Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (portefeuille minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening)
36 200 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023
Nr. 48
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 19 oktober 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 26 september 2022 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 18 oktober 2022 zijn ze door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
1
Vraag:
Kan in een overzichtelijk schema per doel uit het coalitieakkoord voor het Ministerie
van BZK concreet worden aangegeven wat er in 2023 gaat gebeuren om deze doelen te
realiseren?
Antwoord:
Eerder hebben de Minister voor VRO, de Staatssecretaris van BZK en ik uw Kamer middels
hoofdlijnenbrieven (Kamerstuk II 2021/22, 35 925 – Kamerstuk II 2021/22, 35 925, nr. E. – Kamerstuk II 2021/22, 26 643, nr. 842) en de beleidsagenda die verzonden is bij de ontwerpbegroting (Kamerstuk II 2021/22,
36 200 VII) geïnformeerd over de doelen die voortvloeien uit het Coalitieakkoord die raken aan
de beleidsterreinen van het Ministerie van BZK en de beleidsprioriteiten voor 2023.
Over de concrete uitwerking en de voortgang van de verschillende doelen bent en wordt
u separaat geïnformeerd.
Voor de Minister van VRO geldt dat in het afgelopen jaar in het kader van de Nationale
Woon en Bouwagenda vijf van de zes programma’s zijn gepresenteerd. Het zesde programma
– Wonen en zorg voor ouderen – wordt in november verwacht. Deze programma’s zorgen
voor de realisatie van de drie doelen van het NWBA: beschikbaarheid, betaalbaarheid
en kwaliteit. Het jaar 2023 staat in het teken van de verdere uitwerking en uitvoering
van deze programma’s. Zo worden er in het kader van het programma Woningbouw onder
meer woondeals gesloten, de vijfde tranche van de woningbouwimpuls toegekend en wordt
de consultatie van het wetsvoorstel voor de Wet versterken regie volkshuisvesting
gestart.
Omtrent het programma Een thuis voor iedereen gaan alle gemeenten aan de slag met
het opstellen en regionaal afstemmen van integrale woonzorgvisies. Het doel van het
programma Betaalbaarheid is om te zorgen dat meer mensen met lage en middeninkomens
aanvaardbare woonlasten krijgen, daarom wordt voor huurders van een corporatiewoning
met een laag inkomen in 2023 de huur verlaagd. U wordt in 2023 ook geïnformeerd over
de prijsregulering van aanvangshuren en de voortgang op het wetsvoorstel Goed verhuurderschap.
Voor Caraïbisch Nederland zal een Beleidsagenda Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
worden opgesteld. Voor de verduurzamingsopgave zal in 2023 worden gestart met het
Nationale Programma Lokale Warmtetransitie, de lokale aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma
en kunt u de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Instrumenten gemeentelijke
warmtetransitie verwachten.
Uw kamer is in mei 2022 middels de ruimtelijke ordeningsbrief geïnformeerd over de
wijze waarop regie wordt gevoerd om de ruimte eerlijk en toekomstbestendig toe te
delen. Deze aanpak is uitgewerkt in twee programma’s: NOVEX en Mooi Nederland. Het
programma NOVEX organiseert dat nationale ambities ruimtelijk passen. Dit gebeurt
per provincie, in samenwerking tussen het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.
In 2023 moet dit plaats hebben gevonden. Uiterlijk halverwege 2023 moet duidelijk
zijn hoe de herinrichting van zestien NOVEX-gebieden gaat zien. De uitwerking van
alle ambities van het kabinet samen leidt uiteindelijk tot een aanscherping van de
Nationale Omgevingsvisie als geldende Rijksvisie op de ruimte. Deze aanscherping verschijnt
naar verwachting in 2024.
54
Vraag:
Hoeveel meerkosten vanwege de gestegen energiekosten hebben gemeenten bij benadering
voor energie voor publieke voorzieningen zoals gemeentelijke zwembaden, sportvoorzieningen
en scholen?
Antwoord:
De meerkosten vanwege de gestegen energiekosten bij gemeenten zijn moeilijk te duiden,
onder andere doordat energieprijzen sterk fluctueren. Er zijn al enkele data beschikbaar,
maar er wordt op dit moment nog onderzoek gedaan. De VNG doet sinds 26 september jl.
onderzoek naar de energiekosten bij maatschappelijk vastgoed binnen de gemeente.
Met betrekking tot scholen heeft de PO-Raad1 een enquête onder schoolbesturen uitgezet.
Verder vraagt OCW bij schoolbesturen en Energie voor Scholen uit wat de aard is van
hun energiecontract en hoe zij met kostenstijgingen omgaan. De verwachting is dat
deze onderzoeken voor 1 november gereed zijn, om invulling te geven aan de motie Paternotte.
Het Mulier Instituut heeft de extra kosten voor de sportsector in de breedte in kaart
gebracht, verder is bekend dat het bij energie-intensieve sportaccommodaties zoals
zwembaden en ijsbanen gaat om een tekort van € 99 mln. voor 2022 en € 278 mln. voor
2023. De Minister van VWS2 geeft aan hier in november op terug te komen, in verband met de motie Heerma.
55
Vraag:
Hoeveel woningen worden (bij benadering) geliberaliseerd en kunt u dit inzichtelijk
maken per jaar en per verhuursector (corporatie en particulier)?
Antwoord:
Op basis van de Huurenquête is een indicatie te geven hoeveel corporatiewoningen in
de genoemde periode zijn geliberaliseerd. Dit leidt tot het volgende overzicht.
Van juli-juli
2014/
2015
2015/
2016
2016/
2017
2017/
2018
2018/
2019
2019/
2020
2020/
2021
2021/
2022
Aantal woningen
4.800
2.600
2.700
2.100
3.100
2.400
1.900
3.000
Het aantal liberalisaties hangt af van lokale afspraken, de mutatiegraad en beleidskeuzes
ten aanzien van onder meer het stimuleren van middenhuurwoningen. Ook kunnen meer
opleveringen in het sociale segment ervoor zorgen dat er meer ruimte kan ontstaan
voor liberalisaties aan de bovenkant.
Over de particuliere sector zijn geen cijfers bekend van geliberaliseerde woningen.
56
Vraag:
Hoeveel woningen vallen onder de liberalisatiegrens als deze grens opgetrokken zou
worden naar 1.000 euro, 1.250 euro en 1.350 euro uitgesplitst per verhuurderstype
(corporatie en particulier)?
Antwoord:
De onderstaande tabel toont het aantal woningen met een huur tot de huidige liberalisatiegrens.
Hierbij is rekening gehouden met de recent invoering van de cap-op-de-WOZ. Daarnaast
toont de tabel het aantal woningen dat extra wordt gereguleerd wanneer de liberalisatiegrens
wordt opgetrokken tot € 1.000,-, € 1.250,- en € 1.350,- per maand. Er is een uitsplitsing
gemaakt naar corporaties en private verhuurders.
57
Vraag:
Welke (concrete) belemmeringen zijn er bij het optrekken naar de verschillende liberalisatiegrenzen
van bijvoorbeeld 1000, 1250 of 1.350 euro per maand?
Antwoord:
Zoals in het Coalitieakkoord afgesproken en opgenomen in het programma Betaalbaar
wonen werk ik aan de vormgeving van de regulering van middenhuur. Daarbij vind ik
het van groot belang dat de regulering zorgt voor zowel een verbetering van de betaalbaarheid
van huren, als dat het voor marktpartijen interessant blijft om te investeren in middenhuurwoningen.
Een hogere liberalisatiegrens maakt dat er in eerste instantie meer woningen worden
gereguleerd. Tegelijkertijd zorgt een hogere liberalisatiegrens er voor dat het minder
aantrekkelijk wordt om te blijven investeren in de bouw van middenhuurwoningen. Ook
is er een risico dat meer investeerders hun huurwoningen zullen verkopen. Die combinatie
kan ervoor zorgen dat er onder de streep minder middenhuurwoningen beschikbaar komen.
Daarom zoek ik bij het bepalen van de grens de juiste balans tussen het verbeteren
van de betaalbaarheid enerzijds en het aantrekkelijk houden om te investeren in de
bouw nieuwe middenhuurwoningen anderzijds. Ik zal uw Kamer op korte termijn informeren
over de contouren van de regulering.
58
Vraag:
Hoeveel huishoudens leven er in energiearmoede en wat zijn de ontwikkelingen voor
de komende jaren en kunt u dat per jaar inzichtelijk maken en kunt u daarbij aangeven
welke bevolkingsgroepen dit treft (hoeveel gezinnen met kinderen, ouderen boven de
65 jaar, studenten e.d.)?
Antwoord:
Het CPB stresstest van juni 2022 toont aan dat bij blijvend hoge energieprijzen en
andere vaste lasten, op termijn tussen de 670.000 en 1,2 miljoen huishoudens te maken
kunnen krijgen met problemen bij het betalen van hun maandelijkse lasten. Het CPB
heeft ook gekeken naar achtergrondkenmerken van deze groep. Deze groep is echter niet
1-op-1 te vertalen naar het aantal huishoudens dat momenteel leeft in energiearmoede.
Onderzoek van TNO laat zien dat er in 2019 zo’n 550.000 huishoudens in energiearmoede
leefden (7% van de Nederlandse huishoudens). Deze huishoudens hebben enerzijds een
laag inkomen en anderzijds óf hoge energiekosten óf een woning met een energetisch
lage kwaliteit.
Als gevolg van de hoge energieprijzen zal de groep huishoudens die in energiearmoede
leeft naar verwachting zijn toegenomen.
Er is op dit moment geen zicht op de precieze aantallen huishoudens die nu leven in
energiearmoede. Ook is het lastig een voorspelling te doen voor de komende jaren,
onder andere vanwege de onzekerheid en volatiliteit van de energieprijzen. Verwachting
is wel dat de maatregel om een energieplafond in te voeren en overige maatregelen
van Prinsjesdag gericht op verbetering van de koopkracht een belangrijk dempend effect
zullen hebben.
In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat werkt het CBS aan
een monitor energiearmoede. Deze monitor zal naar verwachting in het najaar (eind
november) gereed zijn. Onderdeel van deze monitor zal een tabellenset zijn met kerncijfers
over energiearmoede. Deze tabellen beschouwen verschillende subgroepen (o.a. woningtype,
type eigendom, energetische kwaliteit (in percentielen), huishoudtypes, inkomenscategorieën,
gemeentes, wijken). De cijfers zullen jaarlijks worden geactualiseerd.
Aanvullend is TNO recentelijk gestart met het landelijke kennis- en ondersteuningsprogramma energiearmoede. Dit programma richt zich op gemeenten en provincies. Onderdeel van
het programma zijn o.a. effectmetingen, onderzoek naar werkende aanpakken van energiearmoede
en kennisuitwisseling. Bij de uitvoering van het programma wordt nauw samengewerkt
met CBS, CPB en RVO. Het programma loopt drie jaar.
59
Vraag:
Hoeveel vennootschapsbelasting (vpb) dragen woningcorporaties de komende jaren af
en kunt u dat per jaar inzichtelijk maken en kunt u per jaar daarbij aangeven: hoeveel
de ATAD-regeling en hoeveel de afschaffing van de verhuurderheffing daaraan bijgedragen
heeft?
Antwoord:
Uit de meeste recente meerjarenbegrotingen (dPi2021) van de corporaties blijkt dat
zij de komende jaren tot circa € 1 mrd. per jaar aan uitgaven voor de vennootschapsbelasting
voorzien (zie onderstaande tabel). In de prognosecijfers van corporaties wordt geen
onderscheid gemaakt welk deel van de uitgaven aan vennootschapsbelasting is toe te
rekenen aan de ATAD-regeling. In 2020 bedroeg de gerealiseerde uitgave aan vennootschapsbelasting
ruim € 662 mln.
De afschaffing van de verhuurderheffing is echter nog niet verwerkt in de uitgaven
voor de vennootschapsbelasting, aangezien de afschaffing op het moment van het opstellen
van de meerjarenbegrotingen nog niet in beeld was. Door de afschaffing van de verhuurderheffing
zullen de uitgaven van corporaties aan vennootschapsbelasting (ten opzichte van de
hieronder gepresenteerde cijfers) naar verwachting gaan toenemen. De afschaffing van
de verhuurderheffing zal namelijk zorgen voor een hogere fiscale winst, waardoor corporaties
over deze hogere winst vervolgens weer vennootschapsbelasting zijn verschuldigd. Overigens
zal de aangekondigde eenmalige huurverlaging voor lage inkomens en stijgende uitgaven
weer een dempend effect kunnen hebben op de verschuldigde vennootschapsbelasting.
Vennootschapsbelasting
Bron
2020
662.363
dVi2020
2021
683.494
dPi2021
2022
630.765
dPi2021
2023
838.109
dPi2021
2024
951.918
dPi2021
2025
1.040.761
dPi2021
2026
1.074.788
dPi2021
Gerealiseerde (2020) en prognose (2021–2026) uitgaven aan vennootschapsbelasting woningcorporaties
(geconsolideerd, x 1.000)
60
Vraag:
Hoeveel belasting op huurinkomsten zal er de komende jaren worden geheven en kunt
u dit per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
Er wordt op dit moment geen overleg gevoerd met de Europese Commissie over het reguleren
van de vrije huursector. In tegenstelling tot verhuur van sociale woningen (welke
activiteit aangemerkt is als dienst van algemeen economisch belang en – in het verlengde
van het EC-besluit uit 2009 – onder voorwaarden onder het DAEB vrijstellingsbesluit
kan vallen), is verhuur in de vrije sector geen onderwerp van specifieke afspraken
tussen Nederland en de Europese Commissie.
61
Vraag:
Wat zijn de gemiddelde stichtingskosten voor woningcorporaties en wat zijn de verwachte
ontwikkelingen? Kunt u dit per jaar inzichtelijk maken en per huishoudgrootte (eenpersoons,
tweepersoons, driepersoons, vierpersoons en meerpersoons) en per type woning (eengezinswoning,
flatwoning en dergelijke)?
Antwoord:
Uit de Aedes benchmark blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van een huurwoning
(o.b.v. realisatie) in 2020 € 187.000 bedroegen. In de benchmark wordt onderscheid
gemaakt naar de stichtingskosten per oppervlakte, zie onderstaande figuur. Een uitsplitsing
naar type woning en huishoudgrootte maakt geen onderdeel uit van de benchmark.
Figuur: Stichtingskosten corporatiewoning per oppervlakteklasse in 2020
Bron: Aedes Benchmark 2021
Uit de meest recente meerjarenbegrotingen (dPi2021) van de corporaties valt af te
leiden welke kostenstijging corporaties de komende jaren verwachten bij het realiseren
van hun nieuwbouwplannen, zie onderstaande tabel. Dit betreffen de kostenstijging
van al hun nieuwbouwplannen. Een nadere uitsplitsing naar type vastgoed (sociale huurwoning,
vrije sector huurwoning, parkeerplaatsen, maatschappelijk of bedrijfsmatig vastgoed),
wordt niet uitgevraagd bij corporaties.
Kostenstijging t.o.v. voorgaande jaar
2022
4,7%
2023
11,6%
2024
3,3%
2025
1,9%
2026
4,6%
Prognose stichtingskosten (inclusief grond) woningcorporaties per verhuureenheid (DAEB
en niet-DAEB geconsolideerd)
62
Vraag:
Hoeveel salaris ontvangen de directie, de raden van bestuur en raden van commissarissen
van woningcorporaties?
Antwoord:
In de «Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting»
(wordt jaarlijks geïndexeerd) wordt het maximum salaris van raden van bestuur van
woningcorporaties per bezoldigingsklasse door de Minister vastgesteld. Deze voldoet
aan de Wet Normering Topinkomens. De maximale bezoldiging van commissarissen wordt
hiervan afgeleid en vastgesteld in de «Beroepsregel bezoldiging commissarissen».
63
Vraag:
Hoeveel mindervalide woningen hebben woningcorporaties gebouwd en hoeveel zullen ze
er de komende jaren bouwen (indien mogelijk per jaar inzichtelijk gemaakt)?
Antwoord:
Het aantal corporatiewoningen voor mindervaliden wordt niet centraal bijgehouden.
In de nationale prestatieafspraken die ik met de corporaties heb gemaakt committeren
corporaties zich aan het levensloopbestendig maken van bestaande woningen, zodat huurders
langer zelfstandig te kunnen wonen. Zij spannen zich daarnaast in voor de bouw van
en transformatie naar nultredenwoningen. Daarnaast is afgesproken dat tot en met 2030
in de bestaande bouw of in de nieuwbouw 50.000 geclusterde woonvormen zullen worden
gebouwd. Daarmee bouwen corporaties ook voor mindervalide huurders.
64
Vraag:
Hoeveel dakloze mensen hebben woningcorporaties gehuisvest en hoeveel zullen ze er
de komende jaren huisvesten (indien mogelijk per jaar inzichtelijk gemaakt)?
Antwoord:
Hoeveel woningen aan dakloze mensen worden toegewezen wordt door woningcorporaties
niet bijgehouden. Aedes schat op basis van de corporatiemonitor (corporatiemonitor-dakloosheid (aedes.nl)) dat in 2020 4.800 dakloze mensen zijn gehuisvest. Voor andere jaren zijn nog geen
gegevens beschikbaar. Momenteel wordt een monitoringssysteem ingericht om de omvang
van alle aandachtgroepen en de omvang van de woonbehoefte en de wachttijd per groep
op huisvesting te gaan volgen.
65
Vraag:
Hoe lang zijn de wachtlijsten voor een sociale huurwoning uitgesplitst naar marktregio
en wat zijn de verwachtingen voor de komende periode uitgesplitst naar kalenderjaar?
Antwoord:
We beschikken niet over actuele data ten aanzien van de omvang van de wachtlijsten.
Het WOON-onderzoek 2021 laat wel een oplopende actieve zoektijd zien ten opzichte
van 2018. Dit blijkt uit onderstaande tabel. Een oplopende zoektijd wijst op een grotere
schaarste.
Tabel; gemiddelde actieve zoektijd in maanden van verhuisde huishoudens naar corporatiewoning
2021
2018
Noord-Nederland
21
19
Oost-Nederland
27
16
West-Nederland
30
22
Zuid-Nederland
23
21
Bron: Woon-onderzoek 2021 en 2018, MinBZK.
In de Nationale prestatieafspraken is een verhoging van de productie van sociale huurwoningen
afgesproken. Dit zal op termijn bijdragen aan een vermindering van de inschrijfduur
die nodig is om in aanmerking te komen voor een woning. Een tijdpad per jaar kan niet
worden gegeven.
66
Vraag:
Hoeveel bewonerscommissies zijn er en hoeveel waren dit in het verleden en hoeveel
bewonerscommissies worden er naar verwachting extra opgericht? Kunt u dit per jaar
inzichtelijk maken?
Antwoord:
Het is aan huurders zelf om zich al dan niet in bewonerscommissies (of huurdersorganisaties)
te organiseren. Er wordt niet geregistreerd hoeveel bewonerscommissies (en huurdersorganisaties)
er zijn en ook niet hoeveel bewonerscommissies er naar verwachting (extra) worden
opgericht.
67
Vraag:
Wat is de prognose voor nieuwbouw voor de komende jaren en kunt u daarbij per jaar
inzichtelijk maken hoeveel daarvan sociale huur, hoeveel flex, hoeveel middenhuur,
hoeveel sociale koop, hoeveel koop van sociaal tot betaalbaar, hoeveel huurwoningen
in het segment boven middenhuur en hoeveel koopwoningen boven betaalbaar? Kunt u dat
indien mogelijk per regio dan wel per provincie inzichtelijk maken?
Antwoord:
68
Vraag:
Hoeveel tijdelijke woningen gaat u aankopen en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?
Wat is hierbij de gemiddelde kostprijs en wat is de gemiddelde kostprijs per type
woning en kunt u aangeven welke afschrijvingsduur u daarbij hanteert?
Antwoord:
Om de bouw van flexwoningen aan te jagen, is het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) onlangs
een aanbesteding gestart van 2016 woningen. Dit gaat om gestapelde flexwoningen in
vaste configuraties. Daarnaast organiseert de corporatiesector een grotere inkoop.
Beide trajecten maken gebruik van eenzelfde programma van eisen waarbij een levensduur
van 50 jaar wordt uitgevraagd. Bij het traject van het RVB is gekozen voor snelheid
en om niet te wachten op het bekend worden van locaties, daarom zullen per locaties
nog afspraken gemaakt moeten worden over het gereedmaken van de locatie. Het is niet
de bedoeling om via het RVB ook in de komende jaren woningen te gaan bestellen, de
woningen die nu worden besteld zouden in 2023 geplaatst moeten worden. Voor de huidige
aanbesteding wordt een plafondprijs aangehouden per perceel van 48 flexwoningen van
totaal 4 verschillende groottes en deze bedraagt € 5.098.848 exclusief btw. Er zijn
42 percelen uitgevraagd (wat neerkomt op 2000 woningen). Afhankelijk van de uitkomsten
van de aanbesteding en de (tijdige) beschikbaarheid van locaties wordt duidelijk hoeveel
woningen er daadwerkelijk geleverd kunnen worden.
69
Vraag:
Hoeveel tijdelijke woningen blijven in een permanente flexibele schil en hoeveel tijdelijke
woningen verdwijnen als gevolg van de afschrijvingsduur en kunt u daarbij aangeven
wat u onder verdwijnen verstaat?
Antwoord:
Het is de bedoeling dat we met de huidige inzet op flexwoningen, waaronder de bestelling
vanuit het RVB en vanuit de corporatiesector, een flexibele schil opbouwen met woningen
van goede kwaliteit die maximaal herplaatsbaar en herbruikbaar zijn. In de flexibele
schil komen zowel grondgebonden als gestapelde woningen, die minimaal 25 of minimaal
50 jaar meegaan. Zijn de woningen niet meer van afdoende kwaliteit om te gebruiken
als woning, dan zijn ze gemakkelijk aanpasbaar voor andere doeleinden of losmaakbaar
waardoor de materialen kunnen worden recycled. Het is op dit moment nog niet te zeggen
hoeveel tijdelijke woningen er in een permanente flexibele schil blijven.
70
Vraag:
Hoe groot is het woningtekort nu en hoe ontwikkelt zich dat de komende jaren?
Antwoord:
Het statistisch woningtekort wordt nu op nationaal niveau op 315.000 woningen geraamd,
dat is -3,9% van de woningvoorraad. Het woningtekort zal naar verwachting in 2023
en 2024 op een iets hoger niveau uitkomen (4,0% van de voorraad) om daarna volgens
de prognose terug te lopen naar 2,5% van de woningvoorraad in 2031.
Hierbij is echter nog geen rekening gehouden met een hogere woningbouwproductie op
basis van het realiseren van de doelstellingen in het Programma Woningbouw. Verder
is er ook nog geen rekening gehouden met de extra bevolkingsgroei als gevolg van onder
meer de oorlog in Oekraïne.
71
Vraag:
Hoeveel twintigers en dertigers die geen sociale huurwoning kunnen vinden wonen nu
nog (noodgedwongen) thuis?
Antwoord:
Het aantal twintigers en dertigers dat geen sociale huurwoning kan vinden en nu nog
thuis woont is ca.110.000
Bron: WoON 2021
72
Vraag:
Hoeveel woningen kunnen er extra gebouwd worden als er net zoveel geld naar de huursector
gaat als naar de koopsector in de vorm van onder andere de hypotheekrenteaftrek?
Antwoord:
Deze vraag is niet eenvoudig getalsmatig te beantwoorden. Allereerst wordt ook de
(sociale) huursector op verschillende wijze ondersteund. Tevens kan de woningbouwproductie
niet simpel weg geworden geëxtrapoleerd, daar spelen verschillende andere aspecten
in mee zoals locatie specifieke businesscases, grond, leefbaarheid en arbeidsmarktkrapte.
73
Vraag:
Hoeveel woningen zijn er als gevolg van de verhuurderheffing minder gebouwd?
Antwoord:
De financiën van corporaties zijn niet het enige knelpunt waardoor de bouw van corporaties
is achtergebleven. Onder andere woningbouwlocaties, de organisatiecapaciteit van corporaties
en de beschikbaarheid van bouwpersoneel zijn andere knellende factoren. Daarom kan
de invloed van de verhuurderheffing niet worden bepaald.
74
Vraag:
Hoeveel woningen worden er voor studenten en ouderen extra gebouwd en kunt u dit per
jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
Voor studenten is in het Landelijk actieplan studentenhuisvesting afgesproken om 60.000
betaalbare studentenwooneenheden in de periode van 2022 – 2030 bij te bouwen.
Dit zijn zowel zelfstandige als onzelfstandige woningen. De zelfstandige eenheden
voor studenten zijn inbegrepen in het totaal van de 900.000 te bouwen huizen
Van de 900.000 woningen die we tot en met 2030 bouwen zijn 250.000 geschikt voor ouderen.
75
Vraag:
Wat is de doelstelling voor het aantal nieuw op te richten wooncoöperaties en wat
is de doelstelling voor het aantal nieuwe woningen in coöperatieve woonvorm en wat
zijn de verwachtingen ten aanzien van deze doelstellingen indien mogelijk uitgesplitst
per jaar en per regio dan wel provincie?
Antwoord
Er is geen specifieke doelstelling voor het aantal nieuwe wooncoöperaties. Wel is
in het Coalitieakkoord opgenomen dat ruimte gecreëerd wordt voor alternatieve woonvormen
en coöperatieve woonprojecten die door bewoners zelf worden ontwikkeld. Deze woonvormen
en woonprojecten kunnen in vele verschijningsvormen worden vormgegeven. Het is aan
gemeenten om hier nader invulling aan te geven en keuzes te maken bij nieuwbouw projecten.
Op grond van de Woningwet kan ook een woningcorporatie ruimte geven aan een groep
bestaande huurders om een wooncoöperatie op te richten.
76
Vraag:
Wat zijn de prognoses voor het aantal transformaties van bedrijfsruimte naar woningen
en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
Er worden momenteel geen prognoses opgesteld met betrekking tot het aantal transformaties.
Op dit moment worden er jaarlijks ongeveer 10.000 verblijfsobjecten getransformeerd
naar woningen. Tot verblijfsobjecten behoren naast bedrijfsruimtes ook kantoren, winkels,
sportfaciliteiten etc.
De ambitie is om door te groeien naar een jaarlijkse toevoeging van 15.000 woningen
door transformatie. Hiervoor is onder andere de Taskforce versnelling tijdelijke huisvesting
in het leven geroepen.
77
Vraag:
Wat is de leegstand per type ruimte (inclusief woonruimte) en hoeveel ruimte in m2 en/of in percentage is hierbij te transformeren naar woningen? En wat is de verwachte
ontwikkeling van de leegstand per type ruimte inzichtelijk gemaakt per jaar?
Antwoord:
In de meest recente Leegstandsmonitor (2021) van het CBS zijn gegevens over de leegstand
per type ruimte (inclusief woonruimte) op 1 januari 2021 te vinden. Deze gegevens
zijn in de tabel hieronder weergegeven.
We hebben geen gegevens over de hoeveelheid ruimte, in m2 en/of in percentage, die te transformeren is naar woningen. Op datawonen.nl staat
wel het geschatte aantal nieuwe woningen door transformatie in 2021, namelijk: 10.000.
We hebben geen zicht op de verwachte ontwikkeling van de leegstand per type ruimte
per jaar.
Tabel Leegstand per type ruimte op 1 januari 2021
Type
Leegstand in m2
Leegstand als % van het totaal aantal m2
Leegstand in aantal verblijfsobjecten
Leegstand als % van het totaal aantal verblijfsobjecten
Bijeenkomsten
1.126.350
4%
3.120
5%
Gezondheid
220.950
1%
790
4%
Industrie
7.856.210
4%
14.720
8%
Kantoren
3.775.280
7%
8.900
10%
Logies
135.770
3%
970
7%
Niet-woning met meerdere functies
2.301.310
3%
2.810
6%
Onderwijs
484.880
2%
350
3%
Overige
–
–
–
–
Sport
202.460
2%
300
4%
Totaal logies, bijeenkomsten, onderwijs, gezondheid en sport
2.170.400
2%
5.520
5%
Totaal verblijfsobjecten
39.093.410
3%
229.560
3%
Winkels
2.827.910
6%
10.740
9%
Woningen
20.162.300
2%
186.880
2%
78
Vraag:
Hoeveel leegstand is en wordt er extra aangepakt?
Antwoord:
Het CBS heeft in de leegstandmonitor 2021 aangegeven dat er in 2020 187.000 woningen
leeg stonden waarvan 60.000 het jaar daarvoor ook leeg stonden. De leegstand van woningen
is volgens het CBS vergelijkbaar met die van 2019. Het grootste deel betrof kortdurende
leegstand ten behoeve van nieuwe verhuringen/verkopen en door vernieuwbouw en transformatie.
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom woningen langer leeg staan. Bijvoorbeeld
omdat er niemand is ingeschreven op een adres wat voor kan komen bij de huisvesting
van arbeidsmigranten of bij leegstandbeheer. Ik heb het CBS gevraagd om een aanvullende
analyse te maken hoeveel van de door hen genoemde 60.000 woningen daadwerkelijk langdurig
leeg staat. Daarnaast zal eind november door het CBS worden gerapporteerd over het
aantal leegstaande woningen over 2021 in de Leegstandmonitor 2022. Recent heb ik de
handreiking leegstand geactualiseerd met daarin opgenomen de aanvullende wettelijke
mogelijkheden die per 1 januari 2022 zijn geïntroduceerd onder de Crisis- en herstelwet.
Gemeenten moeten hier nu mee aan de slag zodat leegstand van woningen kan worden betreden.
Ik heb de VNG gevraagd dit extra onder de aandacht te brengen bij gemeenten door onder
andere het organiseren van kennissessies. Zelf breng ik dit expliciet onder de aandacht
via mijn expertteams.
79
Vraag:
Hoeveel woningen worden er gesloopt? En hoeveel woningen worden er gesloopt met een
financiële regeling en/of ondersteuning van het Rijk? Kunt u dit per jaar inzichtelijk
maken?
Antwoord:
In de Inventarisatie Plancapaciteit – voorjaar 2022-- wordt de sloop in de periode
2022 t/m 2030 geraamd op 107.800 woningen. De geraamde sloop is niet per jaar inzichtelijk.
Hoeveel woningen onderdeel zijn van een financiële regeling en/of ondersteuning van
het Rijk is niet inzichtelijk.
80
Vraag:
Hoeveel sociale huurwoningen in het bezit van woningcorporaties worden er de komende
jaren verkocht en hoeveel woningen worden hiervan aan de zittende huurders en hoeveel
aan externe partijen verkocht? Kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
Op basis van de door corporaties aangeleverde prospectieve informatie is onderstaand
overzicht opgesteld over de voorgenomen verkopen van corporatiewoningen in de komende
jaren.
2022
2023
2024
2025
2026
Individuele verkoop
6.173
6.387
6.437
6.323
6.252
Complex verkoop
11.534
4.539
3.268
2.424
1.957
Totaal
17.707
10.926
9.705
8.747
8.209
Bij de individuele verkopen gaat het grotendeels om verkopen aan natuurlijke personen
die daar zelf gaan wonen, waaronder zittende huurders. Bij de complex-verkopen gaat
het zowel om verkopen aan andere woningcorporaties als om verkopen aan externe partijen.
81
Vraag:
Hoeveel huishoudens zijn door de «Rotterdamwet» geraakt en hoeveel gezinnen met kinderen
zijn daarbij betrokken en hoeveel huishoudens zullen/kunnen door de uitbreiding van
deze wet geraakt worden en hoeveel daarvan zijn gezinnen met kinderen? Kunt u dit
per gemeente en per artikel (8, 9 en 10) inzichtelijk maken?
Antwoord:
Het Ministerie van BZK registreert geen gegevens over het aantal huishoudens of het
aantal gezinnen met kinderen dat een huisvestingsvergunning aanvraagt. Daarom zijn
er ook geen gegevens beschikbaar over het aantal gezinnen met kinderen of huishoudens
die door het toepassen van selectieve woningtoewijzing op grond van de Wet bijzondere
maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) worden geraakt. Evenmin is er een
uitsplitsing per artikel beschikbaar.
De betrokken gemeenten registreren wel het aantal aanvragen voor een huisvestingsvergunning
en hoeveel daarvan op grond van artikel 8 en/of 10 van de wet worden geweigerd, onder
voorwaarden worden verleend (artikel 10) of verleend met voorrang op grond van artikel
9.
Het bureau RIGO Research en Advies heeft de gemeentelijke cijfers gebruikt voor het
opstellen van het landelijke evaluatierapport (Kamerstukken II 2020/21, 33 340, nr. 24). Uit deze cijfers komt naar voren dat in de praktijk relatief weinig huisvestingsvergunningen
worden geweigerd op grond van artikel 8 en artikel 10. Meestal gaat het om drie tot
zes procent van de aangevraagde vergunningen. Veel gemeenten en andere betrokken partijen
geven aan dat de toepassing van artikel 8 en 10 een sterk preventieve werking heeft.
Woningzoekenden die niet in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning door
de selectieve woningtoewijzing reageren volgens de betrokken gemeenten bij voorbaat
niet op huurwoningen in de aangewezen gebieden.
82
Vraag:
Kunt u per gemeente inzichtelijk welke voorrangsregels voor artikel 9 van de «Rotterdamwet»
gehanteerd worden?
Antwoord:
Voor het inzicht per gemeente welke voorrangsregels door gemeenten voor artikel 9
van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) worden toegepast
op basis van hun huisvestingsverordeningen, verwijs ik u naar tabel 3–3 op pagina
18 van het landelijke evaluatierapport over de toepassing van selectieve woningtoewijzing
op grond van de Wbmgp (Kamerstukken II 2020/21, 33 340, nr. 24). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de volgende kenmerken: soort beroep (maatschappelijke
dienstverlening), betaald werk, vrijwilligerswerk, en opleiding (startkwalificatie).
83
Vraag:
Wat zijn de discriminerende effecten van de «Rotterdamwet» en verwacht u daarvan dat
ze allemaal geoorloofd zijn en wat zijn de aantoonbare effecten en doet de wet dan
wat de wet moet doen?
Antwoord:
Bij de toepassing van selectieve woningtoewijzing op grond van artikel 8, 9 en/of
10 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) speelt godsdienst,
levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke andere discriminatoire
grond geen enkele rol.
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is destijds uitgebreid stilgestaan
bij de mogelijk indirecte discriminerende uitwerking van de toepassing van artikel
8 en 9. Geoordeeld is bij de besluitvorming over het wetsvoorstel dat dit indirecte
onderscheid «objectief gerechtvaardigd» is en dat voldaan is aan de voorwaarden om
niet in strijd te handelen met het nationale en internationale recht. In dat verband
merk ik op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een recente
uitspraak met betrekking tot een casus over een weigering van een huisvestingsvergunning
(op basis van artikel 8 Wbmgp) ook heeft aangegeven, dat het beleid dat erop gericht
is om de instroom van huishoudens zonder inkomen uit werk te beperken in bepaalde
aangewezen gebieden, geen discriminatoir karakter heeft (ECLI:NL:RVS:2022:363 d.d.
9 februari 2022). Door deze uitspraak is nog eens bevestigd dat er geen sprake is
van discriminatie. Daarnaast kan worden opgemerkt dat in 2017 de Grote Kamer van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft geoordeeld dat toepassing van
artikel 8 van de Wbmgp geen «violation of Article 2 of Protocol No. 4» van het EVRM
oplevert (the right to freely choose one’s residence; Garib vs. The Netherlands, EHRM
6 November 2017, case number 43494/09). Later heeft het EHRM in een andere zaak dit
oordeel bevestigd (Haddaouchi vs. The Netherlands, EHRM 16 januari 2018, case number
4965/10).
Dit alles neemt niet weg dat selectieve woningtoewijzing voor individuele woningzoekenden
ingrijpende gevolgen kan hebben. Daarom wordt dit middel slechts in uitzonderlijke
omstandigheden ingezet, en is de inzet met veel waarborgen omgeven. Het belang van
de vrijheid van vestiging moet uiteindelijk worden gewogen tegen het belang van leefbaarheid
en perspectief van buurten, voor bestaande en voor nieuwe bewoners. Voor een beschrijving
van de effecten (kwantitatief en kwalitatief) van de toepassing van selectieve woningtoewijzing
op grond van de Wbmgp verwijs ik u naar het landelijke evaluatierapport dat door bureau
RIGO Research en Advies is opgesteld en in augustus vorig jaar met een bijbehorende
brief aan de Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2020/21, 33 340, nr. 24).
84
Vraag:
Wanneer komt de nieuwe evaluatie van de «Rotterdamwet» en wat zijn de beweegredenen
om voor de uitbreiding niet te wachten op de nieuwe evaluatie?
Antwoord:
Vorig jaar augustus is de landelijke evaluatie over de toepassing van selectieve woningtoewijzing
op grond van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) aan
beide Kamers aangeboden (Kamerstukken II 2020/21, 33 340, nr. 24). Overeenkomstig de bepaling in de Wbmgp wordt iedere vijf jaar aan de Staten-Generaal
verslag uitgebracht over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk.
Dat betekent dat u in 2026 de volgende landelijke evaluatie tegemoet kunt zien.
In het evaluatierapport dat u vorig jaar heeft ontvangen zijn door de gemeenten, Aedes
en RIGO ook een aantal verbetersuggesties en aanbevelingen voor de wet gedaan om de
uitvoering te verbeteren en de effectiviteit te vergroten (zie ook bijlage 2 bij de
brief in bovengenoemd Kamerstuk). Later dit jaar zal de Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening de Kamer berichten over zijn voornemens om de Wbmgp aan te
passen naar aanleiding van de evaluatie.
85
Vraag:
Hoeveel huisuitzettingen worden de komende jaren verwacht? Kunt u dit per jaar inzichtelijk
maken?
Antwoord:
Door de inwerkingtreding van de per 1 januari 2021 gewijzigde Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening
moeten verhuurders huurachterstanden in een vroeg stadium aan gemeenten melden, waarna
de gemeente verplicht is een aanbod tot schuldhulpverlening te doen. Huishoudens met
een betaalachterstand op de huur komen daardoor vroeg in beeld bij gemeenten. Deze
inspanningen, en alle andere inspanningen van verhuurders, hebben effect: Het aantal
huisuitzettingen neemt al jaren achtereenvolgend af.
86
Vraag:
Hoeveel mensen uit de aandachtsgroepen worden de komende jaren gehuisvest als gevolg
de afdwingbaarheid/verplichte opname dan wel middels urgentiebepaling? Kunt u dit
per jaar inzichtelijk maken en indien mogelijk per gemeente/regio?
Antwoord:
Het is op dit moment nog niet concreet aan te geven hoeveel mensen uit aandachtsgroepen
de komende jaren met urgentie gehuisvest gaan worden. In het wetsvoorstel versterking
regie op de volkshuisvesting worden aandachtsgroepen opgenomen waaraan alle gemeenten
in hun verordening met urgentie woningen gaan toewijzen. De definities van deze groepen
worden nu in overleg met de betrokken departementen, mede overheden en de stakeholders
opgesteld. Op basis van deze definities wordt een monitor ontwikkeld die zo goed mogelijk
in beeld brengt hoeveel mensen uit de aandachtsgroepen huisvesting vinden.
87
Vraag:
Kunt u de inkomsten en uitgaven behorende tot de artikelen 3, 4 en 5 van de beleidsartikelen,
opsplitsen in drie verschillende tabellen:
1) Uitgaven en inkomsten die voortvloeien uit het Coalitieakkoord
2) Uitgaven en inkomsten van voor het Coalitieakkoord
3) Uitgaven en inkomsten die bovenop het Coalitieakkoord zijn gedaan.
Antwoord:
Onderstaand zijn de uitgaven voor de artikelen 3, 4 en 5 voor het jaar 2023 uitgesplitst
naar de gevraagde categorieën.
88
Vraag:
Wat gaat de koppeling tussen de plannen en de plan van aanpak van dakloosheid (eventueel
in combinatie met ander beleid zoals armoedebeleid) opleveren aan huisvesting van
aandachtsgroepen en/of aan de vermindering van dakloosheid?
Antwoord:
Dak en thuisloze mensen zijn één van de aandachtsgroepen in het programma «Een thuis
voor iedereen». Aan het doel van het programma om voldoende betaalbare woningen te
realiseren is de nieuwbouw van 250.000 sociale huurwoningen tot en met 2030 gekoppeld.
Hiermee komen meer woningen voor mensen met lage inkomens onder wie mensen die dakloos
zijn. In het programma is verder opgenomen dat bepaalde aandachtsgroepen – waaronder
een te definiëren groep mensen die dakloos is – een plaats krijgen in een verplichte
urgentieregeling van gemeenten op grond van de Huisvestingswet. Daarmee worden ze
bij voorrang gehuisvest boven andere woningzoekenden. Ook wordt in het programma «Een
thuis voor iedereen» nadruk gelegd op preventie. Bij deze actielijn, die interdepartementaal
wordt opgepakt met onder andere het Ministerie van VWS en het Ministerie van SZW,
hoort ook de brede schuldenaanpak, participatie, inburgering, de zorg voor veiligheid
en de zorg voor jongeren in een kwetsbare positie zodat zij een goede start kunnen
maken op de woningmarkt. Daarmee wordt dakloosheid in een vroegtijdig stadium voorkomen.
De aanpak van dakloosheid wordt nader uitgewerkt in samenwerking tussen de verschillende
ministeries en partijen uit het veld. Daarin wordt ook de koppeling opgenomen tussen
de plannen van de verschillende ministeries. Dit plan wordt eind dit jaar naar uw
Kamer gestuurd.
89
Vraag:
Hoeveel geld is er nodig om dakloosheid uit te bannen?
Antwoord:
Inzet is om tot en met 2030 900.000 woningen te bouwen, waarvan 250.000 in de sociale
huursector. Hiervoor zijn onder andere de middelen voor de woningbouwimpuls (totaal
€ 1.250 mln.) beschikbaar.
Daarnaast heeft het kabinet middelen beschikbaar gesteld om de transformatie van opvang
naar wonen met begeleiding mogelijk te maken. Naast de reguliere
€ 385 mln. die gemeenten voor deze doelgroep beschikbaar krijgen (decentralisatie
uitkering van de maatschappelijke opvang -DUMO-), is structureel € 65 mln. beschikbaar
gesteld voor de transformatie.
90
Vraag:
Met welke dakloosheidscijfers heeft u rekening gehouden bij de bouw van sociale huurwoningen
en indien dit aantal grosso modo 32.000 is met welke cijfers verandert dan de bouw
van sociale huurwoningen als het aantal dakloze mensen in werkelijkheid 100.000 is?
Antwoord:
Bij het bepalen van de kwalitatieve woningbehoefte (waaronder sociale huurwoningen)
worden daklozen niet apart onderscheiden. Hierdoor is niet vast te stellen welk aandeel
daklozen uitmaken van de berekende vraag naar sociale huurwoningen. Mocht het aantal
daklozen hoger liggen, dan leidt dit tot een extra druk op de voorraad aan sociale
huurwoningen.
Zoals aangekondigd in het programma Een thuis voor iedereen ben ik voornemens met
het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting gemeenten midden verplichte
woonzorgvisies zichtbaar te maken wat de behoefte is aan huisvesting van aandachtsgroepen,
waaronder specifiek die van (dreigend) dakloze mensen. De woonbehoefte krijgt een
vertaling in de woningbouwprogrammering.
91
Vraag:
Hoeveel woningen per energielabel zijn er en hoeveel woningen met een slechte energielabel
(D of slechter of anders E of slechter) zullen de komende jaren uitgefaseerd worden
en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
Onderstaande twee tabellen geven indicatief de labelverdeling weer van de woningvoorraad
per type eigendom. Dit betreffen afgeronde aantallen die door Kadaster zijn berekend
op basis van koppeling van de energielabeldatabase aan de BAG en de BRK. De eerste
tabel is een weergave van de woningvoorraad met een geldig geregistreerd energielabel
en de tweede tabel betreft een extrapolatie naar de gehele Nederlandse woningvoorraad.
Met het Programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving (Kamerstukken II 2021/22
32 847 nr. 911) is het streven om richting 2030 2,5 miljoen woningen te isoleren met de nadruk op
het uitfaseren van de slechte labels (E, F en G). Het is niet mogelijk om dit per
jaar inzichtelijk te maken; eigenaar-bewoners besluiten zelf wanneer ze hun woning
gaan isoleren. Op basis van de plannen van de gemeenten in het kader van de lokale
aanpak zal duidelijk worden wat de planning daarvan voor de komende jaren is. Met
verhuurders zijn prestatieafspraken gemaakt over de uitfasering van corporatiewoningen
met energielabels E, F en G in 2028. Om wettelijk te borgen dat alle slecht geïsoleerde
huurwoningen worden verbeterd, zullen per 1 januari 2030 wettelijke eisen worden gesteld
aan (de verhuur van) corporatiewoningen en private huurwoningen.
Tabel 91.1 Aantal woningen met een geregistreerd energielabel per 1 juli 2022 naar
labelklasse en type eigendom (aantallen x 1.000)
Labelklasse
Eigenaar bewoner
Investeerder
Corporatiebezit
Overig eigendom
Eigendom niet eenduidig
Totaal
A of beter
566
160
562
46
86
1.420
B
305
64
369
23
20
781
C
497
101
539
40
20
1.198
D
218
57
226
24
9
536
E
145
42
108
18
6
318
F
112
26
45
12
3
198
G
105
34
30
14
4
187
Totaal
1.949
483
1.880
176
148
4.637
Bron: Kadaster, bewerking RVO.
1. Door afronding kunnen de totalen afwijken van de som der delen.
2. Om technische redenen kunnen niet alle woningen met een geldige energielabel aan
een type woningeigenaar worden toebedeeld.
Tabel 91.2 Aantal geëxtrapoleerde energielabels Nederlandse woningvoorraad per 1 juli
2022 naar labelklasse en type eigendom (aantallen x 1.000)
Labelklasse
Eigenaar bewoner
Investeerder
Corporatiebezit
Overig eigendom
Eigendom niet eenduidig
Totaal
A of beter
1.084
205
658
90
126
2.165
B
726
86
438
44
29
1.323
C
1.260
145
632
77
31
2.145
D
550
92
264
50
16
972
E
364
68
126
37
10
605
F
295
46
53
27
7
428
G
289
65
35
37
8
434
Onbekend
2
1
1
1
0
5
Totaal
4.570
708
2.207
363
228
8.076
92
Vraag:
Hoeveel woningen met slechte energielabels verdwijnen door sloop en kunt u dit per
jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
Het aantal woningen dat jaarlijks gesloopt wordt ligt rond de 10.000 – 13.000 woningen
per jaar. Het afgelopen jaar (sept 2021-aug 2022) zijn er iets meer dan 10.000 woningen
gesloopt (CBS).
De meeste sloop vindt plaats bij de huursector. Inschatting is dat tussen 2020 en
2030 90.000 corporatiewoningen en ca 40.000 particuliere huurwoningen gesloopt zullen
worden. Bij de corporaties bestaat volgens deze inschatting 34% van de sloop uit EFG
labels, 27% uit label D woningen, 30% uit label C woningen en 10% uit label B woningen.
Bij de private huur is dat 55% voor labels EFG, 24% voor label D, 16% voor label C
en 5% voor label B.
Uitgaande van deze schatting is ca 65% van de sloopwoningen een label D, E F of G.
Dit betekent dat naar schatting tussen de 6.500 en 8.500 woningen met deze labels
per jaar gesloopt zullen gaan worden. Dit is een ruwe schatting.
93
Vraag:
Hoeveel geld is er in 2023 gereserveerd, en structureel, voor het behalen van het
doel van 15.000 flexwoningen per jaar?
Antwoord:
In 2022 is er € 25 mln. beschikbaar gesteld om de productie van flexwoningen te stimuleren
om zo de productie aan te jagen.
Ook in het kader van de huisvesting van statushouders wordt de bouw van flexwoningen
versneld. In de derde incidentele suppletoire begroting is inzicht gegeven in de financiële
uitwerking hiervan. Voor 2023 betreft dit:
– € 8 mln. voor de tijdelijke uitvoeringsorganisatie
– € 14,3 mln. is gereserveerd op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën
voor de financiële herplaatsingsgarantie.
– € 143,9 mln. aan middelen voor het RVB in 2023, dit budget is voor de realisatie van
flexwoningen en de daarbij behorende apparaatskosten. Dit budget omvat daarnaast coördinatiekosten
van het RVB voor het laten transformeren van enkele bestaande en te verwerven panden.
Er zijn geen structurele middelen gereserveerd. Wel is er na 2023 € 185,7 mln. voor
de financiële herplaatsingsgarantie gereserveerd. Deze middelen staan momenteel op
de aanvullende post van het Ministerie van Financiën en lopen door tot 2037. Voor
het RVB is op de begroting voor 2024–2026 tevens circa € 9 mln. beschikbaar voor apparaatskosten
voor het laten transformeren van enkele bestaande en te verwerven panden.
94
Vraag:
Wat kost een gemiddelde upgrade naar een betere energielabel? Kunt u dit per slecht
energielabel inzichtelijk maken?
Antwoord:
Een indicatie van de gemiddelde investeringen voor het verbeteren van een label door
isolatie en aanpassen van het ventilatiesysteem is bepaald met behulp van het dashboard
eindgebruikerskosten (TNO, 2021 Dashboard Eindgebruikerskosten – Expertise Centrum Warmte).
De recente prijsstijgingen in de markt zijn nog niet meegenomen; wel zijn de bedragen
naar boven toe afgerond op 1000 tallen. De hieronder getoonde investeringen zijn nog
niet verminderd met de beschikbare subsidies (30%). Ook de besparingen op de energierekening
zijn niet in het investeringsbedrag meegenomen.
In onderstaande tabel staan de investeringen uit het dashboard EGK (Naar boven toe
afgerond).
Als maatregelen worden uitgevoerd op natuurlijke momenten liggen de meerinvesteringen
lager, zie het onderzoek «Kosten en baten isolatiestandaard en Streefwaarden voor
woningen»(TNO, 2021 Dashboard Eindgebruikerskosten – Expertise Centrum Warmte)
Het loont om te kiezen voor isoleren bij natuurlijke momenten zoals onderhoud of een
verbouwing. Daarnaast is het verstandig om bij het aanpakken van een bouwdeel een
oplossing te kiezen waarmee de woning (in stappen) richting de isolatiestandaard gaat.
Per 3 oktober komt de nieuwe versie van verbeterjehuis.nl online, waarmee het effect
van maatregelen en de besparingen ook met de eigen energieprijzen kunnen worden bepaald.
Daarnaast kan een maatwerkadviseur inzicht geven in de meest optimale keuze per woning.
95
Vraag:
Hoeveel geld is er in 2023 gereserveerd, en structureel, voor het behalen van het
doel van 15.000 transformatiewoningen per jaar?
Antwoord:
Transformatiewoningen komen grotendeels zonder steun tot stand. Daarnaast kan voor
het realiseren van woningen die voortkomen uit transformaties gebruik worden gemaakt
van diverse regelingen waaronder de Woningbouwimpuls, de Regeling versnellen tijdelijke
huisvesting en de Regeling aandachtsgroepen.
Tenslotte wordt nog dit jaar de Transformatiefaciliteit opgehoogd met € 22 mln. en
komt dan totaal op € 80 mln. Dit is een revolverend fonds en draagt daarmee structureel
bij aan de woningbouwopgave waaronder woningen die voortkomen uit transformaties.
Ook in het kader van de huisvesting van statushouders worden panden getransformeerd.
In de brief van 26 augustus (verwijzing) en de 3e incidentele suppletoire begroting (verwijzing) is hier inzicht in gegeven.
96
Vraag:
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? Hoe groot
zijn de wachtlijsten op deze eilanden?
Antwoord:
Aantal sociale huurwoningen per eiland:
– Bonaire: ca. 500
– Sint Eustatius: ca. 100
– Saba: ca. 50
De wachtlijsten voor een sociale huurwoning per eiland:
– Bonaire: ca. 1000 huishoudens
– Sint Eustatius: ca. 120 huishoudens
– Saba: ca. 60 huishoudens
97
Vraag:
Hoeveel woningen krijgen de komende jaren zonnepanelen op het dak?
Antwoord:
Het is lastig precies aan te geven hoeveel woningen de komende jaren zonnepanelen
op het dak krijgen. Inmiddels heeft bijna 20% van de woningen zonnepanelen op het
dak.
Uit de Klimaatmonitor blijkt dat het aantal woningen met zonnepanelen afgelopen jaar
met 4%punt is toegenomen, dat zijn 320.000 woningen extra.
Als deze trend zich voortzet groeit het aantal woningen met zonnepanelen in 2023 richting
de 25%.
98
Vraag:
Hoeveel middenhuurwoningen zijn er op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? Wat zijn de
grenzen voor middenhuur op deze eilanden?
Antwoord:
Helaas is er geen informatie beschikbaar op basis waarvan deze vraag kan worden beantwoord.
99
Vraag:
Hoeveel gebruik is er gemaakt van de subsidie SVOH voor particuliere verhuurders van
sociale huurwoningen? Hoeveel verhuurders hebben de SVOH aangevraagd? Wat was het
gemiddelde bedrag dat zij aanvroegen? Hoeveel geld is er nog beschikbaar in de SVOH?
Antwoord:
Op dit moment zijn in de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen
(SVOH) 64 subsidieaanvragen gedaan voor in totaal € 307.000. Het gemiddelde bedrag
per aanvraag is € 4.808. Bij de 19 projecten die reeds subsidie hebben ontvangen is
het gemiddelde bedrag € 2.418. Het totale subsidiebudget voor de SVOH is € 152 mln.
Dat bedrag is dus nog vrijwel volledig beschikbaar.
100
Vraag:
Hoeveel woningen zouden met uitbreiding en vereenvoudiging van het initiatiefrecht
verduurzaamd kunnen worden?
Antwoord:
Er is niet aan te geven hoeveel woningen alleen met uitbreiding en vereenvoudiging
van het initiatiefrecht zouden kunnen worden verduurzaamd.
Verschillende maatregelen gericht op de huursector zullen de komende jaren leiden
tot verduurzaming. Het gaat dan onder andere om het uitfaseren van de energielabels
E, F en G voor 2029, en het uiterlijk in 2030 aardgasvrij maken van 450.000 bestaande
corporatiewoningen als onderdeel van de wijkgerichte aanpak, zoals is overeengekomen
met de landelijke prestatieafspraken (Kamerstukken II 2021/2022, 29 453, nr. 551). Het afzonderlijke effect van uitbreiding van het initiatiefrecht is niet te geven.
Overigens is het wetsvoorstel ter aanpassing van het initiatiefrecht nog in ontwikkeling.
101
Vraag:
Hoeveel gebruik is er gemaakt van de flexpoolregeling van ambtenaren? Kan dit uitgesplitst
worden naar provincie en gemeente? Hoeveel aanvragen zijn gehonoreerd en hoeveel vragen
zijn afgewezen? Graag ook uitgesplitst naar provincie en gemeente.
Antwoord:
In de eerste helft van 2022 heeft RIGO de regeling Flexpools geëvalueerd. Hieruit
blijkt dat op dit moment er ruim 150 keer gebruik is gemaakt van de flexpoolregeling.
Aangezien de regeling nog loopt is er nog geen uitsluitsel te geven over de precieze
verdeling. In het eerste kwartaal van 2023 kan ik u meer uitsluitsel geven over de
inzet van de flexpoolregeling.
102
Vraag:
Wat zijn de cijfermatige doelstellingen in het programma Leefbaarheid en Veiligheid
en kunt u daarbij per doelstelling aangeven hoeveel geld u daaraan zal besteden en
hoe vaak u zult monitoren op de cijfermatige doelstellingen? En hoeveel plannen zullen
in dit programma (Leefbaarheid en Veiligheid) samen met bewoners tot stand komen?
Antwoord:
Om de doelen van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid te realiseren,
continueren of starten we een partnerschap met 19 gemeenten. De uitvoering op lokaal
niveau vindt plaats in allianties met een aanpak die zich kenmerkt door samenwerking
met stakeholders in het stedelijk focusgebied, voor en met bewoners. Het herwinnen
van vertrouwen van bewoners in de instituties en vice versa is daarbij een van de
speerpunten. Bij stakeholders kunt u denken aan bewonersvertegenwoordigers, corporatiebestuurders,
schooldirecteuren, de politie en een Rijksvertegenwoordiger.
Om invulling te geven aan het partnerschap Rijk – gemeente worden per focusgebied
aparte samenwerkingsafspraken gemaakt, waarmee de inzet van het Rijk en de gemeenten
met stedelijke focusgebieden voor dit programma worden vastgelegd.
De gebieden zijn op dit moment bezig met het opstellen van de integrale gebiedsplannen.
De vraagstukken van bewoners gelden hier als vertrekpunt, en de vraag welke behoeftes
er spelen bij bewoners ligt telkens aan de basis van het integrale gebiedsplan. In
het plan geven gemeenten inzage in hoe en waarbij bewoners worden betrokken. Er kan
op dit moment, nu de gemeentelijke plannen en relevante departementale regelingen
worden opgesteld, nog niet per doelstelling worden aangegeven hoeveel geld per doelstelling
zal worden besteed.
Met de tweejaarlijkse rapportage uit de Leefbaarometer ligt er al een stevige basis
voor monitoring waarop we verder kunnen bouwen. Tegelijkertijd willen we de cijfermatige
ontwikkelingen in kwetsbare gebieden kort-cyclischer kunnen volgen ten behoeve van
de halfjaarlijkse voortgangsrapportage aan uw kamer. In samenwerking met de stedelijke
focusgebieden ontwerpen we daarom een monitor die aanvullend is op en aansluit bij
de Leefbaarometer. De precieze indicatoren van deze kwantitatieve monitoring van de
voortgang worden in overleg met de betrokken departementen en afzonderlijkere stedelijke
focusgebieden bepaald, waarbij wordt toegewerkt naar gekwantificeerde doelstellingen
per gebied in de loop van 2023. Hierover informeren wij uw kamer in het voorjaar van
2023.
103
Vraag:
Hoeveel grond hebben de gemeenten, de provincies, het Rijk, de overige overheidsorganen
en woningcorporaties en hoeveel daarvan is bouwgrond dan wel geschikt te maken als
bouwgrond en hoeveel grond hebben projectontwikkelaars, bouwbedrijven, speculanten
en andere private marktpartijen? Hoe was deze verdeling tussen overheid, woningcorporaties
en privaat in het verleden en wat zijn de verwachtingen voor de toekomst?
Antwoord:
Het Kadaster heeft samen met De Volkskrant in 2020 een onderzoek gedaan naar het grondbezit
in het buitengebied. Het Rijk bezit hier meer dan 1 miljoen hectare grond en water
waarvan meer dan de helft in gebruik voor infrastructuur (inclusief waterwegen). Bijna
330.000 hectare is landbouwgrond of natuur. Hoeveel grond geschikt of geschikt te
maken is als bouwgrond is niet bekend.
Uit onderzoek van het Kadaster in samenwerking met Aedes en de Autoriteit Woningcorporaties
uit 2022 is gebleken dat woningcorporaties tussen de 1.000 en 1.500 hectare onbebouwde
grond bezitten op binnenstedelijke locaties. Daarnaast hebben zij ook nog circa 700
tot 900 hectare grond op buitenstedelijke locaties. Uit onderzoek van het Kadaster
uit 2017 bleek dat gemeenten circa 75.000 hectare onbebouwde grond in of nabij de
bebouwde kom beschikken.
De 22 grootste ontwikkelaars bezitten gezamenlijk circa 6.000 hectare grond.
Er is beperkt inzicht in de historische ontwikkeling van het grondbezit. Wel is bekend
voor welke bedragen gemeenten bouwgrond op hun balans hebben staan. Uit onderzoek
van Deloitte3 blijkt dat gemeenten gecorrigeerd voor winstnemingen in 2019 bijna de helft minder
bouwgrond op hun balans hadden staan dan in 2010.
104
Vraag:
Hoeveel woningen kunnen er gebouwd worden op grond die planklaar is maar nog niet
gebouwd zijn/worden en kunt u dat inzichtelijk maken per eigenaar?
Antwoord:
Uit de Inventarisatie Plancapaciteit Oktober 20214 van ABF blijkt dat er voor 372.300 woningen harde plannen zijn. Het gaat hierbij
om plannen die, zonder wijzigingsbevoegdheid, door de gemeenteraad zijn vastgesteld
en/of onherroepelijk zijn geworden. Er is geen inzicht hoe deze plannen zijn verdeeld
over het type grondeigenaar. Bovendien betekent een hard plan nog niet per definitie
dat de bouw van nieuwe woningen kan starten. Het kan zijn dat een bedrijf nog moet
worden verplaatst en dat werkzaamheden zoals sanering en het aanleggen van (bouw)wegen
nog moet starten.
105
Vraag:
Wat is de gemiddelde grondprijs voor een nieuwe sociale huurwoning, sociale koopwoning,
middenhuurwoning en koopwoning vanaf sociale koop tot betaalbare koopgrens (NHG-grens)
en hoe zullen deze gemiddelde kostprijzen zich de komende jaren ontwikkelen?
Antwoord:
Grondprijzen worden niet centraal bijgehouden. Bovendien zijn grondprijzen bedrijfsinformatie
van ontwikkelaars en maken zij niet bekend welke grondprijs zij zijn overeengekomen.
Wanneer de gemeente eigenaar is van de grond, dan hanteert zij haar eigen grondprijsbeleid
als uitgangspunt voor de onderhandelingen over gronduitgifte. Voor woningen ten behoeve
van de vrije sector (middenhuurwoningen, huurwoningen en koopwoningen) wordt door
veruit de meeste gemeenten de grondprijs bepaald op basis van de residuele methode.5 Het verschil tussen de marktwaarde van de woning en de bouwkosten (inclusief kosten
ontwikkelaar en een opslag voor winst en risico) is de residuele grondprijs. Deze
prijzen wisselen van locatie tot locatie en zijn afhankelijk van het project. Er zijn
geen statistieken van de gemiddelde grondprijs in Nederland voor vrijesectorwoningen.
Ook is het moeilijk te voorspellen wat de ontwikkeling van de grondprijzen zal zijn
aangezien deze afhankelijk zijn van de ontwikkeling van marktwaarden en bouwkosten.
Deze zijn niet te voorspellen.
Voor sociale huurwoningen hanteren gemeenten vaak vaste prijzen per woning of per
m² gebruiksoppervlak, soms ook nog afhankelijk van het aantal bouwlagen. Gemiddelden
voor sociale huurwoningen zijn bijna € 15.000 voor kleine woningen (tot 40 m2) oplopend tot ruim € 25.000 voor grote woningen (boven 80 m2) blijkt uit de benchmark van Aedes6. Voor middenhuur en betaalbare koop wordt doorgaans een iets hogere grondprijs berekend.
106
Vraag:
Hoe vaak is de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) toegepast en waarop en wat zijn
de verwachtingen hierbij voor de komende jaren?
Antwoord:
Het Kadaster geeft aan dat vanwege een wijziging in het registratiesysteem van het
aantal geregistreerde publiekrechtelijke beperkingen op basis van de Wvg in 2020 het
helaas niet (meer) mogelijk is een gemiddelde per jaar op te leveren. Cijfers over
de jaren 2020 en ouder kunnen onvolledig zijn, waardoor een eerlijk vergelijking niet
langer mogelijk is. Over het jaar 2021 zijn er 191 nieuwe inschrijvingen geweest met
betrekking tot de Wvg. Voor het jaar 2022 is dat aantal 47 t/m de maand mei. Hoe vaak
dit instrument in de komende jaren zal worden toegepast is niet te voorspellen.
107
Vraag:
Hoe vaak is er onteigend en wat zijn hierbij de verwachtingen voor de komende jaren?
Antwoord:
Tussen 1995 en oktober 2021 zijn er 1614 Koninklijke besluiten (KB) tot onteigening
genomen.[verwijzing: Onteigening in Nederland – Kadaster.nl zakelijk). Een KB kan meerdere percelen / grondeigenaren die worden onteigend bevatten. In
de periode 1995 – 2001 is er relatief veel onteigend mede vanwege een aantal grote
infrastructurele werken maar ook vanwege volkshuisvesting. De laatste jaren ligt het
aantal Koninklijke besluiten voor onteigening rond de 20 (met uitschieters naar boven
en beneden). Het is niet mogelijk iets te zeggen over het aantal onteigeningen in
de aankomende jaren, maar ik heb geen redenen om aan te nemen dat het beeld van de
afgelopen jaren zal veranderen.
108
Vraag:
Wat zijn de verwachtingen van het aantal huishoudens met een tijdelijk contract voor
de komende jaren en hoeveel mensen dreigen op straat te komen na afloop van het tijdelijk
contract?
Antwoord:
Een op de vijf huishoudens die in de afgelopen twee jaar zijn verhuisd, heeft volgens
het Woon2021 een tijdelijk huurcontract. Uit de cijfers blijkt daarnaast dat het aandeel
huurwoningen dat boven de WWS maximumhuur wordt verhuurd in de particuliere sector
is toegenomen van ca. 34% tot ca. 63% sinds de invoering van de tijdelijke huurcontracten.
Een belangrijke prikkel voor particuliere verhuurders om generieke tijdelijke contracten
te gebruiken in een schaarste woningmarkt is dat de aanvangshuurprijs bij elke mutatie
kan worden verhoogd. Door de regulering van de middenhuur in combinatie met het dwingend
maken van het WWS waarover ik in het programma Betaalbaar Wonen heb gerapporteerd
zal de voornaamste prikkel om generieke tijdelijke huurcontracten af te sluiten worden
gedempt aangezien de aanvangshuurprijs dan niet telkens kan worden verhoogd. Aangezien
de genoemde maatregelen niet eerder dan 2024 inwerking kunnen treden zal er over 2022
en 2023 naar verwachting een vergelijkbaar gebruik van tijdelijke huurcontracten te
zien zijn.
Of iemand dakloos wordt als direct gevolg van het beëindigen van een tijdelijk huurcontract
is moeilijk te bepalen. Er kunnen meerdere factoren spelen waarom iemand dakloos wordt.
Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt
2015 naar uw Kamer gezonden. In deze evaluatie hebben een aantal geïnterviewde stakeholders/personen
aangegeven dat er sprake is van onzekerheid over verlenging van de tijdelijke huurovereenkomst
dan wel over vervolghuisvesting. De evaluatie gaat niet in op het aantal huurders
dat dakloos is geworden na het niet verlengen van een tijdelijk huurcontract.
109
Vraag:
Hoeveel woningen kunnen er nu en op termijn vrijkomen indien de kostendelersnorm in
zijn geheel afgeschaft wordt?
Antwoord:
Over deze informatie beschik ik niet. De verwachting is wel dat door de wijziging
van de kostendelersnorm voor inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar ertoe zal bijdragen
dat meer mensen met een bijstandsuitkering hun woning zullen delen met deze jongeren.
110
Vraag:
Wat zijn uw beweegredenen geweest om bij de hervorming van de huurtoeslag niet te
wachten op de impact-analyse van het Nibud?
Antwoord:
De hervorming van de huurtoeslag is aangekondigd in het Coalitieakkoord. Er zijn conceptvoorstellen
geconsulteerd en daarop heeft Nibud op mijn verzoek een impactanalyse gemaakt. Zonder
conceptvoorstellen had Nibud geen impactanalyse kunnen maken. Het wetsvoorstel voor
de hervorming van de huurtoeslag en de impact-analyse van het Nibud liggen samen bij
de Raad van State voor advies en kunnen dus in samenhang worden beoordeeld en aan
de Kamer worden aangeboden.
111
Vraag:
Bent u het met de impact-analyse van het Nibud met betrekking tot de hervorming van
de huurtoeslag eens?
Antwoord:
Het Nibud heeft op mijn verzoek een onafhankelijke impact-analyse gemaakt voor de
hervorming van de huurtoeslag. Ik kan mij vinden in de wijze van berekenen door het
Nibud. Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld
van de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil. De inkomenseffecten
dienen integraal te worden gezien met de koopkrachtmaatregelen en de huurverlaging.
Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest
actuele cijfers en aantallen.
112
Vraag:
Met welke bedragen en op welke manieren gaat u huurtoeslagontvangers compenseren die
volgens het Nibud door uw plannen met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag
geraakt worden?
Antwoord:
Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld van
de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil.
De inkomenseffecten dienen integraal te worden gezien met de koopkrachtmaatregelen
en de huurverlaging
Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest
actuele cijfers en aantallen en kunnen wij daarover in debat gaan.
113
Vraag:
Klopt het dat de hervorming van de huurtoeslag (mede) is ingegeven door het feit dat
10% van de huishoudens geen huurtoeslag aanvraagt? Zo ja, klopt het dan dat twee derde
van de huurtoeslagontvangers na de hervorming van de huurtoeslag daarvoor de rekening
betaalt?
Antwoord:
In het Coalitieakkoord is de ambitie benoemd om op termijn toeslagen af te schaffen.
Er moet een eenvoudiger stelsel voor ondersteuning van de mensen met een laag inkomen
in de plaats komen. Als stap hiertoe is in het Coalitieakkoord een set maatregelen
opgenomen om de huurtoeslag te hervormen.
Er zijn conceptvoorstellen geconsulteerd en daarop heeft Nibud op mijn verzoek een
impactanalyse gemaakt. Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd.
Het beeld van de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil. Als het wetsvoorstel
aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest actuele cijfers en
aantallen.
114
Vraag:
Klopt het dat u in uw berekening met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag
uitgegaan bent van een verslechtering (als gevolg van een negatieve inkomenseffect)
voor 289.000 huishoudens en klopt het dat volgens de impact-analyse van het Nibud
het aantal huishoudens dat de minimaal onvermijdbare uitgaven niet kan betalen zal
oplopen naar bijna 1 miljoen huishoudens? Wat is/zijn de verklaring(en) voor dit grote
verschil?
Antwoord:
In de geconsulteerde conceptvoorstellen is in kaart gebracht wat de inkomenseffecten
zijn voor huurtoeslagontvangers. Op basis daarvan was de inschatting dat 289.000 huishoudens
een negatief inkomenseffect zouden hebben. Ik heb zoals aan uw Kamer toegezegd Nibud
gevraagd een onafhankelijke impactanalyse te maken. Het Nibud concludeert dat bijna
1 miljoen huishoudens een negatief inkomenseffect hebben (dat betekent niet dat al
deze huishoudens de onvermijdbare uitgaven niet meer kunnen betalen). Dit verschil
wordt voornamelijk verklaard doordat het Nibud geen rekening heeft gehouden met de
inkomensafhankelijke huurverlaging die in de prestatieafspraken met Aedes, VNG en
Woonbond is afgesproken.
115
Vraag:
Heeft u bij hervorming van de huurtoeslag rekening gehouden met het feit dat er reeds
een grote groep huishoudens (naar het nu blijkt uit de impact-analyse van het Nibud
38% van de huurtoeslagontvangers) de minimaal onvermijdbare uitgaven niet kan betalen?
Antwoord:
In het Coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst»
is de hervorming van de huurtoeslag aangekondigd. Er zijn conceptvoorstellen geconsulteerd
en daarop heeft Nibud op mijn verzoek een impactanalyse gemaakt. Op Prinsjesdag zijn
verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld van de inkomenseffecten
van de hervorming staat dus niet stil. Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd,
zal ik ook voorzien in de meest actuele cijfers en aantallen en kunnen we daarover
in debat gaan.
116
Vraag:
Wat zijn de volgende stappen die u gaat ondernemen na het ontvangen van de impact-analyse
van het Nibud met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag?
Antwoord:
Het wetsvoorstel en de impact-analyse van het Nibud liggen voor advies bij de Raad
van State. Op het advies van de Raad van State kan ik niet vooruitlopen.
117
Vraag:
Is de impact-analyse van het Nibud voldoende aanleiding om de negatieve punten uit
de hervorming van de huurtoeslag te verwijderen?
Antwoord:
Het wetsvoorstel en de impact-analyse van het Nibud liggen voor advies bij de Raad
van State. Op het advies van de Raad van State kan ik niet vooruitlopen. Als het wetsvoorstel
naar uw Kamer is gezonden, ga ik daarover graag in debat.
118
Vraag:
Wat kost de huurtoeslag op de servicekosten?
Antwoord:
Er werd vorig jaar ca. € 105 mln. aan huurtoeslag verstrekt als gevolg van servicekosten.
119
Vraag:
Hoeveel betalingsachterstanden en hoeveel huisuitzettingen verwacht u na de hervorming
van de huurtoeslag als gevolg van het negatieve inkomenseffect voor huurtoeslagontvangers
die meer verdienen dan 120% van het sociaal minimum en een huur betalen tussen 550
euro en 763 euro en heeft u deze kosten meegenomen in uw analyse/berekening of zijn
deze kosten voor de maatschappij in een andere analyse/berekening meegenomen en hoeveel
bedragen deze kosten voor de maatschappij?
Antwoord:
Het ontstaan van betalingsachterstanden is niet alleen het gevolg van de hoogte van
de woonlasten maar ook van de hoogte van het inkomen en de hoogte van andere (noodzakelijke)
uitgaven. Het is daarom niet mogelijk om in te schatten of en hoeveel betalingsachterstanden
en huisuitzettingen het gevolg zijn van wijzigingen in de huurtoeslag.
120
Vraag:
Hoeveel huishoudens mogen er volgens u maximaal negatief geraakt worden door de hervorming
van de huurtoeslag?
Antwoord:
Op Prinsjesdag zijn verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd. Het beeld van
de inkomenseffecten van de hervorming staat dus niet stil. De inkomenseffecten dienen
integraal te worden gezien met de koopkrachtmaatregelen en de huurverlaging. Als het
wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd, zal ik ook voorzien in de meest actuele
cijfers en aantallen en kunnen we daarover in debat gaan.
121
Vraag:
Hoe verklaart u het verschil tussen het positieve effect in de impact-analyse van
het Nibud met betrekking tot de hervorming van de huurtoeslag namelijk gemiddeld 21
euro per maand en uw positieve effect van gemiddeld 63 euro per maand?
Antwoord:
Het positieve inkomenseffect van 63 euro per maand in de geconsulteerde conceptvoorstellen
was inclusief de verhoging van het wettelijk minimumloon, terwijl het cijfer van het
Nibud exclusief dit effect is. Het verschil tussen de bovenstaande cijfers wordt ook
deels verklaard door het feit dat het Nibud geen rekening heeft gehouden met de inkomensafhankelijke
huurverlaging.
122
Vraag:
Klopt het dat u de verhoging van het wettelijk minimumloon in de berekening van het
inkomenseffect als gevolg van de hervorming van de huurtoeslag verwerkt heeft en hoe
heeft u het hoge inflatiecijfer bij de berekening van dit inkomenseffect verwerkt?
Antwoord:
In de conceptvoorstellen die geconsulteerd zijn werd nog uitgegaan van de op dat moment
beoogde verhoging van het wettelijk minimumloon in de jaren 2024, 2025 en 2026 waarmee
het een mitigerend effect had op de negatieve inkomenseffecten van de huurtoeslag
hervorming. Inmiddels zijn op Prinsjesdag verschillende koopkrachtmaatregelen aangekondigd.
Het beeld staat dus niet stil. Als het wetsvoorstel aan uw Kamer wordt voorgelegd,
zal ik ook voorzien in de actuele cijfers en aantallen.
123
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel sociale huurwoningen er momenteel minimaal energielabel C
hebben?
Antwoord:
Uit de basisregistraties, welke voor het maken van tabel 91.2 zijn gebruikt, kan niet
worden afgeleid om welk type huurwoning het gaat en of het sociale verhuur of verhuur
in de vrije sector betreft, indicatief kan wel worden afgeleid wat het type eigenaar
van een huurwoning is. Uit de tabel blijkt dat van de circa 2,2 miljoen corporatiewoningen
er, op basis van extrapolatie van de gelabelde woningvoorraad, per 1 juli 2022 ca.
1,7 miljoen minimaal energielabel C hebben.
124
Vraag:
Kunt u aangeven hoelang een nieuwe sociale huurwoning gemiddeld sociale huurwoning
blijft tot deze over wordt geheveld naar de private sector? En zitten hier qua steden
uitschieters in?
Antwoord:
Ik heb geen inzicht in hoe lang een sociale huurwoning gemiddeld tot de sociale huurvoorraad
behouden blijft. Woningcorporaties hebben geen doelstelling om sociale huurwoningen
op termijn te liberaliseren, maar doen dit wanneer dit past in de lokale context en
de eigen portefeuillestrategie. Gemeenten kunnen sturen op de instandhoudingstermijn
via een doelgroepenverordening. De huidige instandhoudingstermijn van sociale huur
in het Besluit ruimtelijke ordening is ten minste tien jaar na ingebruikname, maar
het staat gemeenten om een langere termijn te kiezen. Daarnaast is het momenteel aan
gemeenten om een instandhoudingstermijn in een verordening op te nemen. Niet elke
gemeente kiest hiervoor, waardoor de instandhoudingstermijn ook niet in elke gemeente
van toepassing is. Ik werk de komende tijd een nieuwe definitie sociale huur uit die
beoogt de instandhoudingstermijn te verlengen, zodat woningen langjarig beschikbaar
zijn voor de doelgroep. Deze definitie landt in het Wetsvoorstel versterking Regie
op de Volkshuisvesting.
125
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel woningen er in 2022 zijn gebouwd onder de prijs van de Nationale
Hypotheek Garantie, ook procentueel ten opzichte van het totaal aantal woningen dat
is bijgebouwd?
In 2022 zijn van januari tot en met juli 2022 43.026 nieuwbouwwoningen opgeleverd
(excl transformatiewoningen). In diezelfde periode zijn 11.786 nieuwbouwwoningen aangeschaft
onder de NHG-kostengrens. Daarmee is op 27% van de opgeleverde nieuwbouwwoningen een
hypotheek afgesloten met NHG garantie (Bron: NHG, 2022).
126
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel woningen er in 2023 zullen worden gebouwd onder de prijs van
de Nationale Hypotheek Garantie, ook procentueel ten opzichte van het totaal aantal
woningen dat wordt bijgebouwd?
Antwoord:
Hoeveel nieuwbouwwoningen er in 2023 precies gebouwd gaan worden is niet bekend. Vanuit
de inventarisatie plancapaciteit is bekend welke woningbouwplannen gepland staan voor
de periode 2022–2025. Informatie over het prijssegment van deze woningbouwplannen
is onderdeel van de inventarisatie, echter niet van alle plannen zijn gegevens bekend.
Verbetering van de kwaliteit van de aangeleverde woningbouwplannen is onderdeel van
het verbetertraject Interbestuurlijke Monitoring waar ik momenteel aan werk.
127
Vraag:
Welk percentage van de woningen die in 2022 zijn gebouwd onder de prijs van de Nationale
Hypotheek Garantie wordt bewoond door mensen die recht hebben op tegemoetkomingen,
zoals de huurtoeslag?
Antwoord:
Hoeveel nieuwbouwwoningen er in 2023 precies gebouwd gaan worden is niet bekend. Vanuit
de inventarisatie plancapaciteit is bekend welke woningbouwplannen gepland staan voor
de periode 2022–2025. Informatie over het prijssegment van deze woningbouwplannen
is onderdeel van de inventarisatie, echter niet van alle plannen zijn gegevens bekend.
Verbetering van de kwaliteit van de aangeleverde woningbouwplannen is onderdeel van
het verbetertraject Interbestuurlijke Monitoring waar ik momenteel aan werk.
128
Vraag:
Hoeveel huurinkomsten hebben particuliere verhuurders jaarlijks?
Antwoord:
Uit het WoON-onderzoek 2021 blijkt dat private verhuurders
(zowel privépersonen die woningen verhuren als institutionele verhuurders van pensioenfondsen)
per woning gemiddeld € 807 netto huurinkomsten ontvangen per maand – oftewel, € 9.684
per jaar.
Bron: Kernpublicatie van het WoON2021-onderzoek | Rapport | Home | Volkshuisvesting Nederland
129
Vraag:
Hoeveel investeren particuliere verhuurders jaarlijks in het bouwen van nieuwe woningen?
Antwoord:
Op basis van de beschikbare cijfers uit bijvoorbeeld het WoON 2021 en de Huurenquête
is het niet mogelijk om een compleet en betrouwbaar beeld te schetsen over hoeveel
nieuwe woningen er door particuliere verhuurders worden gebouwd.
130
Vraag:
Hoeveel investeren particuliere verhuurders jaarlijks in het verduurzamen van bestaande
woningen?
Antwoord:
Het is niet bekend hoeveel particuliere verhuurders jaarlijks investeren in de verduurzaming
van bestaande woningen. Uit het WoON-onderzoek van 2021 blijkt wel dat particuliere
verhuurders de afgelopen jaren aan de slag zijn gegaan met de verduurzaming van hun
bezit: 66% van de private huurwoningen had in 2021 een energielabel en van de private
huurwoningen met energielabel had 66% een «groen energielabel» (A, B of C). In 2018
was dat nog 58%. Het gemiddelde aardgasverbruik in private huurwoningen is tussen
2018 en 2021 met 330 m3 afgenomen.
De precieze investeringsbedragen die gepaard gaan met deze verduurzaming zijn echter
niet bekend.
131
Vraag:
Welk deel van hun jaarlijkse huurinkomsten wordt door particuliere verhuurders geïnvesteerd
in het bouwen van nieuwe woningen?
Antwoord:
Op basis van de beschikbare cijfers uit bijvoorbeeld het WoON 2021 en de Huurenquête
is het niet mogelijk om een compleet en betrouwbaar beeld te schetsen over hoeveel
huurinkomsten particuliere verhuurders jaarlijks hebben. Daarom kan niet becijferd
worden welk deel van hun jaarlijkse inkomsten geïnvesteerd wordt in het bouwen van
nieuwe woningen.
132
Vraag:
Welk deel van hun jaarlijkse huurinkomsten wordt door particuliere verhuurders gestoken
in het verduurzamen van bestaande woningen?
Antwoord:
Uit het WoON-onderzoek 2021 blijkt dat private verhuurders (zowel privépersonen die
woningen verhuren als institutionele verhuurders van pensioenfondsen) per woning gemiddeld
€ 807 netto huurinkomsten ontvangen per maand – oftewel, € 9.684 per jaar. Het is
niet mogelijk om te berekenen welk deel van deze inkomsten worden besteed aan de verduurzaming,
omdat de totale investeringen in verduurzaming van de private huursector niet bekend
zijn (zie vraag 130).
133
Vraag:
Hoeveel belasting hebben particuliere verhuurders het afgelopen jaar betaald over
de huurinkomsten?
Antwoord:
Op basis van de beschikbare cijfers uit bijvoorbeeld het WoON 2021 en de Huurenquête
is het niet mogelijk om een compleet en betrouwbaar beeld te schetsen over hoeveel
huurinkomsten particuliere verhuurders jaarlijks hebben. Derhalve is het ook niet
mogelijk om aan geven hoeveel belasting particuliere verhuurders hebben betaald.
134
Vraag:
Op welke regeling/tranche doelt u met de volgende zinsnede: «Ook komt er een nieuwe
tranche voor aandachtsgroepen»?
Antwoord:
Hier wordt gedoeld op de Meerjarige regeling specifieke uitkeringen aandachtsgroepen.
135
Vraag:
Kunt u specificeren wat de extra middelen zijn die beschikbaar komen ten behoeve van
het versneld realiseren van flexwoningen? Betreft dit alleen geld of ook ambtelijke
capaciteit?
Antwoord:
In de derde incidentele suppletoire begroting is inzicht gegeven in de financiële
uitwerking van het huisvestingspakket van de asielopvang. Voor 2023 betreft dit:
– € 8 mln. gereserveerd voor de tijdelijke uitvoeringsorganisatie
– € 14,3 mln. is gereserveerd op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën
voor de financiële herplaatsingsgarantie
– € 143,9 mln. middelen voor het RVB, dit budget is voor de realisatie van flexwoningen
en de daarbij behorende apparaatskosten. Dit budget omvat daarnaast coördinatiekosten
van het RVB voor het laten transformeren van enkele bestaande en te verwerven panden.
Voor het uitvoeren van de verschillende maatregelen is ook ambtelijke capaciteit nodig.
Voor het RVB is op de begroting voor 2024–2026 circa € 9 mln. beschikbaar voor apparaatskosten
voor het laten transformeren van enkele bestaande en te verwerven panden. Daarnaast
is in 2022 er € 25 mln. beschikbaar gesteld om de productie van flexwoningen te stimuleren
om zo de productie aan te jagen.
136
Vraag:
Wat is de stand van zaken van het verplichten van makelaars om gebruik te maken van
de gecertificeerde biedtool?
Antwoord:
Begin dit jaar is samen met de makelaarsorganisaties NVM, VBO en Vastgoedpro een verbeterplan
ondertekend. Doel van dat verbeterplan is om het koopproces transparanter te maken.
In het verbeterplan hebben de makelaarsorganisaties aangegeven met een automatisch
biedlogboek te gaan werken. Per 1 juli dit jaar is dit nu mogelijk voor alle makelaars
die bij een brancheorganisatie zijn aangesloten. Per 1 januari 2023 stellen de brancheorganisaties
het ook daadwerkelijk aan hun leden verplicht. Dit najaar wordt uw kamer geïnformeerd
over de contouren van een wet «eerlijk kooproces». De verplichting tot het gebruik
van het biedlogboek wordt hierin meegenomen. Hierdoor worden ook makelaars die niet
zijn aangesloten bij een brancheorganisatie verplicht met een biedlogboek te gaan
werken.
137
Vraag:
Hoe gaat het optimaal benutten van de natuurlijke momenten voor verduurzaming actief
onder de aandacht worden gebracht bij woningeigenaren?
Antwoord:
De natuurlijke momenten die we optimaal willen benutten als het gaat om verduurzaming
van woningen zijn de vervanging van de CV-ketel, en andere investeringen in een woning
zoals bij aankoop.
Middels subsidie, voorlichting en de aankondiging van normering worden bewoners en
gebouweigenaren gestimuleerd om bij vervanging van een cv-ketel een duurzamer alternatief
te kiezen.
Dit jaar is samen met de sector een actieplan hybride warmtepompen opgesteld. Communicatie
richting woningeigenaren is hierin een belangrijk onderdeel, met name het bieden van
betrouwbare informatie die leidt tot meer inzicht in de geschiktheid van de (hybride)
warmtepomp voor de woning. Een publiekscampagne hierover wordt nog dit jaar gestart.
Een belangrijk instrument voor verduurzaming bij aankoop en verhuur van woningen is
het energielabel. Hierop zijn verbetermogelijkheden opgenomen voor de woning. Tevens
wordt op het energielabel doorverwezen naar www.verbeterjehuis.nl, waar woningeigenaren terecht kunnen voor inzicht in de besparingseffecten van maatregelen
en verdergaand inzicht in welke verbetering(spakketten) mogelijk zijn. Daarnaast zijn
in het convenant koopketen met de partijen in die keten afspraken gemaakt over het
stimuleren van verduurzaming tijdens het aankoopproces van woningen. Zo is afgesproken
dat hypotheekadviseurs op de mogelijkheden voor financiering van verduurzamingsmaatregelen
wijzen en taxateurs de energetische prestatie van de woning in het taxatierapport
opnemen. Tot slot wordt op verschillende manieren algemene communicatie over verduurzaming
op natuurlijke momenten voor woningeigenaren zoveel mogelijk bevorderd, zoals door
ondersteuning van makelaars en taxateurs hierin.
138
Vraag:
Heeft u scherp wat de exacte woonwensen van ouderen zijn? Zo ja, kunt u deze toelichten?
Zo nee, hoe gaat u hier achter komen?
Antwoord:
Er zijn de afgelopen jaren veel onderzoeken naar woonwensen van ouderen verschenen.
Uit het Woon 2021 blijkt bijvoorbeeld dat van de alleenstaande 65+-ers die actief
op zoek zijn naar een nieuwe woning 85% naar een appartement wil verhuizen. Voor paren
van 65 jaar en ouder die actief op zoek zijn naar een nieuwe woning geldt dat 65%
naar een appartement wil verhuizen.
139
Vraag:
Hoeveel woningen worden met de woningbouwimpuls extra gerealiseerd en welke woningen
in welke prijssegmenten (uitgesplitst in koop en huur) zullen dit worden en kunt u
dit per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
De woningbouwimpuls draagt bij aan de realisatie van ca. 140.000 woningen, waarvan
65% betaalbaar (28% sociale huur, 20% middenhuur, 17% betaalbare koop) en 35% ongereguleerd/overig7. De productie per jaar zal niet inzichtelijk gemaakt worden omdat de planningen voor
deze grootschalige projecten indicatief is. Wel zijn er harde kaders om binnen drie
jaar te starten met de bouw en het project in het 10e jaar af te ronden.
140
Vraag:
Hoeveel en welke gemeenten zullen van de woningbouwimpuls gebruik maken?
Antwoord:
De Wbi levert een bijdrage aan 93 projecten verdeeld over 72 gemeenten. Op de website
VolkshuisvestingNederland.nl en op de website van RVO staan overzichten van alle gemeenten
en projecten die Wbi middelen ontvangen.
141
Vraag:
Welke bouwbedrijven en projectontwikkelaars zijn er bij de woningbouwimpuls betrokken/maken
gebruik van de woningbouwimpuls?
Antwoord:
De Wbi is een subsidie voor gemeenten en niet voor projectontwikkelaars. Het betreft
momenteel 93 projecten die allemaal uiteindelijk door marktpartijen gerealiseerd worden.
Veel (deelprojecten) daarvan zijn reeds gecontracteerd maar er zijn ook veel deelprojecten
waarvan de onderhandelingen tussen gemeenten en marktpartijen nog lopen. Een overzicht
van betrokken marktpartijen is dus niet te geven.
Deze marktpartijen maken verder geen gebruik van de Wbi omdat de Wbi alleen ingezet
kan worden voor publieke investeringen (zie voorwaarden Besluit Wbi). Tekorten op
vastgoedexploitaties kunnen met de Wbi niet afgedekt worden.
142
Vraag:
Hoeveel mensen uit de aandachtsgroepen en mensen met een beperking worden door de
woningbouwimpuls extra gehuisvest?
Antwoord:
Het huisvesten van specifieke doelgroepen is een aangelegenheid waar gemeenten de
regie over voeren omdat de opgaven lokaal ook verschillen. Gemeenten hebben beleidsvrijheid
om de betaalbare voorraad in de Wbi projecten naar eigen inzicht te vullen. Via de
woondeals wordt daarbij wel vastgelegd dat op gemeentelijk/regionaal niveau de bredere
doelstellingen gehaald worden.
143
Vraag:
Op grond van welke argumenten is in het Nationaal Isolatieprogramma alleen voor 2023
een bedrag opgenomen terwijl de lokale aanpak woningisolatie die ook onderdeel is
van dit programma zich wel over meerdere jaarschijven uitstrekt?
Antwoord:
Het Nationaal Isolatieprogramma betreft inderdaad een meerjarige aanpak. In het Nationaal
Isolatieprogramma (zie de bijlage bij Kamerstukken II 2021/2022 30 196 nr. 787) is de meerjarige reeks opgenomen.
Het budget van het Nationaal Isolatieprogramma is indicatief verdeeld over verschillende
actielijnen (zie de bijlage bij Kamerstukken II 2021/2022 30 196 nr. 791). Besluitvorming over de definitieve toekenning van de middelen in het Klimaatfonds
zal nog plaatsvinden.
Het bedrag dat is opgenomen voor 2023 betreft een een kasschuif. Om een versnelling
te bewerkstelligen in de verduurzamingsaanpak onder regie van gemeenten en te voorkomen
dat er een dip in de meerjarige reeks komt, wordt € 62,5 mln. van 2027 naar 2023 geschoven
(Kamerstukken II 2022/2023 36 200 VII nr. 2).
144
Vraag:
Ten aanzien van bodemmaterialen; dit betreft de definitieve afrekening van de bevoorschotting
in 2021 aan het Rijksvastgoedbedrijf. Het gaat hier om de meerontvangsten uit de verkoop
van bodemmaterialen. Waar zijn de reguliere opbrengsten voor bodemmaterialen begroot
en kunt u een specificatie geven van de meeropbrengsten in 2022 en de argumenten waarom
in de rest van de jaarschijven hier geen bedrag voor is opgenomen?
Antwoord:
De reguliere opbrengsten voor bodemmaterialen vallen onder de generale ontvangsten.
Deze middelen zijn begroot op beleidsartikel 9.2 van de begroting van BZK en maken
onderdeel uit van de structurele ontvangstenraming. Aan het einde van het jaar wordt
bezien wat de daadwerkelijke ontvangsten van bodemmaterialen zijn en daarmee de hoogte
van de mogelijke meeropbrengsten. Voor 2022 is er € 16,5 mln. begroot voor bodemmaterialen.
Het ontvangstenbudget kan bij 2e suppletoire begroting worden bijgesteld. De daadwerkelijke ontvangsten over 2022
worden toegelicht in het jaarverslag.
145
Vraag:
Kan per woningmarktregio het aantal sociale huurwoningen over de afgelopen tien jaar
worden weergegeven?
Antwoord:
In onderstaande tabel vindt u het overzicht van de aantallen sociale huurwoningen
in bezit van corporaties en particuliere verhuurders over de afgelopen tien jaar per
woningmarktregio.
Bron:
https://syswov.datawonen.nl/jive?workspace_guid=2c782112–718a-45ce-b740-c9700eb31253
Regio
2012
2013
2014
2015
2016
Groningen
86.300
87.300
88.100
90.900
90.400
Leeuwarden
48.100
48.400
48.000
48.300
47.500
Heerenveen
40.600
40.500
40.600
40.800
40.200
Emmen
42.000
40.800
40.800
41.000
40.600
Zwolle
56.400
56.600
56.500
57.300
57.300
Enschede
78.800
78.900
78.200
80.700
78.200
Lelystad
34.000
34.000
34.000
34.500
34.500
Apeldoorn
55.800
55.900
55.400
55.500
56.400
Doetinchem
25.000
25.200
24.700
25.300
24.900
Arnhem
56.100
56.700
56.400
56.900
56.900
Nijmegen
58.600
59.500
59.600
62.500
62.900
Ede
42.600
43.000
43.000
45.300
44.800
Amersfoort
34.900
35.000
34.900
34.800
34.600
Utrecht
110.600
112.000
111.000
113.200
112.000
Alkmaar
862.00
85.700
86.100
86.300
86.200
Amsterdam
375.700
374.500
372.700
378.000
372.500
Gouda
38.600
39.000
39.300
39.800
39.700
Leiden
47.800
48.400
48.500
48.900
48.400
Den Haag
161.300
161.900
161.900
164.000
162.200
Rotterdam
257.100
255.500
253.800
256.200
251.000
Dordrecht
52.700
53.000
52.400
52.300
51.900
Middelburg
40.500
40.800
40.600
40.600
40.500
Roosendaal
37.300
37.500
37.600
37.800
37.300
Breda
49.300
50.300
51.700
51.900
51.500
Tilburg
51.700
51.900
53.300
53.800
52.900
's Hertogenbosch
46.800
47.900
47.300
47.900
47.600
Oss
29.000
29.200
29.200
29.000
29.400
Eindhoven
91.300
92.000
93.100
93.200
92.700
Venlo
47.000
47.300
47.500
47.600
47.500
Sittard
58.600
58.700
59.200
59.900
59.500
Maastricht
29.100
29.700
30.200
30.000
29.800
Totaal
2.269.900
2.277.200
2.275.400
2.304.500
2.281.700
Regio
2017
2018
2019
2020
2021
Groningen
90.100
88.200
89.200
88.900
88.500
Leeuwarden
47.300
47.500
48.500
48.400
48.300
Heerenveen
40.000
39.900
40.200
40.100
39.900
Emmen
40.500
40.600
41.900
41.400
40.800
Zwolle
57.400
57.900
59.400
59.600
60.200
Enschede
78.900
77.500
78.100
77.900
77.900
Lelystad
34.400
34.500
34.900
35.000
35.200
Apeldoorn
56.500
56.400
57.400
57.500
57.400
Doetinchem
25.000
25.100
25.600
25.600
25.600
Arnhem
56.800
57.400
57.700
57.800
58.000
Nijmegen
60.800
61.100
61.500
61.500
61.500
Ede
43.500
44.400
45.800
45.800
46.200
Amersfoort
34.500
34.600
35.100
35.300
35.700
Utrecht
112.000
111.800
113.000
113.100
114.100
Alkmaar
86.200
84.200
87.100
86.800
86.000
Amsterdam
369.500
371.100
372.600
371.300
373.200
Gouda
39.800
39.800
39.800
39.900
39.900
Leiden
48.800
48.500
49.200
49.200
49.200
Den Haag
162.000
159.800
162.400
163.100
162.900
Rotterdam
250.500
250.600
251.900
252.300
252.500
Dordrecht
51.600
51.300
51.100
50.600
50.600
Middelburg
40.300
40.100
39.800
39.600
39.200
Roosendaal
37.400
37.400
37.700
37.800
37.400
Breda
51.200
51.300
51.900
51.700
51.600
Tilburg
52.900
53.400
54.200
54.200
54.400
's Hertogenbosch
47.300
47.600
48.100
48.100
48.100
Oss
29.400
29.700
30.700
31.000
31.100
Eindhoven
92.700
92.100
94.400
95.000
95.300
Venlo
47.500
46.400
47.500
47.300
47.500
Sittard
59.300
59.100
59.300
59.400
58.200
Maastricht
29.900
29.200
29.500
29.200
29.300
Totaal
2.273.700
2.268.400
2.295.400
2.294.200
2.295.500
.=146
Vraag:
Kan per woningmarktregio het aantal vrije huurwoningen over de afgelopen tien jaar
worden weergegeven?
Antwoord:
In onderstaande tabel vindt u het overzicht van de aantallen vrije sector huurwoningen
over de afgelopen tien jaar per woningmarktregio.
Bron:
https://syswov.datawonen.nl/jive?workspace_guid=65e8972a-6cca-4436–9dba-cbafda6924a8
Regio
2012
2013
2014
2015
2016
Groningen
36.900
38.600
41.500
40.300
41.300
Leeuwarden
16.800
17.800
19.100
19.400
20.600
Heerenveen
10.800
11.100
11.600
11.700
12.200
Emmen
12.300
11.800
13.000
13.400
13.600
Zwolle
21.700
22.400
22.800
22.400
23.200
Enschede
25.400
27.000
28.500
26.200
28.600
Lelystad
10.600
11.800
13.100
13.200
12.700
Apeldoorn
19.800
20.600
22.000
22.400
22.400
Doetinchem
9.800
10.400
11.500
11.300
11.800
Arnhem
22.700
24.100
25.500
25.900
26.400
Nijmegen
19.900
21.000
22.100
22.400
22.600
Ede
13.500
18.000
19.500
18.300
19.300
Amersfoort
13.900
14.300
15.100
15.100
15.300
Utrecht
46.500
50.000
53.700
52.300
55.300
Alkmaar
26.200
28.100
30.400
31.100
31.800
Amsterdam
169.600
175.100
182.400
181.200
189.600
Gouda
12.900
13.300
13.700
13.800
14.000
Leiden
20.600
21.500
22.500
21.500
23.100
Den Haag
80.400
83.200
87.300
87.300
90.500
Rotterdam
78.600
82.600
86.100
85.100
89.700
Dordrecht
13.300
13.600
14.300
14.000
14.500
Middelburg
17.900
17.800
18.900
18.700
18.600
Roosendaal
9.600
9.800
10.500
10.900
11.000
Breda
17.100
17.900
18.500
19.000
19.300
Tilburg
17.100
18.200
19.600
20.200
21.400
's Hertogenbosch
14.000
14.100
15.700
15.900
16.000
Oss
8.700
9.400
10.200
10.800
10.800
Eindhoven
28.000
29.600
31.300
32.300
34.000
Venlo
17.900
19.000
19.000
19.800
20.500
Sittard
22.300
23.300
23.700
24.800
25.500
Maastricht
17.300
18.500
18.700
19.300
19.500
Totaal
852.100
893.800
941.800
939.700
975.200
Regio
2017
2018
2019
2020
2021
Groningen
43.400
43.400
44.300
46.500
50.900
Leeuwarden
21.100
20.800
20.500
22.200
23.400
Heerenveen
12.600
11.900
11.700
12.000
12.700
Emmen
13.800
13.700
12.400
12.900
14.000
Zwolle
24.100
22.700
22.200
23.200
24.300
Enschede
29.100
27.700
30.000
31.000
32.700
Lelystad
13.400
13.300
12.200
12.900
14.100
Apeldoorn
23.700
22.300
22.300
23.200
24.500
Doetinchem
12.100
11.500
11.300
11.600
11.800
Arnhem
27.800
26.800
26.800
27.500
29.200
Nijmegen
23.400
22.800
23.100
23.900
25.200
Ede
20.200
19.100
18.700
19.500
20.500
Amersfoort
15.900
15.700
15.400
15.300
16.500
Utrecht
56.900
58.200
57.800
61.200
65.400
Alkmaar
32.700
33.100
29.900
31.300
34.200
Amsterdam
196.000
196.200
204.100
215.100
222.000
Gouda
14.500
14.700
14.800
15.300
16.000
Leiden
23.800
24.900
25.500
26.900
28.900
Den Haag
94.200
97.800
97.200
100.000
106.200
Rotterdam
90.400
90.900
87.400
91.600
96.400
Dordrecht
15.000
14.200
13.800
14.700
15.400
Middelburg
19.500
18.800
17.100
17.400
18.800
Roosendaal
11.700
12.200
10.500
10.900
11.500
Breda
20.700
21.000
19.700
20.600
21.800
Tilburg
22.300
22.300
23.000
23.900
25.700
's Hertogenbosch
17.100
17.300
17.300
18.200
19.000
Oss
11.300
10.300
11.600
11.900
12.500
Eindhoven
35.700
36.700
37.600
39.500
41.700
Venlo
21.200
21.500
20.300
21.000
21.800
Sittard
26.200
25.000
25.000
25.400
26.900
Maastricht
20.400
20.700
20.900
21.200
22.200
Totaal
1.010.200
1.007.600
1.004.200
1.047.800
1.106.300
147
Vraag:
Kan per woningmarktregio het aantal koopwoningen over de afgelopen tien jaar worden
weergegeven?
Antwoord:
In onderstaande vindt u het overzicht van de aantallen koopwoningen over de afgelopen
tien jaar per woningmarktregio.
Bron:
https://syswov.datawonen.nl/jive?workspace_guid=bdaeee6c-bf7f-4cd6–9637-b68e18b1a1d9
Regio
2012
2013
2014
2015
2016
Groningen
172.100
172.500
172.900
173.200
174.100
Leeuwarden
103.900
105.000
105.100
105.300
105.500
Heerenveen
91.600
92.100
91.900
92.300
92.700
Emmen
96.600
95.400
95.600
95.700
96.000
Zwolle
139.000
140.400
140.600
141.400
142.500
Enschede
152.300
153.400
153.700
154.600
155.100
Lelystad
83.100
83.200
83.600
84.100
84.500
Apeldoorn
114.900
115.600
116.400
117.300
118.900
Doetinchem
71.500
72.400
72.800
73.200
73.500
Arnhem
101.900
102.900
103.000
103.400
104.300
Nijmegen
108.400
109.500
109.900
110.900
112.000
Ede
97.100
98.700
99.700
101.000
102.400
Amersfoort
79.900
80.800
81.300
82.100
82.800
Utrecht
204.800
207.100
207.700
209.100
211.500
Alkmaar
205.700
207.000
208.000
209.300
210.700
Amsterdam
482.800
489.800
494.200
500.900
507.400
Gouda
88.600
89.600
90.400
91.300
92.400
Leiden
97.300
98.000
98.300
100.000
101.200
Den Haag
235.300
236.900
238.000
239.800
241.800
Rotterdam
302.200
305.000
307.400
309.400
311.300
Dordrecht
90.000
90.600
91.300
92.000
92.900
Middelburg
111.100
110.500
110.400
111.000
111.700
Roosendaal
82.900
83.800
83.900
84.000
84.300
Breda
107.300
108.400
109.200
110.200
111.100
Tilburg
100.500
101.600
102.100
102.500
103.300
's Hertogenbosch
97.800
99.000
99.600
100.500
101.900
Oss
80.100
81.000
81.600
82.200
82.800
Eindhoven
187.600
189.000
189.900
191.100
192.400
Venlo
127.200
127.700
128.800
128.700
129.000
Sittard
121.300
121.300
121.900
121.600
121.400
Maastricht
48.200
48.700
49.000
48.800
49.000
Totaal
4.182.900
4.216.800
42.383.00
4.267.000
4.300.400
Regio
2017
2018
2019
2020
2021
Groningen
174.900
177.500
180.500
181.200
181.900
Leeuwarden
105.900
107.300
109.500
109.900
110.500
Heerenveen
93.000
94.600
96.600
97.000
97.600
Emmen
95.600
96.000
97.800
97.900
98.200
Zwolle
143.500
146.600
149.900
151.400
153.200
Enschede
154.800
158.600
160.800
161.700
162.500
Lelystad
84.800
85.600
88.600
89.700
91.100
Apeldoorn
119.400
122.000
124.500
125.700
126.900
Doetinchem
73.700
74.700
75.900
76.200
77.000
Arnhem
104.400
106.300
108.800
109.500
110.200
Nijmegen
112.600
115.800
118.300
119.300
120.600
Ede
103.200
105.100
107.700
109.700
110.900
Amersfoort
83.400
84.700
87.000
87.700
88.300
Utrecht
213.900
214.900
223.300
224.700
225.800
Alkmaar
211.900
215.800
220.200
221.700
223.400
Amsterdam
511.000
520.900
532.500
535.600
538.300
Gouda
93.500
95.100
97.600
98.600
99.900
Leiden
102.300
102.800
105.000
105.900
106.700
Den Haag
244.000
245.300
252.500
253.900
255.400
Rotterdam
312.000
314.700
323.900
326.300
327.700
Dordrecht
93.500
95.300
97.200
98.000
98.900
Middelburg
111.700
113.500
116.200
116.400
117.200
Roosendaal
84.600
84.700
87.600
88.200
89.000
Breda
111.500
113.200
115.800
116.300
117.000
Tilburg
103.600
105.400
107.500
108.200
108.900
's Hertogenbosch
102.500
104.000
106.600
107.900
108.800
Oss
83.200
85.000
86.000
86.800
87.500
Eindhoven
193.400
197.100
200.500
202.000
204.000
Venlo
129.300
131.000
133.400
134.200
135.200
Sittard
121.400
123.200
125.000
124.900
125.200
Maastricht
49.200
50.200
51.300
51.400
51.700
Totaal
4.321.900
4.386.800
4.487.900
4.517.900
4.549.500
148
Vraag:
Kan per woningmarktregio de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning over
de afgelopen tien jaar worden weergegeven?
Antwoord:
Het rapport Stand van de woonruimteverdeling (Rigo, 2019) maakt gebruik van informatie
uit de woonruimteverdeelsystemen (o.a.Woningnet). Dit is de meest recente en enige
informatie dat inzicht geeft over de duur van de wachttijd (of inschrijfduur) naar
regio (niet voor alle regio’s is informatie beschikbaar). De wachttijd is de periode
vanaf inschrijving als woningzoekende tot de toekenning van een woning. De zoektijd
is de periode vanaf de eerste zoekactie (reactie op een advertentie) tot aan de toekenning
van een woning. De wachttijd is langer dan de zoekduur omdat mensen bij inschrijving
vaak nog geen dringende verhuiswens hebben en eerst inschrijfduur willen opbouwen.
In onderstaande tabel zijn de wachttijden van de woonruimteverdeelsystemen opgenomen
van woningen die in 2017 werden verhuurd. Wat betreft de zoektijd per regio is er
recentere informatie beschikbaar uit WoON2018 en WoON2021. Het gaat hier om de actieve
zoektijd van huurders die in de afgelopen twee jaar zijn verhuisd naar een corporatiewoning.
Regio
Wachttijd 2017 (jaar)
Woningwetregio
Gemiddelde zoektijd (jaar) WoON2021
Gemiddelde zoektijd (jaar) WoON2018
Achterhoek
3,4
Friesland
1,3
1,5
Almelo
2
Groningen Drenthe
1,3
1,2
Almere
8,6
Noord-Holland Noord
2,2
1,2
Arnhem Nijmegen
13,7
Zwolle/Stedendriehoek
1,8
0,9
Den Bosch
7,3
Metropoolregio Amsterdam
2,2
1,7
Drechtsteden
5,1
Amersfoort/Noord-Veluwe/Zeewolde
3,8
1,8
Eemvallei
6,8
Holland Rijnland
4,2
1,2
Groningen
4,1
Oost-Nederland
1,1
1,1
Haaglanden
3,8
U16
2,0
2,0
Hengelo
4,5
Food Valley
1,8
1,0
Holland Rijnland
6,1
Haaglanden/Midden-Holland/Rotterdam
2,1
1,5
Lelystad
5,8
Arnhem Nijmegen
2,1
1,2
Limburg
3,8
Woongaard
1,3
0,4
Meijerijstad e.o.
6,3
Drechtsteden/Hoeksche Waard/Goeree Overflakkee
1,5
1,2
Noord Kennemerland
6,5
Noordoost Brabant
1,3
2,1
Noord Veluwe
13,3
West-Brabant en Hart van Brabant
1,9
1,8
Regio Amstredam
8,9
Zeeland
1,0
0,8
Regio Utrecht
8,9
Metropoolregio Eindhoven
2,0
1,2
Rijnmond
4,6
Limburg
1,4
1,1
Stedendriehoek Apeldoorn Deventer Zutphen
6,5
Bron: WoON2021 en WoON2018
West Brabant
6,8
Woongaard (Gorinchem e.o.)
4,7
Zuid Kennemerland
7,3
Zuidoost Brabant
3,8
Zwolle
5,5
Bron: Stand van de woonruimteverdeling (Rigo, 2019)
149
Vraag:
Kan per woningmarktregio het aantal toegevoegde, gesloopte en verkochte sociale huurwoningen
over de afgelopen tien jaar worden weergegeven?
Antwoord:
In onderstaande tabellen zijn de voorraadmutaties (nieuwbouw, aankoop, sloop en verkoop)
opgenomen van sociale huurwoningen in de DAEB tak. Voorraadmutaties van sociale huurwoningen
in de niet-DAEB tak worden niet apart geregistreerd en zijn hierdoor niet meegenomen
in de tabellen.
De aan- en verkooptransacties van sociale huurwoningen tussen corporaties onderling
worden niet apart geregistreerd. Dit betekent dat onderlinge transacties zowel in
het overzicht van aankoopaantallen terugkomen als in het overzicht van het aantal
verkochte sociale huurwoningen. Per saldo is de voorraad sociale huur in de jaren
2012–2018 afgenomen, maar groeit het aantal sociale huurwoningen sinds 2019 weer.
150
Vraag:
Kan in een schema de woonquote (c.q. huurquote) ontwikkeling over de afgelopen tien
jaar worden weergegeven voor sociale huurwoningen, vrije sector huurwoningen en koopwoningen?
Antwoord:
In onderstaande tabel zijn de koop-, huur- en woonquote over de afgelopen tien jaar
weergegeven voor koopwoningen, sociale huurwoningen en vrije sector huurwoningen.
Sociale huurwoningen zijn de woningen tot de liberalisatiegrens. Vrije sector huurwoningen
zijn de woningen boven de liberalisatiegrens.
Voor de koop- en woonquote van koopwoningen is een dalende trend zichtbaar. Dit geldt
ook voor de huur- en woonquote van sociale huurwoningen, sinds 2015. Voor huurwoningen
in de vrije sector is een dalende lijn zichtbaar tot 2018. In 2021 zijn zowel de huur-
en woonquote gestegen.
2021
2018
2015
2012
Koop
Koopquote
16,5%
18,8%
19,1%
23,7%
Woonquote
22,4%
25,6%
26,2%
31,6%
Sociale huur
Huurquote
23,3%
23,5%
24,3%
21,7%
Woonquote
31,6%
33,7%
34,6%
32,2%
Vrije sector
Huurquote
33,6%
31,7%
32,9%
33,4%
Woonquote
39,0%
38,1%
40,0%
40,7%
151
Vraag:
Kan per woningmarktregio het (geschatte) tekort aan aantallen sociale huurwoningen
worden weergegeven? En hoe heeft dit tekort zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld?
Antwoord:
Om de spanning op de woningmarkt te meten, wordt als indicator het zogeheten statistisch
woningtekort gehanteerd. Het woningtekort is geen «hard» gegeven, omdat dit niet geregistreerd
wordt. Om die reden wordt er een schatting gemaakt middels het Primos model. Dit tekort
geeft in het kort het verschil weer tussen de vraag naar woningen en het beschikbare
aanbod van woningen en wordt in negatieve getallen uitgedrukt. Het statistisch woningtekort
is een kwantitatief cijfer en wordt voor 2022 geraamd op -315.000 woningen (-3,9%
van de woningvoorraad). Hierbij is het niet mogelijk onderscheid te maken naar eigendomsverhouding.
Toelichting:
Het prognosemodel Socrates geeft geen inzicht in het kwalitatieve woningtekort. Socrates
geeft inzicht in de gewenste nieuwbouwverdeling naar eigendom, vorm en prijsklassen.
Uit de Socrates 2022 uitkomsten komt wel naar voren dat 2/3 deel van de nieuwbouw
in het betaalbare segment gebouwd zou moeten worden, waarvan 27% gereguleerde huurwoningen
voor de komende 9 jaar (2022 tot en met 2030).
152
Vraag:
Wat zijn (naar schatting) de huidige stichtingskosten voor een nieuwbouwwoning (van
grond tot realisatie)? Kan dit worden uitgesplitst naar sociale huurwoningen, vrije
sector huurwoningen en koopwoningen?
Antwoord:
Uit de meest recente meerjarenbegrotingen (dPi2021) van de corporaties blijkt dat
de stichtingskosten per verhuureenheid gemiddeld € 180.264 en € 213.983 bedragen voor
respectievelijk de DAEB en niet-DAEB tak in 2021. Bij nieuwbouw koop liggen de stichtingskosten
gemiddeld op € 315.772 in 2021.
Een nadere uitsplitsing naar type vastgoed (sociale huurwoning, vrije sector huurwoning,
parkeerplaatsen, maatschappelijk of bedrijfsmatig vastgoed) is niet te maken aangezien
dit niet wordt uitgevraagd bij corporaties. Tegelijkertijd bouwen corporaties voornamelijk
huurwoningen, waardoor de stichtingskosten per verhuureenheid in de DAEB en niet-DAEB
tak een redelijke indicatie geven van de stichtingskosten per sociale en vrije sector
huurwoning.
Prognose stichtingskosten (inclusief grond) van nieuwbouw per verhuureenheid in de
DAEB tak, niet-DAEB tak en nieuwbouw koop.
153
Vraag:
Wat gebeurt er concreet voor huurders in de vrije sector die door de stijgende energierekening
en inflatie in de financiële problemen dreigen te komen? Voor welke regelingen (huurverlaging,
huurtoeslag of anderszins) komen zij in aanmerking?
Antwoord:
Door de stijgende energierekening en hoge inflatie dreigen steeds meer mensen in de
problemen te komen. Dit kunnen ook huurders van vrije sector woningen zijn. Met het
prijsplafond op energie helpt het kabinet om de lasten ook voor deze groep te verlichten.
Mensen met een laag inkomen kunnen tevens beroep doen op de energietoeslag die ze
bij hun gemeente kunnen aanvragen.
De maximale huurprijsstijging in de vrije sector is tot mei 2024 wettelijk beperkt.
Ik werk aan een wetwijziging die het mogelijk maakt voor 2023 en 2024 de maximale
huurverhoging onder inflatieniveau vast te stellen en te koppelen aan de loonontwikkeling.
Voor een huurverlaging zoals deze naar verwachting per 1 juli 2023 wordt doorgevoerd
komt deze doelgroep niet in aanmerking. Deze is bedoeld voor mensen met een laag inkomen
die in een corporatiewoning wonen. Met het voornemen om de algemene maximum huurgrens
af te schaffen in de huurtoeslag zouden ook huurders van vrije sector woningen, indien
hun inkomen binnen de gestelde grenzen valt, een beroep kunnen doen op huurtoeslag.
Dit loopt mee in de hervorming van de huurtoeslag zoals voorgesteld in het Coalitieakkoord.
De hiervoor benodigde wetswijziging ligt momenteel voor bij de Raad van State en wordt
naar verwachting voor het eind van dit jaar aan Uw Kamer toegestuurd.
154
Vraag:
Kan een actueel overzicht gegeven worden van het aantal woningen per woningmarktregio
uitgesplitst naar type woning (sociale huurwoning, vrije sectorwoning, koopwoning)?
Kan hierbij ook een onderscheid per prijscategorie worden gemaakt (sociale huurwoningen
tot aftoppingsgrens, vrije sector tot 1.000 euro, betaalbare koopwoningen)?
Antwoord:
In de onderstaande tabel vindt u een actueel overzicht van het aantal woningen uitgesplitst
per regio, per gevraagde prijscategorie: sociale huurwoningen tot de aftoppingsgrens,
vrije sector tot 1.000 euro (betaalbare koopwoningen). Onder betaalbare koopwoningen
worden woningen bedoelt met een waarde tot aan de NHG grens.
Woningmarktregio (woningwet)
Koop t/m NHG
Sociale huur < aftoppingsgrens
Particuliere huur tot 1000
Friesland
57.300
73.700
26.700
Groningen Drenthe
98.900
122.800
59.900
Noord-Holland Noord
60.600
60.700
28.300
Zwolle/Stedendriehoek
78.100
105.800
46.100
Metropoolregio Amsterdam
135.100
360.700
217.400
Amersfoort/Noord-Veluwe/Zeewolde
39.200
50.200
19.200
Holland Rijnland
27.900
65.000
33.200
Oost-Nederland
73.500
96.000
34.700
U16
56.800
100.800
62.500
Food Valley
25.900
32.800
12.700
Haaglanden/Midden-Holland/Rotterdam
180.900
389.400
195.100
Arnhem Nijmegen
58.900
101.000
47.700
Woongaard
29.800
43.000
18.400
Drechtsteden/Hoeksche Waard/Goeree Overflakkee
36.200
50.800
9.600
Noordoost Brabant
42.200
67.600
28.200
West-Brabant en Hart van Brabant
84.200
125.300
51.700
Zeeland
33.700
35.400
15.000
Metropoolregio Eindhoven
50.600
91.600
39.600
Limburg
104.800
127.200
65.200
0
0
0
Totaal
1.274.700
2.099.800
1.011.000
Bron: WoON2021
155
Vraag:
Kan een actueel overzicht gegeven worden van goedkope en dure scheefwoners? Kan dit
uitgesplitst worden naar type woning (sociale huurwoning, vrije sector woning, koopwoning)?
Antwoord:
Onder de sociale huurwoningen worden de huurwoningen met een huur tot de liberalisatiegrens
bedoeld.
Onder de vrije sector huurwoningen worden de huurwoningen met een huur boven de liberalisatiegrens
bedoeld.
Onder dure scheefheid worden huishoudens met een laag inkomen die behoren tot de doelgroep
van de huurtoeslag en wonen in een huurwoning met een huur boven de aftoppingsgrens.
Onder goedkope scheefheid worden huishoudens met een midden- of hoog inkomen in een
huurwoning onder de liberalisatiegrens.
Scheefheid huurwoningen, goedkoop en duur
Type verhuurder
Dure scheefheid
Goedkope scheefheid
corporatie huur
217.000
151.000
private huur
136.000
59.000
Totalen
353.000
210.000
Bron: WoON2021
156
Vraag:
Wat is de (geschatte) gemiddelde vloeroppervlakte van bestaande woningen en wat is
de (geschatte) gemiddelde vloeroppervlakte van nieuwbouwwoningen? Kan dit uitgesplitst
worden naar sociale huurwoning, vrije sectorwoning en koopwoning?
Antwoord:
Uit het WoON2021 blijkt dat de gemiddelde vloeroppervlakte van bestaande sociale huurwoningen
85 m2is, van bestaande vrije sector huurwoningen 97 m2 en van bestaande koopwoningen 141 m2. De gemiddelde vloeroppervlakte van nieuwbouwwoningen kan niet worden bepaald aan
de hand van de beschikbare data. Er is hierbij geen onderscheid te maken naar bestaande
woningen en nieuwbouwwoningen. Om een beeld te geven van de recent gebouwde woningen
is de gemiddelde vloeroppervlakte van woningen met een bouwjaar vanaf 2010 bepaald.
Hierbij hebben de sociale huurwoningen een gemiddeld vloeroppervlakte van 78 m2, de vrije sector woningen een gemiddeld vloeroppervlakte van 93 m2 en de koopwoningen een gemiddeld vloeroppervlakte van 150 m2.
Resultaten:
Gemiddelde gebruiksoppervlakte bestaande woningen
Gemiddelde gebruiksoppervlakte woningen vanaf 2010
Sociale huurwoningen
85 m2
78 m2
Vrije sector huurwoningen
97 m2
93 m2
Koopwoningen
141 m2
150 m2
Bron:
WoON2021
157
Vraag:
Kan per studentenstad het huidige aantal studentenwoningen worden weergegeven en kan
hierbij ook het huidige tekort weergegeven worden? Kan ook per studentenstad het concrete
doel voor het aantal nieuw te realiseren studentenwoningen voor 2023, 2024 en 2025
worden weergegeven?
Antwoord:
Hieronder ziet u per studiestad het aantal studentenwoningen en harde bouwplannen
die tot nu toe bekend zijn. Het huidige aanbod en tekort is niet opgenomen voor de
kleinere steden omdat de onzekerheidsmarges hier groot zijn. Daarnaast worden er studentenwoningen
toegevoegd door het beter benutten van de bestaande voorraad zoals door het stimuleren
van hospita-achtige constructies en splitsing van woningen.
Studiesteden
Aanbod ’21-’22
Tekort ’21-’22
Harde bouwplannen 2022 t/m 2029
Amsterdam
59.145
– 5.955
2.455
Arnhem
0
Breda
0
Delft
17.500
– 1.055
1.010
Den Haag
21.495
– 1.075
0
Ede
0
Eindhoven
14.935
– 1.050
820
Enschede
445
Groningen
40.630
– 2.585
770
Haarlem
90
Leeuwarden
190
Leiden
16.280
– 2.910
1.960
Maastricht
18.030
– 250
970
Nijmegen
18.775
– 2.325
305
Rotterdam
32.960
– 2.720
680
's-Hertogenbosch
225
Tilburg
545
Utrecht
30.240
– 5.730
1.090
Wageningen
1.245
Zwolle
0
Bron: ABF Research
158
Vraag:
Wat is de actuele gemiddelde tijd tussen het plannen van een woning en de oplevering?
Antwoord:
Het proces van eerste idee tot oplevering van een woning duurt gemiddeld tien jaar,
waarvan de daadwerkelijke bouw gemiddeld twee à drie jaar duurt.
159
Vraag:
Kan over de afgelopen tien jaar weergegeven worden wat de (geschatte) ontwikkelingen
zijn ten aanzien van de gemiddelde winst die een projectontwikkelaar heeft gemaakt
op de realisatie van een woning?
Antwoord:
Projectontwikkelaars geven geen cijfers over de gemiddelde winst per woning. Op basis
van de cijfers van het CBS is wel de conclusie te trekken dat de verkoopprijs van
een nieuwbouwwoning (sinds 2015 met meer dan 85%) veel harder is gestegen dan de bouwkosten
(sinds 2015 met bijna 40%). Dat duidt erop dat met name de grondprijzen voor vrije
sector nieuwbouwwoningen zijn gestegen. Dit zegt nog niets over de winst van de projectontwikkelaar.
Dit is afhankelijk voor welke prijs de ontwikkelaar de grond heeft kunnen inkopen.
Een analyse van onderzoeksbureau Stadkwadraat geeft aan dat de kosten voor grondverwerving
in de afgelopen tijd zijn toegenomen, en onderhand de grootste kostenpost zijn in
een grondexploitatie.
160
Vraag:
Wordt er met de Europese Commissie overleg gevoerd over het reguleren van een deel
van de vrije huursector? Wat zijn de op dit moment de afspraken tussen Nederland en
de Europese Commissie op dit vlak en op welke wijze is aanpassing van deze afspraken
nodig om de plannen voor de regulering van een deel van de vrije sector mogelijk te
maken?
Antwoord:
Er wordt op dit moment geen overleg gevoerd met de Europese Commissie over het reguleren
van de vrije huursector. In tegenstelling tot verhuur van sociale woningen (welke
activiteit aangemerkt is als dienst van algemeen economisch belang en – in het verlengde
van het EC-besluit uit 2009 – onder voorwaarden onder het DAEB vrijstellingsbesluit
kan vallen), is verhuur in de vrije sector geen onderwerp van specifieke afspraken
tussen Nederland en de Europese Commissie.
161
Vraag:
Welk percentage van de woningen in de vrije sector is (naar schatting) in bezit van
corporaties, welk deel in bezit van institutionele beleggers en welk deel in het bezit
van particuliere beleggers? Kan de ontwikkeling van deze bezitsverhouding over de
afgelopen tien jaar worden weergegeven voor zover bekend?
Antwoord:
In onderstaande tabel zijn de percentages weergegeven van de ontwikkeling van woningen
in de vrije sector uitgesplitst naar de gevraagde groepen.
WoON jaartal
Corporaties
Institutionele beleggers
Particulieren
2021
28%
29%
43%
2018
37%
30%
34%
2015
43%
29%
28%
2012
44%
30%
26%
Bron: WoON 2012, 2015, 2018, 2021
162
Vraag:
Kan een overzicht gegeven worden van de hoogte van de liberalisatiegrens in andere
EU-lidstaten en de omvang van de gereguleerde huursector in die landen?
Antwoord:
Uit het rapport Europese vergelijking staatssteun en inkomensgrenzen sociale huisvesting
(SEO, 2021) blijkt dat in de vergelijking tussen Nederland en andere Europese lidstaten
er grote variatie is in kenmerken van sociale huisvesting, zoals onder andere in de
wijze van afbakenen. Voor Nederland geldt dat de omvang van de sociale huursector
afgebakend wordt via de liberalisatiegrens. Deze bepaalt of een huurwoning binnen
de sociale huur of de vrije sector valt. Dit is vrijwel uniek in Europa. Hierdoor
is het niet mogelijk om een overzicht te geven van de hoogte van de liberalisatiegrens
in andere EU-lidstaten en de omvang van de gereguleerde huursector in die landen.
163
Vraag:
Kan schematisch weergegeven worden hoe groot de doelgroep is voor sociale huurwoningen
over de afgelopen tien jaar?
Antwoord:
In onderstaand schema is de doelgroep opgenomen. Hierin is weergegeven hoeveel huishoudens
een inkomen hebben op of onder de DEAB-inkomensgrens, ongeacht of zij daadwerkelijk
is een sociale huurwoning wonen of niet. Een deel van de doelgroep woont in een koopwoning,
of in de vrije sector.
2011
2014
2019
2020
3.217.501
3.526.081
3.572.304
3.944.042
Bron: WoON 2021, 2018, 2015 en 2012
164
Vraag:
Op welke wijze wordt bij de bepaling van het aantal benodigde sociale huurwoningen
rekening gehouden met de inflatieontwikkelingen waardoor de doelgroep mogelijk wordt
vergroot?
Antwoord:
Jaarlijks wordt met het Primos model de totale woningbehoefte geraamd, en met het
Socrates-model de kwalitatieve woningbehoefte (waaronder de behoefte aan sociale huurwoningen)
geactualiseerd. Hierbij wordt ook gekeken naar de (reële) inkomensontwikkeling van
huishoudens. Hierin wordt dus ook het effect van de inflatie meegenomen.
Socrates is een scenario-model dat een inschatting geeft van de kwalitatieve woningbehoefte
en het kwalitatieve bouwprogramma op basis van demografische ontwikkeling, inkomensontwikkelingen,
woonvoorkeuren uit het WoON, het kwantitatieve woningbouwprogramma, boven inflatoire
huurverhogingen, corporatie- en toewijzingsbeleid
165
Vraag:
Wat gebeurt er met het budget «Binnenstedelijke Transformatiefaciliteit»? Welke beleidsdoelen
en effecten worden verwezenlijkt met het inzetten van deze post?
Antwoord:
Met het budget voor de transformatiefaciliteit worden binnenstedelijke transformatieprojecten
ondersteund met een lening. Deze lening is bedoeld voor ontwikkelaars en voor de financiering
van de voorfase van projecten waar veelal nog geen of weinig sprake is van planologische
zekerheid (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning). De binnenstedelijke transformatie
opgave levert meer woningen op en draagt bij aan de leefbaarheid en vitaliteit van
gebieden.
De Transformatiefaciliteit is revolverend. Dat betekent dat de afgeloste leningen
weer ingezet worden voor het verstrekken van nieuwe leningen aan nieuwe projecten.
166
Vraag:
Hoe is de financiering van de post «Grootschalige woningbouwgebieden» ingeregeld (aangezien
in voorgaande jaren deze post niet opgenomen is in de begroting)?
Antwoord:
Ten behoeve van de gebiedsontwikkeling t.b.v. de grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties
is eenmalig € 475 mln. beschikbaar gesteld in 2023. Deze middelen zullen in 2023 uitgekeerd
worden als er overeenstemming is met de regio’s over de bestemming van deze middelen.
Hierbij zal gebruik gemaakt worden van een specifieke uitkering.
167
Vraag:
Hoe verhoudt de teruglopende uitgave aan de woningbouwimpuls (budget uitgeput in 2024)
zich tot de woningbouwdoelstelling van 100.000 woningen per jaar?
Antwoord:
De doelstelling 100.000 per jaar staat overeind, niet ieder project heeft een woningbouwimpuls
nodig. Daarnaast wordt er ook andere ondersteuning geboden vanuit het bredere programma
Woningbouw om dit doel te bereiken.
168
Vraag:
Hoeveel vocht- en schimmelwoningen worden met het Volkshuisvestingsfonds (bij benadering)
aangepakt en hoeveel vocht- en schimmelwoningen blijven er dan nog over en kunt u
dit per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
In de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds is in totaal € 412 mln. besteed. Aanvragen
konden ingediend worden voor de volgende drie bouwactiviteiten; 1) renovatie, 2) transformatie
en 3) sloop-nieuwbouw.
Binnen de activiteit «renovatie» was er ruimte voor activiteiten waarbij de energieprestatie
van het gebouw met ten minste 3 energielabelstappen verbetert, of waarbij de energieprestatie
tot ten minste label B wordt verbeterd, en die ook kunnen zijn gericht op:
1) het aanpakken van achterstallig onderhoud; of
2) het aanpakken van schimmelproblematiek.
In totaal zijn er met het Volkshuisvestingsfonds middelen verstrekt voor de renovatie
van 20.410 woningen. Gemeenten hebben voor circa 13.000 woningen aangegeven dat hierbij
sprake is van een slecht binnenmilieu, dit betreft onder anderen schimmelproblematiek.
Daarnaast komt onderhoud en de kwaliteit van corporatiewoningen nadrukkelijk aan bod
in de Nationale prestatieafspraken die in juni zijn ondertekend door IPO, Aedes, Woonbond
en de VNG. Door het afschaffen van de verhuurdersheffing per 1 januari groeit de investeringsruimte
van de corporaties, zodat er extra middelen beschikbaar komen o.a. voor verduurzaming
en leefbaarheid. Corporaties committeren zich eraan dat er vanaf 2026 geen woningen
meer zijn met een slechte staat van onderhoud (categorie 5 of 6), tenzij er voor deze
woningen concrete sloopplannen zijn. Om de kwaliteit, gezondheid en veiligheid van
de corporatievoorraad verder te verbeteren investeren corporaties tot en met 2030
jaarlijks € 200 miljoen extra in woningverbetering, met een focus op een versnelde
aanpak van vocht en schimmel, loden leidingen, asbest en brandveiligheid.
169
Vraag:
Hoeveel woningen met loden-leidingen worden met het Volkshuisvestingsfonds(bij benadering)
aangepakt en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
Het doel van het Volkshuisvestingsfonds was het investeren in leefbaarheid en verduurzaming
van de woningvoorraad in de meest kwetsbare gebieden. In totaal zijn er middelen verstrekt
voor de renovatie van 20.410 woningen. Hierbij worden verschillende problemen aangepakt
zoals, constructieve problematiek, achterstallig onderhoud, ongezonde binnenmilieus,
energieprestaties en fysieke toegankelijkheid.
De aanpak problematiek rondom loden-leidingen kan met de middelen van het Volkshuisvestingsfonds
worden opgepakt maar is geen specifiek speerpunt van het Volkshuisvestingsfonds. Ik
kan om deze reden geen specifiek aantal woningen benoemen waar de middelen zijn benut
voor het aanpakken van loden leidingen. Wel is het mogelijk dat gemeenten bij het
aanpakken van het ongezonde binnenmilieu ook het aanpakken van loden-leidingen hierbij
betrekken, dit is echter niet cijfermatig vastgelegd.
In de nationale prestatieafspraken is overeengekomen, dat corporaties tot en met 2030
jaarlijks € 200 mln. extra investeren in woningverbetering, met een focus op een versnelde
aanpak van vocht en schimmel, loden leidingen, asbest en brandveiligheid.
170
Vraag:
Hoeveel woningen worden met het Volkshuisvestingsfonds (bij benadering) gerenoveerd
en verduurzaamd en kunt u dit per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
In de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds is in totaal € 412 mln.besteed. In totaal
zijn er middelen verstrekt voor de renovatie van 20.410 woningen.
Hierbij is een harde eis dat bij de activiteit renovatie de woningen met ten minste
3 energielabelstappen verbeterd worden, of tot ten minste label B. Er is gekozen voor
label B omdat hiermee voldaan wordt aan de ondergrens van veel alternatieve warmtebronnen
waar deze woningen in de energietransitie op aangesloten kunnen worden. Voorwaarde
voor het verstrekken van middelen was dat de uitvoering binnen twee jaar na toekenning
van de uitkering opgestart zou worden. Binnen 10 jaar na uitkering zouden de ingrepen
afgerond moeten worden.
In hun aanvraag voor het Volkshuisvestingsfonds hebben gemeenten per periode van 2
jaar aangegeven hoeveel woningen zullen worden gerenoveerd. In de periode tot 2023
wordt circa 8% van het totaal aantal woningen gerenoveerd, in de periode tussen 2024
en 2026 is dat circa 35%, in de periode van 2027 en 2029 is dat circa 37% en in de
periode van 2030 tot 2031 is dat circa 18%.
171
Vraag:
Hoeveel sociale huurwoningen worden met het Volkshuisvestingsfonds bij benadering
gesloopt en hoeveel sociale huurwoningen verdwijnen hiermee daadwerkelijk en hoeveel
woningen en welke woningen komen daarvoor in de plaats terug en kunt u deze cijfers
per jaar inzichtelijk maken?
Antwoord:
Met de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds zijn middelen uitgekeerd voor de sloop van
1250 woningen. Hiervoor worden er bij benadering 2000 woningen teruggebouwd. In hun
aanvragen hebben gemeenten onderbouwd waarom specifieke woningen worden gesloopt en
welke woningen er zullen worden teruggebouwd. Om te specificeren hoeveel sociaal huurwoningen
zullen worden gesloopt en welke woningen daarvoor zullen worden teruggebouwd zal een
korte inventarisatie worden gedaan. Ik zal u hier in mijn volgende Kamerbrief met
betrekking tot het Volkshuisvestingsfonds informeren over het resultaat hiervan, ik
verwacht u deze brief voor het einde van het jaar te sturen.
172
Vraag:
Hoeveel woningen worden met het Volkshuisvestingsfonds gesplitst en hoeveel woningen
samengevoegd?
Antwoord:
In de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds is in totaal € 412 mln. besteed. Aanvragen
konden ingediend worden voor de volgende drie bouwactiviteiten; 1) renovatie, 2) transformatie
en 3) sloop-nieuwbouw. Het splitsen of samenvoegen van woningen was geen specifiek
onderdeel van de activiteiten van de eerste tranche van het Volkshuisvestingsfonds,
dit is dus ook niet cijfermatig bijgehouden. Onder de noemer van renovatie was het
splitsen of samenvoegen van woningen wel mogelijk met de middelen van het Volkshuisvestingsfonds.
173
Vraag:
Hoeveel woningen worden met het Volkshuisvestingsfonds aangekocht?
Antwoord:
In de eerste tranche van het Volkshuisvestingsfonds was inponding een van de mogelijke
activiteiten die kon worden opgevoerd door gemeenten. Dit betreft het aankopen of
verwerven van een woning door een persoon of rechtspersoon ten behoeve van de herstructurering
van deze woning, dit gebeurt meestal door corporaties en gemeenten. Met de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds worden circa 1.000 woningen ingepond.
174
Vraag:
Hoeveel woningen komen er met het Volkshuisvestingsfonds extra bij als gevolg van
transformatie?
Antwoord:
Met de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds zijn er middelen uitgekeerd voor de transformatie
van 40 woningen.
175
Vraag:
Hoeveel woningen worden extra met het Volkshuisvestingsfonds gebouwd?
Antwoord:
Met de 1e tranche van het Volkshuisvestingsfonds worden er bij benadering 790 woningen extra
gebouwd. Dit aantal bestaat uit 40 woningen voortkomend uit transformatie en 750 woningen
die worden toegevoegd aan de woningvoorraad voortkomend uit sloop/nieuwbouw.
176
Vraag:
Hoeveel huurders weten de gang naar de Huurcommissie extra te vinden door het nog
laagdrempeliger maken van de Huurcommissie en hoeveel geld is daarmee gemoeid?
Antwoord:
Verschillende activiteiten worden ondernomen om de laagdrempeligheid van de gang naar
de Huurcommissie te vergroten. Hiertoe is onder andere een klantcontactcentrum vormgegeven
en in het nieuwe zaaksysteem is een klantportaal gecreëerd voor huurders en verhuurders.
Daarmee krijgen zij inzicht in de voortgang van hun geschil en kunnen zij stukken
uploaden en inzien. Standaard verzoekschriften zijn opgesteld, de communicatie is
naar B1 niveau gebracht en binnenkort gaat onze nieuwe website live.
In de jaren 2023 en verder wordt op deze punten nader ingezet om de laagdrempeligheid
verder te vergroten. Hiertoe is vanuit het programma Werk aan Uitvoering (WaU) circa
€ 1 mln. extra per jaar vrijgemaakt. Hoeveel extra huurders en verhuurders hiermee
bereikt worden is niet aan te geven. Er is wel een duidelijke stijging waarneembaar
in het aantal unieke bezoekers van onze website. Dit zal echter naar verwachting ook
zijn relatie hebben met het huidig economisch klimaat.
177
Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van de achterstanden bij de Huurcommissie?
Antwoord:
In 2020 zijn achterstanden ontstaan die in 2021 helemaal zijn weggewerkt. De werkvoorraad
is toen gedaald van 9.400 zaken begin dat jaar naar circa 3.400 zaken aan het einde
van het jaar. Een gezonde werkvoorraad ligt tussen de 3.500 en 2.500 zaken, al naar
gelang de instroom en bezetting van de Huurcommissie. Met een gezonde werkvoorraad
moet het mogelijk zijn de doorlooptijden te behalen zoals wettelijk bepaald. Daarmee
krijgen huurders en verhuurders snel duidelijkheid in hun geschil. Een tijdige en
kwalitatieve uitspraak is de primaire focus van de Huurcommissie. Deze gezonde werkvoorraad
is onderhand behaald, er is geen sprake meer van achterstanden.
178
Vraag:
Hoeveel jongeren tussen 18 en 23 jaar zouden huurtoeslag ontvangen als de leeftijdgrens
van 23 jaar naar 18 jaar verlaagd zouden?
Antwoord:
Op dit moment ontvanger circa 60.000 jongerenhuishoudens huurtoeslag. Door een verlaging
van de leeftijdsgrens van 23 naar 18 jaar zullen hier circa 7duizend jongerenhuishoudens
bij komen.
179
Vraag:
Hoeveel jongeren zouden huurtoeslag ontvangen als de leeftijdgrens van 21 jaar naar
18 jaar zou gaan?
Antwoord:
De verlaging van de leeftijdsgrens van 23 naar 21 jaar is onderdeel van de huurtoeslag
hervorming. Een verdere verlaging van de leeftijdsgrens naar 18 jaar zal het aantal
jongerenhuishoudens met recht op huurtoeslag doen toenemen met circa 3.000.
180
Vraag:
Hoeveel dakloosheid onder jongeren kan er voorkomen worden als de leeftijdgrens voor
de huurtoeslag verlaagd wordt van 23 jaar naar 18 jaar?
Antwoord:
Het al of niet dakloos zijn van jongeren hangt van vele factoren af. Daarom is het
niet aan te geven wat het effect is van het verlagen van de leeftijdsgrens voor jongeren.
Wel zal het verlagen van de leeftijdsgrens naar 21 jaar bijdragen aan de betaalbaarheid
van het wonen voor jongeren.
181
Vraag:
Kunt u toelichten waarom er minder geld naar de Dienst van de Huurcommissie gaat per
2023, terwijl vanaf 2023 een groter deel van de huurwoningen gereguleerd gaat worden
en dus ook meer huurders toegang krijgen tot de Huurcommissie?
Antwoord:
De regulering van het middensegment zal naar verwachting plaatsvinden in het jaar
2024. Dit vraagt inderdaad om een uitbreiding in de capaciteit van de Dienst. In de
offerte over het jaar 2023 zullen deze financiële effecten inzichtelijk worden gemaakt
tezamen met de voorzienbare effecten van de huidige economische situatie. Ik ben voornemens
de Kamer voor de het WGO Wonen en Ruimtelijke Ordening te informeren over de economische
effecten die van invloed zijn op de Dienst. De financiële effecten zullen onderdeel
uitmaken van de voorjaarsbesluitvorming. Ik draag daarbij zorg voor dat de Huurcommissie
haar taak kan blijven uitvoeren.
182
Vraag:
Waarom is er geen geld gereserveerd voor de NHG risicovoorziening na 2022?
Antwoord:
Jaarlijks wordt in de begroting de feitelijke afdracht van de vergoeding door NHG
aan het Rijk verwerkt op basis van de daadwerkelijke cijfers. Er wordt niet vooraf
een raming opgesteld.
183
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel mensen in Nederland met een minimumloon geen sociale huurwoning
hebben en daardoor geen aanspraak kunnen maken op de huurtoeslag?
Antwoord:
In WoON 2021 is niet exact te bepalen wie een minimum loon heeft.
Wel is bekend welke huishoudens op of onder het minimum inkomen van de huurtoeslag
zit.
Wat globaal overeenkomt met het sociaal minimum, zoals aangereikt door het Ministerie
van SZW.
In het programma Betaalbaar wonen blijkt dat huishoudens met een inkomen tot 120%
van het minimum inkomen huurtoeslag de meeste betaalrisico's hebben. Het aantal huishoudens
dat boven de liberalisatiegrens woont of een koopwoning bezit is weergegeven in onderstaande
tabel.
Categorie
Woning voorraad > liberalisatiegrens
Woningvoorraad koopwoningen
Totaal
Minima soc.min-120% ht-inkomen
59.100
324.600
383.600
Bron: WoON 2021
184
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel lage midden inkomens (onder de grens van 40.765 euro) geen
sociale huurwoning hebben en daardoor geen aanspraak kunnen maken op de huurtoeslag?
Antwoord:
Op basis van het WoON2021 blijkt dat alle huishoudens met een inkomen vanaf 120% van
het minimum inkomen huurtoeslag (zie vraag 183), tot de DAEB inkomensgrens voor het
toewijzen van sociale huurwoningen kunnen worden gedefinieerd als lage midden inkomens.
In onderstaande tabel vind u voor deze groep de verdeling:
Categorie
Woning voorraad > liberalisatiegrens
Woningvoorraad koopwoningen
Totaal
Huishoudens met een inkomen vanaf 120% min. Ink. HT t/m DAEB inkomensgrens
160.500
920.900
1.081.400
Bron: WoON2021
185
Vraag:
Wat is de gemiddelde wachttijd voor de behandeling van een zaak bij de Huurcommissie?
Antwoord:
Omdat de Huurcommissie momenteel een gezonde werkvoorraad heeft en er geen achterstanden
zijn, kunnen geschillen in principe direct in behandeling worden genomen. Een wachttijd
voor behandeling is er dus niet.
Als bedoeld wordt de gemiddelde doorlooptijd dan is in onderstaande tabel de gemiddelde
doorlooptijd gegeven van de drie belangrijkste geschilsoorten en verzetzaken die zijn
afgerond in 2022.
Geschilsoort
doorlooptijd in dagen
Huurprijsgeschillen
99
Servicekostengeschillen
145
Huurverhogingszaken
21
Verzetzaken
79
186
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel sociale huurwoningen er in 2022 zijn bijgebouwd?
Antwoord:
In oktober a.s. worden bestuurlijke afspraken met de provincies gemaakt over het aantal
te realiseren woningen. Hierbij zal, in lijn met de Nationale prestatieafspraken woningcorporaties,
onder andere worden gestuurd op de realisatie van 250.000 sociale huurwoningen door
woningcorporaties. Op dit moment zijn hier geen aantallen voor beschikbaar. Het is
onderdeel van de afspraken met gemeenten en provincies om dit wel inzichtelijk te
maken in de monitoring plancapaciteit woningbouw.
187
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel sociale huurwoningen er in 2023 zullen worden bijgebouwd?
Antwoord:
Op dit moment zijn hier geen aantallen voor beschikbaar.
In oktober a.s. worden bestuurlijke afspraken met de provincies gemaakt over het aantal
te realiseren woningen. Hierbij zal, in lijn met de Nationale prestatieafspraken woningcorporaties,
onder andere worden gestuurd op de realisatie van 250.000 sociale huurwoningen door
woningcorporaties. Ook spreek ik daarbij per provincie af hoeveel sociale huurwoningen
zij per jaar zullen bouwen. Ik zal uw kamer na het afsluiten van de afspraken hierover
informeren.
188
Vraag:
Wat is de definitie van een «betaalbare woning»?
Antwoord:
Er bestaat geen definitie van een betaalbare woning op formeel wetsniveau. In het
Besluit Woningbouwimpuls 2020 is wel een definitie van «betaalbare woning» opgenomen.
Dezelfde definitie is ook in de nationale bouw en woonagenda opgenomen. Betaalbare
huurwoningen zijn woningen met een huur van 1.000 euro per maand of minder; sociale
huurwoningen zijn daarmee per definitie betaalbaar. Betaalbare koopwoningen zijn woningen
tot aan de NHG-grens (355.000 euro in 2022). In kader van de motie Bisschop kom ik
in het voorjaar van 2023 terug op een mogelijke nadere uitsplitsing binnen het betaalbare
segment.
189
Vraag:
Kan per provincie een actueel overzicht gegeven worden van de harde en zachte plancapaciteit?
Kan hierbij ook worden aangegeven hoeveel van deze harde en zachte plancapaciteit
zich bevindt in een kwetsbaar gebied (bijvoorbeeld vanwege de ligging onder of rond
zeeniveau of in een «diepe kuil» die mogelijk nodig is voor waterberging)?
Antwoord:
Onderstaande tabel bevat het gevraagde overzicht van plancapaciteit per provincie.
Provincie
Netto plancapaciteit
Harde plancapaciteit
Groningen
23.300
5.200
Friesland
16.200
8.300
Drenthe
12.100
4.900
Overijssel
47.200
16.500
Flevoland
51.100
18.700
Gelderland
103.000
36.500
Utrecht
115.400
41.200
Noord-Holland
245.500
80.900
Zuid-Holland
246.600
66.100
Zeeland
10.300
6.500
Noord-Brabant
141.000
51.300
Limburg
22.300
8.700
Het Ministerie van I&W is, in overleg met het Ministerie van BZK, bezig om in beeld
te brengen welke delen van Nederland kwetsbaar zijn vanuit het perspectief van de
brede opgaven die de ruimtelijke inrichting van Nederland bepalen in het algemeen
en Water en Bodem Sturend in het bijzonder in relatie tot de harde en zachte plancapaciteit.
Per locatie zal vervolgens door de gemeenten/provincies moeten worden bepaald hoe
groot de kwetsbaarheid is en welke mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn. Aan
de brede ruimtelijke opgave zal het kabinet in het najaar invulling geven.
190
Vraag:
Hoeveel procent van de nieuwbouwplannen zijn op dit moment (naar schatting) «betaalbare
woningen»?
Antwoord:
In de Inventarisatie Plancapaciteit – voorjaar 2022 staat dat 49% van de 1.000.000
woningen die momenteel zijn opgenomen in woningbouwplannen in het betaalbare segment
valt. Daarbij moet worden vermeld dat er voor 28% van de woningen nog geen prijssegment
beschikbaar is. Dat komt omdat gemeenten prijssegmentering niet altijd opnemen in
de ruimtelijke plannen.
In de bestuurlijke afspraken met de provincies en de regionale Woondeals wordt gestuurd
op de realisatie van twee derde betaalbare huur- en koopwoningen.
191
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel er vorig jaar procentueel is teruggevorderd op de huurtoeslag
ten op zichte van de totaal uitgekeerde huurtoeslag?
Antwoord:
In 2021 is ca. 9.5% van het bedrag aan uitgekeerde huurtoeslag teruggevorderd
192
Vraag:
Kunt u aangeven wat het gemiddelde teruggevorderde bedrag was van de huurtoeslag vorig
jaar?
Antwoord:
Het gemiddelde terugvorderingsbedrag over 2021 is circa € 587. Dit bedrag kan nog
wijzigen, omdat ca. een kwart van de aanvragen nog definitief toegekend moet worden.
193
Vraag:
Kan een zo actueel mogelijk overzicht gegeven worden van het aantal woningen per energielabel?
Kan dit worden uitgesplitst naar sociale huurwoning, vrije sector huurwoning en koopwoning?
Antwoord:
Zie tabel 91.1 voor de aantallen per type eigendom per 1 juli 2022 van geregistreerde
geldige energielabels en tabel 91.2 voor de extrapolatie naar de hele woningvoorraad.
Uit de basisregistraties kan niet worden afgeleid om welk type huurwoning het gaat
en of het sociale verhuur of verhuur in de vrije sector betreft, indicatief kan wel
worden afgeleid wat het type eigenaar van een huurwoning is. Hiervoor maakt Kadaster
onderscheid tussen corporatiebezit en investeerders. In het totaal aantal particuliere
huurwoningen schaart het CBS alle huurwoningen die niet van een corporatie zijn of
waarvan niet vastgesteld kan worden wie de eigenaar is, dit betreft dus ook »Overig
eigendom» en »Eigendom niet eenduidig».
194
Vraag:
Hoeveel woningen hebben (naar schatting) op dit moment wel een energielabel en hoeveel
woningen hebben nog geen energielabel?
Antwoord:
Tabel 91.1 en 91.2 maken inzichtelijk dat van de circa 8 miljoen woningen in Nederland
er nu 4,6 miljoen een energielabel hebben die naar type eigenaar kan worden ingedeeld.
Doordat niet alle woningen met een geldig energielabel aan een type woningeigenaar
kunnen worden toebedeeld ligt het daadwerkelijke aantal labelregistraties hoger. Naar
verwachting hebben rond de 3,3 miljoen woningen nog geen geldig energielabel.
195
Vraag:
Kan een overzicht gegeven worden van alle bestaande subsidies en leningen vanuit de
rijksoverheid die beschikbaar zijn voor woningeigenaren, verhuurders en huurders om
hun woning(en) te verduurzamen?
Antwoord:
Bijgevoegd treft u een overzicht aan van regelingen die in 2022 open zijn (of waren),
inclusief een onderverdeling naar doelgroep en type.
Regeling
Type
Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE)
Koop/(verhuur
subsidie
Proeftuin aardgasvrije wijken (PAW)
Koop/(ver)huur
subsidie
Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH)
Koop
Subsidie
Nationaal Warmtefonds
Koop
Lening (publiek-privaat fonds)
Subsidieregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH)
Huur
Subsidie
Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP)
Huur
Subsidie
Regeling Vermindering Verhuurderheffing (RVV-V)
Huur
Fiscaal
Lokale Aanpak Nationaal Isolatie Programma (NIP)
Koop/huur
Subsidie (via SPUK)
Beschikking middelen aanpak energiearmoede
Koop/huur
Subsidie (via SPUK)
Renovatieversneller
Huur
Subsidie
Regeling Reductie Energiegebruik Woningen (RREW)
Koop/huur
Subsidie (via SPUK)
Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)
Huur
Subsidie
In dit overzicht zijn de bestaande reeksen van het Nationaal Isolatieprogramma (NIP)
verdeeld over verschillende regelingen. Dat zijn de ISDE, SEEH en de lokale aanpak
Nationaal Isolatie Programma.
De invulling van de in het Coalitieakkoord benoemde reeksen in het Klimaatfonds voor
de gebouwde omgeving zijn nog niet opgenomen. De indicatieve reeks voor en Hybride
Warmtepompen wordt op dit moment uitgewerkt. Voor de indicatieve verdeling van het
NIP voor de komende jaren over verschillende actielijnen verwijs ik u naar de bijlage
bij Kamerstukken II 30 196 nr. 791.
196
Vraag:
Wat zijn de gemiddelde kosten die nodig zijn voor het realiseren van een labelsprong?
Antwoord:
Zie antwoord 94.
197
Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel sociale huurwoningen er in 2022 zijn verduurzaamd tot minimaal
energielabel C?
Antwoord:
Per 1 juli 2022 hadden 1.728.000 woningen van woningcorporaties minimaal energielabel
C, op basis van extrapolatie van de gelabelde woningvoorraad. Per 1 januari 2022 waren
dit er 1.701.000. Op basis van deze cijfers zijn naar verwachting 27.000 woningen
van woningcorporaties in de eerste helft van 2022 verduurzaamd tot minimaal energielabel
C.
198
Vraag:
Kunt u specificeren waaraan de subsidie voor het Warmtefonds wordt besteed? Zijn dit
bijvoorbeeld organisatiekosten of is het geld wat terugkomt in de vorm van een lening?
Antwoord:
De subsidie voor de Stichting Nationaal Warmtefonds wordt door de stichting op verschillende
manieren ingezet, afhankelijk van de doelgroep. Voor doelgroepen met leenruimte en
lage risico’s wordt de subsidie uitgegeven als lening en komt die weer terug naar
de stichting in de vorm van aflossingen door de woningeigenaar of Vereniging van Eigenaren
(VvE). De subsidie wordt door de stichting aangevuld met budget uit de markt. Voor
deze groep woningeigenaren en VvE’s worden de organisatiekosten van het fonds uit
de rente-inkomsten (van woningeigenaren en VvE’s) betaald. Een uitzondering binnen
deze groep vormt het deel van de subsidie dat vanaf dit najaar gebruikt zal worden
om woningeigenaren met een laag inkomen, leningen aan te bieden met 0% rente. Omdat
bij deze groep 0% rente wordt gevraagd, worden de organisatiekosten voor hen uit de
subsidie betaald.
Voor woningeigenaren zonder leenruimte, met een notering bij het Bureau Krediet Registratie
of een hoge leeftijd zijn de voorwaarden van de financiering aanzienlijk verzacht,
zodat zij verantwoord kunnen lenen. Zoals aangegeven in de brief van 13 mei 2020 (TK
2019–2020, 32 847/32 813, nr. 646), zal het budget dat voor deze doelgroepen voor een deel revolveren en voor een deel
opgaan aan kosten. De subsidie van het Rijk wordt voor deze doelgroepen deels ingezet
om de organisatiekosten te dekken en deels uitgegeven als lening. Ook het budget dat
aan deze groepen als lening wordt uitbetaald, komt deels niet terug.
199
Vraag:
Is bekend hoeveel m2 gronden een woonbestemming hebben, maar waarvoor (bijvoorbeeld door speculatie) nog
geen concrete plannen zijn?
Antwoord:
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 104 zijn er voor 372.300 woningen harde
plannen. Het is niet bekend in hoeverre de grond voor deze plannen ook al bouwrijp
is en er daadwerkelijk concrete plannen zijn om te starten met de woningbouw. Uit
onderzoek van Stec naar ongebruikte grondposities8 in 2020 is gebleken dat vertraging van harde plannen in circa 40% van de plannen
optreedt. In 10% van die vertraagde plannen wordt speculatieve overwegingen vermoed
als reden voor de vertraging.
200
Vraag:
Is bekend hoelang grond gemiddeld braak ligt tussen het moment waarop de grond een
bestemming wonen krijgt en het moment waarop begonnen wordt met de bouw?
Antwoord:
Doorlooptijd van een ruimtelijke plannen is gemiddeld 7 tot 10 jaar9 is uit onderzoek gebleken maar in veruit de meeste gevallen zal de grond in eerste
instantie worden door geëxploiteerd op basis van zijn oorspronkelijke functie. Daarna
wordt de grond ook nog vaak tijdelijk geëxploiteerd totdat de omgevingsvergunning
voor de nieuw toebedachte functie rond is of totdat de werkzaamheden voor het bouwrijp
maken (onder andere sloop) starten.
201
Vraag:
Kan (globaal) weergegeven worden hoeveel grondoppervlakte in Nederland in bezit is
van de overheid, hoeveel grond in bezit is van particulieren en hoeveel grond van
private partijen?
Antwoord:
Bij het antwoord op vraag 103 heb ik aangegeven dat het Rijk circa 1.000.000 hectare
in het buitengebied bezit. In bestaand bebouwd gebied is doorgaans circa 40% openbare
ruimte, vaak in bezit bij de gemeente, en het overige in bezit bij particulieren en
bedrijven. Hier hebben wij geen statistieken van.
202
Vraag:
Kan worden toegelicht hoe tot het bedrag van 114 miljoen is gekomen bij het inverdieneffect
in de huurtoeslag door het vervroegen van de inkomens afhankelijke huurtoeslag?
Antwoord:
In de Nationale Prestatieafspraken tussen, Aedes, Woonbond, VNG en het kabinet was
een huurverlaging voor sociale minima wonend in corporatiewoningen aangekondigd voor
2024. Om de koopkrachtdaling in 2023 al te verzachten, wordt deze huurverlaging al
in 2023 uitgevoerd. Huurder ontvangen een huurtoeslagbedrag dat gebaseerd is op hun
verlaagde huur. Dit leidt tot minder uitgaven huurtoeslag (inverdieneffect is een
halfjaarseffect).Omdat de huur boven deze verlaagde huur slechts deels door huurtoeslag
werd vergoed, heeft de verlaging tot effect dat de huurder met een verlaagde huur
per saldo minder huur betaalt.
203
Vraag:
Hoeveel woningen worden met de extra gelden voor het Nationaal Isolatieprogramma geïsoleerd?
Antwoord:
Om (kwetsbare) huishoudens te ondersteunen bij het nemen van energiebesparende maatregelen
stelt het kabinet in 2023 en 2024 in totaal € 300 mln. (extra) beschikbaar voor het
Nationaal Isolatieprogramma. Het is de intentie om deze middelen zoveel als mogelijk
in te zetten voor de lokale aanpak. Hiermee kunnen gemeenten in 2023 en 2024 inzetten
op een extra versnelling van het aanpakken van de slechtst geïsoleerde woningen in
wijken met relatief veel energiearmoede. Met de middelen kunnen gemeenten bewoners
ontzorgen bij het isoleren van de woning. Hierdoor wordt naar verwachting bij 40.000
tot 60.000 woningen een versnelling bereikt, mede afhankelijk van het investeringsbedrag.
Vooralsnog wordt, van de in totaal € 300 mln., € 37,5 mln. in 2023 en € 37,5 mln.
in 2024 extra aan gemeenten beschikbaar gesteld via de regeling lokale aanpak in 2023
en 2024. Daarnaast wordt een deel van het budget ingezet via de Investeringssubsidie
Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE). In de lokale aanpak worden immers ook
ISDE middelen ingezet. Ook wordt een deel van het budget ingezet voor het faciliteren
van de lokale aanpak voor de ondersteuning van bewonersinitiatieven en voor een natuurinclusieve
isolatieaanpak. Bij voorjaarsbesluitvorming zal de precieze verdeling van de overige
middelen worden gemaakt. Het ligt in de rede dat een aanzienlijk deel van het budget
dan zal worden ingezet voor de ISDE. Gemeenten kunnen namelijk in de lokale aanpak
kwetsbare huishoudens ondersteunen bij het aanvragen van ISDE.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.