worden ingezet. Dit kan bijvoorbeeld
door middel van juiste en verantwoorde taakdelegatie en taakherschikking. Daarnaast
kan kwaliteitsverbetering van het stelsel van arbodienstverlening gezocht worden in
het aanbrengen van meer focus op preventie en samenwerking in multidisciplinaire teams.
Er is een vergelijkbare ontwikkeling in het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid,
met betrekking tot de verzekeringsarts te zien.
Bij het UWV is een beweging ingezet om te werken in sociaal-medische teams waarbinnen
alle professionals die een bijdrage leveren aan een beoordeling, optimaal worden ingezet.13 Vanwege deze vergelijkbare ontwikkelingen wordt er met elkaar afgestemd en samengewerkt
om van elkaar te leren.
Daarnaast is een integrale, domein overstijgende aanpak nodig. Bevordering van gezondheid
van alle mensen moet centraal staan in het volledige overheidsbeleid (Health in all
policies)14 met gerichte aandacht voor onder meer arbeidsomstandigheden, als een van de determinanten
van gezondheid. Hierin past ook het aangekondigde vervolg-advies van de SER over de
Arbovisie 2040.
Zoals ik heb aangegeven in de kabinetsreactie op het eerste deel van het advies van
de SER op de Arbovisie15 ga ik de introductie van financiële prikkels (zowel positieve als negatieve) onderzoeken, zodat bedrijven meer in preventie gaan
investeren. Als eerste stap worden meerdere opties verkend, waaronder het verhogen
van boetes. Ook laat ik een onderzoek uitvoeren naar de rol, taken en deskundigheid
van de preventiemedewerker. De opdrachtnemer is verzocht om in de scenario’s de aanbeveling van de SER over
de gekozen preventiemedewerker mee te nemen. Op deze manier breng ik mogelijkheden
in kaart om de positie van de preventiemedewerker te versterken.
Bedrijfsartsen zijn op grond van de Arbowet verplicht beroepsziekten bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) te melden. Slechts 30–40% van
de bedrijfsartsen doet dit. Hierdoor is er beperkt zicht op het aantal en type ziekten
dat door het werk wordt veroorzaakt en in welke sectoren de risico’s op een beroepsziekte
het grootst zijn. Door het ontbreken van deze gegevens is het lastig om preventieve
maatregelen te nemen. SZW ondersteunt en faciliteert het NCvB om bedrijfsartsen te
stimuleren beroepsziekten te melden. Dit helpt, maar moet nog veel beter. Op 7 september
2023 heeft op mijn verzoek een Ronde Tafel bijeenkomst met bedrijfsartsen plaatsgevonden.
Met de bedrijfsartsen heb ik besproken wat de problemen zijn rond het melden van beroepsziekten
en meldingen bij de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) en wat hiervoor mogelijke oplossingen
zijn. In het kader van de uitwerking van de Arbovisie 2040 en de aanbevelingen van
de SER wordt dit overleg voortgezet.
Bij wisseling van een gecontracteerde bedrijfsarts of arbodienst zijn gezondheidsgegevens
van de werknemer uit het verleden nu niet goed toegankelijk. Om dit te verbeteren,
sluit ik aan bij het traject van VWS van de persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO)
om te verkennen of aansluiting van een arbeidsgerelateerd medisch dossier op de bestaande PGO mogelijk is. Dit versterkt de eigen regie van werkenden over hun gezondheid, een
belangrijk thema in het advies van de SER op de Arbovisie 2040. Daarnaast kan een
arbeidsgerelateerd PGO dienstbaar zijn bij de triage, diagnostiek en behandeling van
gezondheidsklachten die mogelijk samenhangen met het werk.
Op basis van de uitkomsten van deze trajecten kan het volgende kabinet beleidskeuzes
maken en verdere stappen zetten.
3. Focus op preventie
Bij de wijziging van de Arbowet in 2017 is preventie als verplicht onderdeel van het
basiscontract opgenomen. De wetswijziging alleen is niet voldoende gebleken om tot
gedragsverandering te komen. Hieronder ga ik kort in op enkele lopende trajecten gericht
op preventie en werk in brede zin.
Zoals eerder aangekondigd16 is in samenwerking met de Stichting van de Arbeid een handreiking17 gemaakt voor werknemers en werkgevers over de
overgang en werk. Uit onderzoek18 blijkt dat ruim één op de drie vrouwen in de overgang door hun klachten hun werk
minder goed kunnen doen. Door onbekendheid over gevolgen van de overgang is er weinig
aandacht voor op de werkvloer en rust er een taboe op het bespreken van dit onderwerp.
De handreiking bevat praktische tips en informatie om de overgang op de werkvloer
te herkennen, te bespreken en er bewust mee om te gaan, waardoor ziekteverzuim of
uitval kan worden voorkomen. In 2024 zet ik in op kennisdeling gericht op werkgevers
in sectoren waar veel vrouwen werkzaam zijn, zoals de zorg en het onderwijs. Ook ondersteun
ik het MenoPause Consortium en wordt op dit moment met steun van SZW door de beroepsvereniging
van bedrijfsartsen (NVAB) een richtlijn ontwikkeld over overgangsklachten in relatie
tot werk. Deze richtlijn is in 2025 klaar voor implementatie. Ook binnen het departement
van SZW zelf is aandacht voor het bespreekbaar maken van de overgang op de werkvloer.
Studenten zijn de werkenden van de toekomst. Het is belangrijk dat zij tijdens hun
opleiding leren hoe ze gezond en veilig kunnen werken. Met de MBO stimuleringsregeling Veilig en Gezond Werken19 kunnen scholen in het middelbaar beroepsonderwijs budget krijgen om structureel aandacht
te besteden aan gezond en veilig werken. Dit kan worden gebruikt voor scholingsactiviteiten
en voor advies en ondersteuning door een speciaal toegewezen arbodeskundige en een
Gezonde School-adviseur van de GGD. Voldoende aandacht op school voor veilig en gezond
werken helpt studenten ook bij afspraken met een (leer)bedrijf of stageplek. In totaal
kunnen honderd scholen deelnemen aan de stimuleringsregeling.
In opdracht van SZW voert het RIVM een verkenning uit naar het draagvlak, de mogelijkheden
en de randvoorwaarden voor een koppeling van preventieve arbozorg aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov)
voor zelfstandigen. In deze studie wordt onderzocht hoe gebruik van preventieve zorg voor zzp’ers bevorderd
kan worden. Ook wordt gekeken wat de informatiebehoefte is en wie de preventieve zorg
kan uitvoeren.
Om juist te stimuleren dat meer bedrijfsartsen een preventieve aanpak gaan implementeren doet het RIVM in opdracht van SZW onderzoek naar het proces, de
effecten en de kosten-baten van de implementatie van preventieve acties door de bedrijfsarts20. Het RIVM zal praktische interventies ontwikkelen die bedrijfsartsen kunnen helpen
bij een meer preventieve aanpak.
Richtlijnontwikkeling draagt bij aan verbetering van de kwaliteit van de bedrijfsgeneeskundige
zorg door kennisvergroting en meer eenvormig handelen van zorgverleners. Zo kan het
herkennen van beroepsziekten en werkgebonden aandoeningen worden verbeterd. Met financiering
van SZW ontwikkelt de beroepsvereniging van bedrijfsartsen (NVAB) richtlijnen. Zo
is bijvoorbeeld de richtlijn werk-privé balans, met de toename in thuiswerk en mantelzorg
en de arbeidsmarktkrapte, recent herzien. Daarnaast gaat de NVAB samen met het Kennisinstituut
medisch specialisten (KIMS) aan de slag met de implementatie van de generieke module
Arbeidsparticipatie.
4. Verbetering samenwerking
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het SER-advies21 zet het kabinet in op het verkennen van mogelijkheden en kansen van een meer (verplichtende)
effectieve inzet van andere (kern)deskundigen dan de bedrijfsarts. Daarbij wordt gedacht
aan de inzet van onder andere adviseurs arbeid en gezondheid, praktijkondersteuners
bedrijfsartsen, arboverpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, physician assistants,
arbeidshygiënisten en hoger veiligheidskundigen. Dit kan bijvoorbeeld door verantwoorde
taakdelegatie of taakherschikking. Door de juiste deskundigen op het juiste moment
in te schakelen en een brede en innovatieve samenwerking tussen en met andere deskundigen
te creëren, wordt de kwaliteit en effectiviteit van de arbeidsgerelateerde zorg verbeterd.
Een efficiënte samenwerking in multidisciplinaire teams draagt er ook aan bij dat
de toenemende druk op bedrijfsartsen verlicht wordt. Hierbij zoeken we verbinding
met de transformatie in de zorg, waar vergelijkbare problematiek speelt.
Samenwerking tussen SZW en VWS op het gebied van werk(behoud) en gezondheid is onontbeerlijk.
Arbeidsomstandigheden zijn een van de determinanten van gezondheid blijkt uit RIVM-onderzoek.22 Het is bekend dat werk kan leiden tot uitval en ziekte, maar ook dat werk(behoud)
kan bijdragen aan herstel. Met het oog op de maatschappelijke kosten (zorgkosten,
WIA, Zw) is het een gezamenlijk belang te voorkomen dat werkenden ziek worden door
hun werk. En als dit toch gebeurt, ervoor te zorgen dat werkenden zo kort mogelijk
uitvallen of zo snel mogelijk aangepast werk kunnen doen. Daarvoor is samenwerking
tussen professionals uit de arbeidsgerelateerde en de curatieve zorg nodig.
Naar aanleiding van de position paper voor werkbehoud bij ziekte van de samenwerkende
organisaties arbeid en gezondheid23 onderschrijven wij als bewindspersonen van SZW en VWS het belang van samenwerking
tussen de arbeidsgerelateerde zorg en de reguliere zorg.
We onderschrijven dat werk en meedoen in de maatschappij, van groot belang is voor
mensen met bijvoorbeeld chronische aandoeningen. Meer aandacht voor de factor werk
is nodig bij professionals in de curatieve zorg. Zodoende is er behoefte aan betere
informatievoorziening over de rol van onder meer bedrijfsartsen richting de professionals
in de curatieve zorg. Wij zullen partijen in het veld stimuleren om hierover in gesprek
te gaan. Dit jaar gaan wij gezamenlijk een dag van Arbeid en Gezondheid organiseren
om meer verbinding te maken tussen de verschillende initiatieven die nu lopen en de
maatschappelijke partners.
Hieronder schets ik de voortgang van de belangrijkste projecten op het gebied van
arbocuratieve samenwerking, waarin ook wordt onderzocht hoe de financiële obstakels
tussen de twee verschillende financieringsstelsels (publiek en privaat) kunnen worden
weggenomen.
Amendement VWS Kanker en Werk
In opdracht van het Ministerie van VWS heeft ZonMw een nieuw subsidieprogramma gemaakt,
Kanker en Werk.24 Dit naar aanleiding van een aangenomen amendement op de VWS-begroting.25 Doel is het verbeteren van informatievoorziening rondom kanker en werk, voor werkenden,
werkgevers en behandelaars. Door bestaande kennis te bundelen, toegankelijker te maken
en beter te benutten wordt de kans op een succesvolle terugkeer naar werk vergroot.
Door informatie-uitwisseling wordt verbinding gemaakt tussen werk en zorg van diagnosestelling
tot aan de behandeling en therapie.
Voortgang uitvoering Motie Van Weyenberg
Voor de uitvoering van de motie Van Weyenberg26 over de inzet van klinisch arbeidsgeneeskundigen in oncologische trajecten en de
financiering daarvan heb ik de Nederlandse Vereniging voor Klinische Arbeidsgeneeskunde
(NVKA) opdracht gegeven een zorgmodel te ontwikkelen. De NVKA zal hierin samenwerken
met het Kennisinstituut Medisch Specialisten (KIMS). Het zorgmodel zal zich uitstrekken
vanaf de triage, diagnosestelling en behandeling tot re-integratie terug naar werk.
Omdat de klinische-arbeidsgeneeskundige zorg nog niet goed vastgelegd en geprotocolleerd
is, zal het onderzoek zich richten op het beschrijven van deze zorg. Vervolgens worden
scenario’s ontwikkeld om te komen tot de ontwikkeling van deze zorg, bijvoorbeeld
in regio’s. In het ontwikkeltraject zullen partijen worden betrokken, die bij de uitrol
en implementatie van het model van belang zijn. Het streven is dat het zorgmodel in
de toekomst als blauwdruk kan dienen voor de ontwikkeling van andere zorgpaden ten
behoeve van klinische-arbeidsgeneeskundige zorg voor de behandeling van andere ziektebeelden
dan kanker. Uitkomsten worden in 2025 verwacht.
Onderzoek baten-lasten arbocuratieve samenwerking
In navolging op de uitvoering van de hierboven genoemde motie Van Weyenberg, is een
onderzoek gestart naar de kosten en baten als arbeid een onderdeel wordt in een behandeltraject
in de gezondheidszorg. Er zijn verschillende pilots uitgevoerd in de gezondheidszorg
waarbij werk een behandeldoel was. Hierbij was vaak het resultaat dat de kwaliteit
van leven van een persoon steeg. Het is van belang dat we de feitelijkheden van die
praktijken goed in beeld krijgen en hiervan kunnen leren. Op deze wijze krijgen we
beter inzicht in de resultaten, kosten en baten van arbocuratieve zorg in het zorgaanbod.
De verwachting is dat eind 2024 de resultaten gepresenteerd kunnen worden.
Doorontwikkeling platform arbeidsgerelateerde zorg
In opdracht van SZW werkt het RIVM in aanvulling op de twee jaarlijkse bijeenkomsten
van het Platform arbeidsgerelateerde zorg aan de inrichting van een digitaal kennis-
en communicatieplatform, het Zorg en Werk Netwerk. Dit platform gaat fungeren als
dé centrale plek voor informatie en uitwisseling over samenwerking tussen professionals
uit de arbozorg en de reguliere zorg.
Afsluitend
Met deze voortgangsbrief heb ik u geïnformeerd over mijn inzet om de arbeidsgerelateerde
zorg en arbocuratieve zorg te verbeteren om zo langdurige uitval te voorkomen en effectieve
re-integratie van werkenden te bevorderen.
De komende periode zet ik in op innovatie en toekomstbestendigheid van de arbozorg.
Het nieuwe subsidieprogramma Innovatieve Arbozorg zal die ontwikkeling stevig ondersteunen.
Tegelijkertijd heb ik met de demissionair Minister van VWS activiteiten in gang gezet
om de samenwerking tussen de arbeidsgerelateerde zorg en de reguliere gezondheidszorg
te verbeteren. De uitwerking van deze activiteiten, evenals de ontwikkeling naar een
structurele oplossing voor het tekort aan bedrijfsartsen, vindt in nauwe samenwerking
met sociale partners plaats. Daarbij is het vervolg-advies van de SER op de Arbovisie
2040 van belang. De besluitvorming daarover is aan het volgende kabinet.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid