Brief regering : Voortgangsbrief NVWA
33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Nr. 179
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2021
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is van doorslaggevende betekenis
voor het toezicht op voedselveiligheid en consumentenproducten, dierenwelzijn en natuur
en daarmee voor onze samenleving. In deze brief informeer ik uw Kamer over de organisatieverbeteringen
waarmee de NVWA al bezig is en nog zal gaan. Ik doe dit in vervolg op de Kamerbrief
over de Herbezinning van 16 oktober 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 171) waarin ik, mede namens de Minister voor Medische Zorg & Sport (MZ&S), uw Kamer in
samenhang met het taken-middelenonderzoek heb geïnformeerd over de resultaten van
de herbezinning van de NVWA. In die brief beschreef ik hoe de NVWA stap voor stap
de organisatie verbetert. Die aanpak is erop gericht om de basis op orde te brengen
en de organisatie toekomstbestendig te maken. Met deze brief geef ik uw Kamer inzicht
in waar de NVWA nu staat met de implementatie van deze aanpak. Het rapport van de
interim-inspecteur-generaal (IG) van de NVWA hierover heb ik als bijlage toegevoegd1. Daarnaast heb ik uw Kamer aangegeven hoe ik met de uitkomsten van het onderzoek
naar de taken en middelen omga. In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de
Minister voor MZ&S, nader over de uitkomsten van het follow-up-rapport op het taken-middelenonderzoek.
Tevens neem ik uw Kamer mee in de vervolgstappen om fundamenteler te kijken naar de
tarievensystematiek en het stelsel van keuren en toezicht en geef ik een eerste beeld
over de impact van de Brexit op de dienstverlening van de NVWA. Tot slot maak ik van
de gelegenheid gebruik om uw Kamer te infomeren over de voortgang van de uitvoering
van openstaande moties en toezeggingen gerelateerd aan de NVWA.
Voortgang herbezinning
In oktober heb ik uw Kamer geïnformeerd over de afronding van de herbezinning van
de NVWA (Kamerstuk 33 835, nr. 171). Deze herbezinning heeft duidelijk gemaakt dat er sprake is van een gelaagde, complexe
en hardnekkige problematiek binnen de NVWA. De interim-IG heeft toen direct verbeteringen
ingezet die gericht zijn op het op orde brengen van de basis en heeft maatregelen
getroffen die bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de organisatie. We moeten
ons ervan bewust zijn dat het terugwinnen van het vertrouwen van medewerkers, het
creëren van een veilige werkomgeving en het opbouwen van ondersteunende (nieuwe) systemen,
vraagt om een lange adem. De NVWA staat regelmatig in zowel de media, de maatschappij
als in de politiek in het middelpunt van de belangstelling. Het feit dat sommige medewerkers
soms de gang naar journalisten of Kamerleden verkiezen boven het gesprek met collega’s
of leidinggevenden, toont aan dat er een dieperliggend probleem is binnen de organisatie
en dat er dus een verbetertraject nodig is, waarmee ook het onderling vertrouwen moet
worden hersteld.
De interim-IG heeft mij per brief geïnformeerd over de eerste resultaten van het verbetertraject
en uw Kamer heeft in vertrouwen een besloten gesprek met hem kunnen voeren2. Op deze manier heeft u zelf een indruk kunnen krijgen van het proces om toe te werken
naar een open bedrijfscultuur, die wordt bepaald door betrokkenheid, samenwerking
en draagvlak. Mensen kunnen binnen een organisatie alleen goed functioneren als zij
zich vrij voelen om zich tegenover elkaar, tegenover de leidinggevenden en tegenover
het management uit te spreken over wat zij vinden. Binnen zo’n cultuur is het ook
normaal dat de communicatie twee richtingen kent: dat leidinggevenden en management
ook actief hun medewerkers opzoeken om een open gesprek te voeren.
Het stapsgewijs vergroten van vertrouwen vraagt tijd. Tijd die nodig is om een situatie
te creëren waarbij NVWA’ers zich comfortabel voelen om problemen en dilemma’s in hun
werk intern vrijuit te bespreken:Met collega’s en met leidinggevenden Dit vraagt van
leidinggevenden en medewerkers een open, respectvolle houding, goed te luisteren en
door te vragen naar wat de ander beweegt. Om daarmee met een werkbare koers namens
de organisatie verder te kunnen werken aan goed toezicht. Deze thematiek is naar ik
begrepen heb op woensdag 27 januari in het besloten gesprek dat u had met de secretaris-generaal
en de IG uitgebreid aan bod gekomen. Ter illustratie van de aanpak die de IG hier
kiest, bied ik u ook de tussenrapportage «Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn»
aan3.
De eerste resultaten van de herbezinning worden al zichtbaar. Tegelijkertijd kan ik
niet genoeg benadrukken dat het verbeteren en toekomstbestendig maken van de NVWA
gebaat is bij zorgvuldigheid, en dus bij tijd. Overhaaste veranderingen en het opvoeren
van druk op de NVWA brengt risico’s met zich mee in het fragiele proces van groeiende
betrokkenheid en kan zelfs averechts werken.
Ik wil graag nogmaals benadrukken, zoals ik dat in mijn brief aan uw Kamer bij het
aanbieden van het NVWA Jaarplan 2021 ook heb gedaan, dat de omstandigheden waarin
de NVWA haar werk doet ingewikkeld zijn. Daarbovenop komen de onzekerheid rondom de
coronacrisis, de gevolgen van de Brexit en met name de blijvende discussie over het
vraagstuk «toezicht en handhaving in de roodvleesketen». Deze omstandigheden maken
de veranderopgave nog extra complex.
Toewerken een naar betere balans tussen taken en middelen
Ik heb uw Kamer op 16 oktober 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 171) geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de balans tussen taken en
middelen van de NVWA. De afgelopen maanden hebben de NVWA en de opdrachtgevers gewerkt
aan het uitwerken en hanteerbaar maken van de uitkomsten van dit onderzoek in concrete
handelingsperspectieven. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in het rapport «Toezicht
met beleid», dat ik uw Kamer hierbij aanbied4.
De nadere uitwerking van de uitkomsten van het eerdere onderzoek bevestigt opnieuw
het beeld dat er een disbalans is ontstaan tussen de taken en middelen van de NVWA.
Het werk van de NVWA wordt steeds omvangrijker en complexer, bijvoorbeeld door internationalisering
van voedsel- en productieketens, toenemende aandacht voor de gevolgen van uitstoot
van gassen en mineralen voor natuur en milieu, transities in de landbouw en toenemende
aandacht voor dierenwelzijn en daarmee gepaard gaande meldingen en Wob-verzoeken.
Hierdoor zijn voortdurend afwegingen nodig in het werk dat de NVWA kan uitvoeren.
De maatschappelijke verwachting is dat het toezicht alle risico’s kan ondervangen,
terwijl de toezichthouder beperkte mogelijkheden heeft om deze verwachtingen waar
te maken.
Ook de coronaperiode en de Brexit vragen veel van het verandervermogen van de NVWA
en haar medewerkers. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat de toenemende
complexiteit en het gevraagde verandervermogen ten koste zijn gegaan van de benodigde
stabiliteit van de NVWA als organisatie. De rode draad in het «Toezicht met beleid»-rapport
is dat het nodig is om keuzes te maken. Aan de zijde van de NVWA als het gaat om de
volgorde waarin concrete verbeteringen stap voor stap worden aangepakt. Bijvoorbeeld
door het versterken van de kennis- en datapositie, die nodig is om het toezicht gericht
in te kunnen zetten en de naleving te kunnen meten.
Daarnaast moet ook kritisch worden gekeken naar de omvang van de taakopdracht van
de NVWA en de (organisatorische) haalbaarheid van alle aanvullende vragen en taken
die op de NVWA afkomen. Zo heb ik samen met de NVWA moeten vaststellen dat de opgave
van de NVWA ten aanzien van de keuringswerkzaamheden sterker is gegroeid dan voor
de organisatie mogelijk is. Dit als gevolg van stapeling van werkzaamheden voortvloeiend
uit de invoering van nieuwe wetgeving, versterking van het toezicht op de vleesketen
en invoering van Brexit. Het uitvoeren van alle verplichte werkzaamheden staat onder
druk. Voor aanvullende beleidswensen is daardoor slechts beperkt ruimte.
Voor 2021 is een aantal dringende risico’s ondervangen. Daarbij gaat het onder andere
om aanvullende middelen voor visduurzaamheid (als gevolg van de infractieprocedure
en om nieuwe ingebrekestellingen in de toekomst te voorkomen), voor de versterking
van het toezicht op de vleesketen (keuren) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB). Ook in 2020 zijn al extra middelen ingezet, bijvoorbeeld ten behoeve van het
toezicht op meststoffen en productveiligheid.
Deze versterkingen voorkomen niet dat ook een nieuw kabinet keuzes moet maken in de
opgaves van de NVWA. Zoals ik al eerder heb aangegeven biedt extra capaciteit niet
in alle gevallen een oplossing, nog afgezien van het schaarse aanbod van gespecialiseerd
personeel dat de vacatures zou moeten invullen. We kunnen het capaciteitsprobleem
ook ondervangen door te kijken naar de manier waarop we bepaalde zaken georganiseerd
hebben. Er zal bijvoorbeeld gekeken moeten worden naar handelingsperspectieven voor
de lange termijn, zoals het elders beleggen van taken (al dan niet met behoud van
tweedelijnstoezicht), meer inzet van alternatieve of digitale vormen van toezicht,
versterken data- en informatiepositie positie en slim gebruik van data en het vergroten
van handhaaf- en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving. Daarom werken de NVWA en
het Ministerie van LNV aan een procedure voor het invullen van open normen, onder
andere voor dierenwelzijn. De komende weken wordt in voorbereiding op de kabinetsformatie
hard gewerkt om verder concreet te maken of, en zo ja, welke investeringen noodzakelijk
zijn om de balans te kunnen herstellen. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om duidelijk
te zijn over de huidige grenzen die er zijn aan het werk van een toezichthouder. Samen
met de NVWA wil ik eraan werken om de verwachtingen daarover beter beheersbaar te
maken.
Op weg naar een transparanter kostprijsmodel als basis voor de retributies
Eerder informeerde ik uw Kamer dat ik PWC opdracht heb gegeven om de gewenste aanpassingen
met betrekking tot het kostprijsmodel en het tariefstelsel van de NVWA te inventariseren
en te analyseren (Kamerstuk 33 835, nr. 178). Het onderzoek is gereed en ik bied u hierbij het bijbehorende hoofdlijnenrapport
aan5.
Het PWC-onderzoek heeft bijgedragen aan het verkrijgen van bestuurlijke consensus
over de kaders en ontwikkelrichting van het kostprijsmodel en het retributiestelsel
van de NVWA. Het betreft de volgende door PWC geformuleerde aanpassingen: (I) integrale
toerekening van kosten, (II) inzicht in de opbouw van kostprijzen via verdeelsleutels,
(III) verfijning van productcategorieën, (IV) een alternatieve en nauwkeuriger methode
als grondslag voor de berekening van tarieven en (V) extra dienstverlening tegen betaling.
Mijn volgende stap is dat ik samen met alle stakeholders een traject inga om dit transparante
kostprijsmodel te realiseren. Mijn volgende stap is dat ik samen met alle stakeholders
een traject in ga om in de lijn van dit rapport het kostprijsmodel en tariefstelsel
aan te passen. dit te transparante kostprijsmodel te realiseren. Belangrijk hierbij
is dat er duidelijk gedefinieerd wordt wat de «producten» zijn die de NVWA levert.
Vervolgens kan de NVWA de kosten transparanter en directer toerekenen. Zo wordt de
NVWA in staat gesteld om op basis van normeringen kostenfluctuaties te beheersen en
meer doelmatigheidsprikkels in te bouwen. Dit alles is gericht op het verkrijgen van
meerjarige stabiliteit en daarmee op de voorspelbaarheid van de kostprijzen en de
tarieven.
Een ander belangrijk onderdeel van het traject is een heroverweging van de huidige
financieringssystematiek. Bijvoorbeeld door in afwijking van de huidige start- en
kwartiertarieven op basis van een abonnementsvorm (heffing) of een Service Level Agreement
een overeengekomen bedrag vooraf in rekening te brengen (bijv. een prijs per keuring)
bij het bedrijfsleven. Wat betreft de financiering van de NVWA vanuit de ministeries
van LNV en VWS is een van de mogelijkheden die bezien wordt of een andere vorm van
financiering, aangevuld met op toezicht-effect gebaseerde indicatoren (KPI’s), meer
passend is dan de huidige financiering op basis van gerealiseerde toezichturen.
PWC gaat op basis van de inhoudelijk te nemen stappen uit van een doorlooptijd van
(minimaal) maanden. PWC houdt daarbij geen rekening met eventuele extra tijd die nodig
is om zorgvuldige bestuurlijke keuzes te maken. Om aan te kunnen sluiten op de begrotingscyclus
van 2023 / het NVWA-jaarplan 2023 is het mijn streven om het traject voor de zomer
van 2022 af te ronden. In het overleg van 11 februari 2021 zal aan de Strategische
Tafel besproken worden hoe het gewenste traject er concreet uit gaat zien.
Ook deze ontwikkeling vraagt de nodige tijd en inzet. In de eerste plaats geldt dit
voor de NVWA; het gewenste traject vraagt de komende tijd om extra inspanningen. Om
bijvoorbeeld tot een betere weerspiegeling van de kosten van de nieuw te definiëren
producten te komen, moet een beroep worden gedaan op een grote groep NVWA’ers, van
zowel het primaire proces als van de bedrijfsvoering. Ook op het gebied van ICT-ondersteuning
kan het nodig zijn extra aanpassingen door te voeren. Ik ben mij ervan bewust hoe
ambitieus deze opgave is voor de NVWA, naast de reeds bestaande organisatorische opgave.
Maar ik heb er vertrouwen in dat de NVWA met het commitment van alle stakeholders
onder regie van het ministerie in haar rol van eigenaar de transparantie en efficiency
van kostprijsmodel en retributiestelsel kan verbeteren.
Keuren en toezicht in dierlijk domein
In oktober 2020 stuurde ik uw Kamer een analyse toe van het huidige stelsel van keuren
en toezicht. Daarin gaf ik aan dat de wijze waarop het proces van keuren en toezicht
van roodvlees nu is georganiseerd vragen en discussies oproept over de onafhankelijke
rol van de overheid. Dierenartsen die keuren, hebben immers ook een toezichthoudende
taak. Dit levert spanningen op in hun dagelijkse werkpraktijk, die worden versterkt
door de wijze van financiering van het stelsel en de voortdurende discussie over de
hoogte van de retributies. In die brief heb ik ook aangekondigd dat ik voor het dierlijk
domein fundamenteler wil kijken naar hoe we het nu hebben ingericht, om recht te doen
aan de dieperliggende oorzaken van de aanwezige spanningen. De afgelopen jaren hebben
we steeds naar oplossingen gezocht binnen de huidige kaders en het huidige systeem
zonder dat dit tot een definitieve oplossing heeft geleid en het raakt aan de grenzen
van het bestel.
Ik heb de Raad van Advies gevraagd om een proces te begeleiden dat als doel heeft
te komen tot een gedragen besluitvormingstraject, waarmee het stelsel van keuren en
toezicht – in het bijzonder voor vlees – zo wordt ingericht dat alle betrokken belangen
in balans worden gebracht om zo tot een fundamenteel andere inrichting van het stelsel
te komen. Dit proces is niet bedoeld om het werk van diverse eerdere onderzoeken en
rapporten over te doen, maar juist om de verschillende inrichtingsopties op juiste
waarde te wegen. Het is een vraagstuk waar de makkelijke oplossing niet bestaat. Het
gaat om het wegen van dilemma’s: bijvoorbeeld het oplossen van de frictie die er bestaat
doordat keuren, toezicht en handhaven in een hand liggen aan de ene kant, versus het
doorvoeren van een splitsing van taken en werkzaamheden met alle synergieverlies van
dien aan de andere kant. Het uitgangspunt bij de inrichting is dat de toezichthouder
in onafhankelijkheid zijn werk moet kunnen (blijven) uitoefenen. Naast borging van
die onafhankelijkheid dient er ook aandacht zijn voor een traject dat past bij het
verandervermogen van de NVWA en haar ontwikkelproces. Het is dan aan een volgend kabinet
om op basis van de uitkomsten daarvan tot besluitvorming te komen over een toekomstbestendige
inrichting van het stelsel. De Raad van advies heeft mij aangegeven dat naar verwachting
dit advies eind april gereed is6.
Met de aanpak die volgt op de rapporten over het herstellen van de balans tussen taken
en middelen, het toewerken naar een nieuw systeem van transparante kostprijzen en
retributies en het traject onder regie van de Raad van advies op weg naar een betere
inrichting van het stelsel voor keuren en toezicht in het dierlijk domein, ligt er
een aanpak die zorg moet dragen voor de randvoorwaarden om op systeemniveau het toezicht
en de handhaving in het domein van de NVWA verder te verbeteren, zoals ook de heer
Moorlag vraagt in zijn aangehouden motie (Kamerstuk 33 835, nr. 141).
Brexit
Ik heb veel waardering voor de gedegen wijze waarop de medewerkers van de NVWA zich
hebben voorbereid op de Brexit, in samenwerking met andere overheidsdiensten, keuringsinstellingen
en het georganiseerde bedrijfsleven. Ook tijdens kerst en oud en nieuw werd er nog
veel van hen gevraagd. Ondanks dat het pas in de laatste dagen van 2020 duidelijk
werd hoe het handelsakkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk eruit
zou zien, welke (SPS-)voorwaarden het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot import
zou stellen, en hoe de export door het Verenigd Koninkrijk zou uitpakken, is er vooralsnog
geen sprake van veel congestie bij de grenscontrolepunten. Hierin speelt de NVWA een
belangrijke rol. De problemen die NVWA-medewerkers constateren, hangen samen met de
situatie in het Verenigd Koninkrijk, waar bedrijven niet altijd even goed voorbereid
zijn. Op fytosanitair terrein hebben zich slechts kortstondig enkele aanloopproblemen
voorgedaan, omdat de eisen van het Verenigd Koninkrijk nog niet duidelijk waren. Op
veterinair terrein zijn veel fouten geconstateerd in de documenten uit het Verenigd
Koninkrijk. Door het aanpassen van tijdelijke werkprocessen en het aanbrengen van
bypasses beginnen de handelsstromen hier op gang te komen. Onbekendheid met grenspassageprocessen
in de vissector bij het aanlanden van vis door schepen uit het Verenigd Koninkrijk
zijn inmiddels opgelost. Het verloop tot nu toe geeft mij vertrouwen in de wijze waarop
de NVWA hier haar werkuitvoert. Wel geef ik daarbij aan dat op dit moment de omvang
van de importen relatief laag is.
Zoals ik u per brief van 23 december 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 177) meldde, doen de uitvoering van de taken in het kader van de Brexit en de gevolgen
van de voortdurende coronacrisis een groot beroep op de bij de NVWA beschikbare capaciteit
voor het uitvoeren van het reguliere takenpakket. Om de inzetbare capaciteit in overeenstemming
te brengen met de te verrichten taken is een voortdurende en intensieve inspanning
nodig. De NVWA werkt op zo kort mogelijke termijn plannen uit om het aantal inzetbare
dierenartsen te vergroten en beziet daarin ook nadrukkelijk de mogelijkheid van de
inzet van practici, die naast hun eigen praktijk werkzaamheden voor de NVWA zouden
kunnen verrichten. Tegelijk wordt bezien hoe bepaalde werkzaamheden, bijvoorbeeld
op het gebied van exportcertificering van levende dieren, anders ingericht kunnen
worden. Daarover vinden momenteel gesprekken plaats met het bedrijfsleven. Het gesprek
wordt gevoerd over het mogelijk maken van stalkeuringen in plaats van klepkeuringen
voor meer diersoorten dan waarvoor die mogelijkheid nu bestaat. Ook over het aan banden
leggen van de export van slachtrunderen ouder dan twaalf maanden – ook in het kader
van de gesprekken over de niet-transportwaardigheid – zijn wij in gesprek met het
bedrijfsleven.
Wat betreft de in Nederland beschikbare capaciteit van dierenartsen is in opdracht
van het Ministerie van LNV recentelijk door de WUR een inventarisatie gedaan. Dit
onderzoek, «Een tekort aan dierenartsen in Nederland?», bied ik u als bijlage bij
deze brief aan7. Het onderzoek maakt duidelijk dat de NVWA latent een groot aantal vacatures heeft.
Zoals ik aangaf wordt uitwerking gegeven aan mogelijkheden om de capaciteit uit te
breiden. Daarbij kijken we breed naar samenwerking met bestaande dierenartspraktijken,
proberen we beter net afgestudeerden te bereiken en willen we maximaal de ruimte benutten
die wet- en regelgeving ons biedt om ook niet-dierenartsen in te zetten. Ik wil graag
in het bijzonder in de richting van net-afgestudeerde dierenartsen benadrukken welke
belangrijke maatschappelijke functie zij bij de NVWA kunnen vervullen in het borgen
van de publieke belangen voedselveiligheid en dierenwelzijn. Het Ministerie van LNV
en de NVWA zijn in gesprek met de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht
en de beroepsverenigingen over deze signalering, de problematiek en mogelijke oplossingsrichtingen.
Risicobeoordelingen bureau over de sierteeltketen en de aardappelketen
Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (bureau) heeft als een onafhankelijk onderdeel
van de NVWA recentelijk een risicobeoordeling over de sierteeltketen en een risicobeoordeling
over de aardappelketen gepubliceerd op de NVWA website. Nederland is mondiaal een
belangrijke speler in zowel de aardappelteelt en de sierteelt. Deze ketens zijn zeer
divers, zowel in de plantensoorten die gebruikt worden als de productiemethoden. De
risicobeoordelingen van bureau zijn onderdeel van een programma waarin systematisch
en periodiek overzicht en inzicht wordt gegeven over de risico’s van de productieketens
van voedsel en waren. Op grond van deze risico’s worden er in de risicobeoordelingen
adviezen gegeven aan de inspecteur-generaal (IG-NVWA) van de NVWA. De IG-NVWA heeft
middels een tweetal managementreacties aangegeven hoe hij opvolging zal geven aan
de adviezen vanuit de beide risicobeoordelingen.
U kunt de risicobeoordelingen, incl. de reactie van de IG-NVWA hierop, vinden op de
NVWA website (https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/hoe-de-nvwa-werkt/risicobeoordeling-en…).
Openstaande moties en toezeggingen
Hieronder informeer ik uw Kamer over de voortgang van een aantal moties en toezeggingen
aan uw Kamer die betrekking hebben op de NVWA.
Motie Graus: dierenwelzijnsteams
Tijdens het plenaire debat over de NVWA op 13 februari 2020 (Handelingen II 2019/20,
nr. 54, item 7) heb ik de motie van het lid Graus overgenomen, waarin de regering wordt verzocht
de twee huidige dierenwelzijnsteams te behouden (Kamerstuk 33 835, nr. 143). Conform de motie van het lid Graus zijn de huidige twee dierenwelzijnsteams behouden
in de huidige samenstelling.
Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd dat ik de handhaving op dierenwelzijn naar een
hoger plan wil tillen. En samen met de NVWA ben ik ook van mening dat de twee dierenwelzijnsteams
op dit moment daarbij behouden moeten worden in de huidige samenstelling. In dit verband
loopt er een onderzoek bij de NVWA naar de meest passende organisatiestructuur ten
aanzien van dierenwelzijn. Het toezicht op dierenwelzijn wordt ook in andere teams
dan de twee dierenwelzijnsteams uitgevoerd. Omdat het werk en de capaciteit daardoor
te veel versnipperd zijn, ligt er een voorgenomen organisatiebesluit om het toezicht
op dierenwelzijn en diergezondheid te concentreren in vijf teams, waarvan twee teams
de huidige dierenwelzijnsteams zijn. Dit helpt bij het bevorderen van de uniformiteit
van het toezicht, het komen tot een eenduidige handhavingscultuur en draagt bij aan
het concentreren en versterken van gezamenlijke kennis.
Motie-De Groot: risico-inventarisatie omtrent arbeidsomstandigheden van controleurs
en werknemers van slachterijen
Naar aanleiding van het plenaire debat over de NVWA d.d. 13 februari 2020 heeft uw
Kamer de motie van het lid De Groot (Kamerstuk 33 835, nr. 150) aangenomen. Via deze motie wordt de regering verzocht een risico-inventarisatie
omtrent arbeidsomstandigheden van controleurs en werknemers van slachterijen te starten
en een actieplan op te stellen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. De motie
vond deels zijn oorsprong in de situatie in slachthuizen tijdens de eerste coronagolf.
NVWA-medewerkers voelden zich in die periode niet veilig en hadden het gevoel dat
zij onvoldoende beschermd waren tegen het virus. Deze signalen hebben wij ook gehoord,
waarna wij hoge prioriteit hebben gegeven aan preventie, om medewerkers te beschermen
tegen het coronavirus. Met behulp van Arbodeskundigheid zijn voor alle voortgezette
werkzaamheden coronaknelpunten geïnventariseerd en zijn maatregelen geïntroduceerd
om de werkzaamheden alsnog veilig uit te kunnen voeren. Maatregelen betreffen het
gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, aanpassingen op werkplekken en instructies
voor coronaveilig werken. Alle stilgelegde werkzaamheden zijn pas na grondig onderzoek
en beoordeling opnieuw opgestart. De bedrijfslocaties waar de NVWA vaak komt zijn
integraal beoordeeld en bij knelpunten zijn de maatregelen aangescherpt. De implementatie
van de coronamaatregelen wordt projectmatig uitgevoerd.
In 2014 is een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) uitgevoerd naar de arbeidsomstandigheden
van NVWA-medewerkers in de slachthuizen. In 2020 is deze RI&E geactualiseerd door
een gecertificeerd Arbokerndeskundige. Door de overheidsmaatregelen tegen corona is
hierbij enige vertraging opgelopen, maar de concept-RI&E is inmiddels opgesteld en
wordt momenteel besproken met een representatieve groep medewerkers. Onderdeel van
de RI&E is een Plan van Aanpak. Het Plan van Aanpak zal naar verwachting medio 2021
ter instemming worden aangeboden aan de Ondernemingsraad NVWA en daarna projectmatig
worden geïmplementeerd. Deze zal ook gepubliceerd worden op de website van de NVWA.
De risico’s van biologische agentia zijn onderdeel van de RI&E, maar zijn daarnaast
al NVWA-breed in een aparte RI&E in 2015 geïnventariseerd. De Ondernemingsraad heeft
destijds ingestemd met het Plan van Aanpak biologische agentia.
Motie-De Groot: Implementatie nieuwe EU-klokkenluiders-richtlijn bij de NVWA
Op 18 december 2020 is bij de Afdeling advisering van de Raad van State het wetsvoorstel
tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie
van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober
2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen aanhangig gemaakt. Dit wetsvoorstel
is in het derde kwartaal van 2020 per internet geconsulteerd (https://www.internetconsultatie.nl/klokkenluiders).
Genoemde richtlijn is op 7 december 2019 in werking getreden en dient op 17 december
2021 in de Nederlandse wetgeving te zijn geïmplementeerd. Er wordt nog beoordeeld
op welke wijze de implementatie van de richtlijn wordt ingericht op de terreinen waar
de NVWA actief is, daarbij recht doend aan de motie van de heer De Groot (Kamerstuk
33 835, nr. 151). Voor wat betreft de interne meldingen van misstanden onderneemt de NVWA momenteel
actie om het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders volledig
te implementeren. Dat doet zij in samenwerking met andere onderdelen van het ministerie,
waarmee onder andere een gelijkwaardig niveau van behandeling van een melding wordt
beoogd. Nu al maakt de NVWA gebruik van een interne circulaire rond het melden van
misstanden en onregelmatigheden die in een aantal aspecten van het wetsvoorstel voorziet.
Die circulaire zal waar nodig worden aangepast. Ook heeft de NVWA reeds van andere
taken vrijgestelde integriteitsprofessionals in dienst, naast vertrouwenspersonen,
die als intern meldkanaal kunnen fungeren. Eveneens maakt de NVWA gebruik van een
ingericht digitaal meldpunt voor diverse incidenten.
In de komende periode zal de NVWA kritisch beschouwen hoe haar processen verder geoptimaliseerd
kunnen worden. Daarbij wordt gedacht aan eisen uit het wetsvoorstel rond de anonimiteit
van de melder, reactietermijn en het verder werken aan de bekendheid van het interne
meldkanaal. Ik, en ook de interim-IG, hechten er veel waarde aan dat de richtlijn
niet alleen naar de letter, maar vooral ook naar de geest wordt geïmplementeerd, precies
zoals de motie van de heer De Groot beoogt.
Toezegging: vergroten transparantie naleefmonitors
Tijdens het plenaire debat over de NVWA op 13 februari 2020 heb ik uw Kamer toegezegd
de transparantie in de naleefmonitors te verbeteren. Transparantie is één van de kernwaarden
van de NVWA: de NVWA treedt actief naar buiten over haar werkwijze, bevindingen en
oordelen. Onder andere het openbaar maken van inspectieresultaten met bedrijfs- of
merknaam geeft invulling aan deze kernwaarde. Het actief openbaar maken van inspectieresultaten
geeft bovendien invulling aan het kabinetsbeleid zoals beschreven in de «Kaderstellende
visie op toezicht». In 2021 wordt verkend met welk onderwerp de continue openbaarmaking
van inspectieresultaten van visafslagen en viswerkende bedrijven kan worden uitgebreid.
Binnen het domein Productveiligheid wordt in 2021 een aanpak ontwikkeld om actieve
openbaarmaking verder uit te breiden. Tot slot wordt de mogelijkheid tot het openbaar
maken van inspectieresultaten van het rookverbod verkend.
Daarnaast worden in het jaarplan en de verantwoording op het jaarplan beschikbare
naleefmonitoren gedeeld, die een allesomvattend beeld geven over een bepaald thema
binnen een doelgroep, en naar de informatie-indicator «handhavingspercentage». De
naleefmonitoren dienen meerdere doelen: zo helpt inzicht in de naleving bij het verbeteren
van het risicogerichte toezicht en het maken van onderbouwde afwegingen. Ook in het
recent gepubliceerde jaarplan 2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 177) rapporteert de NVWA over naleving. Zo zijn er onder andere cijfers opgenomen over
de naleving rondom de etikettering van zuigelingenvoeding en over de aanwezigheid
van pyrrolizidine-alkaloïden in kruidenpreparaten met sint-janskruid. Op het gebied
van gewasbescherming rapporteert de NVWA over de naleving van doelgroepen binnen de
sierteelt onder glas.
Tot slot
De NVWA is essentieel voor het toezicht op voedselveiligheid en consumentenproducten,
dierenwelzijn en natuur en daarmee voor onze samenleving. Daarom zet ik in op de in
deze brief beschreven (verbeter)maatregelen. Onderdelen hiervan zijn zoals eerder
aangegeven al opgepakt of zullen binnenkort in gang worden gezet. Andere maatregelen
vragen om een lange adem en een stapsgewijs verbetertraject. Bovendien zullen er gedurende
de uitvoering van de maatregelen ongetwijfeld dingen anders lopen en nieuwe incidenten
voordoen. Met de inzet en betrokkenheid van de medewerkers van de NVWA en een goede
samenwerking met de opdrachtgevende ministeries, heb ik er vertrouwen in dat er verder
kan worden gebouwd aan een beter en versterkt risicogericht toezicht.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.