Hoe verloopt een debat?

Een debat heeft altijd dezelfde structuur: Kamerleden stellen vragen, de minister of staatssecretaris antwoordt, waarna Kamerleden vervolgvragen kunnen stellen en de bewindspersoon weer antwoordt. Kamerleden mogen elkaar en ministers onderbreken. Dat noemen we interrumperen. Na een debat stemt de Tweede Kamer over de wetten, moties en wijzigingsvoorstellen die zijn ingediend tijdens het debat.

Farid Azarkan staat bij de interruptiemicrofoon

Regeling van werkzaamheden en procedurevergaderingen

Elke dinsdag is er een regeling van werkzaamheden, waarin de Kamerleden bespreken hoe de agenda  voor de komende tijd er uitziet. Ze overleggen bijvoorbeeld over welke debatten er plaatsvinden en hoeveel spreektijd de deelnemers krijgen. Op woensdag en donderdag is er ook een regeling van werkzaamheden, maar daarin gaat het vooral om huishoudelijke mededelingen en het vaststellen van spreektijden.

Commissies hebben procedurevergaderingen om de agenda vast te stellen. De commissie beslist over elke brief en e-mail die is binnengekomen wat ze daarmee gaat doen. Tijdens deze procedurevergadering kunnen commissieleden ook debatten aanvragen of de regering vragen om in een brief informatie te geven over een onderwerp. Commissieleden kunnen vooraf voorstellen over de agenda doen bij de commissievoorzitter.

Debat in termijnen

Bij elk debat stellen eerst de Kamerleden vragen aan de minister of staatssecretaris en debatteren zij onderling. Daarna geeft de minister of staatssecretaris antwoord. Dit heet de eerste termijn.

Meestal zijn er na de eerste termijn nog vragen. Daarom volgt een tweede termijn of repliek, waarin verschillende Kamerleden opnieuw vragen kunnen stellen en moties kunnen indienen. De minister of staatssecretaris antwoordt weer: dat heet dupliek. Hebben de Kamerleden daarna nog meer vervolgvragen? Dan komt er zelfs nog een derde termijn, maar dat gebeurt niet vaak.

Interrupties

Tijdens de termijnen kunnen Kamerleden andere Kamerleden, ministers en staatssecretarissen onderbreken en vragen stellen. Deze onderbrekingen heten interrupties. In de plenaire zaal doen ze dat door de interruptiemicrofoons gebruiken: die staan tegenover het spreekgestoelte van het kabinet. In commissiezalen heeft iedereen een eigen microfoon. In de regels van de Tweede Kamer staat dat een interruptie moet bestaan uit een korte vraag of een korte opmerking. De Voorzitter van de Kamer bepaalt  of iemand een interruptie mag doen.

Moties

Kamerleden kunnen moties indienen om een signaal te geven aan een minister, staatssecretaris of de hele regering. Kamerleden dienen bijvoorbeeld moties in om:

  • Te laten zien welke conclusie ze trekken uit een debat;
  • Een oordeel te geven over beleid;
  • Aandacht te vragen voor een probleem;
  • Een actiepunt voor een minister of staatssecretaris aan te geven;
  • Het beleid van een minister of staatssecretaris af te keuren (een motie van afkeuring);
  • Het vertrouwen in het kabinet of een minister op te zeggen (een motie van wantrouwen).

Eén of meer Kamerleden stellen de motie voor. Daarna stemt de hele Tweede Kamer erover. Als de meerderheid van de Tweede Kamer vóór de motie stemt, dan wordt de motie een uitspraak van de Tweede Kamer. Ministers zijn niet verplicht om te doen wat de Tweede Kamer in een motie vraagt. Ook een motie van treurnis of afkeuring hoeft geen gevolgen te hebben. Maar als de Tweede Kamer vóór een motie van wantrouwen stemt, dan treedt de minister over wie de motie gaat altijd af. Gaat de motie van wantrouwen over het kabinet, dan treden alle ministers en staatssecretarissen af. 

Stemmingen

De Tweede Kamer neemt besluiten door na de discussie over een onderwerp te stemmen. Dat kan op drie manieren:

  • Handopsteken. De Kamerleden steken hun hand op als ze voor willen stemmen. De Voorzitter gaat er daarbij vanuit dat Kamerleden uit één fractie hetzelfde stemmen en dat alle 150 leden aanwezig zijn. Veruit de meeste stemmingen verlopen op deze manier; dit is de snelste manier van stemmen;
  • Hoofdelijk. Bij een hoofdelijke stemming moeten alle Kamerleden per persoon mondeling voor of tegen stemmen. En alleen de stemmen van de aanwezige Kamerleden tellen. Elk Kamerlid kan om een hoofdelijke stemming vragen;
  • Schriftelijk. Schriftelijk stemmen gebeurt alleen als er over personen wordt gestemd.. Bijvoorbeeld als de Tweede Kamer een nieuwe Voorzitter of een lid van de Algemene Rekenkamer benoemt. De Kamerleden schrijven dan op een briefje welke persoon ze willen kiezen, en doen dat briefje in een stembus.

Wetsvoorstellen kunnen ook zonder stemming worden aangenomen. Dit wordt ook wel een hamerstuk genoemd.

Oproepen om te stemmen

Het is belangrijk dat zoveel mogelijk Kamerleden naar de vergaderzaal komen om te kunnen stemmen. Daarom laat de voorzitter voor een stemming in het hele gebouw een bel gaan. De meeste stemmingen staan op de agenda en zijn van tevoren bekend.