Brief regering : Invulling voornemens tot loskoppeling van verkoop en advies en een terugkoppeling van de raadswerkgroep over de conceptverordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen``
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 609
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 februari 2023
Hierbij informeer ik uw Kamer over mijn voornemen om verkoop en advies van gewasbeschermingsmiddelen
los te koppelen en daarmee invulling te geven aan de afspraak uit het coalitieakkoord
om op die manier de ingezette omslag naar geïntegreerde gewasbescherming te intensiveren.
Daarnaast infomeer ik uw Kamer, in lijn met het informatieverzoek van uw Kamer, over
de bespreking in de raadswerkgroep over de conceptverordening Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
van 6 en 7 februari 2023.
Loskoppeling verkoop en advies
Telers laten zich met regelmaat adviseren over hun teelt en over het zo goed mogelijk
inzetten van maatregelen (middelen, systemen en andere maatregelen) om hun gewassen
te beschermen tegen ziekten, plagen en onkruiden. Momenteel zijn veel adviseurs commercieel
verbonden aan toeleveranciers van gewasbeschermingsmiddelen. Hierdoor ontstaat een
financiële prikkel bij adviseurs om te adviseren gewasbeschermingsmiddelen in te zetten.
Omdat geïntegreerde gewasbescherming en het inzetten van niet-chemische maatregelen
een centrale rol moet hebben bij het beschermen van gewassen, moeten telers de beschikking
hebben over een onafhankelijk advies over gewasbescherming, vrij van financiele prikkels.
Daarom wil ik dat telers die gebruik maken van gewasbeschermingsmiddelen periodiek
een advies van een onafhankelijk adviseur inwinnen.
Om dit te bereiken wil ik bij voorkeur aansluiten bij de Europese Verordening Duurzaam
Gebruik die momenteel in ontwikkeling is, ook gelet op het gelijke speelveld dat hiermee
wordt bevorderd. In de eerste concepten van deze Verordening is de verplichting voor
telers opgenomen om periodiek een onafhankelijk advies in te winnen. Binnen de lopende
onderhandelingen met de Europese Commissie en lidstaten, waar ik uw Kamer met regelmaat
over informeer, steun ik dit onderdeel dan ook.
De inwerkingtreding van de Verordening Duurzaam Gebruik kan echter nog enkele jaren
op zich laten wachten en de uiteindelijke inhoud is afhankelijk van de Europese onderhandelingen.
Daarom kies ik er voor om een verplichting tot het inwinnen van onafhankelijk advies
al via het nationale spoor in te voeren, waarbij dit (snel) gevolgd zal worden door
het Europese spoor, zo verwacht ik. Dat spoor beoogt hetzelfde. Hierbij is het van
belang dat een dergelijke verplichting, nationaal of Europees, alleen succesvol kan
zijn als de infrastructuur hiervoor de komende jaren voldoende massa en kwaliteit
krijgt. Ik zal daarom direct starten met de voorbereidingen voor een dergelijke verplichting,
onder meer door in te zetten op verhoging van het aantal onafhankelijke adviseurs
waarvan er in Nederland slechts enkele tientallen staan geregistreerd in het zogeheten
BAS-register.
Inzetten op periodiek onafhankelijk advies is niet voldoende. Nederland beschikt nu
over een fijnmazig netwerk van adviesdiensten dat van grote waarde is voor de teler.
Denk bijvoorbeeld aan teeltbegeleiders die een boer adviseren een plaag te bestrijden
of te voorkomen. Binnen deze waardevolle samenwerking tussen adviseurs en telers wil
ik de kwaliteit van adviezen over geïntegreerde gewasbescherming verder verbeteren
en daarmee de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen terugdringen.
Mogelijkheden om de kwaliteit van adviezen te verbeteren zijn het aanscherpen van
de vakbekwaamheidseisen voor adviseurs over gewasbescherming en het versterken van
het scholingsaanbod voor telers op het terrein van geïntegreerde gewasbescherming.
Daarnaast komt de komende jaren steeds meer inzicht in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
en de mate waarin telers geïntegreerde gewasbescherming toepassen. Dit komt door technische
en beleidsmatige ontwikkelingen, zoals de (verplichte) gewasbeschermingsmonitor en
de Milieu Indicator Groene Gewasbescherming (MIG). Via een nog te ontwikkelen systematiek,
waarin ook stakeholders een grote rol kunnen spelen, kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
op het niveau van teler en adviseur worden gebenchmarkt. Deze benchmarkbenadering
kan als bewustwordings-, stimulerings- en sturingsinstrument voor zowel teler als
adviseur worden ingezet, daarom wil ik hier direct en stevig op inzetten. Ook de voortgang
in reductie van de milieubelasting kan met dit instrument transparant worden gemaakt.
Hierbij kunnen minder goed presterende telers bijvoorbeeld een aanvullend advies krijgen
en minder goed presterende adviseurs zwaardere opleidingseisen. Ten slotte verken
ik hoe ik het stoppen van bonussen voor verkochte hoeveelheid middelen kan realiseren
en de verkoop en het gebruik van laagrisico- en groene middelen, zoals feromonen,
plantenextracten en micro-organismen, kan stimuleren.
De komende periode zal ik deze zaken verder uitwerken, waarbij ik ook stakeholders
betrek zoals telersorganisaties, de adviesbranche en onderwijsinstellingen. Ik zal
uw Kamer in het het najaar 2023 informeren over de nadere invulling en voortgang.
Voor het verhogen van het aantal geregistreerde onafhankelijke adviseurs in de komende
jaren zal ik de noodzakelijke acties zo snel mogelijk opstarten.
Deze inzet is niet los te zien van mijn brede inzet op het gebied van verdere verduurzaming
van gewasbescherming, zoals een ambitieuze inzet in Europa met betrekking tot de Verordening
duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen, waarvan geïntegreerde gewasbescherming
een cruciaal onderdeel is. Over mijn inzet voor het stimuleren van goedkeuring en
toelating van «groene» middelen zal ik u dit voorjaar nog informeren.
Raadswerkgroep duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen 6 en 7 februari 2023
Op 6 en 7 februari jl. heeft de zevende bespreking plaatsgevonden in de raadswerkgroep
over het voorstel voor een Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.
Deze verordening moet in de plaats komen van de huidige Richtlijn 2009/128/EG, die
voorschriften voor lidstaten bevat over het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Tijdens de raadswerkgroep is de artikelsgewijze behandeling van de hoofdstukken 5,
6 en 7 voortgezet. Hierin staan over het algemeen voorschriften die al aanwezig zijn
in de huidige Richtlijn 2009/128/EG en die door Nederland zijn geïmplementeerd. Naar
aanleiding van het informatieverzoek van de Kamer, informeer ik u over de uitkomsten
van deze bespreking en het vervolg hiervan.
Toepassing uit de lucht en via onbemande luchtvaartuigen
Volgens het voorstel blijft de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen vanuit de
lucht verboden. Nederland maakt, in tegenstelling tot enkele lidstaten, al jaren geen
gebruik meer van deze techniek. Tegelijkertijd introduceert het voorstel nieuwe voorschriften
die drone toepassing van gewasbeschermingsmiddelen toestaan. Hiervoor is onder de
huidige richtlijn nog een ontheffing nodig, omdat alle luchttoepassing nu verboden
is. Nederland is blij met deze vereenvoudiging. De Commissie heeft aangegeven dat
het nodig is om nadere, geharmoniseerde eisen te bepalen voor drone toepassing, bijvoorbeeld
m.b.t. de weersomstandigheden waaronder drones worden ingezet. Deze kan de Commissie
via uitvoeringshandelingen vaststellen. Daarbuiten kunnen lidstaten ook nog steeds
een ontheffing verlenen voor drone toepassingen, als niet aan deze eisen wordt voldaan.
Wel ligt de bewijslast dan bij de lidstaten om aan te tonen dat drone toepassing minder
gevaarlijk is dan toepassing door middel van landapparatuur.
Opslag, verwijdering, hantering en verkoop
Volgens de Commissie zijn de voorschriften in het voorstel voor opslag, hantering
en verwijdering door veel lidstaten volledig geïmplementeerd. Dit geldt ook voor Nederland.
Veel lidstaten hadden bezwaren tegen de voorschriften voor verkoop in het voorstel.
Deze bezwaren gaan over de verplichting voor de distributeur om de koper van professionele
gewasbeschermingsmiddelen te informeren over minder gevaarlijke bestrijdingsmiddelen.
Deze lidstaten vinden dat de distributeurs daarmee te veel belast worden met adviestaken.
Nederland is juist voorstander van zo’n informatieplicht. In Nederland hebben de bedrijven
die handelen in professionele gewasbeschermingsmiddelen zelfregulering die in lijn
is met het Commissievoorstel.
Advies over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en onafhankelijk adviessysteem
Het Commissievoorstel maakt onderscheid tussen onafhankelijke adviseurs en zogeheten
commerciële adviseurs. Volgens het voorstel worden professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen
verplicht om minimaal eens per jaar een onafhankelijke adviseur te raadplegen, die
strategisch advies geeft over de best mogelijke toepassing van geïntegreerde gewasbescherming.
Deze onafhankelijke adviseur mag geen strijdige belangen hebben, dus geen gewasbeschermingsmiddelen
verkopen. De Commissie heeft toegelicht dat het voorstel beoogt te zorgen dat professionele
gebruikers nog steeds op eigen initiatief commerciële adviseurs kunnen raadplegen
(bijv. wekelijks), maar daarnaast verplicht gebruik maken van een onafhankelijke adviseur
voor strategisch advies. Voor beide adviseurs gelden dezelfde opleidingseisen. Zij
zijn verplicht om opleidingen te volgen en zij moeten in bezit zijn van een opleidingscertificaat.
Er wordt door lidstaten verschillend gedacht over de verplichting voor onafhankelijk
advies. Nederland heeft aangegeven het principe te steunen dat telers die professionele
gewasbeschermingsmiddelen gebruiken verplicht worden om gebruik te maken van onafhankelijk
advies. Nederland is er daarnaast voorstander van om telers een dergelijk onafhankelijk
advies periodiek in te laten winnen waarbij de precieze frequentie nog nader moet
worden bepaald. Hierbij denkt Nederland bijvoorbeeld aan een rol voor de onafhankelijke
adviseur om de teler te ondersteunen bij het opstellen van een meerjarenplan voor
de beheersing van ziekten, plagen en onkruiden. Meerdere lidstaten steunen net als
Nederland het principe, maar willen dat het advies vrijblijvend wordt of denken aan
een minder frequent advies dan de Commissie voorstelt. Ook zijn er lidstaten geheel
hierop tegen. Veel lidstaten hebben erop gewezen dat de definitie van de onafhankelijk
adviseur in het voorstel aanscherping behoeft, om belangenverstrengeling te voorkomen.
Nederland is van mening dat de definitie in het huidige Commissievoorstel aansluit
bij de definitie binnen de huidige GLB-eisen en daarmee goed werkbaar is. De Commissie
heeft lidstaten gevraagd om eventuele (tekst)voorstellen te doen.
Opleiding
Bij de bespreking van de voorgestelde voorschriften voor opleiding van professionele
gebruikers, distributeurs en adviseurs van gewasbeschermingsmiddelen, gaven veel lidstaten
aan dat zij op basis van de huidige Richtlijn nationale opleidingssystemen hebben
geïmplementeerd waarin (zeer) gedetailleerde eisen voorkomen. Deze lidstaten vrezen
dat het voorstel leidt tot een afzwakking hiervan. De Commissie heeft toegelicht dat
het voorstel juist tot doel heeft de opleidingssystemen in lidstaten te harmoniseren
en een minimum kwaliteitsniveau te garanderen. De Commissie geeft daarnaast aan dat
lidstaten ervoor kunnen kiezen om nationaal aanvullende eisen te stellen. Nederland
kan zich vinden in harmonisatie en in (juridische) bewegingsruimte voor nationale,
aanvullende eisen. Nederland voldoet aan de voorschriften in het voorstel.
Bijna alle lidstaten hebben gepleit voor een kortere geldigheidsduur van de opleidingscertificaten
voor distributeurs en professionele gebruikers, vanuit het belang dat deze goed op
de hoogte blijven van de laatste stand van de wetenschap en technische vooruitgang.
Nederland is het hiermee eens en wil voor deze doelgroepen een geldigheidsduur van
vijf jaar in plaats van tien jaar in het voorstel.
Informatie en bewustmaking en informatie over acute en chronische vergiftiging
Veel lidstaten vinden de voorgestelde voorschriften voor het informeren van burgers
door middel van bewustmakingscampagnes te ver gaan. Nederland vindt dit opvallend
omdat het al verplicht is op basis van de huidige Richtlijn. In Nederland bestaan
diverse websites voor dit doel, zowel van de overheid als van private partijen met
wie de overheid samenwerkt. Deze verstrekken informatie over de risico’s die verband
houden met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Verder zijn door enkele lidstaten opmerkingen gemaakt over de verplichting om informatie
te verzamelen en te actualiseren over chronische vergiftigingen door blootstelling
van personen aan gewasbeschermingsmiddelen. Deze lidstaten gaven aan dat het onmogelijk
is om een causaal verband aan te tonen tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
en chronische vergiftiging. Daarom willen zij dat deze informatieplicht wordt geschrapt.
Nederland deelt deze mening niet. Nederland vindt juist dat onderzoek nodig is naar
mogelijke lange-termijn gezondheidseffecten van blootstelling van boeren en omwonenden
aan gewasbeschermingsmiddelen (Kamerstuk 27 858, nr. 605).
Planning vervolg
De achtste bespreking zal plaatsvinden op 6 maart a.s. Hierbij zal de artikelsgewijze
behandeling van hoofdstuk 8 over toepassingsapparatuur worden voortgezet. Deze voorschriften
zijn al aanwezig in de huidige Richtlijn 2009/128/EG en zijn door Nederland geïmplementeerd.
Parallel aan de behandeling van het voorstel in raadswerkgroepen, wordt het voorstel
ook behandeld door het Europees Parlement (EP) in de Commissie voor Milieu, Volksgezondheid
en Voedselveiligheid (ENVI). Inmiddels heeft de voor het voorstel aangewezen rapporteur
in de ENVI Commissie haar positie ingenomen en daarover een ontwerprapport naar buiten
gebracht. In dit ontwerprapport staat onder meer dat de voorgestelde reductiedoelstellingen
voor gevaarlijkere chemische gewasbeschermingsmiddelen (de zogeheten stoffen die in
aanmerking komen om te worden vervangen) moeten worden verhoogd naar 80% in plaats
van 50% in het voorstel om zo te zorgen voor een betere bescherming van mens, dier
en milieu. Nu dit ontwerprapport er ligt is het aan de schaduw-rapporteurs en andere
leden uit de ENVI Commissie om amendementen in te dienen op de EP-positie. Daarmee
kan de positie van het EP nog wijzigen. Dit zal waarschijnlijk plaatsvinden in de
eerste helft van maart. Ik zal u informeren over het vervolg hiervan.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Indieners
-
Indiener
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit