Brief regering : Eindrapport van ZonMw over Evaluatie Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd)
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
35 370
Zorg en dwang
Nr. 622
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
Op 1 januari 2020 traden de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en
de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd)
in werking. In beide wetten is bepaald dat de eerste evaluatie binnen twee jaar na
de inwerkingtreding naar beide Kamers van de Staten-Generaal wordt gezonden. Door
onder meer de COVID-pandemie en vertraging in de implementatie is de wetsevaluatie
in twee fases opgeleverd1. Het rapport van de eerste fase heeft u op 16 december 2021 ontvangen2. Het eindrapport kan ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming,
nu aanbieden. Parallel aan dit proces voert het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC) de evaluatie van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) uit. Deze evaluatie
wordt u later dit jaar separaat aangeboden door de Minister voor Rechtsbescherming.
De beleidsreactie op deze evaluatierapporten volgt zoals toegezegd zo spoedig mogelijk
in het nieuwe jaar3.
Ik ben de onderzoekers erkentelijk voor het opgeleverde rapport. In de evaluatie van
de Wvggz en de Wzd is een brede analyse gemaakt van de knelpunten die de uitvoerbaarheid
en de implementatie van beide wetten beïnvloedden. Op basis van de door respondenten
aangedragen knelpunten, zijn de onderzoekers tot een groot aantal aanbevelingen gekomen.
De conclusie van de onderzoekers is hard: «Alle betrokken partijen (ministeries, veldpartijen en de Tweede Kamer) hebben keer
op keer bijgedragen aan het wijzigen of toevoegen van elementen, waardoor een steeds
complexer wetgevingsgeheel is ontstaan. Dit behoren alle genoemde partijen zich aan
te trekken. Het adagium «het betere is de vijand van het goede» is uit het oog verloren.
Als het erom gaat dat een wet toegankelijk en werkbaar is, aansluit bij het terrein
waarop deze van toepassing is en relatief makkelijk te implementeren is, dan zijn
de Wvggz en de Wzd in belangrijke mate mislukt. Van heldere regelgeving die voldoende
rekening houdt met de kenmerken van de domeinen waarin ze moet worden toegepast is
geen sprake.»
Dat onderstreept niet alleen de urgentie om de uitvoerbaarheid van de wetten te verbeteren,
maar ook het belang om de beoogde verbeteringen eerst op te halen en te toetsen bij
de mensen die dagelijks met de uitvoering bezig zijn en bij (vertegenwoordigers van)
patiënten en cliënten die met deze wetgeving te maken hebben. Hier ligt namelijk een
grote gezamenlijke verantwoordelijkheid.
In antwoord op uw vragen bij het eerste rapport heb ik het proces hiertoe geschetst
en mijn uitgangspunten gedeeld4. Ik vind het belangrijk om weer terug te keren naar de kern van de wetten, namelijk
rechtsbescherming tegen de inperking van grondrechten, en naar de geest van de wetten.
Die geest, de centrale doelstellingen om goede zorg te organiseren, dwang terug te
dringen en meer vrijheid te creëren, wordt breed gedeeld. Maar door de gedetailleerde
regels zijn die doelstellingen teveel verworden tot papieren procedures die niet altijd
bijdragen aan een betere positie van de mensen die de wet wil beschermen. Ik wil daarom
werken aan een beter uitvoerbare wet, omdat ik ervan overtuigd ben dat dit leidt tot
betere zorg.
Daarom ben ik op basis van de eerste fase van de wetsevaluatie reeds begonnen met
de uitwerking van de aanbevelingen. Zo zijn de actoren die betrokken zijn bij de uitvoering
van de Wvggz bevraagd op de gesignaleerde knelpunten en oplossingsrichtingen. Dat
zijn patiënten, naasten, vertrouwenspersonen, advocaten, psychiaters, verpleegkundigen,
officieren van justitie, rechters, politie- en gemeenteambtenaren die in aparte taakgroepen
en samen in spiegelgroepen de aanbevelingen hebben besproken. Op 10 november vindt
een bestuurlijk overleg plaats om de opbrengsten van deze gesprekken te toetsen.
Op initiatief van brancheorganisatie ActiZ zijn veldpartijen uit de ouderen- en gehandicaptenzorg
gestart met een breed overleg tussen cliënten-, branche- en beroepsorganisaties om
tot gezamenlijke voorstellen voor een betere Wzd te komen. Dit heeft recent geleid
tot een akkoord ten aanzien van de procedure die moet worden gevolgd bij de besluitvorming
over onvrijwillige zorg. Dit akkoord zal ik betrekken in het proces om te komen tot
een wetsvoorstel. Ook met de Wzd-partijen staat een bestuurlijk overleg gepland in
november. Daarnaast is een proces ingericht om met beide velden te spreken over de
samenloop tussen de Wzd en Wvggz.
De inbreng van de bij de uitvoering betrokken veldpartijen is onontbeerlijk voor het
opstellen van een beleidsreactie op deze evaluatie. Met het onderschrijven van de
noodzaak tot verandering wil ik overigens niets afdoen van de inspanning die partijen
zich reeds hebben getroost om deze complexe wetten te implementeren. De onderzoekers
zien ook dat de introductie van beide wetten tot meer bewustzijn heeft geleid. Dat
herken ik in de praktijk: ik zie zorgverleners die zich tot het uiterste inspannen
voor hun patiënten en cliënten. Uiteindelijk hebben zorgverleners en veldpartijen
samen met de onderzoekers hetzelfde belang voor ogen: een beter uitvoerbare wet ten
behoeve van betere zorg voor mensen op hun kwetsbaarst.
Ik zie er naar uit om in het nieuwe jaar aan de hand van mijn beleidsreactie met uw
Kamer in overleg te gaan om in gezamenlijkheid te komen tot beter uitvoerbare wetgeving.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Indieners
-
Indiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport