Brief regering : Actuele ontwikkelingen in de ouderenzorg
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 638
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 april 2022
Met deze brief wil ik u informeren over actuele ontwikkelingen in de ouderenzorg.
Door middel van deze brief geef ik invulling aan een aantal moties en toezeggingen
aan uw Kamer. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om u te infomeren over de
personele ontwikkeling in de verpleeghuiszorg, en bied ik u het rapport «regionale
plannen wonen voor ouderen» van Zorgverzekeraars Nederland aan1. Daarnaast bied ik u ook de eindnotitie aan over het verpleeghuisvastgoed in Rotterdam2.
Samenvatting
In deze brief zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
• Motie-Bergkamp over de huidige stand van het aantal cliënten met verblijf. Het beeld
dat in de tabel van halverwege 2021 wordt gegeven is nu nog gekleurd door COVID. We
verwachten dat dit beeld bij de volgende meting weer op het niveau van begin 2020
is.
• Motie leden Hijink en Werner over het meenemen van maatschappelijke meerwaarde bij
vervreemding van vastgoed (CSZ). De beleidsregel van CSZ biedt de ruimte om rekening
te houden met de maatschappelijke meerwaarde. Wel moet met het College van Sanering
bekeken worden of er nog een verheldering nodig is.
• Motie-Tellegen over het breder toepassen van de resultaten van persoonsvolgende bekostiging
en domeinoverstijgende experimenten. Voor de realisering van deze motie is meer tijd
nodig.
• Toezegging Agema over het geven van een internationale vergelijking en het in kaart
brengen van de mogelijkheden voor het scheiden van wonen en zorg in de verschillende
modaliteiten en de keuzes die gemaakt kunnen worden. De Nederlandse langdurige zorg
is relatief een van de duurste publiek gefinancierde zorgsystemen ter wereld. Daarnaast
liggen de eigen betalingen in Nederland laag vergeleken met andere landen. Het grote
verschil met de intramurale zorg in de Scandinavische landen is dat daar een duidelijke
omslag naar meer scheiden wonen en zorg is gemaakt.
• De personele ontwikkelingen in de verpleeghuiszorg komen aan bod. De personele uitdaging
in de verpleeghuiszorg blijft de komende jaren fors, enerzijds door de toename van
het aantal cliënten, anderzijds door de gespannen situatie op de arbeidsmarkt. Om
de personele problematiek beheersbaar te houden wordt ingezet op het aantrekkelijker
maken van het werken in de zorg en de inzet op innovaties en nieuwe werkvormen. De
komende tijd wordt een vervolgaanpak uitgewerkt voor de arbeidsmarktvraagstukken voor
het geheel van zorg en welzijn.
• Er wordt een overzicht gegeven van de regionale plannen wonen voor ouderen en bevindingen
van de taskforce wonen en zorg. In de update van de regiobeelden van Zorgverzekeraars
Nederland 2021 worden per regio de voorziene plannen afgezet tegen de benodigde woonzorgbehoefte
op 1 januari 2026. In theorie kan aan de woonzorgbehoefte 2026 worden voldaan. Echter
blijkt er sprake te zijn van regionale verschillen waardoor dit in de praktijk lastig
is. Naar aanleiding van dit overzicht gaat de taskforce Wonen en Zorg met de VNG en
de individuele zorgkantoren over tot intensief overleg om te bepalen op welke wijze
de stap kan worden gezet van procesafspraken naar prestatieafspraken in alle regio’s.
Tevens wordt bezien in hoeverre de plannen aansluiten bij het voornemen van het kabinet
om stapsgewijs te komen tot het scheiden van wonen en zorg voor ouderen in de Wlz.
• In 2017 is door gemeente Rotterdam, Zilveren Kruis, de vier grote zorgaanbieders uit
Rotterdam en VWS een convenant gesloten ter verbetering van de kwaliteit van de verpleeghuiszorg.
Onderdeel daarvan was kijken naar het verpleeghuisvastgoed. Een verkenner heeft gekeken
naar de financiering van het vastgoed. In de bijlage treft u de eindnota van de verkenner
aan. Met o.a. genoemde partijen wordt nu gesproken over de betekenis hiervan.
Reactie op motie-Bergkamp3 Regionaal overzicht van het aantal cliënten met verblijf
Via de motie-Bergkamp heeft uw Kamer gevraagd om elk half jaar geïnformeerd te worden
over de ontwikkeling van het aantal verpleeghuisplekken. In tabel 1 treft u een overzicht
aan van het aantal Wlz-cliënten dat intramuraal is gaan wonen met een VV-profiel naar
zorgkantoorregio. Het CBS heeft hiervoor gebruik gemaakt van gegevens van het CAK
over bijdrageplichtige Wlz-zorg met leveringsvorm verblijf. Van deze personen heeft
het CBS bepaald in welke zorgkantoorregio zij als woonachtig stonden ingeschreven.
De tabel laat zien dat er in week 1 van 2020 landelijk 126.340 personen intramuraal
wonen. In de standen van week 26 van 2020 en week 1 van 2021 was dat aantal lager
in verband met het aantal sterfgevallen in het voorjaar van 20204. In de komende publicatie van het CBS hopen we te zien dat de situatie weer op het
niveau is van begin 2020 toen COVID nog niet speelde in Nederland. Op dit moment beïnvloedt
COVID onderstaand beeld nog.
Reactie op motie-Hijink5 Meenemen maatschappelijke meerwaarde bij vervreemding van vastgoed (CSZ)
In reactie op de motie van de leden Hijink en Werner deel ik u mee, dat de beleidsregel
niet per se in de weg staat aan het doel om de maatschappelijke opbrengst te verhogen.
De beleidsregel van het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) heeft niet enkel als
doel de hoogste geldwaarde te realiseren, maar laat ook ruimte voor maatschappelijke
inpassing (als onderdeel van de bestemming die het kan krijgen volgens de Ruimtelijke
ordening). In overleg met het College Sanering bekijk ik hoe maatschappelijke opbrengst
duidelijker in de beleidsregel kan worden ingepast.
Reactie op motie-Tellegen6 over het breder toepassen van de resultaten van persoonsvolgende bekostiging en domeinoverstijgende
experimenten
Op 28 oktober 2021 is de motie Tellegen ingediend. Deze motie vraagt om in overleg
met het veld te onderzoeken hoe de resultaten van persoonsvolgende bekostiging en
domeinoverstijgende experimenten breder kunnen worden toegepast en de Kamer hierover
in het eerste kwartaal van 2022 te informeren. Voor de realisering van deze motie
is meer tijd nodig. Ik streef ernaar de kamer voor het zomerreces te kunnen informeren.
Reactie op toezegging Agema internationale vergelijking en het in kaart brengen van
de mogelijkheden voor het scheiden van wonen en zorg in de verschillende modaliteiten
en de keuzes die je kunt maken
In het debat over de begroting van VWS 2022 eind oktober 2021 (Handelingen II 2021/22,
nr. 13, item 25 en Handelingen II 2021/22, nr. 15, items 6 en 10) is naar aanleiding van vragen van
mevrouw Agema toegezegd om uw Kamer schriftelijk te informeren over de internationale
vergelijking van het scheiden van wonen en zorg.
In een internationale vergelijking van scheiden wonen en zorg kunnen verschillende
aspecten vergeleken worden. Denk hierbij aan de collectieve lasten van de langdurige
zorg, de verhouding tussen intramurale zorg en extramurale zorg en casestudies van
landen waar wonen en zorg is gescheiden. Als er gekeken wordt naar collectieve lasten
dan lijken deze in Nederland vooral te worden veroorzaakt door meer universele voorzieningen,
lage eigen bijdragen en meer intramurale zorg. In de tabel hieronder is te zien dat
de Nederlandse langdurige zorg een van de relatief duur publiek gefinancierde zorgsystemen
is.7,8
Daarnaast heeft Nederland, net als Denemarken, een sterk universeel langdurig zorgstelsel.
Tot slot liggen de eigen betalingen in Nederland rond de 10 procent van de totale
uitgaven aan langdurige zorg (Wlz).9 Dit is laag in vergelijking met andere landen.
Andere landen hebben ook stappen gezet om de onafhankelijkheid van ouderen te stimuleren.
Casestudies naar Scandinavische landen laten zien dat verpleeghuizen in deze landen
nog maar beperkt aanwezig zijn. Er zijn wel geclusterde en beschermende woonvormen
waar mensen met intensieve zorgbehoeften wonen, waar gedeelde ruimten en zorgfaciliteiten
beschikbaar zijn met zorgverleners op afroep.10 In Denemarken zijn geclusterde woonvormen in de plaats gekomen van de verpleeghuizen,
waarbij wonen en zorg zijn gescheiden.11 Deze woonvormen noemen zij «onafhankelijke huisvesting». Hierbij huren bewoners hun
woning van de gemeente en ontvangen zij naar behoefte diensten vanuit de gemeente.
In deze geclusterde voorzieningen zijn 24 uur per dag zorgprofessionals aanwezig.
In de Deense intramurale zorg hebben er door de jaren heen ook veranderingen plaatsgevonden,
met name op financieel en juridisch gebied. In traditionele verpleeghuizen, waarvan
de bouw zo’n dertig jaar geleden beëindigd werd, werden wonen en zorg gemeentelijk
gefinancierd en uit één budget betaald. Bewoners betaalden een eigen bijdrage. In
geclusterde woonvormen zijn wonen en zorg gescheiden. Deze woningen hebben voor elke
bewoner een eigen badkamer en keuken en zijn verbonden aan een centrum met gezamenlijke
voorzieningen. De bewoners ontvangen zorg die gefinancierd wordt door de gemeente.
Het wezenlijke verschil tussen de oude en nieuwe vorm is dat in de oude vorm een combinatie
van wonen en zorg wordt gefinancierd vanuit één budget waarbij deze wordt aangevuld
met een eigen bijdrage. In de nieuwe vorm is overgegaan naar geclusterde woonvormen
waar bewoners zelf een woning huren en zorg krijgen die vanuit de gemeente wordt gefinancierd.
Personele ontwikkelingen verpleeghuiszorg
Met het programma Thuis in het Verpleeghuis is door het vorige kabinet fors geïnvesteerd
in de personele bezetting van de verpleeghuiszorg. In onderstaande tabel zijn relevante
gegevens over de personele ontwikkeling in de periode 2017–2021 gepresenteerd. Het
laat zien dat de werkgelegenheid de afgelopen jaren fors is toegenomen, met name in
de periode 2018–2020. In de eerste drie kwartalen van 2021 is de werkgelegenheid met
+1,1% minder hard gestegen. Dat is (deels) een gevolg van corona, omdat het aantal
cliënten in die periode vrijwel niet is gestegen. Het aantal medewerkers (in fte)
per cliënt is ook in 2021 verder toegenomen. Ten opzichte van 2017 is de fte/cliënt-ratio
in 2021 12% hoger, dus per cliënt is er 12% meer personeel beschikbaar.
De personele ontwikkeling wordt bepaald door de instroom, uitstroom en de ontwikkeling
in de deeltijdfactor. De tabel laat zien dat de gemiddelde instroom per kwartaal tussen
de 4 en 5% ligt. Deze is echter in 2021 iets is afgenomen. De gemiddelde uitstroom
per kwartaal schommelt in alle jaren rond de 3,5% en is daarmee fors te noemen. Het
betekent dat jaarlijks ongeveer 1 op de 7 werknemers de baan opzegt. Overigens blijft
circa 30% van de uitstromers wel in de verpleeghuiszorg werken en nog eens 25% in
een andere zorgbranche. De deeltijdfactor is de afgelopen jaren licht gestegen. Ook
daardoor is er per cliënt meer personeel beschikbaar gekomen. De forse stijging in
2020 en 2021 van het al hoge ziekteverzuim laat duidelijk het effect van corona zien.
Het is van groot belang om dat snel terug te dringen, waardoor er weer meer personeel
voor de cliënten beschikbaar komt.
De personele uitdaging in de verpleeghuiszorg blijft de komende jaren fors, enerzijds
door de toename van het aantal cliënten, anderzijds door de gespannen situatie op
de arbeidsmarkt. Om de personele problematiek beheersbaar te houden heeft het aantrekkelijker
maken van het werken in de zorg hoge prioriteit, evenals de inzet op innovaties en
nieuwe werkvormen. De komende tijd ga ik aan de slag met het uitwerken van een vervolgaanpak
voor de arbeidsmarktvraagstukken, overigens niet specifiek gericht op de verpleeghuiszorg,
maar voor het geheel van zorg en welzijn.
Tabel: Personele ontwikkelingen verpleeghuiszorg, 2017–2021
2017
2018
2019
2020
20211
Ontwikkeling aantal werknemers in fte2
+2,6%
+3,7%
+6,4%
+3,3%
+1,1%
Aantal fte per cliënt ultimo 3e kwartaal
1,26
1,28
1,34
1,39
1,41
Instroom fte per kwartaal
4,0%
4,4%
4,9%
4,0%
3,8%
Uitstroom fte per kwartaal
3,6%
3,7%
3,5%
3,3%
3,5%
Deeltijdfactor ultimo het jaar
62,5
62,5
62,7
62,7
62,7
Ziekteverzuim per jaar
6,6%
7,0%
7,1%
8,1%
8,6%
3 Bronnen: CBS-statline; Datacenter PFZW; Vernet; bewerkingen VWS.
X Noot
1
Cijfers 2021 hebben alleen betrekking op eerste 3 kwartalen, ziekteverzuim heeft wel
betrekking op heel 2021
X Noot
2
In de tabel wordt uitgegaan van het aantal werknemers in dienst van verpleeghuizen,
waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen zorgpersoneel en overig personeel. Personeel
niet in loondienst is in het geheel niet meegenomen.3
Overzicht regionale plannen wonen voor ouderen en bevindingen van de taskforce wonen
en zorg
In 2020 heeft Zorgverzekeraars Nederland (ZN) voor de eerste keer een regiomonitor
gepresenteerd over wonen en zorg voor ouderen. Op 24 december 2020 is deze regiomonitor
aan uw Kamer aangeboden13. In 2021 is een update verschenen, die u als bijlage aantreft.
In de regiomonitor 2021 worden per regio de voorziene plannen afgezet tegen de benodigde
woonzorgbehoefte op 1 januari 2026. In totaal gaat het, conform de prognose van TNO,
om een woonzorgbehoefte van 22.207 plaatsen. De plannen voorzien in de creatie van
22.394 plaatsen. In potentie kan er aan de woonzorgbehoefte 2026 worden voldaan als
de plannen ook tijdig worden gerealiseerd.
Er blijkt er echter ook sprake te zijn van regionale verschillen: 15 regio’s hebben
wel voldoende plannen, maar 16 regio’s nog niet. Dit komt deels omdat de activiteiten
in het kader van woonzorgvisies laat zijn opgestart (Midden Holland en Westland) en
deels omdat de focus meer ligt op het voorkomen van de zorgvraag dan op de ontwikkeling
van vastgoed (Brabant) onder meer door het personeelsvraagstuk. Daarnaast is er een
tweetal regio’s (»t Gooi en Kennemerland) dat veel meer plannen heeft dan de omvang
van de zorgbehoefte (verschil 1.775 plaatsen).
Bij een nadere analyse van de plannen blijkt dat in circa 70% van de gemeenten prestatie-
of procesafspraken zijn gemaakt over de thema’s «langer thuis» en «samenwerking bij
wonen en zorg». Het aantal gemeenten dat concrete prestatieafspraken inclusief monitoring
heeft gemaakt ligt echter beduidend lager: 30% bij het thema «langer thuis» en 10%
bij het thema «samenwerking bij wonen en zorg». Er moeten derhalve nog grote stappen
worden gezet om de nu voorziene plannen ook daadwerkelijk te realiseren via prestatieafspraken.
Via de taskforce Wonen en Zorg, de VNG en de individuele zorgkantoren zal intensief
overleg worden gestart op welke wijze de stap kan worden gezet van procesafspraken
naar prestatieafspraken in alle regio’s. Specifiek zal dit aan de orde zijn in de
regio’s met een potentieel tekort in 2026.
Uitbreiding van het aantal verpleegzorgplekken is ook onderdeel van het gezamenlijke
programma «Wonen voor ouderen» binnen de «Nationale Woon- en bouwagenda» van de Minister
voor VRO en het programma Wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen (WOZO) dat ik
met het veld vorm wil geven. Versterking van de regierol vanuit de rijksoverheid is
een belangrijk onderdeel van dit programma.
Er zal ook worden bezien in hoeverre de plannen aansluiten op het voornemen om geleidelijk
over te gaan op het scheiden van wonen en zorg in de ouderenzorg. In de stuurgroep
wonen en zorg voor ouderen van 30 maart jl. is afgesproken dat beide ministeries met
de sector de regiomonitor van ZN nog voor de zomer gaan verrijken met informatie over
de fasering van de plannen.
Een belangrijk aandachtspunt bij het vraagstuk van de groeiende woonzorgvraag van
ouderen betreft de situatie op de arbeidsmarkt. Niet alleen moet worden ingezet op
een uitbreiding van de capaciteit maar ook op het behoud en de extra inzet van personeel.
Hierbij zal worden ingezet op een regionale arbeidsmarktaanpak. Omdat de inzet van
personeel zijn grenzen kent, zal op de middellange termijn ook worden bezien op welke
andere wijze aan de woonzorgbehoefte van ouderen kan worden voldaan. Het gaat hierbij
om de inzet van technologie en aandacht voor het beperken van de zorgvraag via onder
meer advanced care planning en reablement. Ook deze onderwerpen zijn onderdeel van
het WOZO-programma.
Eindnotitie vastgoed Rotterdam
In 2017 is door de gemeente Rotterdam, Zilveren Kruis, de vier grote zorgaanbieders
uit Rotterdam en VWS een convenant gesloten ter verbetering van de kwaliteit van de
verpleeghuiszorg. Onderdeel daarvan was kijken naar het verpleeghuisvastgoed. Een
verkenner heeft gekeken naar de financiering van het vastgoed. In de bijlage treft
u de eindnotitie van de verkenner aan. Met o.a. genoemde partijen wordt nu gesproken
over de betekenis hiervan.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport