Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 (Kamerstuk 36360-VIII-1)
36 360 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022
Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 9 juni 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet
Onderwijs over het jaarverslag van 17 mei 2023 inzake het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap 2022 (Kamerstuk 36 360 VIII, nr. 1).
De Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs
hebben deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2023. Vragen en antwoorden zijn
hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Huls
Vragen en antwoorden
1
Hoeveel heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in 2022 besteed
aan externe advies- en consultancybureaus?
Het inwinnen van extern advies is bij OCW decentraal georganiseerd, hiervan is geen
overzicht beschikbaar. De kosten van extern advies, voor zover deze vallen onder de
definitie van externe inhuur, zijn opgenomen in bijlage 3 van het departementaal jaarslag,
op bladzijde 197.
2
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma over het structureel
borgen en uitbreiden van de financiering voor PersVeilig1?
Op 25 mei is een Kamerbrief verstuurt over de stand van persvrijheid en veiligheid. Hierin staat dat er vanaf
1 januari 2025 conform deze motie een structurele organisatie wordt neergezet met
blijvende steun van de overheid.
3
Hoeveel veiligheidsincidenten zijn er afgelopen jaar op scholen geweest?
Over veiligheidsincidenten in het afgelopen jaar in het primair (po) en voortgezet
onderwijs (vo) zijn nog geen gegevens beschikbaar. In de landelijke veiligheidsmonitor
Veilig op school over de periode 2020–2021 is wel enige aandacht voor incidenten. Omdat incidenten
gelukkig relatief weinig voorkomen, kunnen de resultaten uit die monitor niet goed
geëxtrapoleerd worden naar de hele populatie (dan worden de betrouwbaarheidsmarges
wel erg ruim). In de monitor zien we dat incidenten in het po voorkomen, maar niet
in ernstige mate (p. 35). Naast ongewenste aanraking, discriminatie, ongewenste seksuele
opmerkingen en inloggen op telefoon/computer gaat het daar om het meenemen van wapens
naar school (zie vraag 4). Voor het vo wordt in deze monitor meer bijgehouden (p.
109–113). Zo geeft bijvoorbeeld 1% van de leerlingen aan één keer per maand of vaker
in elkaar geslagen te zijn, en geeft ook 1% van de leerlingen aan één keer per maand
of vaker expres met een wapen verwond te zijn.
Voor het personeel wordt ook meer gemonitord. Voor het po-personeel geldt onder andere
dat 1% aangeeft minstens één keer per maand rechtstreeks bedreigd te zijn, en ook
geeft 1% aan wel eens met een wapen bedreigd te zijn door een leerling van school
(p. 55). Voor het vo-personeel geldt onder meer dat 16% van het personeel zich bedreigd
heeft gevoeld door leerlingen en 4% door familieleden van leerlingen. 1% is slachtoffer
geweest van grof geweld (blauw oog, bloedneus, in elkaar slaan of aftuigen) gepleegd
door leerlingen van de school. 3% is weleens met een wapen bedreigd door een leerling,
en 1% is weleens expres met een wapen verwond door een leerling (p. 138).
De monitor over de periode 2021–2022 komt naar verwachting voor de zomer beschikbaar
en zal ik Uw Kamer doen toekomen.
In het mbo worden veiligheidsincidenten op mbo-scholen niet landelijk geregistreerd
en is geen sprake van een landelijk gestandaardiseerde wijze van registreren. De Monitor Integrale Veiligheid mbo zal op basis van de registraties van mbo-instellingen een globaal inzicht geven in
het aantal en verschillende soorten veiligheidsincidenten. Ik verwacht dat de monitor
na de zomer beschikbaar komt, deze zal ik aan Uw Kamer doen toekomen.
4
Hoe vaak komt wapenbezit onder scholieren en studenten op school voor in het po2, vo3 en mbo4?
Uit de landelijke veiligheidsmonitor 2020–2021 blijkt dat 265 van de leerlingen (3%)
in het po aangeeft dat leerlingen van hun school wel eens een wapen meenemen naar
school. Van de leerlingen die zegt zich schuldig te hebben gemaakt aan «vervelende
dingen» richting anderen geeft 1% aan weleens een wapen (bijvoorbeeld een mes) mee
te nemen naar school. 1% van het personeel in het po is weleens met een wapen bedreigd
door een leerling van school. Op 8% van de basisscholen speelden een of meerdere incidenten
vanwege wapenbezit van leerlingen (in de ondervraagde groep kwamen maximaal 2 incidenten
voor op een vestiging). Ook hier geldt dat het extrapoleren van deze resultaten naar
de hele populatie niet goed mogelijk is.
Uit de monitor bleek dat in het vo 1–2% van de leerlingen weleens een wapen mee naar
school heeft genomen, wapens heeft verkocht op school of een wapen heeft gebruikt.
9% van de scholieren geeft aan dat andere leerlingen wapens mee naar school nemen
en 5% zegt dat er wapens zijn gebruikt op school door anderen dan zijzelf. 3% van
het personeel is weleens met een wapen bedreigd door een leerling van school en 1%
is weleens expres met een wapen verwond door een leerling van school. Op ruim 40%
van de vo scholen speelden een of meerdere incidenten vanwege wapenbezit van leerlingen.
Uit de monitor bleek dat in het vo 1–2% van de leerlingen weleens een wapen mee naar
school heeft genomen, wapens heeft verkocht op school of een wapen heeft gebruikt.
Negen % van de scholieren geeft aan dat andere leerlingen wapens mee naar school nemen
en vijf % zegt dat er wapens zijn gebruikt op school door anderen dan zijzelf. Drie
% van het personeel is weleens met een wapen bedreigd door een leerling van school
en één % is weleens expres met een wapen verwond door een leerling van school. Op
ruim 40% van de vo scholen speelden een of meerdere incidenten vanwege wapenbezit
van leerlingen.
Zoals in antwoord op de vorige vraag aangegeven is in het mbo geen landelijke registratie
beschikbaar van incidenten, waaronder wapenbezit. In de peiling van de Monitor Sociale
Veiligheid mbo 2017–2018 gaf 1,3% van de bevraagde mbo-studenten aan af en toe of
geregeld een wapen mee naar school te nemen. De aankomende monitor integrale veiligheid
verschijnt naar verwachting na de zomer en zal een globaal beeld geven van veiligheidsincidenten
op mbo-scholen
5
Hoeveel integrale kindcentra zijn er? Groeit of krimpt dit aantal? Hoeveel procent
van de leerlingen maakt daar gebruik van?
Een integraal kindcentrum kent geen formele definitie en heeft geen eigen juridische
positie in de Wet Kinderopvang of de Wet op het Primair Onderwijs. Een integraal kindcentrum
is een samenwerkingsvorm tussen kinderopvang en onderwijs. Deze samenwerking kan verschillende
vormen aannemen. Om die reden is er geen zicht op het aantal integrale kindcentra
of het aantal leerlingen dat hier gebruik van maakt.
6
Hoeveel van de 135 miljoen euro, die in 2023 beschikbaar is gekomen om de positie
van makers in de culturele sector te herstellen, is al weggezet en via welke regelingen?
Aangezien deze vraag het Jaarverslag 2022 van het ministerie betreft, wordt de vraag
zo opgevat dat de vraagsteller het boekjaar 2022 bedoelde en niet het jaar 2023 zoals
dat in de vraag staat. Voor het onderdeel «c. Makers» is vanuit de «Hoofdlijnenbrief cultuur 2022 – Herstel, vernieuwing en groei» van 23 mei 2022 (Kamerstuk 32 820, nr. 467) aan de Tweede Kamer een bedrag van € 42,4 miljoen (van het totaalbedrag van € 135,3 miljoen)
beschikbaar gesteld voor het jaar 2022. Het gehele beschikbare bedrag is in 2022 weggezet
bij de zes cultuurfondsen en bij het Nationaal Programma Onderwijs. Voor de beschikbaar
gestelde bedragen voeren de zes rijkscultuurfondsen verschillende regelingen uit.
Het ging om openstellen van zowel nieuwe regelingen of bestaande regelingen uit te
breiden, zoals:
• de regeling Nieuwe Makers bij het Fonds Podiumkunsten;
• de investeringsregeling vrije producties bij het Fonds Podiumkunsten;
• de bestaande regeling Kunstenaar Start bij het Mondriaan Fonds;
het Reglement Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland en Addendum High End
Series & Single Episodes bij de Stichting Nederlands Filmfonds.
7
Hoe zijn de middelen, die in 2022 zijn toegewezen om studievertraging bij de geneeskunde-
en lerarenopleidingen weg te werken, daadwerkelijk besteed? Instellingen met medische
opleidingen en instellingen met lerarenopleidingen kunnen hun NPO-budget inzetten
om studievertraging te verminderen en de uitval te beperken. Uit de derde tussenmeting
blijkt dat lerarenopleidingen op 1 januari 2023 nog net geen derde van de totale beschikbare
middelen hebben besteed. Instellingen geven aan hun NPO-budget vooral in te zetten
op meer personele capaciteit, voor de begeleiding bij stages en praktijkleren en het
wegwerken van studievertragingen. De bestedingen lopen onder andere achter doordat
het vinden van extra personeel voor de instellingen een uitdaging was.
Uit de tussenmeting blijkt dat instellingen met medische opleidingen bijna de helft
van de totale corona-enveloppe hebben besteed. De twee instellingen uit de steekproef
hebben met name ingezet op het creëren van extra coschapplaatsen, ook bij nieuwe plekken
buiten het ziekenhuis waar coschappen mogelijk zijn (denk aan verpleeghuizen en bij
huisartsen). Inmiddels heeft de Tweede Kamer de vierde voortgangsrapportage ontvangen,
waarin de inzet van de NPO-budgetten verder wordt toegelicht.
Naar verwachting zullen de middelen uiterlijk in 2024 volledig tot besteding zijn
gekomen.
8
Hoeveel NPO5-middelen zijn ingezet om de studieachterstanden van mbo-studenten, die ze hebben
opgelopen door de coronapandemie, weg te werken en wat is het resultaat daarvan?
Vanuit het NPO zetten mbo-instellingen ongeveer 41% (€ 91,8 miljoen) van hun middelen
uit de coronaenveloppe in op het thema studievertraging en soepele in- en doorstroom.
De studentenpeiling NPO 2023 van maart 2023 laat zien dat het aandeel mbo-studenten
met studievertraging door corona terugloopt ten opzichte van vorig jaar. Waar in 2022
nog 27% van de studenten aangaf vertraging door corona te hebben, is dit in 2023 gedaald
naar 19%. De nog vertraagde studenten hebben echter gemiddeld wel meer vertraging.
Een kleiner geworden groep (vooral ouderejaars)studenten in mbo blijft met groeiende
vertraging kampen. Het programma loopt nog verder door in 2023 en in de Kamerbrief
bij de vierde voortgangsrapportage van het NPO hebben wij opgeroepen om specifiek
in te zetten op deze, vaak kwetsbare, groepen studenten.
9
Zijn er nog stagetekorten in het mbo? Zo ja, hoeveel?
De eerdere problematiek rondom stages in coronatijd is verdwenen. De stagetekorten
zijn van 22.000 in 2020 naar onder de 1.500 in maart van dit jaar gezakt. Omdat SBB
pas gedurende de coronapandemie gestart is met het structureel en centraal bijhouden
van stagetekorten, is er geen mogelijkheid tot het vergelijken van cijfers van nu,
met cijfers van voor de coronacrisis. Het is op dit moment dus onduidelijk welke winst
er nog behaald kan worden. We zullen de cijfers dus nauwgezet blijven volgen.
10
Hoe groot is de studievertraging bij studenten in het mbo, hbo6 en wo7 als gevolg van de coronapandemie?
De studentenpeiling van maart 2023 laat zien dat het aandeel studenten met studievertraging
door corona terugloopt ten opzichte van de meting onder de studenten in maart-april
van het vorig jaar. Het percentage studenten dat in 2023 nog aangeeft studievertraging
te hebben als gevolg van de coronapandemie is als volgt:
– Mbo 19% (ten opzichte van 27% in 2022)
– Hbo 29% (ten opzichte van 36% in 2022)
– Wo 25% (ten opzichte van 36% in 2022)
De vertraagde studenten hebben echter gemiddeld wel meer vertraging. Een kleiner geworden
groep (vooral ouderejaars)studenten blijft met groeiende vertraging kampen. Het programma
loopt nog verder door in 2023 en in de Kamerbrief bij de vierde voortgangsrapportage
van het NPO hebben wij opgeroepen om specifiek in te zetten op deze, vaak kwetsbare,
groepen studenten.
11
Op welke wijze is de medezeggenschap betrokken (geweest) bij de besteding van de NPO-middelen?
De medezeggenschapsraad (mr) speelt een belangrijke rol bij de besteding van de NPO-middelen.
De mr heeft instemmingsrecht op het schoolprogramma (plan van aanpak) dat scholen
maken voor de besteding van de extra middelen en op de bijstelling daarvan. Het gaat
daarbij om middelen die op schoolniveau worden ingezet. Uit de verantwoording blijkt
dat ruim 96% van de mr’en heeft ingestemd met het schoolprogramma.
12
Bent u voornemens te onderzoeken of de betrokkenheid van de medezeggenschap bij de
besteding van de NPO-middelen voldoende was/is? Zo nee, waarom niet?
Vanaf de start van het NP Onderwijs is de rol van medezeggenschapsraden een punt van
aandacht geweest en ook nadrukkelijk onderwerp van monitoring en verwantwoording.
Hieruit blijkt dat de medezeggenschapsraden op bijna alle scholen hebben ingestemd
met de plannen in het schoolprogramma. De betrokkenheid van medezeggenschapsraden
blijven we in het kader van NP Onderwijs volgen en is ook onderdeel van de eindevaluatie
van het programma.
13
Zijn er op dit moment stagetekorten in het hbo en het wo?
In opdracht van OCW voert ResearchNed driemaal een monitor uit naar de stagetekorten
in het hbo. Uit de eerste monitor, waarover u begin dit jaar bent geïnformeerd8, blijkt er over het geheel genomen weinig sprake van stagetekorten te zijn. Zo heeft
95% van de hbo-bachelorstudenten die zelf een stageplek zochten een stage gevonden
voor de periode dat hij/zij een stage moest volgen. Wel moet benoemd worden dat de
eerste monitor een kleine steekproef betreft. Hierdoor is voorzichtigheid geboden
bij het verbinden van conclusies aan het onderzoek. ResearchNed probeert daarom, met
behulp van hogescholen, bij de tweede en derde monitor de steekproef onder studenten
te vergroten, zodat er een betrouwbaarder beeld ontstaat. Ook zal de derde monitor
worden uitgebreid met het wo, om ook daar beter zicht op te krijgen. De Kamer ontvangt
in de zomer 2023 de tweede monitorsrapportage en eind 2023 de derde monitorsrapportage.
14
U schrijft dat u hogescholen en universiteiten heeft gevraagd om ook hun instellingstarieven
te verlagen. Wat is het resultaat daarvan, welke instellingen hebben de tarieven verlaagd
en om welke opleidingen gaat het?
In 2022 hebben hogescholen en universiteiten in totaal € 555,0 miljoen ontvangen ter
compensatie van het verlagen van de collegegeldtarieven. Deze middelen zijn in 2021
en 2022 toegevoegd aan de onderwijsopslag van hogescholen en universiteiten. Met het
vaststellen van het volledig wettelijk collegegeld voor studiejaar 2021–2022 op € 1.084,
is de ondergrens voor het instellingscollegegeld in studiejaar 2021–2022 lager komen
te liggen. Hoewel de instelling het exacte tarief bepaalt, heeft OCW richting de instellingen
aangegeven ervan uit te gaan dat zij deze tarieven kunnen verlagen met € 1.084 voor
studiejaar 2021–2022. Alle bekostigde instellingen hebben hun tarieven verlaagd voor
opleidingen waarvoor studenten een in de WHW geregeld tarief betalen.
15
Hoeveel middelen heeft u ingezet om de instellingen te compenseren voor het verlagen
van de instellingstarieven?
In 2022 hebben mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten in totaal € 585,0 miljoen
ontvangen ter compensatie van het verlagen van de instellingstarieven. Deze middelen
zijn in 2021 en 2022 toegevoegd aan de onderwijsopslag van hogescholen en universiteiten.
In 2021 is ook nog € 275,0 miljoen ontvangen door de instellingen.
16
Zijn er al opbrengsten van het Onderwijsakkoord «Samen voor het beste onderwijs» aan
te wijzen9? Is het lerarentekort afgenomen? Stijgt het aantal studenten aan lerarenopleidingen?
Op welke manier wordt gemeten of het Onderwijsakkoord iets oplevert? Als er nog geen
opbrengsten zijn, wanneer wordt verandering verwacht door het sluiten van het Onderwijsakkoord?
Het Onderwijsakkoord is in het voorjaar van 2022 gesloten. Doel is dat met de investeringen
waarover afspraken zijn gemaakt (waaronder verhogen van het salaris in het po («dichten
loonkloof», aanpak werkdruk in het vo en het professionaliseren van onderwijspersoneel)
het aantrekkelijker wordt om in het onderwijs te gaan en blijven werken. Daarmee levert
het akkoord een belangrijke bijdrage aan de aanpak van de tekorten in het onderwijs.
Om te tekorten aan te pakken is echter meer nodig. Daarom is in december 2022 de brede
lerarenstrategie naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 27 923, nr. 449). Onderdeel hiervan is het werkplan Samen voor het beste onderwijs. In dit plan dat
met de onderwijsorganisaties samen is opgesteld staan concrete activiteiten om te
zorgen voor goed personeel en de aanpak van de tekorten. De effecten van de maatregelen
worden geëvalueerd. Hoewel er gezien de complexiteit niet mogelijk is om een één op
één relatie te leggen, worden de effecten als het goed is ook zichtbaar in onder meer
de omvang van de tekorten van de tekorten en in de inschrijvingen bij de lerarenopleidingen.
Over deze metingen wordt de Kamer jaarlijks in december geïnformeerd.
17
Is het lerarentekort in de G5 gedaald sinds de regionale aanpak die in 2020 gestart
is? Kunt u in beeld brengen wat tot nu toe de opbrengsten zijn van de aanpak?
Drie jaar geleden zijn met schoolbesturen, gemeenten, lerarenopleidingen en OCW convenanten
afgesloten om de tekorten aan te pakken. Ondanks dat de tekorten in de G5 nog steeds
hoog zijn, blijkt uit de tussenrapportage dat deze gezamenlijke aanpak werkt. Met name als het gaat om het werven, opleiden
en begeleiden van zij-instromers en onderwijsassistenten. Ook worden de solidariteitsafspraken
gerespecteerd om concurrentie tussen schoolbesturen te voorkomen. Wel zijn er nog
verbeteringen mogelijk, bijvoorbeeld als het gaat om het personeel te behouden in
de G5. Dit pakken wij de komende tijd gezamenlijk met de schoolbesturen, gemeenten
en lerarenopleidingen op.
18
Hoe wordt gemonitord of met de wet Toevoeging van decentrale loting als selectiemethode
voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek10 de kansengelijkheid in het hoger onderwijs wordt bevorderd?
Op stelselniveau brengt de inspectie periodiek in beeld hoe toegankelijk het hoger
onderwijs is voor aspirant-studenten. Daarin kijkt de inspectie bij welke opleidingen
in het hoger onderwijs wordt geselecteerd en naar trends in de instroom van studenten.
19
Welke projecten zijn momenteel gaande ter bevordering van wisselstroom?
Uit de subsidie voor wisselstroom zijn in totaal 25 projecten gestart, waarbij minimaal
1 hogeschool en 1 universiteit met elkaar samenwerken. De scope van de projecten varieert
van opleidingsspecifieke tot instellingsbrede projecten. De doelstellingen van deze
projecten zijn samen te vatten in de volgende categorieën:
• Het verbeteren van gezamenlijke voorlichting aan middelbare scholieren en versterken
van samenwerking met middelbare scholen;
• Het in kaart brengen van studentstromen d.m.v. dataprojecten;
• Het faciliteren van de switch tussen hbo en wo en vice versa, door betere studentbegeleiding
op dit onderwerp;
• Het verbinden van medewerkers van hbo- en wo-instellingen ten behoeve van kennisuitwisseling;
• Gezamenlijk vakken aanbieden van een opleiding in propedeusejaar, zodat studenten
kunnen ontdekken of hbo- of wo-perspectief beter bij ze past.
20
Hoeveel procent van het bbp11 wordt op dit moment besteed aan onderzoek en ontwikkeling?
Nederland investeerde in 2021 volgens het CBS12 2,26% van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling. 2021 is het meest recente jaar waarover
de gegevens momenteel beschikbaar zijn.
21
Kunt u een overzicht geven van organisaties die betrokken zijn geweest bij het opstellen
van de contouren van het beoogde toetsingskader op basis waarvan wetenschappers uit
niet-EER13-landen die onderzoek willen doen in de meest sensitieve vakgebieden worden gescreend
ten bevordering van de kennisveiligheid?
Het uitwerken van de contouren van het toetsingskader voor screening van wetenschappers
en studenten om ongewenste kennis -en technologieoverdracht tegen te gaan, wordt vormgegeven
via het Wetsvoorstel screening kennisveiligheid (Wskv).14 Om te komen tot het wetsvoorstel wordt interdepartementaal samengewerkt. Hierbij
maakt OCW gebruik van de expertise van EZK, BZ, JenV en de inlichten- en veiligheidsdiensten.
Bij het uitwerken van de wet, zal afstemming plaatsvinden met het kennisveld over
de impact van de screening. Hierbij worden verschillende organisaties betrokken, waaronder
de Universiteiten van Nederland (UNL), Vereniging Hogescholen (VH), TO2-federatie,
KNAW, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), Stichting Nederlandse
Wetenschappelijk Onderzoek Instituten (NWO-I) en de Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU).
22
Hoeveel meer heterogene brugklassen zijn er gekomen sinds de Subsidieregeling heterogene
brugklassen15 en de NPO-gelden?
De subsidieregeling heterogene brugklassen is onderdeel van het NPO. In totaal zijn
er 689 aanvragen op grond van deze subsidieregeling toegekend in 2022. Scholen kunnen
met de subsidie maatregelen treffen en activiteiten ondernemen gericht op één of meerdere
van de volgende beoogde resultaten (tussen haakjes staat het aantal aanvragen dat
daar (mede) betrekking op had):
• de introductie van een of meerdere heterogene brugklassen (163),
• de verlenging van een of meerdere bestaande heterogene brugklassen tot 2 of 3 leerjaren
(221),
• de verbreding van een of meerdere bestaande heterogene brugklassen met een extra schoolsoort
of leerweg (91),
• de doorontwikkeling en verbetering van een of meerdere heterogene brugklassen (582).
Op https://www.dus-i.nl/subsidies/heterogene-brugklassen/resultaten is meer informatie te vinden over de resultaten van de subsidieregeling.
Ook in 2023 kunnen scholen weer subsidie aanvragen via de subsidieregeling heterogene
brugklassen.
23
Welk deel van de 200 miljoen euro voor de maatschappelijke diensttijd is gebruikt
in 2022 en hoeveel jongeren hebben hierdoor kunnen deelnemen aan de maatschappelijke
diensttijd?
Van de 200 miljoen euro is in 2022 135 miljoen euro gebruikt. Naast circa 5 miljoen
voor opdrachten en personeelskosten is 130 miljoen euro verplicht via de subsidieregeling
2022. Omdat de gehonoreerde projecten vanuit deze subsidieregeling een meerjarige
looptijd (meestal 3 jaar) hebben, valt een deel van de uitgaven voor de subsidieregeling
2022 in latere jaren. In deze projecten zijn afspraken gemaakt over circa 100.000
jongeren die aan MDT kunnen deelnemen.
24
Wie waren de experts die hebben deelgenomen aan de expertconsultatie over internationalisering
in het hoger onderwijs in het najaar van 2022?
De NSOB heeft deze expertconsultatie georganiseerd. In meerdere rondes hebben experts
op het gebied van internationalisering deelgenomen vanuit de hogescholen, universiteiten,
de koepels UNL en VH, alsmede uit het veld. Ook waren studenten aanwezig. In verband
met het doel van de expertconsultatie, met een gerichte blik op de toekomstverkenning,
is de deelnemers de gelegenheid geboden om op persoonlijke titel deel te nemen en
niet namens de organisatie waar zij werkzaam zijn en/of studeren. Daarnaast is geen
toestemming van de deelnemers om hun gegevens te delen. In verband met AVG regelgeving
kan daarom geen namenlijst worden gedeeld.
25
Wanneer worden de antwoorden op het schriftelijk overleg over de OCW-agenda tegen
discriminatie en racisme verwacht16?
De Minister van OCW stuurt voor het zomerreces de antwoorden van het schriftelijk
overleg naar de Tweede Kamer.
26
Hoeveel geld van de NPO-gelden is nog over? Is in beeld hoeveel scholen ervoor kiezen
om het geld ook uit te geven in de jaren 2024 en 2025? Zo ja, hoeveel?
We hebben schoolleiders rond maart van dit jaar gevraagd welk deel van de NPO-middelen
zij bij de start van volgends schooljaar (2023/2024) nog denken te hebben. De meerderheid
van de scholen heeft dan nog geld voor aanvullende interventies. Daarbij zijn er duidelijke
verschillen tussen de sectoren en er zijn ook scholen die alle NPO-middelen aan het
eind van dit schooljaar hebben uitgegeven. In het po geldt dat voor 34% van de scholen,
in het vo voor 14% van de scholen en voor het (v)so voor 19% van de scholen. In de
vierde voortgangsrapportage over het NPO die onlangs aan uw Kamer is verzonden, vindt
u over dit onderwerp meer cijfers. Een meer exacte inschatting van het bedrag dat
resteerde op 31 december 2022, kan ik u in het najaar geven aan de hand van de jaarlijkse
verantwoording door besturen.
Voor scholen staan er geen middelen meer op de OCW-begroting, dus hierover kan vanuit
OCW niets gezegd worden.
27
Is inzichtelijk welk deel van de leerlingen thuiszit doordat ouders richtingsbezwaren
hebben? Is inzichtelijk wat die richtingsbezwaren zijn?
Er is inzicht in het totale aantal leerlingen dat thuiszit wegens richtingsbezwaren
(artikel 5, lid. B van de Leerplichtwet). In 2021–2022 ging het om 1.771 leerlingen.
Er wordt niet geregistreerd wat de aard van het richtingsbezwaar is. Via onderzoek
van Ingrado, de vereniging van leerplichtambtenaren, is wel een schatting te geven
van de achtergrond van de richtingsbezwaren. Het merendeel van de ouders met een vrijstelling
vanwege richtingsbezwaren maakt daar gebruik van vanwege een holistische of christelijke
levensovertuiging. In mindere mate gaat om ouders met een islamitische of soevereine
overtuiging.
28
Welk deel van de NPO-gelden ligt nog op de plank bij scholen of schoolbesturen in
het po?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 26.
29
Wat zijn de oorzaken van de groei van het aantal leerlingen in het vmbo17, havo en vwo in leerjaar 1 en 2? Kan dit gespecificeerd worden naar schoolniveau
en gekwantificeerd naar de oorzaken?
Er zijn 1.300 meer brugklasleerlingen dan geraamd in RR2021. Dit komt voornamelijk
door de instroom van buiten het onderwijs. Dit komt grotendeels door immigratie, die
in 2021 toegenomen is ten opzichte van het jaar daarvoor. De toename in immigratie
is deels veroorzaakt door een grote vluchtelingenstroom uit Oekraïne. Leerplichtige
immigranten volgen eerst een internationale schakelklas (ISK) voordat ze instromen
in het reguliere onderwijs. Deze schakelklassen worden in de basisregistratie als
brugklassen geregistreerd. Ook het zittenblijven in vo leerkaar 1 en 2 speelt een
rol. In vergelijking met RR2021 zijn er 900 meer brugklasleerlingen blijven zitten
dan geraamd.
In de Referentieramingen wordt in de eerste twee leerjaren geen onderscheid gemaakt
tussen de niveaus vmbo, havo en vwo. Leerlingen zitten vaak in een brede brugklas,
die meerdere niveaus omvat. We verwijzen naar Referentieraming 202218.
30
Welk deel van de NPO-gelden ligt nog op de plank bij scholen of schoolbesturen in
het vo?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 26.
31
Heeft u overwogen om de gelden van professionalisering van de schoolleiders op leerlingenaantal
naar scholen toe te laten gaan? Was het altijd al de bedoeling dat die gelden weer
teruggaan naar de VO-raad om daar in de toekomst (vanaf augustus 2023) een schoolleidersbeurs
voor beschikbaar te stellen?
In het Onderwijsakkoord «Samen voor het beste Onderwijs» (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 615) is afgesproken structureel € 10 miljoen te investeren in professionalisering van
schoolleiders in het voortgezet onderwijs, waaronder de invoering van een schoolleidersbeurs
en dat sociale partners hierover afspraken maken. Ook is in dit akkoord afgesproken
dat het beschikbare budget verwerkt wordt in de bekostiging, in afstemming met sociale
partners.
Over de schoolleidersbeurs hebben sociale partners in het najaar van 2022 overeenstemming
bereikt. Hun voorstel was om hier jaarlijks € 8 miljoen voor in te zetten en uitvoering
van de schoolleidersbeurs door VOION te laten plaatsvinden. Sociale partners hebben
in het voorjaar van 2023 ook overeenstemming bereikt om de overige € 2 miljoen in
te zetten voor collectieve versterking van de beroepsgroep schoolleiders.
In 2022 zijn de middelen voor professionalisering van schoolleiders vo via de Regeling
aanvullende bekostiging strategisch personeelsbeleid, begeleiding en verzuim vo éénmalig
beschikbaar gesteld aan de schoolbesturen. VOION heeft deze middelen geïnd voor de
uitvoering van de schoolleidersbeurs. De VO-raad heeft de overige beschikbare middelen
van 2022 in overleg met de bonden geïnd vooruitlopend op de afspraken die sociale
partners in het voorjaar van 2023 hebben gemaakt inzake collectieve versterking van
de beroepsgroep. Over de wijze waarop de € 10 miljoen in 2023 en latere jaren worden
verstrekt ben ik nog met sociale partners in gesprek.
32
Wat verklaart de hogere uitvoeringskosten van DUO19?
Met de start van het nieuwe kabinet is DUO voortvarend aan de slag gegaan om het nieuwe
beleid zo snel mogelijk voor te bereiden en in te voeren. Hiernaast speelden er uitdagingen
op het vlak van compliance, security en de doorontwikkeling van bestaande systemen
om deze ook in de toekomst veilig en betrouwbaar te houden.
33
Hoeveel is in 2021 en 2022 uitgegeven aan het profileringsfonds?
In 2021 is door de instellingen voor hoger onderwijs € 26,2 miljoen uitgegeven uit
hun profileringsfondsen. Het bedrag over 2022 is i.v.m. de deadline voor aanlevering
van de jaarverslaggegevens aan en controle door DUO na 15 september 2023 beschikbaar.
34
Waarom zijn de kwaliteitsafspraken een oplopende reeks?
De middelen voor kwaliteitsafspraken zijn vrijgekomen met de invoering van het studievoorschot.
Destijds is er voor gekozen om deze reeks te baseren op de toenmalige ramingen van
aantallen studenten. Gaandeweg zijn meer cohorten van studenten onder het studievoorschot
gaan vallen, waardoor de reeks middelen voor kwaliteitsafspraken een jaarlijks variërend
bedrag vertoont met in het begin van de periode een forsere «oploop».
35
Wat is het aandeel van de uitgaven aan studiefinancieringsmiddelen dat is besteed
aan internationale studenten, opgesplitst naar het type studiefinanciering en onderwijsniveau?
EER-studenten kunnen in aanmerkingen komen voor studiefinanciering als zij aan één
van de volgende voorwaarden voldoen;
• Ze zijn migrerend werknemer
• Een ouder is migrerend werknemer
• Een partner is migrerend werknemer
• Ze wonen 5 jaar of langer achter elkaar in Nederland
In de tabel op de laatste pagina is te zien hoeveel EER-studenten studiefinanciering
ontvingen.
In 2022 ontvingen 12.006 EER-studenten studiefinanciering op grond van deze voorwaarden.
Voor 9.773 studenten was dat omdat zij vanwege hun eigen arbeid kwalificeerden als
migrerend werknemer.
In totaal ontvingen in 2022 799.615 studenten studiefinanciering. Het aandeel EER-studenten
(12.006) dat in 2022 studiefinanciering ontving is 1,5%. Het overgrote deel van deze
groep studeerde in het hoger onderwijs.
Het is op korte termijn niet mogelijk om een uitsplitsing te geven van de gerealiseerde
uitgaven naar het type studiefinanciering en onderwijsniveau. Daarom is geprobeerd
om een zo goed mogelijke benadering daarvan te maken voor het jaar 2022. Deze benadering
moet louter gezien worden als grove indicatie, omdat we voor de aanvullende beurs
zijn uitgegaan voor het gemiddelde gebruik van Nederlandse studenten (dat waarschijnlijk
niet representatief is) en dat eveneens is aangenomen dat EER-studenten alle 12 maanden
gebruik maken van studiefinanciering (terwijl dat in de praktijk waarschijnlijk minder
is). Op grond van deze aannames zouden de uitgaven aan EER-studenten in 2022 ongeveer
€ 30,0 miljoen bedragen.
36
Hoeveel geld bestemd voor de basisbeurs, aanvullende beurs en het studentenreisproduct
gaat naar studenten zonder Nederlandse nationaliteit? Groeit dit aantal? Wat is de
voorspelling voor de komende jaren?
In de brief over de beheersing van internationale studentenstromen in het hoger onderwijs
staat aangegeven dat het, zeker op dit moment, moeilijk inschatten is hoeveel EER-studenten
in de komende jaren recht zullen hebben op studiefinanciering. Door de terugkeer van
de basisbeurs hebben cijfers over de laatste jaren weinig voorspellende waarde naar
de toekomst. De beste benadering van het verwachte aantal studenten is op dit moment
de realisatie over 2022. In 2022 ontvingen 12.006 EER-studenten studiefinanciering,
zie het antwoord en toelichting uit de voorgaande vraag. In de raming van de studiefinancieringsuitgaven
voor de komende jaren is uit prudentie wel rekening gehouden met een stijging, omdat
het nieuwe stelsel en de mogelijk hogere instroom van EER-studenten het recht op SF-voorzieningen
zouden kunnen verhogen.
37
Kunt u verklaren waarom de reclameopbrengsten van de STER20 hoger uit zijn gevallen dan geraamd?
De reclameopbrengsten van de Ster zijn afhankelijk van een aantal factoren, die moeilijk
te voorspellen zijn. Het gaat om de mate waarin door het publiek naar de kanalen van
de NPO wordt gekeken en de ontwikkelingen in de markt voor (televisie)advertenties.
Die factoren hebben in dit geval geleid tot het doorvoeren van een verhoging van de
basisprijs bij de Ster en een grote vraag naar advertentieruimte, en daarmee tot hogere
reclameopbrengsten.
De hogere reclameopbrengsten worden verder veroorzaakt door reclames rondom de niet-jaarlijkse
supersportevenementen die in 2022 plaats hebben gevonden (Olympische Winterspelen
en WK voetbal). De raming van de Ster-inkomsten wordt op basis van deze factoren jaarlijks
geactualiseerd.
38
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel reclametijd is verkocht door STER om een verhoogde
opbrengst van € 60,9 miljoen op te leveren?
De Ster heeft de wettelijk toegestane beschikbare reclametijd op de lineaire kanalen
van de NPO verkocht. In 2022 was dat 9% van de beschikbare zendtijd, terwijl dit percentage
in 2021 op 10% lag.
39
Verwacht u voor 2023 wederom een hogere reclameopbrengst?
In de Voorjaarsnota 2023 is de ontvangstenraming voor 2023 op basis van de actuele
Ster- raming met € 40,3 miljoen verhoogd. Dit verschil wordt grotendeels verklaard
door een grotere verwachte omvang en gestegen prijzen in de markt voor televisiereclames.
De daadwerkelijke opbrengst is afhankelijk van bovengenoemde factoren bij vraag 37.
40
Verwacht u een structurele hogere reclameopbrengst bij de STER?
De opbrengsten waren de afgelopen jaren hoger dan eerder geraamd. Op de langere termijn
wordt een afname van de reclameopbrengsten verwacht vanwege de afgesproken afname
van de beschikbare zendtijd voor reclame. In de Voorjaarsnota 2023 (Kamerstuk 36 350, nr. 1) staat dat de Rijksmediabijdrage als gevolg van de rijksbrede dekkingsopgave vanaf
2025 structureel naar beneden wordt bijgesteld. Het kabinet kiest er daarom voor om
de voorgenomen maatregelen om reclame op de lineaire kanalen van de publieke omroep
te verminderen niet volledig uit te voeren, zodat met de opbrengst daarvan de verlaging
van de Rijksmediabijdrage kan worden opgevangen.
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
Recht op SF uit eigen arbeid
1.198
1.664
2.202
2.819
2.592
2.465
2.971
3.552
4.610
5.997
6.325
6.968
9.773
Recht op SF vanuit migrerend werknemerschap ouder
882
1.086
1.342
1.519
1.611
1.492
1.385
1.390
1.414
1.413
1.334
1.443
1.600
Recht op SF vanuit migrerend werknemerschap partner
27
54
83
109
136
150
133
120
128
142
138
161
181
Recht op grond van 5 jaar verblijf in Nederland
177
214
279
364
507
570
519
546
629
565
501
482
452
Totaal
2.284
3.018
3.906
4.811
4.846
4.677
5.008
5.608
6.781
8.117
8.298
9.054
12.006
41
Hoe komt de toezegging met betrekking tot de academische vrijheid en de vrijheid van
meningsuiting in het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs?
Deze toezegging zag op het ontvangen van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs
naar de academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting van studenten. De Inspectie
van het Onderwijs heeft nader onderzoek gedaan om in beeld te krijgen welke factoren
een rol spelen bij de mate waarin studenten zich wel of niet vrij voelen om hun mening
te uiten. Hierover heeft zij gerapporteerd in de Staat van het Onderwijs 2023.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier