Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 600 XX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025
Nr. 5
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 24 oktober 2024
De vaste commissie voor Asiel en Migratie, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 10 oktober 2024 voorgelegd aan de Minister van Asiel en Migratie.
Bij brief van 24 oktober 2024 zijn ze door de Minister van Asiel en Migratie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Vijlbrief
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Vragen en antwoorden
Vraag (1):
Wat zijn de kosten van het oprichten van het Ministerie van Asiel en Migratie en welke
personele gevolgen heeft dit?
Antwoord:
In het kabinet is afgesproken dat de inrichting van de nieuwe ministeries zo efficiënt
mogelijk wordt uitgevoerd binnen de bestaande financiële kaders. De besluitvorming
hierover vindt thans nog plaats.
Vraag (2):
Wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering van de motie van het lid Piri
over de Kamer informeren hoe de achterstanden bij de Basisregistratie Personen (BRP)
weggewerkt zullen worden (Kamerstuk 36 410-VI, nr. 81)?
Antwoord:
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt nog dit jaar,
samen met het Ministerie van Asiel en Migratie, specifieke uitkeringen (SPUK) aan
de gemeente Amsterdam en de gemeente Gilze en Rijen om in de periode van november
2024 tot mei 2025 16.500 inschrijvingen in de BRP te doen. Met deze grootschalige
actie zal een groot deel van de achterstand medio 2025 worden weggewerkt. De inzet
van deze gemeenten is onmisbaar en wordt erg gewaardeerd. Er is een verhoging van
de structurele inschrijfcapaciteit nodig om het restant van de achterstand in te schrijven.
Er worden gesprekken gevoerd met drie gemeenten over het openen van meerdere nieuwe
BRP-inschrijfvoorzieningen.
Over de wijze waarop de resultaten van de BRP-straten elk kwartaal gepubliceerd zullen
worden lopen gesprekken. Zodra daar uitsluitsel over is zal uw Kamer geïnformeerd
worden.
Vraag (3):
Worden de aanbevelingen uit het rapport Bouwstenen voor een duurzaam asielbeleid (februari
2024) de komende jaren geïmplementeerd en uitgevoerd? Zo ja, welke middelen zijn daarvoor
gereserveerd?
Antwoord:
De inzichten uit het rapport «Bouwstenen voor een duurzaam asielbeleid» waren één
van de beschikbare bronnen ter overweging voor de formerende partijen. De plannen
van dit kabinet zijn uiteindelijk neergelegd in het hoofdlijnenakkoord en daarop gevolgde
regeerprogramma. Waar de aanbevelingen uit het rapport «Bouwstenen voor een duurzaam
asielbeleid» een plek hebben gekregen in het regeerprogramma, zullen deze worden uitgevoerd.
Voor zover de aanbeveling niet zijn opgenomen in het regeerprogramma, zijn er geen
concrete voornemens deze te implementeren.
Vraag (4):
Zijn er middelen in de begroting gereserveerd voor het verbeteren van de kwaliteit
van de asielopvang voor kinderen? Zo ja, welke middelen betreft dit?
Antwoord:
Het COA biedt iedereen met recht op opvang een plek. Het COA voorziet asielzoekers
van noodzakelijke middelen en regelt de veiligheid en leefbaarheid in de opvang op
basis van kwaliteitseisen. Dit is vastgelegd in de Wet COA. Een kwart van de asielzoekers
in de opvang van het COA zijn kinderen. Het COA ondersteunt ouders van kinderen wanneer
dat nodig is in de vorm van begeleiding voor ouders en activiteiten voor kinderen.
Op alle locaties van het COA is een basisaanbod met sport en spel, kunst en muziek,
weerbaarheid en voorlichting. Daarnaast zijn er medewerkers die getraind zijn in de
rol van aandachtsfunctionaris gericht op de veiligheid van kinderen. Alle leerplichtige
kinderen (van 5 t/m 17 jaar) hebben recht op onderwijs. Alleenstaande kinderen verblijven,
in principe, op daarvoor aangewezen amv-locaties. De bekostiging van de opvang van
kinderen en de daarbij behorende kwaliteitseisen is geregeld in begroting, ook voor
de kwaliteit van opvang in de meer sobere tijdelijke noodopvanglocaties.
Vraag (5):
Hoe rijmt u de kostendaling ten opzichte van de daling van de asielinstroom, aangezien
in 2029 ruim 8,2 miljard euro minder (bijna acht keer minder) uitgegeven wordt dan
in 2025, terwijl de verwachte instroom van 76.400 naar 24.730 gaat (bijna drie keer
minder)?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd
op de meerjarenproductieprognose (MPP). Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses
is de bijstelling van de financiering verwerkt t/m 2026. Voorts is in de begroting
verwerkt dat, in samenhang met het maatregelenpakket uit het regeerplan, de asielbegroting
wordt verlaagd met 1 miljard euro. Hierdoor dalen de kosten in 2029 sterk ten aanzien
van 2025.
Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig
zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (6):
Welke stappen worden gezet om telefoons en andere gegevensdragers uit te lezen van
asielzoekers om hun juiste land van herkomst te beoordelen?
Antwoord:
Naar aanleiding van door uw Kamer ingediende moties en de hierbij aansluitende ambitie
in het Regeerprogramma is gewerkt aan een inventarisatie van het huidige proces en
hoe in het kader van de asielaanvraag er meer gericht gebruik gemaakt kan worden van
de informatie die het uitlezen nu oplevert. Hieruit blijkt dat veel data vanuit mobiele
telefoons wordt bekeken ter vaststelling van de identiteit, maar dat hier verbeteringen
in mogelijk zijn. Dit wordt meegenomen in de wijzigingen in het aanmeldproces.
Vraag (7):
Kunt u toelichten welke maatregelen in de asielprocedure ervoor moeten zorgen dat
het Nederlandse inwilligingspercentage voor asielaanvragen, dat in Nederland fors
hoger ligt dan in andere Europese landen, zal dalen?
Antwoord:
Naast de maatregelen met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling bij asielaanvragen
per 1 juli jl. en de nieuwe inrichting van het asiellandenbeleid, zal ook aanpassing
van de asielprocedure plaatsvinden met als uitgangspunt dat Nederland niet onnodig
aantrekkelijker is dan andere EU-landen. Ditzelfde uitgangspunt zal leidend zijn bij
de implementatie van het EU-pact. In aanvulling daarop wordt ook de definitie van
kerngezin voor asielzaken ingeperkt en worden extra voorwaarden voor nareis gesteld.
Vraag (8):
Kunt u een prognose geven van het aantal locaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
(COA) in 2025 t/m 2029?
Antwoord:
Het COA baseert haar capaciteitsbehoefte op de Meerjaren Productie Planning (MPP).
Hierin worden verwachtingen ten aanzien van instroom, productie van ketenpartners
en uitstroom gecombineerd tot een gezamenlijk toekomstbeeld voor de gehele asielketen.
Op basis van het vigerende MPP 2024-I is de COA capaciteitsbehoefte tot eind 2026:
• Per 01/01/2025 ca. 96.000 opvangplekken waarvan ca 9.500 amv plekken
• Per 01/07/2025 ca. 115.000 opvangplekken
• Per 01/01/2026 ca. 135.000 opvangplekken waarvan ca 13.950 amv plekken
De verwachting is dat de komende jaren de capaciteitsbehoefte bij het COA verder zal
toenemen.
Let wel, het gaat hier om de ontwikkeling van de totale benodigd aantal opvangplekken
en niet om het aantal benodigde locaties. Het aantal benodigde locaties hangt van
meer variabelen af, waaronder de omvang van locaties, maar ook bijvoorbeeld de verhouding
tussen noodopvang (veelal korte duur) en reguliere opvang plekken.
De gemiddelde omvang van nieuw aangeboden, reguliere locaties is de afgelopen periode
gedaald naar 290 plekken. Voor amv is de gemiddelde omvang van nieuwe locaties 59
plekken.
Per 1 oktober ’24 heeft het COA 95 reguliere locaties en 200 noodopvanglocaties in
beheer.
Vraag (9):
Kunt u omschrijven hoe het gedifferentieerd beperken en versoberen van de opvang,
wat onderdeel is van de asielcrisiswet, er voor verschillende type opvanglocaties
uit gaat zien?
Antwoord:
Op dit moment kan dit nog niet voor verschillende type opvanglocaties worden aangegeven.
Zodra dit is uitgewerkt zal de Kamer daarover vanzelfsprekend worden geïnformeerd.
Wel kan ik aangeven dat versobering waar mogelijk zal aansluiten bij het verblijfsperspectief
van asielzoekers. Zeker bij asielzoekers met een kansarme aanvraag is het belangrijk
opvang te bieden die niet onnodig aantrekkelijk is. Maar ook voor andere asielzoekers
geldt dat bezien zal worden op welke wijze versobering aangewezen is. Tegelijk zal
de geboden opvang vanzelfsprekend in lijn moeten zijn met de verplichte normen uit
het EU-acquis.
Vraag (10):
Zullen er banen in de asielketen verloren gaan als de asielinstroom fors naar beneden
gaat? Zo ja, hoeveel? In het verlengde hiervan, spant u zich in om deze mensen werkzaam
te houden elders binnen de overheid?
Antwoord:
Op dit moment is nog niet duidelijk wat de impact op het aantal banen is als de instroom
daalt. Daarnaast wordt ook ingezet op kostenbesparing waar mogelijk, bijvoorbeeld
door versobering. Wijziging in de instroom zal gezien de bestaande voorraden niet
onmiddellijk leiden tot een lagere werklast. Daarnaast is het voorstelbaar dat er
verschuivingen plaatsvinden in de capaciteitsbehoefte binnen de keten.
Vraag (11):
Wat is uw verwachting voor het landenbeleid van Syrië in de komende jaren?
Antwoord:
De ontwikkeling van het landenbeleid van Syrië is afhankelijk van de ontwikkelingen
in het landzelf. Het kabinet monitort de situatie in Syrië en het eerstvolgende ambtsbericht
verschijnt begin 2025. Tussentijds wordt echter ook gekeken naar andere objectieve
bronnen voor mogelijke nieuwe landeninformatie. Indien nieuwe landeninformatie daar
aanleiding toe geeft, zal het kabinet passende wijzigingen in het beleid aanbrengen.
Vraag (12):
Hoeveel aanvragen minder verwacht u in behandeling te hoeven nemen door de Dublinverordening
strikter na te leven, wat het voornemen is?
Antwoord:
Er zijn meerdere oorzaken die er toe kunnen leiden dat Nederland een aanvraag in behandeling
neemt waarvoor een andere lidstaat verantwoordelijk is. Daarnaast zullen we de effecten
van het Europees Migratiepact en de nieuwe Dublin verordening (AMMR) pas na enige
tijd na de ingang van deze regelgeving in juni 2026 merken. Het is om deze reden niet
mogelijk aan te geven hoeveel aanvragen in de toekomst niet in onze nationale procedure
in behandeling genomen zullen worden.
Vraag (13):
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel en welke gemeenten gebruikmaken van de bonusregeling
bij de spreidingswet?
Antwoord:
De Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen kent een drietal
specifieke uitkeringen waarvoor gemeenten in aanmerking (kunnen) komen. Zo kunnen
gemeenten bijvoorbeeld een aanvraag doen voor een uitkering voor duurzame opvangplekken
die voor een periode langer dan 5 jaar worden aangeboden en ontvangen zij een uitkering
op het moment dat zij bijzondere opvangplekken (zoals amv-plekken) aanbieden. De voorwaarden
en wijze van uitkering zijn opgenomen in de Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke
taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen. In principe kan elke gemeente die voldoet
aan de voorwaarden van een (of meerdere) specifieke uitkeringen hiervoor in aanmerking
komen. In de genoemde regeling is opgenomen dat de uitbetaling van de bonusregeling
voor duurzame plekken plaatsvindt in 2025. Hier hebben naar verwachting 39 gemeenten
recht op. De uitkering van de andere bonusregelingen vindt in 2026 plaats. Een specifiek
aantal is voor deze bonusregelingen nu niet te noemen.
Vraag (14):
Hoeveel statushouders zijn de afgelopen vijf jaar op vakantie en/of familiebezoek
gegaan naar het land dat zij zijn ontvlucht?
Antwoord:
De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen
met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd
dat vreemdelingen met een asielvergunning hun herkomstland hebben bezocht, dan start
de IND in de regel een herbeoordelingsprocedure. In deze procedure wordt individueel
beoordeeld of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Intrekken kan als de grond
voor verlening is komen te vervallen en gebleken is dat bescherming niet langer nodig
is.
Het is mogelijk om cijfers te geven over het aantal intrekkingen op grond van terugkeer
naar het herkomstland vanaf 2022. Cijfers van voor 2022 zijn niet beschikbaar omdat
terugkeer naar het land van herkomst als onderdeel van de intrekkings-/niet-verlengingsgronden
onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd werd
in het registratiesysteem van de IND.
In 2022 zijn 10 asielvergunningen ingetrokken vanwege terugkeer naar het land van
herkomst. De herkomst van deze vreemdelingen is als volgt: Ugandese, Turkse, Somalische,
Eritrese, Staatloos, Burger van Trinidad en Tobago, Iraakse en Afghaanse nationaliteit.
In 2023 zijn minder dan 10 asielvergunningen ingetrokken vanwege terugkeer naar het
land van herkomst. De herkomst van deze vreemdelingen is als volgt: Syrische en Saoedi-Arabische
nationaliteit. In 2024 zijn tot en met september minder dan tien asielvergunningen
ingetrokken vanwege terugkeer naar het land van herkomst, het betreft vreemdelingen
met de Syrische en Libische nationaliteit.1
Vraag (15):
Welke stappen worden er ondernomen wanneer vreemdelingen hun identiteitsdocumenten
niet kunnen overleggen?
Antwoord:
Tijdens de verschillende contactmomenten met de vreemdeling (bij de AVIM/KMar en bij
de IND) wordt er naar documenten gevraagd. Wanneer een vreemdeling geen documenten
kan overleggen, wordt er tijdens de gehoren gevraagd waarom hij dit niet kan. Als
de vreemdeling – ongeacht de reden – zijn identiteit niet of onvoldoende kan onderbouwen
met objectieve bewijsstukken, toetst de IND aan de hand van de voorwaarden van artikel
31, zesde lid, Vreemdelingenwet (Vw) of de verklaringen van de vreemdeling omtrent
zijn identiteit alsnog geloofwaardig geacht moeten worden. Ook vindt er in deze gevallen
altijd een herkomstonderzoek plaats. Op deze manier houdt de IND ook rekening met
de omstandigheid dat van een vreemdeling doorgaans niet verwacht kan worden dat hij
zijn relaas volledig met bewijsmateriaal staaft.
Als de vreemdeling geen documenten heeft maar wel een verschoonbare reden heeft hiervoor,
wordt de identiteit vastgesteld aan de hand van de verklaring van de vreemdeling,
het herkomstonderzoek, eventueel kopieën van documenten en eventuele registraties
in andere lidstaten (hierbij wordt ook gekeken of de vreemdeling verder consistent
verklaard en of er contra-indicaties zijn om de identiteit niet te volgen). Als er
geen verschoonbare reden is voor het niet overleggen van documenten, heeft dit gevolgen
voor de uitkomst van de procedure. Op grond van artikel 31, zesde lid, onder b, Vw
mag van de vreemdeling verwacht worden dat hij alle relevante elementen overlegt waarover
hij beschikt en een bevredigende verklaring geeft omtrent het ontbreken van andere
relevante elementen.
Wanneer de vreemdeling geen documenten kan overleggen en daarvoor geen bevredigende
verklaring kan geven, of hij verricht geen inspanning om de documenten die redelijkerwijs
van hem verwacht mogen worden, te overleggen, kan op basis daarvan het asielrelaas
ongeloofwaardig worden geacht. Dit kan tot gevolg hebben dat de aanvraag wordt afgewezen.
Vraag (16):
Welke Europese landen hebben delen van Syrië veilig verklaard? Welke landen beoordelen
de situatie per individu?
Antwoord:
Een land aanwijzen als veilig land van herkomst of als veilig derde land, kan op basis
van Europese regelgeving en is aan strikte voorwaarden verbonden. Voor Syrië is dit
onder de huidige omstandigheden niet aan de orde en er zijn dan ook geen EU lidstaten
die deze concepten toepassen op Syrië. Wel is het mogelijk om binnen het asielbeleid
een appreciatie te maken van de mate van willekeurig geweld dat plaats vindt in een
land of gebied ten gevolge van een gewapend conflict. Dit gebeurt in het kader van
de toepassing van artikel 15 onder c Kwalificatierichtlijn (hierna: artikel 15c).
Dit concept wordt breed toegepast door alle EU lidstaten. Er is echter geen overzicht
beschikbaar van de appreciaties per lidstaat van de situatie in Syrië in het kader
van artikel 15c. Gelet op de vertrouwelijkheid van het (landen)beleid van veel lidstaten
zal dit ook niet geproduceerd kunnen worden. Ik acht het in dit verband overigens
van belang om te benoemen dat indien een gebied of een land niet wordt gekwalificeerd
als gebied waar er sprake is van een situatie zoals bedoeld onder artikel 15c, dit
niet onverkort betekent dat het desbetreffende gebied of land veilig is. Er kan namelijk
nog altijd sprake zijn van een gegronde vrees voor vervolging wegens ras, geloofsovertuiging,
nationaliteit, behoren tot een sociale groep en politieke overtuiging. Daarnaast kan
er ook sprake zijn van een reëel risico op ernstige schade uit hoofde van gericht
geweld in plaats van het willekeurige geweld zoals bedoeld in artikel 15c.
Elke aanvraag van een asielzoeker dient gelet op Europese en internationale regelgeving
op de individuele merites beoordeeld te worden. Elk EU lidstaat dient elke aanvraag
dus individueel te beoordelen. Daarbij wordt vanzelfsprekend wel rekening gehouden
met de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Syrië. Ook in EU lidstaten die oordelen
dat er in sommige gebieden in Syrië in beginsel personen, ook bij terugkeer, geen
reëel risico lopen op ernstige schade vindt een individuele toets plaats.
Vraag (17):
Kunt u een overzicht geven van het aantal en de totaalbedragen die gedurende 2024
zijn uitgekeerd aan dwangsommen in vreemdelingenzaken, uitgesplitst naar rechterlijke
en bestuurlijke dwangsommen?
Antwoord:
Hieronder treft u de aantallen en totaalbedragen die tot en met september 2024 zijn
uitgekeerd aan dwangsommen in vreemdelingenzaken, uitgesplitst naar rechterlijke en
bestuurlijke dwangsommen.
Rechterlijke dwangsommen
Aantallen
Totaal uitgekeerd (x € mln.)
Asielzaken
618
4,1
Nareiszaken
1.864
12,6
Reguliere zaken
100
0,6
Bestuurlijke dwangsommen
Aantallen
Totaal uitgekeerd (x € mln.)
Asielzaken
34
0,04
Nareiszaken
2.880
4,1
Reguliere zaken
18
2,0
Vraag (18):
Kunt u inzicht bieden in het aantal en totaalbedrag dat u verwacht de komende jaren
nog te zullen uitkeren aan dwangsommen in vreemdelingenzaken?
Antwoord:
Periodiek worden de verwachtingen op de uit te keren dwangsommen voor de komende jaren
herijkt. Vanwege de onzekerheden naar de toekomst worden de verwachtingen in bandbreedtes
uitgedrukt.
Voor de komende 5 jaren (t/m 2028) is de verwachting van de uit te keren dwangsommen
als volgt. Voor:
– Asielzaken: tussen € 97,6 mln. en € 123 mln.
– Nareiszaken: tussen € 89,5 mln. en € 109,3 mln.
– Reguliere zaken: tussen € 3,4 mln. en € 4,4 mln.
Dit beeld is gebaseerd op de meest recente herijking uit april van het lopend jaar.
Op dit moment worden de verwachtingen herijkt en bijgesteld.
Vraag (19):
Hoe hoog is de werkvoorraad van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op dit
moment?
Antwoord:
Op dit moment is de werkvoorraad bij de IND met de peildatum van 1 september 2024
als volgt:
Asiel 69.330
Regulier 138.920
Naturalisatie 17.000
Vraag (20):
Wat is de gemiddelde wachttijd in vreemdelingenzaken, uitgesplitst naar categorie?
Antwoord:
Om een goed beeld te geven van hoe lang een asielzoeker moet wachten op een besluit
op zijn aanvraag registreert de IND de gemiddelde doorlooptijd van een zaak. De doorlooptijd
is de tijd vanaf moment indiening aanvraag tot het moment dat de IND een besluit neemt.
Om een goed gemiddelde weer te geven is in de onderstaande tabel voor de asielsporen
spoor 1 (Dublinprocedure), spoor 2 (veilig land van herkomst of legaal verblijf in
ander EU-land), eerste aanvragen spoor 4 (algemene asielprocedure (AA) en verlengde
asielprocedure (VA)) en nareiszaken een overzicht gemaakt van de gemiddelde doorlooptijd
over 2023 en 2024.
Tabel 1: Gemiddelde doorlooptijd asielaanvragen per spoor in weken, 2023–2024 (Bron:
IND; peildatum 1 oktober 2024)
2023
2024
Asiel – spoor 1
22
18
Asiel – spoor 2
12
15
Asiel – spoor 4
50
61
MVV Nareis
47
70
Voor reguliere aanvragen is in onderstaande tabel gebruik gemaakt van de gemiddelde
doorlooptijd in zaken die betrekking hebben op: VVR Familie en Gezin (o.a. verblijf
bij partner, 8EVRM bij AMV), VVR Kennis en Talent (o.a. Kennismigranten en afgestudeerden
met een zoekjaar), VVR studie, VVR arbeidsmigratie (o.a. arbeid in loondienst, grensoverschrijdende
dienstverlening) en Naturalisatie.
Tabel 2: Gemiddelde doorlooptijd reguliere aanvragen per cluster in weken, 2023–2024
(Bron: IND; peildatum 1 oktober 2024)
2023
2024
VVR Familie en Gezin1
13
19
VVR Kennis en Talent
4
5
VVR Studie
1
2
VVR Arbeidsmigratie
13
12
Naturalisatie
28
21
X Noot
1
VVR Familie en Gezin is inclusief TEV 8EVRM bij AMV en in lijn met de Staat van Migratie.
Vraag (21):
Wat is de geprognotiseerde werkvoorraad van de IND voor de jaren 2025, 2026, 2027,
2028, 2029?
Antwoord:
De IND-begroting in de Rijksbegroting is gebaseerd op de verwachtingen uit de MPP
2024-I. Zie hieronder een overzicht van de geprognotiseerde werkvoorraad van de IND,
gesplitst tussen asiel, regulier en naturalisatie. De geprognotiseerde werkvoorraad
van de IND voor 2029 is nog niet bekend. De MPP wordt dit najaar herijkt.
2025
2026
2027
2028
Asiel
91.440
101.330
116.740
129.940
Regulier
112.130
110.330
117.500
127.940
Naturalisatie
10.040
7.040
7.040
7.040
*De aantallen zijn zonder (hoger) beroepen
Vraag (22):
Hoe ontwikkelen de achterstanden van de IND zich naar verwachting voor de jaren 2025,
2026, 2027, 2028, 2029?
Antwoord:
In het antwoord van vraag 21 staat dat de prognose is dat de werkvoorraad bij de IND
de komende jaren blijft oplopen. Het is lastig om een duidelijk beeld te geven hoe
de oplopende werkvoorraden bij de IND zich daadwerkelijk gaan ontwikkelen omdat ook
actuele ontwikkelingen van invloed kunnen zijn. Ook de ontwikkeling van de doorlooptijden
is lastig te kwantificeren. Dit komt mede door verschillende prioriteiten die aan
de IND worden gevraagd waardoor het vaak niet mogelijk is om volgens het first in
first out (fifo) principe te werken. In het najaar van 2024 wordt uw Kamer geïnformeerd
over de actuele situatie van de asielketen met nieuwe prognoses en maatregelen voor
de komende jaren.
De IND blijft zich inzetten voor het ophogen van de productie. Dit zal echter niet
voldoende zijn om op korte termijn in te lopen op de voorraden en de instroom bij
te houden. De aanstaande veranderingen in het asielproces ten gevolge van het asiel-
en migratiepact en de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord zullen niet direct leiden
tot een verhoging van de productie. Na invoering van het migratiepact en veranderingen
als gevolg van het hoofdlijnenakkoord zou het voor de IND wel mogelijk moeten zijn
om in te lopen op bestaande voorraden.
Vraag (23):
Wat is de verwachte asielinstroom voor de jaren 2025, 2026, 2027, 2028, 2029, afgezet
tegen de verwachte realisatie van de asielopvang?
Antwoord:
In de brief over de actuele situatie asielketen, die op korte termijn naar uw Kamer
wordt verstuurd, worden de uitkomsten van de prognose met daarin de verwachte asielinstroom
voor de komende jaren met u gedeeld. Hierbij wordt ook inzicht gegeven in de verwachtingen
van de bezetting bij het COA. Opgemerkt wordt dat, vanwege de volatiliteit van de
asielinstroom, het inherent aan prognoses is dat de betrouwbaarheid verderop in de
tijd afneemt.
Vraag (24):
Hoeveel blauwe kaarten en vergunningen op grond van de nationale kennismigrantenregeling
zijn er afgelopen jaar verleend?
Antwoord:
In 2023 zijn 300 vergunningen verleend op grond van de Europese blauwe kaart (Richtlijn
(EU) 2021/1883) en 21.560 vergunningen op grond van de nationale kennismigrantenregeling.
Deze cijfers zijn het totaal aantal ingewilligde verblijfsaanvragen voor de Europese
Blauwe kaart en de nationale kennismigrantenregeling, inclusief de ingewilligde aanvragen
wijziging beperking naar deze verblijfsdoelen over het jaar 2023. Cijfers voor het
verblijfsdoel «Overplaatsing binnen een onderneming» (Richtlijn 2014/66/EU voor Intra
Corporate Transferees), zijn niet meegenomen in de beantwoording.
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (25):
Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures zijn in de afgelopen 5
jaar doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook asielprocedures hebben doorlopen?
Antwoord:
In de afgelopen vijf jaar (2019 t/m 2023) zijn in totaal 13.480 reguliere aanvragen
ingediend door vreemdelingen die eerder een asielaanvraag hebben ingediend. In dezelfde
periode zijn 671.520 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die geen asielaanvraag
hebben ingediend.
Bron:
IND, cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (26):
Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen?
Antwoord:
In 2023 is in circa 890 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 120 zaken
is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In
de overige 770 zaken is het verblijf beëindigd, omdat niet aan een of meerdere voorwaarden
uit de Richtlijn vrij verkeer van personen is voldaan.
Vraag (27):
Hoe vaak zijn in de afgelopen vijf jaar verblijfsvergunningen ingetrokken en op grond
waarvan?
Antwoord:
Intrekking regulier
In de afgelopen 5 jaar (1 januari 2020 t/m september 2024) zijn in totaal 52.910 reguliere
verblijfsvergunningen ingetrokken.
De IND kan een reguliere verblijfsvergunning om diverse redenen intrekken. Dit kan
onder andere zijn omdat iemand een beroep op de bijstand doet, iemand niet langer
voldoet aan de voorwaarden van een verblijfsvergunning of als iemand Nederland verlaat
voordat de verblijfsvergunning is verlopen.
Vanwege technische redenen is het niet mogelijk cijfers te genereren op basis van
welke gronden de verblijfsvergunningen regulier zijn ingetrokken.
Intrekking asiel
In de afgelopen 5 jaar (1 januari 2020 t/m september 2024) zijn in totaal 910 asielvergunningen
ingetrokken.
Een asielvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens
heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, de vreemdeling een gevaar voor de
openbare orde of nationale veiligheid is en als de vreemdeling zijn hoofdverblijf
heeft verplaatst. Een asielvergunning voor bepaalde tijd kan daarnaast nog worden
ingetrokken als de grond voor verlening is komen te vervallen en vanwege het verbreken
van het huwelijks- of gezinsleven.
Het is mogelijk om cijfers te genereren over de grond voor de intrekking van een verblijfsvergunning
asiel vanaf 2022. Cijfers van voor 2022 zijn niet beschikbaar omdat de grond voor
intrekking niet apart werd geregistreerd door de IND.
Vanaf 2022 zijn 60 asielvergunningen ingetrokken omdat de vreemdeling onjuiste gegevens
heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden; 40 asielvergunningen zijn ingetrokken
omdat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is;
30 vanwege het verbreken van het huwelijks- of gezinsleven; 10 vanwege het verplaatsen
van het hoofdverblijf en 400 vanwege het vervallen van de verleningsgrond. De verleningsgrond
kan bijvoorbeeld vervallen wanneer de vreemdeling terugkeert naar het land van herkomst.
Bron: IND, peildatum 1 oktober 2024. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (28):
Wat is het percentage mannelijke versus vrouwelijke asielzoekers dat jaarlijks Nederland
binnenkomt?
Antwoord:
Om het aandeel mannen en vrouwen binnen de eerste asielaanvragen in Nederland te kunnen
vergelijken kan gebruik worden gemaakt van de gegevens in Eurostat.
Jaar
Mannen
Vrouwen
2021
77%
23%
2022
77%
23%
2023
76%
24%
2024 t/m aug
75%
25%
Bron: Eurostat
Vraag (29):
Wat is de gemiddelde leeftijd van asielzoekers bij binnenkomst in Nederland?
Antwoord:
De gemiddelde leeftijd van een vreemdeling die in 2024 asiel heeft aangevraagd is
ongeveer 27 jaar.
Bron: Metis, peildatum 1 oktober 2024
Vraag (30):
Wat is de spreiding van asielzoekers per provincie?
Antwoord:
Op 1 oktober 2024 waren er ca. 71.650 personen met recht op opvang door het COA. 69.300
personen verbleven op een COA locatie en 2.350 op een niet-COA locatie. Deze waren
als volgt verdeeld over de provincies2:
Provincie
Aantal asielzoekers met recht op opvang
Drenthe
5.010
Flevoland
3.910
Friesland
4.280
Gelderland
9.850
Groningen
5.950
Limburg
3.520
Noord-Brabant
7.970
Noord-Holland
10.070
Overijssel
4.170
Utrecht
4.650
Zeeland
1.820
Zuid-Holland
10.250
Bron: COA
Vraag (31):
Hoeveel vreemdelingen zullen naar alle waarschijnlijkheid een A-status of B-status
krijgen in een tweestatusstelsel?
Antwoord:
In de tabel in de bijlage is voor de periode 2018 tot en met augustus 2024 het aantal
ingewilligde asielaanvragen op grond van vluchtelingschap (A-status) en subsidiaire
bescherming of humanitaire gronden (B-status) weergegeven.
Van alle vreemdelingen waarvan de asielaanvragen sinds 2018 tot en met augustus 2024
zijn ingewilligd kreeg 45% een vergunning als vluchteling. Vanaf 2023 is overigens
een verschuiving te zien in de afdoening van asielaanvragen, van minder inwilligingen
op grond van vluchtelingschap naar meer inwilligingen op de subsidiaire beschermingsgrond.
Dit kan te maken hebben met een gewijzigd beleidskader en de projectmatige aanpak
van kansrijke nationaliteiten.
2018
2019
2020
2021
2022
2023
20241
Totaal
Vluchtelingenstatus (A-status)
1.930
2.800
5.110
7.910
9.500
3.470
4.480
35.200
Subsidiair en humanitaire gronden (B-status)
2.890
3.920
4.000
4.630
7.070
11.840
8.310
42.660
Totaal
4.820
6.720
9.110
12.540
16.570
15.310
12.790
77.860
X Noot
1
2024 tot en met augustus
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2023
Totaal
Vluchtelingenstatus (A-status)
40%
42%
56%
63%
57%
23%
35%
45%
Subsidiair en humanitaire gronden (B-status)
60%
58%
44%
37%
43%
78%
65%
55%
Bron: IND
Vraag (32):
Hoeveel bedragen de kosten voor het gebruik van OV door asielzoekers?
Antwoord:
De vervoerskosten OV door asielzoekers in 2023 bedroegen ca. € 5,3 miljoen.
Vraag (33):
Welke gemeenten hebben al aangegeven mee te willen werken met de spreidingswet? En
welke niet?
Antwoord:
Zolang de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen van kracht
is zal hier uitvoering aan worden gegeven. De CDK’s werken vanuit hun rol als rijksorgaan
aan de provinciale verslagen en zijn hierover middels de Provinciale Regietafels in
contact met gemeenten. Na analyse van de ingediende verslagen op 1 november kan worden
beoordeeld hoeveel gemeenten medewerking verlenen.
Vraag (34):
Hoe worden migratiedeals met derde landen gefinancierd?
Antwoord:
Nederland werkt aan duurzame en brede migratiepartnerschappen met belangrijke landen
van herkomst, transit en opvang om terugkeer te bevorderen, irreguliere migratie tegen
te gaan en kwetsbare migranten.
Vanaf eind mei 2023 is er structureel EUR 6,8 mln beschikbaar om bilaterale projecten
op te starten ten behoeve van partnerschappen. Deze inzet wordt vormgegeven in nauwe
samenwerking met, en aansluitend op de middelen die bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken beschikbaar zijn voor migratiesamenwerking met derde landen. Waar relevant wordt
aangesloten bij Europese inzet.
Vraag (35):
Hoeveel is hiervoor begroot voor de komende jaren en hoe verhoudt dat zich tot de
afgelopen jaren?
Antwoord:
Zie vraag 34. Vanaf eind mei 2023 is er additioneel vanuit JenV (AenM) structureel
6,8 miljoen euro ter beschikking gesteld om in het kader van migratiepartnerschappen
in te zetten op het verbeteren van terugkeer, het tegengaan van irreguliere migratie
en beschermen van migranten.
Vraag (36):
Hoe wordt toezicht gehouden op deze middelen?
Antwoord:
Migratieprogrammering wordt zorgvuldig ingericht, uitgevoerd en gemonitord volgens
internationale normen. Periodieke narratieve en financiële rapportages, jaarlijkse
audits, periodieke overleggen en monitoringsmissies zijn onderdeel van toezicht op
de middelen.
Bij de keuze met welke uitvoeringspartner in zee wordt gegaan voor de uitvoering van
projecten, kijkt het kabinet naar de inhoudelijke kennis en kunde van een organisatie.
Een grondige organisatietoets en capaciteitsbeoordeling aan de hand van een beleidskader
is hier onderdeel van.
Vraag (37):
Waarop zijn de cijfers rondom in- en uitstroom uit de COA-opvang gebaseerd?
Antwoord:
Instroom in de COA opvang wordt mogelijk zodra iemand asiel aanvraagt.
Van uitstroom bij het COA is sprake als een asielzoeker de opvang verlaat. Ze gaan
als vergunninghouder naar een woning in een gemeente, keren terug naar het land van
herkomst of vertrekken met onbekende bestemming.
De verwachte ontwikkeling van zowel instroom bij het COA als de uitstroom bij het
COA (i.e de ontwikkeling van de bezetting bij het COA) is onderdeel van de Meerjaren
Productie Planning (MPP). Deze MPP wordt 2 keer per jaar door het Ministerie AenM
opgesteld.
Vraag (38):
Welke EU-lidstaat heeft volgens u de strengste toelatingsregels van Europa en waarin
wijken die af van het huidige Nederlandse asielstelsel?
Antwoord:
Het is niet mogelijk één lidstaat te noemen met de strengste toelatingsregels. Binnen
het geldende EU-recht kunnen er verschillen bestaan in het toelatingsbeleid. Dat toelatingsbeleid
van lidstaten is een totaalbeeld van zeer veel beleidsonderdelen, waaronder de inrichting
van de asielprocedure, het rechterlijk bestel, het landenbeleid en andere procedurele
en inhoudelijke aspecten. Naast deze beleidsonderdelen is ook de feitelijke uitvoering
van dat beleid van groot belang. Het gaat dus om veel factoren die in de tijd ook
kunnen variëren.
Wel kan ik u aangeven dat uw Kamer sinds kort periodiek wordt geïnformeerd over wijzigingen
die worden doorgevoerd in het asielbeleid van de ons omringende landen. Een eerste
periodieke rapportage ontvang uw Kamer op 9 oktober jl.
Vraag (39):
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om arbeidsmigratie binnen de Europese
Unie (EU) te beperken?
Antwoord:
Gelet op het recht op vrij verkeer voor EU-burgers zijn er met name indirecte sturingsmogelijkheden
op het gebied van arbeidsmigratie binnen de EU, bijvoorbeeld via economisch- of arbeidsmarktbeleid.
De in het Regeerprogramma aangekondigde maatregelen om een selectiever en gerichter
arbeidsmigratiebeleid te voeren zijn hier een belangrijk onderdeel van. De maatregelen
richten zich onder andere op het tegengaan van arbeidsmigratie in laagbetaalde banen
en onder slechte omstandigheden.
Het kabinet is bezig met een verkenning naar de mogelijkheid om op sectoraal niveau
het inlenen van arbeidskrachten te verbieden of een verplichting op te nemen om een
minimaal percentage arbeidskrachten in eigen dienst te nemen.
Daarnaast ontwikkelt het kabinet samen met gemeenten en andere betrokken partijen
een afwegingskader voor nieuwe bedrijvigheid, in relatie tot de benodigde arbeidsmigranten,
ruimte en energie. Een uniform en verplicht kader voor alle gemeenten kan overbelasting
van ruimte, energie en andere voorzieningen helpen voorkomen. Hierbij wordt voortgebouwd
op de effectrapportage voor nieuwe bedrijvigheid. Ten slotte wil ik samen met de betrokken
collega’s het huidige beleid op verschillende terreinen doorlichten en onderzoeken
hoe arbeidsmigratie beïnvloed wordt door de verschillende vormen van overheidsbeleid.
Al deze plannen en maatregelen dragen bij aan meer grip op arbeidsmigratie.
Vraag (40):
Wanneer ontvangt de Kamer het nationale uitvoeringsplan dat u ter uitvoering van het
EU-migratiepact bij de commissie dient aan te leveren? En welke parlementaire betrokkenheid
is hierin voorzien?
Antwoord:
Het EU asiel- en migratiepact bestaat hoofdzakelijk uit verordeningen. Een verordening
maakt na inwerkingtreding automatisch onderdeel uit van de nationale rechtsorde. Het
nationale implementatieplan ziet, naast een overzicht van de benodigde aanpassingen
in de nationale wet- en regelgeving, op de praktische implementatie van de verordeningen
in het nationale asielstelsel, met bijbehorende mijlpalen en impact. Het nationale
implementatieplan dient ten laatste 12 december 2024 te zijn aangeleverd bij de Europese
Commissie. Bij verzending aan de Commissie zal een afschrift van dat plan aan uw Kamer
worden toegestuurd. Dat afschrift zal ik vergezeld doen gaan van een brief met een
focus op de kernonderdelen van het pact en de invoering daarvan in de Nederlandse
praktijk, als ook de invulling van beleidskeuzes op die onderdelen waar de verordeningen
nog ruimte laten. De aanpassingen van de nationale wetgeving (Vreemdelingenwet) wordt
via de gebruikelijke weg ter behandeling aan uw Kamer gestuurd, nadat de consultatiefase
en advisering van de Raad van State zijn afgerond. Naar verwachting wordt de gewijzigde
Vreemdelingenwet (de Uitvoeringswet) in de tweede helft van 2025 aan uw Kamer aangeboden.
Vraag (41):
Welk percentage van de totale immigratie naar Nederland kan worden gerelateerd aan
asielmigratie?
Antwoord:
U wordt verwezen naar het antwoord op vraag 42.
Vraag (42):
Kunt u een overzicht geven van het percentage asielmigratie in verhouding tot de totale
migratie tussen 2017 en 2024?
Antwoord:
Zoals in de Staat van Migratie 2024 is vermeld, is het gemiddelde percentage asielmigratie
over de periode 2013–2022 11%. In de afgelopen jaren schommelt het percentage tussen
de 7% en 13%. De percentages asielmigratie voor de afzonderlijke jaren zijn weergegeven
in de tabel in de bijlage. Het percentage voor 2024 kan nog niet worden berekend.
Jaar
Aantal immigranten
Niet – Nederlandse Nationaliteit waarvan asielmotief
Percentage asielmigratie
2017
183.856
24.430
13%
2018
191.005
12.995
7%
2019
215.228
15.695
7%
2020
170.612
12.565
7%
2021
208.056
21.655
10%
2022
359.331
27.725
8%
2023
291.233
31.955
11%
Bron: CBS StatLine, geraadpleegd op 15 oktober 2024
Vraag (43):
Hoeveel statushouders komen momenteel in aanmerking voor de voorrangsregels van gemeenten
betreffende het krijgen van een woning?
Antwoord:
Tot 1 juli 2017 waren statushouders op grond van de Huisvestingswet 2014 een verplichte
urgentiecategorie voor gemeenten bij de toewijzing van sociale huurwoningen. Sinds
1 juli 2017 zijn gemeenten niet meer verplicht om statushouders op grond van het feit
dat zij statushouder zijn urgentie te verlenen indien een gemeente een urgentieregeling
vaststelt – de mogelijkheid bestaat nog wel. Uit de laatste inventarisatie met data
uit 2021 blijkt dat ongeveer de helft van de gemeenten dat jaar een urgentieregeling
had, waarbij ongeveer drie kwart van de gemeenten statushouders had opgenomen als
urgentiecategorie.3 Alhoewel statushouders geen verplichte urgentiecategorie zijn, moeten gemeenten wel
voldoen aan de halfjaarlijkse taakstelling voor de huisvesting van statushouders,
zoals vastgelegd in artikel 28 van de Huisvestingswet 2014. Het grootste deel van
de statushouders wordt gehuisvest in sociale huurwoningen van woningcorporaties. Hiertoe
maken gemeenten en woningcorporaties afspraken over de huisvesting van statushouders
waarbij woningcorporaties via directe bemiddeling een bepaald aantal woningen toewijzen
aan statushouders. De afgelopen halfjaarlijkse taakstellingperioden werden in veel
gemeenten echter onvoldoende statushouders van huisvesting voorzien om aan de taakstelling
te voldoen: de eerste helft van 2024 werd afgesloten met een achterstand van circa
10.800 te huisvesten statushouders. Inclusief de taakstelling van 17.000 betreft de
totale opgave voor de tweede helft van 2024 circa 27.800 te huisvesten statushouders.
Voor deze statushouders geldt dat zij, afhankelijk van de gemeente aan wie zij gekoppeld
zijn, in aanmerking komen voor huisvesting met voorrang via een urgentieregeling dan
wel via directe bemiddeling door corporaties. Naar verwachting wordt de taakstelling
eind 2024 opnieuw met een forse achterstand afgesloten, welke zal worden opgeteld
bij de taakstelling voor de eerste helft van 2025.
Onder verantwoordelijkheid van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
(VRO) wordt gewerkt aan een verbod op voorrang voor statushouders bij de toewijzing
van sociale huurwoningen op grond van het feit dat zij statushouder zijn. Hiertoe
zal de Huisvestingswet 2014 worden gewijzigd. Voor statushouders wordt onder meer
ingezet op onzelfstandige huisvesting, de verdere ontwikkeling van doorstroomlocaties
en andere vormen van flexibele huisvesting.
Vraag (44):
Aan welke vereisten moeten asielzoekers momenteel voldoen om in aanmerking te komen
voor werk?
Antwoord:
In Nederland mag een asielzoeker werken als zijn asielaanvraag ten minste zes maanden
in behandeling is. In de Europese Opvangrichtlijn zijn de regels opgenomen over de
normen voor de opvang van asielzoekers. Op grond van de huidige Opvangrichtlijn moeten
lidstaten uiterlijk negen maanden na de asielaanvraag toegang tot de arbeidsmarkt
garanderen. Onder de herziene Opvangrichtlijn is dat binnen zes maanden. De regels
uit de herziene Opvangrichtlijn, ook voor wat betreft de toegang tot de arbeidsmarkt
voor asielzoekers, moeten uiterlijk 12 juni 2026 geïmplementeerd zijn in de Nederlandse
wet- en regelgeving.
De werkgever heeft een tewerkstellingsvergunning nodig om een asielzoeker betaalde
arbeid te mogen laten verrichten. De werkgever moet de tewerkstellingsvergunning aanvragen
bij het UWV. De tewerkstellingsvergunning wordt afgegeven voor maximale duur dat het
W-document geldig is. Bij de beoordeling van de aanvraag gelden de algemene voorwaarden
(waaronder bijvoorbeeld dat de werkgever zich houdt aan de arbeidsvoorwaarden). Naast
de algemene voorwaarden gelden de volgende voorwaarden bij het aanvragen van een werkvergunning
voor betaald werk door de overige groep asielzoekers:
• De aanvraag voor asiel is ten minste zes maanden in behandeling bij de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND);
• De asielzoeker heeft recht op opvang bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA);
• De asielzoeker heeft een geldig Vreemdelingen Identiteitsbewijs (W-document); en
• Het loon is marktconform. Dat betekent dat het loon normaal is voor het werk dat de
asielzoeker met zijn kennis en ervaring gaat doen. De werkgever stuurt bij de aanvraag
voor de tewerkstellingsvergunning een kopie mee van de concept arbeidsovereenkomst
met handtekening werkgever.
Voor het laten verrichten van vrijwilligerswerk door een asielzoeker heeft de werkgever
geen tewerkstellingsvergunning nodig. Wel moet de werkgever een vrijwilligersverklaring
hebben van het UWV. Deze verklaring is 3 jaar geldig en geldt niet voor een persoon,
maar voor het soort vrijwilligerswerk. UWV bekijkt of het gaat om vrijwilligerswerk
dat gebruikelijk onbetaald is voor een organisatie zonder winstoogmerk en of het vrijwilligerswerk
een maatschappelijk belang heeft. Zodra de werkgever een ontvangstbevestiging heeft
gekregen, kan worden gestart met het vrijwilligerswerk. De werkgever hoeft dus niet
te wachten op de verklaring. Als de werkgever geen vrijwilligersverklaring krijgt,
moet de vrijwilliger stoppen met de activiteiten.
Vraag (45):
Hoe lang duurt het gemiddeld om de procedures te doorlopen voor een asielzoeker om
in aanmerking te komen voor werk?
Antwoord:
Asielzoekers in procedure mogen werken op het moment dat de asielaanvraag minimaal
zes maanden in behandeling is bij de IND. Voor de werkgever is een tewerkstellingsvergunning
vereist om een asielzoeker betaalde arbeid te mogen laten verrichten. Bij de behandeling
van de aanvraag voor de tewerkstellingsvergunning vraagt UWV bij de IND na of de aanvraag
voor asiel minimaal 6 maanden in behandeling is. Bij het COA gaat UWV na of zij de
asielzoeker opvang biedt.
De wettelijke beslistermijn voor UWV om een beslissing te nemen op tewerkstellingsvergunningaanvragen
bedraagt vijf weken. Voor werkgevers die asielzoekers in dienst nemen vormt – zo blijkt
ook uit het rapport van Regioplan4 – de beslistermijn een belemmering. Daarom heeft het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid aan UWV verzocht om tewerkstellingsvergunningaanvragen voor asielzoekers
met voorrang te behandelen en binnen een streeftermijn van twee weken op de aanvragen
te beslissen, in plaats van de reguliere termijn van vijf weken. UWV verkent momenteel
of en op welke termijn zij deze aanvragen binnen een streeftermijn van twee weken
zouden kunnen behandelen.
Vraag (46):
Op basis waarvan worden asielprognoses gemaakt en welk onzekerheidsmarge wordt hierin
gebruikt?
Antwoord:
De Meerjaren Productie Prognose waaraan gerefereerd wordt, is een periodiek overzicht
van prognoses voor een groot aantal organisaties in de migratieketen, het Ministerie
van Buitenlandse Zaken en de Rechtspraak.
Inherent aan een prognose is dat deze aan vele externe factoren onderhevig is en daardoor
complex is, zeker bij een volatiel onderwerp als migratie. Daardoor wordt er gewerkt
met scenario´s binnen een bepaalde bandbreedte. Door deze aanpak kan de prognose ook
rekening houden met de mogelijkheid dat er gebeurtenissen optreden, die invloed hebben
op de migratiestromen.
Deze scenario´s kennen een bepaalde kansdichtheidsfunctie, die inzicht geeft in de
kans dat een bepaalde asielinstroom wordt overschreden. Deze kansdichtheidsfunctie
geeft daarmee een kwantitatieve maat voor de onzekerheidsmarge in de prognose. Vanuit
deze kansdichtheidsfunctie wordt een bandbreedte voor de asielinstroom prognose berekend
bestaande uit meerdere scenario: «scenario laag», «scenario medio» en «scenario hoog».
Voor het «scenario laag» geldt een overschrijdingskans van 87,5%, voor het «scenario
medio» een overschrijdingskans van 33% en voor het «scenario hoog» een overschrijdingskans
van 12,5%.
Vraag (47):
Is er sprake van een wetenschappelijke basis waarop u zich beroept ten aanzien van
het effect van het asielbeleid op de asielprognoses betreffende de instroom?
Antwoord:
Inherent aan een prognose is dat deze aan vele externe factoren onderhevig is en daardoor
complex is bij een volatiel onderwerp als migratie. Naast de mogelijke veranderingen
rondom het Nederlandse asielbeleid, spelen er in Europa nog veel andere ontwikkelingen
die de asielstromen beïnvloeden. Pas wanneer het nieuwe beleid concreet is uitgewerkt
en de effecten hiervan in beeld gebracht kunnen worden, zullen deze onderdeel zijn
van de asielinstroom prognoses. Hierbij wordt zoals altijd zoveel mogelijk gebruik
gemaakt van wetenschappelijke inzichten.
Vraag (48):
Op welke manier wordt berekend dat een verwachte daling van de uitgaven voor de opvang
van asielzoekers gelijke tred houdt met de verwachte daling van het aantal asielzoekers
in de opvang?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd
op de meerjarenproductieprognose (MPP). Ook wordt na afloop van het uitvoeringsjaar
op basis van nacalculatie definitief afgerekend. Dat betekent dat de uitgaven altijd
in lijn zijn met de daadwerkelijke gemaakte benodigde kosten. Dit geldt daarmee ook
voor de kosten voor de asielomvang. Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses is
de financiering verwerkt t/m 2026. Voorts is in de begroting verwerkt dat, in samenhang
met het maatregelenpakket uit het regeerplan, de asielbegroting wordt verlaagd met
1 miljard euro. Hierdoor dalen de kosten in 2029 sterk ten aanzien van 2025.
Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig
zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (49):
Aan welke landen wordt gedacht bij het sluiten van de eerste partnerschappen? Bent
u al in deze landen geweest of wanneer gaat u anders voor het eerst naar deze landen?
Antwoord:
Het kabinet werkt samen met landen in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Sub-Sahara
Afrika, denk bijvoorbeeld aan Marokko, Turkije en Nigeria. Het kabinet is voornemens
de huidige migratiesamenwerking met derde landen voort te zetten en waar nodig uit
te bouwen. Als het gaat om samenwerking in het kader van «out-of-the-box», loopt het
kabinet voorop in de EU om innovatieve oplossingen zoals de afspraken tussen Italië
en Albanië verder uit te werken. Zo stuurde het kabinet op 15 mei j.l. samen met 14
andere lidstaten een brief aan de Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken met daarin
de oproep tot het verder uitwerken van verschillende innovatieve oplossingen5. Het kabinet werkt tegelijkertijd samen met een groot aantal gelijkgezinde landen,
zoals Zweden en Denemarken, om innovatieve concepten zoals de terugkeerhub uit te
werken en brengt daarbij ook in kaart te brengen welke landen buiten de EU in aanmerking
zouden kunnen komen voor een dergelijk partnerschap. Wanneer kabinetsleden bezoeken
brengen aan deze landen in het kader van migratiesamenwerking zal uw Kamer daarover
worden geïnformeerd.
Vraag (50):
Wanneer verwacht u de Kamer te kunnen informeren over de argumentatie voor het in
werking stellen van artikel 111 van de Vreemdelingenwet?
Antwoord:
Momenteel vinden er in de coalitie gesprekken plaats over de verschillende wetgevingstrajecten
op het gebied van asiel en migratie. Daarom is het op dit moment niet mogelijk een
inschatting te geven van de loop van die verschillende trajecten.
Vraag (51):
Kunt u de adviezen van de landsadvocaat over het in werking stellen van artikel 111
van de Vreemdelingenwet met de Kamer delen? En indien deze alleen mondeling zijn gegeven,
kunt u dan een verslag laten maken en dit met de Kamer delen?
Antwoord:
Er is geen advies. Vanaf eind augustus is er contact geweest met de landsadvocaat
teneinde met het oog op eventuele juridische procedures te bezien of ambtelijk alle
(juridische)
invalshoeken met betrekking tot de toepassing van het noodrecht op grond van de Vreemdelingenwet
2000 in beeld waren. In eerste instantie heeft een ambtelijk gesprek met de landsadvocaat
plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan en na bestudering van de op dat moment ambtelijk
geproduceerde stukken, hebben de betrokken advocaten ter nadere bespreking een eerste
concept notitie opgesteld.
Daarna heeft nogmaals een gesprek plaatsgevonden. Geconstateerd werd vervolgens dat
het doel van het betrekken van de landsadvocaat al was bereikt, omdat gebleken was
dat ambtelijk alle (juridische) invalshoeken in beeld waren. Er bestond dus geen aanleiding
het adviestraject te vervolgen en het is daarom voor wat betreft de advisering van
de Landadvocaat bij de gesprekken en het onvoltooide concept gebleven. Over genomen
besluiten, de onderbouwing daarvan en de afgewogen alternatieven wordt zoals gebruikelijk
verantwoording afgelegd aan uw Kamer.
Vraag (52):
Wat wordt bedoeld met een «drastische beperking» als het gaat over de omvang van migratie?
Over welke aantallen/bandbreedtes gaat dit?
Antwoord:
Er zijn geen getallen of percentages gekoppeld aan deze kabinetsvoornemens. De term
drastisch beoogt aan te geven dat het hier gaat om een beperking van een omvang die
wezenlijke verschil maakt voor de migratieketen en de samenleving.
Vraag (53):
Wat is de stand van zaken wat betreft de tijdelijke asiel crisiswet?
Antwoord:
Momenteel vinden er in de coalitie gesprekken plaats over de verschillende wetgevingstrajecten
op het gebied van asiel en migratie. Daarom is het op dit moment niet mogelijk een
inschatting te geven van de loop van die verschillende trajecten.
Vraag (54):
Welke maatregelen zijn erop gericht de instroom vanaf 2027 verder te beperken dan
de gemiddelde instroom tijdens de strenge reisbeperkingen door corona in de jaren
2019 (29.435), 2020 (19.132) en 2021 (36.620)?
Antwoord:
Zoals aangegeven in het Regeerprogramma zet het kabinet in op een breed pakket aan
maatregelen om het asielstelsel ingrijpend te hervormen, de instroom te beperken en
de asielketen per direct te ontlasten. Dit maatregelenpakket moet in samenhang zorgen
voor een daling van de instroom en een verlaging van de kosten in de asielketen van
500 mln. in 2027 en structureel 1 miljard euro vanaf 2028 zoals reeds in de begroting
is verwerkt.
Vraag (55):
Klopt het dat de intensivering van de controle aan de Nederlandse grenzen enkel en
alleen betrekking heeft op het mobiele toezicht en dus op geen enkele manier kan kwalificeren
als een volledige grenscontrole?
Antwoord:
Zoals in het regeerprogramma is aangegeven wil het kabinet controles aan onze grenzen
versterken. Dat is noodzakelijk om irreguliere migratie tegen te gaan en draagt bij
aan aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder mensensmokkel. Momenteel
worden maatregelen en besluitvorming hieromtrent nader uitgewerkt. Daarbij kijkt het
kabinet naar mogelijke versterking van controles zowel in het kader van reeds bestaande
Mobiel Toezicht Veiligheid als de mogelijkheden en criteria voor herinvoering van
binnengrenstoezicht, conform Europese regelgeving.
Vraag (56):
Wat wordt precies bedoeld met het «stroomlijnen van de grenspassage» (door publiek-private
partnerschappen)? En wat is het Digital Travel Credential?
Antwoord:
Een Digital Travel Credential (DTC) is een ondertekende digitale representatie van
de gegevens die op de paspoorthouderpagina staan. Met het stroomlijnen van grenspassage
wordt bedoeld dat processen op en rond de grens, efficiënter en effectiever uitgevoerd
kunnen worden als bepaalde gegevens eerder beschikbaar zijn. De DTC maakt het mogelijk
om grenscontroles grotendeels te kunnen uitvoeren voordat de reiziger bij de grens
aankomt. Reizigers zullen hierdoor tijd besparen aan de grens, wat de reiservaring
soepeler maakt.
Vraag (57):
Welke middelen in de begroting zijn gereserveerd om te investeren in buffercapaciteit
(opvang) en voldoende personeel bij de uitvoeringsinstanties (IND, COA, Nidos), zoals
wordt voorgeschreven in het EU-migratiepact, gelet op het feit dat wordt benadrukt
dat Nederland inzet op doeltreffende implementatie van het asiel- en migratiepact?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd
op de meerjarenproductieprognose (MPP). In de MPP worden geen maatregelen of beleidswijzigingen
meegenomen wanneer de te verwachte effecten (nog) niet concreet kwantificeerbaar zijn
of nog niet zijn gerealiseerd. Nieuw te nemen maatregelen of beleidswijzigingen zoals
de implementatie van het migratiepact kunnen van invloed zijn op de scenario’s zoals
deze nu in de MPP zijn geschetst, maar zijn op dit moment nog geen onderdeel van de
MPP en/of de begroting. Wanneer de te verwachten effecten van de implementatie voldoende
concreet zijn, zal dit in de raming worden meegenomen. Wanneer deze raming ook budgettair
is verwerkt, wordt duidelijk hoeveel middelen in de begroting beschikbaar zijn voor
de buffercapaciteit in de opvang of voor uitgaven aan personeel bij de IND, COA en
Nidos. De begroting van de asielketen daalt vanaf 2027 sterk ten aanzien van 2025,
vanwege de onzekerheid in de MPP is de bijstelling van de financiering verwerkt t/m
2026. Voorts is in de begroting verwerkt dat, in samenhang met het maatregelenpakket
uit het regeerplan, de asielbegroting wordt verlaagd met 1 miljard euro.
Vraag (58):
Kan worden toegelicht hoe de controle aan de Nederlandse grenzen geïntensiveerd zal
worden binnen het kader van de Schengen-gedragscode? Hoeveel grenscontroles en op
welke locaties? Gaat het om mobiele controles of grensposten? Op hoeveel plekken?
Hoeveel budget is hiervoor gereserveerd?
Antwoord:
Conform artikel 23 van de Schengengrenscode kunnen lidstaten aan hun binnengrenzen
(politie)controles uitvoeren, bijvoorbeeld ten behoeve van veiligheid of vreemdelingentoezicht.
Een belangrijke voorwaarde is dat deze controles niet hetzelfde effect hebben als
systematische grenscontroles. In lijn met artikel 23 voert Nederland reeds jaren zogenoemde
Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) controles uit in de binnengrensregio’s met België
en Duitsland. Dit zijn informatiegestuurd, niet-systematische controles die de KMar
uitvoert op grond van de Vreemdelingenwet. Het aantal controles en locatie hangt onder
meer af van de informatie die voorhanden is en de beschikbare capaciteit. Daarnaast
biedt Schengengrenscode artikel 25 de mogelijkheid voor lidstaten om, onder voorwaarden,
binnengrenscontroles opnieuw in te voeren, als bij voorziene of onvoorziene situaties,
sprake is van een ernstige dreiging voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid.
Bij herinvoering van grenscontroles kunnen lidstaten zelf bepalen op welke grens(delen)
zij grenscontrole willen uitvoeren en met welke intensiteit.
Zoals in het regeerprogramma is aangegeven wil het kabinet controles aan onze grenzen
versterken. Dat is noodzakelijk om irreguliere migratie tegen te gaan en draagt bij
aan aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder mensensmokkel. Momenteel
worden maatregelen en besluitvorming hieromtrent nader uitgewerkt. Het is dus nog
te vroeg om aan te geven hoe het kabinet de grenscontroles zal versterken.
Vraag (59):
Voor welke groepen is het Digital Travel Credential bedoeld?
Antwoord:
Een Digital Travel Credential (DTC) is bedoeld voor reizigers, EU burgers en derde
landers, die in het bezit zijn van geldig een fysiek biometrisch paspoort.
Vraag (60):
Wat zijn de gevolgen van het stoppen van de bekostiging van het taalonderwijs voor
Oekraïense ontheemden na 2025 (als de tijdelijke richtlijn nog een jaar doorloopt)?
Welke gedachte zit hierachter ten aanzien van verblijf en integratie van Oekraïense
ontheemden? (p.8)
Antwoord:
Het kabinet vindt het van belang dat ontheemden uit Oekraïne mee kunnen doen in de
Nederlandse samenleving tijdens hun verblijf hier. Het is bekend dat het niet spreken
van de Nederlandse taal een obstakel is bij het meedoen, zeker als het gaat om het
vinden van passend en duurzaam werk, en dat ontheemden uit Oekraïne ondersteuning
nodig hebben bij het leren van de taal. Niet voor niets heeft het kabinet voor drie
achtereenvolgende jaren (2023, 2024, 2025) aanvullende middelen vrijgemaakt die gemeenten
in kunnen zetten voor taalonderwijs voor deze groep.
Het kabinet beziet richting het voorjaar van 2025 of aanvullende middelen voor gemeenten
in 2026 eveneens wenselijk zijn binnen de brede inzet op participatie en zelfredzaamheid
voor deze groep. Naast de aanvullende middelen kunnen gemeenten voor ontheemden uit
Oekraïne overigens ook gebruik maken van reguliere middelen voor taalonderwijs.
Vraag (61):
Op welke termijn wordt de taaleis voor naturalisatie verhoogd naar B1?
Antwoord:
Voor de verhoging van de taaleis voor naturalisatie naar B1 is aanpassing van een
algemene maatregel van rijksbestuur vereist. Dit betekent dat de overige Koninkrijkslanden
geconsulteerd worden en moeten instemmen met de aanpassing in de Rijksministerraad.
Dit wijzigingstraject (tot aanbieden van de stukken aan de Raad van State voor advies)
heeft een doorlooptijd van ongeveer een jaar. Het proces voor o.a. de inkoop van de
examens wordt zo spoedig mogelijk in gang gezet.
Vraag (62):
Heeft u overwogen te kiezen voor een reservering van middelen op de begroting na 2027
voor de financiering voor gemeenten voor opvang van Oekraïners? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De reservering van middelen op de begroting komt overeen met de periode dat er door
gemeenten in opvang voor ontheemden uit Oekraïne moet worden voorzien volgens de Tijdelijke
wet opvang ontheemden Oekraïne. De Tijdelijke Wet vervalt niet later dan 1 jaar na
de einddatum van de inzet van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming, die is
verlengd tot en met 4 maart 2026. Dit betekent dat er op dit moment tot en met uiterlijk
maart 2027 ontheemden moeten worden opgevangen door gemeenten. Het is voor diezelfde
periode dat er middelen zijn gereserveerd op de Rijksbegroting. Het aantal ontheemden
waarvoor opvang moet worden verzorgd is met grote onzekerheden omgeven. De budgetten
in de begroting zijn gebaseerd op een prognose over de verwachte in- en uitstroom
van ontheemden, die verder naar de toekomst onzekerder wordt. Deze prognose wordt
bij de eerstvolgende voorjaarsnota weer bijgesteld naar de dan geldende inzichten.
Vraag (63):
Is financiële aanpassing van de asielbegroting vanaf 2027 enkel en alleen de doorvertaling
van de (Meerjaren Productie Prognose) MPP-cijfers of is er daarnaast ook nog een berekening
en onderbouwing van het effect van het maatregelenpakket asiel van dit kabinet?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd
op de meerjarenproductieprognose (MPP). Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses
is de bijstelling van de financiering verwerkt t/m 2026. Voor de jaren na 2026 wordt
een nieuwe MPP opgesteld en zal in het voorjaar verdere besluitvorming plaatsvinden.
Voorts is in de begroting verwerkt dat in samenhang met het maatregelenpakket op het
terrein van asiel de asielbegroting wordt verlaagd met 1 miljard euro.
De uitwerking van de maatregelen uit het regeerprogramma moet invulling gaan geven
aan het beperken van de instroom.
Vraag (64):
Kunt u uiteenzetten wat de achtergronden zijn voor het feit dat gemeenten meer bonussen
aanvragen in het kader van de spreidingswet? Wat was de inschatting voor 2024 en wat
is de realisatie en wat is de inschatting voor 2025?
Antwoord:
In het begin van 2024 is ten behoeve van de voorjaarsbesluitvorming een inschatting
gemaakt van het bedrag dat in het lopende jaar al nodig zou moeten zijn voor het uitkeren
van de drie specifieke uitkeringen behorende bij de Wet gemeentelijke taak mogelijk
maken asielopvangvoorzieningen. Aangezien de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken
asielopvangvoorzieningen een tweejaarlijkse cyclus hanteert en een deel van de specifieke
uitkeringen pas na ommekomst van de eerste cyclus in 2026 worden uitgekeerd, gaat
het voor 2024 en 2025 vooralsnog om de specifieke uitkering voor gemeenten die nu
al duurzaam (langer dan 5 jaar) meer plekken aanbieden dan de indicatieve verdeling.
Verwacht werd dat circa 40 gemeenten op basis van hun bestaande opvang gebruik kunnen
maken van deze specifieke uitkering, waarbij de precieze hoogte afhankelijke is van
de soort en het aantal plekken. Dit bedrag is voor 2024 en 2025 becijferd op ongeveer
31 miljoen euro.
Vraag (65):
Worden in het onderzoek naar terugkeer ook de aanpak en resultaten van de Landelijke
Vreemdelingen Voorziening (LVV) meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De vraag verwijst naar de invulling van de strategische evaluatie agenda (SEA) aangaande
het terugkeerbeleid (art. 37.3). In 2026 is de periodieke rapportage voorzien langs
een viertal thema’s: begeleiding en ondersteuning, toezichtsmaatregelen, samenwerking
keten en internationaal, en overkoepelend. In de periodieke rapportage worden de belangrijkste
onderzoeksinzichten van de afgelopen jaren gebundeld. De via het WODC uitgevoerde
onderzoeken naar de LVV-pilots, te weten de plan- en procesevaluatie (2020), de tussenevaluatie
(2021) en de eindevaluatie (2022) zullen worden meegenomen in de periodieke rapportage.
Vraag (66):
Hoe wordt er uiting gegeven aan het doel van stimuleren van zelfredzaamheid van migranten?
Antwoord:
Dit houdt onder meer in dat bij de herinrichting van het asielproces en de implementatie
van het EU-pact waar mogelijk uitgegaan wordt van de zelfredzaamheid van de migrant
en de verantwoordelijkheid die daarbij past. Tegelijk zal er oog zijn voor migranten
die niet of minder zelfredzaam zijn en daarom meer begeleiding nodig hebben.
Vraag (67):
Hoe zal er uitvoering gegeven worden aan «doelmatige asielopvang»?
Antwoord:
De inzet om te komen tot een doelmatiger asielopvang kan worden vertaald als een inzet
om te komen tot kostenbesparing waar mogelijk. Tegelijk sluit die inzet aan op de
in het regeerprogramma beschreven voornemen tot meer sobere opvang en meer grote opvanglocaties.
Vraag (68):
Hoe zijn de kosten om de achterstanden in te lopen meegenomen in de begroting, gezien
er momenteel bijna 90.000 asiel- en nareisaanvragen open staan voor behandeling door
de IND? (p.11)
Antwoord:
De prognoses uit de Meerjaren Productie Prognose (MPP) is een belangrijke bron voor
de financiering van de organisaties binnen de migratieketen (waaronder de IND) en
één van de bronnen voor de begrotingscyclus. Deze begroting is gebaseerd op de verwachtingen
uit de MPP 2024–1, die vanwege de onzekerheid in de asielprognoses financieel is verwerkt
t/m 2026. Voorts is in de begroting verwerkt dat, in samenhang met het maatregelenpakket
uit het regeerplan, de asielbegroting wordt verlaagd met 1 miljard euro. Hierdoor
dalen de kosten in 2029 sterk ten aanzien van 2025. De afgesproken en verwachte productie
voor de komende jaren is lager dan de instroomprognoses. Dit leidt er toe dat de voorraden
en de doorlooptijden bij de IND naar verwachting verder zullen oplopen. Op basis van
een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de
asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (69):
Kunt u de extra kosten in kaart brengen als gevolg van de huidige gemiddelde behandeltermijn
van een asielaanvraag van 21 maanden in plaats van de officiële beslistermijn van
6 maanden in relatie tot de opvang?
Antwoord:
De huidige gemiddelde behandeltermijn van een asielaanvraag betekent dat asielzoekers
in ieder geval gemiddeld 15 maanden langer in de opvang verblijven dan de norm. De
daarmee samenhangende extra opvangkosten zijn lastig te bepalen en onder andere afhankelijk
van de specifieke locatie waar asielzoekers worden opgevangen. De locatiegebonden
kosten van een noodopvangplek zijn in 2024 op jaarbasis gemiddeld € 55.700, ruim twee
keer meer dan een reguliere opvangplek. De niet-locatiegebonden zorgkosten en overheadkosten
bedragen in 2024 landelijk gemiddeld circa € 8.600 per bewoner op jaarbasis. In theorie
zouden de extra opvangkosten voor deze 15 maanden opvang per persoon ongeveer uitkomen
tussen de € 40.000 en € 80.400, afhankelijk van op wat voor soort locatie deze persoon
opgevangen wordt.
Daarnaast verblijven statushouders na de beslistermijn vaak langer in de opvang dan
nodig.
Verkorting van de behandeltermijn leidt naar verwachting tot een hoger aantal statushouders
en een hoger aantal uitzettingen, maar leidt pas tot daadwerkelijke kostenbesparingen
als ook de uitstroom van statushouders naar gemeenten sterk wordt verbeterd.
Vraag (70):
Hoe lang duurde in 2024 gemiddeld de beslistermijn voor een asielprocedure?
Antwoord:
Gemiddeld was de doorlooptijd in 2024 tot en met september voor Spoor 4 AA (algemene
asielprocedure) 57 weken en voor Spoor 4 VA (verlengde asielprocedure) 70 weken.
Bron: IND/Metis.
Vraag (71):
Wat is de reden dat de beslistermijn voor asielprocedures momenteel lang is?
Antwoord:
In de afgelopen jaren waren de instroomcijfers hoger dan wat de IND op basis van haar
besliscapaciteit aan kan. Bovendien is de complexiteit van de besluitvorming toegenomen,
waardoor het meer tijd kost om een definitief besluit te nemen. Het is daardoor voor
de IND niet mogelijk om de instroom bij te houden. Dit heeft als resultaat dat de
werkvoorraden bij de IND blijven oplopen.
Vraag (72):
Hoe hangt de MPP samen met uw financiële plannen?
Antwoord:
De MPP is een periodiek overzicht van prognoses voor een groot aantal organisaties
in de Migratieketen, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Rechtspraak en Nidos.
Deze prognoses geven een beeld van de verwachte in-, door- en uitstroom van asielzoekers
en de mogelijke effecten binnen de keten. Dit gemeenschappelijk verwachtingsbeeld
wordt gebruikt als één van de bronnen voor de begroting/P&C cyclus. Op basis van de
MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de asielketen.
Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (73):
Hoeveel mensen moeten er minder naar Nederland komen om de ingeboekte bezuinigingen
te realiseren? Kunt u dit specificeren voor zowel het scenario dat er voldoende reguliere
opvang is als voor de scenario’s met noodopvang en crisisnoodopvang?
Antwoord:
Op dit moment wordt gewerkt aan concrete plannen en beleidswijzigingen om de asielinstroom
te verminderen maar ook om o.a. de opvang betaalbaar te maken, in te zetten op terugkeer
en versobering in het algemeen. Daarbij wordt opgemerkt dat het realiseren van bezuinigingen
binnen de Migratieketen afhankelijk is van meer dan alleen de omvang van de asielinstroom.
Ook de kosten voor opvang, begeleiding, de uitstroom van statushouders, terugkeer
en beleidswijzigingen spelen hierbij een rol. Het is om die reden niet mogelijk om
een aantal te koppelen aan een verminderde asielinstroom versus ingeboekte bezuinigen.
Vraag (74):
Kunt u reageren op de constatering op pagina 5 van de brief van de Algemene Rekenkamer
(Kamerstuk 36 600-XX, nr. 4), waar de Algemene Rekenkamer constateert dat er vanaf 2027 een scherpe daling van
de asieluitgaven is voorzien, terwijl het aantal asielzoekers hoog blijft?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd
op de meerjarenproductieprognose (MPP). Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses
is de bijstelling van de financiering verwerkt t/m 2026. Voorts is in de begroting
verwerkt dat in samenhang met het maatregelenpakket op het terrein van asiel de asielbegroting
vanaf 2027 wordt verlaagd met 1 miljard euro. Hierdoor daalt het beschikbaar budgettair
kader voor de uitvoeringsorganisaties.
Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig
zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (75):
Kunt u toelichten waarom de uitgaven aan de IND de komende jaren zo sterk dalen, terwijl
de instroom (voorlopig) nog niet daalt en de IND ook nog kampt met een achterstallige
werkvoorraad?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de IND is gebaseerd op de meerjarenproductieprognose
(MPP). Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses is de bijstelling van de financiering
verwerkt t/m 2026. Voor de jaren na 2026 wordt een nieuwe MPP opgesteld en zal in
het voorjaar verdere besluitvorming plaatsvinden. Reeds is in de begroting vanaf 2027
verwerkt dat in samenhang met het maatregelenpakket op het terrein van asiel de asielbegroting
wordt verlaagd met 1 miljard euro.
De IND begroting is gebaseerd op de verwachtingen uit de MPP 2024–1. Daarin is zichtbaar
dat de asielinstroom hoger ligt dan de productieverwachtingen waar de IND voor is
ingericht. Vanuit de MPP is de verwachting dat de voorraden verder zullen oplopen.
Vraag (76):
Hoe groot is de werkvoorraad van de IND op dit moment? Is de verwachting dat de werkvoorraad
zal groeien of krimpen en zo ja, met hoeveel? Wat zijn de verwachte kosten van het
wegwerken van deze werkvoorraad t/m 2029?
Antwoord:
Graag verwijs ik u ook naar de antwoorden op de vragen 19 en 21. Op dit moment is
de werkvoorraad bij de IND met de peildatum van 1 oktober 2024 als volgt:
Asiel 69.330
Regulier 138.920
Naturalisatie 17.000
Refererend aan het antwoord op vraag 21 is de IND begroting is gebaseerd op de verwachtingen
uit de MPP 2024-I. In de MPP 2024-I is de geprognotiseerde werkvoorraad opgenomen
over de jaren 2025, 2026, 2027 en 2028.
De verwachting is dat de werkvoorraad voor asiel en regulier zal blijven groeien en
voor naturalisatie stabiel blijft. Het komende najaar wordt uw Kamer geïnformeerd
over de actuele stand van zaken in de asielketen. Daarbij moet opgemerkt worden dat
de aanstaande veranderingen in het asielproces ten gevolge van het asiel- en migratiepact
en de uitwerking van het hoofdlijnen akkoord nog niet zijn meegenomen in de MPP-raming.
De verwachting is dat de uitkomsten effect hebben op de werkvoorraden van de IND.
De MPP wordt dit najaar herijkt. Op basis van onder andere de nieuwe MPP zal worden
bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota
zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Zie hieronder een overzicht van de geprognotiseerde werkvoorraad van de IND, gesplitst
tussen asiel, regulier en naturalisatie.
2025
2026
2027
2028
Asiel
91.440
101.330
116.740
129.940
Regulier
112.130
110.330
117.500
127.940
Naturalisatie
10.040
7.040
7.040
7.040
*Aantallen zijn exclusief (hoger) beroepen
Vraag (77):
Waarom zal post ’37.3 Terugkeer en bewaring vreemdelingen» tussen 2025 tot 2029 worden
gehalveerd?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd
op de meerjarenproductieprognose (MPP). Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses
is de bijstelling van de financiering verwerkt t/m 2026. Voorts is in de begroting
verwerkt dat, in samenhang met het maatregelenpakket uit het regeerplan, de asielbegroting
wordt verlaagd met 1 miljard euro. Hierdoor dalen de budgetten in 2029 sterk ten aanzien
van 2025. Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende
jaren nodig zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming
plaatsvinden.
Tevens zet het kabinet in met een pakket aan maatregelen op asiel om grip op migratie
te krijgen, zoals ook in het regeerprogramma uiteen gezet. De verwachting van het
kabinet is dat het gehele pakket aan asielmaatregelen de komende jaren effect zal
sorteren en dat daarmee de kosten over de gehele Migratieketen naar beneden kunnen
worden bijgesteld.
Vraag (78):
Hoe is de structurele financiering van het COA en de afgesproken ijzeren voorraad
van 41.000 opvangplekken geregeld in deze begroting?
Antwoord:
De wens van het kabinet is nog steeds om te komen tot een stabiele capaciteit bij
het COA. Dit om op termijn de kosten van noodopvang te verminderen. Het COA zal de
komende jaren zoveel mogelijk toegroeien naar de afgesproken vaste voorraad van 41.000
als binnen de meerjarige financiële kaders mogelijk is. Met de vanaf 2027 beschikbare
middelen in de begroting is een stabiele capaciteit van 41.000 opvangplekken niet
mogelijk. Daarmee is de structurele financiering van de vaste voorraad vooralsnog
niet geborgd in de Rijksbegroting.
Vraag (79):
Wat is de stand van zaken met betrekking tot afspraken met de IND over structurele
financiering, zoals ook met het COA is afgesproken?
Antwoord:
Begin 2024 is de opdracht gegeven aan een externe partij om een advies met betrekking
tot de toekomstbestendige bekostigingssystematiek voor IND te geven. In de afgelopen
maanden is onderzoek gepleegd om te komen tot dit advies met betrekking tot de structurele
financiering. Het uitgangspunt is dat de financieringsvorm ondersteunend is aan de
meerjarige opdrachten van de IND. Op korte termijn wordt dit advies verder geconcretiseerd
en zal gedeeld worden met uw Kamer.
Vraag (80):
Hoe is het getal van ongeveer 25.000 asielzoekers (instroom) in 2027 en 2028 tot stand
gekomen? Kunt u dit aantal onderbouwen en hierbij aandacht geven aan het verschil
met de geprognotiseerde instroomcijfers de jaren daarvoor (rond de 70.000–78.000 tussen
2023 en 2025)? Wat zijn de financiële consequenties als deze getallen niet worden
gehaald – zeker als ook de asielreserve al in 2024 wordt ingezet?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd
op de meerjarenproductieprognose (MPP). Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses
is de bijstelling van de financiering verwerkt t/m 2026. Voorts is in de begroting
verwerkt dat, in samenhang met het maatregelenpakket uit het regeerplan, de asielbegroting
is verlaagd met 1 miljard euro. Hierdoor daalt het beschikbaar budgettair kader. Op
basis van het budgettair kader kan rekening worden gehouden met een instroom van 25.000
asielzoekers.
Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig
zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (81):
Kunt u toelichten waarom u inzet op de daling van het aantal terugkeerders (vrijwillig
en gedwongen)?
Antwoord:
Het kabinet blijft inzetten op 100% terugkeer. Daarbij is de ambitie dat in de toekomst
meer mensen zelf zonder toezicht terugkeren. In de reeks op blz 14 komt dit uiting
in de streefwaarden van 2024 en verder. Het kabinet diet dit door andere in te zetten
op uitbreiding van vreemdelingenbewaring en het strafbaar stellen van het niet meewerken
aan terugkeer. Op Europees niveau wordt eveneens gewerkt aan aanscherping van de Terugkeerrichtlijn.
Vraag (82):
Welke maatregelen gaat u nemen om grootschaliger asielopvang te bevorderen, zoals
aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord? In hoeverre sluit dit aan bij eerdere afspraken
met gemeenten ten aanzien van kleinschaliger opvang en in het licht van de aangenomen
motie van het lid Podt over kleine opvanglocaties blijven faciliteren (Kamerstuk 19 637, nr. 3287)?
Antwoord:
De Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen6 (hierna: uitvoeringsagenda), die eerder dit jaar met de Tweede Kamer is gedeeld,
schetst het toekomstbeeld van het asielopvanglandschap. Het realiseren van grote locaties
blijft nodig om de opvangbehoefte in te kunnen vullen. Dit past ook binnen de kaders
van de uitvoeringsagenda en is aanvullend op de ruimte die gemeenten hebben om kleinschalige
locaties te realiseren. Hierover worden afspraken gemaakt met gemeenten. Hiermee wordt
voldaan aan motie 19 637, nr. 3287 van lid Podt (D66).
Bij de implementatie van de uitvoeringsagenda is ook het streven om opvangcapaciteit
te realiseren die voldoende stabiel en flexibel is om, binnen aanvaardbare bandbreedtes,
snel te kunnen meebewegen met de actuele vraag naar opvangplekken. De inzet van kostbare
noodopvang, cruiseschepen, hotels en tijdelijke gemeentelijke opvang wordt zoveel
mogelijk voorkomen. Bestaande noodopvanglocaties zullen op termijn vervangen worden
door structurele opvangplekken, waaronder ook grootschalige sobere opvanglocaties
verdeeld over Nederland. Hiermee wordt beoogd om voldoende betaalbare opvangplekken
te realiseren.
Vraag (83):
Welke maatregelen worden er genomen om de voorspelde asielinstroom in 2025 (76.400)
en 2026 (78.780) op te kunnen vangen?
Antwoord:
In Nederland geldt als uitgangspunt iedereen die daar recht op heeft fatsoenlijk wordt
opgevangen. Op 1 november 2024 komen de provinciale lijsten binnen waarop aangegeven
is hoeveel opvangplekken er beschikbaar komen voor 2025, naast de plekken die reeds
in beeld zijn. Indien blijkt dat er sprake is van een tekort worden aanvullende maatregelen
genomen waaronder het bevorderen van de uitstroom van statushouders naar de gemeente.
Het is de verwachting dat eind 2024 bijna 30.000 statushouders in de opvang zitten
die reeds naar huisvesting in de gemeente hadden moeten uitstromen. Daarnaast zet
dit kabinet in op een streng en sober migratiebeleid dat op termijn zal moeten zorgen
voor een fors lagere asielinstroom.
Vraag (84):
Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) verblijven er momenteel in
de noodopvang en voor gemiddeld hoe lang?
Antwoord:
In de noodopvang – locaties die niet voldoen aan de kwaliteits- en voorzieningenstandaarden
van het COA – verblijven momenteel (medio oktober 2024) 2.430 alleenstaande minderjarige
vreemdelingen. De gemiddelde duur van het verblijf van een amv op een noodopvanglocatie
is 196 dagen.
Vraag (85):
Wat is de capaciteit voor vreemdelingenbewaring in 2024 en 2025?
Antwoord:
De operationele capaciteit in 2024 en 2025 is 468 plaatsen.
Vraag (86):
Wat zijn de vertrekcijfers in de afgelopen 3 jaar voor gedwongen en zelfstandig vertrek,
gespecificeerd per nationaliteit (inclusief staatloos en nationaliteit onbekend)?
Antwoord:
U wordt verwezen naar de tabel in de bijlage.
Vraag (87):
Hoe vaak werd er tussen 2020 en 2024 een buitenschuld vergunning aangevraagd en afgegeven,
gespecificeerd per nationaliteit (inclusief staatloos en nationaliteit onbekend)?
(p.14)
Antwoord:
U wordt verwezen naar de tabel in de bijlage.
Vraag (88):
Hoe vaak werd er tussen 2020 en 2024 gebruikgemaakt van de discretionaire bevoegdheid
door de IND, per jaar? (p.14)
Antwoord:
In de periode van 1 januari 2020 tot en met 11 oktober 2024 heeft de DG IND (voorheen
Hoofddirecteur van de IND) ten aanzien van 23 personen gebruik gemaakt van de discretionaire
bevoegdheid.
In 2020: 8 personen, in 2021: 0 personen, in 2022: 6 personen, in 2023: 9 personen
en in 2024: 0 personen.
Vraag (89):
Is de MPP nog steeds leidend is voor de begroting van de IND?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de IND is gebaseerd op de meerjarenproductieprognose
(MPP). Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses is de bijstelling van de financiering
verwerkt t/m 2026. Voorts is in de begroting verwerkt dat, in samenhang met het maatregelenpakket
uit het regeerplan, de gehele asielbegroting is verlaagd met 1 miljard euro. Hierdoor
daalt het beschikbaar budgettair kader van de IND eveneens. Op basis van de meest
recente MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de asielketen.
Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (90):
Hoeveel asielzaken zitten er momenteel in de verlengde asielprocedure? Wat is de gemiddelde
beslisduur voor zaken in de verlengde asielprocedure?
Antwoord:
Op dit moment bestaat de voorraad van de verlengde asielprocedure (spoor 4 VA) uit
3.960 zaken. Gemiddeld is de doorlooptijd 70 weken.7
Vraag (91):
Hoe lang duurt het gemiddeld genomen per spoor voordat de beroepsprocedure in asielzaken
is behandeld? Hoe lang is de wachttijd in beroep en in hoger beroep gemiddeld per
spoor?
Antwoord:
In de Staat van Migratie 2024 zijn tabellen opgenomen met de doorlooptijden in weken
in beroep en hoger beroep per spoor over 2023.
Beroep
Gemiddelde doorlooptijd in weken
Spoor 1
9
Spoor 2
11
Spoor 4 AA
18
Spoor 4 VA
35
Hoger beroep Gemiddelde doorlooptijd in weken
Spoor 1
14
Spoor 2
17
Spoor 4 AA
21
Spoor 4 VA
35
Bron: Ministerie van Asiel en Migratie
Vraag (92):
Hoe vaak vindt een spoorwisseling plaats (van spoor 2 naar spoor 4)? Worden deze zaken
meegenomen in het inwilligingspercentage van spoor 2 of spoor 4?
Antwoord:
Een aanvraag die in eerste instantie in spoor 2 instroomt kan in sommige gevallen
toch in spoor 4 worden afgedaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de vreemdeling
aannemelijk maakt dat zijn land van herkomst in zijn specifieke geval niet als veilig
aangemerkt kan worden.
De IND kan geen cijfers uit de geautomatiseerde informatiesystemen genereren over
het aantal spoorwisselingen.
In de regel wordt in spoor 2 niet ingewilligd. Indien in spoor 2 aanwijzingen bestaan
dat de aanvraag mogelijk kan worden ingewilligd wordt deze in spoor 4 behandeld. Het
inwilligingspercentage wordt berekend op basis van het aantal inwilligingen afgezet
tegen het aantal beslissingen voor een bepaalde nationaliteit van spoor 2 en spoor
4 gezamenlijk.
Vraag (93):
Kunt u aangeven hoeveel Dublinclaims er daadwerkelijk worden geëffectueerd van het
totaal aantal claims dat wordt gelegd?
Antwoord:
Jaar waarin claim is verzonden
2020
2021
2022
2023
2024
Totaal aantal ingediende claims
7.400
7.020
9.690
11.440
6.840
Ontvangen claim akkoorden
4.570
4.490
6.960
7.960
4.400
Waarvan geeffectueerde overdrachten
1.400
1.010
1.460
2.320
780
Disclaimer algemeen:
Bron IND (Metis). Standmaand/peildatum: 1 oktober 2024.
Alle cijfers (zowel de totalen als de verschillende deelcijfers) zijn afgerond op
tientallen: individuele jaren. Cijfers tussen 1–4 worden vermeld als <5, cijfers tussen
5–9 worden vermeld als < 10. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan
tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers.
De cijfers voor het aantal ontvangen claim akkoorden en geeffectueerde overdrachten
kunnen nog wijzigen. De IND telt een gerealiseerde overdracht mee in het jaar waarin
de claim is gelegd.
Vraag (94):
Hoe lang zitten asielzoekers die reeds op een andere lidstaat zijn geclaimd nog in
de opvang voordat zij worden overgedragen?
Antwoord:
Het antwoord op deze vraag kan niet worden gegeven. Het COA registreert niet de verblijfsduur
van asielzoekers in de opvang vanaf het moment dat een claim is gelegd bij een andere
lidstaat tot het moment dat de overdracht plaatsvindt.
Vraag (95):
Hoe groot was de voorraad nareisaanvragen op 1 januari 2023, op 1 januari 2024 en
op 1 september 2024?
Antwoord:
Op 1 januari 2023 was de voorraad aanvragen voor nareis 24.030. Op 1 januari 2023
was de voorraad bezwaar voor nareis 3.710.
Op 1 januari 2024 was de voorraad aanvragen voor nareis 38.600. Op 1 januari 2024
was de voorraad bezwaar voor nareis 4.410.
Op 1 oktober 2024 was de voorraad aanvragen voor nareis 64.070. Op 1 oktober 2024
was de voorraad bezwaar voor nareis 3.300.
Deze aantallen omvatten zowel MVV-nareis aanvragen, alsmede aanvragen van gezinsleden
van asielstatushouders die een beroep doen op het recht op gezins- en familieleven
van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden.
Bron: INDiGO/METiS stand voor 1 januari 2023 is 12–2022, stand voor 1 januari 2024
is 12–2023, stand voor 1 oktober 2024 is 09–2024
Vraag (96):
In hoeveel procent van de nareiszaken overschrijdt de IND de behandeltermijn van zes
maanden?
Antwoord:
In 2023 overschreed de IND in 84% van de MVV-nareiszaken de wettelijke beslistermijn
van 6 maanden op het moment van beslissen. In 2024 (tot 1 oktober 2024) overschreed
de IND in 92% van de MVV-nareiszaken de wettelijke beslistermijn van 6 maanden op
het moment van beslissen. Op 1 oktober 2024 overschreed de IND in 65% van de MVV-nareiszaken
in de voorraad de wettelijke beslistermijn van 6 maanden.
Bron: INDiGO/METiS stand voor 2023 standmaand 12–2023 en voor 2024 standmaand 09–2024.
Vraag (97):
Hoe lang is de wachttijd voordat een nareisaanvraag in behandeling wordt genomen?
Antwoord:
Hoe lang de wachttijd op dit moment is voordat een nareisaanvraag in behandeling wordt
genomen hangt af van de indieningsdatum van de nareisaanvraag. Aanvragen die in oktober
2024 in behandeling worden genomen zijn in februari en maart 2023 ingediend. Dit betreft
een wachttijd van 20 maanden. Op de IND website wordt per maand bijgehouden wat de
actuele wachttijd is.
Bron: Wanneer begint de IND met mijn nareisaanvraag? | IND
Vraag (98):
Welke versnellingsmaatregelen worden genomen om de achterstanden weg te werken?
Antwoord:
Mijn voorganger heeft u in het voorjaar geïnformeerd over diverse maatregelen die
zijn getroffen om versneld aanvragen te behandelen om zo de oplopende werkvoorraad
minder snel te laten oplopen. Zo heeft de IND afgelopen jaar meer zaken afgedaan.
Dit komt met name door het project Bespoediging Afdoening Asiel (BAA). Daarnaast heeft
de IND de afgelopen periode prioriteit gegeven aan de behandeling van aanvragen met
een laag inwilligingspercentage, zoals aanvragen in spoor 1 en 2 en kansarme aanvragen
in spoor 4 zoals bijvoorbeeld Algerijnse en Moldavische aanvragen. In het najaar wordt
uw Kamer geïnformeerd over de actuele stand van zaken in de asielketen en de aanvullende
maatregelen die worden getroffen bij de IND.
Vraag (99):
Wat zijn de maatschappelijke effecten van een langdurige scheiding van vluchtelingengezinnen
na lange wachttijden voor de asielprocedure en lange wachttijden voor gezinshereniging?
Antwoord:
Concrete gegevens over de maatschappelijke kosten van langdurige scheidingen binnen
gezinnen ontbreken. Uit onderzoek blijkt echter wel dat het lange wachten in de gezinsherenigingsprocedure
een risicofactor is voor de psychische gezondheid8 en daarmee een negatief effect kan hebben op de (arbeids-)participatie en integratie
van asielstatushouders.9 Daarnaast geven zowel scholen als medewerkers van het COA en de Stichting Nidos aan
dat leerlingen met zorgen om hun familie vaker verzuimen en vaker moe, onvoorbereid
en ongeconcentreerd deelnemen aan de lessen. Dit is zowel het geval bij kinderen die
in een gezin naar Nederland zijn gekomen waarvan enkele gezinsleden zich nog in de
asielprocedure bevinden als bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen die zonder
ouders het land zijn binnengekomen.
Vraag (100):
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van een nareisaanvraag vanaf het moment van in behandeling
nemen tot de beslissing? Wat is de gemiddelde doorlooptijd van beslissing tot aankomst
in Nederland?
Antwoord:
Van de nareisaanvragen die in de afgelopen 6 maanden zijn beslist, was de gemiddelde
doorlooptijd (van indiening aanvraag tot besluit IND) 73 weken.
Van de tussen 1 januari 2023 en 1 oktober 2024 ingewilligde MVV nareis aanvragen is
de gemiddelde doorlooptijd van beslissing tot aankomst in Nederland 11 weken. Voor
de beantwoording van deze vraag wordt met aankomst in Nederland bedoeld, het moment
dat een gezinslid in het kader van MVV-nareis naar Nederland is gekomen en een afgeleide
asielvergunning heeft gekregen.
Bron: INDiGO/METIS stand voor laatste zes maanden is 04–2024 t/m 09–2024 en stand
voor 1 januari 2023 en 1 oktober 2024 is 01–2023 t/m 09–2024
Vraag (101):
Wat is het inwilligingspercentage van de top tien nationaliteiten ten aanzien van
nareisaanvragen voor 2023 en 2024?
Antwoord:
Het inwilligingspercentage voor MVV-nareisaanvragen is gemiddeld hoog omdat het om
gezinsleden van asielstatushouders gaat die zijn opgenomen in artikel 29, tweede lid,
Vw. Het inwilligingspercentage kan beïnvloed worden door verschillende factoren, zoals
het aantal MVV-nareisaanvragen voor gezinsleden van het feitelijke biologische kerngezin,
het aantal gedocumenteerde gezinsleden voor wie MVV-nareisaanvragen zijn ingediend,
het aantal gezinsleden voor wie MVV-nareisaanvragen zijn ingediend die wel en niet
beschikbaar zijn voor nader onderzoek.
Het inwilligingspercentage van MVV-nareisaanvragen (exclusief aanvragen op grond van
8 EVRM) voor de top tien nationaliteiten in 2023 en 2024 was per nationaliteit als
volgt:
Nationaliteit bij uitstroom
Inwilligingspercentage 2023
Inwilligingspercentage 2024
1. Syrische
94%
93%
2. Jemenitische
92%
84%
3. Turkse
91%
85%
4. Eritrese
35%
48%
5. Iraakse
93%
90%
6. Somalische
49%
48%
7. Afghaanse
48%
50%
8. Onbekend1
86%
93%
9. Pakistaanse
90%
79%
10. Staatloos
97%
86%
Bron: INDiGO/METiS voor 2023 stand 12–2023 en voor 2024 stand 09–2024.
X Noot
1
Als de IND niet kan vaststellen wat de nationaliteit is wordt deze geregistreerd als
Onbekend.
Vraag (102):
Wat is de prognose voor het aantal aankomsten van nareizigers in 2025?
Antwoord:
In de MPP 2024–1 prognose van begin dit jaar wordt uitgegaan van een verwachting van
ongeveer 23.300 ingereisde nareizigers in 2025. In het najaar van 2024 wordt uw Kamer
geïnformeerd over de actuele situatie van de asielketen met nieuwe prognoses en maatregelen
voor de komende jaren.
Vraag (103):
Hoe groot is de achterstand bij de inschrijving in de BRP van asielzoekers die al
een halfjaar of langer in Nederland verblijven?
Antwoord:
Op peilmoment 1 oktober 2024 moesten nog ongeveer 15.600 asielzoekers die langer dan
een half jaar in Nederland wonen worden ingeschreven. Of al deze personen daadwerkelijk
in de BRP ingeschreven kunnen worden moet per individueel geval worden beoordeeld.
Het kan daarom voorkomen dat niet alle personen die wachten op een inschrijving ook
aan de inschrijvingscriteria voldoen. Dit kan het geval zijn als de identiteit niet
deugdelijk is vastgesteld.
Vraag (104):
Hoe groot is de achterstand bij de inschrijving in de BRP van statushouders in de
opvang?
Antwoord:
Op peilmoment 1 oktober 2024 moesten nog ongeveer 1.700 statushouders in de BRP worden
ingeschreven.
Vraag (105):
Wat is de kostenpost voor het COA doordat huisvesting van statushouders wordt vertraagd
omdat zij niet tijdig worden ingeschreven en asielzoekers en statushouders geen toegang
tot werk hebben?
Antwoord:
Ten aanzien van de huisvesting: De directe opvangkosten voor vertraging in de inschrijving
van statushouders zijn moeilijk te kwantificeren. Het COA heeft geen specifieke uitgavenpost
voor deze groep. Ook kan niet exact worden bepaald hoeveel langer iemand in de opvang
verblijft voordat passende huisvesting beschikbaar komt. Bovendien betekent het feit
dat een statushouder langer in de opvang verblijft voornamelijk dat deze opvangcapaciteit
niet gebruikt kan worden voor nieuwe instroom. In 2024 had 45% van de statushouders
al een BSN vóór de vergunningverlening, terwijl 55% dit na de vergunningverlening
ontving.10
Er is bestuurlijk afgesproken dat een statushouder binnen 14 weken na vergunningverlening
moet uitstromen naar huisvesting. In het begin van 2024 was de wachttijd voor een
statushouder op afgifte van een BSN gemiddeld 3 weken. Dit kwam doordat de groep statushouders
zonder BSN relatief laag was. In de loop van 2024 is het aantal statushouders zonder
BSN gestegen. Op dit moment is de wachttijd voor statushouders op een BSN ongeveer
14 weken.
Daarnaast zijn er in 2024 tot peilmoment 13 oktober 2024, 721 spoedverzoeken ingediend
bij de BRP-straten omdat er passende huisvesting is gevonden.
Ten aanzien van de toegang tot werk: Het COA heeft geen directe cijfers over hoeveel
asielzoekers of statushouders niet aan het werk konden door het ontbreken van een
BSN. In 2024 zijn er tot 13 oktober, 2017 spoedverzoeken ingediend in verband met
werk. Daaruit kan niet worden herleid hoeveel mensen daarvan niet konden werken door
het ontbreken van een BSN. Het kost het COA ongeveer 8 à 9 fte op jaarbasis extra
voor de spoedzaken die betrekking hebben op huisvesting en arbeid. Deze tijd wordt
besteed aan administratieve ondersteuning, begeleiding en inzet van beleid. Dit vertaalt
zich naar ongeveer 800.000 euro op jaarbasis
Vraag (106):
Hoe wordt de capaciteit van de huidige BRP-straten verhoogd zodat de achterstanden
snel worden weggewerkt en is hiervoor voldoende financiering in de begroting opgenomen
naast de financiering vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?
Antwoord:
Om de achterstanden snel weg te werken is een combinatie van maatregelen genomen.
Het inschrijven van asielzoekers en statushouders in de BRP is een taak van de gemeenten
met een BRP-straat. De financiering daarvan verloopt via een decentralisatie-uitkering
uit het Gemeentefonds. Deze financiering wordt voor 2025 door de VNG herijkt. Er wordt
rekening wordt gehouden met de instroomprognoses vanuit het Meerjaren Productie Prognose
(MPP). Het doel is om de financiering flexibel in te richten waarbij de mogelijkheid
bestaat om deze jaarlijks te herzien om voorbereid te zijn op de fluctuaties in de
asielinstroom en daarmee aan de benodigde capaciteit voor inschrijvingen.
Enkele BRP-straten hebben in 2023 en 2024 een Specifieke Uitkering (SPUK) ontvangen
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie
van Justitie en Veiligheid / Asiel en Migratie om hun capaciteit tijdelijk te verhogen.
De vier bestaande BRP-straten draaien momenteel op hun maximale capaciteit, rekening
houdend met het aantal medewerkers dat binnen hun huidige huisvesting past. Hierdoor
is verdere opschaling bij deze locaties niet mogelijk. De situatie van de BRP-straat
in Zevenaar, die wordt uitgevoerd door de gemeente Arnhem, wordt behandeld bij vraag
107.
Vanaf november 2024 tot mei 2025 loopt een project waarbij de gemeente Amsterdam en
de gemeente Gilze en Rijen 16.500 personen gaan inschrijven. Dit project is gefinancierd
door het Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Asiel en Migratie.
De overige BRP-straten zullen op hun huidige capaciteit blijven werken. Naar verwachting
zal tegen het midden van 2025 een groot deel van de achterstand zijn ingelopen. Om
het restant van de achterstand in 2025 in te lopen worden op dit moment gesprekken
met nieuwe gemeenten gevoerd voor het openen van nieuwe BRP-inschrijfvoorzieningen.
Nieuwe inschrijfvoorzieningen zorgen voor een bredere geografische spreiding en een
structurele uitbreiding van de capaciteit. De financiering voor deze nieuwe inschrijfvoorzieningen
wordt meegenomen in de herijking de decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds.
Daarbij wordt ook rekening wordt gehouden met de extra middelen en capaciteit die
nodig zullen zijn om de resterende achterstand in 2025 weg te werken.
Vraag (107):
Wanneer wordt de huidige BRP-straat in Zevenaar/Arnhem ingezet en zonodig uitgebreid
zodat alle nareizigers daar direct na registratie bij de IND kunnen worden ingeschreven
in plaats van dat zij met hoge vervoerskosten naar andere BRP-straten vervoerd moeten
worden?
Antwoord:
Om alle nareizigers direct na registratie bij de IND in Zevenaar te kunnen inschrijven
in de BRP is een aanzienlijke uitbreiding van de BRP-straat in Zevenaar nodig. De
BRP-straat in Zevenaar wordt uitgevoerd door de gemeente Arnhem. Gemeente Arnhem onderzoekt
hoe zij de inschrijvingen van nareizigers kan overnemen. De huidige capaciteit van
de BRP-straat is beperkt. Om alle nareis inschrijvingen over te nemen is een aanzienlijke
opschaling nodig waarbij ook een nieuwe ruimte moet worden gevonden waarin de inschrijvingen
kunnen worden gedaan.
Op dit moment wordt samen met de gemeente Arnhem, het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de IND gewerkt aan een plan hoe een eventuele opschaling
en uitbreiding kan worden gerealiseerd. Dit vraagt om zorgvuldige voorbereiding en
planning. Over de definitieve uitvoering en planning moet nog besluitvorming plaatsvinden.
Vraag (108):
Is in de overwegingen om significant minder budget te reserveren voor de uitvoeringsorganisaties
(COA, Nidos, IND) gekeken naar de invloed van deze budgetverminderingen op de ontwikkeling
van kinderen waar deze uitvoerorganisaties voor verantwoordelijk zijn?
Antwoord:
De budgetkorting op de uitvoeringsorganisaties is gekoppeld aan een verwachte lagere
asielinstroom. Hoe deze budgetkorting wordt toegepast, zal in de komende jaren worden
bezien.
Vraag (109):
Wat wordt precies bedoeld met «Oekraïners die in Nederland verblijven van de juiste
toelatingspapieren behorend bij hun status te voorzien»? Om welke papieren gaat dit
en hoe wordt voorkomen dat Oekraïners moeten wachten op een sticker of een papier?
Antwoord:
Op het moment dat blijkt dat een Oekraïner voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke
bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming ontvangt diegene van
de IND een bijbehorend verblijfsbewijs in de vorm van een sticker of een O-document.
Er zijn voldoende documenten op voorraad. Deze documenten kunnen, nadat blijkt dat
iemand aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming voldoet, direct worden uitgereikt
(in het geval van een sticker) of binnen enkele dagen worden uitgegeven (in het geval
van een O-document op naam). Gedurende deze paar dagen staat al wel in het systeem
dat betrokkene tijdelijke bescherming heeft.
Vraag (110):
Hoeveel O-documenten zijn er in 2023 verstrekt?
Antwoord:
Personen die zich hebben geregistreerd op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming
(RTB) Oekraïne ontvangen een verblijfssticker in een geldig paspoort of op een apart
inlegvel. Een O-document wordt verstrekt als het niet mogelijk is om een verblijfssticker
te verstrekken, bijvoorbeeld als een paspoort is verlopen of als geen paspoort voorhanden
is en de nationaliteit met andere documenten is aangetoond.
In 2023 heeft de IND 28.640 personen geregistreerd die in aanmerking komen voor een
O-document of verblijfssticker op grond van de RTB Oekraïne.
In de periode 2022 tot en met september 2024 heeft de IND 119.020 personen geregistreerd
die in aanmerking komen voor een O-document of verblijfssticker op grond van de RTB
Oekraïne.
Bron: IND; peildatum 1 oktober 2024. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (111):
Hoeveel ontheemden uit Oekraïne die in Nederland tijdelijke bescherming hebben (en
een Nederlands bewijs van verblijf hebben) zijn in andere lidstaten in vreemdelingenbewaring
geplaatst of hebben andere problemen ondervonden omdat het bewijs van verblijf niet
werd (h)erkend door de autoriteiten van de andere lidstaten?
Antwoord:
De IND heeft geen inzicht in de plaatsing in vreemdelingenbewaring door andere lidstaten
van ontheemden uit Oekraïne met tijdelijke bescherming in Nederland. Ook zijn er geen
exacte cijfers bekend over het aantal ontheemden dat problemen heeft ondervonden tijdens
het reizen binnen het Schengengebied of op en neer naar Oekraïne. Eerder (medio 2023)
heeft de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Nederlandse documenten
in de systemen voor grenswachters laten plaatsen (PRADO en FADO). Verder wordt bezien
op welke wijze de rechten die aan het verblijfsbewijs verbonden zijn, kunnen worden
verduidelijkt opdat het vrij reizen van ontheemden uit Oekraïne binnen het Schengengebied
en op en neer naar Oekraïne is geborgd.
Vraag (112):
Op hoeveel asielverzoeken van Oekraïners is er in 2023 beslist? Kunt u aangeven wat
het inwilligingspercentage is? Hoeveel asielverzoeken van Oekraïners staan er nog
open? Hoeveel van deze verzoeken zijn van Oekraïners die niet onder de Richtlijn Tijdelijke
Bescherming (RTB) vallen? Hoeveel van deze asielverzoeken staan al langer dan 21 maanden
open? Kunt u aangeven op welke termijn een plan wordt gemaakt voor de behandeling
van de asielaanvragen van ontheemden uit Oekraïne die tijdelijke bescherming genieten
in Nederland?
Antwoord:
In 2023 was (tot 28 november) een Besluitmoratorium van kracht. In beginsel beslist
de IND dan niet op asielverzoeken, tenzij de maximale beslistermijn van 21 maanden
is verstreken. Gelet op het ingestelde besluitmoratorium kan dan onvoldoende worden
beoordeeld en gemotiveerd dat er géén risico bij terugkeer is. Dit betekent dat asielverzoeken
in beginsel worden ingewilligd.
In 2023 heeft de IND 390 asielverzoeken van Oekraïners afgehandeld. Het betrof in
verreweg de meeste gevallen een intrekking door de aanvrager of een afwijzing op grond
van de Dublin-verordening. Dit betekent dat een andere EU-lidstaat verantwoordelijk
is voor de behandeling van het asielverzoek. Verder is in eerste aanleg 1% van de
390 asielverzoeken ingewilligd en na (hoger) beroep nog eens 31%. De IND heeft gedurende
de looptijd van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming tot nu toe ca. 119.000 verzoeken
om tijdelijke bescherming ontvangen. De asielaanvragen die hieraan ten grondslag liggen,
worden op dit moment niet inhoudelijk behandeld. Op 1 oktober 2024 stonden er 670
asielverzoeken van Oekraïners open die niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming
vallen. Daarvan staan 310 asielverzoeken langer dan 21 maanden open.
De situatie – in Oekraïne – na afloop van de tijdelijke bescherming is ongewis. Het
daadwerkelijk inhoudelijk behandelen van ca. 119.000 asielaanvragen neemt jaren in
beslag. De inzet van Nederland is primair een Europees gecoördineerde aanpak voor
verblijf en terugkeer van ontheemden uit Oekraïne op de langere termijn. Ingeval een
dergelijke aanpak uitblijft of niet passend blijkt te zijn voor de Nederlandse situatie,
wordt er gewerkt aan een nationale terugvaloptie. Daarbij wordt verwezen naar het
antwoord op begrotingsvraag 113.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (113):
Hoeveel tijd heeft Nederland nodig voor invoering van de zogeheten nationale terugvaloptie
op het gebied van verblijfsrecht wanneer er geen besluit tot gezamenlijke Europese
verlenging van het verblijf van Oekraïners wordt genomen? Hoe wordt hier in de capaciteit
van de IND rekening mee gehouden?
Antwoord:
Het kabinet werkt aan de voorbereiding op de situatie na afloop van de tijdelijke
bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB), ook al lijkt een
einde aan het conflict nog niet in zicht. Onze inzet is en blijft in eerste instantie
om te komen tot een gezamenlijke Europese oplossing ten aanzien van terugkeer en indien
nodig langer verblijf. Voor het geval een Europese oplossing uitblijft en langer verblijf
nodig is, wordt er een terugvaloptie uitgewerkt. Hierbij wordt gekeken naar een aanpak
die toepasbaar is voor de omvangrijke groep ontheemden uit Oekraïne en ook uitvoerbaar,
waarbij de benodigde tijd tot invoering en de capaciteit van de betrokken organisaties
waaronder de IND worden betrokken.
Vraag (114):
Hoeveel personen met de Oekraïense nationaliteit zijn er sinds de inwerkingtreding
van de RTB aan de grens gedetineerd op grond van artikel 6 Vw? Kunt u dit uitsplitsen
per jaar? Wat was de gemiddelde duur van deze detentie? Welk percentage van de Oekraïners
in grensdetentie viel onder de RTB? Hoeveel van deze personen waren in het bezit van
een biometrisch Oekraïens paspoort?
Antwoord:
De Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) is op 4 maart 2022 in werking gesteld. Vanaf
deze datum tot en met 30 september 2024 zijn afgerond tien vreemdelingen met de Oekraïense
nationaliteit bij de Dienst Justitiële Inrichtingen11 ingestroomd op grond van artikel 6 Vw. Allen in het jaar 2024.
Direct na de Russische inval in Oekraïne was er sprake van een crisissituatie en de
beoordeling of aan de voorwaarden van de RTB werd voldaan was nieuw. Hierdoor was
niet altijd direct duidelijk welke gevolgen de activering van de RTB had voor onder
andere de toegang aan de grens. Als gevolg daarvan is in de beginperiode vaker besloten
om ontheemden uit Oekraïne direct toegang te geven tot Nederland. Sinds medio januari
2024 wordt er geheel volgens de toepasselijke regels met betrekking tot de grensprocedure
gehandeld. De IND mag maximaal vier weken doen over de beoordeling in de grensprocedure,
maar doet dit in zo’n kort mogelijke tijd. De exacte gemiddelde detentietijd in de
grensprocedure wordt voor geen enkele nationaliteit bijgehouden door de IND. De IND
registreert bij de grensprocedure ook niet of een Oekraïner onder de RTB valt en of
diegene in het bezit is van een biometrisch Oekraïens paspoort. Uit cijfers van de
Dienst Justitiële Inrichtingen komt naar voren dat de gemiddelde duur van de detentie
12,3 dagen bedroeg. Bij de Dienst Justitie Inrichtingen is geen informatie beschikbaar
over het percentage in grensdetentie dat viel onder de RTB of het aantal dat in het
bezit was van een biometrisch Oekraïens paspoort.
Vraag (115):
Wat is de onderbouwing voor de prestatie indicator in tabel 11 dat de opvangduur voor
statushouders 5,9 maanden is tot 2028? Wat is op dit moment de gemiddelde opvangduur
van statushouders in de opvang?
Antwoord:
Op dit moment is de gemiddelde verblijfsduur van een statushouder in de opvang ca.
6 maanden. Het is de inzet van dit kabinet om te zorgen voor uitstroom van statushouders
naar vervolghuisvesting in de gemeente. Hier zal fors op worden ingezet, om die reden
is uitgegaan van een lager gemiddelde in de tabel.
Vraag (116):
Hoeveel kinderen zitten er in de reguliere opvang en hoeveel kinderen zitten in de
noodopvang? Kan hier een overzicht van worden gegeven?
Antwoord:
Op 1 januari 2024 bevonden zich totaal 16.210 kinderen in de opvang. 890 kinderen
in de tijdelijke gemeentelijke opvang, 6.140 kinderen in de noodopvang en 9.180 kinderen
in de reguliere opvang.
Kinderen in de opvang (Peildatum 17-10-2024)
Tijdelijke gemeentelijke opvang – 890
Noodopvang – 6.140
Reguliere opvang – 9.180
Totaal – 16.210
Bron: COA. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (117):
Hoeveel kinderen worden opgevangen op cruiseschepen?
Antwoord:
Medio oktober 2024 verblijven 117 kinderen op een cruiseschip.
Vraag (118):
Op welke manier wordt gelet op kinderen op cruiseschepen en diens zwemvaardigheden?
Antwoord:
In het geval kinderen zijn geplaatst op schepen met opvangvoorzieningen wordt er door
het COA gezorgd voor zwemlessen. Ook krijgen zowel de ouders als de kinderen voorlichting
over diverse aspecten die zien op het verblijf op een schip. Daarnaast zijn op diverse
plekken waarschuwingsborden aangebracht. Het uitgangspunt is (overigens) dat kinderen
niet op schepen worden geplaatst. De huidige situatie van capacitaire druk zorgt ervoor
dat dit, ook al wordt het zoveel mogelijk voorkomen, niet altijd mogelijk is.
Vraag (119):
Hoeveel duurder is de opvang op respectievelijk een cruiseschip of een hotel in vergelijking
met reguliere opvang?
Antwoord:
De (integrale) kosten van een reguliere opvangplek in 2024 bedragen € 32.400 per bewoner.
In 2024 bedragen de (integrale) kosten in een hotel ca. € 94.200 per bewoner en de
kosten van een opvangplek op cruiseferry’s bedragen ca. € 63.000 per bewoner. Tot
op dit moment; 2024 is nog een lopend boekjaar.
Het betreft de integrale kosten. Dit betekent inclusief de niet locatie gebonden kosten
zoals de zorgkosten en de kosten voor de niet locatie gebonden overhead.
Vraag (120):
Kan een overzicht worden gegeven van de totale instroom middels gezinshereniging tussen
2017 en 2024?
Antwoord:
In de periode van 2017 tot en met september 2024 zijn 262.910 aanvragen om een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid in eerste aanleg
ingewilligd. Daarnaast zijn in dezelfde periode 64.930 verblijfsvergunningen asiel
voor bepaalde tijd op grond van nareis ingewilligd.
Vergunninghouders asiel kunnen binnen drie maanden na verlening van de vergunning
asiel voor bepaalde tijd een verzoek indienen voor gezinshereniging. Migranten die
op grond daarvan Nederland inreizen worden nareizigers genoemd. Zij vallen onder de
categorie asielmigratie, net als asielzoekers en hervestigde vluchtelingen. Voor reguliere
migranten en voor vergunninghouders asiel die langer dan drie maanden na verlening
een verzoek indienen voor gezinshereniging, geldt het reguliere beleid voor gezinshereniging.
Bron:IND, Metis, peildatum: voor 2017–2023 jaarstanden, 2024 peildatum 1-10-2024
Vraag (121):
Verwacht u een hogere instroom van het aantal mensen dat naar Nederland gaat in het
kader van gezinshereniging in 2025?
Antwoord:
In de recente prognoses die ten grondslag liggen aan de begroting wordt alleen een
specifieke prognose gegeven voor Asiel Nareis, oftewel gezinshereniging aangevraagd
door een statushouder. De recente prognoses gaan uit van een hogere instroom van het
aantal nareizigers in 2025 dan in 2024.
Vraag (122):
Hoeveel nieuwe reguliere opvanglocaties zijn er of zullen er in 2024 geopend worden
met hoeveel capaciteit?
Antwoord:
In 2024 zijn er 5 nieuwe reguliere opvanglocaties geopend, met een totale opvangcapaciteit
van 546 plekken. Een van deze 5 nieuwe locaties betreft een uitbreidingslocatie van
een al bestaande reguliere opvanglocatie. Een reguliere opvanglocatie is een locatie
die voldoet aan de (reguliere) kwaliteits- en voorzieningenstandaarden van het COA.
Op dit moment is de verwachting dat er in 2024 nog 6 locaties opgeleverd zullen worden,
met een totale capaciteit van 1.223 plekken. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst
dat de precieze momenten van oplevering afhankelijk zijn van de specifieke projectrisico’s
en daardoor nog kunnen wijzigen. Het betreft de volgende 6 locaties:
Capaciteit
Eindhoven
250
Enschede
550
Alkmaar
150
Leusden
80
Aerdenhout
28
Gorinchem
165
Totaal
1.223
Vraag (123):
Waarom is het COA er niet in geslaagd meer reguliere opvanglocaties te openen?
Antwoord:
Het openen van een reguliere opvanglocatie beslaat een niet onaanzienlijk tijdspad
en is afhankelijk van verschillende factoren.
Het COA is op de eerste plaats afhankelijk van de bereidwilligheid van de gemeenten
tot het vestigen binnen de gemeentegrenzen van een reguliere opvanglocatie. Dit is
afhankelijk van draagvlak, collegedoelen en mogelijkheden op het gebied van ruimtelijke
ordening. Vanuit het COA wordt hard gewerkt aan het verkrijgen van het noodzakelijke
bestuurlijke draagvlak, en met de gemeente aan het verkrijgen van draagvlak bij de
bewoners.
Van belang is op te merken dat veel inzet en inspanningen vanuit het COA in het afgelopen
periode zijn gegaan naar het openen van noodlocaties, en de daartoe vaak noodzakelijke,
kleine, verbouwingen. Inzet en inspanningen die ook nodig zijn geweest voor het veelvuldig
(moeten) sluiten van locaties voor noodopvang, gegeven de vaak korte doorlooptijd.
Gemeenten zijn daarbij dit jaar erg druk geweest met (het realiseren van) de opgave
uit de spreidingswet. Gemeenten hebben daarbij te maken met (langdurige) processen
die betrekking hebben op het vinden van de meest geschikte locatie en het betrekken
van de raad en de inwoners. Deze processen vragen veel tijd. De verwachting is dat
in 2025 er veel meer reguliere locaties zullen worden gerealiseerd.
Diverse factoren spelen een rol bij het (kunnen) openen van een (reguliere) opvanglocatie
en zijn van invloed op de termijn voor het openen ervan:
• De bouwkundige staat van de aangeboden locaties en de staat (van onderhoud) van (technische)
voorzieningen. Deze zijn vaak niet optimaal en behoeven allerlei aanpassingen. Ook
zijn de benodigde energievoorzieningen niet altijd al beschikbaar. Niet ieder aangeboden
pand is ook geschikt voor opvang. Bijvoorbeeld vanwege de ligging; gekeken wordt naar
de aanwezigheid in de omgeving van openbare voorzieningen zoals openbaar vervoer,
onderwijs- en zorgvoorzieningen.
• De aanwezigheid (of juist het ontbreken van) bestuurlijk draagvlak. Dit vraagt ook
om uitgebreide gesprekken en onderhandelingen met de gemeente over het verkrijgen
van draagvlak. Gemeente en het COA moeten ook overeenstemming (kunnen) bereiken over
de in de locatie te plaatsen doelgroep.
• Het onderhandelingstraject met de vastgoedeigenaar teneinde te komen tot huur of tot
aankoop. Dit traject moet goed verlopen (zo zal er overeenstemming moeten zijn over
de prijs) en vraagt tijd.
• Het projectontwikkelingsproces van (her)ontwikkeling of transformatie van de locatie
tot een opvang locatie, met alle bijbehorende voorzieningen. Locaties moeten onder
meer voldoen aan alle geldende milieu en duurzaamheidsvereisten voldoen. Regelmatig
brengt dit met zich mee dat installaties moeten worden vervangen door moderne installaties.
• Het vergunningentraject bij de gemeente moet goed verlopen, en vraagt veel tijd. De
noodzakelijke vergunning(en) moeten zijn afgegeven. Ingediende bezwaren zorgen voor
vertraging.
• Realisatie- en inrichtingstijd. Marktomstandigheden spelen een rol. Denk aan schaarste
in bouwpersoneel en in materialen.
In brede, algemene zin moet uitgegaan worden van 6 maanden tot zeker 3 jaar of langer
voordat een reguliere opvanglocatie geopend kan worden.
Vraag (124):
Klopt het dat de gemiddelde opvangduur van vergunninghouders na vergunningverlening
en de gemiddelde verblijfsduur in de opvang op basis van uitstroom (in het aantal
maanden) ten opzichte van 2023/2024 gelijk blijft de komende jaren (tot 2028)? Zo
ja, betekent dit dat er geen inzet of budget is voor snellere doorstroom van statushouders
naar huisvesting en het verminderingen van de wachtlijst bij de IND?
Antwoord:
De verblijfsduur van bewoners die op dit moment in de opvang verblijven met een vergunning
is 6,48 maanden. Het is op dit moment niet te zeggen of deze duur, of de duur van
het verblijf op het moment dat een vergunninghouder uitstroomt, zich in de komende
jaren wijzigt. Dit is onder meer afhankelijk van de woningen die in de komende jaren
beschikbaar komen voor vergunninghouders.
Vraag (125):
Hoe wordt de gezondheidszorg georganiseerd en betaald?
Antwoord:
Het COA is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de gezondheidszorg aan
asielzoekers.
Voor de curatieve zorg geldt dat het COA na aanbesteding een contract heeft met Arts
en Zorg. Binnen Arts en Zorg is GZA (Gezondheidzorg asielzoekers) verantwoordelijk
voor de huisartsenzorg op of nabij elk asielzoekerscentrum. De wijze waarop deze zorg
is georganiseerd is vergelijkbaar met de huisartsenzorg voor Nederlanders. Dit betekent
dat de asielzoeker eerst naar de huisarts van de door het COA gecontracteerde GZA
gaat voordat hij, indien nodig, wordt doorverwezen (poortwachtersfunctie).
Binnen Arts en Zorg is RMA Healthcare verantwoordelijk voor de uitvoering van de ziektekostenregeling
asielzoekers (nu RMA) d.w.z. de zorginkoop, verzekerdenadministratie en afhandeling
van de facturen van zorgverleners. Asielzoekers maken aanspraak op vergoeding van
zorg zoals is vastgelegd in de ziektekostenregeling (RMA). Het verstrekkingenpakket
van de RMA komt grotendeels overeen met het verstrekkingenpakket van de Zorgverzekeringswet
en de Wet langdurige zorg (Wlz) en bevat een aantal onderdelen uit de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo). Het verstrekkingenpakket is vastgesteld door J&V. De zorgkosten
die vergoed zijn door RMA worden volledig betaald door het COA.
Voor de preventieve zorg heeft het COA drie contracten met de GGD GHOR. De contracten
voor de niet wettelijke taken als gezondheidsbevordering, voorlichting en jeugdgezondheidszorg
zijn tot stand gekomen na een aanbestedingsprocedure. Onder het PGA (publieke gezondheidszorg
asielzoekers) vallen de wettelijk taken die de GGD uitvoert voor asielzoekers (tbc-screening,
bestrijding, technische hygiënezorg(THZ), infectieziekten).
Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten sinds 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering
van de jeugdhulp voor alle kinderen die in de betreffende gemeente verblijven. De
Jeugdwet maakt hierin geen onderscheid in rechtmatig en niet-rechtmatige kinderen.
Dit betekent dat de gemeenten in Nederland ook wettelijk verantwoordelijk zijn voor
de jeugdhulp voor asielkinderen. Financiering van de jeugdhulp vindt plaats via het
gemeentefonds en een decentralisatieuitkering.
De kosten van de curatieve en preventieve zorg zijn opgenomen in de kostprijs van
het COA.
Vraag (126):
Hoe wordt tandheelkundige zorg georganiseerd en betaald? Zijn er ook tandartsen die
vrijwillig een bijdrage leveren?
Antwoord:
De tandheelkundige zorg valt onder het verstrekkingenpakket van de ziektekostenregeling
asielzoekers (RMA). Asielzoekers tot 18 jaar hebben recht op dezelfde mondzorg als
Nederlandse jongeren met een basisverzekering. Boven de 18 jaar maakt een asielzoeker
uitsluitend aanspraak op hulp bij ernstige pijn- en/of kauwklachten. Tandartsen worden
gecontracteerd door RMA Healthcare.
De kosten voor mondzorg maken deel uit van de kosten voor curatieve gezondheidszorg
en zijn dus onderdeel van de kostprijs.
Bij het COA wordt niet centraal bijgehouden of er op locaties tandartsen zijn die
een vrijwillige bijdrage leveren. Wel is bekend dat deze situatie zich voordoet.
Vraag (127):
Welke opvanglocaties moeten in principe dicht in 2025?
Antwoord:
In 2025 staan geen sluitingen van de locaties van Nidos en haar contractpartners gepland.
Alle plekken bij Nidos zijn van duurzame aard.
Vraag (128):
Wat is de prognose voor de uitbreiding van het aantal plekken in opvanglocaties in
2025? (p.18).
Antwoord:
Op basis van de prognose die is opgesteld in het voorjaar 2024 is rekening gehouden
met een netto instroom van ca. 28.000 ontheemden in 2024 en was de verwachting dat
er per 1 januari 2025 ca. 136.000 ontheemden uit Oekraïne in Nederland zouden verblijven.
Op basis van deze prognose is de gemeenten gevraagd om 120.000 gemeentelijke opvangplekken
per 1 januari 2025 te realiseren met (financiële) ondersteuning van de Nationale Opvang
Organisatie (NOO). Dit najaar wordt de prognose geactualiseerd. Dan zal de opvangopgave
voor het benodigde aantal gemeentelijke opvangplekken per 1 juli 2025 vastgesteld
worden. Uit recente inzichten komt naar voren dat meer ontheemden die in Nederland
arriveren opvang in eigen circuit vinden dan voorheen het geval was, wat de druk op
de gemeentelijke opvang verlicht. Om gemeenten te ondersteunen bij hun taak zal snel
perspectief op de opvang worden geboden (duur, termijn, samenstelling van de opvang
etc), zodat zij hun inspanningen beter kunnen plannen.
Vraag (129):
Hoeveel van de geprognotiseerde nieuwe plekken in 2025 zijn van tijdelijke aard en
hoeveel zijn van structurele aard?
Antwoord:
Door de decentrale verantwoordelijkheid van de opvangcapaciteit door gemeenten bestaat
er geen volledig beeld van de samenstelling en kwaliteit van opvanglocaties die in
2025 zullen openen.
Vraag (130):
Klopt het dat de budgetten voor het COA en de IND meerdere jaren op rij te laag zijn
begroot?
Antwoord:
Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd
op de meerjarenproductieprognose (MPP) van het jaar t-1. Op basis van de MPP in jaar
t wordt ieder jaar opnieuw bezien of meer of minder middelen de komende jaren nodig
zijn voor de asielketen. Hiervoor kunnen claims worden ingediend. Besluitvorming hierover
vindt plaats in het voorjaar.
Vraag (131):
Kan een overzicht worden gegeven van het totaal aantal opvangplekken voor asielzoekers
dat per 2025 wordt geboden door de 20 welvarendste gemeenten (op basis van gemiddeld
huishoudensinkomen)?
Antwoord:
In de onderstaande tabel is uitgegaan van de CBS index 2020 voor het bepalen van de
top 20 van gemiddelde huishoudensinkomens (https://www.cbs.nl/nl/maatwerk/2023/35/inkomen-per-gemeente-en-wijk-2020).
Bij het bepalen van de opvangcapaciteit (op 1 juli 2025) is uitgegaan van de nu bekende
informatie met betrekking tot de looptijd van de locaties. Mogelijke verlengingen
van bestuursovereenkomsten voor zover nog niet bekend, zijn hier nog niet in meegenomen.
Gemeente
Provincie
Capaciteit op 01-07-2025
Wassenaar
Zuid-Holland
911
Bloemendaal
Noord-Holland
28
Laren (NH.)
Noord-Holland
–
Blaricum
Noord-Holland
250
Rozendaal
Gelderland
–
Heemstede
Noord-Holland
20
Oegstgeest
Zuid-Holland
200
Gooise Meren
Noord-Holland
120
Ouder-Amstel
Noord-Holland
30
Amstelveen
Noord-Holland
360
De Bilt
Utrecht
–
Waalre
Noord-Brabant
–
Voorschoten
Zuid-Holland
–
Zeist
Utrecht
426
Vught
Noord-Brabant
–
Utrechtse Heuvelrug
Utrecht
634
Wijdemeren
Noord-Holland
–
Albrandswaard
Zuid-Holland
–
Baarn
Utrecht
–
De Ronde Venen
Utrecht
–
TOTAAL
2.979
Vraag (132):
Kan een overzicht worden gegeven van het totaal aantal opvangplekken voor asielzoekers
dat per 2025 wordt geboden door de 20 minst welvarende gemeenten (op basis van gemiddeld
huishoudensinkomen)?
Antwoord:
In de onderstaande tabel is uitgegaan van de CBS index 2020 voor het bepalen van de
20 minst welvarende gemeenten, uitgaande van de gemiddelde huishoudensinkomens (https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2023/35/inkomen-per-gemeente-en-wijk-…).
Bij het bepalen van de opvangcapaciteit op 1 juli 2025 is uitgegaan van de nu bekende
informatie met betrekking tot looptijd van locaties. Mogelijke verlengingen van bestuursovereenkomsten
voor zover nog niet bekend, zijn hier nog niet in meegenomen.
Gemeente
Provincie
Capaciteit op 01-07-2025
Urk
Flevoland
–
Pekela
Groningen
–
Achtkarspelen
Friesland
–
Dantumadiel
Friesland
–
Noardeast-Fryslân
Friesland
–
Stadskanaal
Groningen
467
Staphorst
Overijssel
–
Twenterand
Overijssel
–
Westerwolde
Groningen
2.281
Enschede
Overijssel
550
Oldambt
Groningen
180
Hoogeveen
Drenthe
958
Almelo
Overijssel
288
Veendam
Groningen
–
Kerkrade
Limburg
–
Reimerswaal
Zeeland
–
Emmen
Drenthe
724
Harlingen
Friesland
–
Weststellingwerf
Friesland
–
Eemsdelta
Groningen
904
TOTAAL
6.352
Vraag (133):
Op basis waarvan worden niet-gouvernementele organisatie (ngo's) die subsidie krijgen
voor ondersteuning van zelfstandig vertrek bekostigd? Worden hier voorwaarden of bepaalde
doelstellingen en indicatoren aan gekoppeld?
Antwoord:
De ngo’s ontvangen subsidie op basis van de Subsidieregeling Ondersteuning Zelfstandig
Vertrek 2023 (OZV 2023). Hiervoor wordt jaarlijks in de begroting een bedrag van ongeveer
€ 3.500.000 gereserveerd.
De hoofdvoorwaarde aan een verstrekte subsidie is, dat de projectactiviteiten bijdragen
aan het beleidsdoel om zelfstandige terugkeer met herintegratieondersteuning van vertrekplichtige
vreemdelingen (of dakloze EU-onderdanen) te realiseren. DTenV verstrekt een subsidie
na een positieve beoordeling van de ingediende projectplannen.
Aan de subsidieaanvraag worden daarnaast verschillende administratieve en financiële
voorwaarden gesteld als verzekering dat de projectactiviteiten daadwerkelijk door
de ngo kunnen worden uitgevoerd, er sprake is van financiële stabiliteit van de ngo
en de gemaakte kosten op een deugdelijke manier kunnen worden verantwoord (zie artikel
8 OZV 2023).
In de projectbeschrijving omschrijven de ngo’s de projectactiviteiten en een indicatie
van meetbare doelstellingen die zij met de activiteiten trachten te bereiken, bijvoorbeeld
aantal voorlichtingsgesprekken, informatiebijeenkomsten, terugkeerders met herintegratieondersteuning
en monitoringsmissies. In de voortgangsgesprekken die DTenV met de ngo’s voert zijn
deze meetbare doelstellingen de indicatoren op basis waarvan hun inspanningsverplichtingen
worden beoordeeld. Bij achterblijven van meetbare doelstellingen en hieraan gekoppelde
onderuitputting van het projectbudget, kan DTenV uitbetaling van financiële voorschotten
uit- of afstellen, of na vaststelling het subsidiebedrag verlagen. De ngo’s dienen
bij de eindrapportage ook altijd een goedkeurende accountantsverklaring te overleggen.
Vraag (134):
Richt de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) zich naast gedwongen vertrek ook op vrijwillig
vertrek? Kunt u cijfers aanleveren van de caseload en de daadwerkelijk vertrokken
mensen met een uitsplitsing naar de aantallen bij DT&V en die van de (gezamenlijke)
ngo's?
Antwoord:
Als uitvoerder van het Nederlandse terugkeerbeleid heeft DTenV de opdracht vreemdelingen
zonder verblijfsrecht rechtmatig en respectvol te laten terugkeren naar het land van
herkomst. Het streven is dat vreemdelingen zo veel mogelijk zelfstandig uit Nederland
vertrekken. Daarbij krijgen zij waar nodig hulp van DTenV, bijvoorbeeld bij het verkrijgen
van reisdocumenten. Ook helpt DTenV de vreemdeling perspectief te krijgen op herintegratie
in het land van herkomst. Hiervoor werken we samen met diverse (maatschappelijke)
organisaties. Op 30 september 2024 bedraagt de caseload van DTenV 10.490 vreemdelingen.
2020
2021
2022
2023
2024 (t/m sept.)
Vertrek met IOM / ngo
1.520
1.290
1.230
1.560
1.310
Overig aantoonbaar vertrek
2.840
2.470
3.140
4.210
3.370
Totaal
4.360
3.760
4.370
5.780
4.680
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (135):
Kunt u een overzicht geven van de landen waar migranten naar zijn teruggekeerd (zowel
vrijwillig als gedwongen) en dat uitsplitsen per maand vanaf 1 januari 2023 tot de
meest recente cijfers?
Antwoord:
De gevraagde specificering per maand naar bestemmingsland, in combinatie met het soort
vertrek, zou leiden tot een groot aantal afzonderlijke tabellen, met kleine aantallen.
Omwille van de overzichtelijkheid is de vraag daarom beantwoord met drie tabellen
die samen inzicht geven in de landen waar migranten naartoe vertrekken.
Tabel 1 bevat per maand het vertrek naar type bestemmingsland. Ook is een opsplitsing
gemaakt naar zelfstandig vertrek en gedwongen vertrek.
Maand
Land van herkomst
Onder Dublin verordening
Ander bestemmingsland
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
Zelfstandig
Gedwongen
Zelfstandig
Gedwongen
Zelfstandig
Gedwongen
jan-23
340
80
30
80
30
10
310
feb-23
280
100
30
90
40
10
300
mrt-23
180
90
30
80
30
10
410
apr-23
160
80
20
80
40
10
400
mei-23
180
100
50
110
10
10
440
jun-23
150
100
30
80
20
20
400
jul-23
250
100
30
100
40
20
420
aug-23
210
120
50
90
50
30
420
sep-23
190
110
50
70
40
20
430
okt-23
190
110
50
100
50
10
500
nov-23
170
90
60
80
40
10
560
dec-23
190
100
60
70
40
20
430
jan-24
170
100
60
100
30
20
520
feb-24
220
160
70
120
10
20
540
mrt-24
310
150
70
100
50
20
510
apr-24
190
140
80
110
20
20
490
mei-24
220
130
60
90
40
20
510
jun-24
170
110
50
100
30
10
440
jul-24
210
140
80
90
30
20
460
aug-24
150
150
30
80
30
20
460
sep-24
120
80
30
70
30
10
350
Daarnaast is in tabellen 2 en 3 per type bestemmingsland een top-10 van landen gegeven,
over de gehele periode januari 2023 tot en met september 2024. De gegevens zijn wederom
uitgesplitst in zelfstandig vertrek en gedwongen vertrek.
Tabel 2:
Top-10 vertrek naar herkomstlanden (jan-23 t/m sept 24)
Aantal personen
Zelfstandig
Gedwongen
1. Polen
0
590
2. Marokko
180
310
3. Turkije
290
40
4. Nigeria
280
50
5. Albanië
220
70
6. Moldavië
260
30
7. Oezbekistan
240
10
8. India
200
50
9. Tadzjikistan
230
0
10. Indonesië
220
<5
Tabel 3:
Top-10 vertrek naar Dublinlanden (jan-23 t/m sept 24)
Aantal personen
Zelfstandig
Gedwongen
1. Duitsland
510
670
2. Spanje
130
320
3. Frankrijk
130
220
4. Oostenrijk
50
210
5. Zwitserland
20
120
6. België
80
60
7. Kroatië
20
80
8. Zweden
20
40
9. Bulgarije
<5
40
10. Denemarken
10
20
Bron: DTenV. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (136):
Hoeveel amv's verblijven er momenteel in de opvang voor volwassenen?
Antwoord:
Medio oktober 2024 verblijven 1.211 amv’s in een reguliere opvanglocatie. Het betreft
jongeren die tenminste 17 jaar en 9 maanden zijn en jongeren die met een begeleider
– niet zijnde een of meerdere ouders – naar Nederland zijn toegekomen.
Vraag (137):
Hoeveel amv's wachten er langer dan 6 maanden op een aanmeldgehoor? Wat is de gemiddelde
wachttijd voor amv's voor het aanmeldgehoor? Wachten amv's gemiddeld langer op een
aanmeldgehoor dan volwassenen? Zo ja, wat is de reden dat amv's langer wachten op
een aanmeldgehoor dan volwassen aanvragers?
Antwoord:
Op peildatum 1 oktober 2024 wachtten 520 amv’s langer dan een half jaar op een aanmeldgehoor.
Amv’s wachtten op peildatum 1 oktober 2024 gemiddeld 23 weken op een aanmeldgehoor.
Voor niet-amv’s is de wachttijd voor een aanmeldgehoor 4 weken. Reden dat amv’s langer
moeten wachten op een aanmeldgehoor is de sterke stijging – in zowel absolute zin
en als aandeel van de gehele asielinstroom – van de amv-instroom sinds de zomer van
2021. Aanmeldgehoren van amv’s zijn arbeidsintensiever dan die van andere asielzoekers.
De IND besteedt tijdens de gehoren onder meer extra aandacht aan de gezinsleden, woonadressen
en de levensloop van de amv. Ook voert de IND een leeftijdsschouw uit. Bovendien kunnen
amv’s, mede gezien het feit dat het hier een kwetsbare groep betreft, alleen worden
gehoord door medewerkers die daarvoor een speciale training hebben gevolgd.
De IND streeft ernaar alle al langer wachtende amv’s binnen afzienbare tijd een aanmeldgehoor
te geven. Met het oog daarop wordt sinds 1 juli jl. een inhaalslag gemaakt. Amv’s
die nu asiel aanvragen, krijgen veel sneller een aanmeldgehoor dan het hiervoor genoemde
gemiddelde van 23 weken.
Vraag (138):
Hoeveel opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne worden er binnen afzienbare tijd
gerealiseerd?
Antwoord:
Vanwege de decentrale verantwoordelijkheid voor de opvangcapaciteit door gemeenten
hebben we hier niet volledig zicht op.
Vraag (139):
Kunt u aangeven in hoeverre u verwacht dat de instroom van Oekraïners de komende maanden
gaat toenemen of afnemen? Met hoeveel procent? Hoeveel procent van het totaal aantal
Oekraïners die zich in Europa bevinden vangt Nederland op? Hoe verhoudt zich dat tot
andere landen?
Antwoord:
• In lijn met de MPP wordt een prognose opgesteld voor de netto instroom van Oekraïense
ontheemden. Op basis van de huidige prognose wordt rekening gehouden met een gemiddelde
netto instroom van 540 ontheemden per week.
• Op dit moment wordt de prognose herijkt en zal gekeken worden naar de te verwachten
instroom voor de komende maanden. In november zal uw Kamer hierover geïnformeerd worden.
• In deze prognose wordt ook meegenomen hoe de daadwerkelijke realisatie van de instroom
zich ontwikkeld heeft ten opzichte van de huidige prognose. Deze prognose zal de basis
vormen voor de vaststelling van het aantal benodigde opvangplekken voor medio 2025.
• Uit informatie van de Europese Commissie blijkt dat Nederland op dit moment 2,6% opvangt
van het totaal aantal ontheemden dat wordt opgevangen door de lidstaten van de EU,
Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Ter vergelijking enkele buurlanden: Duitsland vangt
25,3% op, Polen 21,6%, Frankrijk 2,2% en België 1,9%. Dit betreft het aantal personen
dat is ingeschreven onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming.
• Het instituut Clingendael onderzoekt in opdracht van het Ministerie van AenM regelmatig
de verwachtingen ten aanzien van de beschermingsopdracht voor ontheemden uit Oekraïne.
Op 27 september jl. is het meest recente rapport verschenen.12
Vraag (140):
Waarom zijn de kosten voor verzorging zo sterk toegenomen van 2023 naar 2024? Kunnen
die kosten nader worden toegelicht en uitgesplitst?
Antwoord:
De stijging van de verzorgingskosten bij Nidos kent meerdere oorzaken. Ten eerste
zijn de personeels- en apparaatskosten ten opzichte van 2023 gestegen. Daarnaast lukt
het Nidos door een tekort aan woningen niet om voldoende kleinschalige wooneenheden
(KWE, woonhuizen) te vinden, waardoor meer jongeren in kinderwoongroepen (KWG) worden
opgevangen. In KWG is meer begeleiding aanwezig dan in KWE, waardoor de kostprijs
voor deze opvangvorm hoger ligt en de totale verzorgingskosten zijn gestegen. Tenslotte
vangt Nidos verhoudingsgewijs in 2024 meer jongeren op in KWE en KWG en minder in
opvanggezinnen (OWG). De kostprijs van een OWG-plek is lager dan de kostprijs van
een KWE- en KWG-plek, wat er eveneens toe leidt dat de totale verzorgingskosten zijn
toegenomen.
Vraag (141):
Wat is de stand van zaken voor een stabiele financiering voor de IND?
Antwoord:
Begin 2024 is de opdracht gegeven aan een externe partij om een advies met betrekking
tot de toekomstbestendige bekostigingssystematiek voor IND te geven. In de afgelopen
maanden is onderzoek gepleegd om te komen tot dit advies met betrekking tot de structurele
financiering. Het uitgangspunt is dat de financieringsvorm ondersteunend is aan de
meerjarige opdrachten van de IND. Op korte termijn wordt dit advies verder geconcretiseerd
en zal gedeeld worden met uw Kamer.
Vraag (142):
Wat is de stand van zaken van de motie van het lid Van Nispen over een plan van aanpak
voor het verkorten van beslistermijnen in asiel- en nareiszaken en het wegwerken van
wachtlijsten bij de IND (Kamerstuk 36 349, nr. 15)?
Antwoord:
U wordt dit najaar schriftelijk geïnformeerd over de uitwerking van de motie van het
lid Van Nispen inzake plan van aanpak voor het verkorten van de beslistermijnen in
asiel- en nareiszaken. Hierbij wordt verwezen naar de onlangs uitgebrachte Stand van
de Uitvoering van 11 juni 2024. Daarin staat dat de IND de ambitie heeft om via drie
lijnen tot 2028 te werken om de voorraad van aanvragen terug te dringen en tijdiger
te beslissen op de aanvragen. Zoals de IND heeft gecommuniceerd doet zij dit door
1) de complexiteit in de behandeling van een aanvraag te verminderen, 2) door slimmer
en efficiënter te werken en 3) door meer personeel aan te trekken.
Vraag (143):
Kan de Kamer de herziene MPP cijfers van dit najaar voor de begrotingsbehandeling
van het Ministerie van Asiel en Migratie ontvangen? Worden de cijfers van deze nieuwe
MPP ook doorvertaald naar nieuwe financiële afspraken met COA en IND? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord:
In de brief over de actuele situatie asielketen, die op korte termijn, maar na de
begrotingsbehandeling naar uw Kamer wordt verstuurd, worden de uitkomsten van de MPP
met u gedeeld. De MPP is één van de bronnen in het kader van stukken die in het kader
van de P&C-cyclus worden opgesteld, waaronder de opdrachtbrieven aan de uitvoeringsorganisaties
zoals COA en IND, maar ook de hernieuwde afspraken/ opdrachten en de financiële verantwoordingen.
Vraag (144):
Klopt het dat het algoritme Intelligent zoeken Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV)
niet voldoet aan het toetsingskader van de Algemene Rekenkamer?
Antwoord:
Op 18 mei 2022 heeft de Algemene Rekenkamer het rapport «Algoritmes getoetst» naar
de Tweede en Eerste Kamer gestuurd en gepubliceerd. Het klopt dat in het rapport door
de Algemene Rekenkamer is geconstateerd dat het algoritme voor intelligent zoeken
in de BVV op een aantal onderdelen niet voldoet aan het toetsingskader van de Algemene
Rekenkamer.
Naar aanleiding van dit onderzoek zijn beheersmaatregelen genomen of in onderzoek.
Aan de Kamer is eerder gemeld dat de risico’s op de inzet van het zoekalgoritme op
de BVV, acceptabel zijn. Het algoritme gebruikt geen variabelen die discriminatie
in de hand werken; heeft geen zelflerend vermogen en trekt geen conclusies. Het wordt
door ketenpartners gebruikt als hulpmiddel bij het zoeken naar vreemdelingen.
Het algoritme is gepubliceerd in het algoritmeregister op Overheid.nl.
Vraag (145):
Welke veranderingen in het BVV zijn doorgevoerd sinds het negatieve oordeel van het
toetsingskader van de Algemene Rekenkamer?
Antwoord:
De Basis Voorziening Vreemdelingen is het informatiesysteem in de migratieketen waarin
basisgegevens van vreemdelingen in Nederland zijn opgeslagen. In de BVV zelf zijn
geen veranderingen doorgevoerd. T.a.v. het algoritme wordt opgemerkt dat de correcte
werking van het algoritme regelmatig wordt getoetst. Waar nodig zijn de IT-controls
t.a.v. de leverancier aangescherpt.
Aan de Kamer is eerder gemeld dat de risico’s op de inzet van het zoekalgoritme op
de BVV, acceptabel zijn. Het algoritme gebruikt geen variabelen die discriminatie
in de hand werken; heeft geen zelflerend vermogen en trekt geen conclusies. Het wordt
door ketenpartners gebruikt als hulpmiddel bij het zoeken naar vreemdelingen.
Het algoritme is gepubliceerd in het algoritmeregister op Overheid.nl.
Vraag (146):
Wat was de kritiek van de Algemene Rekenkamer op het algoritme op grenscontroles en
wat is hiermee gebeurd?
Antwoord:
Het rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) gaat over het Advanced Passenger Information-3
systeem (API). Dit is een IT-systeem van het Ministerie van Defensie. De AR heeft
geconcludeerd dat er serieus werk wordt gemaakt van de risicobeheersing rondom inzet
van het algoritme bij grenscontrole. Niettemin zijn er aanbevelingen gedaan met betrekking
tot onduidelijkheden in rollen, taken en verantwoordelijkheden op het gebied van IT-beheer
tussen de Koninklijke Marechaussee (KMar), het Ministerie van Defensie en het Ministerie
van JenV als voorganger van het Ministerie van Asiel en Migratie, evenals ten aanzien
van de evaluatie van risicoprofielen. De verdere uitwerking en borging van IT-beheer
worden nader uitgewerkt en bekrachtigd in een data protection impact assessment (DPIA).
Daarnaast wordt hard gewerkt om duidelijke kaders te scheppen waaronder voor de evaluatie
van het gebruik van risicoprofielen. Dit past bij de kabinetsinzet waar informatiegestuurd
optreden bijdraagt aan doelmatig en doeltreffende grenscontroles.
Vraag (147):
Hoeveel fte was er op 1 januari 2024 beschikbaar voor de afhandeling van nareiszaken
en hoeveel extra fte zal er in 2025 ingezet worden om de achterstanden weg te werken?
Antwoord:
Per 1 januari 2024 is ruim 300 fte beschikbaar (exclusief ondersteuning) voor de afhandeling
van nareiszaken. Aanvullend is een totale uitbreiding van 100 – 120 fte voorzien;
de uitbreiding van deze extra capaciteit staat gepland voor eind 2024/begin 2025.
Vraag (148):
Wat is het te verwachten bedrag aan dwangsommen indien de generieke verlenging van
de beslistermijn juridisch niet houdbaar blijkt?
Antwoord:
Wanneer de generieke verlenging van de beslistermijn asiel (van 6 naar 15 maanden)
juridisch onhoudbaar blijkt en met terugwerkende kracht geheel ongedaan wordt gemaakt,
zal de verwachte potentiële dwangsomschuld op asiel voor de jaren 2024 t/m 2027 in
totaal gezamenlijk (dus niet per jaar) stijgen met circa € 52,– miljoen.
Voor de jaren 2028 en verder heeft het geen gevolgen, omdat de beslistermijn in alle
asielzaken dan weer 6 maanden bedraagt.
Het beeld is gebaseerd uit de meest recente herijking uit april van het lopend jaar.
Op dit moment worden de verwachtingen herijkt en bijgesteld.
Vraag (149):
Binnen welke termijn wordt verwacht asielaanvragen en nareisaanvragen weer binnen
de wettelijke termijn te behandelen?
Antwoord:
Alhoewel de IND onverminderd blijft inzetten op het verder verhogen van de productie
zijn de voorraden op asiel – en nareisaanvragen zodanig hoog en de doorlooptijden
dusdanig lang, dat de IND niet in staat zal zijn de komende jaren binnen de wettelijke
beslistermijn (van oorspronkelijk 6 maanden) te beslissen. Er zijn ook geen eenvoudige
maatregelen meer te nemen om de aanvragen weer binnen wettelijk termijn te behandelen.
Uiteraard blijft de IND ook de komende jaren wel investeren in het ophogen van de
productie. Dit zal echter niet voldoende zijn om op korte termijn in te lopen op de
voorraden en de instroom bij te houden. De aanstaande veranderingen in het asielproces
ten gevolge van het asiel- en migratiepact en de uitwerking van het hoofdlijnen akkoord
zullen in eerste instantie tot een verzwaring van deze problematiek te leiden, alvorens
de effecten van het asiel- en migratiepact, de veranderingen het hoofdlijnen akkoord
en de nieuwe asielprocedure uiteindelijk tot een merkbare verbetering zullen leiden.
Vraag (150):
Hoeveel Oekraïners volgen Nederlands taalonderwijs vanuit de zogenoemde WEB-gelden?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om te achterhalen hoeveel ontheemden uit Oekraïne taallessen
volgen die gefinancierd worden vanuit de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Dit
wordt niet landelijk geregistreerd.
Vraag (151):
Wanneer ontvangt de Kamer de voor september 2024 toegezegde informatie n.a.v. de motie
van de leden Brekelmans en Van den Brink over onderzoeken hoe bij kansarme asielaanvragen
aan het begin van de procedure de waarschijnlijke optie van terugkeer een nadrukkelijkere
plek kan krijgen (Kamerstuk 19 637, nr. 3146)?
Antwoord:
Met de ontwikkeling van de PBL wordt reeds invulling gegeven aan de motie. Tijdens
de begeleiding, die vreemdelingen die in de PBL zijn geplaatst zullen ontvangen, komt
de optie van terugkeer uitgebreid aan bod. De DT&V zal hierbij individuele voorlichtingsgesprekken
voeren met de vreemdelingen in de PBL. Deze begeleiding zal al starten voordat de
asielbeschikking wordt uitgereikt. Omdat de PBL-aanpak in ontwikkeling is, vind ik
het van belang om ook op andere manieren terugkeer nadrukkelijk een plek te geven
tijdens de asielprocedure van kansarme asielzoekers. Ik verwacht uw Kamer voor het
kerstreces over de mogelijkheden daarvoor te informeren.
Vraag (152):
Kunt u de namen van de moties in de tabel opnemen en de tabel nogmaals naar de Kamer
sturen?
Antwoord:
U vindt de tabel in de bijlage.
Vraag (153):
Wat is de stand van zaken t.a.v. de uitvoering van de motie van het lid Bisschop over
het uitwerken van verschillende beleidsvarianten voor een bovengrens aan immigratie
(Kamerstuk 36 333, nr. 67)?
Antwoord:
Het kabinet werkt, zoals ook de Minister-President heeft aangegeven tijdens de Algemene
Politieke Beschouwingen, aan beheersbare migratie door in te zetten op het oplossen
van de knelpunten per migratiestroom. Dat ligt in het verlengde van de Staatscommissie
Demografische Ontwikkelingen 2050. Dit vraag een gerichte aanpak per migratiestroom,
zoals beschreven in het regeerprogramma. Voor asielmigratie gebeurt dit door in te
zetten op het zo drastisch mogelijk beperken hiervan door het asielstelsel ingrijpend
te hervormen en de asielketen per direct te ontlasten. In het regeerprogramma treft
u tevens de uitwerking voor de andere migratiestromen.
Vraag (154):
Wat is de stand van zaken t.a.v. de uitvoering van de motie van het lid Diederik van
Dijk over bezien hoe de verslagen van de gesprekken van de regietafels voortaan openbaar
kunnen worden gemaakt (Kamerstuk 36 410-VI, nr. 86)?
Antwoord:
Met de PRT’s is afgesproken dat de verslagen conform de Wet Open Overheid worden opgesteld.
Uit een rondgang uit de PRT’s blijkt dat 6 van de PRT’s hun verslagen actief openbaar
willen maken. De overige PRT’s willen de verslagen passief (op verzoek) openbaar maken.
Dit wordt meegenomen in uitvoering van deze motie waarop wij op een later moment terugkomen.
Vraag (155):
Wat is de stand van zaken t.a.v. de uitvoering van de motie van het lid Diederik van
Dijk c.s. over mogelijkheden verkennen om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond
zwaarder mee te wegen (Kamerstuk 36 196, nr. 10)?
Antwoord:
Ter uitwerking van deze motie wordt conform eerdere toezegging binnenkort Kamerbrief
en beslisnota naar de Tweede Kamer gestuurd. Hiervan gaat ook een afschrift naar de
Eerste Kamer.
Vraag (156):
Wat is de stand van zaken t.a.v. de uitvoering van de motie van het lid Bisschop over
inventariseren welke investeringen noodzakelijk zijn om te komen tot een robuuste
en wendbare asielketen (Kamerstuk 19 637, nr. 2798)?
Antwoord:
In de afgelopen jaren is gebleken dat het op- en afschalen van de capaciteit van de
IND en het COA en het meebewegen met de actuele asielinstroom en opvangbehoefte niet
meer werkt. Het COA is afhankelijk van draagvlak bij gemeenten en omwonenden, geschikt
vastgoed en personeel die vaak op korte termijn niet beschikbaar zijn of alleen tegen
hoge kosten.
Bij voorjaarsnota 2023 is daarom besloten dat het Rijk een vaste capaciteit van 41.000
opvangplekken met bijbehorende personele bezetting meerjarig (stabiel) financiert.
Er wordt niet afgeschaald onder deze vaste capaciteit van opvangplekken van reguliere
kwaliteit. Als er minder asielzoekers zijn dan kan een deel ingezet worden voor andere
groepen (bijvoorbeeld studenten en daklozen). Het COA kan hierdoor beter anticiperen
op fluctuaties in de bezetting tegen lagere kosten voor personeel en huisvesting dan
bij noodopvang het geval is.
Met de vanaf 2027 beschikbare middelen in de begroting is het niet mogelijk om deze
stabiele capaciteit van 41.000 opvangplekken aan te blijven houden. Daarmee is de
structurele financiering van de vaste voorraad vooralsnog niet geborgd in de Rijksbegroting.
Bij de IND is begin 2024 de opdracht gegeven aan een externe partij om een advies
met betrekking tot de toekomstbestendige bekostigingssystematiek voor IND te geven.
In de afgelopen maanden is onderzoek gepleegd om te komen tot dit advies met betrekking
tot de structurele financiering. Het uitgangspunt is dat de financieringsvorm ondersteunend
is aan de meerjarige opdrachten van de IND. Dit advies behoeft nog verdere concretisering
waar de komende tijd aan gewerkt zal worden. De uitkomsten hiervan zullen gedeeld
worden met uw Kamer.
Vraag (157):
Wat is de stand van zaken t.a.v. de uitvoering van de motie van de leden Diederik
van Dijk en Brekelmans over maatregelen treffen om het no-showpercentage bij IND-gehoren
terug te dringen (Kamerstuk 36 349, nr. 16)?
Antwoord:
U wordt dit najaar, door middel van de Kamerbrief over de actuele situatie asielketen
en uitkomsten MPP-2024-II, geïnformeerd over de uitwerking van de motie van de leden
van Dijk en Brekelmans over de getroffen maatregelen om het no-showpercentage bij
de IND-gehoren terug te dringen.
Vraag (158):
Wat is de stand van zaken t.a.v. de uitvoering van de motie van het lid Diederik van
Dijk c.s. over verkennen hoe andere lidstaten invulling geven aan het beginsel van
effectieve rechtsbescherming voor vreemdelingen (Kamerstuk 35 749, nr. 11)?
Antwoord:
Uw Kamer ontvangt z.s.m. en uiterlijk vóór het kerstreces een schriftelijke reactie
op de motie.
Vraag (159):
Hoeveel aanvragen zijn er binnen de PBAA afgewezen? Hoeveel aanvragen zijn ingewilligd?
Antwoord:
Binnen de PBAA zijn 500 aanvragen afgewezen. Er zijn 17.440 aanvragen ingewilligd.
Daarnaast zijn er 80 zaken niet-inhoudelijk afgedaan, bijvoorbeeld vanwege intrekking
van de aanvraag.
In totaal zijn in de PBAA 18.020 aanvragen afgehandeld.
Bron: IND; peildatum 1 oktober 2024. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (160):
Wat is het aantal extra asielaanvragen die zijn behandeld door de instelling van de
PBAA?
Antwoord:
In PBAA zijn 18.020 asielaanvragen afgehandeld. Bij de start van de PBAA is aangegeven
dat capaciteit van de directie Asiel & Bescherming zou worden ingezet voor de PBAA,
waardoor Asiel & Bescherming 5.000 minder zaken af zou kunnen doen gedurende de looptijd
van de PBAA. Dit betekent dat door BPAA er 13.000 extra zaken zijn afgehandeld in
de periode van mei 2023 tot en met juli 2024.
Bron: IND, peildatum 1 oktober 2024. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (161):
Welke maatregelen worden er genomen om ook in de toekomst de specifieke aandacht voor
kwetsbare groepen in de opvang te waarborgen?
Antwoord:
Het COA heeft op dit moment specifiek beleid voor kinderen en amv. Ook geven COA medewerkers
structureel aandacht aan andere (extra) kwetsbare personen in de opvang. Daarbij wordt
erkend dat er groepen zijn waarbinnen risico op kwetsbaarheid nadrukkelijker aanwezig
is. In dit kader kan er worden gesproken over kwetsbare groepen in de opvang, waarbij
altijd wordt uitgegaan van kwetsbaarheid op persoonsniveau.
De niet-limitatieve lijst van personen die binnen deze groepen kunnen vallen bevat
onder andere LHBTI-personen en slachtoffers van seksueel, gender, racistisch of religieus
geweld en slachtoffers van een gedwongen huwelijk en kindbruiden.
Het COA zorgt ervoor dat eventuele kwetsbaarheden en bijzondere opvangbehoeften van
bewoners zo snel mogelijk worden gesignaleerd. Het COA is voornemens om, in lijn met
de nieuwe bepalingen in de Opvangrichtlijn, een training te ontwikkelen voor COA-medewerkers
die deze beoordeling zullen uitvoeren op locatie en op basis daarvan passende begeleiding
en/of doorverwijzing kunnen bieden.
Daarnaast werkt het COA op alle locaties, inclusief de centrale ontvangstlocatie,
met getrainde contactpersonen die aandacht hebben voor potentieel kwetsbare personen,
zoals LHBTI-personen of slachtoffers mensenhandel. Daarnaast zijn er opgeleide aandachtsfunctionarissen
meldcode die letten op signalen van o.a. huiselijk of eergerelateerd geweld en kindermishandeling.
De contactpersonen zijn kennisdrager op hun thema en fungeren als intern en extern
aanspreekpunt op dit gebied. Ze onderhouden het netwerk met relevante partnerorganisaties
in de omgeving voor doorverwijzing van bewoners en andere vormen van samenwerking.
Vraag (162):
Hoeveel kinderen in de opvang hebben nu geen toegang tot onderwijs?
Antwoord:
Het aantal is op dit moment niet te geven. Het COA registreert niet standaard of kinderen
al dan niet naar school gaan. Overigens valt de beschikbaarheid en organisatie van
het onderwijs niet onder de verantwoordelijkheid van het COA.
Vraag (163):
Hoeveel kinderen in de opvang hebben nu geen mogelijkheid om buiten te spelen?
Antwoord:
Het COA Ruimtelijk Functioneel Programma van Eisen voor de reguliere locaties van
het COA, en het Programma van Eisen voor de locaties voor noodopvang beschrijven dat
locaties worden voorzien van een buitenspeelplaats. Voor jongere en oudere kinderen
zijn er gebieden voor recreatie en sport zoals basketbal-, volleybal- en voetbalvelden.
Voor de kinderen tot 6 jaar worden voorzieningen als een wipkip, duikelrek of speelhuis
met glijbaan geplaatst.
Weliswaar is niet altijd bij het begin van de ingebruikname van een noodopvanglocatie
buitenspeelgelegenheid ook aanwezig. De aanwezigheid hiervan is wel het uitgangspunt,
en zij wordt dan ook spoedig aangebracht. Is er geen specifieke buitenspeelruimte
(nog) beschikbaar dan worden er allerlei activiteiten voor kinderen georganiseerd.
Vraag (164):
Kunt u een overzicht geven van het aantal opvanglocaties waar meer dan 500 asielzoekers
worden opgevangen, waar tussen de 400–499, 300–399, 200–299, 100–199 asielzoekers
worden opgevangen en waar tussen de 1 en de 99 asielzoekers worden opgevangen?
Antwoord:
In de onderstaande tabel is het aantal opvanglocaties ingedeeld naar omvang, uitgedrukt
in aantal opvangplekken. Dit betreft het beeld per 1 oktober 2024. Het betreft hier,
naast de locaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, reguliere opvanglocaties
die voldoen aan de reguliere kwaliteits- en voorzieningenstandaarden van het COA,
en noodopvanglocaties die niet aan deze standaarden voldoen.
Omvang locatie
AMV locaties
Opvanglocaties
Totaal
1 – 99 opvangplaatsen
49
63
112
100 – 199 opvangplaatsen
4
56
60
200 – 299 opvangplaatsen
24
24
300 – 399 opvangplaatsen
15
15
400 – 499 opvangplaatsen
12
12
500 en meer opvangplaatsen
44
44
TOTAAL
53
214
267
Vraag (165):
Wat was de gemiddelde doorlooptijd voor asielverzoeken in spoor 4 in januari, februari,
maart, april, mei, juni, juli, augustus van dit jaar?
Antwoord:
In de tabel vindt u de gemiddelde doorlooptijd van eerste aanvragen op spoor 4 in
2024, over de maanden januari tot en met september.
Tabel: Doorlooptijden eerste asielaanvragen in spoor 4 in weken, 2024 tot en met september
(Bron: IND; peildatum 1 oktober 2024)
2024
Doorlooptijd spoor 4 (weken)
Januari
63
Februari
62
Maart
63
April
59
Mei
61
Juni
58
Juli
59
Augustus
66
September
62
Op 18 juni jl. is door de toenmalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid toegezegd
om per kwartaal inzicht te geven in de doorlooptijden van de IND op spoor 4. Sinds
enige tijd worden de doorlooptijden van spoor 4 gepubliceerd op de website van de
IND. Deze worden gelijktijdig gedeeld met de tertaalcijfers. Daarna volgt iedere vier
maanden een publicatie.
Vraag (166):
Kunt u per land van herkomst aangeven hoeveel asielverzoeken wachten op een beoordeling
en kunt u dat ook doen voor amv’s?
Antwoord:
De IND registreert de nationaliteit van asielzoekers en niet het land van herkomst.
In het antwoord is dus per nationaliteit aangegeven hoeveel asielverzoeken wachten
op een beoordeling.
De genoemde aantallen betreffen eerste asielaanvragen, opvolgende aanvragen en zij-instroom
(opengevallen asielaanvragen na intrekking van een besluit of gegrondverklaring van
een beroep) samen. De cijfers zijn afgerond op tientallen.
Totaal aantal openstaande asielverzoeken per nationaliteit (nationaliteiten waarin
minder dan 50 asielverzoeken wachten op een beoordeling, zijn opgenomen in de categorie
overig)*:
Nationaliteit
Aantal
Syrische
15.530
Turkse
3.810
Iraakse
3.720
Eritrese
3.180
Somalische
2.630
Jemenitische
2.430
Iraanse
2.060
Onbekend
1.700
Nigeriaanse
1.580
Soedanese
1.180
Pakistaanse
1.070
Oekraïense
1.070
Colombiaanse
1.010
Afghaanse
930
Ethiopische
690
Gambiaanse
640
Ugandese
620
Algerijnse
610
Russische
600
Egyptische
550
Chinese
540
Sierra Leoonse
510
Marokkaanse
370
Libische
340
Venezolaanse
340
Guinese
320
Azerbeidzjaanse
210
Jordaanse
190
Moldavische
180
Tunesische
170
Libanese
150
Belarussische
110
Sri Lankaanse
100
Kameroense
90
Staatloos
90
Oezbeekse
80
Myanmarese
80
Turkmeense
80
Armeense
80
Kazachse
60
Indiase
60
Peruaanse
60
Kenyaanse
60
Ivoriaanse
60
Bengalese
60
Liberiaanse
60
Nicaraguaanse
50
Zimbabwaanse
50
Burger van Congo
50
Angolese
50
Tadzjiekse
50
Overig
1.190
Aantal openstaande asielverzoeken van amv’s per nationaliteit (nationaliteiten waarin
minder dan 10 asielverzoeken wachten op een beoordeling, zijn opgenomen in de categorie
overig)*:
Nationaliteit
Aantal
Syrische
3.380
Eritrese
800
Iraakse
760
Somalische
530
Gambiaanse
240
Jemenitische
190
Ethiopische
180
Soedanese
170
Onbekend
110
Afghaanse
100
Turkse
60
Guinese
50
Sierra Leoonse
40
Marokkaanse
30
Algerijnse
30
Iraanse
20
Pakistaanse
10
Overig
120
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, griffier