Brief regering : Kabinetsappreciatie uitbreidingspakket 2023 en Groeiplan voor de Westelijke Balkan
23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie
22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 395
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2023
Op 8 november jl. presenteerde de Europese Commissie het jaarlijkse uitbreidingspakket.1 Naast een algemene mededeling over het uitbreidingsbeleid bevat het pakket landenrapportages
over de tien (potentiële) kandidaat-lidstaten: Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo,
Montenegro, Noord-Macedonië, Servië, Turkije, Oekraïne, Moldavië en Georgië. Daarnaast
publiceerde de Commissie een mededeling en een voorstel voor een verordening tot instelling
van een Hervorming en Groei Faciliteit voor de Westelijke Balkan (hierna: Groeiplan).2
Deze appreciatie gaat in op de belangrijkste elementen van het uitbreidingspakket
en het Groeiplan. Het kabinet beoordeelt de voortgang die de tien landen hebben geboekt.
De appreciatie gaat verder in op het kabinetsstandpunt ten aanzien van de aanbevelingen
van de Commissie.
De Commissie doet de volgende aanbevelingen aan de Raad ter besluitvorming in december:
I. De toetredingsonderhandelingen openen met Oekraïne.
II. De toetredingsonderhandelingen openen met Moldavië.
III. Kandidaat-lid-status toe kennen aan Georgië, met dien verstande dat Georgië een aantal
verdere stappen onderneemt.
Naast de aanbevelingen voor een besluit in december, heeft de Commissie aanbevelingen
opgenomen waar een besluit over genomen dient te worden wanneer aan voorwaarden voldaan
zal zijn:
• Voor Bosnië en Herzegovina beveelt de Commissie aan om de toetredingsonderhandelingen
te openen wanneer de noodzakelijke mate van naleving van de lidmaatschapscriteria
is bereikt.
• De Commissie beveelt voor Oekraïne en Moldavië aan dat de Raad de onderhandelingsraamwerken
met beide landen vaststelt wanneer zij een aantal verdere stappen hebben gezet.
Het kabinet ziet er op toe dat de Commissie de voortgang in het toetredingsproces
strikt monitort, conform de motie van de leden Kamminga en Amhaouch (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2358). Middels versterkte capaciteit op de ambassades in Oekraïne, Moldavië en Georgië
en de eigen rechtsstatelijkheids-, veiligheids- en stabiliteitsnetwerken in de Westelijke
Balkan, speelt het kabinet een actieve rol door monitoring en input op de landenrapportages,
onder andere over justitiële hervormingen en migratie. In geval van onvoldoende vooruitgang
verbindt het kabinet hieraan consequenties zoals in het toetredingskader voorhanden
zijn, conform de genoemde motie. Hierbij zijn voor het kabinet, conform de motie van
het lid Jasper van Dijk (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2563), de Kopenhagen-criteria leidend.
Deze appreciatie geeft ook inzicht in de uitvoering van de gewijzigde motie van de
leden Van der Graaf en Anne Mulder (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1533) inzake EU-ondersteuning en monitoring van gedetailleerde hervormingsagenda’s in
Westelijke Balkanlanden en de motie van het lid Piri (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1830) waarin de regering wordt verzocht haar betrokkenheid bij hervormingen in kandidaat-lidstaten
te vergroten. Omdat democratische hervormingen en stabiliteit belangrijke voorwaarden
zijn voor EU-toetreding van de Westelijke Balkan, en de rapporten aantonen dat de
staat van Bosnië en Herzegovina en de slechte verhoudingen tussen Servië en Kosovo
knelpunten zijn voor verdere stappen, blijft het kabinet er op toe zien dat de Commissie
grote prioriteit geeft aan het realiseren van duurzame oplossingen voor deze conflicten,
conform de motie van de leden Piri, Sjoerdsma, van Wijngaarden, van de Lee (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1957). In het geval van Servië en Kosovo blijft het kabinet daarbij pleiten voor het hanteren
van een evenwichtige aanpak. Daarbij is het kabinet bereid, conform de gewijzigde
motie van het lid Sjoerdsma (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2770), in EU verband te pleiten voor met de VS gecoördineerde afbouw van maatregelen tegen
Kosovo, indien Kosovo aan de voorwaarden voldoet om de situatie in het noorden van
Kosovo te de-escaleren.
Ook wordt met deze appreciatie uitvoering gegeven aan de motie van het lid Van Wijngaarden
c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1961) die de regering verzoekt om een appreciatie van het rapport over Georgië en daarbij
in te gaan op de-oligarchisering, en aan de motie van het lid Piri c.s. (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1809) over het verlenen van kandidaat-lidmaatschap aan Georgië zodra is voldaan aan de
gestelde criteria. Verder gaat de appreciatie in op het toekomstperspectief van Bosnië
en Herzegovina, zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over de Artikel-100 bijdrage
aan EUFOR Althea op 21 juni 2023 (Kamerstuk 29 521, nr. 463).
In de appreciatie gaat het kabinet in op de migratiesamenwerking tussen de EU en kandidaat-lidstaten,
conform de motie van het lid Van Wijngaarden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2566). Migratie is onderdeel van de Fundamentals en van het rechtsstaathoofdstuk van de toetredingsonderhandelingen. Het vormt hiermee
een cruciaal onderdeel van de toetredingscriteria. Conform de motie van het lid Van
Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2565) besteedt het kabinet extra aandacht aan de aansluiting van kandidaat-lidstaten bij
het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Ook blijft het kabinet
in gesprek met landen, waaronder Servië en Georgië, waar GBVB-aansluiting een punt
van zorg is, in lijn met de motie van het lid Amhaouch (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2567).
Subsidiariteit en proportionaliteit
Deze appreciatie komt in plaats van een BNC-fiche. Het kabinet heeft een positieve
grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de Commissiemededeling. Het uitbreidingsbeleid
is per definitie een beleidsterrein dat alleen op EU-niveau uitgevoerd kan worden.
Ten aanzien van het proportionaliteitsoordeel heeft het kabinet eveneens een positieve
grondhouding. Dit volgt uit de hieronder per land gegeven kabinetsappreciaties.
EU-toetredingsproces
Het kabinet ziet de huidige uitbreidingsmethodologie als gedegen basis om landen op
eigen merites te beoordelen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1511). De methodologie bevestigt het belang van de rechtsstaat als basis voor een stabiel
democratisch systeem en koppelt voortgang op andere beleidsterreinen aan voortgang
van de rechtsstaathervormingen. Het proces is gefaseerd: zonder voldoende stappen
op versterking van de rechtsstaat worden er geen hoofdstukken gesloten en is er dus
geen voortgang in de onderhandelingen. Daarnaast is het proces omkeerbaar en sluit
de ingebouwde conditionaliteit goed aan bij de Nederlandse benadering. De methodologie
biedt ruimte voor versnelde integratie en «phasing in» van kandidaat-lidstaten, wanneer de voortgang met hervormingen hiertoe aanleiding
geeft. Het kabinet zet, binnen de kaders van de huidige methodologie, in op een betere
uitwerking en toepassing van de mogelijkheden om tot een dynamischer proces te komen.
Inleiding
Het kabinet ondersteunt het EU-perspectief van de (potentiële) kandidaat-lidstaten.
Deze landen horen bij de Europese familie. Een reëel lidmaatschapsperspectief is voor
kandidaat-lidstaten een belangrijke drijfveer om hervormingen door te voeren. Het
kabinet blijft de kandidaat-lidstaten steunen op hun pad richting de EU. Het goed
functioneren van de rechtsstaat en respecteren van grondrechten en fundamentele waarden
staan hierbij centraal.
Het kabinet hanteert een strikt, fair en betrokken uitbreidingsbeleid. De Kopenhagencriteria en overname, implementatie en handhaving
van het EU-acquis vormen de basis voor voortgang van kandidaat-lidstaten in het toetredingsproces.
Het kabinet acht het van belang dat politieke leiders prioriteit geven aan implementatie
van de noodzakelijke rechtsstaathervormingen en het functioneren van democratische
instellingen en openbaar bestuur. Daarnaast hecht het kabinet bijzondere waarde aan
GBVB-aansluiting. Ook de Commissie stelt dat in het licht van de oorlog in Oekraïne
GBVB-aansluiting belangrijker is dan ooit tevoren.
Het EU-toetredingsproces kan bijdragen aan vrede, veiligheid, stabiliteit en welvaart
in Europa en aan de bevordering van mensenrechten, democratisering en de internationale
rechtsorde. Een Unie met een goed functionerende interne markt, gedeelde waarden en
veilige grenzen zorgt voor grotere autonomie en invloed van de EU in de wereld.
Het kabinet erkent dat de effecten van de Russische agressie nadrukkelijk merkbaar
zijn in de regio, wat zich onder andere uit in pro-Russische propaganda, desinformatie,
haat richting minderheden, inmenging in verkiezingen en cyberaanvallen. Het gebrek
aan weerbaarheid tegen hybride handelingen als cyberattacks, bijvoorbeeld door het
ontbreken van de nodige wet- en regelgeving, is zorgelijk. Dit zaait verdeeldheid
en werkt instabiliteit in de hand, zeker in combinatie met prijsstijgingen, energie-onzekerheid,
migratiestromen en intraregionale spanningen zoals tussen Servië en Kosovo en in Bosnië
en Herzegovina. De EU inzet is onder andere gericht op regionale economische integratie,
ondersteuning van de hervormingsagenda, voedselzekerheid, energievoorziening en capaciteitsopbouw
op het terrein van veiligheid, waaronder op cyber en het tegengaan van buitenlandse
inmenging en desinformatie. Dit onderstreept het belang van het intensiveren van de
relaties met deze buurlanden van de EU. In deze context heeft het kabinet ook kennis
genomen van het Commissievoorstel voor het Groeiplan. Dit plan heeft tot doel de Westelijke
Balkanlanden te steunen in voorbereiding op toekomstig EU-lidmaatschap, hun onderlinge
integratie te bevorderen en hervormingen te intensiveren, onder andere door financiële
steun afhankelijk te maken van hervormingsresultaten.
In algemene zin geeft de Commissie aan dat vanuit de ambitie toe te treden tot de
EU het EU-acquis wordt overgenomen. Dit vertaalt zich in verstevigde wettelijke kaders
en instellingen. Met name op de economische hoofdstukken en GBVB-aansluiting is in
de meeste landen voortgang waarneembaar. De rapporten besteden veel aandacht aan de
rechtstatelijke criteria en aan de inzet op asiel en migratie. In deze appreciatie
wordt de nadruk gelegd op bovengenoemde thema’s, en de uitstaande aandachtspunten.
Op het gebied van de rechtsstaat concludeert de Commissie dat er op sommige terreinen
voortgang is geboekt. Zo opereert in een aantal landen de justitiële keten efficiënter
en zijn er de afgelopen jaren anti-corruptie entiteiten opgericht. Tegelijkertijd
stelt de Commissie dat in de meeste landen de implementatie van doorgevoerde hervormingen,
corruptiebestrijding en onafhankelijke rechtspraak zorgpunten blijven. Voor de Westelijke
Balkan constateert de Commissie dat de rechtshandhavings- en justitiële samenwerking
in een aantal landen zich positief ontwikkelt, waaronder de samenwerking met Eurojust
en Europol, maar dat uitdagingen blijven bestaan en dat de regio een hub blijft voor
criminele activiteiten. De Commissie benoemt ook terrorisme en gewelddadig extremisme
als veiligheidsdreiging. De bestrijding van georganiseerde criminaliteit, terrorisme
en gewelddadig extremisme blijft een prioriteit van het kabinet.
Op het domein van migratie en asiel is er in de landenrapporten aandacht voor de onderwerpen
die voor Nederland van belang zijn. De meeste (potentiële) kandidaat-lidstaten hebben
stappen gezet om de wetgeving in lijn te brengen met het EU-acquis, maar er moet nog
veel gedaan worden om de asielsystemen en toegang daartoe te verbeteren, identificatie
van kwetsbare migranten te verbeteren en adequaat toegang te bieden tot noodzakelijke
sociale voorzieningen. Ten aanzien van de Westelijke Balkan blijft irreguliere migratie
en het garanderen van het recht op internationale bescherming een punt van zorg. Een
versterking van het asielsysteem is noodzakelijk, hierbij is betere toegang en voldoende
capaciteit onmisbaar. Het kabinet acht gedegen en effectief grensbeheer dat in lijn
is met fundamentele rechten essentieel en zal daartoe blijven oproepen. Voor beter
grensbeheer is de samenwerking met Frontex cruciaal. De versterkte samenwerking tussen
verschillende landen en Frontex valt toe te juichen en kan verder worden geïntensiveerd.
Aanvullende stappen op het gebied van integratie zijn nodig, evenals op het effectueren
van terugkeer. Daarnaast is verdere voortgang vereist bij de aanpak van mensensmokkel,
mensenhandel en de aansluiting bij het EU-visumbeleid.
Tot slot onderschrijft het kabinet de constatering van de Commissie dat belangrijk
is dat alle tien de uitbreidingseconomieën de hervormingen versnellen om een duurzame
economische ontwikkeling mogelijk te maken en hun voortgang richting het voldoen aan
de economische criteria voor EU-lidmaatschap te bevorderen. Dit houdt in dat de werking
van de markteconomieën moet worden gewaarborgd en dat het vermogen moet worden getoond
om het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk en marktkrachten binnen de EU.
Deze appreciatie vormt de basis voor de Nederlandse inzet voor de Raadsconclusies
over het uitbreidingspakket, waarover wordt onderhandeld met het oog op aanname in
december 2023. Het krachtenveld is nog in beweging. In aanloop naar Raad Algemene
Zaken en de Europese Raad van december zal het kabinet nauw optrekken met gelijkgezinden,
het krachtenveld wegen en voorkomen dat het geïsoleerd komt te staan. Het kabinet
heeft de sterk veranderde geopolitieke context meegenomen in de analyse van het uitbreidingspakket.
Het kabinet zal evenwel aandringen op besluitvorming gebaseerd op merites en op het
volgen van de reguliere procedures. Het kabinet zal hierbij duidelijk maken dat er
in het EU-toetredingsproces geen short-cuts bestaan en dat alle (potentiële) kandidaat-lidstaten moeten voldoen aan de voorwaarden.
Landenrapportages
Oekraïne
Beoordeling Commissie
De Europese Raad verleende Oekraïne in juni 2022 kandidaat-lid-status, met dien verstande
dat Oekraïne zeven door de Commissie geïdentificeerde stappen zou nemen.3 De Commissie stelt dat Oekraïne vier van deze zeven stappen volledig heeft voltooid,
ook op de overige drie stappen belangrijke voortgang heeft geboekt, en aanvullende
maatregelen heeft genomen om de geboekte resultaten te bestendigen. Volgens de Commissie
ging Oekraïne ondanks de Russische invasie en agressie vastberaden voort met het doorvoeren
van hervormingen. De Commissie vermeldt dat de steun voor EU-lidmaatschap onder de
Oekraïense bevolking thans met zo’n 90% hoger is dan ooit.
Volgens de Commissie heeft Oekraïne een transparante en op merites gebaseerde selectieprocedure
voor rechters van het Constitutioneel Hof vastgesteld en de integriteitstoets voor
rechterlijke bestuursorganen adequaat afgerond. De Commissie stelt dat Oekraïne verder
moet gaan met de implementatie van de wetten over de selectie en benoeming van rechters.
In algemene zin stelt de Commissie dat verdere inspanningen op het functioneren van
de rechterlijke macht nodig zijn. Ook is de Commissie van mening dat het juridische
raamwerk in lijn moet worden gebracht met internationale standaarden om de vervolging
van internationale misdaden alsook de samenwerking met het Internationaal Strafhof
te verbeteren. De Commissie oordeelt dat voortgang is geboekt in de strijd tegen corruptie,
door een gestage toename van vervolgingen, aanklachten en rechterlijke uitspraken,
en door de versterking van het institutioneel raamwerk voor corruptiebestrijding.
Volgens de Commissie dient Oekraïne deze inzet te bestendigen.
De Commissie oordeelt dat de wet- en regelgeving tegen witwassen in overeenstemming
is gebracht met de maatstaven van de Financial Action Task Force (FATF). Ook heeft Oekraïne volgens de Commissie enige voortgang geboekt in de strijd tegen
georganiseerde misdaad, al blijven het juridische raamwerk en capaciteit aandachtspunten.
Volgens de Commissie heeft Oekraïne de inzet op de-oligarchisering geïntensiveerd
op gebieden als mededinging en politieke donaties. De Commissie stelt evenwel dat
Oekraïne nog een wet dient aan te nemen om de regulering van lobbyactiviteiten in
lijn met Europese standaarden te brengen. De Commissie is van mening dat de mediawetgeving
reeds in lijn is gebracht met deze standaarden. Daarbij waarschuwt de Commissie voor
de huidige concentratie van media. Oekraïne heeft de bescherming van nationale minderheden
versterkt maar dient verdere stappen op basis van de aanbevelingen van de Venetië-Commissie
te nemen, aldus de Commissie. Tot slot meldt de Commissie dat Oekraïne zijn aansluiting
op het GBVB heeft verhoogd tot 93%.
De Commissie beveelt aan om de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne te openen.
Ook doet de Commissie de aanbeveling om het onderhandelingsraamwerk aan te nemen zodra
Oekraïne de volgende stappen heeft gezet, ter completering van de eerder geïdentificeerde
stappen op corruptiebestrijding, de-oligarchisering en bescherming van nationale minderheden:
– Verhoging van het personeelsplafond voor het Nationale Bureau voor Corruptiebestrijding
(NABU);
– Uitbreiding bevoegdheden van het Nationale Agentschap voor Corruptiepreventie (NACP)
met betrekking tot de verificatie van activa;
– In lijn brengen van regulering aangaande lobbyactiviteiten met Europese standaarden,
als onderdeel van het anti-oligarchenactieplan;
– Aanname wetgeving in lijn met de resterende aanbevelingen van de Venetië-Commissie
inzake nationale minderheden, en aanbevelingen betreffende wetgeving over de staatstaal,
media en onderwijs.
De Commissie kondigt aan de voortgang op deze hervormingen zorgvuldig te monitoren
en tegen maart 2024 aan de Raad te rapporteren over de voortgang.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet onderschrijft het landenrapport van de Commissie. Oekraïne heeft aanzienlijke
voortgang geboekt met de benodigde hervormingen, in het bijzonder op de zeven geïdentificeerde
stappen. Dit ondanks de uitzonderlijke omstandigheden waar het land voor geplaatst
staat door de Russische invasie en agressie. Het kabinet deelt de mening van de Commissie
dat Oekraïne zich in de beginfase van het toetredingsproces bevindt. Verdere inspanningen
en resultaten, met name op het vlak van goed bestuur en de rechtsstaat, zijn vereist
om de positieve trend door te zetten.
Het kabinet onderschrijft het oordeel van de Commissie dat Oekraïne de stappen aangaande
het Constitutioneel Hof en de rechterlijke bestuursorganen volledig heeft voltooid.
Oekraïne dient zich te richten op het gedegen functioneren van deze instellingen.
Ook de hervorming van het Hooggerechtshof, het opzetten van een nieuwe bestuurlijke
rechtbank, en de versterking van het disciplinaire systeem en de verbetering van de
anti-witwasregelgeving zijn van belang. Gedegen uitvoering van deze wetgeving en van
het strategische plan voor de hervorming van de wetshandhavingssector zijn nu nodig.
Het kabinet sluit zich aan bij het oordeel van de Commissie dat Oekraïne zijn inzet
op corruptiebestrijding heeft versterkt. Verdere inspanningen zijn nodig om deze positieve
trend door te zetten. Daarbij dient Oekraïne zich, zoals de Commissie stelt, in de
eerste plaats te richten op onderzoeken, vervolgingen, en rechterlijke uitspraken
aangaande corruptiezaken, in het bijzonder op hoog niveau. De verdere versterking
van de relevante instellingen zal daarbij nodig zijn, ook met het oog op inspanningen
gericht op wederopbouw, evenals het aanpakken van corruptie aan de grens. Het kabinet
verwelkomt de hoge en toegenomen GBVB-aansluiting van Oekraïne en constateert dat
het systeem voor asiel, migratie en grenzen al deels in werking is, waarbij er nog
veel ruimte voor verbetering is op het gebied van opvang en ondersteuning van migranten.
Het kabinet onderschrijft voorts de visie van de Commissie dat Oekraïne zijn mediawetgeving
in lijn heeft gebracht met Europese standaarden. Oekraïne heeft stappen gezet om de
invloed van oligarchen aan te pakken, maar verdere stappen zijn nodig. Wat betreft
de bescherming van nationale minderheden beaamt het kabinet de oproep van de Commissie
aan Oekraïne om de relevante wetgeving in lijn te brengen met de aanbevelingen van
de Venetië-Commissie. Ook verwelkomt het kabinet de ratificatie van de Istanbul-Conventie
door Oekraïne.
Conclusie met betrekking tot de aanbeveling
Het kabinet concludeert dat het voorstel van de Commissie afgewogen en in balans is.
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de aanbeveling van de
Commissie om de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne te beginnen. Oekraïne heeft
het grootste gedeelte van de door de Commissie gestelde stappen volledig voltooid
en belangrijke voortgang geboekt op de resterende stappen. Het kabinet steunt ook
de extra stappen die de Commissie identificeert vooraleer een onderhandelingsraamwerk
kan worden aangenomen. Een meerderheid van de lidstaten lijkt voorstander te zijn
van het openen van de toetredingsonderhandelingen. Deze zullen pas daadwerkelijk van
start gaan nadat het onderhandelingsraamwerk is vastgesteld door de Raad.
Moldavië
Beoordeling Commissie
De Europese Raad verleende Moldavië in juni 2022 kandidaat-lidstatus, met dien verstande
dat Moldavië negen door de Commissie geïdentificeerde stappen zou nemen.4 De Commissie stelt dat Moldavië zes van deze negen stappen volledig heeft voltooid
en ook op de overige drie stappen belangrijke voortgang heeft geboekt. De Commissie
stelt dat Moldavië voor ongekende uitdagingen geplaatst is sinds de Russische agressie
tegen buurland Oekraïne, waaronder grote aantallen vluchtelingen, vijandelijke hybride
activiteiten, en bedreigingen voor de energievoorziening. Desalniettemin bleef Moldavië
de hervormingsagenda doorvoeren.
Volgens de Commissie heeft Moldavië goede voortgang geboekt met de kieswet. De Commissie
verwelkomt ook de implementatie van de aanbevelingen van de OVSE/ODIHR en de Venetië-Commissie
op dit vlak alsook op andere terreinen. Ook is de basis gelegd voor een alomvattende
hervorming van de justitiesector met de vaststelling van een ambitieus doorlichtingsproces
van de rechterlijke macht. De Commissie stelt dat Moldavië een transparant en op merites
gebaseerd proces voor de benoemingen van de belangrijkste rechtsorganen dient in te
richten. Op het vlak van corruptiebestrijding rapporteert de Commissie enige voortgang,
mede dankzij de hervorming van institutionele en wetgevingsraamwerken en de toename
in onderzoeken, veroordelingen, en gevangenisstraffen in corruptiezaken. De Commissie
is van mening dat Moldavië er zorg voor moet dragen dat de anti-corruptie instellingen
goed kunnen functioneren en voldoende middelen tot hun beschikking hebben. De Commissie
stelt dat Moldavië eveneens stappen heeft gezet op de-oligarchisering, waaronder met
de aanname van een actieplan, dat blijvend moet worden bijgewerkt en uitgevoerd. De
Commissie oordeelt dat de voortgang in de strijd tegen georganiseerde misdaad bevredigend
is, onder meer dankzij een programma gericht op de terugvordering van gestolen activa.
De Commissie stelt dat Moldavië eveneens bevredigende voortgang heeft gemaakt op de
versterking van de capaciteit van de publieke sector. Daarbij roept de Commissie Moldavië
op de capaciteit om hervormingen te implementeren te vergroten. Ook op het vlak van
het hervormen van de publieke financiën en de betrokkenheid van het maatschappelijk
middenveld bij besluitvorming stelt de Commissie dat de geïdentificeerde stappen voltooid
zijn dankzij de aanname van relevante wet- en regelgeving. Daarbij onderstreept de
Commissie het belang om het maatschappelijk middenveld op systematische wijze te blijven
betrekken en de werkprocessen van het parlement meer transparant in te richten. De
Commissie stelt dat Moldavië met de omzetting van de Istanbul-conventie in nationale
wetgeving ook de stap aangaande mensenrechten heeft voltooid.
De Commissie doet de aanbeveling om toetredingsonderhandelingen met Moldavië te openen.
Ook beveelt de Commissie aan om het onderhandelingsraamwerk aan te nemen zodra Moldavië
de volgende stappen heeft gezet, ter completering van de eerder geïdentificeerde stappen
op de hervorming van de justitiesector, corruptiebestrijding, en de-oligarchisering:
– Verdere voortgang met de justitiehervormingen, specifiek de benoeming van leden van
de Hoge Raad en van een procureur-generaal;
– Aanwijzing van voldoende middelen en structuren aan het bureau van de anticorruptie-aanklager;
– Verdere stappen op de-oligarchisering.
De Commissie kondigt aan de voortgang op deze hervormingen zorgvuldig te monitoren
en tegen maart 2024 aan de Raad te rapporteren over de voortgang.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet onderschrijft het landenrapport van de Commissie. Moldavië heeft aanzienlijke
voortgang geboekt in het doorvoeren van de benodigde hervormingen, in het bijzonder
op de negen in juni 2022 geïdentificeerde stappen. Dit ondanks de uitzonderlijke omstandigheden
waar het land voor geplaatst staat. Het kabinet deelt de mening van de Commissie dat
Moldavië zich in de beginfase van het toetredingsproces bevindt. Verdere inspanningen
en resultaten, met name op het vlak van goed bestuur en de rechtsstaat, zijn vereist
om de positieve trend door te zetten.
Het kabinet deelt de visie van de Commissie dat Moldavië weerbaarheid heeft getoond
in het licht van de voortdurende Russische inmenging. Daarbij benadrukt het kabinet
het belang om bij het tegengaan van deze hybride dreigingen zeker te stellen dat de
democratische rechtsorde en fundamentele rechten gewaarborgd blijven. Het kabinet
onderschrijft het oordeel van de Commissie dat goede voortgang is gemaakt met de versterking
van de democratie dankzij de aanname van een nieuwe kieswet. Ook deelt het kabinet
de visie dat Moldavië goede voortgang heeft geboekt in het hervormen van de justitiesector,
ondanks interne weerstand en vertraging. Verdere voortgang en bestendiging van de
inspanningen op dit vlak zijn nodig, inclusief de reeds ingezette doorlichting van
de rechterlijke macht die wordt gesteund door Nederland, dat ook de EU-bijdrage implementeert.
Daarbij acht het kabinet het van belang dat Moldavië zorgvuldig te werk gaat, meer
capaciteit vrijmaakt, en de aanbevelingen van de Venetië-Commissie alsook jurisprudentie
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens terdege in acht neemt. Op het vlak
van de-oligarchisering verwelkomt het kabinet de stappen die Moldavië heeft gezet
en onderschrijft het de oproep van de Commissie tot implementatie van het actieplan.
Het kabinet deelt het oordeel van de Commissie dat Moldavië enige voortgang heeft
geboekt op corruptiebestrijding. Evenwel valt nog het nodige werk te verzetten. Daarbij
dient Moldavië zich, zoals de Commissie stelt, in de eerste plaats te richten op het
verder opbouwen van een geloofwaardige staat van dienst, in het bijzonder bij corruptiezaken
op hoog niveau. De relevante instellingen dienen versterkt te worden.
Het kabinet deelt de visie van de Commissie dat Moldavië belangrijke voortgang heeft
gemaakt in het beschermen van fundamentele rechten, mede dankzij de ratificatie van
de Istanbul-Conventie, het versterken van de competenties van de Ombudspersoon, en
wetgeving tegen haatzaaiing. Verdere stappen zijn vereist om de rechten van de LHBTIQ+
gemeenschap te waarborgen en discriminatie tegen te gaan. Wat betreft de versterking
van de publieke sector en publieke financiën deelt het kabinet de mening van de Commissie
dat enige voortgang is geboekt. Het is van groot belang dat de Moldavische instellingen
voldoende capaciteit hebben om de benodigde hervormingen door te voeren. Het kabinet
verwelkomt de toegenomen GBVB-aansluiting van Moldavië en ziet dat het systeem voor
asiel, migratie en grenzen al deels in werking is maar ook aandachtspunten kent, waaronder
grensbeheer en het adequaat informeren en opvangen van asielzoekers.
Conclusie met betrekking tot de aanbeveling
Het kabinet concludeert dat het voorstel van de Commissie afgewogen en in balans is.
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de aanbeveling van de
Commissie om de toetredingsonderhandelingen met Moldavië te beginnen. Moldavië heeft
het grootste gedeelte van de door de Commissie gestelde stappen volledig voltooid
en belangrijke voortgang geboekt op de resterende stappen. Het kabinet steunt ook
de stappen die de Commissie identificeert vooraleer een onderhandelingsraamwerk kan
worden aangenomen. Een meerderheid van de lidstaten lijkt voorstander te zijn van
het openen van de toetredingsonderhandelingen. Deze zullen pas daadwerkelijk van start
gaan, nadat het onderhandelingsraamwerk is vastgesteld door de Raad.
Georgië
Beoordeling Commissie
De Europese Raad verleende Georgië in juni 2022 perspectief op EU-lidmaatschap en
stelde dat het verlenen van kandidaat-lidstatus aan de orde zou zijn wanneer Georgië
aan twaalf door de Commissie geïdentificeerde prioriteiten had voldaan.5 De Commissie stelt dat Georgië drie van deze stappen volledig heeft voltooid en inspanningen
toont om te hervormen en wetgeving te harmoniseren. De Commissie meldt ook dat een
overweldigende meerderheid van de Georgische bevolking het EU-toetredingsproces steunt
en dat de regering EU-lidmaatschap als strategisch doel heeft verklaard. Om dit doel
dichterbij te brengen dient Georgië volgens de Commissie coherente actie en duurzame
inspanningen te tonen. De Commissie stelt dat Georgië gestaag verder is gegaan met
de implementatie van de Associatieovereenkomst, inclusief de Deep and Comprehensive Free Trade Agreement.
De Commissie stelt dat Georgië enige mate van «preparedness» heeft als het gaat om democratische- en rechtsstaathervormingen. De Commissie beoordeelt
voorts dat het maatschappelijk middenveld goed ontwikkeld is en handelingsvrijheid
geniet, en dat er inmiddels meer parlementair toezicht is. Het hervormingsproces wordt
echter belemmerd door voortdurende politieke spanningen, diepe polarisatie, en het
gebrek aan constructief engagement tussen politieke partijen, aldus de Commissie.
Om dit te overwinnen en het pad richting EU-toetreding van Georgië te versnellen roept
de Commissie op tot het bouwen van een sterke consensus tussen alle belanghebbenden.
De Commissie roept ook op tot het beter betrekken van het maatschappelijk middenveld
bij beleids- en besluitvorming. Ook dient Georgië aanbevelingen van de OVSE/ODIHR
en de Venetië-Commissie over het verkiezingsproces in acht te nemen.
De Commissie vermeldt de aanname van een actieplan gericht op de-oligarchisering,
gebaseerd op aanbevelingen van onder andere de Venetië-Commissie. Volgens de Commissie
zijn verdere inspanningen nodig om dit actieplan te voltooien en te implementeren.
Op het vlak van corruptiebestrijding beoordeelt de Commissie dat Georgië enige mate
van «preparedness» heeft. De Commissie stelt dat Georgië zich dient te richten op het verder opbouwen
van een geloofwaardige staat van dienst als het aankomt op onderzoeken, vervolgingen,
en rechterlijke uitspraken aangaande corruptiezaken, in het bijzonder op hoog niveau.
Op het vlak van de justitiesector is de Commissie van mening dat beperkte voortgang
is geboekt. Verdere stappen zijn volgens de Commissie nodig, waaronder een grondige
hervorming van de Hoge Raad van Justitie. De Commissie stelt dat Georgië de meeste
internationale mensenrechtenconventies- en instrumenten heeft geratificeerd en wetten
heeft aangenomen gericht op de implementatie van de Istanbul-Conventie en om geweld
tegen vrouwen te voorkomen. De Commissie noemt als aandachtspunten op het vlak van
fundamentele rechten discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en gender, alsook
de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Ook roept de Commissie op tot verder
onderzoek naar het geweld tijdens de 2021 Pride en het afronden en implementeren van
het actieplan voor de bescherming van mensenrechten. De Commissie acht voorts dat
Georgië bevredigende voortgang heeft geboekt op het implementeren van uitspraken van
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de benoeming van een Ombudspersoon.
De Commissie is van mening dat Georgië de inspanningen tegen desinformatie en buitenlandse
inmenging gericht tegen EU-waarden dient te vergroten. De Commissie vermeldt dat Georgië
zich weliswaar heeft aangesloten bij initiatieven om Oekraïne te steunen, waaronder
VN-Resoluties, maar zijn aansluiting bij het GBVB dient te verhogen. Daarbij onderstreept
de Commissie dat Georgië zich noch bij de EU-sancties gericht tegen Rusland en Belarus,
noch bij gerelateerde verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger heeft aangesloten.
De Commissie beoordeelt het besluit van de regering om vluchten met Rusland te hervatten
als zorgelijk. Volgens de Commissie heeft Georgië wel inzet getoond om sanctie-omzeiling
tegen te gaan. In de strijd tegen georganiseerde misdaad is enige voortgang geboekt
en dient Georgië zich te richten op uitstaande aanbevelingen van de Raad van Europa.
Op het vlak van media roept de Commissie op tot het onderzoeken en vervolgen van bedreigingen
van journalisten.
De Commissie doet de aanbeveling om Georgië kandidaat-lid-status te verlenen met dien
verstande dat Georgië de volgende stappen zet:
– De bestrijding van desinformatie en informatiemanipulatie en -inmenging gericht tegen
de EU en haar waarden;
– Verbetering van de GBVB-aansluiting;
– Voltooiing van de in juni 2022 door de Commissie geïdentificeerde prioriteiten.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet onderschrijft het oordeel van de Commissie dat Georgië enerzijds een solide
basis heeft om te werken aan de politieke criteria voor EU-lidmaatschap, maar dat
de diepe politieke polarisatie anderzijds het hervormingsproces belemmert. Dit terwijl
het vertrouwen en de samenwerking tussen de regering en het maatschappelijk middenveld
vanwege de inmiddels ingetrokken foreign agent-wet aanzienlijk beschadigd is. Het kabinet deelt de mening van de Commissie dat Georgië
zich in de beginfase van het toetredingsproces bevindt en meer serieuze hervormingsinspanningen
en -resultaten moet tonen om voortgang te boeken.
Het kabinet verwelkomt de Georgische inzet op het tegengaan van sanctie-omzeiling
maar deelt de zorgen van de Commissie over de gebrekkige GBVB-aansluiting en over
acties die tegen de geest van het externe optreden van de EU gaan, zoals de hervatting
van vluchten met Rusland. Van een aspirant kandidaat-lidstaat kan meer verwacht worden
als het gaat om GBVB-aansluiting. Ook op het vlak van het tegengaan van desinformatie
en buitenlandse inmenging deelt het kabinet de visie van de Commissie dat Georgië
belangrijke stappen te zetten heeft. Georgië heeft voortgang gemaakt met het hervormen
van de parlementaire procedures, het ratificeren van mensenrechtenconventies en het
aannemen van een nieuwe mensenrechtenstrategie. De strategie dient ook aandacht te
besteden aan discriminatie van LHBTIQ+-personen. Het kabinet onderstreept voorts het
belang van de bescherming van kwetsbare minderheden en het tegengaan van discriminatie.
De Commissie roept terecht op tot onderzoek naar het geweld rond de Tbilisi Pride
2021 en tot het garanderen van het recht op vereniging, waar de overheid in tekortschoot
rond de afgelaste Tbilisi Pride 2023. Op het vlak van de justitiesector deelt het
kabinet de visie van de Commissie dat verdere stappen vereist zijn, waaronder grondige
hervormingen om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen. Ook
onderschrijft het kabinet het belang van het ordentelijke verloop van de parlementsverkiezingen
volgend jaar en het volledig uitvoering geven aan de relevante OVSE/ODIHR-aanbevelingen.
Het kabinet is van mening dat Georgië serieuze stappen dient te zetten op het vlak
van de-oligarchisering. Zoals de Commissie rapporteert nam Georgië in september jl.
een nieuw actieplan voor de-oligarchisering aan. Dit actieplan staat in lijn met aanbevelingen
van de Venetië-Commissie een systemische aanpak voor, in tegenstelling tot wetgeving
die eerder dit jaar werd voorgedragen en door de Venetië-Commissie kritisch werd beoordeeld.
Het kabinet plaatst hierbij de kanttekening dat dit plan nog geenszins is geconcretiseerd
en niet door de Venetië-Commissie kan worden beoordeeld, aangezien het geen juridisch
document betreft. Daarmee blijft de voortgang op één van de meest cruciale door Georgië
te zetten stappen ongewis. In dit kader is het duurzaam versterken van de positie
en onafhankelijkheid van staatsinstelling als de Nationale Bank, de kiescommissie
en het anticorruptiebureau van groot belang. Ook staat het kabinet achter de oproep
van de Commissie tot het verder opbouwen van een geloofwaardige staat van dienst aangaande
het vervolgen van corruptiezaken, in het bijzonder op hoog niveau.
Conclusie met betrekking tot de aanbeveling
Gezien de beperkte voortgang op het grootste gedeelte van de door de Commissie gestelde
twaalf prioriteiten is het kabinet voorzichtig ten aanzien van de aanbeveling van
de Commissie om Georgië kandidaat-lidstatus te verlenen. Het kabinet is van mening
dat het toetredingsproces gebaseerd dient te blijven op merites en zet in op toepassing
van de uitbreidingsmethodologie. Tegelijkertijd heeft het kabinet begrip voor de geopolitieke
overwegingen van de Commissie tegen de achtergrond van de Russische inval in Oekraïne,
en heeft het de complexe situatie waar Georgië zich in bevindt meegenomen in de appreciatie
van de aanbeveling. Het kabinet onderschrijft dat de relatie met Georgië verder geïntensiveerd
dient te worden, mede ten behoeve van de regionale stabiliteit. Toekenning van kandidaat-lid-status
heeft geen juridische, financiële of operationele consequenties. In het geval van
Georgië kan het gezien worden als een duidelijk signaal van de Raad, in de allereerste
plaats gericht aan de Georgische bevolking. Het krachtenveld in de Raad is nog volop
in beweging. Vooralsnog lijkt een meerderheid van de lidstaten voorstander van het
toekennen van kandidaat-lid-status. Het kabinet benadrukt dat de onderhandelingen
met Georgië alleen kunnen starten wanneer er duurzame voortgang is op de stappen die
de Commissie identificeert. Hierop bestaan geen short cuts.
Bosnië en Herzegovina
Beoordeling Commissie
De Opinie van de Commissie van 2019 stelt dat Bosnië en Herzegovina aan 14 prioriteiten6 moet voldoen om toetredingsonderhandelingen te openen. Als een tussenstap ontving
Bosnië en Herzegovina in 2022 de status van kandidaat-lid, met dien verstande dat
het land stappen gelinkt aan de 14 prioriteiten zou zetten. De Commissie stelt dat
Bosnië en Herzegovina sindsdien beperkte voortgang heeft geboekt op de 14 prioriteiten.
Aan twee prioriteiten is volgens de Commissie voldaan.
De Commissie ziet de snelle formatie van de regering in januari 2023 als bewijs van
een nieuwe dynamiek en politieke wil. Daarnaast is de aansluiting bij het GBVB verder
verbeterd. Bosnië en Herzegovina heeft bovendien bijgedragen aan het beheer van migratiestromen
richting de EU, al is het visumbeleid, grensbeheer en asielsysteem nog niet volledig
geharmoniseerd met dat van de EU. Ook heeft het land volgens de Commissie stappen
gezet op het tegengaan van georganiseerde misdaad en terrorismefinanciering, onder
meer door de benoeming van een contactpersoon bij EUROPOL.
Met betrekking tot de situatie in de Republika Srpska bestaan ernstige zorgen, onder
meer vanwege de afscheidingsretoriek van president Dodik en zijn continue ondermijning
van de staatsinstellingen, zoals het Constitutioneel Hof, en de Hoge Vertegenwoordiger
Schmidt, en daarmee het Dayton Akkoord van 1995.
Op fundamentele rechten constateert de Commissie dat het wettelijk raamwerk grotendeels
aanwezig is. De Commissie kwalificeert echter de ontwikkelingen op het gebied van
de vrijheid van meningsuiting en media en de bescherming van journalisten als achteruitgang.
Als voorbeeld geeft de Commissie het strafbaar stellen van laster in de Republika
Srpska en de aanname van een concept-wet in de Republika Srpska waarmee internationaal
gefinancierde maatschappelijke organisaties als buitenlandse agenten kunnen worden
aangeduid.
De Commissie stelt dat Europese standaarden ten aanzien van de rechterlijke macht
en fundamentele rechten in enige mate zijn overgenomen. Bosnië en Herzegovina dient
echter verbeteringen aan te brengen aan de afgezwakte versie van de wet voor de Raad
voor de rechtspraak die in 2023 is aangenomen. Volgens de Commissie moeten met hoge
prioriteit constitutionele en electorale hervormingen worden doorgevoerd, in lijn
met Sejdic-Finci jurisprudentie, inclusief de Kovacevic-uitspraak, om de Grondwet
en de kieswet in lijn te brengen met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM).
De Commissie beschrijft dat Bosnië en Herzegovina geen voortgang heeft geboekt op
corruptiebestrijding. De Commissie vindt dat het land een laag trackrecord heeft en
het aantal veroordelingen voor corruptie, met name van hooggeplaatste personen, blijft
laag.
De Commissie concludeert dat verdere inspanningen nodig zijn om te voldoen aan de
14 prioriteiten en doet de aanbeveling om de toetredingsonderhandelingen met Bosnië
en Herzegovina te openen wanneer het land in noodzakelijke mate de lidmaatschapscriteria
naleeft en voldaan heeft aan de 14 prioriteiten. De Commissie geeft aan de voortgang
op de resterende prioriteiten te zullen monitoren, zoals de verbetering van het institutioneel
kader, inclusief het uitvoeren van Sejdic-Finci jurisprudentie, het functioneren van
de rechterlijke macht, corruptiebestrijding, het tegengaan van georganiseerde misdaad,
grens- en migratiebeheer en mediavrijheid.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet herkent het geschetste beeld in het rapport en deelt de analyse van de
Commissie dat er slechts beperkte voortgang is geboekt op het grootste gedeelte van
de 14 prioriteiten en achteruitgang op het gebied van de vrijheid van meningsuiting.
Het kabinet maakt zich grote zorgen over de afscheidingsretoriek van president Dodik
van de Republika Srpska en zijn continue ondermijning van de staatsinstellingen. Het
kabinet deelt de analyse van de Commissie dat de aansluiting van Bosnië en Herzegovina
bij het GBVB verbeterd is, maar maakt zich zorgen over de banden van president Dodik
en zijn entourage met Rusland. Ook de implementatie van EU-sancties tegen Rusland
blijft een aandachtspunt, zoals de Commissie stelt.
Ten aanzien van fundamentele rechten in Bosnië en Herzegovina deelt het kabinet de
ernstige zorgen van de Commissie over het opnieuw strafbaar stellen van laster in
de Republika Srpska. Een definitieve aanname van de wet die maatschappelijke organisaties
als buitenlandse agenten kan aanduiden zou een significante stap terug betekenen.
Het kabinet is het eens met de constatering van de Commissie dat het is positief is
dat er een preventiemechanisme tegen foltering en mishandeling is ingesteld. De rechten
van minderheden, inclusief LHBTIQ+-personen, blijft een aandachtspunt.
Ten aanzien van de rechterlijke macht vindt het kabinet, in lijn met de Commissie,
het zorgelijk dat uitspraken van de hoogste rechterlijke instanties, zoals het Constitutioneel
Hof, niet worden geïmplementeerd door de Republika Srpska. Het kabinet deelt de zorgen
van de Commissie over de afgezwakte wetswijziging voor de Raad voor de Rechtspraak.
Het kabinet deelt de analyse van de Commissie dat geen vooruitgang is geboekt in de
strijd tegen corruptie. Bosnië en Herzegovina heeft een laag track record op corruptieonderzoeken en daaruit volgende tenlasteleggingen en veroordelingen, met
name van hooggeplaatste personen.
Het kabinet onderschrijft de ontwikkeling die de Commissie benoemt ten aanzien van
migratie. Migratiewetgeving, inclusief de wet inzake vreemdelingen, is op hoofdlijnen
in lijn met EU acquis. Het kabinet vindt het net als de Commissie een belangrijke
stap dat Bosnië en Herzegovina een nieuwe strategie en actieplan voor asiel en migratie
heeft aangenomen en zal de uitvoering blijven volgen. In de praktijk ondermijnen de
tekortkomingen in het asielsysteem het verlenen van internationale bescherming. Bosnië
en Herzegovina moet met name stappen zetten op de toegang tot asiel en de asielprocedure.
Het kabinet vindt het zorgelijk dat er nauwelijks voortgang is op het gebied van grensbeheer,
onder andere door stilstaande onderhandelingen met Frontex. In lijn met de Commissie
is het kabinet van mening dat Bosnië en Herzegovina haar visumbeleid verder aan dient
te scherpen, in lijn met dat van de EU.
Het kabinet deelt de opvatting van de Commissie dat de toetredingsonderhandelingen
met Bosnië en Herzegovina pas geopend kunnen worden wanneer de noodzakelijke mate
van naleving met de lidmaatschapscriteria is bereikt. Op dit moment is daar geenszins
sprake van. Mogelijk zal een aantal EU-lidstaten desondanks pleiten om de toetredingsonderhandelingen
zo snel mogelijk te openen en dit mogelijk koppelen aan het openen van de toetredingsonderhandelingen
met Oekraïne en Moldavië. Het kabinet is van mening dat het toetredingsproces gebaseerd
dient te blijven op merites en herhaalt dat alleen wanneer er significante duurzame
voortgang is op de prioriteiten uit de Opinie van 2019, de onderhandelingen met Bosnië
en Herzegovina kunnen starten. Het kabinet zal dit blijven benadrukken en in aanloop
naar de Raad nauw optrekken met gelijkgezinden.
Toezegging toekomstperspectief Bosnië en Herzegovina
Tijdens het Commissiedebat over de Artikel-100 bijdrage aan EUFOR Althea van 21 juni
jl. is uw Kamer toegezegd in deze brief nader in te gaan op het toekomstperspectief
van Bosnië en Herzegovina.7 Bosnië en Herzegovina bevindt zich in een complexe politieke situatie. Het staatsbestel
wordt gekenmerkt door etnische scheidslijnen, politici uiten zich met regelmaat op
etno-nationalistische wijze en het leiderschap in de Republika Srpska ondermijnt de
staatsinstellingen. Het kabinet heeft daar zorgen over.
Mede in dit kader ondersteunt het kabinet het EU-perspectief van Bosnië en Herzegovina
en ziet daarom de toekomst van het land ook in de EU. Dit is een breed gedragen positie
onder EU-lidstaten en partners als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
Zoals in bovenstaande appreciatie geschetst, dient Bosnië en Herzegovina werk te maken
van de 14 hervormingsprioriteiten.
Voor het kabinet is het daarbij evident dat de Grondwet van het land, met urgentie,
in lijn gebracht moet worden met uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van
de Mens. Het Hof heeft in een serie uitspraken geoordeeld dat de Grondwet burgers
die niet behoren tot de Bosniakse, Servische en Kroatische bevolkingsgroepen onrechtmatig
beperkt in hun politieke participatie. Het kabinet is van mening dat de uitspraken
van het Hof volledig en zo spoedig mogelijk geïmplementeerd dienen te worden. Daarbij
tekent het aan dat de politieke urgentie onder Bosnische politici daarvoor momenteel
lijkt te ontbreken.
In 2008 is de Steering Board van de Peace Implementation Council een 5+2 agenda overeengekomen8, waaraan Bosnië en Herzegovina moet voldoen alvorens de Hoge Vertegenwoordiger (HV)
zijn werkzaamheden kan afronden. De HV ziet momenteel nog toe op de civiele implementatie
van het in 1995 afgesloten vredesverdrag van Dayton. De HV beschikt over de zogeheten
Bonn Powers, die hem in staat stellen eenzijdig voor Bosnische autoriteiten bindende
besluiten te nemen en Bosnische functionarissen te ontslaan die het Dayton Verdrag
schenden. Voor een toekomst waarin Bosnië en Herzegovina volledig op eigen benen moet
staan, acht het kabinet het noodzakelijk dat de Bosnische autoriteiten werk maken
van de 5+2 agenda. Het kabinet ondersteunt het mandaat van de HV zolang deze agenda
niet voltooid is.
Om de stabiliteit en veiligheid in Bosnië en Herzegovina te waarborgen en daarmee
een basis te bieden om de noodzakelijke hervormingen door te voeren, is het kabinet
tevens van mening dat de EUFOR Althea operatie in het land voorlopig gecontinueerd
moet worden. Het kabinet verwelkomt in dit kader de mandaat verlenging door de VN
Veiligheidsraad op 2 november jl. Zoals uw Kamer bekend, levert Nederland momenteel
een personele bijdrage aan de operatie.
Het kabinet heeft in de afgelopen periode de relaties met de Westelijke Balkan, inclusief
Bosnië en Herzegovina, geïntensiveerd. De bijdrage aan EUFOR Althea past daarbij.
Onderdeel van deze intensivering is daarnaast een versterking van de politieke dialoog
op diverse niveaus. In het kader van het EU-toetredingstraject van Bosnië en Herzegovina,
zet het kabinet blijvend in op ondersteuning van het maatschappelijke middenveld en
de Bosnische autoriteiten middels onder andere het programma Maatschappelijke Transformatie
(MATRA), het Mensenrechtenfonds en het Stabiliteitsfonds.
Langs deze sporen poogt het kabinet actief een bijdrage te leveren aan het toekomstsperspectief
van een stabiel, democratisch en welvarend Bosnië en Herzegovina. Daarbij dient opgemerkt
te worden dat politieke urgentie en compromisbereidheid van Bosnische leiders voorwaardelijk
zijn om dit toekomstperspectief waar te maken.
Albanië
Beoordeling Commissie
De Commissie stelt dat nu het proces van toetredingsonderhandelingen met Albanië is
begonnen, het zaak is dat EU-gerelateerde hervormingen geïntensiveerd worden. Sinds
de IGC in juli 2022 verliep het screeningsproces, de eerste fase in het onderhandelingsproces,
soepel. Verwijzend naar de raadsconclusies van juli 2022, roept de Commissie Albanië
op om snel opvolging te geven aan het screening-rapport van Cluster 1 (Fundamentals).
De Commissie spreekt in het rapport van goede voortgang op het gebied van justitiële hervormingen, en stelt dat enige voortgang geboekt werd in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. De Commissie
roept Albanië op om te blijven werken aan de EU-hervormingsprioriteiten, inclusief
op de essentiële onderwerpen van de rechtsstaat, vrijheid van meningsuiting, bescherming
van eigendomsrechten en de rechten van minderheden.
Als huidig niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad met ook dit jaar een 100%
score op GBVB-aansluiting toont Albanië zich een betrouwbare partner met een sterke
strategische oriëntatie op de EU, aldus de Commissie. Met betrekking tot migratie
stelt de Commissie dat het juridische raamwerk grotendeels in lijn is met het EU-acquis, maar roept Albanië onder andere op om de asielwet te implementeren, toegang tot asiel
te verbeteren en het eigen visumbeleid te stroomlijnen met dat van de EU.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet deelt de bevindingen van de Commissie dat Albanië op verschillende vlakken
voortgang heeft geboekt. Volgens de Commissie heeft Albanië in vergelijking met de
andere Westelijke Balkan-landen de meeste vorderingen gemaakt ten opzichte van 2022.
Het kabinet verwelkomt deze positieve trend, waaronder de voortdurende volledige aansluiting
van Albanië bij het GBVB.
Ten aanzien van het gerechtelijk systeem herkent het kabinet de voortgang. Albanië
verdient lof voor de doorlichting van het justitiële apparaat, maar de traditie van
straffeloosheid van de rechterlijke macht blijft zorgelijk. Albanië zal moeten blijven
werken aan structurele problemen binnen de rechtspraak. Dit had wat het kabinet betreft
nadrukkelijker benoemd mogen worden in het rapport. Ook in de strijd tegen corruptie
ziet de Commissie terecht enige voortgang. Positief is dat de Financial Action Task Force (FATF) recentelijk besloot Albanië van de grijze lijst (verscherpt toezicht) te halen
nadat een concept-amnestiewet werd ingetrokken. Het kabinet is van mening dat indien
een nieuwe amnestiewet wordt opgesteld, deze in lijn moet zijn met EU-acquis en dat
Albanië blijvend werk moet maken van de aanpak van corruptie op álle niveaus. Het
rapport noemt in dit kader de meldingen van onregelmatigheden en vermeende fraude
bij IPARD (Instrument for Pre-accession Assistance for Rural Development Programmes) bestedingen. Het kabinet acht het van belang dat de Commissie nauw toeziet op maatregelen
van Albanië om fraude te voorkomen en waar nodig te vervolgen. Zorgen over mediavrijheid
onderschrijft het kabinet. Terecht benadrukt het rapport tekortkomingen en het voortbestaan
van intimidatie jegens journalisten. Blijvende aandacht is bovendien nodig voor de
positie van de LHBTIQ+-gemeenschap.
Met betrekking tot migratie schetst het rapport een helder beeld van de tekortkomingen,
zoals betreffende asielprocedures en voorzieningen voor niet-begeleide minderjarige
migranten. Het kabinet acht het van belang dat Albanië verdere stappen zet om het
eigen visumbeleid verder te harmoniseren met het EU-visumbeleid, toegang tot asiel
en de praktijk van de asielprocedures verder in lijn brengt met het EU-acquis en andere
internationale verdragen. Daarnaast moet Albanië het terugkeerproces verbeteren o.a.
door terugkeer overeenkomsten aan te gaan met landen van oorsprong van irreguliere
migranten. Het kabinet onderschrijft de conclusie dat de samenwerking tussen Albanië
en Frontex goed is. Verdere stappen zijn nodig om grensbeheer te versterken. Het kabinet
onderschrijft de oproep van de Commissie om af te blijven zien van de gouden paspoortregeling.
Kosovo
Beoordeling Commissie
De Commissie stelt vast dat de Kosovaarse autoriteiten het afgelopen jaar hebben doorgewerkt
aan het EU-hervormingsproces. Er is belangrijke wetgeving aangenomen op het terrein
van de kieswet en de financiering van politieke partijen. De Commissie meent dat Kosovo
op de goede weg is, maar dat het hervormingstempo en de duurzaamheid van de hervormingen
extra aandacht vragen. Dit leidt ertoe dat de Commissie concludeert dat Kosovo op
hoofdstuk 23 (rechterlijke macht en fundamentele rechten) en hoofdstuk 24 (o.a. justitie,
vrijheid, veiligheid, migratie) uit het Fundamentals-cluster aan het begin staat en er beperkte voortgang is geboekt. De Commissie stelt
dat er geen vooruitgang werd geboekt in de hervorming van het openbaar bestuur.
De Commissie geeft aan dat er door de regering en het parlement constructiever moet
worden samengewerkt om hervormingen door te voeren en de kwaliteit van wetgeving te
garanderen. Er blijven volgens de Commissie uitdagingen bij het functioneren van de
rechtelijke macht, de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. Ten aanzien
van fundamentele rechten blijven gendergelijkheid, de positie van de minderheidsgemeenschappen
en vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder in het noorden van Kosovo, aandachtspunten,
aldus de Commissie. Op het gebied van migratie stelt de Commissie dat de wetgeving
voor asiel en grensbeheer grotendeels in lijn is met het EU-acquis maar dat er nadrukkelijk
stappen gezet moeten worden voor het verbeteren van de toegang tot asiel, asielprocedures
en effectief grensmanagement.
Positieve ontwikkelingen zijn de aanvraag van het EU-lidmaatschap door Kosovo (december
2022) en dat op 1 januari 2024 de visumliberalisatie voor Kosovo in zal gaan (Kamerstuk
23 987, nr. 394). Kosovo moet het visumbeleid nog wel verder harmoniseren met dat van de EU. Daarnaast
heeft Kosovo het afgelopen jaar het buitenlandbeleid volledig in lijn gebracht met
het GBVB en heeft Kosovo de EU-sancties tegen Rusland overgenomen. Vooruitgang op
het EU-pad wordt echter sterk overschaduwd door het gebrek aan voortgang op het normaliseren
van de betrekkingen met Servië.
De Commissie roept Kosovo op om zich serieus te committeren aan de normalisatie van
de betrekkingen met Servië, als essentiële voorwaarde voor het Europese pad van Kosovo.
Kosovo wordt verzocht de in Brussel en Ohrid gemaakte afspraken te implementeren en
zich te houden aan de eerdere verplichtingen in het kader van de EU-gefaciliteerde
Dialoog. Verwijzend naar de gewelddadigheden in het noorden van Kosovo het afgelopen
jaar herhaalt de Commissie de verwachting dat Kosovo de gevraagde stappen tot de-escalatie
zet. Zo moedigt de Commissie Kosovo aan om zo snel mogelijk nieuwe lokale verkiezingen
te organiseren in Noord-Kosovo, met onvoorwaardelijke deelname van de Kosovaarse Serviërs.
Ook wordt Kosovo gevraagd een begin te maken met het proces dat leidt tot de oprichting
van de Vereniging van Servische Meerderheidsgemeenten.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet herkent het beeld dat de Commissie geeft van de stand van zaken. Het kabinet
erkent dat de regering sinds aantreding in maart 2021 met een ambitieuze hervormingsagenda
aan de slag is gegaan en deelt de observatie van de Commissie dat het land op de goede
weg is. Nu is het zaak de hervormingen te intensiveren. Het kabinet verwelkomt in
lijn met de Commissie de 100% aansluiting van Kosovo bij het GBVB, en de visumliberalisatie
voor Kosovo.
Zoals de Commissie aangeeft moet Kosovo blijven werken aan het versterken van de rechtsstaat.
De trend is positief, maar ook hier geldt dat het hervormingstempo omhoog moet en
de hervormingen een duurzaam karakter moeten hebben. Daarnaast dient Kosovo te blijven
werken aan het terugdringen van corruptie en het tegengaan van de georganiseerde misdaad.
Het kabinet deelt de bevinding van de Commissie dat wat fundamentele rechten betreft,
moet worden gewerkt aan de versterking van de positie van vrouwen, kinderen en minderheden,
waaronder de LHBTIQ+ gemeenschap. Daarnaast dienen stappen gezet te worden op migratie
en grensmanagement. Het kabinet is positief dat de wetgeving grotendeels in lijn is
met EU wetgeving. Echter dienen er stappen gezet te worden om de toegang tot internationale
bescherming en voorzieningen voor asielzoekers te garanderen. Ook is ter ondersteuning
van de Dialoog bijzondere aandacht voor de Kosovaarse Serviërs van belang en wordt
Kosovo aangemoedigd actief met deze groep in gesprek te gaan en vertrouwen te herwinnen.
Tot slot is de veiligheid van journalisten een punt van aandacht.
Over de opgelopen spanningen tussen Servië en Kosovo deelt het kabinet de boodschap
van de Commissie dat Kosovo zich – net als Servië – moet committeren aan de door de
EU gefaciliteerde dialoog voor normalisering van de relaties en alle gemaakte afspraken
volledig moet implementeren. Het kabinet steunt de oproep aan beide partijen om zich
te weerhouden van unilaterale acties die tot verdere spanningen kunnen leiden. Verwijzend
naar de gewelddadigheden in het noorden van Kosovo het afgelopen jaar onderschrijft
het kabinet het belang van het spoedig organiseren van lokale verkiezingen in Noord-Kosovo
door Kosovo en het maken van een begin met het proces dat leidt tot de oprichting
van de Vereniging van Servische Meerderheidsgemeenten. Het kabinet blijft een evenwichtige
aanpak aangaande de maatregelen belangrijk vinden. Conform de gewijzigde motie van
het lid Sjoerdsma (Kamerstuk 21501–02, nr. 2768) is het kabinet bereid te pleiten voor afbouw van maatregelen richting Kosovo wanneer
Kosovo aan de gestelde voorwaarden voldaan heeft.
Montenegro
Beoordeling Commissie
Sinds het begin van de toetredingsonderhandelingen in 2012, zijn alle hoofdstukken
met Montenegro geopend, waarbij de onderhandelingen op drie hoofdstukken reeds onder
voorbehoud afgerond zijn. Voortgang van de rechtsstaatshervormingen blijft essentieel
en zal het tempo van het toetredingsproces blijven bepalen, conform het onderhandelingsraamwerk.
Diepe politieke polarisatie, instabiliteit van de regering en een disfunctioneel Constitutioneel
Hof hebben het besluit- en hervormingsproces nagenoeg stilgelegd, met vertraging in
de toetredingsonderhandelingen als gevolg.
Volgens de Commissie heeft het vervullen van de interim benchmarks op rechtsstaatsterrein prioriteit. Hierbij is het belangrijk dat Montenegro vorderingen
maakt met justitiële hervormingen, corruptiebestrijding en de strijd tegen georganiseerde
criminaliteit. Uitstaande aanbevelingen van de Venetië Commissie, ODIHR en GRECO dienen
geadresseerd te worden.
De Commissie benadrukt dat Montenegro van alle landen op de Westelijke Balkan het
hoogste aantal Oekraïners herbergt, en prijst de voortdurende 100% aansluiting bij
het GBVB. Op migratie verwelkomt de Commissie versterkte samenwerking met Frontex.
Verdere stappen om terugkeer te effectueren, grensbeheer te versterken en volledige
aansluiting bij het EU-visumbeleid zijn nodig. De Commissie meldt dat eind 2022 de
goudenpaspoortenregeling is stopgezet.
Kabinetsappreciatie
Montenegro blijft koploper in termen van «preparedness» (om de verplichtingen van EU-lidmaatschap aan te gaan); alle onderhandelingshoofdstukken
met Montenegro zijn geopend. Tegelijkertijd onderschrijft het kabinet dat politieke
polarisatie in Montenegro de hervormingen nagenoeg tot stilstand heeft gebracht. Het
rapport schetst een realistisch beeld en benoemt de juiste zorgpunten. Naast de inhoudelijke
uitdagingen spelen bij Montenegro ook capaciteitsproblemen, verder versterkt door
de grote wisselingen bij elke nieuwe politieke wisseling.
De kwalificaties van de Commissie over de (gebrekkige) voortgang zijn gerechtvaardigd.
Het gebrek aan vooruitgang kwam het afgelopen jaar niet omdat aangenomen hervormingen
niet aan EU-standaarden voldeden, maar omdat er amper hervormingen waren. Zo was het
parlement niet in staat om tientallen wetten te behandelen, vanwege obstructie van
de oppositie en later door ontbinding van het parlement.
Het kabinet erkent evenwel het doortastende optreden van de speciale aanklager voor
georganiseerde misdaad en corruptie, dat tot verschillende high-level onderzoeken
leidde. Deze lopende zaken lijken te wijzen op diepe infiltratie in overheidsstructuren,
inclusief de top van de rechtspraak en het politieapparaat. Het rechtssysteem is aan
zet om te zorgen voor een gedegen opvolging. Ook moedigt het kabinet Montenegro aan
extra inspanningen te verrichten om de ruimte voor buitenlandse inmenging en desinformatie
zo klein mogelijk te maken en de weerbaarheid tegen hybride dreigingen te vergroten.
Montenegro zal in dit kader werk moeten maken van zijn cybersecurity, die buitengewoon
kwetsbaar is gebleken.
Het kabinet verwelkomt de voortdurende 100% GBVB-aansluiting, al bestaan er uitdagingen
bij de implementatie van EU-sancties tegen Rusland. Ook positief zijn de versterkte
samenwerking met Frontex en het lang aangekondigde afschaffen van de goudenpaspoortenregeling.
Beperkte capaciteit voor effectief grensbeheer en terugkeer zijn een punt van zorg,
en verdere aansluiting bij het EU visumbeleid is nodig. In lijn met de aanbevelingen
van de Commissie moedigt het kabinet de nieuwe regering van Montenegro aan om werk
te maken van het EU-toetredingsproces en de daartoe benodigde hervormingen.
Noord-Macedonië
Beoordeling Commissie
De Commissie stelt dat nu het proces van toetredingsonderhandelingen is begonnen,
EU-gerelateerde hervormingen geïntensiveerd moeten worden. Sinds de eerste IGC in
juli 2022 verliep het screeningsproces, de eerste fase in het onderhandelingsproces,
soepel. Verwijzend naar de Raadsconclusies van juli 2022, roept de Commissie Noord-Macedonië
op om snel opvolging te geven aan het screening rapport van Cluster 1 (Fundamentals). De tweede IGC, waarmee de onderhandelingen in Cluster 1 daadwerkelijk beginnen,
zal pas gehouden zal worden nadat een grondwetswijziging is doorgevoerd. Met deze
wijziging worden de rechten van de Bulgaarse minderheid in de Grondwet verankerd.
De Commissie stelt dat Noord-Macedonië met een 100% GBVB-aansluiting op duidelijke
wijze de strategische oriëntatie op de EU richt en zich als betrouwbare partner opstelt.
Met betrekking tot migratie stelt de Commissie dat Noord-Macedonië een belangrijk
transitland is voor irreguliere migranten. De samenwerking met Frontex is geïntensiveerd,
terwijl op alle gebieden van migratiemanagement de capaciteit vergroot moet worden,
aldus de Commissie. Noord-Macedonië is nagenoeg volledig aangesloten bij het EU-visumbeleid,
met visum-vrij reizen voor Turkse burgers als enige uitzondering. De Commissie verwelkomt
de strategieën voor de bestrijding van terrorisme en gewelddadig extremisme en roept
op tot effectieve implementatie.
Evenwel stelt de Commissie dat de rapportageperiode gekenmerkt werd door een gepolariseerd
politiek landschap en significante uitdagingen op het gebied van de rechtsstaat. Aanpassingen
van het Wetboek van Strafrecht hebben negatieve gevolgen op corruptiebestrijding,
waar de Commissie zorgen over uit. Er werd geen voortgang geboekt op de aanbevelingen
van ODIHR en de Venetië Commissie. De Commissie stelt enige voortgang vast in de bestrijding
van georganiseerde misdaad. De Commissie roept het gehele politieke bestel op om op
constructieve wijze te blijven werken aan de EU-hervormingsprioriteiten.
Kabinetsappreciatie
Noord-Macedonië is in de meeste onderhandelingshoofdstukken «moderately prepared» (om de verplichtingen van EU-lidmaatschap aan te gaan). Daarmee behoort het land
tot de koplopers. Het rapport schetst echter een somber beeld van de ontwikkelingen
op onderdelen van het Fundamentals cluster. Daarbij springen ontwikkelingen binnen de Raad voor de Rechtspraak, politieke
beïnvloeding bij benoemingen binnen de rechtspraak en oneigenlijk gebruik van versnelde
wetgevingsprocedures in het oog. Het kabinet onderschrijft de ernstige zorgen van
de Commissie over de herziening van het Wetboek van Strafrecht met verstrekkende gevolgen
voor lopende corruptiezaken. Noord-Macedonië zal de komende tijd politieke wil moeten
tonen om corruptie op hoog niveau aan te pakken en georganiseerde misdaad te bestrijden.
De Commissie herhaalt verschillende aanbevelingen, onder andere met betrekking tot
de kieswet en parlementair toezicht op de veiligheidsdiensten. Het kabinet moedigt
Noord-Macedonië aan om de aanbevelingen van onder andere ODIHR, GRECO en de Venetië
Commissie te adresseren. Terecht wordt door de Commissie gesproken van beperkte voortgang
op het gebied van mediavrijheid, nu de wettelijke bescherming van journalisten verstevigd
is.
Het kabinet verwelkomt de volledige aansluiting van Noord-Macedonië bij het GBVB.
Ook verwelkomt het kabinet dat de Commissie aandacht besteed aan buitenlandse inmenging
via desinformatie. Aanbevelingen over migratie onderschrijft het kabinet waarbij er
in het bijzonder aandacht moet zijn voor de toegang tot asiel, het tijdig beoordelen
van asielverzoeken en de toegang tot voorzieningen voor asielzoekers en statushouders.
De versterkte samenwerking met Frontex, nagenoeg volledige aansluiting bij het EU-visumbeleid
en wetgeving op migratie en grensbeheer die grotendeels in lijn is met EU-acquis zijn
positief.
Tot slot deelt het kabinet de belangrijke zorgen van de Commissie over politieke polarisatie.
Deze polarisatie heeft een verlammend effect op de doorvoering van hervormingen. Het
kabinet deelt de opvatting van de Commissie dat Noord-Macedonië de bevindingen van
het screeningsproces moet aangrijpen om de hervormingen te intensiveren.
Servië
Beoordeling Commissie
Sinds het begin van de toetredingsonderhandelingen in 2014, zijn 22 van de 35 onderhandelingshoofdstukken
met Servië geopend, waarbij de onderhandelingen op twee hoofdstukken reeds onder voorbehoud
afgerond zijn. De Commissie concludeert dat er veel meer voortgang met hervormingen
in het toetredingsproces mogelijk was. Voortgang met rechtsstaatshervormingen en normalisering
van de relatie met Kosovo blijven essentieel en zullen het tempo van het proces blijven
bepalen, conform het onderhandelingsraamwerk. De Commissie herhaalt dat Servië op
technische gronden aan de opening benchmarks heeft voldaan om Cluster 3 (Competitiveness and Inclusive Growth) te openen.
De Commissie concludeert dat enige voortgang geboekt werd met justitiële hervormingen.
Eerdere belangrijke constitutionele wijzigingen, bedoeld om de onafhankelijkheid van
de rechtspraak te versterken, werden in 2023 verankerd in wetgeving na een overwegend
positief oordeel van de Venetië Commissie. Ook spreekt de Commissie van beperkte voortgang
in de strijd tegen corruptie, georganiseerde misdaad, en op het gebied van vrijheid
van meningsuiting, waar bedreigingen aan het adres van journalisten nog steeds een
punt van zorg zijn.
De Commissie meldt dat de autoriteiten op hoog niveau nauwe relaties bleven onderhouden
met Rusland, ondanks dat de regering volhoudt dat EU-lidmaatschap het strategische
doel is. De Commissie stelt dat Servië prioriteit moet geven aan het verbeteren van
de GBVB-aansluiting (nu 51%). Bovendien tekende Servië in oktober 2023 een vrijhandelsakkoord
met China. Deze handelingen noemt de Commissie strategisch zorgelijk. Tevens roept
de Commissie de autoriteiten op om dringend meer nadruk te leggen op proactieve en
objectieve communicatie over de EU.
De Commissie roept Servië op om zich serieus te committeren aan de normalisering van
de betrekkingen met Kosovo, als essentiële voorwaarde op het Europese pad van Servië.
Servië wordt verzocht de in Brussel en Ohrid gemaakte afspraken te implementeren en
zich te houden aan de eerdere verplichtingen in het kader van de EU-gefaciliteerde
Dialoog. Verwijzend naar de gewelddadigheden in het noorden van Kosovo het afgelopen
jaar herhaalt de Commissie de verwachting dat de daders van de aanvallen berecht worden
en benadrukt dat Servië in dit verband volledig moet samenwerken. Ook herhaalt de
Commissie de verwachting dat de Kosovaars-Servische gemeenschap deelneemt aan de nieuwe
lokale verkiezingen die in Noord-Kosovo georganiseerd moeten worden.
De Commissie stelt dat Servië bleef samenwerken met buurlanden en EU-lidstaten op
het gebied van migratie. Enige voortgang werd geboekt, zoals met de aanname van het
Schengen Actieplan. Aansluiting bij het EU-visumbeleid verbeterde, door het invoeren
van de visumplicht voor zes landen, maar verdere aansluiting blijft nodig, aldus de
Commissie. Ook moeten asielprocedures en wetgeving verder in lijn worden gebracht
met EU wetgeving en internationale verdragen.
Kabinetsappreciatie
Zorgen over de strategische koers van Servië overschaduwen de observaties over de
toetredingshervormingen. Het kabinet onderschrijft de zorgen over de tegenvallende
bestrijding van corruptie, georganiseerde misdaad en op het gebied van transitional justice. Corruptiebestrijding bleef ondermaats, en van confiscatie van criminele goederen
was de afgelopen twee jaar geen sprake. Zorgen over mediavrijheid krijgen terecht
veel aandacht van de Commissie, waarbij de recent aangenomen wetgeving een stap in
de goede richting is. Ook nam Servië belangrijke wetten aan om de eerdere constitutionele
hervormingen te implementeren, waarbij sprake was van een inclusief proces. Terecht
vraagt de Commissie aandacht voor het tegengaan voor desinformatie en hybride dreigingen.
Blijvende aandacht is nodig voor de positie van de LHBTIQ+-gemeenschap. Polarisatie
en de noodzaak van het adresseren van ODIHR aanbevelingen, worden in het rapport terecht
benadrukt.
Op het gebied van migratie onderschrijft het kabinet in grote lijnen de bevindingen
van de Commissie. Het kabinet erkent dat er stappen zijn gezet richting aansluiting
bij het EU-visumbeleid, maar benadrukt dat verdere stappen noodzakelijk zijn. Toegang
tot asiel en asielprocedures, inclusief de registratie van asielzoekers, en de uitvoering
van grensbeheer dienen verbeterd te worden. De conceptwet die het versneld verkrijgen
van Servisch staatsburgerschap mogelijk zou maken en die leidde tot zorgen bij EU
lidstaten, waaronder Nederland, is ingetrokken.
De Commissie spreekt wederom terecht zorgen uit over het lage percentage van GBVB-aansluiting
en het niet overnemen van EU-sancties tegen Rusland. Het kabinet vindt dit zorgelijk
en is van mening dat, zeker in tijden van oorlog, juist van een kandidaat-lidstaat
meer verwacht kan worden. Het kabinet blijft Servië hierop aanspreken, zowel bilateraal
als in EU-verband. Stappen die zijn gezet in de samenwerking rondom sanctieomzeiling
zijn positief, en dienen bestendigd te worden. De Commissie is duidelijk over de noodzaak
om stappen die indruisen tegen EU-beleid na te laten en om anti-EU narratief, desinformatie
en andere hybride dreigingen tegen te gaan.
Over de opgelopen spanningen tussen Servië en Kosovo deelt het kabinet de boodschap
van de Commissie dat Servië zich – net als Kosovo – moet committeren aan de door de
EU gefaciliteerde dialoog voor de normalisering van de relaties en alle gemaakte afspraken
volledig moet implementeren. Het kabinet steunt de oproep aan beide partijen om zich
te weerhouden van unilaterale acties die tot verdere spanningen kunnen leiden. Verwijzend
naar de gewelddadigheden in het noorden van Kosovo het afgelopen jaar onderschrijft
het kabinet dat de daders van de aanvallen berecht moeten worden en verwacht in dit
verband volledige samenwerking van Servië. Het kabinet blijft een evenwichtige aanpak
met betrekking tot maatregelen belangrijk vinden. Zo wacht het kabinet in lijn met
de EU-positie de uitkomsten van het onderzoek naar Banjska af. Op basis daarvan kan
bepaald worden of Servië voldoende medewerking verleende en of ook maatregelen tegen
Servië bezien moeten worden.
Het kabinet heeft kennisgenomen van de herhaalde conclusie van de Commissie dat Servië
op technische gronden aan de opening benchmarks voor het openen van Cluster 3 heeft voldaan. Het openen van dit Cluster zou volgens
het kabinet op dit moment geen recht doen aan de belangrijke zorgen over de rechtsstaat,
fundamentele vrijheden, de voortgang op de dialoog met Kosovo, en de zorgen over GBVB-aansluiting,
waarbij de inzet van het kabinet er tegelijkertijd gericht op is te voorkomen dat
het geïsoleerd komt te staan.
Turkije
Beoordeling Commissie
Turkije is kandidaat-lidstaat sinds 1999 en blijft een belangrijke partner voor de
EU op het terrein van migratie, terrorismebestrijding, economie, handel, energie en
transport, zo concludeert de Commissie. Tegelijkertijd blijft Turkije zich van de
EU af bewegen. De Commissie spreekt van een voortdurende achteruitgang op het gebied
van democratie, rechtsstaat, fundamentele rechten, onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht, ruimte voor het maatschappelijk middenveld, de positie van minderheden, openbare
aanbestedingen en economisch en monetair beleid. De aansluiting van Turkije bij het
GBVB blijft zeer laag. In december 2022 herhaalde de Raad dat de toetredingsonderhandelingen
met Turkije effectief tot stilstand gekomen zijn. De Commissie constateert dat de
feiten waarop deze conclusie werd gebaseerd nog immer van toepassing zijn.
Turkije blijft een belangrijke geopolitieke partner voor de EU. Sinds de oorlog in
Oekraïne heeft Turkije een wezenlijke rol gespeeld bij de graandeal, onderhandelingen
over de uitruil van gevangenen en gesprekken over een mogelijk staakt-het-vuren, aldus
de Commissie. Tegelijkertijd heeft Turkije zich niet aangesloten bij de Europese sancties
tegen Rusland en uit de Commissie zorgen over de mogelijke export van onder andere
dual use goederen naar Rusland.
De Commissie erkent dat Turkije sinds de verkiezingen in mei 2023 enige stappen heeft
gezet op economisch en monetair beleid. De EU en Turkije profiteren van de douane-unie,
maar Turkije heeft de implementatieproblemen nog niet aangepakt. De Commissie vindt
dat de geïntensiveerde dialoog over de douane-unie moet worden voortgezet om de trade irritants die een effect hebben op het goed functioneren van de douane-unie weg te nemen.
De Commissie benadrukt dat Turkije één van de grootste vluchtelingengemeenschappen
ter wereld opvangt en dat de EU-Turkije Verklaring van maart 2016 nog steeds resultaten
oplevert. Dit blijft het belangrijkste raamwerk voor migratiesamenwerking. De EU heeft
opnieuw financieel bijgedragen aan de opvang van vluchtelingen en steun voor gastgemeenschappen.
De Commissie verwacht dat Turkije zijn beloften nakomt, waaronder het voorkomen van
illegale migratie en het hervatten van terugkeer.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet onderschrijft dat Turkije een belangrijke partner van de EU en een NAVO-bondgenoot
is. Het kabinet hecht aan een goede relatie met Turkije, omdat er veel onderwerpen
zijn van wederzijds belang. In dat kader kan dan ook gesproken worden over zaken waarover
de EU en Turkije van mening verschillen.
Het kabinet deelt de zorgen van de Commissie over de achteruitgang op het gebied van
de rechtsstaat, democratie, fundamentele rechten, onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht, ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de positie en rechten van minderheden,
waaronder LHBTIQ+ personen. Net als de Commissie betreurt het kabinet de gebrekkige
aansluiting bij het GBVB.
De Commissie concludeert dat de feiten op basis waarvan de toetredingsonderhandelingen
effectief tot stilstand zijn gekomen nog van toepassing zijn. Conform de motie van
de leden Roemer en Segers (Kamerstuk 32 824, nr. 158) zal het kabinet binnen de EU blijven pleiten voor het opschorten van de pre-toetredingssteun
voor Turkije. Tevens zal het kabinet zich, conform de motie van de leden Van Ojik
en Van den Hul (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1207), ervoor blijven inzetten dat de steun aan mensenrechten-ngo’s op peil blijft.
De Commissie refereert terecht aan de actieve en unieke rol die Turkije op zich neemt
in de bemiddeling tussen Oekraïne en Rusland. Tegelijkertijd deelt het kabinet de
oproep tot aansluiting bij de EU-sancties tegen Rusland. Het is belangrijk dat Turkije
in dialoog blijft met de Commissie over het tegengaan van sanctieomzeiling. Het kabinet
erkent de enorme inspanningen die Turkije levert met de opvang van bijna vier miljoen
vluchtelingen, en is dan ook voorstander van de volledige implementatie van de EU-Turkije
Verklaring en de financiële opvolging van de Facility for Refugees in Türkiye. Tenslotte deelt het kabinet de oproep van de Commissie dat de dialoog over de implementatie
van de douane-unie moet worden voortgezet.
Groeiplan voor de Westelijke Balkan
Gelijktijdig met het uitbreidingspakket publiceerde de Commissie een mededeling over
een groeiplan voor de Westelijke Balkan en bijbehorende verordening voor de oprichting
van een Hervormings- en Groeifaciliteit.
Onderstaande appreciatie komt in plaats van een BNC-fiche.
Mededeling van de Commissie
De Commissie schrijft dat de Russische invasie in Oekraïne een significante impact
heeft op de stabiliteit en economieën van de zes Balkanlanden. De Commissie schetst
in dit kader dat de sociaaleconomische convergentie tussen EU-lidstaten en de Westelijke
Balkan te traag verloopt en dat dit de Balkanlanden achterhoudt op hun EU-pad. Daarom
is het volgens de Commissie wenselijk om het hervormingsproces en de economische groei
te versnellen. Door tastbare voordelen voor de regio en haar inwoners in het vooruitzicht
te stellen, gekoppeld aan conditionaliteiten, moet het groeiplan als aanjager gaan
fungeren. Het groeiplan kent vier pijlers: 1) bevorderen van integratie van de Balkanlanden
in de interne markt van de EU, onder voorwaarden; 2) versterking van de regionale
markt in de Westelijke Balkan; 3) versnellen van het hervormingsproces; 4) oprichting
van een Hervormings- en Groeifaciliteit bestaande uit leningen en niet-terugbetaalbare
steun met een totaalomvang van 6 miljard euro. Deze vier pijlers worden nader toegelicht,
gevolgd door een appreciatie van het kabinet.
Pijler 1: Bevorderen van de integratie in de interne markt van de EU
De Commissie identificeert zeven sectoren van de interne markt van de EU waarin integratie
van de Westelijke Balkan kan worden bevorderd. Het gaat daarbij om 1) aspecten van
het vrije verkeer van goederen; 2) aspecten van het vrije verkeer van personen en
diensten; 3) toegang tot de eengemaakte Europese betaalruimte (SEPA); 4) faciliteren
van wegtransport, specifiek door verlenen van toegang tot relevante EU-informatiesystemen;
5) integratie van energiemarkten; 6) aspecten van de digitale interne markt en 7)
integratie van toeleveringsketens, specifiek op het gebied van grondstoffen en kritieke
medicijnen. De Commissie is voornemens met voorstellen te komen om de stabilisatie-
en associatieovereenkomsten met de Westelijke Balkanlanden aan te passen om integratie
tot de interne markt mogelijk te maken. Als voorwaarden voor uitvoering van deze pijler
voorziet de Commissie dat de landen volledig aan het geldende EU-acquis voor deze
sectoren voldoen en dat er voldoende vooruitgang is op de tweede pijler van het groeiplan,
de versterking van de regionale markt in de Westelijke Balkan.
Pijler 2: Versterking van de regionale markt in de Westelijke Balkan
De Commissie schat dat door regionale integratie de economieën van de Balkanlanden
met circa tien procent kunnen groeien en nodigt de Westelijke Balkanlanden daarom
uit om zich opnieuw te committeren aan implementatie van het Common Regional Market Action Plan. Regeringsleiders van de Westelijke Balkan lanceerden dit actieplan in 2020 om gezamenlijk
tot integratie van hun economische markten te komen. De Commissie stelt voortgang
op implementatie van dit actieplan voorwaardelijk voor de eerste pijler van het groeiplan,
het bevorderen van integratie tot de interne markt van de EU. De Commissie benoemt
tevens de noodzaak voor de Balkanlanden om met een ambitieus voorstel voor een vervolgplan
te komen, omdat het huidige actieplan in 2024 verloopt.
Pijler 3: Versnellen van het hervormingsproces
Om het hervormingsproces in de Westelijke Balkan te versnellen, nodigt de Commissie
alle Westelijke Balkanlanden uit om individueel een hervormingsagenda op te stellen.
Deze agenda dient een set aan hervormingen te bevatten, die gebaseerd zijn op aanbevelingen
uit de jaarlijkse landenrapportages van de Commissie en de conclusies van de jaarlijkse
Economische en Financiële Dialoog tussen de EU en de Westelijke Balkanlanden. Zowel
sociaaleconomische hervormingen als rechtsstaathervormingen moeten in deze agenda
geborgd zijn. Middels kwalitatieve en kwantitatieve stappen dient aangegeven te worden
hoe hervormingen uit de agenda doorgevoerd zullen worden. Het voldoen aan deze stappen
fungeert vervolgens als voorwaarde voor uitkering van middelen onder de Hervormings-
en Groeifaciliteit, de vierde pijler van het groeiplan. De Commissie zal de hervormingsagenda’s
beoordelen en, bij positieve beoordeling, goedkeuren middels een uitvoeringshandeling.
Voor Servië en Kosovo stelt de Commissie daarbij als algemene voorwaarde dat beide
landen constructief deelnemen in de EU-gefaciliteerde Dialoog om de betrekkingen te
normaliseren en de onder deze Dialoog aangegane verplichtingen te implementeren.
Pijler 4: Oprichting van een Hervormings- en Groeifaciliteit
Ten behoeve van de uitvoering van de derde pijler van het groeiplan, stelt de Commissie
voor om een Hervormings- en Groeifaciliteit op te richten met een omvang van 6 miljard
euro. Maximaal twee miljard daarvan is beschikbaar in de vorm van niet-terugbetaalbare
steun. De overige vier miljard zal verstrekt worden in de vorm van leningen. De uitkering
van deze middelen zal, als geschetst onder de derde pijler van het groeiplan, gekoppeld
worden aan het bereiken van stappen uit de hervormingsagenda’s. De faciliteit zal
de periode 2024–2027 beslaan en is complementair aan bestaande steun aan de Westelijke
Balkanlanden via het Instrument voor Pre-Accessiesteun (IPA III).
Verordening voor de oprichting van een Hervormings- en Groeifaciliteit
De Commissie publiceerde tevens een verordening voor de oprichting van de Hervormings-
en Groeifaciliteit. Deze faciliteit is de vierde pijler in de Commissiemededeling
over het Groeiplan. De Commissie herhaalt in de verordening het, in het kader van
het EU-toetredingsproces, wenselijk te achten om de sociaaleconomische convergentie
tussen de Unie en de Westelijke Balkan en de hervormingsprocessen in de Westelijke
Balkanlanden te versnellen. Modaliteiten uit de verordening zullen hieronder nader
worden toegelicht.
De Commissie stelt voor de faciliteit een omvang van 6 miljard euro te geven. De financiering
van de 2 miljard euro aan niet-terugbetaalbare steun uit de faciliteit is onderdeel
van het Commissievoorstel voor een tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel
Kader (MFK), waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 3757). De wijze van financiering van dit instrument is vergelijkbaar met de financiering
van het reeds bestaande instrument voor het verstrekken van financiële steun aan partnerlanden
in de directe omgeving van de EU (macro-financiële bijstand). Voor de financiering
van het leningendeel stelt de Commissie voor namens de Unie te lenen op de kapitaalmarkt
en bij financiële instellingen, via een bestaand garantiefonds op de EU-begroting:
het Common Provisioning Fund (CPF). Voor deze faciliteit zal een voorziening worden getroffen van 9% van de totale
te verstrekken leningen, waaruit eventuele schade kan worden gedekt. Dit wordt gedekt
uit een deel van de 2 miljard euro aan niet-terugbetaalbare steun. Ook zal een deel
van de niet-terugbetaalbare steun besteed worden aan administratieve kosten en 24
FTE personeel (1,5%, 30 miljoen euro). De aflossing van de leningen door de Balkanlanden
vindt in het Commissievoorstel plaats na tien jaar en hebben een maximale looptijd
van 40 jaar. De implementatie van minimaal de helft van de middelen, waarvan het gehele
deel aan niet-terugbetaalbare steun, loopt via het investeringskader voor de Westelijke
Balkan (WBIF). De andere helft gaat direct naar de betreffende landen in de vorm van
begrotingssteun. Daarnaast bevat het voorstel een aantal uitzonderingen op de regels
uit het Financieel Reglement, waaronder het automatisch overhevelen van niet-gebruikte
middelen naar volgende jaren en het opnieuw inzetten van decommiteringen.9
De uitbetaling van middelen is, zoals ook in de Commissiemededeling beschreven, gekoppeld
aan hervormingsagenda’s die de Westelijke Balkanlanden dienen op te stellen. De hervormingsagenda’s
moeten gebaseerd zijn op aanbevelingen uit de jaarlijkse landenrapportages van de
Commissie en de conclusies van de jaarlijkse Economische en Financiële Dialoog tussen
de EU en de Westelijke Balkanlanden. De Commissie vereist daarbij dat de agenda’s
maatregelen bevatten die beantwoorden aan de doelstellingen van de faciliteit om de
regionale economische integratie, de integratie met de interne markt van de EU, de
sociaaleconomische convergentie met de Unie, en de aanpassing aan de waarden, wetten,
regels, normen, beleidslijnen en praktijken van de Unie te versnellen. De hervormingsagenda’s
dienen een tijdslijn te bevatten waarbij in kwalitatieve en kwantitatieve stappen
wordt aangegeven wanneer welke hervorming wordt doorgevoerd. Deze kwantitatieve en
kwalitatieve stappen fungeren als betalingsvoorwaarden.
De Commissie zal de hervormingsagenda’s beoordelen en, bij positieve beoordeling,
goedkeuren middels een uitvoeringshandeling. De Westelijke Balkanlanden mogen, wanneer
de aangenomen hervormingsagenda’s door omstandigheden niet meer haalbaar zijn, bij
de Commissie een gemotiveerd verzoek tot wijziging van de uitvoeringshandeling waarbij
de agenda is goedgekeurd indienen. De Commissie kan de uitvoeringshandeling vervolgens
wijzigen.
Nadat de Commissie de hervormingsagenda’s heeft goedgekeurd, zullen de Westelijke
Balkanlanden tweemaal per jaar een gemotiveerd verzoek tot uitbetaling bij de Commissie
indienen. De Commissie zal vervolgens beoordelen of de in de kwalitatieve en kwantitatieve
stappen uiteengezette hervormingen zijn doorgevoerd en daarmee aan de betalingsvoorwaarden
is voldaan. Indien dat het geval is, zal de Commissie de relevante middelen uitkeren.
Indien dat niet het geval is, krijgt het land in kwestie een jaar de tijd om alsnog
aan de stappen uit de hervormingsagenda te voldoen. Wanneer resultaat uitblijft, worden
de middelen niet uitgekeerd aan het betreffende land.
De verordening autoriseert het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de
Europese Rekenkamer om te toezicht te houden en controle uit te oefenen op correcte
besteding van de verstrekte middelen.
De middelen zullen middels een wegingsfactor worden verdeeld over de zes Balkanlanden,
waarbij bevolkingsaantal en het BBP per hoofd van de bevolking de centrale indicatoren
zijn.
Kabinetsappreciatie mededeling
Het kabinet ondersteunt het EU-perspectief van de Westelijke Balkan. In dat kader
verwelkomt het kabinet inspanningen vanuit de Unie om de Westelijke Balkanlanden te
helpen bij het verbeteren van hun sociaaleconomische positie en het boeken van voortgang
in het toetredingsproces. Dit voorstel sluit in die zin aan bij de stict, fair & engaged inzet van het Kabinet. Het kabinet onderschrijft de analyse van de Commissie dat
een versnelling van de economische groei en het hervormingsproces in de Westelijke
Balkan de Balkanlanden dichter bij de EU zal brengen. Een modernisering van de economieën
van de Balkanlanden, indien deze gepaard gaat met hervormingen op rechtsstaatgebied,
kan de regio aantrekkelijker maken voor investeerders en een positieve impact hebben
op de werkgelegenheid. De prikkel voor jonge inwoners om de regio te verlaten, een
ontwikkeling waar de Westelijke Balkan nu nadrukkelijk onder lijdt, kan daarmee worden
verkleind. Het groeiplan vormt, in de context van de Russische agressie in Oekraïne,
tevens een hernieuwd signaal vanuit de EU dat de toekomst van de Westelijke Balkan
in de EU ligt. Het past daarmee in de door het kabinet gewenste en ingezette intensivering
van de relaties met de Westelijke Balkan. Het kabinet is tevens van mening dat het
Groeiplan bij kan dragen aan het versterken van het draagvlak voor de EU onder de
bevolking van de Westelijke Balkan. Daartoe zal het kabinet aandringen op een strategisch
communicatieplan waarbij EU-instituties, lidstaten en Westelijke Balkanlanden een
gezamenlijke boodschap uitdragen over de bijdrage die de EU middels dit groeiplan
levert aan de sociaaleconomische ontwikkeling, regionale integratie en EU-perspectief
van de Westelijke Balkan.
De verschillende pijlers van het groeiplan gaan nadrukkelijk uit van conditionaliteit.
Het kabinet voorziet dat het groeiplan daarmee in beginsel een positief instrumentarium
kan zijn om de druk op het hervormingsproces in de Westelijke Balkan op te voeren
en zodoende het principe van merites in het EU-uitbreidingsproces verder te verstevigen.
Met betrekking tot de eerste pijler van het plan, het bevorderen van integratie in
de interne markt, merkt het kabinet het volgende op. In algemene zin leidt uitbreiding
van de interne markt tot een grotere afzetmarkt voor intra-Europese handel en grotere
marktmacht mondiaal, en dat kan gunstig zijn voor de geopolitieke positie van de EU
als economische speler. Het kabinet ontvangt echter graag nadere onderbouwing van
de Commissie van de verwachte impact van het gehele Groeiplan (en de daarop te volgen
concrete voorstellen) op de interne markt van de EU en de economieën van de betrokken
(potentiële) kandidaat-lidstaten. De implicaties van de voorstellen dienen duidelijk
in kaart gebracht te worden alvorens hier besluiten over genomen kunnen worden. Voorkomen
moet worden dat uitbreiding negatieve gevolgen heeft gerelateerd aan het vrij verkeer
van goederen, diensten, kapitaal en personen. Nadere uitwerking van de voorstellen
met een arbeidsmobiliteitscomponent zullen zorgvuldig worden bestudeerd. Indien nodig,
zal het kabinet in relatie tot de uitbreidingsdiscussie pleiten voor het maken van
duidelijkere en betere afspraken rondom arbeidsmobiliteit in EU-verband. Het bevorderen
van integratie in de interne markt langs de lijnen die de Commissie in het Groeiplan
voorstelt, kan worden overwogen indien sprake is van meerwaarde voor de Unie, lidstaten
en (potentiële) kandidaat-lidstaten en de integriteit van de interne markt niet wordt
aangetast. Integratie in de interne markt moet (net als bij uitbreiding in den brede)
volgens het kabinet altijd gepaard gaan met respect voor de rechtsstaat, versnelde
hervormingen en implementatie van relevante onderdelen van het EU-acquis. Verdere
integratie in de interne markt moet volgens het kabinet altijd gepaard gaan met conditionaliteiten
en waarborgen, waaronder uitvoerings- en handhavingscapaciteit in en de kwaliteit
van lokale instituties. Zonder deze waarborgen kan integratie van nieuwe landen leiden
tot risico’s voor het functioneren van de interne markt. Het is van belang om een
gezamenlijk juridisch raamwerk in de EU dat werkt te behouden en waar nodig te versterken,
en een gelijk speelveld te borgen. Het kabinet zal de hierboven genoemde uitgangspunten
hanteren bij het beoordelen van de in de Commissiemededeling genoemde voorstellen
op dit gebied en dit uitdragen bij de besprekingen en onderhandelingen met andere
lidstaten en de Commissie.
Het kabinet ondersteunt de Commissie in haar voornemen om, onder de tweede pijler
van het plan, de Balkanlanden tot verdere economische integratie van de interne markt
in de regio te laten komen. Het kabinet merkt op dat de Balkanlanden de afgelopen
jaren op dit gebied diverse technische voorbereidingen hebben getroffen, maar dat
de implementatie daarvan versneld dient te worden. Regionale integratie kan de economische
aantrekkingskracht van de Westelijke Balkan immers vergroten en de regio tevens voorbereiden
op de competitiviteit van de interne markt van de EU, indien bij deze integratie EU-standaarden
worden aangehouden. Het kabinet is het met de Commissie eens dat het wenselijk is
dat de Balkanlanden met een ambitieus voorstel komen voor een opvolger van het Common Regional Action Plan.
Wat betreft de derde en vierde pijler van het plan, is het kabinet het met de Commissie
eens dat het wenselijk is om het hervormingsproces in de Westelijke Balkan te versnellen.
De wijze waarop het groeiplan uitbetaling van middelen koppelt aan het doorvoeren
van hervormingen, kan daarin als aanjager dienen. Het kabinet verwelkomt dan ook dat
het groeiplan deze koppeling nadrukkelijk maakt. Het acht het daarbij noodzakelijk
dat de conditionaliteiten in de hervormingsagenda’s, met name op het gebied van rechtsstaat,
kwalitatief en kwantitatief goed verankerd worden en dat de Commissie vervolgens strikt
toetst op de betalingsvoorwaarden. Lidstaten dienen tevens in voldoende mate betrokken
te worden bij de goedkeuring van de agenda’s en beoordeling van de voortgang daarop,
voordat tot verstrekking van middelen wordt overgegaan. Het kabinet zal deze uitgangspunten
hanteren in de verdere besprekingen en onderhandelingen met andere lidstaten en de
Commissie over dit onderdeel van de Commissiemededeling.
Daarnaast leert ervaring uit andere fondsen met een soortgelijke opzet dat de uitvoering
en verantwoording uitdagend kan zijn. In acht nemend dat de voor de Westelijke Balkanlanden
beschikbare IPA III middelen nog niet volledig uitgeput worden wegens een gebrek aan
absorptiecapaciteit, vindt het kabinet het belangrijk dat de Commissie de Westelijke
Balkanlanden hierbij waar nodig van ondersteuning voorziet.
Kabinetsappreciatie verordening
Ten aanzien van de financiering van de Hervormings- en Groeifaciliteit, is het uitgangspunt
van het kabinet dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in
de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen
worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijk departement, conform
de regels voor budgetdiscipline. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve
uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het
kabinet is van mening dat het voorstel vooruitloopt op de onderhandelingen over de
herziening van het huidige MFK. De voorgestelde 2 miljard euro aan niet-terugbetaalbare
steun is hier onderdeel van. Het kabinet is niet overtuigd van de noodzaak van de
voorgestelde verhogingen van het MFK voor de Westelijke Balkan. De in het Groeiplan
geschetste uitdagingen waren deels al onderdeel van de onderhandelingen over het huidige
MFK. Het gaat hier dus niet om uitdagingen die bij het sluiten van het MFK-akkoord
niet te voorzien waren, zoals dat voor de oorlog in Oekraïne wel het geval is. Het
uitgangspunt van het kabinet is dan ook dat eerst gekeken moet worden naar herprioritering
binnen de MFK-plafonds en de bestaande speciale instrumenten, in plaats van de ophoging
van de plafonds. In de context van de motie van het lid Tony van Dijck over het niet
instemmen met een verdergaande collectieve schulduitgifte in EU-verband (Kamerstuk
21 501-07, nr. 1982), en in lijn met eerdere uitingen van het kabinet (Kamerstuk 35 925, nr. 170) vindt het kabinet het niet gepast om voor de financiering van deze faciliteit middelen
te mobiliseren door het aangaan van leningen op de kapitaalmarkt. De faciliteit is
in tegenstelling tot macro financiële bijstand niet gericht op het adresseren van
een crisissituatie. Verder heeft het kabinet nog vragen over de noodzaak van de zachte
voorwaarden van de te verstrekken leningen. Het kabinet is niet overtuigd van de noodzaak
voor de voorgestelde afwijking van het Financieel Reglement om niet-gebruikte middelen
in latere jaren alsnog in te zetten en het opnieuw inzetten van decommitteringen.
Daarnaast zal het kabinet de Commissie vragen hoe de faciliteit zich verhoudt tot
en additioneel is aan bestaande internationale en EU-instrumenten en hervormingsagenda’s
in de landen in de Westelijke Balkan.
Het kabinet verwelkomt dat in deze verordening de verstrekking van middelen gekoppeld
wordt aan het doorvoeren van hervormingen. Het kabinet acht het daarbij, in lijn met
de appreciatie over de Commissiemededeling, noodzakelijk dat de conditionaliteiten
in de hervormingsagenda’s kwalitatief en kwantitatief goed verankerd worden en dat
de Commissie vervolgens strikt toetst op de betalingsvoorwaarden. Dit geldt in het
bijzonder voor de conditionaliteiten op het gebied van rechtsstaat. Het kabinet is
van mening dat rechtsstaatscriteria bij zowel de goedkeuring van de hervormingsagenda’s
als de beoordeling van de betalingsvoorwaarden die daaruit voortkomen zwaar moeten
meewegen. Het zal daar in de onderhandelingen over de verordening nauw op toezien.
Het kabinet acht het voorts noodzakelijk dat lidstaten in voldoende mate betrokken
worden bij de goedkeuring van de agenda’s en eventuele wijziging daarvan. Lidstaten
dienen tevens betrokken te zijn bij de beoordeling of voldaan is aan de betalingsvoorwaarden,
voordat tot verstrekking van middelen wordt overgegaan. Het kabinet zal dit uitgangspunt
hanteren in de onderhandelingen over de verordening.
Het kabinet staat tot slot positief tegenover de waarborgen in het voorstel op het
gebied van fraude, malversatie en corruptie, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande
controlemechanismes via OLAF en de Europese Rekenkamer. Indien bestaande controlemechanismes
nog niet afdoende zijn om de Financiële Belangen van de Unie te borgen is het tevens
van belang dat Commissie de Westelijke Balkan landen ondersteunt bij het verbeteren
en/of opzetten van hun controlemechanismes.
Bevoegdheid voor de mededeling
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor de mededeling
is positief. Op grond van artikel 212 VWEU is de EU bevoegd om maatregelen vast te
stellen voor het ondernemen van activiteiten voor economische, financiële en technische
samenwerking, met inbegrip van bijstand op met name financieel gebied voor derde landen
anders dan ontwikkelingslanden. Deze activiteiten dienen coherent te zijn met het
externe beleid van de EU en plaats te vinden in het kader van de beginselen en doelstellingen
van haar externe optreden. De acties van de EU en die van de lidstaten dienen elkaar
te complementeren en versterken.
Subsidiariteit van de mededeling
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van
de Commissiemededeling. Het voorbereiden van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten
op het lidmaatschap van de Europese Unie kan het best worden geadresseerd op het niveau
van de Unie. Door enkel optreden van lidstaten kan dit niet gerealiseerd worden.
Proportionaliteit van de mededeling
De beoordeling van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De
aangekondigde acties zijn gericht op het versnellen van de sociaaleconomische convergentie
tussen de Unie en (potentiële) kandidaat-lidstaten en het versnellen van het hervormingsproces
in deze (potentiële) kandidaat-lidstaten. De maatregelen zijn daarmee geschikt om
(potentiële) kandidaat-lidstaten voor te bereiden op het lidmaatschap van de Unie.
Hoewel de Commissie de acties met betrekking tot integratie tot de interne markt van
de Unie verder moet uitwerken, vallen ze naar verwachting binnen bestaande beleidskaders,
namelijk de stabilisatie- en associatieovereenkomsten.
Bevoegdheid voor de verordening
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor de verordening is
positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 212 en 322 VWEU. Op grond van artikel
212 VWEU is de EU bevoegd om maatregelen vast te stellen voor het ondernemen van activiteiten
voor economische, financiële en technische samenwerking, met inbegrip van bijstand
op met name financieel gebied voor derde landen anders dan ontwikkelingslanden. Deze
activiteiten dienen coherent te zijn met het externe beleid van de EU en plaats te
vinden in het kader van de beginselen en doelstellingen van haar externe optreden.
De acties van de EU en die van de lidstaten dienen elkaar te complementeren en versterken.
Op grond van artikel 322, lid 1, VWEU is de EU bevoegd om bij verordeningen de financiële
regels vast te stellen, met name betreffende de wijze waarop de begroting wordt opgesteld
en uitgevoerd, alsmede de wijze waarop rekening en verantwoording wordt gedaan en
de rekeningen worden nagezien en de regels betreffende de controle van de verantwoordelijkheid
van de financiële actoren, met name van ordonnateurs en rekenplichtigen. Het kabinet
kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Subsidiariteit van de verordening
Het subsidiariteitsbeginsel is niet van toepassing op de onderdelen van het voorstel
die onder artikel 322, lid 1, VWEU vallen. De bevoegdheid om financiële regels vast
te stellen die de procedure bepalen voor de opstelling en uitvoering van de EU-begroting
kan, gezien zijn aard, enkel door de EU worden uitgeoefend. Het kabinet heeft een
positief oordeel over de subsidiariteit van de andere delen van de verordening. Het
voorbereiden van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten op het lidmaatschap
van de Europese Unie kan het best worden geadresseerd op het niveau van de Unie. Door
enkel optreden van lidstaten kan dit niet gerealiseerd worden.
Proportionaliteit van de verordening
De beoordeling van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is deels positief
en deels negatief. Het voorstel ondersteunt het hervormingsproces in de Westelijke
Balkan en is daarmee geschikt om bij te dragen aan de voorbereiding van kandidaat-lidstaten
en potentiële kandidaat-lidstaten op het lidmaatschap van de Unie. Het kabinet ziet
echter momenteel geen noodzaak voor het aangaan van additionele leningen hiervoor.
De benodigde EU-middelen dienen gevonden te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027. Voorts is er geen noodzaak voor de
voorgestelde afwijking van het Financieel Reglement om niet-gebruikte middelen in
latere jaren alsnog in te zetten en het opnieuw inzetten van decommitteringen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken