Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli 2022 (Kamerstuk 32317-767)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 770
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 juli 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over
de brief van 28 juni 2022 over:
– De geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli 2022 (Kamerstuk
32 317, nr. 767).
– Verslag van de formele JBZ-Raad van 9–10 juni 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 764)
– Reactie op verzoek commissie over de aanbevelingen van het Adviescollege ICT-toetsing
om op nationaal niveau het risico op verdere uitloop van het project realisatie JBZ-systemen
te beperken (Kamerstuk 32 317, nr. 762)
– Fiche: Richtlijn en aanbeveling strategische rechtszaken tegen publieke participatie.
– Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders
(Kamerstuk 22 112, nr. 3439)
– Fiche: Richtlijn inzake enkelvoudige toelatingsprocedure en de gecombineerde vergunning
voor verblijf en arbeid (GVVA) (Kamerstuk 22 112, nr. 3440)
– Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 9 en 10 juni
2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 760) (resterende vragen) (Kamerstuk 32 317, nr. 765)
– Fiche: Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik (Kamerstuk
22 112, nr. 3455)
De vragen en opmerkingen zijn op 4 juli 2022 aan de Ministers van JV en voor Rechtsbescherming
voorgelegd. Bij brief van 6 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli 2022
Huidige uitdagingen op het gebied van grensoverschrijdende rechtsbescherming van kwetsbare
personen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van de Minister ten
aanzien van de bescherming van kwetsbare volwassenen in de Europese Unie (EU). Zij
vragen of de Minister nader kan onderbouwen waarom zij geen voorbereidingen treft
naar aanleiding van de Raadsconclusies om de gevolgen van het Haags Verdrag inzake
de internationale bescherming van volwassenen verder in kaart te brengen en de Kamer
te informeren over de voortgang. Deze leden stellen dat het een onwenselijke situatie
is dat rechters dit verdrag, dat door Nederland niet is geratificeerd, nog altijd
anticiperend toepassen zonder dat daar een goede wettelijke grondslag voor is. Zolang
ratificatie uitblijft, is het nog altijd maar de vraag of rechterlijke beslissingen
in het buitenland ten aanzien van curatele, bewindvoering of mentorschap worden erkend,
met mogelijk alle nadelige gevolgen van dien. Waarom kiest de Minister ervoor te wachten
op eventuele regelgeving uit Brussel en legt zij de oproep van het Frans voorzitterschap
om over te gaan tot ratificatie naast zich neer?
Antwoord
Het Haags Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen van 13 januari
2000 is op 1 januari 2009 in werking getreden. Op dit moment zijn tien lidstaten partij
bij het verdrag. Nederland heeft het verdrag nog niet geratificeerd. De reden hiervan
is dat ratificatie en uitvoering van het verdrag inzet van capaciteit en financiële
middelen vraagt, niet alleen voor het opstellen van de wetsvoorstellen maar ook voor
de verplichte instelling van een Centrale Autoriteit. Een dergelijke autoriteit brengt
jaarlijks kosten met zich. Deze kosten houden verband met het uitvoeren van taken
bij de samenwerking tussen de verschillende verdragspartijen en het nemen van passende
maatregelen bij de informatie-uitwisseling over de toepasselijke wetgeving en beschikbare
diensten tussen de rechterlijke instanties en andere bevoegde autoriteiten en bij
verzoeken om bijstand vanuit andere verdragspartijen. Na de inwerkingtreding van het
verdrag is om financiële redenen niet gekozen voor het opstarten van het ratificatieproces.
Hierbij was mede een belangrijke overweging dat het verdrag in de rechtspraktijk wordt
toegepast zonder dat Nederland partij is en de rechtspraktijk inmiddels in grensoverschrijdende
situaties zo zijn weg heeft gevonden bij de bescherming van volwassenen die onvoldoende
in staat zijn hun belangen te behartigen.1 Ratificatie van het verdrag kan wel de rechtszekerheid bevorderen en voor Nederlandse
burgers die naar het buitenland reizen een verbeterde bescherming bieden. Er zijn
momenteel echter geen middelen gereserveerd voor de instelling van een Centrale Autoriteit.
Daarbij komt dat het huidige kabinet, mede in het licht van het coalitieakkoord (Bijlage
bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), bij de inzet van de ambtelijke capaciteit bij de opgaven op het terrein van het
personen- en familierecht op dit moment andere prioriteiten stelt. Tegelijkertijd
is de Europese Commissie (Commissie) bezig met een onderzoek naar de civielrechtelijke
aspecten van de grensoverschrijdende bescherming van kwetsbare volwassenen en treft
zij voorbereidingen voor een mogelijk wetgevingsinitiatief. Het kabinet staat hier
positief tegenover. De implementatie van een EU-regeling acht het kabinet een passend
moment om de ratificatie van het Haags Verdrag opnieuw te bezien.
EU-richtlijn slachtofferrechten
De leden van de VVD-fractie steunen de Minister in het streven slachtofferrechten
beter te waarborgen. Kan de Minister nader toelichten wat de inzet is bij de bespreking
van dit onderwerp tijdens de informele JBZ-raad van 11–12 juli a.s.? Welke rol ziet
de Minister dat Eurojust mogelijk kan vervullen voor de uitwisseling van slachtoffergegevens?
Wat vindt de Minister belangrijk om naar voren te brengen bij de discussie over toegankelijkheid
van schadefondsen voor slachtoffers? De leden van de VVD-fractie vragen ook wat de
Minister kan inbrengen ten behoeve van de verbetering van privacy van slachtoffers.
Antwoord
Het is van groot belang dat slachtoffers van criminaliteit zich overal in de EU kunnen
beroepen op een minimumniveau aan voorzieningen en rechten. Het toezicht van de Commissie
op de implementatie van de richtlijn die daartoe strekt is daarom belangrijk. Het
kabinet is voorstander van maatregelen voor slachtoffers die daadwerkelijk verbetering
brengen in hun positie, met andere woorden; waarvan de praktijk profiteert. Het kabinet
wil voorkomen dat nieuwe maatregelen vooral leiden tot nieuwe structuren en regelingen
die weinig toegevoegde waarde hebben voor de rechtspraktijk/het individuele slachtoffer.
Het kabinet vindt dat schadefondsen toegankelijk moeten zijn voor slachtoffers. De
ervaring leert echter dat schadevergoeding in grensoverschrijdende situaties vaak
moeilijk te realiseren is. In principe staat het kabinet positief tegenover een rol
voor Eurojust als deze kan bijdragen aan de verbetering van de uitwisseling van slachtoffergegevens
na grootschalige calamiteiten zoals een terroristische aanslag met het oog op het
informeren van naasten en nabestaanden. Op het terrein van privacy wil het kabinet
inzetten op het uitwisselen van good practices die een oplossing bieden voor de praktische dilemma’s daarbij.
Fiche: Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de aanpak tot bestrijding van
online seksueel kindermisbruik als onderdeel van de bredere inzet op illegale en onwenselijke
content. De Europese Commissie (EC) constateert terecht dat het huidige systeem veel
te veel is gebaseerd op vrijwillige detectie en melding door bedrijven en onvoldoende
effectief is gebleken om kinderen te beschermen. De IWF concludeerde in 2020 dat 77%
van het gevonden beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik in Nederland wordt gehost.
Mede om die reden is het noodzakelijk aanvullende maatregelen te treffen Child Sexual
Abuse (CSA) te bestrijden en te voorkomen. De leden van de VVD-fractie steunen de
zorgplicht waarbij aanbieders van internetdiensten een inspanningsplicht krijgen om
niet alleen reactief maar ook proactief de verspreiding van materiaal van CSA tegen
te gaan. Hoe verhoudt deze inspanningsverplichting zich tot de nieuwe regels van de
verordening terroristische online inhoud (TOI-verordening) en de op te richten bestuurlijke
autoriteit?
Antwoord
De verordening terroristische online-inhoud (TOI-verordening) ziet enkel op terroristische
online-inhoud. De TOI-verordening verplicht lidstaten tot het aanwijzen van een autoriteit.
Voor Nederland wordt dat de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch
Materiaal (hierna: ATKM). De TOI-verordening verplicht alle aanbieders van hostingdiensten
in hun algemene voorwaarden te melden hoe ze de verspreiding van terroristische online-inhoud
tegengaan. Tevens dienen zij aanvullende specifieke maatregelen te treffen om de verspreiding
van terroristische online-inhoud tegen te gaan indien een aanbieder is blootgesteld
aan terroristische online-inhoud. In dat geval ontvangt een aanbieder een zogenaamd
«blootstellingsbesluit» van de ATKM. De verplichting om op grond van de TOI-verordening
specifieke maatregelen te treffen geldt dus als daartoe een specifiek (blootstellings)besluit
is genomen en kan alleen worden opgelegd aan aanbieders van hostingdiensten.
Het voorstel voor een verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik
ziet op online seksueel kindermisbruik. Op grond van het onderhavige voorstel dient
in ieder geval één coördinerende autoriteit te worden aangewezen die wordt belast
met de uitvoering en handhaving van de verordening. De voorgestelde verordening verplicht
aanbieders van hostingdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten er verder
toe het risico van het gebruik van die dienst voor het misbruik van kinderen te identificeren,
analyseren en beoordelen. Vervolgens dienen zij mitigerende maatregelen te nemen om
die risico’s te minimaliseren en daarover elke drie maanden aan de coördinerende autoriteit
te rapporteren. Deze verplichtingen op grond van de voorgestelde verordening ter voorkoming
en bestrijding van seksueel kindermisbruik gelden dus in zijn algemeenheid voor alle
aanbieders van hostingdiensten en aanbieders van interpersoonlijke communicatiediensten.
Naast de (uitvoeringswet) TOI-verordening en het voorstel ter voorkoming en bestrijding
van seksueel kindermisbruik wordt momenteel ook gewerkt aan het wetsvoorstel bestuursrechtelijke
aanpak online kinderpornografisch materiaal. Dit wetsvoorstel attribueert de taken
aan de ATKM op het terrein van de aanpak van online seksueel kindermisbruik. De reikwijdte
van dit wetsvoorstel is beperkt tot in Nederland gevestigde dienstverleners. In dit
wetsvoorstel is onder meer een zorglicht voor bedrijven opgenomen die de betreffende
aanbieder verplicht alle redelijkerwijs te nemen maatregelen te treffen om kinderpornografisch
materiaal ontoegankelijk te maken. Het opleggen van een zorgplicht is mogelijk indien
een aanbieder van hostingdiensten regelmatig in aanraking komt met online kinderpornografisch
materiaal en daar onvoldoende tegen optreedt en geschiedt bij besluit van de Autoriteit.
De verplichting op grond van het wetsvoorstel om passende en evenredige maatregelen
te treffen geldt dus als daartoe door de Autoriteit een besluit is genomen en kan
worden opgelegd aan een aanbieder van hostingdiensten. De precieze verhouding tussen
de zorgplicht uit het wetsvoorstel en de inspanningsplicht die ligt besloten in de
voorstellen van de Commissie vergt nadere bestudering.
De leden van de VVD-fractie begrijpen de wens van de EC voor een nieuw op te richten
EU Centrum ter voorkoming en bestrijding van CSA, op te richten in Den Haag om onder
andere goed te kunnen samenwerken met Europol. Kan de Minister bevestigen, dat wanneer
wordt gekozen voor een EU-centrum, Den Haag een logische keuze is? Is de Minister
al in gesprek met andere landen om te bezien of zij zouden kunnen instemmen met Den
Haag? De leden van de VVD-fractie vragen voorts welke andere Nederlandse kandidaturen
voor EU-agentschappen er momenteel zijn en of de Minister kan verklaren waarom de
EC met het onderhavige voorstel afwijkt van de gebruikelijke procedure bij de toekenning
van vestigingslocaties van EU-agentschappen?
Antwoord
Het kabinet steunt huisvesting van het EU-centrum bij haar partner, Europol, in Den
Haag. Het kabinet houdt daarbij rekening met andere Nederlandse kandidaturen voor
EU-agentschappen en neemt in ogenschouw dat de Commissie met het voorstel afwijkt
van de gebruikelijke procedure bij de toekenning van vestigingslocaties van EU-agentschappen.
De nabijheid van Europol heeft voor het EU-centrum onder andere voordelen voor de
voorziene nauwe samenwerking, veilige informatie-uitwisseling en gedeeld gebruik van
veilige infrastructuur, ook in samenwerking met de private sector. Het kabinet kan
zich voorstellen dat deze redenen aanleiding waren voor de Commissie om Den Haag al
op te nemen als vestigingslocatie voor het EU-centrum. Het kabinet is in gesprek met
andere lidstaten over de vestiging van het EU-centrum. In Europees verband wordt gesproken
over de vestigingsplaats voor de nieuwe anti-witwas autoriteit (AMLA). Zoals de Minister
van Financiën u heeft laten weten in haar brief met Kamerstuk 31 477, nr. 76 (d.d. 30 mei jl.) treft het kabinet op dit moment de voorbereidingen voor een competitief
Nederlands bod hiervoor.
Deze leden vragen voorts aandacht voor een mogelijke versnippering van verantwoordelijkheden,
wanneer er naast Europol, de nieuwe bestuurlijke autoriteit die momenteel in oprichting
is, het Team ter Bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (TBKK) bij
de politie, het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) een nieuw EU-centrum
wordt opgericht. Welke specifieke maatregelen worden getroffen om doublures zoveel
mogelijk te voorkomen?
Antwoord
Het kabinet beziet het voornemen tot oprichting van een EU-centrum positief. Volgens
het kabinet ligt de meerwaarde van een EU-centrum zowel in de uitwisseling, op Europees
niveau, van best practices tussen de lidstaten en aanbieders van internetdiensten op het gebied van preventie,
slachtofferhulp en het verwijderen van materiaal van seksueel kindermisbruik van het
internet als in het aanjagen van innovatie en het doen van onderzoek naar nieuwere
fenomenen zoals live-streaming. Ook zou het EU-centrum een rol kunnen spelen bij ondersteunen
van derde landen met het verhogen van hun weerbaarheid tegen online seksueel kindermisbruik
zodat ook internationaal aansluiting wordt gevonden bij de aanpak van daarvan. Tijdens
de onderhandelingen zal actief worden ingezet op het voorkomen van doublures.
In het licht van het voorgaande vragen voornoemde leden voorts wat de exacte verschillen
zijn tussen de systematiek van de TOI-verordening en de voorliggende voorstellen om
de bestrijding en het voorkomen van CSA te bevorderen.
Antwoord
Er is een aantal verschillen tussen de TOI-verordening en de voorgestelde verordening
ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik. Vooropgesteld dient te
worden dat de TOI-verordening enkel ziet op terroristische online-inhoud en de voorgestelde
verordening ziet op de voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik, waaronder
kinderpornografisch materiaal en grooming (digitaal kinderlokken) vallen.
De TOI-verordening ziet alleen op aanbieders van hostingdiensten en geeft de Autoriteit
de bevoegdheid om een verwijderbevel uit te vaardigen dat binnen 1 uur dient te worden
opgevolgd. De Autoriteit kan een verwijderbevel uitvaardigen aan een aanbieder van
hostingdiensten in een andere lidstaat. De TOI-verordening bevat een procedure voor
het toetsen van een uit het buitenland afkomstig verwijderbevel door de Nederlandse
autoriteit. Daarnaast kan de ATKM, zoals hierboven gesteld, aanbieders van hostingsdiensten
die zijn «blootgesteld» aan terroristische online-inhoud via een «blootstellingsbesluit»
verplichten aanvullende specifieke maatregelen te treffen om dit in de toekomst te
voorkomen.
De voorgestelde verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik
bevat, net als de TOI-verordening, verplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten,
maar ook voor aanbieders van interpersoonlijke communicatiediensten en enkele bevoegdheden
ten aanzien van zogeheten internet access providers en software application stores. De voorgestelde verordening ziet op de bestrijding van zowel kinderpornografisch
materiaal als van grooming. De voorgestelde verordening verplicht aanbieders van hostingdiensten en interpersoonlijke
communicatiediensten er toe het risico van het gebruik van die dienst voor het misbruik
van kinderen te identificeren, analyseren en beoordelen. Vervolgens dienen deze aanbieders
mitigerende maatregelen te nemen en daarover elke drie maanden aan de coördinerende
autoriteit te rapporteren. In het BNC-fiche, met name in de paragraaf over proportionaliteit,
zijn de zorgen van het kabinet verwoord.
Op grond van de voorgestelde verordening dient er in ieder geval één coördinerende
autoriteit te worden aangewezen die toeziet op de uitvoering en handhaving van de
verordening. De coördinerende autoriteit kan bij een andere administratieve of gerechtelijke
autoriteit verzoeken om een detectiebevel, verwijderbevel en een blokkeerbevel verzoeken.
Dergelijke bevelen kunnen alleen worden uitgevaardigd tegen aanbieders die gevestigd
zijn in de lidstaat van de coördinerende autoriteit. Een detectiebevel verplicht een
aanbieder van hostingdiensten of interpersoonlijke communicatiediensten ertoe specifieke
maatregelen te treffen om online kindermisbruik via hun dienst te detecteren. Een
verwijderbevel verplicht een aanbieder van hostingdiensten één of meer specifieke
items binnen 24 uur na ontvangst te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Tot slot
wordt met de voorgestelde verordening een EU-centrum opgericht voor de preventie en
aanpak van seksueel kindermisbruik.
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat de Minister enige kanttekening heeft
bij de proportionaliteit van dit voorstel, met name vanwege de mogelijke inbreuk op
grondrechten. Deze leden vragen de Minister die kanttekening verder te duiden. Providers
reageren en analyseren toch alleen op verdachte gevallen? Kan de Minister toelichten
waarom de stevige (privacy)waarborgen dit in het voorstel zijn opgenomen, niet afdoende
zijn? Er wordt immers geschetst dat er alleen via de door het EU-expertisecentrum
verifieerde indicatoren gehandeld mag worden. Wat is de inzet van de Minister om de
Nederlandse positie over het voetlicht te brengen?
Antwoord
De zorgen van het kabinet richten zich specifiek op de verplichtingen die in het leven
worden geroepen voor aanbieders van hostingdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten
om – in bepaalde gevallen – de inhoud te scannen en in specifieke gevallen mogelijk
communicatie te ontsleutelen. Het voorstel geeft geen specificatie van welke technologie
moet worden gebruikt waardoor onduidelijk is wat de risico’s op inbreuk op verschillende
grondrechten zijn en wat dit voor gevolgen heeft voor versleuteling van de berichten.
Inzake end- to-end encryptie wordt uw Kamer nader geïnformeerd in de brief in reactie
op het aannemen van de motie van het lid Van Raan c.s. Daarnaast vloeit uit het voorstel
voort dat de hostingsdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten verplicht
worden data te verzamelen over de identiteit van hun gebruikers, met mogelijke inbreuk
op de anonimiteit van de gebruiker op het internet ten gevolg. Het kabinet zal dan
ook graag beter inzicht krijgen in de effecten van het voorgestelde systeem op gegevensbescherming,
online privacy en online anonimiteit. Het kabinet zet zich ervoor in dat materiaal
van seksueel kindermisbruik effectief kan worden bestreden. Tegelijkertijd geldt dat
de inperking van grondrechten alleen gerechtvaardigd is wanneer deze strikt noodzakelijk
en proportioneel is en omkleed met waarborgen. In het vervolgtraject met de Commissie
en de andere lidstaten zal het kabinet dit nadrukkelijk uitdragen.
EU-politiesamenwerking/Interpol
Gelet op de recente aanslagen en het belang van goede politiesamenwerking ter voorkoming
en aanpak daarvan, hebben de leden van de VVD-fractie nog een enkele vraag over Europese
politiesamenwerking. Kan de Minister schetsen of er op dit moment voldoende uitwisseling
mogelijk is tussen Europese politiediensten over mogelijke terreurdaden? Wat kan daar
volgens de Minister worden verbeterd?
De aan het woord zijnde leden vragen, mede naar aanleiding van de recente aanslagen
in Oslo en Kopenhagen, of deze aanslagen onderwerpen zijn van gesprek tijdens de JBZ-Raad.
Leiden deze aanslagen tot aanpassingen in de bestaande politiesamenwerking? Leiden
de aanslagen anderszins tot aangescherpte samenwerkingsafspraken van de verschillende
nationale politieorganisaties?
Antwoord
De recente aanslagen in Oslo en Kopenhagen staan niet op de agenda van de aankomende
informele JBZ-Raad.
Politiediensten van EU-lidstaten wisselen informatie over terrorisme uit via het Secure Information Exchange Network Application (SIENA) van Europol en het Europol Information System (EIS). Bij Europol wordt de grensoverschrijdende aanpak van terrorisme gecoördineerd
door het European Counter Terrorism Centre (ECTC) dat daartoe informatie van de lidstaten analyseert binnen het Europol Analysis System. Onder het ECTC valt het Counter Terrorism Joint Liaison Team (CT JLT). Dit dient als platform voor de snelle uitwisseling van operationele informatie
en bruikbare politie-inlichtingen tussen deskundigen en analisten op het gebied van
terrorismebestrijding uit de EU-lidstaten. Het CT JLT is een platform waarin informatie
snel, veilig, efficiënt en effectief kan worden gedeeld. In deze samenwerkingsverbanden
is de politie gebonden aan de kaders die de Wet Politiegegevens stelt aan informatie-uitwisseling.
De systemen en platformen bij Europol bieden in beginsel voldoende mogelijkheden tot
het snel uitwisselen van informatie over (mogelijke) terreurdaden. De Nederlandse
politie maakt daarnaast gebruik van INTERPOL. INTERPOL ontvangt informatie van derde,
niet EU-landen en zet die door naar aan INTERPOL deelnemende lidstaten. Nederland
signaleert ook terrorismeverdachten via INTERPOL voor het gebied buiten de EU.
De bestaande EU-wetgeving met betrekking tot politiesamenwerking wordt op dit moment
aangescherpt. Daarbij wordt uiteraard ook rekening gehouden met wat nodig is om terrorisme
te bestrijden. Zo is op 28 juni jl. de aangepaste Europolverordening in werking getreden.
De bevoegdheid van Europol om grote en complexe datasets te verwerken is daarbij verduidelijkt,
wat nuttig kan zijn bij onderzoek naar terrorisme. Daarnaast is de bevoegdheid van
Europol om data uit te wisselen met private partijen enigszins uitgebreid, bijvoorbeeld
om de verspreiding van online content dat verband houdt met terrorisme te voorkomen.
Er wordt eveneens onderhandeld over aanpassing van de Prüm-verordening en een nieuwe
richtlijn over informatie-uitwisseling om informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingsautoriteiten
in het kader van het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten te versnellen
en te verbeteren. Dit zijn naar oordeel van het kabinet belangrijke stappen voor het
versterken van de politiesamenwerking.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda en hebben
nog enkele vragen over de Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik.
Fiche: Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik
De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang van een gezamenlijke aanpak van
seksueel kindermisbruik. Zij hebben daarover nog enkele vragen. Hoe wordt voorkomen
dat het EU-centrum als extra schakel tussen de rechtshandhavingsautoriteiten, het
proces van melding en afhandeling verder vertraagd? Wie zal Nederland aanwijzen als
coördinerende autoriteit om de risicobeoordelingen van hostingdiensten en aanbieders
van interpersoonlijke communicatiediensten te gaan beoordelen?
Antwoord
Het EU-centrum zal als expertisecentrum fungeren om betrouwbare informatie over materiaal
van seksueel kindermisbruik te verstrekken, de ontvangen meldingen daarvan te beoordelen,
relevante meldingen spoedig naar rechtshandhavingsautoriteiten door te sturen en steun
aan slachtoffers te verlenen. Het EU-centrum zal daarbinnen ook ondersteuning bieden
aan nationale rechtshandhavingsautoriteiten en Europol door meldingen van aanbieders
van hostingdiensten en aanbieders van interpersoonlijke communicatiediensten te controleren
op juistheid en door te sturen naar de juiste rechtshandhavingsautoriteit. Het kabinet
houdt daarbij scherp in het oog dat opsporingsdiensten niet worden overspoeld door
een groot aantal meldingen van bekend materiaal van seksueel kindermisbruik zodat
de opsporingsdiensten zich kunnen richten op het aanpakken van de daadwerkelijke daders
en kinderen te ontzetten uit acute misbruiksituaties. De uitkomst van de onderhandelingen
moet worden afgewacht om vervolgens de implementatie in Nederland te bepalen.
Daarnaast hebben deze leden nog een aantal concrete zorgen. Zij vernemen dat dat de
EC met het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende
voorschriften ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik (COM/2022/209)
(Kamerstuk 22 112, nr. 3455) encryptie ondermijnt door het mee willen lezen van berichten van individuele gebruikers.
Deze leden steunen volledig het doel van het voorstel om de rechten van kinderen beter
te beschermen, maar hebben echter wel moeite met een onderdeel van het voorstel dat
het mogelijk maakt om berichten van individuen, ook kinderen, mee te lezen en daardoor
vertrouwelijke communicatie van mensen onveiliger maakt voor misbruik. Je kunt geen
achterdeur zonder slot voor alleen de overheid maken, iedereen kan dan naar binnen.
Encryptie verzwakken betekent verzwakken voor iedereen, en dat maakt het makkelijker
voor kwaadwillende om daar misbruik van te maken. De leden van de D66-fractie horen
graag of de Minister zich nog steeds zorgen maakt over het bedreigen van encryptie
zoals vastgelegd staat in het BNC-fiche. Kan de Minister opsommen welke voorstellen
uit het commissievoorstel volgens haar mogelijk negatieve gevolgen hebben voor veilige
communicatie? Hoe gaat de Minister de motie van het lid Van Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) uitvoeren, mits deze wordt aangenomen?
Antwoord
Het kabinet gaat zich de komende tijd inzetten om meer inzicht te verkrijgen in de
effecten van het voorstel waarbij ook een focus ligt op encryptie. Het kabinet heeft
kennisgenomen van het aannemen van deze motie van het lid Van Raan c.s. door uw Kamer.
Zoals verzocht zal het kabinet uw Kamer nader informeren over de gevolgen hiervan.
In het BNC-fiche zijn de zorgen beschreven van het kabinet ten aanzien van de noodzakelijkheid
van de verstrekkende verplichtingen die in het leven worden geroepen voor aanbieders
van hostingdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten om in bepaalde gevallen
inhoud te scannen – en waar nodig de communicatie te ontsleutelen – en het melden.
Deze verplichtingen kunnen een grote inbreuk opleveren op het recht op privéleven,
het recht op gegevensbescherming, het recht op vrijheid van meningsuiting, het communicatiegeheim
van burgers, en hiermee kan de veiligheid van het internet(verkeer) worden geschaad.
Er zal eerst meer duidelijkheid verkregen moeten worden over de precieze effecten
van het voorstel, voordat alle positieve en negatieve gevolgen in beeld kunnen worden
gebracht.
Welke andere lidstaten maken zich hard voor veilige encryptie en staan kritisch tegenover
dit onderdeel van het voorstel? Is Nederland voornemens om een voortrekkersrol te
nemen om het recht op veilige communicatie vast te leggen in het commissievoorstel?
Kan de Minister toezeggen zich hard te maken om een garantie in de tekst vast te leggen
die zwart-op-wit stelt dat encryptie belangrijk is voor de veilige communicatie van
mensen en kinderen, dat niets in het commissievoorstel geïnterpreteerd mag worden
als afdoen aan de veiligheid van encryptie, en dat iedere vorm van verzwakking van
encryptie mensen blootstelt aan potentieel schadelijk misbruik door anderen? Zo nee,
waarom niet? De aan het woord zijnde leden overwegen met betrekking tot deze vragen
een motie in te dienen.
Antwoord
Het krachtenveld is nog niet duidelijk. Wel kan in algemene zin worden gezegd dat
er enkele lidstaten zijn die zorgen hebben geuit over de privacyaspecten van het voorstel.
Inzake end-to-end encryptie in dit dossier zal het kabinet hier op terugkomen in de
brief in reactie op het aannemen van de motie van het lid Van Raan c.s.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli 2022
Voordat de leden van de SP-fractie op de inhoud van de geannoteerde agenda ingaan
hebben zij een algemene vraag. Het valt deze leden op dat bij de diverse punten op
de geannoteerde agenda staat opgetekend dat er nog geen discussiestuk beschikbaar
is of niet duidelijk is wat het Voorzitterschap wil bespreken. Deze leden betreuren
dit omdat, zoals de Minister ook zal ervaren, het lastig is om de JBZ-Raad voor te
bereiden, terwijl dit juist de eerste Raad onder leiding van Tsjechië is. Kan de Minister
toezeggen om het Voorzitterschap te verzoeken de komende JBZ-Raden eerder de stukken
ter beschikking te stellen?
Antwoord
Het kabinet is het met de leden van de SP-fractie eens dat het wenselijk is om de
discussiestukken in een zo vroeg mogelijk stadium te ontvangen. Het kabinet zet er
met de verzending van de geannoteerde agenda op in uw Kamer tijdig te informeren en
om zo dicht mogelijk op de Raad met uw Kamer van gedachten te kunnen wisselen. Dit
vergroot de kans dat stukken beschikbaar zijn. Het betreffende Voorzitterschap gaat
zelf over de totstandkoming en verzending van de discussiedocumenten.
De leden van de SP-fractie lezen dat er tijdens de JBZ-Raad gesproken zal worden over
de impact van de oorlog in Oekraïne op het gebied van veiligheid in de EU. In het
verlengde hiervan lazen deze leden dat diverse EU-lidstaten tijdelijke grenscontroles
instellen vanwege de illegale wapenhandel ten gevolge van de oorlog in Oekraïne.2 Nederland is als land met veel handel en de haven van Rotterdam ook een potentieel
land via welke illegale wapenhandel plaats kan vinden. Welke risico’s ziet de Minister
met betrekking tot de illegale wapenhandel en wat doet zij om deze risico’s te beperken?
Welke informatie hebben lidstaten die wel overgaan tot tijdelijke grenscontroles?
Antwoord
Het kabinet is ermee bekend dat met name de EU-lidstaten grenzend aan Oekraïne hun
grenscontroles geïntensiveerd hebben, onder andere vanwege het gevaar dat wapens illegaal
naar de EU getransporteerd worden.
Alle Nederlandse leveringen van militaire goederen aan Oekraïne worden vooraf getoetst
aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole.
Een van deze criteria is het risico op omleiding t.b.v. ongewenst eindgebruik. Gelet
op de acute bedreiging van de Oekraïense soevereiniteit die sinds 24 februari 2022
uitgaat van de Russische agressie en de bijdrage van leveranties van militaire goederen
aan de Oekraïense zelfverdedigingscapaciteit worden eventueel geconstateerde omleidingsrisico’s
als niet doorslaggevend beoordeeld voor het eindoordeel over de gehele transactie.
Niettemin bestaat er een risico dat een deel van de vuurwapens uit Oekraïne op enig
moment illegaal verhandeld wordt en hun weg naar de EU vindt, zoals ook Europol en
Frontex inschatten. Eerdere voorbeelden van gewapende conflicten die plaatsvonden
in Europa onderstrepen dit risico. Er zijn nu nog geen aanwijzingen dat de recente
Russische invasie in Oekraïne heeft gezorgd voor een stijging van het aantal verhandelde
illegale wapens in Nederland. Het is niet ondenkbaar dat bij vermindering of staking
van de gevechtshandelingen, een deel van de wapens – ingezet in dit conflict – terecht
zullen komen in onder andere de EU, inclusief Nederland. Ook kan voor Nederlandse
criminelen Oekraïne een interessant gebied worden om in te opereren en/of met criminele
netwerken die ter plekke opereren samen te werken voor de smokkel van wapens. De politie
is hier zeer alert op. Op dit moment wordt in het kader van EU-EMPACT en het bijbehorende
actieplan, gericht op het tegengaan van illegale (vuur)wapenhandel, actief samengewerkt
met Oekraïne en Moldavië. Het gaat dan om informatievergaring, preventieve maatregelen
maar ook om opsporings- en handhavingsacties. Op nationaal en op Europees niveau wordt
informatie verzameld om een beeld te houden van de actuele situatie. Ook is de planning
voor volgend jaar inmiddels begonnen om acties op Europees niveau in het kader van
EU-EMPACT te ondernemen. Te verwachten is dat afhankelijk van de ontwikkeling van
de situatie in Oekraïne een deel van die acties zich op dat land zal richten.
De discussie biedt de lidstaten een goede gelegenheid om hun overwegingen te delen
ten aanzien van de tijdelijke grenscontroles.
Daarnaast merken de leden van de SP-fractie op dat het Voorzitterschap niets over
de rechtsstaat in Europa op de agenda heeft gezet. Verwacht de Minister onder het
Tsjechisch Voorzitterschap überhaupt nog over de rechtsstaat in diverse lidstaten
te spreken?
Antwoord
Ja. Het Tsjechisch Voorzitterschap heeft laten weten op de JBZ-Raad van oktober een
discussie over de rechtsstaat te willen agenderen.
Fiche: Richtlijn en aanbeveling strategische rechtszaken tegen publieke participatie
De leden van de SP-fractie onderschrijven dat journalisten en mensenrechtenverdedigers
ongehinderd hun werkzaamheden moeten kunnen verrichten en vinden het toenemend aantal
incidenten tegen journalisten Nederland zorgwekkend. Intimidatie van welke aard dan
ook jegens deze groep is verwerpelijk. Dat er kennelijk zo veel sprake is van strategische
rechtszaken tegen publieke participatie (SLAPPs) in de EU dat de EC met een aanbeveling
en richtlijn moet komen is ook verwerpelijk. Deze leden vinden het daarom fijn om
te lezen dat de Nederlandse Vereniging van Journalisten meldt dat er in algemene zin
geen sprake is van SLAPPs en dat Nederland al via het procesrecht, strafrecht en tuchtrecht
goede waarborgen tegen SLAPPs heeft. Desondanks sluiten voornoemde leden zich bij
de kritische kanttekeningen van de Minister in het BNC-fiche aan over ruimte definities
en de vraag of de voorgestelde procedure wel leidt tot een vermindering van de belasting
van de betrokkene. Het is ronduit zorgwekkend dat de Minister zelf ook constateert
dat het voorstel van de EC kan leiden tot langere doorlooptijden in de rechtspraak
vanwege een extra preprocedure. Kan de Minister aangeven hoe zij deze zorgen meeneemt
in de proportionaliteitstoets van dit voorstel, aangezien de Minister een positief
oordeel velt met een kanttekening, en of de Minister de rechtspraak heeft verzocht
de gevolgen van dit voorstel in kaart te brengen? De aan het woord zijnde leden vragen
tevens een reflectie of het voorstel tot een preprocedure niet juist misbruikt kan
worden waardoor de toegang tot het recht van legitieme aanklachten onder druk komt
te staan.
Antwoord
De positieve beoordeling van de proportionaliteit is het gevolg van de steun voor
het doel van de regeling. Het kabinet steunt dus dat het onderwerp SLAPPs op EU-niveau
wordt opgepakt en ook dat een richtlijn daarvoor het juiste instrument kan zijn. De
kanttekening ziet op de inhoud van het voorstel en de daarin gekozen oplossing om
het probleem van SLAPPs aan te pakken. De inzet in de onderhandelingen is om te zorgen
dat het voorstel daadwerkelijk bijdraagt aan de bescherming van doelwitten van SLAPPs.
Daartoe is nodig dat het voorstel meer flexibiliteit biedt voor de rechter om in te
grijpen en zo ook extra rondes in de procedure voorkomt.
Het kabinet deelt de zorg dat de voorgestelde regeling nadelige effecten kan hebben
voor legitieme aanklachten. Ook voor doelwitten van SLAPPs kan het dwingende karakter
van de regels in het voorstel nadelig zijn. Bijvoorbeeld het verplicht stilleggen
van de inhoudelijke behandeling na een verzoek tot stopzetting van de procedure en
de extra ronde over de vraag of sprake is van een SLAPP leiden ook voor het doelwit
tot extra moeite en kosten. Daarom is de inzet van het kabinet gericht op aanpassing
van het voorstel.
Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders
De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van het voorstel van
de EC om circulaire migratie mogelijk te maken. Het fiche inzake de status van langdurige
ingezetene derdelanders bezien zij in dat licht. Voornoemde leden zijn kritisch op
arbeidsmigratie waarbij op grote schaal uitbuiting voorkomt en arbeiders uit hun land
van herkomst worden gehaald om economische redenen. Het heeft de voorkeur van deze
leden om eerst het binnenlands arbeidspotentieel te benutten en de uitbuiting van
werk en wonen van arbeidsmigranten aan te pakken.
Times 12)
De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over de positieve grondhouding van de Minister
tegenover dit voorstel. Hoewel zij volledig onderschrijven dat migranten die hier
langere tijd verblijven inderdaad makkelijker moeten integreren gaat dit voorstel
om diverse redenen te ver. Ten eerste vragen deze leden een uitgebreidere weging van
de subsidiariteit van dit voorstel. Wat hen betreft zijn lidstaten zelf autonoom in
het toekennen van verblijfsrecht aan ingezeten. Waarom ziet de Minister dit anders?
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie geschrokken van het voorstel om het inburgeringsexamen
buitenland voor gezinsherenigers te laten vallen. Deze leden onderschrijven het standpunt
van de Minister dat dit de integratie van gezinsherenigers belemmert. Zij waarderen
het dan ook dat de inzet van de Minister is om dit onderdeel te schrappen. Vooruitlopend
op de onderhandelingen willen deze leden vragen wat het handhaven van dit onderdeel
van het voorstel betekent voor de grondhouding van de Minister op het gehele voorstel.
De aan het woord zijnde leden lezen dat de Minister ook kritisch is op het voorstel
omdat het betekent dat een vreemdeling die al vijf jaar in Nederland verblijft in
een ongunstigere situatie komt te verkeren. Het voorstel van de EC stelt immers dat
nationale verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd niet gunstiger mogen zijn voor
langdurige ingezeten derdelanders. Stelt de Minister het schrappen van dit voorstel
ook als voorwaarde om in te kunnen stemmen met dit voorstel?
De leden van de SP-fractie hebben ook een vraag over het middelenvereiste in het voorstel.
Het wordt namelijk mogelijk dat middelen die door een derde persoon beschikbaar worden
gesteld mee kunnen tellen om aan het middelenvereiste te voldoen. Vreest de Minister
ook dat dit gebruikt kan worden voor werkgevers om personeel van buiten de EU te halen?
Zo nee, waarom niet?
Als laatste onderschrijven de leden van de SP-fractie het bezwaar van de Minister
tegen het schrappen van de arbeidsmarkttoets. Deze leden onderschrijven dat lidstaten
zelf moeten blijven beslissen over de toegang van derdelanders.
Al het bovenstaande in overweging nemende zijn de leden van de SP-fractie onvoldoende
overtuigd van het voorstel. Ook ondanks het feit dat zij vinden dat integratie van
legale EU-ingezetenen verbeterd zou moeten worden. Daarom vragen zij de Minister of
deze bereid is om bij nader inzien alsnog een negatieve grondhouding aan te nemen
tegenover het voorstel.
Antwoord
Voor het antwoord op deze vragen verwijst het kabinet naar het verslag van een schriftelijk
overleg aangaande de informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli met betrekking tot asiel
en migratie.
Fiche: Richtlijn inzake enkelvoudige toelatingsprocedure en de gecombineerde vergunning
voor verblijf en arbeid (GVVA)
De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van het voorstel van
de EC om circulaire migratie mogelijk te maken. De fiche richtlijn inzake één enkele
aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen
om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake
een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in
een lidstaat verblijven bezien zij in dat licht. Deze leden zijn kritisch op arbeidsmigratie
waarbij op grote schaal uitbuiting voorkomt en arbeiders uit hun land van herkomst
worden gehaald om economische redenen. Het heeft de voorkeur van voornoemde leden
om eerst het binnenlands arbeidspotentieel te benutten en de uitbuiting van werk en
wonen van arbeidsmigranten aan te pakken.
De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over de positieve grondhouding van de Minister
tegenover het versoepelen van de richtlijn inzake de enkelvoudige toelatingsprocedure
en de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Hoewel voornoemde leden volledig
onderschrijven dat migranten die hier langere tijd verblijven inderdaad makkelijker
moeten integreren gaat dit voorstel om diverse redenen te ver. Ten eerste vragen deze
leden een uitgebreidere weging van de subsidiariteit van dit voorstel.
Zij vragen of het zinvol is dat een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid
(GVVA) volgens het voorstel van de EC voortaan ook op het grondgebied van de lidstaat
mag worden aangevraagd. In welke omstandigheden zou dit op deze volgorde kunnen plaatsvinden?
Kan hier een voorbeeld van worden gegeven? Verder staan deze leden kritisch tegenover
het voorstel dat een arbeidsmigrant van werkgever zou kunnen veranderen zonder een
nieuwe GVVA te hoeven aanvragen. Voornoemde leden zien de GVVA als een mogelijkheid
om specifieke arbeid in te vullen die niet in te vullen is op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Deelt de Minister de mening dat dit zou moeten betekenen dat een werknemer voor een
specifieke baan naar Nederland komt en dus niet de concurrentie zou moeten opzoeken
op de Nederlandse arbeidsmarkt? Kan de Minister voorbeelden geven van situaties waarin
is gebleken dat mensen met een GVVA slachtoffer zijn geworden van exploitatie? Waarin
schoot de huidige wetgeving in die situaties tekort?
De leden van de SP-fractie staan om dezelfde reden kritisch tegenover het voorstel
om een GVVA nog drie maanden geldig te laten zijn nadat een arbeidsmigrant zijn baan
verliest. Hoe denkt de Minister dat deze arbeidsmigrant tijdens deze drie maanden
in onkosten kan voorzien? Ziet de Minister hierin geen vergroot risico op dakloosheid?
Kan de Minister toelichten hoe de IND hier toezicht op zou moeten kunnen houden?
Al het bovenstaande in overweging nemende zijn de leden van de SP-fractie onvoldoende
overtuigd van het voorstel. Ook ondanks het feit dat zij vinden dat integratie van
legale EU-ingezetenen verbeterd zou moeten worden. Daarom vragen zij de Minister of
deze bereid is om bij nader inzien alsnog een negatieve grondhouding aan te nemen
tegenover het voorstel.
Antwoord
Voor het antwoord op deze vragen verwijst het kabinet naar het verslag van een schriftelijk
overleg aangaande de informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli met betrekking tot asiel
en migratie.
Fiche: Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche. Deze leden onderschrijven
de strijd en preventie van seksueel kindermisbruik. Het is goed dat niet alleen lidstaten
maar ook de EC zich bewust is van de impact van kindermisbruik en daarom kritisch
kijkt naar wat zij kan betekenen. Voornoemde leden hebben zich in het verleden ook
veelvuldig op het standpunt gesteld dat er op dit moment onvoldoende gebeurt om materiaal
van kindermisbruik te bestrijden. Toch hebben deze leden diverse vragen over het voorstel.
De leden van de SP-fractie hebben begrepen dat er een autoriteit aangewezen of ingericht
moet worden die de risico’s op het verspreiden van CSA en grooming gaat beoordelen. Mocht deze autoriteit van mening zijn dat er ergens een aanzienlijk
risico is op het verspreiden van schadelijk materiaal dan kan er een detectiebevel
uitgevaardigd worden voor bekend of nieuw materiaal van kindermisbruiker. Deelt de
Minister de mening dat dit in essentie een vergaand voorstel is? Waarom meent de Minister
dat dit voorstel met voldoende waarborgen omkleed is? Kan de Minister tevens toelichten
waarom dit geen opmaat is in de richting van permanente internetmonitoring?
Antwoord
Het kabinet is voorstander van een Europese aanpak op dit thema en ziet positieve
punten in het voorstel zoals de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid
en de private sector, het verplicht verwijderen van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik
en oprichting van een EU-centrum. Wel heeft het kabinet zorgen over de verstrekkende
verplichtingen die in het leven worden geroepen voor aanbieders van hostingdiensten
en interpersoonlijke communicatiediensten om in bepaalde gevallen beeldmateriaal van
online seksueel kindermisbruik te detecteren. Hiermee lijkt een grote inbreuk te worden
gemaakt op het recht op privéleven, het recht op gegevensbescherming en het communicatiegeheim
van burgers maar ook kan de veiligheid van het internet(verkeer) worden geschaad.
Inzake end- to-end encryptie wordt uw Kamer nader geïnformeerd in de brief in reactie
op het aannemen van de motie van het lid Van Raan c.s. Het kabinet zet zich ervoor
in dat kinderpornografisch materiaal effectief kan worden bestreden maar dat de inperking
van grondrechten alleen plaatsvindt wanneer deze strikt noodzakelijk proportioneel
is en omkleed met waarborgen. Voorts zal het kabinet ervoor waken dat het voorstel
niet leidt tot algemene monitoring en dat er goede waarborgen bestaan om te voorkomen
dat materiaal onterecht als seksueel kindermisbruik wordt aangemerkt, zeker wanneer
hierbij automatische besluitvorming wordt toegepast.
De leden van de SP-fractie lezen in het fiche dat de Minister het belangrijk vindt
dat lidstaten de ruimte krijgen om zelf de bestuursrechtelijke handhaving ruimte te
geven. Kan de Minister toelichten waarom dat hier het geval zou zijn?
Antwoord
Elke lidstaat beschikt reeds over een eigen bestuursrechtelijk (handhavings)stelsel,
waarbinnen uitvoering zal moeten worden gegeven aan de verplichtingen die gaan gelden
op grond van de EU-verordening. In die zin heeft het kabinet opgemerkt van belang
te achten dat lidstaten de bestuursrechtelijke handhaving vorm kunnen geven zoals
passend en haalbaar is binnen het eigen stelsel. Het kabinet ondersteunt het in de
voorgestelde verordening opgenomen voorstel tot het aanwijzen van een nationale coördinerende
autoriteit in elke lidstaat die verantwoordelijk is voor de toepassing en handhaving
van de verordening. Het kabinet heeft echter vragen omtrent de judiciële of onafhankelijke
administratieve autoriteit die toestemming moet geven voor het uitvaardigen van een
detectie- of verwijderingsbevel. Inzake end- to-end encryptie wordt uw Kamer nader
geïnformeerd in de brief in reactie op het aannemen van de motie van het lid Van Raan
c.s. De nationale coördinerende autoriteit moet volgens de voorgestelde verordening
bij een rechter of onafhankelijk administratieve autoriteit vragen om het uitvaardigen
van dergelijke bevelen. Het kabinet staat in beginsel een uitvoering van de verordening
binnen het Nederlandse bestuursrecht voor. Daartoe zal zij eerst aan de Commissie
om toelichting vragen van de voorgestelde verordening op dit punt en zich eventueel
in een latere fase inzetten voor aanpassing daarvan. De autoriteit die toeziet op
de uitvoering en handhaving van deze verordening dient dan te worden voorzien van
mogelijkheden om een boete en een last onder dwangsom op te leggen indien aanbieders
van hostingdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten niet voldoen aan hun
verplichtingen op grond van de verordening. Deze aanpak sluit ook aan bij de systematiek
die is voorzien in het kader van de ATKM.
Kan de Minister toelichten waarom zij enerzijds kritische vragen heeft over de proportionaliteit
en effectiviteit van het voorstel om ook interpersoonlijke communicatiediensten communicatie
te laten monitoren en zelfs ontsleutelen en aan de andere kant een positieve houding
tegenover het voorstel heeft? Kan de Minister in haar antwoord ook ingaan op de uitgesproken
verwachting dat de bestrijding van kindermisbruik ook kan worden verstevigd met minder
vergaande stappen en waarom dit niet terug is te vinden in de paragraaf over de proportionaliteit?
Antwoord
Het kabinet is voorstander van een Europese aanpak van seksueel kindermisbruik en
is blij met de inspanning van de Commissie om de gezamenlijke strijd tegen dit materiaal
te versterken. Het kabinet ziet positieve punten in het voorstel zoals de gezamenlijke
verantwoordelijkheid van de overheid en de private sector, het verplicht verwijderen
van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik en oprichting van een EU-centrum. Tegelijkertijd
heeft het kabinet zorgen over een aantal aspecten van het voorstel omdat hiermee niet
alleen een grote inbreuk lijkt te worden gemaakt op het recht op privéleven, het recht
op gegevensbescherming en het communicatiegeheim van burgers, maar ook omdat hiermee
de veiligheid van het internet(verkeer) kan worden geschaad. Zoals genoemd in het
BNC-fiche verwacht het kabinet in EU-verband ook met minder vergaande maatregelen
stappen te kunnen zetten in de bestrijding van materiaal van seksueel kindermisbruik
gelet op de effectiviteit van de Nederlandse aanpak van materiaal van seksueel kindermisbruik
waarbij géén verplichte detectie (en daaruit mogelijk voortvloeiende ontsleuteling
en/of het ongericht scannen van inhoud) plaatsvindt. Inzake end- to-end encryptie
wordt uw Kamer nader geïnformeerd in de brief in reactie op het aannemen van de motie
van het lid Van Raan c.s. Het kabinet ziet voor detecteren bijvoorbeeld mogelijkheden
voor het gebruik van zogeheten hashdatabases waarmee onmiskenbaar reeds bestaand kinderpornografisch materiaal kan worden verwijderd
van diensten.
De Minister stelt enkele kritische vragen over de reikwijdte van het voorstel dat
ook grooming behelst. Vooral de frase in het fiche dat language identifiers kunnen worden misbruikt
voor andere doeleinden is alarmerend. Waarom meent de Minister dan toch een positieve
houding te moeten nemen tegenover dit voorstel? Het zelfde geldt wat de aan het woord
zijnde leden betreft waar het gaat om het rapporteren van identiteiten of daaraan
gerelateerde data en de gekozen aanpak die afwijkt van de aanpak van terroristische
content online.
Antwoord
Zoals in de beantwoording op de vorige vraag aangegeven bevat het voorstel zowel positieve
aspecten maar heeft het kabinet ook een aantal zorgen waaronder het gebruik van language identifiers (software die aanslaat op bepaalde woorden) bij het detecteren van grooming. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen deze zorgen uitdragen.
Als laatste informeren deze leden naar de mogelijkheid om in Nederland nader onderzoek
te doen naar de reikwijdte van dit voorstel. Is de Minister bereid om in dialoog te
treden met diverse belangenverenigingen en uitvoeringsorganisaties over de betekenis
van dit voorstel? De leden van de SP-fractie vinden het namelijk belangrijk dat dit
voorstel goed tegen het licht wordt gehouden in verband met de grote inbreuk op de
mensenrechten en de Grondwet.
Antwoord
Het kabinet heeft met verschillende uitvoeringsorganisaties gesproken over het voorstel
van de Commissie. Verder heeft het kabinet nauw contact met de sector over de aanpak
ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik.
Actualiteiten
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van 30 juni
jl. over een uitspraak van het Europese Hof van Justitie over het Passenger Name Records-systeem.
Het is goed dat de Minister deze uitspraak gaat bestuderen. Kan de Minister een indicatie
geven over wanneer de Kamer verder wordt geïnformeerd over deze uitspraak?
Antwoord
Op 30 juni jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 644) heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de uitspraak van het Europese Hof van
Justitie van 21 juni jl. in de door België doorverwezen zaak over de Richtlijn inzake
Passenger Name Records. Zoals in deze brief gesteld acht het kabinet het van cruciaal belang de gevolgen
van de uitspraak van het Hof gezamenlijk vanuit Europees perspectief te adresseren.
Zo kan een sterke informatiepositie van de verschillende lidstaten in de strijd tegen
terrorisme en ernstige criminaliteit worden gehandhaafd en het zorgvuldig samengestelde
systeem van privacywaarborgen dat de PNR-richtlijn omvat worden zeker gesteld. Hier
zal het kabinet zich dan ook de komende periode in EU-verbandactief voor inzetten.
Het kabinet verwacht de Kamer nader te kunnen informeren na de JBZ-Raad van 13 en
14 oktober 2022.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Fiche: Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn enthousiast over het voornemen om veel meer
werk te maken van bestrijding van online seksueel kindermisbruik. Zij zien dat forse
maatregelen worden aangekondigd om dit tegen te gaan. Zij benoemen daarbij dat Nederland
helaas een belangrijke rol vervult in het hosten van beeldmateriaal van kindermisbruik
en vragen om de urgentie van dit thema dus ook tot uiting te laten komen bij de Nederlandse
inzet. Zij zijn zich er ook van bewust dat sommige van deze maatregelen ook negatieve
effecten kunnen hebben, bijvoorbeeld op het vrije digitale verkeer en zien dat de
Minister daar terecht ook aandacht voor vraagt.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien met interesse dat de EC voorstelt een Europees
Centrum ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik in Den Haag te vestigen.
Zij vragen op welke termijn een dergelijk Centrum zou worden opgericht en hoe dit
ook de nationale aanpak van seksueel kindermisbruik kan versterken.
Antwoord
De termijn waarop het EU-centrum wordt opgericht hangt onder andere af van de snelheid
van wetgevingsproces. Dit is van meerdere factoren afhankelijk en daarom kan op dit
moment nog geen duidelijkheid over de termijn worden gegeven. In het voorstel wordt
genoemd dat het EU-centrum zowel zal bijdragen aan de uitwisseling van best practices
tussen de lidstaten en aanbieders van internetdiensten op het gebied van preventie,
slachtofferhulp en het verwijderen van materiaal van seksueel kindermisbruik van het
internet, als in het aanjagen van innovatie en het doen van onderzoek naar nieuwere
fenomenen, zoals live-streaming. Gezien het grensoverschrijdende karakter van het
internet en de verspreiding van materiaal van seksueel kindermisbruik is de nationale
aanpak ook geholpen met internationale samenwerking en uitwisseling.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of in de gesprekken over het voorstel
ook aandacht is voor seksueel kindermisbruik tegen betaling. Zo nee, is de Minister
bereid dit wel te agenderen, juist ook gezien de specifieke kenmerken van deze vorm
van kindermisbruik?
Antwoord
Het voorstel heeft onder andere tot doel om een doeltreffende bestrijding van online
seksueel kindermisbruik mogelijk te maken. Indien daar aanleiding toe is zal het kabinet
ook aandacht vragen voor het bestrijden van seksueel kindermisbruik tegen betaling.
Het kabinet zet zich ook op andere vlakken in om seksueel kindermisbruik tegen betaling
tegen te gaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen opnieuw naar de voortgang van de instelling
van de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch materiaal. Kan de Minister
specifieker inzicht geven in de planning en het operationeel zijn van de de Autoriteit?
Antwoord
De Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal is nog niet
vastgesteld en inwerking getreden waardoor de ATKM op dit moment nog geen taken en
bevoegdheden heeft op het gebied van de bestrijding van kinderpornografisch materiaal.
Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch
materiaal, waarin deze taken en bevoegdheden aan de ATKM i.o. worden toebedeeld, in
het najaar in te dienen bij uw Kamer. Het kabinet werkt ondertussen aan de doorontwikkeling
van de ATKM zodat de ATKM vanaf de inwerkingtreding van de Wet bestuursrechtelijke
aanpak online kinderpornografisch materiaal voldoende is toegerust om aan deze wet
uitvoering te geven.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister aan te geven of er mogelijkheden
zijn de termijn van 24 uur voor het verwijderen van content in te korten. Zij vragen
voorts hoe de Minister de bestuursrechtelijke handhaving voor zich ziet.
Antwoord
Het kabinet vindt het belangrijk dat de uitvoerbaarheid in acht wordt genomen, in
het bijzonder voor het MKB. De termijn van 24 uur voor het verwijderen van content
wordt momenteel in Nederland ook aangehouden in de huidige (vrijwillige) afspraken
waar de sector zich aan heeft gecommitteerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister te schetsen wat in Nederland
op dit moment nog niet mogelijk is op het gebied van aanpak van materiaal van seksueel
kindermisbruik, wat met het voorliggende voorstel op het gebied van ontsleuteling
van interpersoonlijke communicatiediensten, wél mogelijk zou worden. Kan de Minister
schetsen welke uitgangspunten er zijn bij de beoordeling van dit voorstel en zou daarbij
ook de subsidiariteit en proportionaliteit kunnen worden uitgewerkt? Deze leden vragen
de Minister om het speelveld in de Raad op dit punt specifieker te schetsen.
Antwoord
In het voorstel ontbreken de technische details waardoor het onduidelijk is wat de
effecten op ontsleuteling zijn. Om die reden is door het kabinet aangegeven dat verdere
bestudering en bespreking van het voorstel nodig is om tot een goede waardering daarvan
te komen, in het bijzonder ten aanzien van die onderdelen die te maken hebben met
encryptie.
Inzake end- to-end encryptie wordt uw Kamer nader geïnformeerd in de brief in reactie
op het aannemen van de motie van het lid Van Raan c.s. De vraag wat met de komst van
dit voorstel wél mogelijk zou worden is in dit stadium daarom nog niet te beantwoorden.
Het kabinet zet zich ervoor in dat kinderpornografisch materiaal effectief kan worden
bestreden, tegelijkertijd dienen grondrechten alleen te worden ingeperkt wanneer dat
strikt noodzakelijk en proportioneel is en dient dat vervolgens omkleed te zijn met
waarborgen. Zie ook de beantwoording van de vragen van D66.
Veel lidstaten zijn nog bezig met het bepalen van hun positie ten aanzien van het
voorstel. Het is daarom momenteel niet mogelijk het krachtenveld op dit punt specifieker
te schetsen.
Impact oorlog Oekraïne op veiligheidsgebied
Hoe apprecieert de regering de waarschuwing van Europol-directeur Catherine De Bolle
dat geleverde wapens in het criminele circuit belanden? Welke maatregelen neemt de
Raad danwel Nederland om dit te voorkomen? Welke afspraken kunnen en worden hierover
gemaakt met Oekraïne?
Antwoord
Het kabinet neemt waarschuwingen van Europol altijd serieus en het kabinet deelt de
analyse van Europol. Het kabinet is ermee bekend dat met name de EU-lidstaten grenzend
aan Oekraïne, mede in het licht van het risico op illegale wapenhandel, het toezicht
aan de oostkant aanscherpen. De Nederlandse politie houdt, mede in EU-EMPACT-verband
met ondersteuning van EU-agentschappen als Europol en Frontex, vinger aan de pols
bij ontwikkelingen in Oekraïne en werkt in dat kader operationeel samen met de autoriteiten
van Oekraïne en Moldavië.
Voor alle Nederlandse leveringen van militaire goederen aan Oekraïne bevat elk dossier
voor een afgegeven uitvoervergunning een eindgebruikersverklaring waarin de Oekraïense
overheid onder meer verklaart dat de ontvangen militaire goederen enkel door Oekraïense
overheidsorganisaties worden gebruikt in het kader van legitieme zelfverdediging of
eventueel toekomstige vredesoperaties waaraan Oekraïne deelneemt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier