Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verdeling sterkte en middelenpolitie in verband met de flexibilisering van de operationele inzet
29 628 Politie
Nr. 994 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 december 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 4 november
2020 over Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit (Kamerstuk 29 628, nr. 958), over de brief van 6 november 2020 over Halfjaarbericht politie (Kamerstuk 29 628, nr. 986), over de brief van 12 november 2020 over de contouren vernieuwd stelsel integriteit
en interne onderzoeken politie (Kamerstuk 28 844, nr. 220), over de brief van 14 juli 2020 over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het
Besluit verdeling sterkte en middelen politie in verband met de flexibilisering van
de operationele inzet (Kamerstuk 29 628, nr. 968) en over de brief van 23 november 2020 over de reactie op verzoek commissie over
het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verdeling sterkte en middelenpolitie
in verband met de flexibilisering van de operationele inzet (Kamerstuk 29 628, nr. 990).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 december 2020 aan de Minister van Justitie en Veiligheid
voorgelegd. Bij brief van 18 december 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Burger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
9
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
18
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
23
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
30
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
33
7.
Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
36
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister van Justitie
en Veiligheid:
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit
De leden van de VVD-fractie willen beginnen met het uitspreken van grote waardering
voor alle politiemensen, zowel voor beroepspersoneel als voor politievrijwilligers,
die niet alleen dag en nacht klaar staan voor onze veiligheid, maar ook waakzaam en
dienstbaar zijn als het gaat om het handhaven van de coronaregels. Dit kan niet vaak
genoeg gezegd en getoond worden.
Voorts delen de leden van de VVD-fractie uw zorg over de bestaande politiecapaciteit
die zich op dit moment in een dal bevindt. Terecht constateert u daarbij dat hierbij
ook de hoge werkdruk als gevolg van demonstraties en de extra inzet een rol speelt.
Voornoemde leden maken zich daarom ook zorgen over de toenemende drukte richting en
rond de jaarwisseling. Het handhaven van het tijdelijke vuurwerkverbod vraagt veel
van onze agenten, zowel bij de aanpak van vuurwerkhandelaren en hun opslagplaatsen,
als bij de aanpak van jongeren die onze wijken onveilig maken. 1) Welke gevolgen heeft
dit naar verwachting voor de werkdruk bij de politie? Lukt het in deze periode om
de roosters rond te krijgen zonder onevenredige druk op individuele agenten?
Antwoord VVD vraag 1, dit is tevens het antwoord op ChristenUnie vraag 2: Het tijdelijk vuurwerkverbod is een van de maatregelen die de overheid treft met
het primaire doel om de druk op de zorg te verminderen. De politie heeft steun uitgesproken
voor het tijdelijke vuurwerkverbod. Het verkoopverbod zorgt ervoor dat minder vuurwerk
in omloop zal zijn. De verwachting is dat door het tijdelijk vuurwerkverbod er minder
kleine incidenten zullen plaatsvinden tijdens de jaarwisseling zelf. De politie is
tijdig begonnen met de voorbereidingen op de jaarwisseling en houdt daarbij ook rekening
met evt. verstoringen van de openbare orde. De inzet tijdens de jaarwisseling zal
fors hoger zijn dan normaal.
2) Welke aanvullende, preventieve maatregelen kunnen burgemeesters nemen om in probleemwijken
rond de jaarwisseling onrust te voorkomen zonder dat dit tot zeer zware belasting
van de politiecapaciteit zal leiden? Bent u met burgemeesters reeds in gesprek of
en wanneer deze kunnen worden ingezet?
Antwoord VVD vraag 1, in combinatie met het tweede deel van vraag 2 van de ChristenUnie
en het laatste deel van vraag 2 van D66: Burgemeesters hebben verschillende bestuurlijke instrumenten om in aanvulling op
de strafrechtelijke mogelijkheden de openbare orde te handhaven. Ik heb u over de
bestuurlijk mogelijkheden geïnformeerd per brief van 20 februari 2020 over straatterreur
en bij brief van 5 juni 2020 over afspraken jaarwisseling.1
De aan het woord zijnde leden lezen verder dat alle beslissingen genomen zijn die
konden worden genomen om over een aantal jaar een verjongde en uitgebreide politieorganisatie
te hebben staan. Hoewel deze leden positief zijn over deze inzet, baart deze opmerking
extra zorgen met betrekking tot de gevolgen van de nu te nemen maatregelen die daarmee
onvermijdelijk betekenen dat bepaalde taken in beperktere dan gewenste omvang zullen
worden uitgevoerd. U spreekt daarbij in uw brief over het maken van scherpe keuzes
die zullen variëren per regio. 3) Voornoemde leden zijn benieuwd welke scherpe keuzes
u hierbij specifiek voor ogen heeft en om welke redenen. Welke taken zullen het eerst
niet meer worden verricht? Biedt dit voldoende ruimte om in situaties van nood adequaat
te kunnen reageren?
Antwoord vraag 3 VVD: Zoals ik in mijn brief van 4 november heb aangegeven, wordt per eenheid het besluit
genomen over wélke maatregelen worden getroffen. Deze keuze maakt de politiechef in
de eerste maanden van het nieuwe jaar, samen met het gezag en in overleg met vakbonden
en medezeggenschap. Met inachtneming van de lokale situatie zullen zij bezien wat
extra nodig is om de collega’s in de 24/7-roosterdienst (incidentafhandeling) te ontlasten
en wat aanvaardbaar is om van elders, vanuit andere onderdelen, (in) te leveren. Dat
kan dus per eenheid verschillen. Het garanderen van de 24/7 incidentafhandeling en
dus het adequaat reageren in noodsituaties is het primaire doel van de aangekondigde
maatregelen.
4) En hoe wordt de politiebijstand tussen regio’s effectief ingericht zodat deze organisatie
van die bijstand niet gepaard gaat met belasting van te veel fte’s?
Antwoord vraag 4 VVD: De coördinatie van bijstandsverzoeken ligt bij de Landelijke Eenheid. In mijn brief
van 4 november heb ik aangegeven dat een van de maatregelen die wordt bezien is of
er mogelijkheden zijn voor de eenheden om elkaar in deze situatie te ontlasten middels
een vorm van bovenregionale bijstand. Als dat het geval blijkt, zal met de Landelijke
Eenheid worden besproken hoe dit zo efficiënt mogelijk kan worden ingeregeld.
Overigens worden ook de mogelijkheden bezien voor «slimme» samenwerking tussen eenheden,
om de capaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten. Ook hier zal sprake zijn van
maatwerk.
Een ander punt waar de leden van de VVD-fractie consequent aandacht voor vragen zijn
de ontwikkelingen rondom de werving voor de dienst Bewaken en Beveiligen. Deze leden
zijn blij dat we als kabinet en Kamer in staat zijn geweest om snel op te schalen
bij Bewaken en Beveiligen, en hier structureel ook de nodige middelen voor vrij maken.
Maar tegelijkertijd, zoals u ook in het notaoverleg politie van 15 oktober 2020 aangaf,
is het nog niet gelukt om voldoende mensen te werven voor deze functies. 5) Deze leden
zijn dan ook benieuwd hoe het nu staat met de werving en selectie zodat de dienst
Bewaken en Beveiligen op orde is en de agenten die uit andere teams zijn gehaald ook
terug kunnen om daar hun oorspronkelijk taak te vervullen. Graag zien voornoemde leden
ook de langetermijnanalyse die hierbij hoort. Het is van belang te realiseren dat,
helaas, het aantal te beveiligen personen mogelijk zal stijgen. 6) Wat betekent dit
voor de dienst Bewaken en Beveiligen? Welk termijn heeft u voor ogen om dit helemaal
op orde te hebben en kunt u toezeggen de Kamer actief te informeren over de voortgang?
Antwoord vraag 4, 5 en 6 VVD: Zoals ik u in mijn brief van 18 juni jl.2 heb geïnformeerd, is het aantal bedreigingen de afgelopen jaren toegenomen en zijn
de complexer, langduriger en extremer in omvang en zwaarte geworden. Het aantal personen
en objecten dat langdurig en intensief bewaakt wordt is toegenomen en zal naar verwachting
niet verminderen.
Samen met Openbaar Ministerie, NCTV, politie en Defensie heb ik maatregelen genomen
om het Stelsel Bewaken en Beveiligen te versterken. Hierover heb ik uw Kamer bericht
in verschillende brieven. De versterkingsmaatregelen zijn gericht op het flexibiliseren
en verder professionaliseren van het stelsel, zowel regionaal als landelijk.
Ter ontlasting van de druk op de capaciteit van de regionale eenheden wordt informatieanalysecapaciteit
versterkt (29 fte), wordt geïnvesteerd in uitbreiding van de capaciteit voor cameratoezicht
en in de uitvoering van minder zichtbare beveiligingsmaatregelen. Tevens worden 10
vaste teams Bewaken en Beveiligen ingericht (120 fte), die specifiek belast zijn met
de uitvoering van bewaking- en beveiligingsmaatregelen. De vaste teams Bewaken en
Beveiligen zullen de bewakingseenheden in de basisteams niet vervangen, maar wel een
aantal taken overnemen. Zo worden de bewakingseenheden ontlast. Echter, ook als de
teams Bewaken en Beveiligen volledig gevuld zijn, zullen de bewakingseenheden nodig
blijven voor optreden in het hogere geweldspectrum. Een aantal pilots moet duidelijk
gaan maken hoe o.a. de samenwerking met de bewakingseenheid in de basisteams het beste
kan worden vormgegeven. Overigens zijn de bewakingseenheden nooit bedoeld voor langdurige
inzet zoals nu bij Brachium. De politie beraadt zich op hoe die balans hersteld kan
worden.
Zoals ik uw Kamer per brief van 13 november jl. heb geïnformeerd3, vindt op dit moment de eerste tranche van capaciteitsuitbreiding plaats, zowel materieel
als personeel. Volgens planning zijn de eerste teams Bewaken en Beveiligen in de eerste
helft 2021 operationeel inzetbaar. Ik zal u in de komende halfjaarberichten telkens
informeren over hoe het staat met de opbouw van deze aanvullende capaciteiten.
Gelet op het bovenstaande is de werving en selectie van personeel voor de Dienst Koninklijke
en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) slechts gedeeltelijk relevant. Er zijn op dit moment
50 vacatures bij de DKDB (peildatum:1 oktober 2020) voor de uitvoering van persoonsbeveligingstaken.
De korpschef heeft mij verzekerd dat de inspanningen van de politie onverminderd gericht
zijn op het zo spoedig mogelijk vervullen van de vacatures van de DKDB.
Bij de ervaren werkdruk speelt ook de ondersteuning van de werkgever mee wanneer je
als agent te maken krijgt met (fysieke) dreiging en/of geweld. In het notaoverleg
politie gaf u aan dat het doen van aangifte door de werkgever in de taskforce onder
leiding van burgemeester Van Bijsterveldt aan de orde zou komen en hier plannen voor
worden ontwikkeld, en dat het betrokken wordt bij het actieplan wapens en jongeren
(Kamerstuk 28 684, nr. 637). Nu lazen de aan het woord zijnde leden in dat laatste plan alleen over de aangifte
bij incidenten met wapens, maar niet zozeer over aangifte bij geweld tegen hulpverleners
zoals de agenten. 7) Kunt u aangeven welke stappen op dit moment worden gezet zodat
door de politieorganisatie altijd aangifte wordt gedaan wanneer een van hun agenten
te maken heeft gekregen met geweld en/of bedreiging? Zijn er al maatregelen bekend
om dit beter in te richten die voortvloeien uit de eerder genoemde taskforce?
Antwoord vraag 7 VVD: Niet in alle gevallen van geweld of bedreiging wordt door de individuele politieambtenaar
aangifte of melding gedaan. De politie stimuleert het doen van aangifte door politieambtenaren
wanneer er sprake is van geweld of bedreiging tegen hen gericht. Overeenkomstig de
Eenduidige Landelijke Afspraken kiest de politieambtenaar in beginsel domicilie op
het adres van de werkgever. Ook kan de werkgever besluiten aangifte te doen. Iedere
politie-eenheid heeft een GTPA-afdeling die politieambtenaren ondersteunt gedurende
het vervolgtraject. De politie is daarnaast steeds in gesprek met haar werknemers
om het belang van het doen van aangifte en melding te benadrukken. De Taskforce hoopt
eind februari maatregelen bekend te kunnen maken om agressie en geweld tegen hulpverleners
tegen te gaan.
8) Tot slot op dit punt, de problematiek van personen met verward gedrag die veel
vergt van de politiecapaciteit, terwijl deze mensen primair zorg nodig hebben. De
leden van de VVD-fractie hebben daarover recent een motie (Kamerstuk 29 628, nr. 978) ingediend, die unaniem is aangenomen, en zijn benieuwd of het overleg met relevante
partners reeds is gestart om «streettriageteams» te starten die kunnen gaan zorgen
voor een sluitende aanpak.
Antwoord vraag 8 VVD: De brief waarin ik u hier nader over informeer heeft uw Kamer op 17 december jl.
ontvangen. Met deze brief heb ik voldaan aan mijn toezegging tijdens het Nota overleg
Politie van 15 oktober jl. om u te informeren over de pilot die loopt op het gebied
van streettriage in het kader van een goede aanpak voor mensen met verward gedrag.
Halfjaarbericht Politie
9) De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de voortgang van de structurele
inbedding van het netwerk «Roze in Blauw» en de stand van zaken omtrent andere netwerken
binnen de politie zoals het Joods of het Caribisch netwerk.
Antwoord vraag 9 VVD, dit is tevens antwoord op vraag 13 SGP: De politie hecht groot belang aan de kennis en inzichten van de informele netwerken,
onder andere Roze in Blauw, het Joods netwerk en het Caribisch netwerk. Daarom is
de organisatie bezig met verdere inbedding van de formele Netwerken Divers Vakmanschap
(NDV), waarmee ook de werkzaamheden van de informele medewerkersnetwerken worden geborgd.
Deze netwerken (NDV) worden in de eenheden gepositioneerd als het portaal voor vakmanschap.
Het streven is dat medewerkers voldoende tijd en ruimte krijgen om zich voor het werk
in te zetten. De professionalisering van het NDV komt terug bij de uitwerking van
«Politie voor Iedereen», waarover de Kamer zal worden geïnformeerd.
Contouren vernieuwd stelsel integriteit en interne onderzoeken politie
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting dat de integriteit van de politieorganisatie
van onmiskenbaar belang is en hoewel zij het uiterste vertrouwen hebben dat het overgrote
deel van de politiemensen integer is, heeft EncroChat ook zeer schadelijke vormen
van corruptie aan het licht gebracht. Corruptie is een zeer groot probleem wanneer
de aanpak van ondermijnende criminaliteit door de politie door diezelfde criminaliteit
via corruptie wordt ondermijnd. Deze leden maken zich hier grote zorgen over, evenals
over het feit dat zij deze signalen uit de krant moesten vernemen en de beantwoording
van Kamervragen veel vragen onbeantwoord liet.
10) Kunt u kenschetsen wat de aard en omvang van de gevonden corruptie is? Hoe diep
zit dit in de politieorganisatie en hoeveel agenten zijn hierbij betrokken?
Antwoord vraag 10 VVD: Zoals ik u ook in mijn antwoord op de door u gestelde Kamervragen4 en in mijn brief5 over het vernieuwd stelsel interne onderzoeken en integriteit heb aangegeven kan
ik geen uitspraken doen over de aard en omvang van de gevonden corruptie aangezien
het lopende strafrechtelijke onderzoeken betreffen onder het gezag van de officier
van justitie. Dit betekent dat ik ook geen uitspraken over het aantal betrokken agenten.
Ik wijs ook op de nieuwe mogelijkheden om a-typische bevragingen tijdiger te signaleren
dan nu het geval is.
11) Hoe kunnen we het overgrote deel van de agenten dat integer is beschermen tegen
corruptie?
Antwoord vraag 11 VVD: Er wordt voortdurend gekeken op welke wijze de politie kan worden beschermd tegen
corruptie. Ik ben samen met de korpschef van mening dat de stappen die hij heeft gezet
met het vernieuwde stelsel interne onderzoeken en integriteit de goede richting hebben,
evenals het laatstelijk aangenomen wetsvoorstel screening van 3 november jl.6, alsmede het bevorderen van bewustwording en vroege signalering in de politie.
12) Is uw beeld dat de informatie verkregen uit EncroChat op dit punt volledig is
geïnventariseerd of verwacht u de komende tijd nog meer zeer zorgwekkende signalen?
Antwoord vraag 12 VVD: Het is niet uit te sluiten dat in de lopende opsporingsonderzoeken meer gevallen
van corruptie naar boven komen.
13) Op welke manier gaat u de Kamer proactief bij nieuwe signalen informeren?
Antwoord vraag 13 VVD: Het is goed om een onderscheid te maken tussen individuele gevallen en signalen van
bredere misstanden. Ten aanzien van individuele gevallen is de wijze van afdoening
en communicatie daarover aan de korpschef. In het jaarverslag politie wordt jaarlijks
gerapporteerd over integriteit. Als ik signalen heb van bredere ontwikkelingen bespreek
ik die met de korpschef en indien daar aanleiding toe is, informeer ik uw Kamer daarover
op een zo kort mogelijke termijn. Daarnaast wordt uw Kamer met enige regelmaat geïnformeerd
over de preventieve en repressieve maatregelen die de politie neemt op het gebied
van haar integriteits-, autorisatie- en screeningsbeleid. Tevens heb ik reeds toegezegd
in het komende halfjaarbericht in te gaan op de voortgang van de verschillende maatregelen.
14) Welke stappen zet u of heeft u reeds gezet in de aanpak van de aan het licht gekomen
corruptie? 15) Welke gevolgen heeft deze corruptie gehad voor uw beleid en daarmee
de aanpak van ondermijning? Als u dit vanwege veiligheidsredenen niet openbaar kunt
delen, kunt u dit alsnog vertrouwelijk met de Kamer bespreken tijdens een besloten
technische briefing, uiteraard zonder daarbij in te gaan op strafrechtelijke onderzoeken?
Antwoord vraag 14 en 15 VVD: In het kader van het brede offensief tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
heb ik geïnvesteerd in de capaciteit van de Rijksrecherche en het OM, om corruptie
binnen de overheid aan te pakken. Hierover heb ik u geïnformeerd bij brief van 18 juni
jl. over de uitwerking van het breed offensief (Kamerstuk 29 911, nr. 281) en bij brief van 13 oktober 2020 over het «Onderzoek Encrochat» (Kamerstuk 29 628, nr. 975). Zoals ik u heb toegezegd in mijn Kamerbrief van 12 november jl.7 heb ik de Rijksrecherche gevraagd of zij in een besloten technische briefing meer
kan vertellen over corruptie. Het is aan de rijksrecherche welke informatie zij met
de Kamer wil en kan delen. Ook heb ik u bij brief van 12 november 2020 geïnformeerd
over de maatregelen om de interne VIK-onderzoeken bij de politie, die onder mijn verantwoordelijkheid
valt, aan te scherpen8.
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie
in verband met de flexibilisering van de operationele inzet
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de flexibilisering van de middelen
waardoor 2% van de middelen tijdelijk anders ingezet kan worden indien dit gewenst
is. Dit biedt de politieorganisatie meer flexibiliteit om in te spelen op actuele
ontwikkelingen. 16) Wel vragen deze leden hoe gekomen is tot de 2% en hoe het gebruik
hiervan zich verhoudt tot toekomstige wijzigingen van het Besluit verdeling sterkte
en middelen politie omdat het gebruik van de bandbreedte ook een signaal kan zijn
dat permanente wijziging van het besluit gewenst is.
Antwoord vraag 16 VVD: Er is gekozen voor een percentage van twee procent per begrotingsjaar om voldoende
ruimte te geven om alternatieve besteding van middelen mogelijk te maken zonder dat
de omvang van de operationele formatie die van belang is voor het politiewerk te zeer
onder druk komt te staan9.
De voorgestelde bandbreedte is van toepassing op de operationele formatie binnen een
eenheid, niet op de verdeling van de sterkte over de eenheden, zoals opgenomen in
de bijlage van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie. Toepassing van de
voorgestelde bandbreedte kan voor de burgemeesters van de gemeente in het gebied waarin
een regionale eenheid de politietaak uitvoert en de hoofdofficier van justitie aanleiding
geven de verdeling binnen een eenheid te wijzigen.
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie stilstaan bij de situatie rondom politievrijwilligers.
Politievrijwilligers zijn professionals die met hun inzet, expertise en enthousiasme
een hele belangrijke bijdrage leveren aan de politie-inzet. Deze leden hebben dit
standpunt vaker ingebracht; verdringing van beroepspersoneel door politievrijwilligers
moet voorkomen worden en tegelijkertijd moeten vrijwilligers de erkenning krijgen
voor de bijdrage die zij leveren en waar we ook niet zonder kunnen (of willen). 17) Politievrijwilligers
geven aan dit niet terug te zien bij u. Kunt u hier nader op ingaan? Kunt u verder
ingaan op het feit dat er toezeggingen zijn gedaan aan politievrijwilligers (potentiële,
nieuwe en degenen die wachten op doorstroommogelijkheden) over doorstroomopleidingen
en instroomplekken en dat er grote vragen bestaan over of en hoe deze afspraken gestand
worden gedaan?
Wat de aan het woord zijnde leden betreft moet het klaar zijn met het niet serieus
nemen van politievrijwilligers en de redelijke wensen die zij op tafel leggen.
Antwoord vraag 17 VVD, dit is tevens het antwoord op vraag 7 SGP: Politievrijwilligers zijn van grote waarde zijn voor de politieorganisatie. Dat is
altijd mijn positie geweest. Mijn waardering voor politievrijwilligers is en blijft
groot.
Politievrijwilligers zijn een volwaardig deel van de politie; beroepspersoneel en
politievrijwilligers doen de taakuitvoering met én naast elkaar. De korpschef en ik
willen de politievrijwilligers graag behouden. De politie, de politievakorganisaties
en de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers (LOPV) hebben de afgelopen jaren
gewerkt aan landelijk beleid voor politievrijwilligers om te voorkomen dat het aantal
vrijwilligers afneemt, zoals afgesproken in het Regeerakkoord. Er is onder meer een
meerjarenprogramma opgesteld voor het opleiden en behouden van de huidige politievrijwilligers.
Vanuit het Regeerakkoord heb ik extra middelen beschikbaar gesteld voor het verzorgen
van doorstroomopleidingen voor politievrijwilligers.
Zoals blijkt uit mijn eerdere beantwoording op vragen van de leden Van Dam10 en Yeşilgöz-Zegerius11 en uit mijn brief van 20 november 202012 heeft de Politieacademie, conform het meerjarenprogramma en Regeerakkoord, doorstroomopleidingen
voor vrijwilligers ontwikkeld. Deze opleidingen worden momenteel aangeboden. Vrijwilligers
kunnen ook terecht bij het EVC-bureau van de Politieacademie.
Zoals ik ook eerder heb toegelicht, zullen in 2021 geen vrijwilligersopleidingen starten13. Dat komt doordat de Politieacademie absolute prioriteit moet geven aan het opleiden
van grote aantallen aspiranten en de vernieuwing van de basispolitieopleiding. In
2021 zal de vernieuwde basispolitieopleiding voor beroepskrachten van start gaan.
Vervolgens ontwikkelt de Politieacademie nieuwe vrijwilligersopleidingen voor zowel
nieuwe instromers als doorstromers. Op deze wijze blijft het vrijwilligersonderwijs
één-op-één aansluiten bij het onderwijs voor beroepskrachten. De LOPV heeft in overleg
met de korpsleiding begrip uitgesproken voor de tijdsfasering. De LOPV wordt periodiek
op de hoogte gehouden van en betrokken bij de initiatieven rond het onderwijs voor
politievrijwilligers, laatstelijk op 3 december jl.
In de Regeling Vervroegd Uittreden politie is afgesproken om de mogelijkheid te verkennen
om politievrijwilligers in de jaren 2021–2025 tijdelijk als beroepsambtenaar aan te
stellen voor de uitvoering van de politietaak. Politievrijwilligers zijn goed bekend
met de organisatie en kunnen derhalve snel bijspringen. Het voordeel van een tijdelijke
aanstelling als beroepsmedewerker is dat zij meer uren dan het maximum voor executieve
vrijwilligers van 576 uren werkzaam te zijn.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
geagendeerd voor het schriftelijk overleg politie.
Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit
De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de beschikbare capaciteit
binnen de basisteams van de politie. 1) Deelt u de opvatting dat de totale politiecapaciteit
qua formatieplaatsen nog nooit zo groot geweest is als thans het geval is? 2) Wijst
dit er niet op dat de capaciteit permanent verkeerd verdeeld is over de onderdelen
van de politie, leidend tot een permanente onderbezetting van de basisteams? 3 Kunt
u aangeven of het meer structureel herverdelen van capaciteit en taken ten faveure
van de basisteams onderdeel uitmaakt van de gedachtenvorming tussen u, het Ministerie
van J&V en de korpsleiding om de huidige problematiek blijvend het hoofd te bieden?
4) De leden van de CDA-fractie vragen of u kunt aangeven of bij het oplossen van de
capaciteitsproblemen in de basisteams rekening wordt gehouden met de volgende opties:
– het eerlijker verdelen van vacatures over alle onderdelen van de politie, niet alleen
binnen de basisteams;
– het meer sturen op bezetting dan op formatie;
– het kritisch beschouwen van boventalligheid op tactisch en strategisch niveau binnen
het korps;
– het terugdringen van administratieve lasten, bijvoorbeeld de taken die samenhangen
met reiskostendeclaraties en BVCM;
– het terugdringen van langdurig verzuim, met name door aandacht te geven aan personeelsleden
die uit beeld geraakt zijn;
– het ontschotten van de politieorganisaties, bijvoorbeeld door meer taken binnen de
basisteams bijeen te brengen;
– het reduceren van de capaciteit die besteed wordt aan intelligence, ten faveure van
de opsporing;
– het heroverwegen van de 9-urige dienstverbanden die per maand netto twee dienstverbanden
schelen qua inzetbaarheid?
Antwoord vraag 1–4 CDA: Het klopt dat de operationele formatie niet eerder zo hoog was, te weten 52.204 fte.
Vanaf 2024–2025 zullen de operationele formatie en bezetting weer in balans zijn,
ook in de GGP. In de tussenliggende jaren zal er nog sprake zijn van onderbezetting
en zullen er relatief veel aspiranten zijn, die minder inzetbaar zijn dan volledig
opgeleide operationele medewerkers. Deze problemen, hoe ernstig ook, zijn van tijdelijke
aard. Zoals ik heb gemeld in mijn brief14 van 4 november jl. zal er de komende jaren wel sprake zijn werk- en roosterdruk in
de GGP. De politie, de politievakbonden en ik hebben daarom een pakket aan mogelijke
maatregelen geïdentificeerd, die momenteel verder worden uitgewerkt. Deze maatregelen
zijn er primair op gericht om de medewerkers die zijn belast met incidentafhandeling
de komende jaren te ontlasten, totdat de structurele versterking van de politie is
voltooid. We kijken daarbij naar alles en zeker ook naar de suggesties die u in uw
vraag aanreikt. Deze maatregelen worden genomen naast lopende inspanningen ten aanzien
van het terugdringen van ziekteverzuim en het verlagen van administratieve lasten.
De korpschef en ik bezien doorlopend of de organisatie-inrichting nog voldoende aansluit
bij wat de maatschappij en daarmee het politievak vergen.
5) De aan het woord zijnde leden vragen of het beeld klopt dat een groot deel van
de basisteams, tot een derde van de formatie, onder de sterkte functioneert vanwege
detachering van personeel elders binnen de organisatie, bij bijvoorbeeld inzet voor
Mobiele Eenheid en Bewaken en Beveiligen, bijstand aan tijdelijke teams, ziekteverlof
of persoonlijke ontwikkeltrajecten. Klopt het beeld dat de basisteams hier aanzienlijk
meer onder lijden dan andere onderdelen van de politieorganisatie?
Antwoord vraag 5 CDA: De bezetting van de basisteams varieert in tijd, maar de problematiek in de basisteams
is ook niet overal hetzelfde. Zoals in de hier van belang zijnde kamerbrief vermeld
doet zich de druk nu het meest voelen in de basisteams in de grootstedelijke gebieden.
Over de oorzaken van deze werk- en roosterdruk heb ik in diezelfde brief aangegeven
dat er sprake is van een samenstel van factoren die overal spelen, maar niet overal
op dezelfde manier. De door u genoemde factoren spelen daarbij ook een rol. Op sommige
plekken is er nog sprake van lichte overbezetting, terwijl er op andere plekken sprake
is van onderbezetting, die overigens nergens oploopt tot een derde van de formatie.
Zoals ik heb gemeld in mijn brief15 van 4 november jl. leiden plaatselijke onderbezetting en andere factoren in de GGP
tot inzetbaarheids- en inplanbaarheidsvraagstukken, waardoor werk- en roosterdruk
ontstaat. Het knelt vooral bij de politiemedewerkers die in de basisteams belast zijn
met incidentafhandeling. Derhalve worden momenteel extra maatregelen uitgewerkt om
de druk op de GGP te verlichten.
6) De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel mensen «in het blauw» er thans feitelijk
binnen de basisteams van de Nederlandse politie beschikbaar zijn om nachtdiensten
noodhulp te draaien. Hoeveel nachtdiensten moeten deze mensen gemiddeld genomen per
periode van vier weken draaien om het rooster rond te krijgen?
Antwoord vraag 6 CDA: Op peildatum 31 oktober jl. waren in de basisteams ruim 12.000 medewerkers zonder
nachtdienstontheffing beschikbaar voor het draaien van nachtdiensten in de 24/7 noodhulp.
Deze medewerkers hebben in 2020 gemiddeld 2,5 nachtdienst per periode van vier weken
gedraaid.
7) Voornoemde leden vragen of de sterkte van de Nederlandse politie meegroeit met
de bevolkingstoename. 8) Hoe zit dit voor het politieteam Utrecht West (waaronder
de Vinex-wijk Leidsche Rijn)? Kunt u voor dit team voor de periode 2012–2020 per jaar
de bevolkingstoename in het verzorgingsgebied afzetten tegen de omvang van het basisteam?
Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
Antwoord vragen 7 en 8 CDA: De formatie van de politie groeit op basis van de structurele meerjarenreeksen zoals
die in de begrotingsstukken zijn aan te treffen. De betreffende begrotingsreeksen
maken een groei van de politieorganisatie mogelijk met ruim meer dan 2000 fte. Zoals
bepaald in artikel 39 van de Politiewet, verdelen in iedere eenheid de burgemeesters
en de hoofdofficier van justitie de beschikbare politiecapaciteit over de onderdelen
van de eenheid, waaronder de basisteams. Zij worden daarover geadviseerd door de politiechef
van de eenheid. Daarbij zullen met name aspecten die van invloed zijn op werkdruk
en een goede taakuitvoering door de politie een rol spelen, zoals bijvoorbeeld de
komst van een omvangrijke nieuwe woonwijk, de komst of juist het verdwijnen van een
bedrijventerrein, bepaalde problematiek die in de wijk speelt, enzovoort. Zo is ook
de omvang van het basisteam Utrecht-West bepaald. Voor dit team geldt dat de bezetting
tussen het eerste meetmoment in 2014 en 2020 geschommeld heeft tussen ongeveer 110
en 120 fte (momenteel: 112 fte). De bevolking is in die periode gestegen van ongeveer
74.500 naar 91.000 personen.
9) De leden van de CDA-fractie vragen of u de mening deelt dat de komende jaren reeds
alle beschikbare opleidingscapaciteit nodig zal zijn om aan de reguliere vervangingsvraag
(gelet op de uitstroom van zo’n 14.000 tot 17.000 politiemensen) te kunnen voldoen.
Deelt u de inschatting dat het een niet erg realistisch scenario is om nog meer te
investeren in het werven – buiten de bestaande planning om – van nog meer aspirant-politiemensen?
Antwoord vraag 9 CDA: Alle beschikbare capaciteit van de Politieacademie voor het basispolitieonderwijs
is in ieder geval tot 2024 nodig voor het opleiden van aspiranten om de uitbreiding
van de operationele politiecapaciteit met 2.400 fte te realiseren en alle vertrekkende
medewerkers te vervangen. Vanaf 2024 ontstaat er in het basispolitieonderwijs weer
ruimte voor het opleiden van extra aspiranten. De Politieacademie is nog wel in staat om extra zijinstromers met specialistische
kennis op te leiden, omdat deze opleidingen deels uitbesteed kunnen worden aan externe
partijen en slechts enkele maanden in beslag nemen.
10) De aan het woord zijnde leden verbazen zich in hoge mate over het feit dat de
leden van de vrijwillige politie geen extra uitkering krijgen (á 300 euro) zoals de
beroepspolitiemensen die wel krijgen. Deze leden vragen of u zich bewust bent van
het feit dat vrijwilligers in hoge mate de gaten in het politierooster dichtlopen
en dat zij – naast hun hoofdbaan – juist een extra inspanning leveren in deze coronatijd.
Bent u bereid ook deze vrijwilligers een passende coronawaardering te doen toekomen?
Antwoord vraag 10 CDA: De korpschef en ik hebben grote waardering voor politievrijwilligers. Zij zijn een
welkome en belangrijke aanvulling op het beroepspersoneel, zeker in deze tijden van
capaciteitsdruk. Executieve politievrijwilligers zullen een eenmalige uitkering van
€ 150 netto ontvangen als blijk van waardering voor hun inzet. Dit wordt gefinancierd
vanuit politiemiddelen. Politievrijwilligers in de ondersteuning ontvangen om fiscale
redenen geen extra uitkering
Halfjaarbericht Politie
Overzicht huidige publiekslocaties
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het overzicht van huidige publiekslocaties
van september 2020. Deze leden zijn u dankbaar voor het verstrekken van deze lijst.
Zij hebben echter wel enkele vragen. Zij lezen dat de functie van een publiekslocatie
een districtsbureau kan zijn. 11) Deze leden vragen u te verduidelijken wat dit precies
betekent. Zijn er teambureaus overgegaan in districtsbureaus? Heeft dit gevolgen voor
de openingstijden van deze publiekslocatie in vergelijking met een teambureau? Heeft
dit consequenties voor de servicegerichtheid van de politie? Zo ja, waarom is dit
dan zo gedaan? Kan op een districtsbureau altijd aangifte worden gedaan? Kunt u in
algemene zin schetsen welk serviceniveau – qua openingstijden en de mogelijkheid tot
het doen van aangifte – voor welk type publiekslocatie geldt?
Antwoord vraag 11 CDA: In de in het overzicht huidige publiekslocaties genoemde districtsbureaus is er de
mogelijkheid om aangifte te doen. In deze gevallen dient het districtsbureau tevens
als huisvesting voor het basisteam in het betreffende gebied. Er zijn geen teambureaus
overgegaan in districtsbureaus. Bij inpandige huisvesting van een teambureau in een
districtsbureau blijft dit functioneren als een zelfstandig onderdeel. Dit heeft geen
gevolgen voor openingstijden en de servicegerichtheid van deze publiekslocaties. Teambureaus
die gevestigd zijn in districtsbureaus hebben ruime openingstijden, vaak ook buiten
kantoortijden. Met het lokaal gezag worden door de politie afspraken gemaakt over
de openingstijden van publiekslocaties. Deze openingstijden kunnen dus naar gelang
de lokale situatie verschillen.
In de inrichting van de politie is gekozen voor het robuuste basisteam als bouwsteen
voor de basispolitiezorg. Deze teams hebben idealiter op één plek in het teamgebied
hun uitvalsbasis. Het voordeel van één teambureau per robuust team is onder andere
samen kunnen briefen, betere samenwerkingsmogelijkheden (recherche, ondersteuning)
en het doen van aangifte en daarmee hoogwaardiger dienstverlening voor de burger.16 Teambureaus zijn tijdens kantoortijden geopend.
Passend bij het dienstverleningsconcept worden er verder moderne politieposten ingericht:
circa 100 grotere posten en ongeveer 250 kleinere posten. Dit past bij een fijnmazig
netwerk van locaties voor dienstverlening naar de burger. Waar mogelijk wordt de lokale
huisvestingsbehoefte gecombineerd met de huisvesting van bijvoorbeeld gemeenten.
Grotere politieposten worden ingezet in verband met ligging (afstand tot teambureau
en omgevingsfactoren en «hotspot» problematiek). Zij fungeren als ondersteuningslocatie
voor het basisteam, met mogelijkheden voor het doen van aangifte, opkomen en briefen
en als uitvalsbasis voor een deel van het basisteam. Grotere politieposten zijn op
afspraak (tijdens kantoortijden) geopend.
Kleinere politieposten worden ingezet ten behoeve van de borging van de lokale verankering/dienstverlening,
bij voorkeur op goed toegankelijke plaatsen zoals een gemeentehuis. Het is een plaats
om aangifte te doen, waarbij openingstijden en aanwezigheid in nauw overleg met lokaal
bestuur per locatie worden vastgesteld. Kleinere politieposten zijn op afspraak (tijdens
kantoortijden) geopend. Een kleinere politiepost kan verder fungeren als uitvalsbasis
voor de wijkagent en aanloopplek voor de diender op straat (noodhulp en handhavingstaken).
In het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) is verder afgesproken dat politie
en lokaal gezag doorlopend de werking van dienstverlening, bereikbaarheid en beschikbaarheid
w.o. de openingstijden van de politie in relatie tot het huisvestingsplan bezien.
In goed overleg stellen zij de uitvoering van het huisvestingsplan zo nodig bij.
Moties en toezeggingen
12) De leden van de CDA-fractie vragen waarom het openbaar ministerie (OM) geen aanleiding
ziet om uitgangspunten ten aanzien van burgeropsporing in een landelijke richtlijn
vorm te geven. Enerzijds wordt steeds vaker de hulp ingeroepen van burgers (bijvoorbeeld
grootschalige burgerparticipatie bij cold cases of bij cybercrime) en anderzijds zijn
we collectief buitengewoon ongelukkig met mensen die menen zich als pedojager te buiten
te mogen gaan aan «burgeropsporing». Erkent u dat het de realiteit is – zeker op digitaal
gebied – dat burgers niet met de handen over elkaar blijven zitten en dat het ook
buitengewoon nuttig kan zijn als zij binnen wettelijke grenzen een bijdrage leveren
aan de opsporing met hun burgeronderzoek? 13) Wanneer bent u bereid om invulling te
geven aan de motie van de leden Van Dam en Den Boer (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 44) die oproept beleid te formuleren ten aanzien van burgerparticipatie in de opsporing?
Waarom is er – gezien de maatschappelijke ontwikkeling – na twee jaar nog steeds geen
invulling aan deze motie gegeven?
Antwoord vraag 12 en 13 CDA: OM en Politie gaan hun leidende principes volgend jaar duidelijker en explicieter
met het publiek delen. Dat vind ik een goede zaak. Verder ga ik nader met het OM en
de politie in gesprek om helder te krijgen wat er nog meer nodig is om opsporing door
burgers in goede banen te leiden.
Centraal in de leidende principes is het uitgangspunt dat opsporing is voorbehouden
aan opsporingsambtenaren die daarbij de bevoegdheden uitoefenen op grond van het Wetboek
van Strafvordering. Dat neemt niet weg dat de politie burgers mag aanmoedigen om de
«ogen en oren» te zijn van de politie en kennis over criminaliteitsfenomenen over
te dragen, mits dat gebeurt binnen de grenzen van de wet en niet in strijd is met
een integer en behoorlijk strafproces. Uit de ervaringen van politie en OM tot nu
toe blijkt dat het omgaan met burgerparticipatie in de opsporing maatwerk is en afhangt
van de wijze en vorm van samenwerking (kennisdeling, informatieverstrekking door burgers
na opsporingsberichtgeving, melding of aangifte van een strafbaar feit, overname na
burgeraanhouding op heterdaad, burgerinzet bij vermissing van personen etc.) en de
aard van de criminaliteit. In een aantal gevallen laat de burger zich echter niet
snel tegenhouden als men onrecht vermoedt. In het geval van de pedojagers is door
OM en politie duidelijk aangegeven waar de grenzen liggen. Met hen ben ik van mening
dat het inzetten van lokprofielen door burgers ongewenst is, omdat dit snel leidt
tot strafbare uitlokking en eigenrichting17.
Voortgang ICT-vernieuwing
14) De leden van de CDA-fractie vragen of u kunt aangeven wanneer de BVH-applicatie
uitgefaseerd wordt. 15) Wanneer is de PVR-module voor winkeldiefstallen operationeel?
16) Deelt u de constatering dat de ICT-planning niet bijster toetsbaar is daar waar
het gaat om geformuleerde doelstellingen en termijnen?
Antwoord 14, 15 en 16 CDA: Uw kamer heeft op 17 december jl. mijn brief ontvangen met een actuele planning van
het Programma Vernieuwd Registeren (PVR) bij de politie. Dit naar aanleiding van de
motie van de leden Van Dam en Buitenweg. Daarbij ben ik ingegaan op het tijdpad van
PVR, inclusief de in gebruik name van PVR-Winkeldiefstal, de te bereiken doelstellingen,
en de beëindiging van de BVH. Tevens heb ik een meerjarenplanning bijgevoegd en de
wijze waarop de Kamer in het vervolg wordt geïnformeerd, met als doel een toetsbaar
beeld te geven van de doelstellingen en termijnen.
Contouren vernieuwd stelsel integriteit en interne onderzoeken politie
De leden van de CDA-fractie hebben met ontstentenis kennisgenomen van de conclusies
van het onderzoek naar de kwaliteit van interne onderzoeken. Het rapport geeft aanleiding
verschillende vragen te stellen.
17) Uit het rapport blijkt dat door de tekortschietende kwaliteit in VIK-onderzoeken
mensen beschadigd zijn geraakt. Voornoemde leden vragen op welke wijze u gaat bevorderen
dat deze schade bespreekbaar wordt gemaakt met betrokkenen en hersteld wordt. Bent
u bereid hier door een onafhankelijke commissie naar te laten kijken? Deelt u de opvatting
van deze leden dat het formuleren van goede voornemens voor de toekomst hier niet
volstaat, maar dat het de politie zou passen om gemaakte fouten te herstellen?
Antwoord vraag 17 CDA: Dat het hele systeem verbeteringen behoeft betekent niet automatisch dat in alle zaken
fouten zijn gemaakt. Er staan, zoals bekend rechtsgangen voor de belanghebbende open.
Als de rechter oordeelt dat de conclusie niet terecht is, dan wordt deze uiteraard
hersteld. In zaken waarin de rechter heeft geoordeeld dat de beslissing geheel of
gedeeltelijk in stand kan blijven, geeft onderhavig rapport geen aanleiding om tot
heropening van deze zaken over te gaan. Evenwel staat het stelsel van vertrouwenspersonen
tot en met de politieombudsmanfunctionaris ter beschikking om zo nodig en niet-juridisch
te bezien of zaken anders hadden gemoeten. Hiermee beschikt de politie over een voldoende
toegerust stelsel waardoor er voor een commissie naar mijn oordeel geen aanvullende
opgave ligt.
18) De leden van de CDA-fractie vragen of u kunt aangeven wat bedoeld wordt – ten
aanzien van de uitvoering van de motie van het lid Van Dam (Kamerstuk 29 628, nr. 981) over het werkklimaat binnen de Landelijke Eenheid – met de zinsnede: «Er is vanuit
de leiding van de Landelijke Eenheid dan ook extra aandacht voor». Bent u bereid om
uit te leggen wat die «extra aandacht» feitelijk inhoudt? Beseft u dat deze breed
aangenomen motie strekt tot het feitelijk (met een extra persoon) versterken van de
korpsleiding van de Landelijke Eenheid om inhoud te geven aan de menselijke maat van
de eenheid? Zou het niet verstandig zijn om hierin te investeren, zeker nu begin 2021
ook nog rapportages van de Inspectie Justitie en Veiligheid ten aanzien van deze eenheid
te verwachten zijn?
Antwoord vraag 18 CDA: Zoals ik u in mijn brief van 12 september18 heb aangegeven is het goed dat er bij de Landelijke Eenheid van de politie, extra
aandacht is voor integriteit en een veilig werkklimaat en dat er opvolging wordt gegeven
aan signalen van misstanden. Zo is er door de eenheidsleiding een impuls gegeven aan
verschillende (bestaande) trajecten en programma’s binnen de diensten van de Landelijke
Eenheid. Daarnaast wordt op dit moment wordt door de Inspectie van Justitie en Veiligheid
onderzoek verricht naar het werkklimaat binnen een aantal afdelingen van de Landelijke
Eenheid en de gevolgen hiervan voor de taakuitvoering. Na ommekomst van dit rapport
zal door de Korpschef bekeken worden welke verdere maatregelen nodig gevonden worden.
Na hierover met hem gesproken te hebben, waarbij ik vanzelfsprekend de motie van uw
Kamer zal betrekken, zal ik u nader informeren.
19) Ten aanzien van de casus Horst/Peel aan de Maas bestaat bij de leden van de CDA-fractie
de vraag welke betekenis het rapport naar de kwaliteit van de VIK-onderzoeken voor
deze casus heeft. Klopt de berichtgeving dat vanuit de vakbonden gevraagd is om een
onafhankelijk onderzoek te laten verrichten binnen dit basisteam, de betrokken sector
en de eenheid, gericht op leiderschap? Bent u bereid dit onderzoek uit te laten voeren?
Antwoord vraag 19 CDA: Nog voor het gereed komen van het politierapport naar de kwaliteit van de VIK-onderzoeken
is het onderzoek in deze casus al onder de aandacht gekomen van de Korpschef. Vanuit
de korpsleiding is vervolgens toegezien op het verdere verloop en de kwaliteit van
het eerder in gang gezette onderzoek. In de thans lopende procedures van bezwaar en
mogelijk beroep wordt bezien of het onderzoek, de in navolging daarvan genomen, rechtspositionele
beslissingen kan dragen. Ik acht het zorgvuldig om dit af te wachten.
20) Bent u bereid om – gelet op de uitkomsten van het onderzoek naar de VIK-onderzoeken –
overeenkomstig de eerder ingediende initiatiefnota «Onveilig buiten, veilig binnen»
een studie te laten verrichten naar een nieuw gemodelleerd tuchtrecht binnen de Politie,
gericht op leren en ontwikkeling? Het huidige tuchtrecht is afrekenrecht en leidt
tot weinig leerproces, zowel individueel als collectief. Op welke wijze denkt u hier
verandering in te kunnen brengen?
Antwoord vraag 20 CDA: Het is van groot belang dat de politieorganisatie zowel «buiten» als «binnen» veilig
is. Daarom zijn de aanbevelingen van de interne review overgenomen. De inrichting
van het huidige stelsel van disciplinaire afdoening van de politie (hierna: politietuchtrecht)
is voldoende toegerust. Het politietuchtrecht is een voldoende doordacht, onafhankelijk
en beproefd systeem waarin alle nodige procedurele waarborgen zijn ingebouwd om te
komen tot een rechtvaardige afdoening. Ik zie momenteel geen aanleiding om een onderzoek
te laten doen naar een nieuwer gemodelleerd tuchtrecht binnen de politie. Wel is er
noodzaak voor verbetering in de uitvoering hiervan. De vernieuwingen die momenteel
worden ingezet omtrent het VIK-stelsel19 en het traject wat is ingezet met de stelselherziening geweldsaanwending opsporingsambtenaar
zijn goede stappen vooruit. Hierbij staat het versterken van het lerend vermogen zowel
op individueel niveau als op het niveau van de organisatie centraal. Hiervoor is geen
(verdere) wijziging van het politietuchtrecht nodig.
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie
in verband met de flexibilisering van de operationele inzet.
21)
De leden van de CDA-fractie vragen of u bereid bent om voor de toepassing van deze
flexibilisering de komende vijf jaren de basispolitie uit te zonderen, gelet op de
forse tekorten die zich juist «in het blauw» voordoen. Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 21 CDA: De toepassing van de bandbreedte vereist een breed gedragen besluit van de politiechef,
de burgemeesters van de gemeenten in het gebied van de regionale eenheid en de hoofdofficier
van justitie. Zoals aangegeven in mijn brief van 4 november jl., zullen er op korte
termijn afhankelijk van de regionale en lokale situatie aanvullende maatregelen worden
genomen op eenheidsniveau door de politiechef samen met het gezag om de druk op de
basisteams door de huidige onderbezetting te verlichten.20 Een uitzondering als door de leden van de CDA-fractie bepleit is dan ook niet nodig.
Overig
22) De leden van de CDA-fractie vragen of u kunt uitleggen waarom de motie van het
lid Van Dam (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 53) waarin de regering wordt verzocht om in nauwe samenwerking met de gemeente Utrecht
te bezien of er door middel van een pilot geëxperimenteerd kan worden met het uitbreiden
van taken van boa’s op het vlak van de verkeershandhaving nog steeds niet uitgevoerd
wordt. Deze leden begrijpen dat de bevoegdheden van de boa’s in Utrecht gedurende
de pilot met drie feiten worden uitgebreid: het niet voeren van verlichting op de
fiets, het handheldgebruik van telecommiddelen op de fiets en roodlichtnegatie op
de fiets. Voornoemde leden vragen waarom de bevoegdheden van de boa’s gedurende de
pilot met slechts drie feiten zijn uitgebreid. Veroorzaken niet juist brom- en snorfietsers
veel overlast? Waarom krijgen boa’s niet de mogelijkheid om tijdens de proef ook daarop
te handhaven? Zou dat niet juist ook de politietaken kunnen verlichten? Wat vindt
u daarvan? Bent u daarnaast bekend met de aangenomen motie in de Utrechtse Gemeenteraad21
waarin gesteld wordt dat er met de proef uiterlijk januari 2021 gestart moet worden?
Levert uw ministerie nog een bijdrage om te bevorderen dat de proef succesvol kan
starten? Vindt u dat het aantal feiten waarvoor boa’s in de proef kunnen handhaven
uitgebreid zou moeten worden naar bijvoorbeeld asociaal rijgedrag of gemotoriseerd
te hard rijden?
Antwoord vraag CDA 22: Zoals ik in de verzamelbrief verkeershandhaving22 van 5 november jl. heb gemeld heeft de pilot in Utrecht vertraging opgelopen omdat
er in Utrecht momenteel als gevolg van de Covid19-crisis niet voldoende capaciteit
beschikbaar is. Het afgelopen jaar zijn de nodige voorbereidingen getroffen om de
pilot in Utrecht te kunnen gaan starten. De gemeente Utrecht heeft kenbaar gemaakt
in februari te starten met de pilot.
Het uitgangspunt van het huidige stelsel is dat handhaving van overtredingen die de
verkeersveiligheid betreffen een taak is van de politie, de boa’s handhaven op overtredingen
die de leefbaarheid raken. Met de drie feiten die ik heb genoemd in mijn brief van
5 november, kunnen de boa’s gaan handhaven op feiten die op het scheidsvlak van leefbaarheid
en verkeersveiligheid liggen. Bij deze feiten is vooral sprake van (potentieel) gevaar
voor de overtreder zelf en minder voor andere deelnemers. Ook is er gekozen om eerst
met drie overtredingen te beginnen om de pilot niet te complex te maken. Vanuit het
ministerie is meegedacht over het projectplan voor de pilot en het vormgeven van de
evaluatie. De uitvoering van een nulmeting en de evaluatie worden door het ministerie
bekostigd zodat de resultaten van de pilot straks goed beoordeeld kunnen worden en
er op basis hiervan een besluit genomen kan worden over het vervolg.
23) De leden van de CDA-fractie vragen of u kunt aangeven hoe het staat met de uitvoering
van de motie van de leden Van Dam en Van den Berg (Kamerstuk 33 628, nr. 69) waarin de regering wordt verzocht de aanbesteding van de medische arrestantenzorg
te beperken tot een marktverkenning. Is deze marktverkenning reeds afgerond? Staat
u nog steeds achter uw voornemen om medische arrestantenzorg aan te besteden? Is een
proces tot aanbesteding reeds begonnen? Hoe krijgt de GGD een faire kans om de medische
arrestantenzorg binnen het takenpakket te behouden?
Antwoord vraag CDA 23: De marktverkenning heeft deze zomer plaatsgevonden. Deze is inmiddels afgerond en
leidde tot de bevestiging dat er sprake is van een markt. Een marktconsultatie/-verkenning
is een onderzoeksinstrument dat in de voorbereiding van een (Europees) aanbestedingstraject wordt ingezet om
te onderzoeken hoe de markt eruit ziet en wat haar (on)mogelijkheden zijn. De voorbereidingen
voor de start van de aanbesteding zijn door de politie getroffen. Het gaat hierbij
om eerstelijnszorg die ook door GGD-en kan worden aangeboden.
24) De aan het woord zijnde leden zijn benieuwd naar de herziening van de Wet wapens
en munitie (Wwm). Deze leden vragen hoe het staat met de plannen om zowel qua architectuur
als qua feitelijke uitvoering de wet opnieuw vorm te geven. Op welke termijn kan de
Kamer daar nadere informatie over verwachten?
Antwoord vraag 24 CDA: (Indien de brief inzake de herziening van de Wwm nog niet naar de Kamer is verzonden:)
Zoals aangekondigd in mijn brief van 6 mei 202023 streef ik er naar uw Kamer op korte termijn nader per brief te informeren over de
voortgang van het traject inzake de herziening van de Wet wapens en munitie. In de
toegezegde brief zal ik u nader informeren over de reikwijdte van dit traject en de
onderwerpen die ik ga verkennen en uitwerken.
(Indien de brief inzake de herziening van de Wwm wel naar de Kamer is verzonden:)
In mijn brief van ... heb ik u geïnformeerd over de voortgang van het traject inzake
verdere herziening van de Wet wapens en munitie, zoals toegezegd in mijn brief van
6 mei 202024. Na mijn brief van 6 mei 2020 heb ik met alle partijen de eerder opgehaalde uitgangspunten
geactualiseerd. Dit heeft geresulteerd in elf onderwerpen die ik ga verkennen en uitwerken
teneinde te beoordelen of, en onder welke voorwaarden, een wetswijziging nodig is.
Deze onderwerpen zijn in lijn met de uitgangspunten zoals ik deze met u in 201725 heb gedeeld. Ik zie nu geen aanleiding voor een nog grotere en meer omvattende stelselwijziging
van de Wet wapens en munitie. Het stelsel werkt goed, echter wel zie ik aanleiding
om op en aantal punten het stelsel verder te versterken en te verduidelijken.
25) De leden van de CDA-fractie vragen of u – naast de ziekte PTSS – bekend bent met
het begrip «Moral Injury»? Deze leden vragen of de politie op de hoogte is van deze
ziekte of aandoening. Wordt deze onderscheiden van PTSS en in hoeverre wordt deze
aandoening erkend als zijnde een beroepsziekte?
Antwoord vraag 25 CDA: PTSS is een psychiatrische diagnose die verwijst naar pathologische angsten en andere
ontregelingen die het resultaat zijn van een ingrijpende gebeurtenis. Moral injury
verwijst niet naar de angst maar naar de intense innerlijke wroeging waaronder een
politiemens kan lijden als gevolg van een handeling die in strijd is met zijn/haar
eigen morele overtuigingen. Het gaat over gewetensconflict en schuldgevoel. Het gaat
over wat politiemensen gevraagd is te doen en waarmee zij akkoord gingen, maar waarover
ze achteraf pijnlijke twijfels hebben. Het is dan ook geen (beroeps)ziekte, maar een
gevoelde zonde.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken op de
agenda. Zij hebben nog enkele vragen over de impact van corona op het politiewerk,
over datagebruik door de politie en over de invulling van de politiefunctie.
Coronamaatregelen
De leden van de D66-fractie hebben grote waardering voor de bijdrage die de politie
levert gedurende de coronacrisis. Zowel het virus zelf als de coronamaatregelen hebben
een grote impact op het werk van de politie. Tijdens het notaoverleg politie van 15 oktober
2020 hebben de aan het woord zijnde leden gevraagd naar de capaciteit van coronatesten
voor de politie.
1) Kunt u een update geven over de beschermingsmiddelen en de testcapaciteit?
Antwoord vraag 1 D66, dit is tevens het antwoord op vraag 5 ChristenUnie: Sinds 30 november heeft de politie toegang tot snelteststraten die zijn opgezet door
een commerciële partij. Deze testen zijn door de politie ingekocht. Hierdoor kunnen
politieagenten aanspraak maken op een sneltest teneinde onnodig lang wachten op een
testuitslag te voorkomen en is de capaciteit van het testen vergroot. De politie beschikt
over voldoende beschermingsmiddelen voor de toerusting van de medewerkers. Hierover
zijn ook Kamervragen26 door het lid Van Raak (SP) gesteld die ik 20 november jongstleden heb beantwoord.
Tijdens het notaoverleg vuurwerk van 3 november 2020 en het schriftelijk overleg van
24 september 2020 over jaarwisseling en vuurwerk hebben de leden van de D66-fractie
bij het kabinet aandacht gevraagd voor de aanstaande jaarwisseling en de druk op de
politiecapaciteit die dit met zich mee zal brengen. De afgelopen weken wordt er al
veel vuurwerk afgestoken terwijl dat al jaren verboden is. Daarnaast zijn er berichten
over een toename van illegaal vuurwerk.27 2) Hoe verhoudt het huidige gebruik van illegaal vuurwerk zich tot dezelfde periode
vorig jaar? Wat zegt dat over de verwachting van gebruik van illegaal vuurwerk bij
de jaarwisseling? Herkent u het beeld dat de handel in illegaal vuurwerk professionaliseert?
Hoe wordt hiertegen opgetreden?
Antwoord vraag 2 D66, dit is tevens het antwoord op laatste deelvraag vraag 2 VVD: Dit jaar wordt en is weer stevig ingezet op de opsporing van illegaal vuurwerk. Tot
eind november heeft de politie in Nederland zo’n 45.000 kilo vuurwerk in beslag genomen.
In dezelfde periode vorig jaar was dat nog zo’n 30.000 kilo. Door samenwerking met
de Duitse justitie is vlak over de grens met Duitsland 50.000 kilo vuurwerk bestemd
voor de Nederlandse markt in beslag genomen en zijn enkele Nederlandse verdachten
aangehouden. De politie kan niet inschatten hoeveel illegaal vuurwerk Nederlanders
in bezit hebben.
De politie zet in opdracht van het Openbaar Ministerie op verschillende manieren in
op de opsporing van vuurwerk. De politie ziet dat de handel op de sociale media toeneemt
en treedt daar tegen op.
3) Ten aanzien van het politieonderwijs ontvangen de aan het woord zijnde leden graag
een update van de stand van zaken. Met welke beperkingen heeft de Politieacademie
op dit moment nog te maken? Wordt daardoor nog meer vertraging verwacht?
Antwoord vraag 3 D66: De politie heeft in een vroeg stadium van de coronacrisis het basispolitieonderwijs
aangemerkt als een kritisch proces voor de politieorganisatie.
Met inachtneming van de RIVM-richtlijnen heeft het basispolitieonderwijs derhalve
zoveel mogelijk doorgang gevonden. De achterstanden die zijn opgelopen, zullen naar
verwachting begin volgend jaar zijn ingelopen.
Tot 1 juni van dit jaar zijn er ten aanzien van het uitvoeren van het vakspecialistisch
politieonderwijs beperkingen geweest. In de periode na 1 juni is hierin verandering
gekomen en kon het fysieke vaardigheidsonderwijs deels weer worden uitgevoerd. Vakspecialistische
opleidingen en trainingen waar een certificaat aan verbonden is, zijn net als het
basis politieonderwijs zoveel mogelijk doorgegaan. Van veel vakspecialistische opleidingen
is de vorm aangepast; deze hebben vaak op alternatieve wijze doorgang kunnen vinden.
Een deel van de vakspecialistische trainingen en opleidingen is opgeschort; deze worden
2021 ingehaald.
Datagebruik
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de tekortkomingen in de ICT-systemen
van de politie die door onderzoek van Bits of Freedom in kaart zijn gebracht.28 De politie beschikt over een enorme hoeveelheid aan persoonsgegevens en vertrouwelijke
informatie, waarvan het essentieel is dat deze voldoende beschermd worden. Daarnaast
maakt de politie in toenemende mate gebruik van datatechnologie, waardoor ook het
belang van een goed functionerende ICT-infrastructuur toeneemt. Volgens het onderzoek
voldoen geen van de 36 «mission critical»-systemen aan de regels rond privacy en informatiebeveiliging
die in de Wet politiegegevens (Wpg) en het beleid van de politie zijn vastgelegd.
4) Kunt u een reactie geven op de bevindingen van Bits of Freedom met betrekking tot
de ICT-infrastructuur van de politie? Hoe duidt u de risico’s die in het onderzoek
worden benoemd? Kunt u in het bijzonder ingaan op het probleem dat agenten die van
functie wisselen toegang behouden tot hun database uit de voorgaande functie? Welke
maatregelen worden genomen om de risico’s van de verouderde systemen te mitigeren
zolang die nog niet vervangen zijn? Welke lessen uit de huidige tekortkomingen worden
er meegenomen in de evaluatie van de Wpg?
Antwoord vraag 4 D66, tevens antwoord op vraag 11 GroenLinks: Sinds 1 januari 2019 geldt de verplichting om privacy en beveiligingseisen bij het
ontwerp van nieuwe ICT-systemen mee te nemen. Deze verplichting volgt uit de implementatie
van de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging29. Voorafgaand aan de wettelijke verplichting was de politie al gestart met beleid
op het gebied van privacy en security by design. De politie heeft met deze nulmeting
uit 2018/2019 inzicht willen krijgen in hoeverre een aantal van de huidige ICT systemen
voldoet aan deze nieuwe verplichtingen in de Wpg en aan het eigen beleid op dit terrein.
Ten tijde van deze nulmeting voldeed het grootste deel van de 36 onderzochte applicaties
niet aan de wettelijke eisen. De mate waarin en de oorzaken hiervan zijn divers en
zijn niet enkel gelegen in de betreffende ICT systemen. Vernieuwde regelgeving en
de mogelijkheden van ICT-legacy systemen maken dit tot een technisch buitengewoon
ingewikkeld vraagstuk. De politie is naar aanleiding van dit onderzoek een verbetertraject
gestart. Eind 2019 was op een groot aantal van de applicaties verbetering zichtbaar
ten opzichte van de nulmeting. Deze tussentijdse meting laat ook zien dat het verbetertraject
nog niet is afgerond. Daarom is in 2020 verder gewerkt aan verbetering en dit zal
worden voortgezet in 2021. De kosten van de verbetermaatregelen zijn opgenomen in
de begroting van de politie. Voor een aantal applicaties geldt dat echte verbetering
gepaard zal moeten gaan met vernieuwing. De mitigerende maatregelen hangen af van
de geconstateerde risico’s en kunnen per situatie verschillen. Een voorbeeld van een
mitigerende maatregel is het beperken van de toegang tot gegevens, waarvan de bewaartermijn
is verstreken, tot het strikt noodzakelijke. Hierdoor zijn deze gegevens niet meer
breed toegankelijk maar gaan ze niet verloren voor bijvoorbeeld cold case onderzoeken.
Ik verwijs voor een nadere toelichting naar mijn brief van 4 februari 2019.30
Dat de naleving van de Wet politiegegevens moeilijk is voor de betrokken organisaties
is al langere tijd bekend. Bij de evaluatie van de Wpg31 en de audits naar de naleving van de wet door de politie32 is reeds gebleken dat de huidige wet, de politiepraktijk en de ICT ondersteuning
op punten niet goed op elkaar kunnen aansluiten. Het structureel verbeteren van de
destijds geconstateerde situatie vraagt om tijd, aandacht en zorgvuldigheid. De korpschef
heeft maatregelen genomen om de naleving te verbeteren en zal dit blijven doen. Uit
de meest recente audit blijkt dat de politie op een aantal belangrijke onderwerpen
inmiddels groen scoort.33 Daarin zie ik een stijgende lijn.
Ten slotte is een vernieuwing van het huidige wettelijk kader nodig. De problemen
kunnen echter niet worden opgelost door alleen de wet aan te passen. De ervaringen
met de huidige Wpg laten zien dat bij het ontwerp van een nieuw wettelijk kader al
nagedacht moet worden over de implementatie en toekomstige naleving van de wet. De
Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer onlangs geïnformeerd over de noodzaak
van ketenbrede vernieuwing van het wettelijk kader, het proces daartoe en de uitgangspunten
die daarbij zullen worden gehanteerd.34
In de omgang met bijzondere persoonsgegevens achten de aan het woord zijnde leden
het ook van belang dat er aandacht is voor het gebruik van sociale media door de politie.
Tijdens het algemeen overleg politie van 17 april 2019 werd u erop geattendeerd dat
de richtlijnen die de politie daartoe zelf heeft opgesteld niet altijd worden nageleefd,
bijvoorbeeld als het gaat om het delen van de stem van niet-verdachte personen die
daar geen expliciete toestemming voor hebben gegeven. 5) Kunt u aangeven welke vorderingen
er zijn gemaakt in het naleven van de instructie omtrent het gebruik van sociale media
door de politie? Welke maatregelen worden er daarnaast genomen om in de breedte bewustzijn
te creëren binnen de politieorganisatie over de regels omtrent bescherming van persoonsgegevens?
Antwoord vraag 5 D66: Ten tijde van het AO politie in april 2019 was korps-interne instructie «Beeld op social media» van kracht, die instructies bevat voor politiemedewerkers die met social media werken.
Rond die tijd leek er in een aantal zaken die ook de media gehaald hebben bij medewerkers
nog rolonduidelijkheid te bestaan over social media en de daarbij horende afspraken
en instructies. Dit heeft de politie aangepakt door een communicatiestrategie om dit
breed onder de aandacht te brengen. Deze bestond uit het onder de aandacht brengen
van de instructie via de hiërarchische lijn, bespreking in diverse interne gremia
en communicatie via internet.
In 2020 is het beleid inzake social media herijkt. Nieuw is dat er meer aandacht wordt
besteed aan de vraag hoe medewerkers om moeten gaan met de scheiding tussen privé
en werk in social media: welke ruimte én welke verantwoordelijkheden politiemedewerkers
hebben. De Beroepscode is hierin leidend. Dit beleid krijgt vanaf 2021 een plek binnen
het introductieprogramma van het korps, waardoor dit alle nieuwe medewerkers bereikt.
Door continue aandacht te besteden aan dit onderwerp probeert de politie zoveel mogelijk
medewerkers te bereiken en incidenten tot een minimum te beperken.
Een van de data-gestuurde systemen waar de politie mee werkt is het Criminaliteits
Anticipatie Systeem (CAS).35 De leden van de D66-fractie hebben tijdens de behandeling van de begroting van het
Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2021 vragen gesteld over de effectiviteit
van dit systeem. U gaf aan dat de effectiviteit – net als bij ander politiewerk –
moeilijk te meten is vanwege de vele andere factoren die ook een rol spelen.36 De aan het woord zijnde leden merken op dat er bij «ander politiewerk» vaak wel kennis
over de effectiviteit bestaat op basis van jarenlang onderzoek, terwijl predictive policing systemen als het CAS gebruik maken van relatief nieuwe technieken die in Nederland
voor het eerst landelijk werden uitgerold. Zij achten het daarom van belang dat er
op enige wijze criteria worden vastgesteld aan de hand waarvan succes van het systeem
wel kan worden getoetst en dat deze toetsing vervolgens ook plaatsvindt. 6) Bent u
bereid te onderzoeken hoe de effectiviteit van het CAS-systeem wel vastgesteld kan
worden en aan de hand daarvan concrete doelstellingen en indicatoren op te stellen
die gemonitord kunnen worden?
Antwoord vraag 6 D66: Het doel van het CAS in algemene zin is de voorkoming van diverse soorten criminaliteit.
CAS moet dus bijdragen aan een betere taakuitvoering. Voor CAS en andere vormen van
predictive policing geldt dat de mate van succes ligt aan de combinatie van het middel
(predictive) en het gebruik er van (policing).
Het CAS werkt volgens het idee van «informatiegestuurde politie»: de (verhoogde) aanwezigheid
van de politie op plekken en tijdstippen waar een verhoogde kans is op bepaalde typen
delicten kan bijdragen aan de voorkoming ervan. CAS onderbouwt op basis van meerdere
informatiebronnen waar de kans op criminaliteit hoger is. Door middel van een statistische
berekening (een algoritme) worden hotspots inzichtelijk gemaakt. De wetenschap achter
deze statistische kansberekening is overigens niet bijzonder, althans hier wordt uitgegaan
van reeds langer bekende verbanden tussen daders, delicten en locaties. In het gebruik
ervan wordt de statistische berekening in CAS niet ingezet als een deterministische
uitspraak op basis waarvan inzet moet plaatsvinden37. Het interpreteren van de uitkomsten van CAS is afhankelijk van contextuele kennis,
oordelen van specialisten en kennis en ervaring van de agenten uit de teams. Omdat
er meerdere factoren zijn die bepalen waar politiecapaciteit wordt ingezet, is het
moeilijk om aan te tonen welke inzet is gebaseerd op de resultaten van CAS, en dus
wat de effectiviteit van dit systeem is. De vraag in welke mate gebruik van het CAS
in een bepaald geval heeft bijgedragen aan het voorkomen of bestrijden van criminaliteit
is dan ook complex. Ook in de wetenschap wordt benadrukt dat de effectiviteit van
systemen die predictive policing ondersteunen bij onze politie moeilijk meetbaar zijn38. Dit is niet voorbehouden aan het CAS maar ziet op elke vorm van informatie gestuurd
politiewerk. Tegelijkertijd is naar mate de politie meer technieken gebruikt als ondersteuning
bij het politiewerk, de vraag of de (wijze van) inzet van deze techniek ook bijdraagt
aan een betere taakuitvoering steeds relevanter. Er zal daarom gestart worden met
een onderzoek naar het meten van effectiviteit van dit soort systemen in het politiewerk,
waarbij CAS als voorbeeld gebruikt zou kunnen worden.
Politiefunctie
De leden van de D66-fractie achten het van belang dat er een duidelijke visie ten
grondslag ligt aan het veiligheidsbeleid van de regering ten aanzien van de functie
die verschillende actoren in het veiligheidslandschap vervullen. De motie van het
lid Den Boer (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 79) riep de regering daarom op om in samenwerking met de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (WRR) een visie te ontwikkelen. De aan het woord zijnde leden
zijn verheugd dat u daartoe gesprekken heeft gevoerd met de WRR, die op dit moment
bezig is met een verkenning. Deze leden waren in eerste instantie wel verbaasd niets
terug te lezen over de rol van de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa), terwijl
de motie daar expliciet om vroeg en voornoemde leden van mening zijn dat de rol van
de boa en de samenwerking tussen politie en boa’s een van de kernelementen is in het
huidige veiligheidsdebat. U gaf in de schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens
de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid aan dat de samenwerking wel degelijk bij de verkenning betrokken wordt.
7) Kunt u toelichten hoe dit aspect in de verkenning terugkomt, gegeven dat de WRR
spreekt van twee maatschappelijke trends39 – digitalisering en private partijen die veiligheidstaken op zich nemen – die allebei
los staan van de samenwerking met boa’s? Kunt u tevens toelichten wat het te verwachten
tijdspad is van de verkenning en eventuele vervolgstappen?
Antwoord vraag 7 D66: De WRR heeft naar aanleiding van de motie Den Boer c.s, die een behoorlijke reikwijdte
kent wat betreft de samenwerking tussen publieke en private veiligheidsactoren, zelf
bepaald eerst een verkenning uit te voeren of het nodig is om de toekomst van de samenwerking
tussen politie en andere veiligheidsactoren nader te doordenken. Die verkenning loopt
nu. Daarbij heeft de WRR heeft ervoor gekozen de aandacht te vestigen op twee ontwikkelingen,
namelijk de ontwikkeling van de private veiligheidssector en de digitalisering in
het veiligheidsdomein. Voorts ontwikkel ik gelijktijdig met de lopende BOA-pilots
een nadere verkenning op het BOA-stelsel passend binnen de politiefunctie. In samenspraak
met de WRR doe ik onderzoek naar de visie van burgers op dit geheel, daarin heeft
de kwestie van de boa in het veiligheidsdomein een plaats. Ik streef ernaar de uitkomsten
van mijn onderzoek tijdig aan de WRR te leveren opdat zij daar kennis van kan nemen
alvorens hij zijn verkenning afrondt.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de brief over
GGP en politiecapaciteit. U beschrijft dat er momenteel bij de GGP een onderbezetting
is van 1.175 fte is, wat met name de wijkgerichte aanpak onder druk zet. Voornoemde
leden vinden dit een zeer zorgelijke constatering. Zij zijn van mening dat de agent
een verbindende en preventieve rol in de wijk moet hebben, maar dit lukt volgens het
rapport van de Inspectie Justitie & Veiligheid niet meer in middelgrote gemeenten
en plattelandsgebieden. U geeft aan dat door investeringen van het kabinet al sinds
december 2017 bekend zou zijn dat de politiecapaciteit door dit dal zou gaan. 1) Desalniettemin
vragen de aan het woord zijnde leden hoe de huidige situatie, van een tekort van 1.175 fte
bij de GGP, heeft kunnen ontstaan. U geeft aan dat dit een weerslag is van kabinetsinvesteringen.
Kunt u dit toelichten? 2) Is het een bewuste keuze geweest van het kabinet om het
huidige tekort te laten ontstaan? Zo ja, wat is de beredenering hierachter geweest?
Zo nee, hoe heeft de huidige onderbezetting desalniettemin kunnen ontstaan?
Antwoord vraag 1 en 2 GroenLinks, zie hiervoor het antwoord op vraag 1 SGP:
3) U noemt een aantal maatregelen om de huidige onderbezetting bij de GGP te ondervangen,
bijvoorbeeld het inzetten van gecertificeerde medewerkers uit andere onderdelen. Hoewel
dit de meest acute tekorten zou kunnen ondervangen zien voornoemde leden niet in hoe
dit bijdraagt aan de verbindende functie van de politie in de wijk. Immers, het opbouwen
van affiniteit met een wijk zal een politieagent maanden, zo niet jaren kosten. De
gecertificeerde medewerker die zo nu en dan een GGP-dienst zal draaien zal de gewenste
verbinding met de wijk niet kunnen leggen. 4) De aan het woord zijnde leden vragen
daarom hoe u voornemens bent om de wijkgerichte aanpak van de politie te borgen in
het licht van de huidige tekorten? Kunt u toelichten of van deze wijkgerichte aanpak
een prioriteit wordt gemaakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen worden hiertoe
genomen?
Antwoord vraag 3–4 GroenLinks: ook in de huidige situatie is de lokale verankering van de politie en het werk in
de wijk onverminderd van belang. Vanuit de basisteams werkt de politie dagelijks aan
haar verbinding met de wijk. De wijkagent vervult daarbij, als vooruitgeschoven post
van het basisteam, een sleutelfunctie. Zoals ik in mijn brief van 4 november jl.40 heb aangegeven, zorgt de inzetbaarheidsproblematiek in de basisteams ervoor dat er
relatief een groter beroep op wijkagenten wordt gedaan voor inzet in de 24/7 roosterdienst.
De aangekondigde maatregelen beogen de werk- en roosterdruk in de incidentafhandeling
te verlichten. Het wijkgerichte werken is en blijft de basis van de politiezorg in
ons land en hoewel er redenen genoeg zijn om het inzetbaarheidsvraagstuk met aanvullende
maatregelen verder te verlichten totdat formatie en bezetting weer in evenwicht zijn,
is het ook goed om er nog eens op te wijzen dat bij alle problemen die er zijn, de
politie er vooralsnog wel in slaagt om dit overeind te houden. Dat is, het zij nogmaals
gezegd, zeker geen reden om achterover te leunen. Dat is ook niet wat er gebeurd.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in de analyse van de GGP het uitgangspunt
van 1 wijkagent per 5.000 inwoners volgens het ministerie wel gehaald wordt, maar
het vervolgens niet mogelijk is om te toetsen of de wijkagenten er ook aan toekomen
om 80% van hun tijd aan werkzaamheden ten behoeve van de wijk in te zetten. Deze leden
lezen in de brief de volgende passage: «het is thans niet mogelijk om op basis van
politieregistraties absolute aantallen te genereren waarmee de 80%-streefnorm kan
worden getoetst». Dit behoeft nadere uitleg voor de aan het woord zijnde leden. 5) Waarom
kan de 80%-streefnorm niet worden getoetst? Hoe kan vervolgens wel uit de urenregistratie
van wijkagenten worden geconstateerd dat «meer uren aan de wijk worden besteed dan
in 2017»?
Antwoord vraag 5 GroenLinks: In het halfjaarbericht politie van 4 juli 201941 heb ik uiteengezet dat de Basisvoorziening Capaciteitsmanagement (BVCM) niet geschikt
is voor het generiek beantwoorden van de vraag of een wijkagent 80% van de tijd in
of voor de wijk werkzaamheden heeft verricht. In die zin kan de 80%-streefnorm dus
ook niet worden getoetst. Daar staat tegenover dat het wel mogelijk is om door de
jaren heen een trend in de urenregistraties door wijkagenten te signaleren en deze
te duiden. Wijkagenten registreren in de periode 2017–2019 meer uren aan wijkzorg.
En in de veiligheidsmonitor zie je dat de burger een soortgelijke trend signaleert
maar dan vanuit het burgerperspectief. Beide trends zijn waarneembaar en op zich goed
nieuws, maar zijn daarmee nog steeds geen voldoende betrouwbare en rapporteerbare
indicator.
Voornoemde leden hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van
het Besluit verdeling sterkte en middelen politie in verband met de flexibilisering
van de operationele inzet. Zij vinden het opmerkelijk dat u voorstelt om juist in
de context van een groot tekort bij de GGP, de korpschef de bevoegdheid te geven om
2% van de te realiseren operationele sterkte niet te realiseren (de bandbreedte).
6) Kunt u toelichten wat de verwachte invloed van dit besluit is op de huidige tekorten
in de operationele capaciteit? Kunt u toelichten waarom ervoor gekozen is dit besluit
juist nu voor te leggen?
Antwoord vraag 6 GroenLinks, zie hiervoor het antwoord op vraag 3 SP:
C2000
7) De leden van de GroenLinks-fractie hebben zich de afgelopen tijd meermaals zorgen
gemaakt over de transitieproblemen die ontstonden met het C2000-systeem. Agenten moeten
kunnen rekenen op betrouwbare communicatiesystemen, dat kan zelfs van levensbelang
zijn. Wanneer is de laatste keer dat de politie een klacht heeft ontvangen over het
functioneren van het C2000-communicatiesysteem? Zijn de problemen nu verholpen?
Antwoord vraag 7 GroenLinks: De afgelopen maanden is het aantal klachten over het C2000-netwerk afgenomen, dankzij
de inspanningen van programma IVC de gebruikers en leveranciers. In antwoord op schriftelijke
vragen van het lid Van Dam (CDA)42 gaf ik eerder aan dat C2000 net als elk mobiel netwerk te maken heeft met gebieden
waar de dekking minder goed is, onder andere als gevolg van de steeds veranderende
gebouwde omgeving. De meldingen die hierover dagelijks gedaan worden zijn belangrijke
input voor de zogeheten Dekkingsissuesprioriteringsprocedure (DIPP) die hiervoor is
ingericht. Dit is onderdeel van het regulier beheer door de Landelijke Meldkamersamenwerking.
Deze dekkingsproblemen staan in beginsel los van de verbindingsproblematiek die nog
in beperkte mate voorkomt in het vernieuwde spraaknetwerk. Over de verdere aanpak
van deze restproblematiek informeer ik uw Kamer zodra het onderzoek van TNO, waarover
ik uw Kamer met mijn brief van 25 september jl.43 informeerde, gereed is.
Opleiding, discriminatie en integriteit
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat u de opleidingsduur van het
basispolitieonderwijs terug wilt brengen van drie naar twee jaar, onder meer om de
tekorten in capaciteit sneller te kunnen ondervangen. 8) Kunt u toelichten wat de
invloed van deze wijziging zal zijn op de kwaliteit van het politieonderwijs? Kunt
u toelichten op basis waarvan u heeft besloten een langere opleidingsperiode voor
aspiranten in te ruilen voor een snellere capaciteitsuitbreiding? Voorziet u potentiële
problemen als gevolg van de verkorting van de opleidingsduur? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, welke problemen voorziet u en hoe anticipeert u hierop?
Antwoord vraag 8 GroenLinks: Vooropgesteld moet worden dat er geen concessies gedaan worden aan de kwaliteit van
de basispolitieopleiding. De verkorting van de doorlooptijd van de opleiding wordt
mogelijk gemaakt door een andere organisatie van het onderwijs. De opleiding wordt
flexibel en efficiënt ingericht door gebruik te maken van slimme leerroutes en blended
learning: de combinatie van klassikaal leren met afstandsleren en e-learning. Aspiranten
halen in kortere tijd hun diploma en zijn ze sneller inzetbaar als politiemedewerker.
De nieuwe basispolitieopleiding sluit aan bij de wens van de Politieacademie en de
politie om de basisopleiding toekomstbestendig en flexibel te maken en beter te laten
aansluiten bij de ontwikkelingen in de taakuitvoering van de politie. De politie en
de Politieacademie hebben de afgelopen periode gezamenlijk gewerkt aan het curriculum
en het begeleidingsmodel voor de nieuwe basispolitieopleiding. In week 5 van 2021
kan de eerste pilotgroepen van start gaan. Na de pilotfase en de evaluatie van de
pilot is er ruimte om eventuele verbeteringen aan te brengen en zullen de aspiranten
in week 17 van 2021 kunnen starten met de vernieuwde basispolitieopleiding. Hierover
heb ik uw Kamer geïnformeerd met mijn brief van 24 juni 202044.
9) De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het halfjaarbericht.
Zij constateren dat «zal worden onderzocht welke meerwaarde specialisatie kan hebben
bij het verbeteren van de aanpak van discriminatie». De aanname die ten grondslag
ligt aan dit onderzoek lijkt te zijn dat specialisatie op de aanpak van discriminatie
eventueel ook geen meerwaarde zou kunnen hebben. Kunt u toelichten hoe dit onderzocht
gaat worden? Hoe wordt bepaald of het specialiseren in de aanpak van discriminatie
een meerwaarde heeft? Waarom gaat u ervan uit dat meer specialisme in het aanpakken
van discriminatie ook geen meerwaarde zou kunnen hebben?
Antwoord vraag 9 GroenLinks: Ik zou willen aangeven de meerwaarde van specialisatie op voorhand niet eng te willen
interpreteren. Meerwaarde kan bijvoorbeeld worden gedefinieerd in termen van tevredenheid
van het slachtoffer en (h)erkenning van een incident als een discriminatiefeit. De
politie werkt op dit moment de opzet voor de pilot die begin 2021 start. Overeenkomstig
de motie Paternotte c.s. en het besprokene tijdens het AO Discriminatie van 10 december
jl. wordt de Tweede Kamer hierover nog nader bericht. Onder meer voor deze pilot heb
ik recentelijk ook aanvullend budget beschikbaar gesteld.
10) Daarnaast constateerden voornoemde leden dat om risico’s voor de integriteit van
een kandidaat-politieambtenaar in beeld te brengen in sommige gevallen gekeken gaat
worden naar diens directe omgeving. Kunt u toelichten in welke gevallen dit zal gebeuren?
Naar welke aspecten van iemands directe omgeving zal er gekeken worden?
Antwoord vraag 10 GroenLinks: Alleen de politieambtenaren die werkzaamheden verrichten met een verhoogd integriteitsrisico
voor de politie worden onderworpen aan een omgevingsonderzoek, bij aanvang van de
werkzaamheden en gedurende de werkzaamheden. Bij het omgevingsonderzoek worden bij
het onderzoek naar de betrouwbaarheid tevens justitiële gegevens (art 1a Wjsg), politiegegevens
(art. 8, 9, 10 en 13 Wet politiegegevens) en gegevens uit open bronnen geraadpleegd.
De directe omgeving is afgebakend tot diens partner, diens eerstegraads bloedverwant
in neergaande lijn voor zover 12 jaar of ouder, of dienst inwonende eerste graad bloedverwant
in opgaande lijn. Ook kunnen derden, mits ouder dan 12 jaar, betrokken worden in het
omgevingsonderzoek indien er aanwijzingen zijn dat er een relatie van bijzondere aard
is met de betrokkene. Deze aanwijzingen zijn verkregen op basis van het onderzoek
naar de betrouwbaarheid van de betrokkene.45 Dit alles is onderdeel van de nieuwe Wet screening ambtenaren politie en politie-externen
waarvan de verwachting is dat deze in de tweede helft van 2021 in werking treedt.
Voorts hebben voornoemde leden vragen over de computersystemen van de politie naar
aanleiding van het onderzoek van Bits of Freedom gepubliceerd in dagblad Trouw, d.d.
19 november 2020.46 In totaal scoort 89 procent van de applicaties een onvoldoende, blijkt uit een rapport
van de politie zelf. Het gaat bijvoorbeeld om applicaties waarmee agenten iemands
identiteit kunnen controleren of waarmee aangiftes en verhoren worden opgenomen. De
aan het woord zijnde leden vinden het simpelweg schokkend dat de computerapplicaties
niet aan de eigen beleidsregels noch aan de Wet politiegegevens voldoen. De handhavers
van de wet voldoen daarmee niet aan de wet. Dit tornt enorm aan het vertrouwen van
burgers in de politie. Ook voor politieagenten zelf wekt dit geen vertrouwen. Corrupte
agenten kunnen hierdoor nog steeds informatie doorspelen aan criminelen. 11) Wat gaat
u met deze constateringen doen? Hoe heeft het zover kunnen komen? Wie moet dit gaan
oplossen? In welk tijdspad? Hoeveel geld is hiermee gemoeid?
Antwoord vraag 11 GroenLinks, zie hiervoor het antwoord op vraag 4 D66:
Politiehonden
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de televisie-uitzending
van Zembla van 16 november 2020 over de inzet van de politiehond. Daarin merkt het
televisieprogramma op dat er geen duidelijke ambtsinstructies zijn over de inzet van
de politiehond, terwijl de hond het één na hoogste geweldsmiddel is van de politie.
12) Herkent u dit verschil ten opzichte van andere geweldsmiddelen als de wapenstok
en het stroomstootwapen? Wanneer ontving het ministerie voor de eerste keer signalen
over het gebrek aan regelingeving en onvolledigheid van de Ambtsinstructies? Waarom
is hier nooit op geacteerd?
Antwoord vraag 12 GroenLinks: In 2009 heeft de Nationale ombudsman in een rapport de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in overweging gegeven in nadere regelgeving vast te leggen
wanneer en onder welke voorwaarden tot de inzet van een diensthond mag worden overgegaan47.
Naar aanleiding van dit signaal is een werkgroep ingesteld die in december 2009 in
het rapport «De gebeten hond» een voorstel heeft gedaan voor een nadere precisering.
In aanvulling op artikel 15 van de geldende Ambtsinstructie worden in de praktijk
sedertdien de aanbevelingen uit het rapport gevolgd.
De algehele herziening van de Ambtsinstructie werd daarom aangegrepen om de inzet
van honden als geweldmiddel nader te normeren in de regelgeving. Ik verwijs u in dit
verband graag naar de nota van toelichting en het ontwerpbesluit dat op 20 december
2018 ter kennisneming aan uw Kamer is aangeboden.48
13) Ook zijn er vragen te stellen hoeveel controle er valt uit te oefenen op een politiehond.
Het blijven immers dieren. Hoe vaak worden incidenten gemeld vanwege de inzet van
de politiehond? Wat is uw algehele reactie op de inhoud van deze televisie-uitzending?
Antwoord vraag 13 GroenLinks: Geweldgebruik ziet er nooit mooi uit en de beelden in de uitzending bieden voldoende
aanleiding om over de wijze van inzet verder na te denken. Ik heb hierover contact
gezocht met de politie en de gesprekken hierover zijn gaande.
De politiehond is inderdaad één van de zwaarste geweldsmiddelen. Reden waarom de inzet
goed gereguleerd dient te zijn. De honden dienen zeer goed getraind te zijn en de
hondengeleider moet goed weten wat onder welke omstandigheden een gepaste inzet van
dit geweldsmiddel is. De politiehond is een noodzakelijk geweldsmiddel van de politie.
De hond is door zijn geleider te controleren door het gebruik van een lijn en op een
commando. Dat kan ook een fysieke handeling zijn waarbij de geleider ervoor zorg draagt
dat het bijten stopt. Deze vaardigheid maakt deel uit van het certificeringsprogramma.
Iedere geweldsaanwending49 door de politie moet worden gemeld (artikel 17 Ambtsinstructie), dat geldt ook voor
het gebruik van een politiehond als geweldsmiddel.
De politie registreert de melding van de inzet van politiehonden als geweldmiddel
als volgt.
Wanneer een hondenbeet letsel heeft veroorzaakt, wordt dit op basis van artikel 17,
derde lid, van de Ambtsinstructie vastgelegd in een geweldsregistratie50. Wanneer een hondenbeet niet tot letsel heeft geleid dan wordt de melding vastgelegd
in een geweldsmutatie. In 2019 zijn in totaal 357 inzetten van politiehonden geregistreerd.
In 2020 zijn in totaal 308 inzetten van politiehonden geregistreerd.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht voor de casus van de Poolse
Arthur in de televisie-uitzending van Zembla. Voornoemde leden hebben schroom individuele
casussen te bespreken, maar vinden de ernst van de aan het licht gekomen casus dusdanig
dat zij hiertoe toch overgaan. 14) Waarom werd de klacht van Arthur tegen de hondengeleider
afgewezen? Wat maakt de inzet van de politiehond proportioneel in deze casus volgens
het OM? Waarom heeft de hondengeleider überhaupt de politiehond ingezet tegen Arthur?
De aan het woord zijnde leden verwachten een uitgebreide reactie van u op dit punt.
Antwoord vraag 14 GroenLinks: Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. In het algemeen staat het oordeel van
het Openbaar Ministerie ten aanzien van de rechtmatigheid van het gebruik van geweld
door de politie, niet aan klachtbehandeling in de weg.
Het kader van klachtrecht is ook breder dan alleen het toegepaste geweld. Klachten
over politiegeweld worden namelijk niet uitsluitend op rechtmatigheid maar ook aan
behoorlijkheid (van het gehele overheidsoptreden) getoetst. Klachtbehandeling biedt
een moment van reflectie dat naast het herstel van vertrouwen van de burger, tevens
kan bijdragen aan de verdere professionalisering van politieoptreden.
Naast het tijdig indienen van een klacht, staat het een persoon die het politiegeweld
heeft ondergaan, vrij om hiervan aangifte te doen. Over een eventuele sepotbeslissing
van het Openbaar Ministerie kan worden geklaagd bij het Gerechtshof.
Verward gedrag
15) Tot slot willen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht vragen voor de politiecapaciteit
die uitgaat naar personen met verward gedrag. U schrijft op antwoord van vraag 64,
gesteld tijdens de begrotingsbehandeling van Justitie & Veiligheid, dat «de aard en
omvang van dit vraagstuk goed in beeld» is. Echter, de desbetreffende bewindspersonen
van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, stellen in de
brief van 6 november 2020 (Kamerstuk 25 424, nr. 558) dat het «nog niet mogelijk is gebleken om de aard en de exacte omvang van het probleem
scherp te krijgen» betreffende het tekort aan beschikbare en passende beveiligde zorg
voor de hoog risicodoelgroep. Wat is het nu? Welke verklaring heeft u voor de toegenomen
politiecapaciteit die uitgaat naar personen met verward gedrag? 16) Hoeveel intramurale
zorg is in de GGZ afgebouwd en is tegelijkertijd de bekostiging van ambulante begeleiding
toegenomen? Kunt u dit kwantificeren?
Antwoord vraag 15 en 16 GroenLinks: Ten eerste de vraag naar de toegenomen politie inzet in relatie tot de E33 meldingen.
Welk beslag deze legt op de politiecapaciteit is niet inzichtelijk, wel zien we de
afgelopen periode ondanks de gezamenlijke inspanningen een toename van het aantal
E33-meldingen, wat een zorgwekkend signaal is en ook nadrukkelijk de aandacht heeft.
Het betreft brede groep personen met verward gedrag die, zoals herhaaldelijk aan uw
Kamer is gemeld, zeer divers is samengesteld. Ik en de Staatssecretaris van VWS en
andere partners werken daarnaast al enkele jaren samen om een integrale persoonsgerichte
aanpak te realiseren wat betreft de brede groep «personen met verward gedrag». Hierbij
zijn vijf landelijke prioriteiten aangemerkt, waarover uw Kamer in juli jl. is geïnformeerd.
Een daarvan is het beter in zicht krijgen van de omvang van deze doelgroep en hun
behoefte qua zorg- en ondersteuning.
Binnen deze groep is er ook een groep met een hoog (veiligheids)risico. Dit betreft
een groep mensen van 850–1.450 personen. Voor deze tweede bedoelde groep speelt ook
het probleem van de beschikbaarheid van beveiligde zorg. De omvang van de (beschikbare)
capaciteit was niet bekend, daarom wordt op dit moment een dashboard beveiligde bedden
ontwikkeld. Het doel van het dashboard is het geven van «real time» inzicht in het
aanbod van (beschikbare) beveiligde zorg, zodat mensen met een behoefte aan beveiligde
zorg altijd opgenomen kunnen worden. Tevens zal er een landelijk coördinatiepunt ingesteld
worden. Binnen dit landelijk coördinatiepunt kunnen knelpunten die aan de hand van
het dashboard naar boven komen bespreekbaar gemaakt worden en bij schrijnende casuïstiek
op zoek gegaan worden naar een oplossing. De inrichting van het dashboard en het landelijk
coördinatiepunt is vastgelegd in een bestuurlijk convenant van alle betrokken partijen,
dat 6 november jl. is ondertekend en aan uw Kamer toegezonden.
Met betrekking tot de vraag over de intramurale ggz merk ik op dat de Tweede Kamer
jaarlijks door de Staatssecretaris van VWS wordt geïnformeerd over de afbouw van de
klinische capaciteit en de opbouw van de ambulante zorg en ondersteuning met de Monitor
Ambulantisering. Het rapport geeft uitgebreid inzicht in de ontwikkelingen die zich
hebben voorgedaan. Het rapport (over 2019) wordt in februari 2021 verwacht.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
1&2) De leden van de SP-fractie hebben al vaak hun zorgen geuit over de staat van
onze politie. Zij zien dat de politieacademies de toegenomen vraag niet aankunnen,
niet in de laatste plaats omdat daar de afgelopen jaren fors minder mensen werkzaam
zijn door bezuinigingen. Het grote aantal aspiranten, in verhouding tot agenten met
meerdere jaren ervaring, zal de samenstelling van het korps verder veranderen. Kunt
u daarop reflecteren? U geeft aan dat de politie weer op volledige sterkte is in 2024,
maar daarbij wordt niet ingegaan op dit verschil. Of bent u van mening dat ervaring
op straat geen verschil maakt?
Antwoord vragen 1 en 2 SP: De komende jaren worden grote aantallen aspiranten opgeleid om de politiemedewerkers
die met pensioen gaan te vervangen en de uitbreiding van de operationele bezetting
te kunnen realiseren. De Politieacademie is daartoe de afgelopen jaren versterkt.
De politie is op weg naar een nieuw evenwicht tussen operationele formatie en bezetting
in 2024–2025, ook binnen de GGP. Voorzien is dat vanaf 2024 het aantal aspiranten
in de operationele bezetting weer zal afnemen.
Het is evident dat de instroom van grote aantallen nieuwe, jongere medewerkers gevolgen
heeft voor de samenstelling van de politie. De politie wordt meer divers in de breedste
zin van het woord. Ook zal de inzetbaarheid naar verwachting stijgen, omdat jongere
medewerkers in het algemeen fitter zijn. Verder nemen jonge medewerkers nieuwe kennis
mee, waaronder over het digitale domein. Tegelijkertijd verlaten ervaren medewerkers
de politie. In de komende jaren zijn er echter ruim voldoende ervaren medewerkers
bij de politie werkzaam waarvan de nieuwe collega’s kunnen leren.
Nu lezen voornoemde leden dat er gestuurd moet worden op flexibiliteit en efficiëntie.
Deze leden zijn altijd extra op hun hoede als deze termen worden gebruikt. Nu begrijpen
zij dat er gekozen mag worden voor een onderbezetting van 2% in de formatie, en dat
de vrijgekomen middelen dan elders mogen worden ingezet. De aan het woord zijnde leden
vinden dit een onbegrijpelijke keuze, helemaal in een tijd waarin de capaciteit en
middelen al schaars zijn. 3) Waarom is er niet gekozen om sowieso extra middelen toe
te zeggen, zoals voorgesteld in het amendement van het lid Van Raak (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 6), ingediend bij de behandeling van de begroting van het ministerie Justitie en Veiligheid
voor het jaar 2021? Ziet u ook het risico dat agenten straks elders worden ingezet
terwijl zij ook gebaat zijn bij bijvoorbeeld vaste collega’s, en dat er concessies
gedaan kunnen worden op de sterkte omdat er elders financiële tekorten zijn?
Antwoord vraag 3 SP, tevens antwoord op vraag 6 Groenlinks: De voorgestelde bandbreedte, die aansluit bij de aanbevelingen van de commissie Evaluatie
Politiewet 201251 en het in 2017 uitgebrachte Interdepartementaal Beleidsonderzoek effectiviteit politie52, stelt de politie in staat de beschikbare middelen flexibeler en doelmatig in te
zetten. De bedoeling is dat de politie zo beter regionaal en lokaal maatwerk kan leveren,
waardoor de politiezorg beter kan aansluiten bij de regionale en lokale veiligheidsproblematiek.
De regioburgemeesters, het College van procureurs-generaal en de korpschef hebben
eerder aangegeven verheugd te zijn met de introductie van de bandbreedte. In antwoord
op vragen van de fractie van het CDA ben ik ingegaan op de vraag of in de huidige
tijd geen uitzondering op deze bevoegdheid dient te worden gemaakt Naast flexibilisering
zet dit kabinet in op de structurele versterking van de politie. Daarom is de operationele
formatie uitgebreid met ruim 2.400 fte, qua bezetting te bereiken in 2025.53
De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over de Wwm en bijbehorende lagere
regelgeving. De huidige wet is namelijk verouderd, ingewikkeld, nauwelijks te handhaven
en leidt in de praktijk tot gevaarlijke situaties; dat horen voornoemde leden van
deskundigen. 4) Bent u er bijvoorbeeld van op de hoogte dat in de Circulaire wapens
en munitie, het Besluit wapens en munitie en de Regeling wapens en munitie teksten
staan met verwijzingen naar paragrafen die al lang niet meer bestaan en dat dit ertoe
leidt dat er dagvaardingen geschreven worden waarin verwezen wordt naar wetsartikelen
die al jaren niet meer van toepassing zijn maar nooit uit de wet verwijderd zijn?
Zo ja, vindt u dit wenselijk? Zou er niet eens goed gekeken moeten worden naar het
«dode hout» in deze stukken en ze zo nodig op te schonen?
Antwoord vraag 4 SP: Ik herken mij niet in het beeld dat door de SP geschetst wordt. De Wet wapens en
munitie is in de afgelopen jaren enkele malen gewijzigd zodat aan de meest recente
inzichten rond veiligheid en zorgvuldigheid voldaan wordt. Dat in dagvaardingen naar
niet bestaande of verkeerde artikelen wordt verwezen doet daar niets aan af. Ik informeer
uw Kamer op korte termijn over de uitkomsten van de verkenning naar verdere actualiseringsmogelijkheden
voor de Wet wapens en munitie zoals toegezegd in mijn brief van 6 mei dit jaar54.
Voorts wijzen de leden van de SP-fractie op het feit dat een flink deel van de huidige
regels (ook regels die strafrechtelijke consequenties kunnen hebben) niet opgenomen
is in een wet in formele of materiële zin, maar staat in een beleidsdocument (de Circulaire
wapens en munitie). 5) Vindt u deze situatie acceptabel? Bent u bereid dit probleem,
dat al sinds de invoering van de Wwm bestaat, te corrigeren in het kader van rechtszekerheid?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 5 SP: De Circulaire Wapens en Munitie geeft beleidsregels over de toepassing van de bevoegdheden
uit de Wwm-regelgeving. Voor een aantal onderwerpen zijn grondslagen voor deze toepassingen
opgenomen in het Besluit wapens en munitie en recente wijzigingen van de Regeling
wapens en munitie. Voor verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord
op vraag 24 van het CDA. In het daarin beschreven traject zal worden beoordeeld of
verdere aanvulling van de regelgeving nodig is.
Specifieke aandacht willen de aan het woord zijnde leden vragen voor het vraagstuk
van sprekend op vuurwapens gelijkende voorwerpen (nepvuurwapens). Dit zorgt nu namelijk
in de praktijk voor veel problemen. Ter illustratie: een echte Kalashnikov mag je
bezitten als deze is gedeactiveerd en gecertificeerd. Ook een alarmpistool, antieke
revolver of speelgoedpistool is toegestaan. Maar het bezit van een plastic bouwmodel
of een airsoftapparaat is illegaal. 6) Ziet u ook in dat dit onduidelijke onderscheid
leidt tot gevaarlijke situaties op straat omdat de politie nauwelijks kan beoordelen
of het (nep)vuurwapen is toegestaan of niet? En dat het vervolgens leidt tot lange
rechtszaken die ook het OM en rechters veel tijd kosten? Vindt u het huidige beleid
houdbaar? Zo ja, waarom? Op dit moment is het bezit van nepvuurwapens strafbaar, maar
zou het niet beter zijn, net zoals in bijna alle andere Europese landen al het geval
is, om het draagverbod leidend te maken, waarbij het «in het openbaar voorhanden hebben»
verboden wordt in plaats van het bezit? Zo nee, waarom niet? Als nepvuurwapens namelijk
niet meer gedragen mogen worden op de openbare weg, met uitzondering van speelgoed,
gedragen door kinderen onder de 13, dan komt de nadruk te liggen op het ongewenste
gedrag, namelijk het dreigen met een vuurwapenachtig voorwerp. Deelt u deze opvatting?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 6 SP: Zogenaamde categorie I onder 7 wapens zijn «andere door Onze Minister aangewezen
voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op
een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn» (artikel 2,
lid 1, Categorie I onder 7, van de Wet wapens en munitie). Deze wapens zijn verboden.
Ik ben de mening toegedaan dat aanpassing van deze bepaling zeer ongewenst is omdat
anders bepaalde ongewenst te achten voorwerpen die op echte vuurwapens gelijken, en
voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, niet meer van de Nederlandse markt geweerd
kunnen worden. Bovendien is het niet op voorhand te zeggen welke voorwerpen dat in
de toekomst zullen zijn.
Voor gedeactiveerde vuurwapens geldt dat zij – mits aan alle voorwaarden voldaan is –
weliswaar vergunning vrij voorhanden gehouden mogen worden; voor deze voorwerpen bestaat
wel degelijk een draagverbod. Omdat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn
mogen zij niet in de openbare ruimte getoond worden.
7) Kunt u voorts voor de leden van de SP-fractie verduidelijken hoe het nu precies
zit met machetes. Vallen deze wapens nu wel of niet onder wapens van categorie 4 van
de Wwm? Het klopt toch dat deze wapens op dit moment niet onder categorie 4 vallen
en dus in principe aan kinderen (personen onder de 18) verkocht mogen worden? Acht
u dat wenselijk? Kortom, er zijn veel vragen en zorgen over de regels rondom wapens
en munitie. Zou dit niet eens grondig herzien moeten worden?
Antwoord vraag 7 SP: Normaal gesproken zullen machetes onder categorie IV sub 2° van de Wet wapens en
munitie geschaard worden. Maar als een op een machete gelijkend voorwerp door de aard
en de samenstelling van het materiaal waaruit het is vervaardigd, niet dan wel slecht
detecteerbaar is door metaaldetectoren of andere elektronische detectieapparatuur,
valt deze onder categorie I sub 7°. Het dragen van machetes is dus hoe dan ook niet
toegestaan.
In de Kamerbrief van 11 november 202055 van de Minister voor Rechtsbescherming en ondergetekende hebben wij toegezegd een
wetsvoorstel voor te bereiden om de verkoop van legale messen aan minderjarigen te
verbieden en tevens elke vorm van onduidelijkheid weg te nemen dat het dragen van
alle messen en andere steekwapens in de openbare ruimte verboden is. De onduidelijkheid
die momenteel bestaat heeft betrekking op legale gebruiksmessen, zoals keukenmessen.
Het dragen van machetes is zoals aangegeven dus zonder meer verboden. Bij de ontwikkeling
van dit wetsvoorstel en de doordenking ervan (afbakening, vrijstellingen) zal ik de
belanghebbende partijen nauw betrekken.
8) Bent u bereid om de Wwm, de Regeling, het Besluit en de Circulaire onafhankelijk
door te laten lichten door een commissie van externe deskundigen, zodat zij dan kunnen
adviseren over de pijnpunten, verbeterpunten, oplossingen en mogelijkheden en over
hoe de Wwm en onderliggende regels en besluiten in lijn met de Europese regelgeving
gebracht kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 8 SP is beantwoord bij vraag 24 van het CDA.
6. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de
toegezonden stukken. Zij maken graag gebruik van deze gelegenheid om alle politiemensen
te bedanken voor hun inzet het afgelopen jaar, waarin veel van de politie is gevraagd.
Deze leden vinden het positief dat als blijk van waardering tot een eenmalige bonus
van 300 euro netto wordt overgegaan. 1) Heeft iedereen deze bonus intussen ontvangen?
Zo nee, gaat dit nog voor het einde van dit jaar lukken?
Antwoord vraag 1 ChristenUnie: De eenmalige uitkering van € 300 netto wordt tegelijk met de salarisbetaling in december
uitgekeerd. Dat betekent dat alle politiemedewerkers die aanspraak maken op de uitkering
deze voor het einde van het jaar zullen ontvangen.
Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit
2) Ten aanzien van de politiecapaciteit constateren de leden van de ChristenUnie-fractie
dat deze al lange tijd onder druk staat. Zij zijn zich ervan bewust dat ook politiek-bestuurlijke
besluiten, zoals het voorstelbare besluit voor een verbod op consumentenvuurwerk bij
de aankomende jaarwisseling, invloed hebben op de werkdruk van onze politie. Hoe kan
de politie in deze specifieke casus worden ondersteund in de handhaving richting en
tijdens de jaarwisseling? Is de huidige verbodsbepaling daarbij voldoende toereikend?
Antwoord vraag 2 ChristenUnie is beantwoord bij vraag 1 en 2 VVD.
Halfjaarbericht Politie
3) De leden van de ChristenUnie-fractie herhalen de oproep die zij deden bij de behandeling
van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2021
om de ambities uit de Veiligheidsagenda ten aanzien van het aantal bij het OM aangeleverde
zaken op het gebied van mensenhandel niet af te schalen. Zij zouden dit gezien de
motie van de leden Segers en Asscher (Kamerstuk 35 300, nr. 25) over structureel tien miljoen euro extra ten behoeve van de AVIM, en de motie van
de leden Van der Graaf en Kuiken (Kamerstuk 29 628, nr. 952) over een actieplan om verzuim en uitstroom terug te dringen bij de AVIM, een onwenselijke
uitkomst vinden. Voornoemde leden vragen u de Kamer te blijven informeren over de
voortgang van de realisatie van de 58 fte, en specifiek ook in het geval dat er knelpunten
ontstaan.
Antwoord vraag 3 ChristenUnie: De oproep van enkele leden van uw Kamer om de ambitie uit de Veiligheidsagenda ten
aanzien van het aantal OM-verdachten mensenhandel niet af te schalen is gehoord. Zoals
aangegeven in de brief over opsporing en vervolging mensenhandel d.d. 18 november
jl.56 als ook naar aanleiding van de vragen tijdens de laatste begrotingsbehandeling, heeft
de Staatssecretaris aangegeven vast te houden aan haar ambities op het terrein van
mensenhandel. Er vindt overleg plaats met OM, politie en lokaal bestuur over de wijze
waarop deze ambitie ingevuld kan worden. De uitkomsten van deze gesprekken zullen
in het voorjaar van 2021 besproken worden in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie
(LOVP).
Daarnaast zal ik uw Kamer, zoals ook eerder toegezegd tijdens het Algemeen Overleg
Mensenhandel van 5 december 2019 (Kamerstuk 28 638, nr. 178), tweemaal per jaar informeren over de voortgang van de realisatie van de capaciteitsuitbreiding
van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) naar aanleiding
van motie Segers-Asscher (10 miljoen).
Overig
4) De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er inzicht is in de eerste beleving
van politieagenten en andere handhavers over de handhaving van de Tijdelijke wet maatregelen
covid-19, meer in het bijzonder de mondkapjesplicht.
Antwoord vraag 4 ChristenUnie: Deze nieuwe verplichting is te kort van kracht om daar nu al een uitspraak over te
doen.
5) De aan het woord zijnde leden vragen of testcapaciteit, meer in het bijzonder sneltestcapaciteit
voor de politie, op orde is. Kunnen politiemensen aanspraak maken op sneltesten, teneinde
ook de uitval als gevolg van onnodig lang wachten op een testuitslag te voorkomen?
Antwoord vraag 5 ChristenUnie: Sinds 30 november heeft de politie toegang tot snelteststraten die zijn opgezet door
een commerciële partij. Hierdoor kunnen politieagenten aanspraak maken op een sneltest
teneinde onnodig lang wachten op een testuitslag te voorkomen en is de capaciteit
van het testen vergroot. Hierover zijn ook Kamervragen door het lid Van Raak (SP)
gesteld die ik 20 november jongstleden heb beantwoord57.
6) De leden van de ChristenUnie-fractie lezen en krijgen verschillende signalen van
politieagenten die zich grote zorgen maken over het gebruik van lachgas en designerdrugs,
zoals 3-MMC. Wanneer kan de Kamer de wetgeving verwachten om deze drugs als verboden
middelen aan te merken?
Antwoord vraag 6 ChristenUnie: Het wetsvoorstel om Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) onder de Opiumwet te plaatsen
kan ervoor zorgen dat drugs zoals 3-MMC sneller aan banden worden gelegd. Voor het
wetsvoorstel NPS en het lachgasbesluit geldt dat thans de uitvoeringsconsequenties,
inclusief de budgettaire gevolgen, worden bezien. Als die uitvoeringsconsequenties
en hun budgettaire gevolgen kunnen worden opgelost, kan de voorbereiding richting
advisering Raad van State worden voortgezet. De gesprekken met het Ministerie van
VWS zijn hierover nog gaande.
7) De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vaker aandacht gevraagd voor de situatie
van politiemensen met PTSS en hun omgeving. Kunt u aangeven hoe opvolging wordt gegeven
aan de gewijzigde motie van het lid Helder (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 83) en de motie van de leden Van Toorenburg en Van Dam (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 44) die deze week door de Kamer zijn aangenomen? Voornoemde leden vragen naar de voortgang
van de herziening van het stelsel van beroepsziekten. Meer in het bijzonder vragen
zij naar de voortgang op het punt van het betrekken van het thuisfront. Deze leden
weten dat u dit op de radar heeft en vragen of al inzichtelijk is hoe, conform de
toezegging tijdens het notaoverleg politie op 15 oktober 2020 (Kamerstuk 29 628, nr. 987), de positie van naasten nog meer aandacht kan krijgen?
Antwoord vraag 7 ChristenUnie: Het thuisfront heeft een belangrijke rol bij het vroegtijdig herkennen en bespreekbaar
maken van psychosociale problemen. In het programma bijzondere zorg is in meerdere
projecten aandacht voor het thuisfront. Hierbij is ook gekeken naar de wijze waarop
het Ministerie van Defensie dit onderwerp benadert. De partner en de kinderen van
de (oud-)medewerker kunnen in de toekomst gemakkelijker bij informatie wanneer zij
vragen en/of zorgen hebben. Hierbij zal ook aandacht zijn voor een contactpunt indien
zij zelf ondersteuning/hulp nodig hebben. Dan gaat het om professionele ondersteuning
(waaronder geestelijke ondersteuning), sociaal-medische zorg en begeleiding en advies
rond de sociale zekerheid. Daarnaast is er een loket 24 uur per dag en zeven dagen
per week bereikbaar en beschikbaar voor hulpvragen en informatie. Gelet op de bijzondere
zorgplicht zal ook voor de oud-medewerkers en het thuisfront een centraal punt ingericht
worden. Dit betreft een loket voor oud-medewerkers en een webpagina. Bij dit centrale
punt kan de oud-medewerker, maar ook het thuisfront, onder andere terecht voor informatie
over de zorg die zij kunnen ontvangen, begeleiding bij aanvragen voor de erkenning
van de dienstgerelateerde aandoening als beroepsziekte, ondersteuning bij vergoeding
van de medische kosten, aanvragen van een uitkering op basis van de sociale zekerheidswetgeving,
dan wel het geldend maken van rechtspositionele aanspraken van de dienstgerelateerde
aandoening en voor advies over revalidatie en re-integratie.
8) Een half jaar geleden werd in antwoord op vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
gesteld dat van de 15 fte die er voor geestelijke verzorging beschikbaar is, deze
voor 2 fte reeds was ingevuld. Voornoemde leden vragen wat de huidige stand van zaken
is en wanneer wordt verwacht dat alle vacatures zijn ingevuld.
Antwoord vraag 8 ChristenUnie: In 2020 zijn 11 geestelijk verzorgers aangesteld, conform het implementatieplan «Geestelijk
verzorging». In 2019 werd al een korps geestelijk verzorger aangesteld. Geestelijk
verzorgers bieden ondersteuning als het politiewerk ethische- en existentiële vragen
oproept. Elke eenheid heeft een eigen Veilig en Gezond Werken-team, waar de geestelijk
verzorgers onderdeel van uit maken. Er worden nog drie geestelijk verzorgers geworven.
Hiervoor is een tweede werving- en selectieprocedure gestart. Verwacht wordt dat deze
drie geestelijk verzorgers in het tweede kwartaal van 2021 zullen worden aangesteld.
7. Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de diverse
rapporten rond de politie. Zij vinden van belang dat er vanwege de grote verantwoordelijkheden
die de politie heeft uiterste zorgvuldigheid betracht wordt bij de inzet van politie
en de capaciteit. Er kunnen immers mensenlevens op het spel staan.
Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit
De leden van de SGP-fractie lezen dat de politie voor een uitdaging staat. In de GGP
is sprake van een onderbezetting en van andere factoren die leiden tot inzetbaarheids-
en inplanbaarheidsvraagstukken, waardoor grote rooster- en werkdruk ontstaat. Deze
problematiek baart deze leden grote zorgen. De veiligheid van burgers staat hier op
het spel. Deze problematiek was voorzien gezien de verwachte uitstroom, de financieel
noodzakelijke afbouw van eerder ontstane overbezetting, en de verhoogde doorstroom
naar andere functies binnen de politie. 1) Had u niet eerder in kunnen grijpen? Deze
mate van grove onderbezetting had dan wellicht voorkomen kunnen worden.
Antwoord vraag 1 SGP, in combinatie met antwoord vraag 1 en 2 GroenLinks: Zoals ik eerder heb toegelicht in mijn brief van 17 december 201958, was er bij het begin van de vorming van de Nationale Politie op 1 januari 2013 sprake
van een forse overbezetting. Deze was ontstaan omdat er vanaf 2011 bewust extra aspiranten
waren ingestroomd om te anticiperen op de toen al voorziene hoge pensioengebonden
uitstroom. Die hogere uitstroom bleef echter uit, mede vanwege de verhoging van de
pensioenleeftijd. Om financiële redenen moest de overbezetting worden afgebouwd. Bij
het aantreden van dit kabinet was er nauwelijks nog sprake van overbezetting, terwijl
de vertraagde pensioengebonden instroom inmiddels wel op gang was gekomen. Dit kabinet
heeft vanaf het begin geïnvesteerd in de politie, zodat er meteen kon worden begonnen
met het werven en opleiden van grote aantallen nieuwe operationele medewerkers. Omdat
het werven en opleiden van nieuwe medewerkers jaren kost, kon dit kabinet een periode
van druk op de politiecapaciteit niet meer voorkomen. Er is nu tijdelijk sprake van
onderbezetting, die vooral voelbaar is in de GGP, bij de medewerkers in roosterdienst
werken.
Het kabinet heeft al in 2018 € 91 miljoen beschikbaar gesteld om de druk op de politiecapaciteit
in de periode 2019–2021 zoveel mogelijk te verlichten. Zoals ik heb gemeld in mij
brief van 4 december 202059 is inmiddels duidelijk dat aanvullende maatregelen nodig zijn voor de GGP. Deze worden
thans uitgewerkt. De druk op de politiecapaciteit zal zich in de komende jaren oplossen.
De politie is op weg naar een nieuw evenwicht tussen operationele formatie en bezetting
in 2024–2025, ook binnen de GGP.
2) Voornoemde leden lezen dat deze onderbezetting een grote wissel trekt op alle agenten
die in de GGP werkzaam zijn. Zij overwegen dat dit tot meer uitval kan leiden en zelfs
tot meer uitstroom. Bent u zich hiervan bewust en hoe gaat u dit voorkomen?
Antwoord vraag 2 SGP: Ik ben mij bewust van de huidige druk op de medewerkers in de GGP. Derhalve heb ik
in mijn brief d.d. 4 november jl. gemeld dat er aanvullende maatregelen nodig zijn
om de betrokken medewerkers de komende tijd te ontlasten en zo ook uitval en uitstroom
te voorkomen. De politie, de politievakbonden en ik hebben daartoe een pakket aan
mogelijke, tijdelijke maatregelen geïdentificeerd, die de komende tijd verder worden
uitgewerkt.
De leden van de SGP-fractie lezen dat een verandering van het werkaanbod de werkdruk
mede verhoogt, denk bijvoorbeeld aan de vele demonstraties. Deze leden constateren
dat demonstraties een grondrecht zijn, maar dat de veiligheid van de samenleving te
allen tijde gewaarborgd dient te zijn. 3) Deelt u de zorg dat wanneer agenten aanwezig
moeten zijn bij een demonstratie, zij niet ingezet kunnen worden bij incidenten en
dat dit zorgelijk is in het kader van de nationale veiligheid? 4) Bent u van mening
dat bij het doorgang laten vinden van demonstraties een zorgvuldige afweging gemaakt
dient te worden tussen het recht op demonstratie en het recht op veiligheid? 5) Bent
u tevens bereid om de inzet van agenten bij demonstraties te beperken en (indien nodig)
aan te vullen met politievrijwilligers en/of de nationale reserve?
Antwoord vragen 3, 4 en 5 SGP: Het is aan de lokale driehoek om de politie-inzet bij demonstraties en andere onderdelen
van de politietaak te bepalen, waarbij voortdurend keuzes moeten worden gemaakt op
basis van een inschatting van de lokale omstandigheden en de beschikbare capaciteit.
Het vertrekpunt voor burgemeesters bij demonstraties is dat deze doorgang vinden,
tenzij beperking noodzakelijk is voor de bescherming van de gezondheid, in het belang
van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Op het lokaal gezag rust een verplichting om noodzakelijke en passende maatregelen
te nemen om een vreedzame betoging te beschermen. Politie-inzet is afhankelijk van
wat naar het oordeel van het lokaal gezag noodzakelijk is om het demonstratierecht
te waarborgen. Executieve politievrijwilligers kunnen nu al gezamenlijk met hun beroepscollega’s
ingezet worden bij demonstraties.
Ik zie geen aanleiding voor de inzet van de Nationale Reserve.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in 2018 91 miljoen euro is vrijgekomen om de
onvermijdelijke periode van krapte zoveel als mogelijk te verlichten door de operationele
medewerkers te ontlasten. Hieronder valt onder andere het inhuren van niet-executieve
medewerkers. Voornoemde leden zijn van mening dat dit inderdaad tot een tijdelijke
verlichting van de werkdruk kan leiden, maar dat dit allesbehalve een structurele
oplossing is. 6) Kunt u aangeven waarom niet is gekozen voor de inzet van executieve
en/of breed inzetbare medewerkers? Heeft u het aanbod van politievrijwilligers in
deze overweging meegenomen?
Antwoord vraag 6 SGP: Het kabinet investeert in de structurele versterking van de politie: de operationele
politiecapaciteit wordt uitgebreid met 2.400 fte. Nieuwe operationele medewerkers
zijn alleen niet van vandaag op morgen beschikbaar, zij moeten eerst worden opgeleid.
Bij het aantreden van dit kabinet was al onvermijdelijk geworden dat er in de huidige
periode tijdelijk minder opgeleide operationele medewerkers zouden zijn en dat de
druk op de politiecapaciteit toe zou nemen. Voor de periode 2019–2021 is heeft het
kabinet in 2018 € 91 miljoen beschikbaar gesteld om de druk op het operationele personeel
zoveel mogelijk te verlichten, in anticipatie van de structurele versterking van de
operationele capaciteit Inmiddels is duidelijk dat extra maatregelen nodig zijn om
de druk op de medewerkers in de GGP te verlichten, zoals ik heb toegelicht in mijn
brief van 4 november jl. Het inzetten van executieve medewerkers uit andere onderdelen
van de organisatie is een van de maatregelen waartoe politiechefs kunnen overgaan.
Executieve politievrijwilligers zijn en blijven een waardevolle en welkome toevoeging
aan het beroepspersoneel, zeker in deze periode van krapte. Mijn waardering voor hen
is en blijft groot. Van politievrijwilligers kan echter niet worden verwacht dat zij
tekorten aan beroepspersoneel opvullen. Er is een maximum verbonden aan hun inzeturen
en bovendien hebben politievrijwilligers vrijwel altijd ook een andere baan.
De aan het woord zijnde leden lezen dat politiechefs aanvullende maatregelen kunnen
treffen. Tot de maatregelen waaruit door politiechefs gekozen kan worden behoren tal
van mogelijkheden. Voornoemde leden constateren dat de inzet van politievrijwilligers
hier niet wordt genoemd. Veel politievrijwilligers zouden graag fulltime in dienst
komen van de politie. Zij lopen echter tegen tal van moeilijkheden aan. Zo dienen
zij opnieuw gescreend en getest te worden. Daarnaast kunnen politievrijwilligers na
een doorstroomopleiding vrijwel meteen als ervaren collega de straat op. Politievrijwilligers
draaien al jaren mee en kennen de wijken. Echter, passende vervolgopleidingen of erkenning
via eerder verworven competenties worden gewoonweg niet aangeboden of geaccepteerd.
Dit ondanks dat veel vrijwilligers willen doorstromen en daarmee het capaciteitsprobleem
voor een groot gedeelte kunnen indammen.7) Bent u bereid om voor een adequate en structurele
oplossing van het capaciteitsprobleem de doorstroom van politievrijwilligers mee te
nemen bij de te nemen aanvullende maatregelen door politiechefs en doorstroomopleidingen
open te stellen?
Antwoord vraag 7 SGP: Zie hiervoor het antwoord op vraag 17 VVD.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Inspectie Justitie en Veiligheid concludeert
dat wijkagenten hun verbindende rol in de wijk in de middelgrote gemeenten en op het
platteland niet voldoende waar kunnen maken, doordat zij in deze gebieden vaak voor
noodhulp worden ingezet. Dit heeft tot gevolg dat het kennisniveau van en inzicht
in problemen in de wijk bij de politie afneemt, waardoor wijkagenten geen goede invulling
kunnen geven aan hun signalerende en preventieve rol. Voornoemde leden maken zich
grote zorgen over de preventieve rol die wijkagenten in wijken hebben. Vroegtijdige
herkenning van radicalisering is een van de preventieve taken die een wijkagent bij
uitstek heeft. Wanneer onvoldoende ingezet wordt op de preventieve taak van wijkagenten
rest enkel nog repressie. 8) Deelt u de mening dat repressie vele malen meer inzet
vergt dan preventie en dat dit in veel gevallen te laat wordt ingezet? 9) Bent u bereid
om wijkagenten weer daadwerkelijk in te zetten voor hun taak als wijkagent en de basispolitiezorg,
waar zij nu mede voor worden ingezet, dermate op te schalen dat wijkagenten daar niet
meer voor hoeven worden ingezet?
Antwoord vraag 8 en 9 SGP: Voorkomen is beter dan genezen, dat geldt ook in het geval van politieoptreden. Daarom
zetten politie en haar partners op tal van terreinen in op preventieve maatregelen.
Inherent aan dergelijke maatregelen is dat het effect van het op tijd ingrijpen door
politie en partners lastig in beeld te brengen is doordat het problemen betreft die
niet zijn ontstaan. Wijkagenten spelen een belangrijke en verbindende rol in de preventieve
aanpak van veiligheidsvraagstukken. De in mijn brief van 4 november jl. aangekondigde
maatregelen beogen de werkdruk in de 24/7-dienst te verlichten en daarmee ook de inzet
van wijkagenten voor dit werk te beperken zodat zij nog meer tijd hebben om in en
voor de wijk aan het werk te zijn.
10) De leden van de SGP-fractie lezen dat de Inspectie Justitie en Veiligheid twee
aanbevelingen doet. In de eerste plaats beveelt de Inspectie aan om met het (lokaal)
gezag te bespreken wat voor soort politieorganisatie wenselijk is in Nederland, namelijk
een meer repressieve politieorganisatie of een politie die in verbinding is met alle
lagen van de samenleving. Voornoemde leden constateren dat hier een preventieve politieorganisatie
die in verbinding is met alle lagen van de samenleving niet meegenomen is. Bent u
bereid om deze optie ook in overweging te nemen?
Antwoord SGP 10: De gezagen noch ikzelf zijn van mening dat er sprake is van een op handen zijnde
keuze tussen een politie ie in verbinding staat met alle lagen van de samenleving
of een repressieve politie. In de gesprekken die ik voer over de toekomstige positionering
van de politie in de maatschappij blijkt dat zowel de gebiedsgebonden politiezorg,
de opsporing en de intelligence doorontwikkeling behoeven. De verbinding van de politie
met alle lagen van de samenleving blijft daarbij de basis van de politiezorg in ons
land.
Halfjaarbericht Politie
De leden van de SGP-fractie lezen dat in het kader van «politie voor iedereen» met
name wordt gekeken naar variëteit in politiemensen. Diversiteit en inclusie zijn kernwoorden
voor deze «politie voor iedereen». Voornoemde leden zijn van mening dat een agent
vooral bekwaam moet zijn voor zijn functie. Kwaliteit boven diversiteit. 11) Deelt
u de mening dat kwaliteit niet mag lijden onder diversiteit? Kunt u verzekeren dat
in het kader van sollicitaties kwaliteit nooit onder doet voor diversiteit? De aan
het woord zijnde leden zijn van mening dat in het kader van opsporing en aanpak van
criminelen de kwaliteit van het onderzoek van groot belang is. Of een agent allochtoon,
lesbisch of gelovig is mag niet uitmaken voor de uitkomst van het onderzoek. 12) Kunt
u deze leden verzekeren dat de objectiviteit van onderzoeken niet in het geding komt
door meer diversiteit?
Antwoord vraag 11 en 12 SGP: De politieorganisatie maakt een omslag van streefcijfers naar (het werven van) competenties.
«Politie voor Iedereen» legt de nadruk op de lokale context en teamsamenstelling teneinde
de kwaliteiten binnen een politieteam ten volle te laten aansluiten bij de vraag uit
de samenleving. De politiemensen worden in beginsel aangenomen op basis van hun vakbekwaamheid
en de selectienormen, zoals vastgelegd in de Regeling Aanstellingseisen Politie, zijn
en blijven voor iedereen hetzelfde. Daarnaast wordt de ambtseed of ambtsbelofte afgelegd
door de ambtenaar die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, waarbij
deze onder andere verklaart iedere burger gelijk te behandelen. Hiermee wordt de objectiviteit
van onderzoeken gewaarborgd.
13) De leden van de SGP-fractie lezen dat ook netwerken als «Roze in Blauw» worden
ingezet voor een divers en inclusief politieteam. Deze leden zijn van mening dat netwerken
binnen politieteams kunnen bijdragen aan een verdeelde politie-eenheid. Wanneer agenten
zich meer verbonden voelen met hun netwerk dan met hun eigen team zou dit kunnen leiden
tot minder «feeling» met andere collega’s. Kunt u aangeven hoe netwerken binnen de
politie zorgen voor een «politie voor iedereen»?
Antwoord vraag 13 SGP: zie hiervoor het antwoord bij vraag 9 VVD.
Contouren vernieuwd stelsel integriteit en interne onderzoeken politie
De leden van de SGP-fractie lezen dat u van mening bent dat het rapport duidelijk
maakt dat verandering in het VIK-stelsel noodzakelijk is. Niet in de laatste plaats
omdat ook zichtbaar is geworden dat door deze tekortschietende kwaliteit mensen mogelijk
beschadigd zijn. Voornoemde leden zijn van mening dat agenten op straat vooraan staan
om de veiligheid voor de samenleving te waarborgen. Dit lijkt bij de VIK-onderzoeken
onvoldoende door te dringen. Deze leden zijn van mening dat het noodzakelijk is dat
objectief naar deze onderzoeken gekeken wordt. Voor de geloofwaardigheid van het korps,
maar voornamelijk voor de betrokken agenten.
Tijdens een langdurig onderzoek worden onderzochte medewerkers buiten functie gesteld,
worden gehoord als verdachten en niet als betrokken politiemensen. 14) Herkent u deze
signalen omtrent VIK-onderzoeken en gaat u fouten in VIK-onderzoeken bij betrokken
politiemensen compenseren?
Antwoord vraag 14 SGP: Ik herken dat het momenteel niet goed genoeg gaat en dat er grote verbeteringen noodzakelijk
zijn, zoals ook aangegeven in mijn brief van 12 november jl. aan uw Kamer60. Zoals vermeld is een disciplinair traject met veel waarborgen omkleed en kunnen
medewerkers een besluit altijd voorleggen aan de rechter. Een besluit waarin straf
vanwege vastgesteld plichtsverzuim wordt opgelegd wordt door de rechter niet alleen
inhoudelijk getoetst maar ook op het zorgvuldige verloop van het traject van onderzoek
en voorbereiding van het besluit. Zo kan de rechter besluiten een straf te verminderen
als een traject te lang heeft geduurd. Als de rechter een besluit tot onvoorwaardelijk
ontslag vernietigt dan wordt de medewerker volledig gecompenseerd.
Als er mensen niet goed zijn behandeld, dan is dit natuurlijk niet zo als het hoort.
Naast het formele gedeelte bij de rechter is er ook aandacht nodig voor de personele
kant van het verhaal. Als er nadelige gevolgen zijn van een uitgevoerd onderzoek,
dan kan dit in de lijn worden aangegeven of als dat in de verhouding niet meer werkt,
via de vertrouwenspersonen of uiteindelijk de interne politieombudsfunctionaris kenbaar
worden gemaakt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier