Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9 en 10 maart 2023
32 317 JBZ-Raad
Nr. 825
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 maart 2023
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over
de brief van 27 februari 2023 over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9 en 10 maart 2023
(Kamerstuk 32 317, nr. 824), over de brief van 25 januari 2023 over antwoorden op vragen commissie over o.a.
de geannoteerde agenda JBZ-Raad 26 en 27 januari 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 805), over de brief van 8 februari 2023 over antwoorden op de resterende vragen commissie
over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 26 en 27 januari 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 20), over de brief van 3 februari 2023 over het Fiche: Richtlijn materieel insolventierecht
(Kamerstuk 22 112, nr. 3598), over de brief van 3 februari 2023 over het evaluatierapport over Nederland over
de wederzijdse erkenning van straffen en maatregelen (Kamerstuk 32 885, nr. 13), over de brief van 10 februari 2023 over het Fiche: API verordening grensbewaking
(Kamerstuk 22 112, nr. 3608), over de brief van 10 februari 2023 over het Fiche: API verordening rechtshandhaving
(Kamerstuk 22 112, nr. 3609), over de brief van 10 februari 2023 over het Fiche: Mededeling over het EU-actieplan
tegen de illegale handel in cultuurgoederen (Kamerstuk 22 112, nr. 3610) en over de brief van 24 februari 2023 over het Fiche: Herziening Richtlijn ter voorkoming
en bestrijding van mensenhandel (Kamerstuk 22 112, nr. 3627).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 maart 2023 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid
en voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 8 maart 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kat
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inhoudsopgave
Inleiding
2
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersonen
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersonen
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersonen
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersonen
13
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie en reactie van de bewindspersonen
18
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie en reactie van de bewindspersonen
20
Inleiding
Hierbij sturen wij, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
uw Kamer de beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
van uw Kamer die zijn gesteld in het kader van het schriftelijk overleg over JBZ-Raad
van 9 en 10 maart 2023 in Brussel. Een deel van de vragen heeft betrekking op onderwerpen
die niet geagendeerd zijn voor de aankomende JBZ-Raad, namelijk de BNC-fiches over
de API-verordeningen grensbewaking en rechtshandhaving, de Herziening van de Richtlijn
ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de Richtlijn materieel insolventierecht
en het verslag van de informele JBZ-Raad van 26 en 27 januari 2023. In verband met
het korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vragen zo
spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de JBZ-raad van 9 en 10 maart 2023 en de geagendeerde BNC-fiches. Deze
leden stellen nog een aantal vragen aan de bewindspersonen.
Richtlijn Strafbaarstelling van EU-sancties
De leden van de VVD-fractie zien de noodzaak om nationale en grensoverschrijdende
onderzoeken, vervolgingen en strafrechtelijke sancties te bevorderen. Is het de verwachting
van het kabinet dat bespreking van dit onderwerp ook raakvlakken heeft met de vervolging
en berechting van internationale misdrijven in Oekraïne en het «International Centre
for the Prosecution of the Crime of Aggression»? Zo ja, wordt dit ook geagendeerd
bij de conferentie die Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk hierover organiseert
op 20 maart? Kan het kabinet ook aangeven welke knelpunten nog moeten worden opgelost
om de operationele samenwerking tussen organisaties te verbeteren en welke maatregelen
zij treft om doublures te voorkomen tussen de verschillende organisaties die betrokken
zijn bij de strijd tegen straffeloosheid van de Russische agressie in Oekraïne?
Antwoord
Er is geen directe relatie met het International Centre for the Prosecution of the Crime of Agression. Sancties maken deel uit van het EU-beleid gericht op het vergroten van de druk op
Rusland om de Russische agressie tegen Oekraïne te beëindigen. Het doel van sancties
is echter preventief. Wanneer de partij die ongewenst gedrag vertoonde hiermee ophoudt
kunnen de sancties na een EU-brede heroverweging indien gewenst worden opgeheven in
tegenstelling tot de vervolging en berechting van internationale misdrijven in Oekraïne.
Inzet op vervolging en berechting van internationale misdrijven in Oekraïne ziet op
alle misdrijven die al hebben plaatsgevonden of nog gaan plaatsvinden waarbij het
streven is deze misdrijven zoveel mogelijk te berechten om daarmee recht te doen aan
de slachtoffers en de internationale rechtsorde te ondersteunen.
Zo ja, wordt dit ook geagendeerd bij de conferentie die Nederland samen met het Verenigd
Koninkrijk hierover organiseert op 20 maart?
Antwoord
De conferentie op 20 maart a.s. richt zich op bewijsvergaring en de daarvoor noodzakelijke
coördinatie tussen betrokken partijen met als doel straffeloosheid van gepleegde misdrijven
in Oekraïne tegen te gaan. Ook wordt gekeken naar de wijze waarop slachtoffers en
getuigen beter ondersteund kunnen worden. Bovendien wordt besproken hoe onderzoeken
naar seksuele en gendergerichte misdrijven kunnen worden ondersteund. De bijeenkomst
van Ministers van Justitie is bedoeld om de financiële en praktische steun aan het
Internationaal Strafhof (ICC) waar nodig te intensiveren en de inspanningen te coördineren
om ervoor te zorgen dat het ICC over alles beschikt wat het nodig heeft om de verantwoordelijken
voor gepleegde misdrijven te onderzoeken en te vervolgen. Het kabinet zal uw Kamer
informeren over de uitkomsten van de conferentie.
Kan de regering ook aangeven welke knelpunten nog moeten worden opgelost om de operationele
samenwerking tussen organisaties te verbeteren en welke maatregelen zij treft om doublures
te voorkomen tussen de verschillende organisaties die betrokken zijn bij de strijd
tegen straffeloosheid van de Russische agressie in Oekraïne?
Antwoord
Ten aanzien van de samenwerking tussen organisaties betrokken bij het tegengaan van
straffeloosheid van de Russische agressie in Oekraïne is de primaire uitdaging dat
alle partijen – individuele landen, het Internationaal Strafhof, de Europese instellingen
en agentschappen, maar ook de VN en de Raad van Europa – elkaar blijven informeren.
Dit zodat alle spelers continu vanuit hun (wettelijke) rollen en verantwoordelijkheden
bij kunnen dragen aan doeltreffende en doelmatige ondersteuning van Oekraïense burgers
en autoriteiten. Dat vereist een continue dialoog en het betrekken over en weer van
relevante partijen bij initiatieven op alle niveaus (nationaal in landen, Europees
en internationaal), zoals bijvoorbeeld bij de conferentie op 20 maart a.s. of bij
de conferentie United for Justice in Lviv op 4 maart jl.
Richtlijn vermogensherstel en confiscatie
De leden van de VVD-fractie steunen de ingezette lijn van het kabinet om bij de onderhandelingen
over de Richtlijn ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen zoveel mogelijk
aan te sluiten bij het wetsvoorstel confiscatie criminele goederen dat thans bij de
Raad van State ligt. Deze leden vragen of het kabinet de laatste stand van zaken kan
geven over de onderhandelingen. Is er ten opzichte van het overleg over de JBZ-raad
van december vorig jaar iets veranderd aan de inzet van het kabinet zoals is verwoord
in het BNC-fiche (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen)?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet specifiek kan ingaan op het punt
van de effectiviteit van de Asset Recovery Offices (ARO’s), zodat die ook bij het
uiteindelijke voorstel echt in staat worden gesteld om hun taken goed te blijven vervullen
en dus niet worden verplicht tot het inzetten van hun capaciteit voor het opsporen
van overtredingen van beperkende maatregelen. Het kabinet benoemde eerder dat dit
onderdeel van het oorspronkelijke voorstel ten koste zou gaan van de Europese inzet
op de bestrijding van onder meer terrorisme, mensenhandel, illegale drugshandel, witwassen,
corruptie en deelname aan georganiseerde criminaliteit.
Antwoord
Momenteel vinden er onderhandelingen plaats over de Richtlijn ontneming en confiscatie
van vermogensbestanddelen. Deze gaan over de reikwijdte van de richtlijn, het opsporen
en identificeren van criminele opbrengsten en de confiscatie van die opbrengsten.
Aangaande de reikwijdte van de richtlijn wordt gesproken over de verhouding tussen
het toepassingsbereik van de richtlijn en bestuursrechtelijke en civielrechtelijke
procedures ter confiscatie. Wat betreft het opsporen en identificeren van criminele
opbrengsten is aan de orde op welke manier de asset recovery offices (ARO’s) toegang
krijgen tot andere publieke en particuliere registraties, zoals van vastgoed en voertuigen.
Daarnaast wordt wat betreft confiscatie gesproken over de verhouding tussen de verruimde
confiscatie (artikel 14) en het onverklaarde vermogen (artikel 16) en de voorwaarden
voor de beide procedures. Het Zweedse voorzitterschap beoogt voor de zomer een algemene
oriëntatie te bereiken. De inzet van het kabinet is verwoord in het BNC fiche.1
Het conceptwetsvoorstel over non conviction based confiscation, dat inmiddels voor
advies is voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State, voorziet in
de mogelijkheid tot confiscatie van goederen met een criminele oorsprong ook buiten
de gevallen waarin strafvervolging is ingesteld.
Het kabinet zet er op in om het richtlijnvoorstel zoveel mogelijk rekening te houden
met het Nederlandse wetsvoorstel, waarin wordt beoogd het confisqueren van illegaal
verkregen goederen zonder voorafgaande veroordeling mogelijk te maken. Dit geldt ook
voor de inzet van het kabinet voor het garanderen van effectieve functionering van
ARO’s.
Het eventueel toekennen van bevoegdheden aan de ARO’s om ook eventuele overtredingen
van beperkende maatregelen preventief te detecteren zou ten koste gaan van de capaciteit
om de opbrengsten vanuit georganiseerde criminaliteit op te sporen en te ontnemen.
Dit geldt voor het Nederlandse ARO en ook voor ARO’s in de andere lidstaten. ARO’s
zijn opgericht om grensoverschrijdende samenwerking te faciliteren bij het opsporen
van crimineel vermogen in het kader van enkele, op Europees niveau, gedefinieerde
misdrijven. Dit zijn onder meer terrorisme, mensenhandel, illegale drugshandel, witwassen,
corruptie en deelname aan georganiseerde criminaliteit. Het kabinet zet zich er daarom
voor in dat het voorstel ARO’s in staat stelt om hun kerntaken goed te blijven vervullen.
Op welke termijn wordt verwacht dat een gewijzigd voorstel kan rekenen op steun in
de Raad? Kan het kabinet nogmaals bevestigen dat er voorafgaand aan het bereiken van
een concept-gemeenschappelijk standpunt in de Raad de Kamer uitdrukkelijk wordt geïnformeerd
over het voorstel als dat in overwegende mate afwijkt van de Nederlandse onderhandelingsinzet
zoals verwoord in het BNC-fiche?
Antwoord
Het Zweedse Voorzitterschap beoogt voor de zomer een algemene oriëntatie te bereiken.
Indien blijkt dat dit voorstel in overwegende mate afwijkt van de inzet van het kabinet
zoals opgenomen in het BNC-fiche zal het kabinet uw Kamer hier voorafgaande aan het
bereiken van een algemene oriëntatie over informeren.
Strijd tegen racisme en antisemitisme: vervolgstappen
De leden van de VVD-fractie zouden graag stil willen staan bij de strijd tegen racisme
en antisemitisme en de te nemen vervolgstappen. Zo hebben deze leden gelezen dat wordt
beoogd om in 2023 een Nationale Strategie Antisemitismebestrijding vast te stellen,
in het kader van het recent verschenen werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding
(NCAB). Hoe zullen beide plannen/strategieën zich tot elkaar verhouden? Wat betekent
dit voor de instrumenten en middelen die de NCAB tot zijn beschikking heeft? Deze
leden hebben ook vernomen dat de Verenigde Staten (VS) bezig zijn met een nationale
strategie antisemitismebestrijding. In hoeverre is er op dit moment samenwerking tussen
de Europese Unie en de Verenigde Staten op dit vlak? Is er ook specifiek contact tussen
de Nederlandse NCAB en de Amerikaanse counterpart? Ziet het kabinet mogelijkheden
om meer informatie en best practices te delen voor toekomstige effectieve maatregelen?
Zo ja, welke?
Antwoord
Het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) is op 6 oktober
2022 gedeeld met uw Kamer. Dit werkplan bevat zowel een beschrijving van de doorlopende
verantwoordelijkheden van de NCAB, alsook een programmatisch deel met daarin de aandachtsgebieden
van de NCAB. Het werkplan richt zich op de periode 2022–2025 en wordt jaarlijks herzien
en waar nodig gewijzigd door de NCAB om in lijn te blijven met actuele ontwikkelingen.
In aanvulling op het werkplan van de NCAB zal het kabinet de Nationale Strategie Antisemitismebestrijding
presenteren.
Begin maart 2023 was de NCAB op uitnodiging in de Verenigde Staten om daar onder meer
met de interagency taskforce antisemitismebestrijding van de Amerikaanse regering
en de bipartisan taskforce van het Congres te spreken over best practices in Nederland en Europa. Dit bezoek vond plaats in het licht van de aangekondigde
Amerikaanse strategie antisemitismebestrijding. Naast dit bezoek onderhoudt de NCAB
regelmatig contact met zijn Amerikaanse evenknie in het kader van kennisuitwisseling.
Werklunch: dreiging van drugsgeweld
De leden van de VVD-fractie delen de constatering van het kabinet dat een effectieve
en daadkrachtige aanpak van drugsgeweld van groot belang is voor de veiligheid van
Nederland. Daarbij is het naar het oordeel van deze leden cruciaal dat tijdig relevante
informatie kan worden verzameld en worden gedeeld tussen verschillende organisaties
die betrokken zijn bij de strijd tegen de georganiseerde drugscriminaliteit. Kan het
kabinet bevestigen dat ook in Europees verband Nederland inzet op het mogelijk maken
van meer mogelijkheden voor relevante gegevensuitwisseling met het oog op de bestrijding
van de georganiseerde criminaliteit?
Antwoord
Ja. Het kabinet zet zich in voor meer mogelijkheden voor relevante gegevensuitwisseling,
met inachtneming van de waarborgen die horen bij een goed functionerende rechtsstaat
inclusief gegevensbescherming en privacy. De Raad en het Europees Parlement gaan op
korte termijn onderhandelen over herziening van de zogenoemde Prüm-besluiten zodat
meer categorieën van gegevens kunnen worden gedeeld voor het voorkomen, opsporen en
onderzoeken van strafbare feiten. Dit ziet bijvoorbeeld op het gebruik van biometrische
gegevens zoals gezichtsbeelden en op basisinformatie uit politieregisters van lidstaten.
Ook zijn de EU-medewetgevers recentelijk tot een akkoord gekomen over de richtlijn
voor informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingsinstanties. Daarmee wordt beoogd
meer relevante informatie tussen lidstaten en met Europol uit te wisselen. Tot slot
is recent ook een akkoord bereikt over de e-evidenceverordening waardoor de grensoverschrijdende
toegang tot elektronisch bewijs wordt vergemakkelijkt en versneld.
Fiche: Herziening Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel
De leden van de VVD-fractie verwelkomen de inzet van de Europese Commissie om de Richtlijn
ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel te herzien. In verband met een effectieve
opsporing, vervolging en berechting van nietsontziende mensenhandelaren is het cruciaal
dat lidstaten beter samenwerken. Ook op het gebied van preventie en het vroegtijdig
signaleren van slachtoffers valt nog een hoop aan de huidige aanpak te verbeteren.
Is het kabinet het met deze leden eens dat het risico van herhaald slachtofferschap
ook een plek zou moeten krijgen in de aanpak van mensenhandel? Zo ja, hoe wordt dat
vormgegeven wat het kabinet betreft in de herziene richtlijn?
In het coalitieakkoord is de herziening van het artikel dat mensenhandel strafbaar
stelt nadrukkelijk gekoppeld aan het verbeteren van de vervolging van daders. Op welke
manieren draagt de herziening van de richtlijn bij aan de vervolging van daders? Kan
het kabinet bevestigen dat naast uniformering, juist ook verruiming en verbreding
van de definitie van mensenhandel de inzet is bij de onderhandelingen over de herziene
richtlijn? Deelt het kabinet daarbij ook dat het belangrijk is om ook de bewijslast
voor mensenhandel waar mogelijk te verlagen?
De leden van de VVD-fractie lezen in het BNC-Fiche dat het kabinet via het Programma
«Samen tegen mensenhandel» ernaar streeft alle vormen van mensenhandel te bestrijden.
Dat streven zien deze leden graag bevestigd in het doorvoeren van concrete verbeteringen
in wet- en regelgeving, zowel in Nederland maar zeker ook op Europees niveau. Hoe
vertaalt het kabinet dit streven bij de onderhandelingen over de herziening van de
Richtlijn naar een concrete bijdrage aan de opsporing en vervolging van daders en
het eerder in beeld brengen van slachtoffers?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet in de onderhandelingen kan inzetten
op een uniforme strafverzwaringsgrond wanneer een uitbuiter weet of had kunnen weten
dat het een kwetsbaar slachtoffer betreft. Tot slot vragen deze leden of het kabinet
de herziening van deze Richtlijn mede beziet als onderdeel van de aanpak van georganiseerde
ondermijnende criminaliteit, nu mensenhandel voor veel criminele organisaties een
verdienmodel is. Zo ja, welke consequenties dat heeft voor de inzet van het kabinet?
Op welke termijn wordt een concept-gemeenschappelijk standpunt over het voorstel over
de herziene richtlijn in de Raad verwacht?
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de JBZ-Raad te Brussel van 9 en 10 maart 2023 en van de overige geagendeerde
stukken voor dit schriftelijk overleg. Deze leden willen het kabinet enkele vragen
voorleggen.
Richtlijn vermogensherstel en confiscatie
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet aangeeft dat het voor Nederland
van belang is dat de twee artikelen uit het richtlijnvoorstel die zogenoemde «non
conviction based confiscation» (NCBC) en de confiscatie van onverklaarbaar vermogen
mogelijk moeten maken aansluiten bij de Wet confiscatie criminele goederen die op
dit moment voorligt bij de Raad van State. Deze leden constateren ook dat de insteek
van deze aspecten in het Nederlandse wetsvoorstel verschilt van de insteek in het
richtlijnvoorstel. Heeft het kabinet de verwachting dat de overige lidstaten uiteindelijk
zouden kunnen instemmen met richtlijnbepalingen die dichter bij het Nederlandse wetsvoorstel
liggen? Zo nee, is het voor het kabinet dan aanvaardbaar om te volstaan met de bepalingen
die door de Europese Commissie zijn voorgesteld?
Antwoord
Op dit moment wordt onderhandeld over de verhouding tussen de meer strafrechtelijke
insteek van het richtlijnvoorstel en de civielrechtelijke insteek van het conceptwetsvoorstel
confiscatie criminele goederen dat inmiddels voor advies is voorgelegd aan de Afdeling
advisering van de Raad van State. Of de overige lidstaten uiteindelijk kunnen instemmen
met richtlijnbepalingen die dichter bij het Nederlandse voorstel liggen moet worden
afgewacht, de onderhandelingen daarover zijn nog gaande.
De leden van de D66-fractie vragen wat er gebeurt met afgenomen Russisch geld. Kan
dit bijvoorbeeld gebruikt worden om door de rechter bepaalde schadevergoedingen te
betalen aan nabestaanden en/of voor de wederopbouw van Oekraïne?
Antwoord
Het idee om bevroren tegoeden in te zetten ten behoeve van de wederopbouw van Oekraïne
of als schadevergoeding voor nabestaanden is het verder verkennen waard.
Hierbij dient te worden aangetekend dat er juridische hordes zijn, gelet op de sterke
verankering van het eigendomsrecht in de rechtsordes van de lidstaten van de EU.
Op dit moment is de situatie dat met sancties tegoeden alleen administratief kunnen
worden bevroren, niet geconfisqueerd. Tegoeden van gesanctioneerde personen en entiteiten
kunnen enkel op strafvorderlijke titel in beslag worden genomen, dus als er (minimaal)
een verdenking is van een strafbaar feit. Er is op dit moment dus nog geen sprake
van het afnemen van Russisch vermogen. Enkel het feit dat een persoon of entiteit
op een sanctielijst staat is hiervoor niet voldoende.
Het is op dit moment daarom niet aan de orde dat bevroren tegoeden worden geconfisqueerd
om aan te wenden voor de wederopbouw of als slachtoffercompensatie voor de nabestaanden
van de oorlog in Oekraïne. Het kabinet ondersteunt een gestructureerd format voor
discussies over het aanwenden van bevroren vermogen voor de wederopbouw in Oekraïne
in de Raad en ondersteunt de Commissie daarin.
Fiche: Richtlijn materieel insolventierecht
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet het richtlijnvoorstel gedetailleerd
vindt en dat deze onvoldoende ruimte en flexibiliteit laat voor lidstaten om de regeling
goed in het nationale recht in te passen. Het kabinet geeft aan te willen inzetten
op meer op uitgangspunten gebaseerde regelgeving. Hoe zal het kabinet zich in de onderhandelingen
opstellen als (de meeste van) de andere lidstaten de mate van detail in het huidige
voorstel wel acceptabel vinden? Is het een harde eis van het kabinet dat de Richtlijn
minder gedetailleerd wordt?
De leden van de D66-fractie merken op dat volgens het kabinet bredere toegang tot
bankrekeningenregisters, het UBO-register (Ultimate Beneficial Owners) en de nationale
vermogensregisters wenselijk kan zijn, omdat dit de curator helpt om de omvang van
de boedel te maximaliseren. Kan het kabinet aangeven hoe de Autoriteit Persoonsgegevens
hierover denkt?
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet ruimte ziet voor verbetering van
de regeling omtrent de pre-pack procedure, omdat deze volgens het kabinet gedetailleerder
is dan nodig om de insolventieregels van de lidstaten op dit onderdeel te harmoniseren.
Kan het kabinet aangeven welke details uit het richtlijnvoorstel zouden moeten worden
verwijderd?
De leden van de D66-fractie merken op dat het kabinet ook op verschillende concrete
aspecten kritiek heeft of meer onderbouwing/toelichting wenst. Het kabinet vindt bijvoorbeeld
dat de belangen van werknemers onderbelicht zijn gebleven en vindt dat er een aantal
controversiële keuzes is gemaakt zonder duidelijke belangenafweging, bijvoorbeeld
op het punt van de regeling die volgens het kabinet neerkomt op een «gedwongen contractovername».
Welke gevolgen zal het kabinet eraan verbinden als er op deze punten geen nadere toelichting
volgt die naar tevredenheid van het kabinet is?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet kritiek heeft op de voorgestelde
verplichting voor bestuurders om een insolventieprocedure aan te vragen. Het kabinet
acht aanpassing en verduidelijking noodzakelijk. Welke concrete aanpassingen gaat
het kabinet vragen om de omschreven bezwaren weg te nemen? Is het kabinet bereid om
ook aandacht te vragen voor de vraag hoe van bestuurders kan worden verwacht dat zij
zelfstandig kunnen inschatten wanneer het moment is aangebroken dat ingrijpen verplicht
is?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet overweegt om tijdens de onderhandelingen
aan te dragen om de regeling omtrent micro-ondernemingen alleen te verplichten voor
lidstaten die nog geen vergelijkbaar systeem hebben en als lidstaatoptie voor lidstaten
die al wel een vereenvoudigde procedure hebben die aan dezelfde uitgangspunten voldoet.
Overweegt het kabinet ook bij andere aspecten uit het richtlijnvoorstel om dit aan
te dragen?
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Fiche: API-verordening grensbewaking
De leden van de D66-fractie hebben bezorgd kennisgenomen van het bericht van de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) dat de grootschalige verwerking van reisdetails van luchtvaartpassagiers
door het Ministerie van Justitie en Veiligheid onrechtmatig is, en de opdracht aan
de Minister van Justitie en Veiligheid om hier per direct mee te stoppen. Wat is de
huidige stand van zaken van het uitvoeren van deze opdracht? Erkent het kabinet dat
het voorstel tot aanscherping van de API-richtlijn (Advance Passenger Information)
vanuit de Europese Commissie in combinatie met de opdracht van de AP, geen twijfel
meer laat over de noodzaak tot aanpassing van de huidige werkwijze?
De leden van de D66-fractie lezen in het fiche dat het kabinet aanhaalt dat voor rechtshandhavingsdoeleinden
API-gegevens intra-EU mogen worden verzameld en dat het kabinet er voorstander van
is om dit ook voor grensbewakingsdoeleinden mogelijk te maken. Dit met het oog op
het gebruik van API-gegevens van vluchten binnen het grondgebied van de EU om illegale
en secundaire migratie te bestrijden. Het kabinet geeft daarbij aan dat er dan wel
passende maatregelen moeten worden geboden en dat een controle bij overschrijding
van de binnengrenzen niet een gelijke werking mag hebben als een controle aan de buitengrenzen
met derde landen. Kan het kabinet aangeven wat voor concrete maatregelen zij voorstelt?
De leden van de D66-fractie lezen in het fiche dat het kabinet tijdens de onderhandelingen
zal onderzoeken of het mogelijk is de vroegtijdige verstrekking van API-data aan grensbewakingsautoriteiten
ook te gaan benutten voor andere vervoersmodaliteiten, zoals trein- en busverkeer.
Wat is de verwachting van het kabinet van de standpunten van andere lidstaten op dit
punt?
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de JBZ-raad van 9 en 10 maart 2023 en de overige stukken op de agenda.
Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen te stellen over de
geannoteerde agenda van de JBZ-raad en het Fiche omtrent de herziening van de Richtlijn
ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel.
Modus operandi en aanpak van georganiseerde mensensmokkelnetwerken
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet op dit moment geen signalen heeft
dat georganiseerde criminele mensensmokkelnetwerken overstappen op andere misdaad,
zoals cocaïnesmokkel. Deze leden vragen of cijfers bekend zijn van andere Europese
lidstaten op het gebied van criminele netwerken die zich zowel bezighouden met mensensmokkel
als met andere vormen van misdaad. Zo ja, zijn deze cijfers vergelijkbaar met de signalen
in Nederland?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet inzet op het versterken van de aanpak
van mensensmokkel en de netwerken daarachter, onder andere door middel van een wijziging
van het Wetboek van Strafrecht die verband houdt met artikel 197a Sr inzake mensensmokkel.
Kan het kabinet al meer vertellen over deze voorgenomen wetswijziging en kan zij aangeven
wanneer dit wetsvoorstel naar de Kamer wordt gezonden?
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Richtlijn Strafbaarstelling van EU-sancties
De leden van de CDA-fractie zijn het met het kabinet eens dat het harmoniseren van
definities van strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende
maatregelen van de Unie ertoe leidt dat de nationale handhavingsketens verbeterd worden,
waardoor opsporing, vervolging en berechting effectiever kunnen plaatsvinden. Het
kabinet geeft overigens aan dat het voorstel geen veranderingen van de strafrechtelijke
handhavingsprocedures in Nederland vereist. Deze leden vragen of het voorstel op andere
punten dan in de handhavingsprocedures tot aanpassingen leidt in het Nederlandse stelsel,
of dat het voorstel in zijn totaliteit geen aanpassingen vereist voor Nederland.
Antwoord
Op een beperkt aantal onderdelen vergt de richtlijn mogelijk implementatiemaatregelen.
Strafbaarstelling van beperkende maatregelen vanuit de EU vindt in Nederland momenteel
plaats door in een ministeriële regeling op basis van de Sanctiewet 1977 neer te leggen
dat het verboden is te handelen in strijd met de beperkende maatregelen uit de desbetreffende
sanctieverordening of het desbetreffende besluit. Door gebruik te maken van een ministeriële
regeling kan de strafbaarstelling in Nederland snel worden geregeld. Overtreding van
deze voorschriften vormt een economisch delict op basis van artikel 1, onder 1°, Wet
op de economische delicten. Of deze systematiek behouden kan blijven is afhankelijk
van de precieze bewoordingen van artikel 3, lid 2 van de richtlijn, waarover op dit
moment wordt onderhandeld. Voor Nederland staat daarbij voorop dat de mogelijkheid
moet worden behouden om binnen een korte termijn na het uitvaardigen van nieuwe beperkende
maatregelen te kunnen voorzien in de strafbaarstelling. Op een paar andere onderwerpen
waaronder confiscatie en de klokkenluidersregeling is het verder eveneens afhankelijk
van de precieze bewoordingen of aanpassing noodzakelijk is.
Richtlijn vermogensherstel en confiscatie
De leden van de CDA-fractie vragen aan het kabinet wat zij verwacht te vernemen in
het voorgangsrapport van de stand van zaken over de Richtlijn vermogensherstel en
confiscatie en of zij op voorhand een beeld heeft van welke bespreekpunten hierbij
aan de orde kunnen komen ten opzichte van andere Europese lidstaten.
Antwoord
Het Voorzitterschap zal tijdens de JBZ-Raad een globale weergave geven van het verloop
van de onderhandelingen tot nu toe. Deze hebben zich toegespitst op de toepassing
en reikwijdte van de voorgestelde artikelen over non conviction based confiscation. Daarnaast is een belangrijk punt tijdens de besprekingen de lijst met misdrijven
waar de nieuwe richtlijn op van toepassing zal zijn. Het Nederlandse standpunt is
hierin onveranderd ten opzichte van het standpunt zoals die met uw Kamer is gedeeld
in het BNC-fiche. Tijdens de JBZ-Raad van 9-10 maart komen voor dit onderwerp geen
bespreekpunten aan de orde ten opzichte van andere Europese lidstaten.
Strijd tegen racisme en antisemitisme: vervolgstappen
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de aankomende JBZ-raad van gedachten
wordt gewisseld over de gezamenlijke aanpak van racisme en antisemitisme. Deze leden
zijn het eens met het standpunt van het kabinet dat alleen een juridisch raamwerk
onvoldoende is om racisme en antisemitisme structureel te bestrijden, dus dat zowel
repressieve als preventieve maatregelen genomen moeten worden ten behoeve van een
effectieve aanpak. Heeft het kabinet zicht op de aanpak van racisme en antisemitisme
in andere Europese lidstaten en zo ja, zijn er duidelijke verschillen tussen de aanpak
in andere lidstaten en de aanpak in Nederland?
Antwoord
De eerste besprekingen van de nationale actieplannen hebben plaatsgevonden. Daaruit
blijkt dat lidstaten bezig zijn met het vormgeven van de actieplannen. Deze bevinden
zich nog in verschillende fases van ontwikkeling en implementatie. Daarom is op dit
moment nog geen concreet zicht op de verschillen en overeenkomsten tussen de actieplannen.
Een voortgangsrapport van de Commissie over nationale actieplannen ten aanzien van
racisme wordt eind dit jaar verwacht.
In Nederland is de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) aangesteld
die verantwoordelijk is voor het (meerjarig) Nationaal Programma tegen Discriminatie
en Racisme. Dit programma is breder dan alleen racisme en antisemitisme en omvat zowel
preventieve als repressieve maatregelen, alsook maatregelen die zien op het signaleren
van discriminatie. Daarbij is er een Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme
ingesteld die langdurig onderzoek gaat doen naar discriminatie en racisme in diverse
sectoren. Dit zijn integrale en structurele instrumenten in de aanpak van discriminatie
en racisme waarvan het goed is te zijner tijd in Europees verband mogelijke best practices te delen. De Commissie kan een faciliterende rol spelen bij de uitwisseling van best practices van nationale actieplannen.
Specifiek ten aanzien van antisemitismebestrijding is bekend dat in de afgelopen jaren
in steeds meer EU-lidstaten een coördinator antisemitismebestrijding is aangesteld
en een nationale strategie antisemitismebestrijding is aangenomen. Van de coördinatoren
antisemitismebestrijding van de Commissie en een enkele lidstaat is bekend dat het
koesteren van Joods leven reeds onderdeel van het mandaat van deze coördinatoren is.
Vanuit de NCAB vindt er op regelmatige basis kennisuitwisseling plaats met zijn Europese
evenknieën. Het kabinet probeert ook in Europa antisemitismebestrijding op de kaart
te zetten. Zo organiseerde de NCAB op 6 en 7 december 2022 de EU-Werkgroep antisemitismebestrijding
op het Ministerie van Justitie en Veiligheid in Den Haag.
Werklunch: dreiging van drugsgeweld
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de werklunch wordt gesproken over de
toenemende dreiging van drugsgeweld en de ervaringen die de lidstaten daarmee hebben.
Deze leden lezen ook dat het kabinet de Coalitie van Europese landen tegen georganiseerde
criminaliteit de gezamenlijke aanpak van georganiseerde druggerelateerde criminaliteit
wil versterken. Kan het kabinet verder uiteenzetten wat deze Coalitie precies inhoudt
en hoe de andere Europese lidstaten, zoals België en Duitsland hiertegenover staan?
Antwoord
Op 6 oktober 2022 heeft de coalitie van zes Europese landen tegen georganiseerde criminaliteit
een meerjarig actieprogramma (2022–2025) afgesproken om gezamenlijk georganiseerde
drugsgerelateerde criminaliteit en de bijpassende wereldwijd vertakte criminele machtsstructuren
aan te pakken. De deelnemende landen zijn, naast Nederland, België, Duitsland, Frankrijk,
Italië en Spanje. Deze acties moeten ervoor zorgen dat er op verschillende niveaus
tussen de deelnemende landen wordt samengewerkt en van elkaars ervaringen en aanpak
wordt geleerd. De coalitie is mede opgezet met het doel initiatieven te realiseren
die ook bijdragen aan de aanpak in andere lidstaten en met volledige betrokkenheid
van de Commissie en de EU-agentschappen Europol en Eurojust. Dit betekent dat ervaringen,
opgedane kennis en expertise waar mogelijk ook met andere lidstaten worden gedeeld.
België en Duitsland nemen actief deel aan de coalitie.
Het Zweedse voorzitterschap volgt de ontwikkelingen van de coalitie met belangstelling
en ziet de strijd tegen georganiseerde criminaliteit als prioriteit, wat terug te
zien is in de agendering van het onderwerp op de informele JBZ-Raad in Stockholm en
de aankomende JBZ-Raad in Brussel. Het Voorzitterschap heeft Nederland en België actief
betrokken bij de voorbereiding van de werklunch. De Commissie ziet de coalitie als
nuttige kopgroep om het onderwerp hoog op de politieke agenda te krijgen.
Fiche: Herziening Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie aangeeft op basis van
de evaluatie dat op dit moment de lidstaten uiteenlopende interpretaties hanteren
van het misdrijf mensenhandel en dit de effectiviteit van de Richtlijn ter voorkoming
en bestrijding van mensenhandel ondermijnt. Deze leden vragen of de Nederlandse definitie
van mensenhandel, zoals vastgelegd in het huidige artikel 273f van het Wetboek van
Strafrecht, veel verschilt van de aangehouden definities in andere Europese lidstaten.
De leden van de CDA-fractie vragen aan het kabinet wat de voorgenomen herziening van
de Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel betekent voor het voorstel
om artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht inzake mensenhandel te moderniseren.
Op welk termijn kan de Kamer het voorstel van de modernisering van artikel 273f van
het Wetboek van Strafrecht verwachten? Loopt deze modernisering vertraging op door
de onderhavige herziening van de Richtlijn? Hierbij benadrukken deze leden dat het
van groot belang is voor de effectiviteit van de aanpak en opsporing van mensenhandel
dat het wetsartikel zo spoedig mogelijk wordt gemoderniseerd.
De leden van de CDA-fractie vragen aan het kabinet wat de recente resultaten zijn
van de internationale aanpak tegen mensenhandel. Deze leden vragen ook of er al criminele
geldstromen zijn bevroren dankzij de internationale aanpak. Zo ja, kan het kabinet
nader ingaan op de vraag hoe dat proces is verlopen?
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de SP-fractie hebben de agenda van de JBZ-Raad van 9 en 10 maart 2023
gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SP-fractie constateren dat er zal worden gesproken over de Richtlijn
vermogensherstel en confiscatie. Doel hierbij is de bevriezing en confiscatie van
wederrechtelijk verkregen vermogen door internationale samenwerking. Deze leden kunnen
de gedachtegang van het kabinet volgen dat dit voor Nederland belangrijk is omdat
veel van het vermogen buiten de Nederlandse landsgrenzen valt. Deze leden lezen dat
er aantal aanpassingen in Nederland nodig is om deze richtlijn in lijn met de Nederlandse
wet te brengen. Dit gaat om artikelen die de «non conviction based confiscation» (NCBC)
en de confiscatie van onverklaarbaar vermogen mogelijk moet maken aansluiten bij de
Wet confiscatie criminele goederen die op dit moment voorligt bij de Raad van State.
Wat houden veranderingen precies in? Wat is de precieze tijdlijn van deze richtlijn?
Kan het kabinet ingaan op het draagvlak bij de lidstaten betreffende deze richtlijn?
Antwoord
Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de voorgestelde uitbreiding van confiscatie
tot situaties waar de strafvervolging niet heeft geleid tot een veroordeling en tot
situaties waarin er onverklaarbaar vermogen is aangetroffen. Er zijn echter wijzigingen
nodig om de regeling aan te laten sluiten bij het Nederlandse voorgestelde conceptwetsvoorstel
Confiscatie criminele goederen (de NCBC-regeling). Het richtlijnvoorstel is gericht
op bevriezing en confiscatie in het kader van strafrechtelijke procedures. Het conceptwetsvoorstel
Confiscatie criminele goederen, dat inmiddels bij de Afdeling advisering van de Raad
van State ligt voor advies, voorziet in de mogelijkheid tot confiscatie van goederen
met een criminele oorsprong, ook als het gaat om onbeheerd vermogen. Bovendien is
er voor de Nederlandse wet gekozen voor een civielrechtelijke regeling. Het kabinet
pleit er daarom in de Raad voor dat civiele regelingen zoals de Nederlandse ook binnen
de reikwijdte vallen van de richtlijn.
In andere landen binnen de EU bestaan overigens al langer civielrechtelijk procedures
voor het confisqueren van vermogen met een criminele herkomst. De richtlijn moet volgens
het voorstel een jaar na publicatie van de definitieve tekst zijn geïmplementeerd
in de nationale wetgeving. Naar de mening van het kabinet biedt deze termijn, mede
gezien de benodigde wetswijziging en de verstrekkende gevolgen voor uitvoering en
handhaving, te weinig ruimte voor Nederland om te kunnen voldoen aan de richtlijn.
In de onderhandelingen pleit het kabinet daarom voor een verruiming van de implementatietermijn.
Lidstaten zijn over het algemeen positief over de uitbreiding van bevoegdheden ten
behoeve van de strijd tegen georganiseerde criminaliteit. Een klein aantal lidstaten
heeft zorgen over de rechtsstatelijkheid van artikelen 15 en 16 over non conviction based confiscation en confiscatie van onverklaarbaar vermogen. Lidstaten verwelkomen de vastgelegde
taakomschrijving van de ARO’s en de duidelijkheid over de gegevens waartoe een ARO
toegang zou moeten hebben. Enkele lidstaten staan kritisch tegenover de toegenomen
administratieve verplichtingen en beheerskosten die voortvloeien uit dit voorstel.
Het Zweedse voorzitterschap beoogt voor de zomer een algemene oriëntatie te bereiken.
De leden van de SP-fractie zien dat er gesproken zal worden over de gezamenlijke Europese
aanpak racisme en antisemitisme. Een thema dat volgens deze leden inderdaad in alle
lidstaten veel aandacht nodig heeft. Er valt echter te lezen dat het kabinet het raamwerk
nu te dun vindt. Het kabinet wil naast een repressieve aanpak ook een preventieve
aanpak, waarbij wordt ingezet op de bevordering van bewustwording van alle vormen
van racisme en antisemitisme in de samenleving. Het kabinet heeft, zo stelt zij zelf,
veel in het werk gezet in de strijd tegen racisme en antisemitisme de afgelopen periode.
Het kabinet zal de Europese Commissie tijdens de aankomende raad vragen naar de rol
die zij kan spelen bij het ondersteunen van de lidstaten in hun strijd tegen deze
fenomenen. Hoe moeten deze leden dit voor zich zien? Heeft het kabinet het idee dat
andere lidstaten niet realiseren dat preventie ook een onderdeel is in de aanpak van
racisme en antisemitisme? Hoe ziet het kabinet deze uitgestoken hand voor zich?
Antwoord
Zoals ook blijkt uit het antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie over dit
onderwerp zijn actieplannen van lidstaten nog in verschillende stadia van ontwikkeling.
Daarom is nog geen beeld van hoe andere lidstaten preventie onderdeel laten zijn van
deze actieplannen.
Het kabinet vindt het echter belangrijk te benadrukken dat preventie een essentieel
element is in de aanpak van racisme en antisemitisme. Alleen repressie volstaat niet
en is ontoereikend om racisme en antisemitisme tegen te gaan. Bewustwording waaronder
onderwijs en dialoog zijn hierbij ook nodig en hierbij dient ook de gelijkwaardigheid
van mensen centraal te staan. Het kabinet vindt het belangrijk om dit punt in EU-verband
uit te dragen.
Voor het verdere antwoord op deze vragen verwijst het kabinet naar de antwoorden op
de vragen van de leden van de CDA-fractie over de aanpak van racisme en antisemitisme.
De leden van de SP-fractie constateren dat gesproken zal worden tussen de lidstaten
over druggerelateerde criminaliteit. Het is deze leden bekend dat de bestrijding van
georganiseerde criminaliteit een prioriteit van het kabinet is. Ook zien deze leden
dat veel criminele netwerken zich niet laten begrenzen door de grenzen van lidstaten.
Deze leden zien ook dat een verdere uitwisseling van ervaringen en een Europese aanpak
hieraan zou kunnen bijdragen. Echter is hierbij de manier waarop en de verdere inhoud
van groot belang om dit te laten slagen. Kan het kabinet hier dieper op ingaan, ook
op wat ter tafel komt aankomende Raad? Erkent het kabinet dat net als bij de aanpak
van racisme en antisemitisme, ook preventie een grote rol speelt in het tegengaan
van drugscriminaliteit. Ziet het kabinet ook binnen de Europese aanpak een grote rol
weggelegd voor preventie in plaats van enkel het straffen en aanpakken van drugscriminelen
en het oprollen van drugsnetwerken? Erkent het kabinet dat deze aanpak verder gaat
dan repressie en daarmee ook een preventie en zorgaspect heeft?
Antwoord
Het kabinet is positief dat de Ministers van Justitie tijdens de JBZ-Raad ervaringen
met elkaar gaan uitwisselen over drugsgerelateerde georganiseerde criminaliteit. Het
Zweedse voorzitterschap wil de discussie structureren aan de hand van drie verdiepende
vragen over de dreiging in de lidstaten, de nationale ervaringen en best practices en tot slot de vraag welke maatregelen er vanuit justitieperspectief op EU-niveau
zouden moeten worden genomen. Het voorkomen van jonge aanwas en preventie is een belangrijke
pijler onder de Nederlandse aanpak en een best practice die het kabinet zal toelichten. Preventie en zorg voor kwetsbaren en verslaafden
komt ook terug in de EU-drugsstrategie en het bijbehorende actieplan 2021- 2025 die de lidstaten samen met EU-agentschappen
en instanties uitvoeren. Ook de Commissie onderkent de noodzaak van preventie, getuige
de recente bijeenkomst van Commissaris Johannson met jongeren uit de hele EU over
het beschermen van jongeren tegen georganiseerde criminaliteit. Tijdens deze «Youth Dialogue: Protecting youg people from organised crime» op 23 januari 2023 werd onder andere gesproken over de methodes die worden gebruikt
om jongeren te rekruteren, hoe hen te beschermen en hoe stakeholders zoals de EU,
lokale maatschappelijke organisaties, rechtshandhavingsdiensten en andere overheidsorganisaties
samen kunnen werken om georganiseerde misdaad het hoofd te bieden.
De leden van de SP-fractie lezen dat er gesproken zal worden over twee belangrijke
ontwikkelingen ten aanzien van het verzamelen van persoonsgegevens betreffende vliegreizen.
Er ligt er een voorstel voor ter vervanging van de API-richtlijn. Ook heeft het Europees
Hof een belangrijke uitspraak gedaan over het gebruik van PNR-data (Passenger Name
Record) gevolgd door een ultimatum van de Autoriteit Persoonsgegevens aan het kabinet.
De API-richtlijn kent een aantal veranderingen ten aanzien van de richtlijn van 2004,
zoals geautomatiseerde gegevensverzameling, een centrale router beheerd door een Europees
Agentschap en een actualisatie van de rechten en plichten omtrent het mogen verzamelen
van gegevens. Deze leden constateren dat dit kabinet hier nog een schepje bovenop
zou willen doen door de «scope» uit te breiden tot intra-EU vluchten en tot bijvoorbeeld
bus- en treinreizen. Waar ligt de noodzaak in dit uit te breiden volgens het kabinet?
Op welke manier heeft een verbreding positieve effecten op de onderwerpen die het
kabinet noemt zoals migratie en klimaat? Waarom wilt het kabinet de optie openhouden
voor het langer bewaren van persoonsgegevens dan is voorgesteld? Deze leden delen
de zorgen zoals geuit door de Autoriteit Persoonsgegevens ten aanzien van het nog
niet in lijn brengen van de PNR-richtlijn in nationale wetgeving. De AP heeft het
kabinet een ultimatum gegeven. Wat is het kabinet van plan hiermee te doen? Wanneer
gaat hierop worden gereageerd?
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
De leden van de SP-fractie zien dat er verder gesproken wordt over het EU-VS data
privcay framework. Te lezen valt dat er met verplichte waarborgen tegemoet gekomen
wordt aan de vereisten uit de uitspraken in de Schrems II-zaak over gegevensdoorgifte
naar de VS. Hierbij zijn de beperkingen voor en toezicht op de toegang tot EU-data
voor de Amerikaanse inlichtingendiensten van belang, en het opzetten van een onafhankelijk
en onpartijdig «redress mechanism» dat ook een instelling omvat die klachten van EU-burgers
over toegang tot hun data door nationale veiligheidsdiensten van de VS onderzoekt
en oplost. Deze leden constateren dat er ook nog de nodige zorgen zijn over dit voorstel
onder andere van de European Data Protection Board (EDPB). Onder andere de termijn
voor een nieuwe beoordeling is een zorgpunt, het EDPB ziet deze het liefst elke drie
jaar. Fundamenteel zijn ook de zorgen over de rechten van veel Europeanen omdat er
de mogelijkheid is om voor korte tijd bulkgegevens te verzamelen en om bepaalde uitzonderingen
te maken op het recht van inzage. Deze leden delen deze zorgen ten aanzien van dit
voorstel. Zij willen het kabinet vragen wat de gevolgen zijn bij de aanname van dit
voorstel. Kan het kabinet ingaan op de hierboven genoemde zorgen? Klopt het dat de
dataprivacy binnen de Europese lidstaten veel hogere standaarden kent dan dit van
de VS? Kan dit raamwerk niet zorgen voor een «race to the bottom» waarbij de Europese
standaarden naar beneden worden bijgesteld om meer in de buurt te komen van de standaarden
van de VS? Kan het kabinet aangeven waarom dit raamwerk van toegevoegde waarde zou
zijn?
Antwoord
Persoonsgegevens mogen binnen de EU vrij circuleren als aan de voorwaarden uit de
Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is voldaan. Ook worden voor gegevensverwerkingen
die binnen de reikwijdte van de AVG vallen voorwaarden gesteld aan de verwerking buiten
de EU. Een dergelijke verwerking kan rechtmatig zijn, mits voldaan aan de voorwaarden
van hoofdstuk V van de AVG. Zo is internationale gegevensdoorgifte mogelijk wanneer
de Commissie met een zogenaamd «adequaatheidsbesluit» heeft besloten dat een derde
land, zoals de VS, een «gelijkwaardig beschermingsniveau» heeft. Doorgifte aan derde
landen is daarnaast ook mogelijk wanneer er passende waarborgen zijn, bijvoorbeeld
op basis van zogenaamde model contractbepalingen (SCC’s) of bindende bedrijfsvoorschriften
(BRC’s). Ook voor deze instrumenten geldt dat zij een «gelijkwaardig beschermingsniveau»
als dat van de AVG (en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) moeten
garanderen en dat deze bedrijven en organisaties zelf aan de hand van de relevante
wet- en regelgeving van het desbetreffende derde land moeten toetsen of bij doorgifte
van persoonsgegevens een adequaat beschermingsniveau kan worden geboden. Daarbij bieden
de aanbevelingen die op 18 juni 2021 zijn vastgesteld door het Europees Comité voor
Gegevensbescherming (EDPB) handvatten.2 Het gebruik van deze en andere modaliteiten uit de AVG voor doorgifte naar derde
landen brengen echter aanzienlijk meer lasten met zich mee, die in het bijzonder voor
het MKB in de praktijk lastig uitvoerbaar kunnen zijn.
Na de ongeldigverklaring van het EU – VS Privacy Shield door het Hof van Justitie
van de Europese Unie (HvJEU) in het zogenoemde Schrems II-arrest (C-311/18) van 16 juli
2020 hebben veel gesprekken tussen de EU en VS plaatsgevonden om te bezien hoe de
zorgen van het arrest kunnen worden geadresseerd. Op 25 maart 2022 hebben EU en VS
aangekondigd dat zij in principe overeenstemming hebben bereikt over een nieuw trans-Atlantisch
raamwerk voor gegevensbescherming om de zorgen van het Schrems II-arrest te adresseren.
Op 13 december 2022 is de Commissie de procedure gestart voor een nieuw adequaatheidsbesluit
– in de zin van artikel 45 AVG. Voor het kabinet is van groot belang dat dit adequaatheidsbesluit
de toets der kritiek van het HvJEU kan doorstaan. Het zogenoemde EU -US Data Privacy
Framework is voorgelegd aan de EDPB. Op 28 februari 2023 heeft de EDPB haar bevinden
over het conceptadequaatheidsbesluit gepubliceerd. Het kabinet heeft met veel belangstelling
kennisgenomen van het advies van de EDPB en is op dit moment het conceptadequaatheidsbesluit
samen met deze bevindingen aan het bestuderen.
Indien in het artikel 93-comité (comitologie) van de AVG door de lidstaten een positief
besluit wordt genomen over het conceptadequaatheidsbesluit zal de VS worden aangemerkt
als een derde land met een «gelijkwaardig beschermingsniveau» als de EU. Het kabinet
zal uw Kamer informeren over verdere ontwikkelingen. Op dit moment is nog weinig inzicht
in het krachtenveld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de regering voor de toegezonden stukken.
Deze leden hebben behoefte aan het stellen van enkele nadere vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie spreken hun waardering uit voor de inzet van
het kabinet voor de strijd tegen antisemitisme. Deze leden vragen het kabinet of zij
de inzet uit de initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker (Kamerstuk 36 272, nr. 2) steunt om, in lijn de met de aanbevelingen van de Europese Commissie, het mandaat
van de NCAB uit te breiden naar «koesteren van het Joodse leven». Deze leden vragen
het kabinet voorts of zij in Europees verband actief wil pleiten voor afspraken, en
zo nodig bindende kaders, voor sociale mediaplatformen voor het bestrijden van antisemitische
uitingen op het internet.
Antwoord
Het kabinet zal de kabinetsreactie naar aanleiding van de initiatiefnota Ellian/Segers
zal zo spoedig mogelijk aan uw Kamer verzenden.
Voor wat betreft uw vraag over de sociale mediaplatformen kan het kabinet uw Kamer
het volgende meegeven. In Europees verband is de Digital Services Act (DSA) aangenomen. Begin 2024 zal de DSA, of de Wet inzake digitale diensten, in werking
treden. Het doel van deze verordening is om de online veiligheid en grondrechten van
gebruikers in de EU te beschermen. De DSA biedt ten opzichte van de huidige richtlijn
elektronische handel duidelijkere regels en kaders die ook kunnen bijdragen aan het
tegengaan van antisemitische uitingen online. De DSA biedt namelijk een kader voor
het bestrijden van illegale online inhoud, het duidelijker informeren over het verwijderen
van informatie of gebruikersaccounts (notice and take down) en het met voorrang behandelen van meldingen van betrouwbare partijen (trusted flaggers) zoals het Meldpunt Internetdiscriminatie. Daarnaast bevat de DSA regels die de verspreiding
van desinformatie moet helpen bestrijden en biedt deze betere bescherming van grond-
en mensenrechten.
Daarnaast bestaat de sinds 2016 gelanceerde EU code of conduct on countering illegal hate speech online. In deze code staat de afspraak dat sociale mediabedrijven gemelde haatzaaiende uitingen
binnen 24 uur behandelen en verwijderen. De code is opgesteld met Facebook (nu Meta),
Microsoft, Twitter en YouTube. De afgelopen jaren hebben ook Instagram, Snapchat,
Google+, Dailymotion en Webedia zich bij deze code aangesloten.
Verder heeft het kabinet op 22 februari jl. de Kamerbrief aanpak online discriminatie,
racisme en hate speech aan uw Kamer verzonden. Ook de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding
(NCAB) zet in op een versterkte aanpak van online antisemitisme, onder meer door kennisuitwisseling
tussen online platforms te stimuleren en faciliteren, en het vergemakkelijken van
handhaving door onder meer een expliciet verbod op Holocaustontkenning in de wet.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat het kabinet deelneemt
aan een uitwisseling over het bestrijden van de dreiging van drugsgeweld. Deze leden
vragen of het kabinet hierbij actief aandacht wil geven aan het terugdringen van de
vraag naar drugs om zo de voedingsbodem voor drugscriminaliteit te verminderen.
Antwoord
Ja, het terugdringen van de vraag is voor Nederland een belangrijk element in het
wegnemen van de voedingsbodem voor drugscriminaliteit. Dit vraagstuk ligt (deels)
bij andere ministeries en beleidsterreinen en in mindere mate bij de EU-Ministers
van Justitie. Mede daarom stuurt Nederland tijdens de besprekingen aan op een integrale
benadering waarbij ook aandacht voor preventie wordt uitgedragen en samenwerking met
alle betrokken ministers wordt bepleit. Preventie is bovendien een van de pijlers
van de EU-drugsstrategie en het bijbehorende actieplan dat de lidstaten samen met
EU-agentschappen en instanties uitvoeren.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met veel enthousiasme kennisgenomen van
het voorstel tot herziening van de Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel.
Deze leden zien dat bij het bestrijden van dit gruwelijk onrecht Europese samenwerking
noodzakelijk is. Zij vinden het een goede zaak dat het voorstel kijkt naar verbreding
van de vormen van uitbuiting die worden genoemd. Zij waarderen het dat het kabinet
hier niet onwelwillend tegenover staat. Voorts brengen zij het kabinet in herinnering
dat de Commissie-Joustra in haar onderzoek naar interlandelijke adoptie ook heeft
aangedrongen bijzonder scherp te zijn op misstanden bij commercieel draagmoederschap.
De Commissie-Joustra stelt dat wetgeving en toezicht hierop onvoldoende is geregeld.
Deze leden vragen of het kabinet bereid is voor te stellen te onderzoeken op welke
wijze misstanden rondom commercieel draagmoederschap onder het bereik van deze richtlijn
kunnen komen. Zij vragen het kabinet voorts of criminele uitbuiting reeds afdoende
is ondergebracht onder de Richtlijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet met voorbeelden te onderbouwen
in welke gevallen wat haar betreft geen sprake zou zijn van uitbuiting bij gedwongen
huwelijken en illegale adoptie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat in de aanpak van de Europese
Commissie de positie van de afnemer, de klant, ook aan bod komt. Deze leden vragen
het kabinet of het bestrijden van de vraag naar uitbuiting, welke de voedingsbodem
is voor alle vormen van uitbuiting, op dit moment afdoende gewicht krijgt in de mensenhandel
aanpak. Welke aanvullende maatregelen ziet het kabinet voor zich om die voedingsbodem
weg te nemen? Deze leden roepen het kabinet op in de onderhandelingsinzet op dit punt
het belang van het slachtoffer voorop te stellen en niet te pleiten voor een afzwakking
van artikel 18a.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of dit voorstel ook ruimte biedt om in
gesprek te gaan met landen waaruit mannen en vrouwen naar Nederland worden verhandeld
om te werken in de seksindustrie. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om tot afspraken
te komen om in die landen mensenhandel aan te pakken en gemeenschappen weerbaarder
te maken?
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor
de JBZ-Raad van 9 en 10 maart 2023 en het verslag van de informele JBZ-Raad van 26
en 27 januari 2023. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.
Allereerst stellen de leden van de Volt-fractie enkele vragen over het verslag van
de informele JBZ-Raad van 26 en 27 januari 2023. In de strijd tegen (grensoverschrijdende)
georganiseerde misdaad omschreef Europol georganiseerde misdaad als een goed georganiseerde
diensteneconomie die profiteert van gaten in de rechtshandhaving op nationaal niveau.
Daarom is een Europese aanpak essentieel. Deze leden delen die laatste opvatting.
Om de strijd tegen georganiseerde misdaad aan te pakken moet volgens Europol ook beter
gebruikt worden gemaakt van digitale middelen zoals nieuwe analysetools voor grote
datasets en moeten we opnieuw kijken naar digitale technieken zoals versleuteling.
De Europese Commissie onderstreept ook dat voor een effectieve misdaadbestrijding
de balans tussen privacy en veiligheid/effectieve rechtshandhaving dient te worden
hersteld. Kan het kabinet aangeven hoe zij deze opvatting heeft begrepen? Hoe is die
balans nu volgens het kabinet en welke maatregelen moeten er volgens haar worden genomen
om de balans te herstellen? Welke experts stelt het kabinet voor om onderzoek (naar
Zweeds initiatief) te laten doen?
In de brief wordt geschreven dat een aantal lidstaten het lastig vindt om de balans
te vinden. Valt Nederland daaronder? Welke andere lidstaten gaat het om? Welke lidstaten
wezen op de samenwerking met de technologische industrie? Wat bedoelden zij daarmee?
Welk standpunt heeft Nederland uitgedragen met betrekking tot end-to-end-encryptie
en dataretentie?
Met betrekking tot end-to-end-encryptie geeft Nederland aan dat het van belang is
om vat te krijgen op versleutelde data zonder dat de voordelen van encryptie verloren
gaan. De leden van de Volt-fractie zijn echter niet bekend met maatregelen die ontsleutelen
van informatie mogelijk maken en tegelijkertijd geen afbreuk doen aan het in stand
houden van end-to-end-encryptie. Deelt het kabinet de opvatting van deze leden dat
hier tegenstrijdigheid aanwezig is? Zo nee, kan zij een toelichting geven aan welk
type maatregelen gedacht wordt?
De leden van de Volt-fractie vragen of het kabinet kennisgenomen heeft van het artikel
van Carnegie: «Moving the Encryption Policy Conversation Forward»3. Hierin wordt gesteld dat technologie-onafhankelijke oplossingen om wettelijk toegang
te krijgen tot versleutelde gegevens, zonder de beveiliging te verzwakken, de komende
tijd niet verwacht worden. Om verder te komen met het ontwikkelen van beleid zouden
we het probleem nader moeten analyseren, om vervolgens in specifieke gevallen te kijken
naar welke technologische oplossingen voorhanden zijn en om per geval een afweging
te maken. Deelt het kabinet deze opvatting? Zo ja, hoe gaat zij hier invulling aan
geven? Verder vragen deze leden welke waarden het kabinet meeweegt bij het beoordelen
of alternatieven voor het beperken van encryptie proportioneel zijn.
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
De leden van de Volt-fractie stellen enkele vragen over de geannoteerde agenda. In
de Raadsconclusies staat dat het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers
een essentieel onderdeel zijn van democratische samenlevingen en dat onrechtvaardigde
beperkingen op hun functioneren een risico zijn voor de rechtsstaat. Het kabinet steunt
deze conclusies. Hoe oordeelt zij in dit licht op de aangenomen motie-Stoffer c.s.
over verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond
van artikel 3:305a BW nadere vereisten aan representativiteit gesteld moeten worden
(Kamerstuk 36 169, nr. 37)? Die motie legt een beperking op voor belangenorganisaties (maatschappelijk middenveld)
die opkomen voor grondrechten zoals geborgd in het Handvest. Hoe rijmt het kabinet
de Raadsconclusies met deze motie?
Antwoord
De door het kabinet gesteunde Raadsconclusies bevestigen inderdaad dat ongerechtvaardigde
beperkingen op het functioneren van het maatschappelijk middenveld een risico zijn
voor de rechtsstaat. Toegang tot het recht is onderdeel van dit functioneren. Op de
inmiddels aangenomen motie van het lid Stoffer c.s., die het kabinet ontraden heeft,
komt het kabinet in een afzonderlijke brief terug.
De leden van de Volt-fractie hebben ook kennisgenomen van de BNC-fiches ten aanzien
van de Advance Passenger Information (API). Het kabinet schrijft dat zij de nieuwe
API-Verordeningen wil inzetten om meer grip te krijgen op secundaire migratiestromen.
Hoe verhoudt deze intensivering van het toezicht op passagiersstromen en gegevensverwerking
zich tot het recht op asiel en het recht op bescherming van persoonsgegevens en privéleven
van de betrokken personen? Daarnaast vragen deze leden het kabinet om nader uiteen
te zetten, het liefst aan de hand van voorbeelden, waarom het volgens haar nodig is
om de reikwijdte van de API-verordeningen uit te breiden naar intra-EU vluchten. Hoe
denken andere lidstaten over dit voorstel?
De leden van de Volt-fractie vragen welke waarborgen volgens het kabinet ingebouwd
moeten worden om deze verwerkingen mogelijk te maken zonder inbreuk te maken op het
recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht op privéleven. Welke afweging
maakt het kabinet bij de keuze om de reikwijdte uit te willen breiden naar andere
vervoersmodaliteiten, zoals trein- en busverkeer? Hoe verhoudt deze wens tot uitbreiding,
die mede wordt ingegeven door het behalen van klimaatdoelstellingen, zich tot het
recht op bescherming van de hiervoor genoemde grondrechten? Hoe denkt het kabinet
dat deze gewenste uitbreiding zal bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen?
Wat zijn de standpunten van andere lidstaten met betrekking tot dit voorstel?
Antwoord
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Tot slot stellen de leden van de Volt-fractie enkele vragen over het EU-VS data privacy
framework. Daarover schrijft het kabinet dat de lidstaten zich zullen buigen over
het concept adequaatheidsbesluit. Hoe staat het kabinet tegenover het huidige concept
adequaatheidsbesluit? Kan zij inzicht geven in het krachtenveld? Welke lidstaten zijn
kritisch en waarom? Hoe oordeelt het kabinet over de reactie van de EDPB van 28 februari
2023?4 Kan zij de zorgen die de EDPB noemt adresseren en aangeven wat het kabinetsstandpunt
daaromtrent is? Als het niet lukt om een reactie mee te nemen in de beantwoording
van deze vragen, het verzoek om hierin een afzonderlijke Kamerbrief op terug te komen.
Deze leden zijn vooral benieuwd hoe het kabinet oordeelt over de zorgen en hoe zij
de verschillende waarden: bescherming privacy burgers en internationale handel met
de VS afweegt en tot welk oordeel het kabinet komt.
Antwoord
Voor dit antwoord verwijst het kabinet uw Kamer naar het antwoord van de vragen over
dit onderwerp van de leden van de SP-fractie.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier