Brief regering : Uitstel GVS-modernisering
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 786
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2022
Voor de zomer heb ik regelmatig met uw Kamer gecommuniceerd over de modernisering
van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS), voor het laatst in het tweeminutendebat
van 7 juli (Handelingen II 2021/22, nr. 102, item 6). Ik heb recent signalen ontvangen van veldpartijen waaruit ik concludeer dat het
risico op problemen met de beschikbaarheid van geneesmiddelen als gevolg van de modernisering
groter is dan eerder gedacht. Het is niet mogelijk hiervoor een oplossing uit te werken
in de korte tijd die nog beschikbaar is tot 1 januari 2023. Daarom heb ik de ingangsdatum
van de modernisering heroverwogen. Ik licht dat graag toe in deze brief en ga tot
slot ook in op de motie Den Haan.
Besluit
Ik heb besloten de modernisering van het GVS uit te stellen tot 1 januari 2024. Dit
betekent dat de huidige vergoedingslimieten van het GVS ook in 2023 van kracht blijven.
Ik heb eerder bericht dat ik voornemens ben de modernisering gepaard te laten gaan
met het continueren van de maximering van de eigen bijdrage van patiënten voor geneesmiddelen
van € 250 per patiënt per jaar. Bovendien wordt in het coalitieakkoord (Bijlage bij
Kamerstuk 35 788, nr. 77) aangegeven dat stapeling van zorgkosten tegen zal worden gegaan, bijvoorbeeld via
maximering van GVS-bijbetalingen. In het licht hiervan is het wenselijk om de al bestaande
maximering vooruitlopend op de modernisering ook in het 2023 nog voort te zetten.
Motivering
Mede in het kader van de op 7 juli 2022 aangenomen motie van Kamerlid Den Haan (fractie
Den Haan)1, heb ik de afgelopen periode in verschillende gremia met partijen overleg gehad over
de mogelijke effecten van de GVS-modernisering (Handelingen II 2021/22, nr. 102, item 70). Basis voor de gesprekken vormen de op 8 juli jl. op de website van Farmatec, dienstonderdeel
van het agentschap CIBG, in concept bekendgemaakte nieuwe vergoedingslimieten. Uit
de overleggen met fabrikanten en leveranciers over de conceptlimieten heb ik een aantal
signalen ontvangen die ik zeer serieus neem.
Ten eerste geven fabrikanten van generieke geneesmiddelen aan in veel gevallen hun
prijzen niet omlaag te kunnen brengen, maar dat zij in hun contracten met zorgverzekeraars
in het kader van het door de zorgverzekeraars gevoerde preferentiebeleid wel hebben
afgesproken dat de prijzen van hun geneesmiddelen niet boven de vergoedingslimiet
mogen liggen. Het gevolg hiervan is volgens deze leveranciers dat zij een bepaald
deel van hun middelen in Nederland niet meer ter beschikking kunnen stellen. Daarnaast
geven fabrikanten, maar ook zorgverzekeraars, aan dat de modernisering mogelijk grote
gevolgen heeft voor specifieke geneesmiddelengroepen, zoals geneesmiddelen met specifieke
toedieningsvormen of geneesmiddelen met een lage sterkte. Deze geneesmiddelen zijn
vaak op de markt gebracht voor bepaalde patiëntgroepen, zoals patiënten met slikproblemen
of kinderen, en bestanddelen daarvan kunnen hogere productiekosten hebben waardoor
er minder ruimte is voor een prijsverlaging. Ook voor deze middelen zou een herberekening
ertoe kunnen leiden dat zij niet meer beschikbaar zijn in Nederland. Ik heb uw Kamer
eerder bericht dat ik rekening hield met het risico op beschikbaarheidsproblemen en
daarom een verzachtende maatregel ten behoeve van de zogenoemde onderkant van de geneesmiddelenmarkt
heb genomen2. Deze nieuwe signalen betekenen voor mij dat het risico op beschikbaarheidsproblemen
aanzienlijk groter is dan eerder gedacht. Ik vind dat onwenselijk voor patiënten.
Ik zie mogelijkheden om aan deze signalen tegemoet te komen. Het vergt echter tijd
om dit beleidsmatig en juridisch te onderzoeken, tijd die mij voor 1 januari 2023
niet meer gegeven is.
De tweede reden om de modernisering uit te stellen is ingegeven door de uitzonderlijke
economische omstandigheden: de inflatie is de afgelopen maanden nog verder opgelopen.
De modernisering kan, wanneer fabrikanten hun prijzen niet verlagen, voor individuele
patiënten leiden tot meer of hogere bijbetalingen. Eerder heb ik aangegeven het primair
de verantwoordelijkheid van fabrikanten te vinden om (hoge) bijbetalingen voor patiënten
te voorkomen, zeker daar waar het kwetsbare patiënten betreft. De stijgende inflatie
heeft echter ook invloed op de kosten en (daarmee) de prijzen van geneesmiddelen.
Daarmee wordt het argument van (generieke) fabrikanten dat zij hun prijzen niet kunnen
verlagen geloofwaardiger en het scenario waarin de prijzen niet (of zeer beperkt)
worden aangepast waarschijnlijker.
Een derde reden om de modernisering nu uit te stellen is het advies van het Adviescollege
toetsing regeldruk (ATR) van 26 augustus 2022. Ik heb de wijziging van de Regeling
zorgverzekering (Rzv), waarmee de modernisering van het GVS formeel vastgelegd wordt,
op 12 augustus ter internetconsultatie aangeboden en gelijktijdig aan het ATR voorgelegd.
Het ATR adviseert om de wijziging van de Rzv niet vast te stellen. De bezwaren van
het ATR gaan primair over de onderbouwing van de proportionaliteit van de modernisering,
de werkbaarheid voor veldpartijen en het zogeheten doenvermogen van burgers. Ik kan
en wil niet zomaar aan het dictum voorbijgaan. Ik wil zorgvuldig de in het advies
genoemde punten adresseren. Een uitstel van een jaar stelt mij in staat om dat te
doen.
Vervolg
Het blijft mijn wens om de uitgaven aan receptgeneesmiddelen te beheersen en daarmee
bij te dragen aan de houdbaarheid van de Nederlandse zorg. Ik vind het in dat kader
onwenselijk als patiënten onnodig relatief dure geneesmiddelen gebruiken, daar waar
zij ook met goedkopere middelen uit de voeten kunnen.
Als instrument om doelmatigheid te stimuleren en op indirecte wijze prijzen te matigen
waar het kan, vind ik het GVS en de daarin gehanteerde vergoedingslimieten voor vergelijkbare
producten nog steeds van meerwaarde.
Ik ben dus ook voornemens de GVS-modernisering door te voeren per 1 januari 2024.
Ik wil de aankomende tijd gebruiken om de signalen die ik heb ontvangen nader te bestuderen
en daar waar nodig en mogelijk van oplossingen te voorzien. Ik denk hierbij in het
bijzonder aan het verzachten van de ongewenste effecten op de beschikbaarheid van
geneesmiddelen. Ik ben al intensief in gesprek met partijen en blijf dat de komende
maanden doen. Ook zal ik verder spreken over een goede communicatie richting patiënten
en zorgverleners.
Financiële consequenties
Dit uitstel betekent ook dat ik de taakstelling uit het regeerakkoord van het Kabinet
Rutte III (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) van € 140 miljoen voor het jaar 2023 niet invul met de modernisering van het GVS.
Het besparingsverlies kan in 2023 budgettair worden opgevangen binnen het budgettair
kader Apotheekzorg. Dit komt doordat de stijging van het prijspeil van geneesmiddelen,
met name als gevolg van bestaande beleidsmaatregelen zoals de wettelijke maximering
van geneesmiddelenprijzen, naar verwachting minder snel zal stijgen dan het algemene
prijspeil. Hierdoor ontstaat incidenteel ruimte in het budgettaire kader voor 2023.
Motie Kamerlid Den Haan
De motie van Kamerlid Den Haan verzoekt mij een nauwkeuriger inschatting te maken
van de gevolgen van de GVS-modernisering voor specifieke patiëntengroepen.
Naar aanleiding van de nieuwe conceptvergoedingslimieten heb ik Stichting Farmaceutische
Kengetallen (SFK) gevraagd opnieuw de effecten door te rekenen, uitgaande van het
scenario waarin fabrikanten hun prijzen niet aanpassen en patiënten niet wisselen
naar een geneesmiddel zonder bijbetaling. SFK heeft gekeken naar de bijbetaling op
producten, de bijbetaling voor patiënten en de wisselingen voor patiënten. Deze data-analyse
heb ik op 8 en 9 september 2022 met partijen besproken.
Ten aanzien van de gevolgen voor specifieke patiëntengroepen, is een compleet beeld
niet te geven. Ten behoeve van het gesprek met partijen is gekozen om te focussen
op de vier aandoeningen met de hoogste ziektelast, namelijk coronaire hartziekte,
beroerte, diabetes mellitus en COPD, en de effecten voor de geneesmiddelen die voor
deze aandoeningen vaak gebruikt worden, in kaart te brengen en te bespreken. Daarnaast
is gekeken naar de samenhang met de veldafspraken over Verantwoord Wisselen. In de
bijeenkomsten hebben partijen in soms stevige bewoordingen kritiek en zorgen geuit.
Ik haal vier elementen uit de bijeenkomsten. Allereerst hebben partijen voorbeelden
gegeven waarin kwetsbare patiënten geraakt worden door de GVS-modernisering. Dat kan
gebeuren door zorgmijding, verminderde therapietrouw en uitstel van zorg als gevolg
van bijbetaling, en door (ernstige) bijwerkingen wanneer patiënten wisselen van geneesmiddel.
Ten tweede spreken partijen hun zorgen uit over de beschikbaarheid van geneesmiddelen,
in het bijzonder de beschikbaarheid van geneesmiddelen met specifieke toedieningsvormen
en lage sterktes die voor specifieke patiëntgroepen op de markt gebracht zijn. Eén
fabrikant stelt toekomstige geneesmiddelen, die een incrementele innovatie betekenen
ten opzichte van het bestaande aanbod (zoals een geneesmiddel met dezelfde uitkomsten
maar bijvoorbeeld een verbeterd gebruiksgemak), niet meer in Nederland aan te bieden.
Ten derde noemen met name zorgverleners de mogelijke extra werkdruk en verwijzen zij
daarbij naar het onderzoek van SIRA Consulting en het advies van het ATR. Zo zijn
zij van mening dat in de proportionaliteitsafweging van de GVS-modernisering onvoldoende
rekening wordt gehouden met de kosten van mogelijke negatieve neveneffecten, zoals
in het eerste element hierboven genoemd. Tot slot uiten voorschrijvers en apothekers,
fabrikanten en patiëntenverenigingen in het algemeen kritiek op de clustercriteria
en daarmee de clusterindeling van het GVS, met name daar waar deze niet aansluiten
op behandelrichtlijnen, waaronder ook de Leidraad verantwoord wisselen medicijnen.
Gegeven het uitstel van de modernisering acht ik het nu niet opportuun om dieper op
de cijfers en analyses in te gaan. Bij de GVS-modernisering per 1 januari 2024 zullen
deze cijfers er namelijk weer anders uit zien, mede door veranderde omstandigheden
en eventuele aanpassingen van het beleid. Ik blijf hierover in gesprek met partijen
en zal uw Kamer begin 2023 verder informeren over de voortgang van deze gesprekken.
Als duidelijk is hoe ik de GVS-modernisering in 2024 zal doorvoeren, zal ik u tevens
nader informeren wat dit betekent voor de mogelijke gevolgen van de GVS-modernisering
voor specifieke patiëntengroepen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport