Plenair verslag
Tweede Kamer, 68e vergadering
Woensdag 23 maart 2016
-
Begin10:15 uur
-
Sluiting21:58 uur
-
StatusGecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Maij
Aanwezig zijn 140 leden der Kamer, te weten:
Amhaouch, Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Belhaj, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Günal-Gezer, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Öztürk, Potters, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, Rutte, Samsom, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Wassenberg, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Van 't Wout, Ypma, Yücel en Ziengs,
en de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Kamp, minister van Economische Zaken, en mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De voorzitter:
Ik heet de mensen die boven op de tribune staan welkom, evenals de mensen die thuis deze vergadering volgen.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
Agema, De Roon en Klever, voor vandaag en morgen.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Bouwregelgeving en brandveiligheid
Bouwregelgeving en brandveiligheid
Aan de orde is het VAO Bouwregelgeving en brandveiligheid (AO d.d. 16/03).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de minister welkom bij dit VAO. Ik geef als eerste het woord aan de heer Krol namens de fractie van 50PLUS. Hij heeft een spreektijd van twee minuten.
De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Ik feliciteer u van harte met het feit dat u vandaag voor het eerst als voorzitter aan deze vergadering deelneemt.
Ik houd het kort, want ik heb drie moties. De eerste motie heb ik enkele maanden geleden ook al ingediend. Gezien het feit dat de fractie van 50PLUS inmiddels in haar overtuiging wordt gesteund door Brandweer Nederland, de Brandweeracademie, het Verbond van Verzekeraars en het Veiligheidsberaad, dien ik de motie opnieuw in in de hoop dat een meerderheid van de collega's al deze aanbevelingen op waarde weten te schatten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat rookmelders verplicht zijn in woningen gebouwd vanaf 2003;
overwegende dat onder meer Brandweer Nederland en de Brandwondenstichting pleiten voor een verplichte rookmelder in alle woningen;
overwegende dat na invoer van een dergelijke regeling in het Verenigd Koninkrijk het aantal doden door woningbrand met 40% daalde;
overwegende dat een verplichting van rookmelders gecombineerd met een breed ingezette bewustwordingscampagne levens kan redden;
verzoekt de regering, het plaatsen van een rookmelder ook in woningen gebouwd voor 2003 verplicht te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 122 (32757).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat verminderde mobiliteit bij senioren in toenemende mate voorkomt;
overwegende dat het Bouwbesluit uitgaat van een normale fysieke zelfredzaamheid;
overwegende dat in seniorencomplexen en andere extramurale woonvormen voor ouderen hierdoor niet volledig voldaan wordt aan geldende bouwregelgeving;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe een aanpassing van het Bouwbesluit inzake brandveiligheidseisen aan seniorencomplexen en andere extramurale woonvormen voor ouderen gerealiseerd kan worden, bijvoorbeeld door het formuleren van een subcategorie in het Bouwbesluit;
verzoekt de regering, het definiëren van een seniorencomplex en zorgwoning hierin te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 123 (32757).
De heer Krol (50PLUS):
Tot slot heb ik nog een heel korte motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de ministeries van Wonen en Rijksdienst, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie alle betrokken zijn bij het beleid rondom het brandveilig zelfstandig kunnen wonen van ouderen en andere kwetsbare groepen;
overwegende dat voor het welslagen van dit beleid goede coördinatie van groot belang is;
verzoekt de regering, op korte termijn te bepalen welk ministerie de regie heeft op dit beleidsterrein en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 124 (32757).
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Een veilig huis is voor iedereen van belang. Een huis moet beveiligd zijn tegen diefstal en brand, maar ook tegen koolstofmonoxidevergiftiging. Daarom pleit mijn fractie al jaren voor een keuring van wooninstallaties, een soort apk voor het huis dus. In Utrecht zijn daarmee schokkende resultaten geboekt. Zes op de tien woningen bleek namelijk niet te voldoen aan de keuringseisen. Ook het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid toont aan dat cv-ketels regelmatig niet goed worden geïnstalleerd.
De minister komt op ons verzoek met een uitgebreide reactie op dit rapport, maar wij moeten daar natuurlijk nog op wachten. De vraag is of wij bewoners van onveilige huizen kunnen helpen om nu al ongelukken te voorkomen. Ik dien daarom een motie in waarin wordt gevraagd om een onderzoek naar de mogelijkheid van een apk voor woningen. Die apk hoeft natuurlijk niet ieder jaar te worden uitgevoerd; dat kan om de vier jaar gebeuren. Ik begrijp dat sommige fracties moeite hebben met een verplichte apk. Daar heb ik in deze motie rekening mee gehouden. We beginnen nu gewoon met een onderzoek en we bekijken wat mogelijk is en hoe dat vormgegeven kan worden. Een verplichting is dus nog niet aan de orde.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de volksgezondheid bedreigd wordt door onder meer brand en koolmonoxidevergiftiging in woningen;
constaterende dat uit het onderzoek van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid naar koolmonoxideongevallen blijkt dat 46% van de ongevallen gebeurt met een cv-installatie, waarvan het merendeel modern en goed onderhouden is;
constaterende dat een pilot in de gemeente Utrecht laat zien dat 60% van de woningen niet voldoet aan de keuringseisen voor wooninstallaties;
verzoekt de regering om samen met de verzekerings- en installatiebranche te onderzoeken hoe een periodieke keuring van wooninstallaties mogelijk gemaakt kan worden en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir en Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 125 (32757).
De heer Van der Linde (VVD):
Kan de heer Bashir aangeven in hoeverre dit voorstel verschilt van het onderhoudscontract dat ik toch al heb voor mijn cv?
De heer Bashir (SP):
Tijdens het debat hebben wij hier uitgebreid over gesproken. De heer Van der Linde heeft een onderhoudscontract, maar heel veel anderen hebben dat niet. Ik ben natuurlijk trots op de heer Van der Linde omdat hij goed voor zichzelf zorgt, maar er zijn ook mensen die minder goed voor zichzelf zorgen of voor wie minder goed wordt gezorgd. Ik heb het dan bijvoorbeeld over studenten, ouderen of mensen in verzorgingshuizen. Ik wil dat ook die groepen zo'n onderhoudscontract hebben. Dit is misschien meer geformaliseerd en voorzien van een certificaat, maar daardoor weet je in ieder geval zeker dat wordt voldaan aan de eisen die worden gesteld.
De heer Van der Linde (VVD):
Wordt dit wel of niet van bovenaf opgelegd?
De heer Bashir (SP):
Zoals ik in mijn inbreng zei, heb ik rekening gehouden met hetgeen onder anderen de heer Van der Linde heeft ingebracht. Hij wil niet dat dit verplicht wordt gesteld. Dit is overigens geen motie waarin zaken meteen worden verplicht. We gaan gewoon even onderzoeken wat wij nu het beste kunnen doen en welke eisen gesteld moeten worden. Vervolgens stuurt de minister een voorstel naar de Kamer en dan hebben wij het er nog een keer goed over. Ik hoop zo de heer Van der Linde mee te krijgen.
De heer Van der Linde (VVD):
Voorzitter. Brand is ongeveer het ergste wat je kan overkomen. Ik heb ooit een brandje meegemaakt en ik denk niet licht over brandveiligheid. Je kunt die echter prima zelf regelen, of in overleg met een vereniging van eigenaren of eventueel met de woningcorporatie. Voor €300 koop je een veilige inductiekookplaat. Voor een tientje koop je een rookmelder. Voor €60 koop je een rookmelder die aangesloten is op je smartphone en die zelf meldt dat hij nieuwe batterijen nodig heeft. Inventieve, maatschappelijk verantwoorde bedrijven pakken dit op. Daarnaast voert het kabinet een prima beleid voor bewustwording en preventie. Wie slecht ter been is en bij een brand niet weg kan komen, kan gericht worden ondersteund op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Tijdens het AO heb ik collega's horen pleiten voor een verplichte inspectie aan huis voor iedereen boven de 65 of 75 jaar. "Pa, ma, vanmiddag komt de meneer jullie huis inspecteren. Dat is niet omdat er iets aan de hand is, maar omdat jullie 75 zijn en niet meer zelf mogen nadenken." De VVD gruwt van een overheid die als uitgangspunt heeft dat je bij mensen achter de voordeur moet kijken. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat brandveiligheid een zaak van groot maatschappelijk belang is waarbij iedere Nederlander een verantwoordelijkheid heeft voor zijn eigen omgeving en die verantwoordelijkheid naar eigen inzicht invult;
overwegende dat oudere Nederlanders daarbij niet betutteld willen worden, en al helemaal niet op grond van een leeftijdsgrens;
verzoekt de regering, het huidige beleid voor brandpreventie en -voorlichting voort te zetten, en op geen enkele wijze verplichtingen op te leggen die discrimineren op grond van leeftijd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Linde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 126 (32757).
De heer Van der Linde (VVD):
86% van de 80-plussers woont zelfstandig, in een gewoon huis. De VVD stáát voor die mensen, die gewoon hun eigen leven willen leiden en niet gekoeioneerd wensen te worden.
De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Ik val vandaag in voor mijn collega Vera Bergkamp, die dit AO heeft gedaan.
Als de veiligheidsregelgeving binnen de bouw tekortschiet, kunnen er slachtoffers vallen. Dat is helaas gebeurd bij branden in zwembaden en bijvoorbeeld bij de gasexplosie in Diemen. D66 wil een motie indienen omdat men veel meer moderne oplossingen zou kunnen inzetten om het ouderwetse probleem van brand op te lossen. Mijn eerste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal ouderen dat slachtoffer wordt van brand in eigen huis bij ongewijzigd beleid de komende jaren zal toenemen;
constaterende dat hiervoor snel oplossingen gevonden moeten worden;
constaterende dat domotica, die de veiligheid en leefbaarheid in huis sterk kunnen bevorderen, in opmars zijn;
verzoekt de regering, in de maatregelen die nu worden genomen om domotica te stimuleren, brandveiligheid expliciet mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 127 (32757).
De heer Koolmees (D66):
Bij de gasexplosie in Diemen kwamen twee mensen om en vielen vijftien gewonden. Een van de oorzaken was het feit dat huisaansluitingen niet zijn opgenomen in de Wion, de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. Diemen is niet het enige ongeval dat om deze reden heeft plaatsgevonden. Men graaft vaak door om onbekende gasleidingen te kunnen vinden, maar gelukkig vallen daarbij meestal geen doden. Het opnemen van de huisaansluitingen in de Wion zal nog acht jaar duren. Dat vindt D66 te lang. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, Wion, geen huisaansluitingen zijn opgenomen en dat dit heeft geleid tot verscheidene ongevallen, waarbij soms doden zijn gevallen;
constaterende dat daarom huisaansluitingen dringend in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten dienen opgenomen te worden;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat alle huisaansluitingen binnen een termijn van maximaal vijf jaar in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten zijn opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 128 (32757).
De heer Albert de Vries (PvdA):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg bespraken we enkele alarmerende rapporten. De kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid was helaas nog niet beschikbaar. Uit dat rapport blijkt dat koolmonoxide een echte sluipmoordenaar is en dat deze sluipmoordenaar tot ieders verrassing ook op kan treden bij nieuwe verwarmingsketels en ketels waarbij normaal periodiek onderhoud plaatsvindt. Wij gaan ervan uit dat het kabinet de drie zeer stellige adviezen van de onderzoeksraad zal opvolgen. Wij wachten met belangstelling de brief van het kabinet af. Wanneer kunnen wij die verwachten?
Ik wil de minister danken voor de toezeggingen die hij tijdens het AO heeft gedaan met betrekking tot het rapport van de Brandweeracademie over de verhoogde risico's die ouderen lopen bij brand. Wij wachten met belangstelling de analyse af waaruit zal blijken of er een goede definitie gevonden kan worden van voor mensen met een beperking aangepaste woningen en welke preventieve maatregelen de minister daarvoor noodzakelijk acht.
Wij wachten ook de brief van de minister af waarin hij zal rapporteren over de uitkomsten van het overleg met de staatssecretaris van VWS over zijn toezegging om te bekijken op welke manier brandveiligheid betrokken kan worden bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Naar de mening van de Partij van de Arbeid is het wenselijk om de mogelijkheden voor een algemene periodieke keuring, een apk, voor woningen te onderzoeken. Als het aan ons ligt, gebeurt dit samen met de installatie- en verzekeringsbranche. Tijdens het algemeen overleg kondigde ik aan daarover een motie te zullen indienen. De motie van de heer Bashir bleek uiteindelijk echter beter dan die van mijzelf en daarom heb ik ervoor gekozen om zijn motie mede te ondertekenen.
Ik zeg tegen de heer Van der Linde: met de motie wordt een apk mogelijk gemaakt en die apk is echt breder dan uw onderhoudscontract voor de ketel. Het lijkt ons de mooiste weg als we die apk niet verplicht stellen, maar mee laten nemen door de verzekeringswereld. Daarmee wordt de eigen verantwoordelijkheid van mensen ondersteund en niet ingeperkt.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. We hebben terecht een uitgebreid debat gehad over de brandveiligheid bij de huisvesting van senioren. Naar aanleiding van dit debat hebben wij twee moties geformuleerd. Een van de moties gaat over een soort vrijwillige keuring. Het betreft geen apk; ze lijkt een beetje op het politiekeurmerk dat we al kennen. Deze motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat periodieke keuring op brandveiligheid van woningen en complexen waar veel ouderen wonen, zinvol kan zijn om de schade door brand te beperken en dat ook verzekeringsmaatschappijen daarbij gebaat zijn;
verzoekt de regering, in overleg te treden met betrokkenen zoals de VNG, Brandweer Nederland en de verzekeringssector teneinde de mogelijkheden van een vrijwillige periodieke keuring van woningen en complexen waar ouderen wonen, in combinatie met verlaging van de verzekeringspremie, nader te onderzoeken en de Kamer daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 129 (32757).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de bouwregelgeving beter dient aan te sluiten op de ontwikkeling dat meer burgers met zwaardere beperkingen zelfstandig wonen;
overwegende dat naar deregulering van regels wordt gestreefd in het nieuwe Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl);
verzoekt de regering, de brandveiligheidsvoorschriften in het Bbl te bespreken met instanties als leder(in), PCOB, Unie KBO, Woonbond en VACpunt Wonen, waarbij bezien wordt hoe deze voorschriften beperkt maar effectief en doelgericht dienen te zijn ten aanzien van ouderenhuisvesting, én de Kamer daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 130 (32757).
De voorzitter:
Hiermee is een einde gekomen aan de inbreng van de zijde van de Kamer. We schorsen een ogenblik, want ik zie dat de minister enkele van de moties nog moet krijgen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Termijn antwoord
Minister Blok:
Voorzitter. Ik begin met te constateren dat de woordvoerders Wonen niet alleen hier fris en fruitig het licht hebben uitgedaan maar hier ook weer fris en fruitig aanwezig zijn. Dat is goed om te zien.
De voorzitter:
Net als de minister, overigens.
Minister Blok:
Ze zijn daarbij bovendien zeer productief. Ik zal de negen ingediende moties van mijn reactie voorzien. In de motie op stuk nr. 122 van de heer Krol wordt de regering verzocht om het plaatsen van rookmelders ook in de woningen van voor 2003 verplicht te stellen. Net als ik in het AO al zei, vind ik dit een grote inbreuk in de huiselijke sfeer van mensen. Ik vind het ook niet effectief omdat ik niet van buiten kan beoordelen of mensen ook de batterijen verwisselen en de rookmelder niet afplakken. Bovendien heb ik ook geen inspectiemogelijkheden om een verplichting te controleren. Alles bij elkaar opgeteld is dat voldoende reden om deze motie te ontraden.
In de motie op stuk nr. 123 wordt de regering verzocht om het definiëren van een seniorencomplex en zorgwoning te betrekken bij de aanpassing van het Bouwbesluit. Hiermee krijg ik eigenlijk een vraag terug die ik bij de heer Krol had neergelegd in het AO. Ik had aangegeven dat het begrip zorgcomplex wel te definiëren is, maar het begrip ouderenwoningen niet. De meeste ouderen wonen gewoon in eengezinswoningen en appartementen, net als wij allemaal. Deze motie biedt daar geen enkele oplossing voor en laat het probleem voortbestaan, dus ook deze motie ontraad ik.
De derde motie van de heer Krol, op stuk nr. 124, gaat over drie ministeries die betrokken zijn bij brandveiligheid, te weten het ministerie voor Wonen en Rijksdienst, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Veiligheid en Justitie. In de motie wordt gevraagd om een coördinerend ministerie aan te wijzen. Aan de betrokken ministeries zou de heer Krol nog kunnen toevoegen het ministerie van Economische Zaken, in verband met de verantwoordelijkheid voor gasleidingen, en het ministerie van Binnenlandse Zaken in verband met de verantwoordelijkheid voor binnenlands bestuur en de toezichthoudende functies die gemeentes hierop hebben. Op het woord "coördinerend" kan niemand tegen zijn, maar in de praktijk is het een onding. De Kamer wil immers wetgeving behandelen met de minister die daarover gaat, ook als dat niet de coördinerende minister is. Als het gaat om de toezichthoudende rol van gemeenten willen de woordvoerders Binnenlandse Zaken dat echt met de minister van Binnenlandse Zaken bespreken. Als het gaat om het Bouwbesluit willen de desbetreffende woordvoerders dat met mij bespreken. Als het gaat om regelgeving voor leidingen in Nederland willen de woordvoerders Economische Zaken dat met de minister van Economische Zaken bespreken. Waar het gaat om het begrip "coördinerend minister" kan ik ook verwijzen naar wat mevrouw Bergkamp daarover de vorige keer vroeg, in de zin dat mocht zij ooit als minister gevraagd worden, dan geldt: hoed u voor het begrip "coördinerend minister", want in de praktijk werkt het niet. Kortom, ik ontraad deze motie.
Dan kom ik op de motie van de heer Bashir op stuk nr. 125. De heer Bashir gaf aan begrepen te hebben dat een groot aantal collega-Kamerleden, net als ik overigens, niet zijn voor een verplichte apk omdat ook die sterk ingrijpt in de privésfeer en bovendien mensen op kosten jaagt. Hij formuleerde het aldus: we beginnen met een onderzoek en een verplichting is nog niet aan de orde. Als het zo wordt aangekondigd in een motie kan er echter geen misverstand bestaan over het uiteindelijke doel van de motie, namelijk een inleiding naar een verplichting. Ik heb al aangegeven dat ik daar niet voor voel. Om die reden ontraad ik de motie.
De heer Bashir (SP):
Dan neem ik het woordje "nog" terug en behoeven we het daar dus niet meer over te hebben. De minister moet natuurlijk niet zoeken naar intenties die nu nog niet in de motie zijn geformuleerd. Uiteraard weet de minister dat wij bepaalde wensen hebben op dit terrein, maar die zijn in deze motie niet geformuleerd. De motie is meer een handreiking richting de minister en als ik hem was zou ik die zeker aangrijpen.
Minister Blok:
De motie zelf verzoekt de regering om samen met de verzekerings- en installatiebranche te onderzoeken hoe een periodieke keuring van wooninstallaties mogelijk gemaakt kan worden. Dat is een zeer sturende motie. Dus ook kijkend naar de letterlijke tekst van de motie, blijf ik bij ontraden.
De heer Albert de Vries (PvdA):
De minister gaat dan voorbij aan de bijdrage die ik in het debat heb geleverd waarbij ik uitsprak dat als er een apk wordt ontwikkeld mijn voorkeur ernaar uitgaat dat die via de verzekeringswereld een plek krijgt. Ook de PvdA zit helemaal niet te wachten op een verplichte apk, maar wel op de komst van een apk die effectief is.
Minister Blok:
Ik kom zo meteen te spreken over de motie van de heer Ronnes. Die spreekt mij in ieder geval meer aan omdat die expliciet uitspreekt dat het niet gaat om een verplichting maar om het aansluiten bij de voordelen die het kan bieden voor een verzekeraar. Dat vind ik een elegantere route.
De heer Bashir (SP):
Maar dat staat ook in onze motie. Er wordt daarin wel degelijk gesproken over de verzekerings- en installatiebranche.
Minister Blok:
Zeker, maar het woord "vrijwillig" staat er niet in. Er staat wel in: hoe een periodieke keuring ingevoerd kan worden. Ik vind deze motie dan ook zeer sturend naar een eindsituatie, waarover ik dan met de heer Bashir van mening verschil, wat natuurlijk kan.
De voorzitter:
Dus het oordeel blijft ontraden.
Minister Blok:
Het oordeel blijft ontraden.
In zijn motie op stuk nr. 126 verzoekt de heer Van der Linde de regering het huidige beleid voor brandpreventie en -voorlichting voort te zetten en op geen enkele wijze verplichtingen op te leggen die discrimineren op grond van leeftijd. Daar ben ik het vanzelfsprekend mee eens. Dus deze motie zie ik als ondersteuning van beleid.
De heer Koolmees verzoekt in zijn motie op stuk nr. 127 de regering in de maatregelen die nu worden genomen om domotica te stimuleren, brandveiligheid expliciet mee te nemen. Ik ben het eens met de heer Koolmees dat daar grote kansen liggen en dat er nog grote stappen te verwachten zijn die verdergaan dan een rookmelder die alleen een piep kan geven. Deze motie beschouw ik dan ook als ondersteuning van het beleid.
De motie op stuk nr. 128 van de heer Koolmees verzoekt de regering ervoor te zorgen dat alle huisaansluitingen binnen een termijn van maximaal vijf jaar in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten zijn opgenomen. Deze wet valt onder de collega van Economische Zaken, waardoor ik de motie niet goed van een inhoudelijk oordeel kan voorzien. Ik zou de heer Koolmees dan ook willen vragen om deze motie aan te houden voor een debat met de collega van Economische Zaken.
De heer Koolmees (D66):
Dat wil ik doen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Koolmees stel ik voor, zijn motie (32757, nr. 128) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Blok:
De heer De Vries vroeg wanneer de brief met de reactie op het rapport over koolmonoxide van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid komt. Ik hoop die brief in mei aan de Kamer te sturen. Ik wil onder meer de ervaringen in andere landen met het voorkomen van ongelukken met koolmonoxide daarin meenemen. De heer De Vries wees terecht op mijn toezeggingen in het AO dat ik zal bekijken of er in het Bouwbesluit wel een definitie voor een aangepaste woning voor mensen met een beperking kan komen en hoe wij het onderwerp brandveiligheid in de Wmo-gesprekken kunnen meenemen.
De heer Ronnes heeft ten eerste een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om in overleg te treden met betrokkenen zoals de VNG, Brandweer Nederland en de verzekeringssector teneinde de mogelijkheden van een vrijwillige periodieke keuring van woningen en complexen waar ouderen wonen in combinatie met verlaging van verzekeringspremie nader te onderzoeken en de Kamer daarover te informeren. Deze motie sluit door het leggen van de nadruk op vrijwilligheid aan bij wat ik voor ogen heb. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 129 dus graag aan de Kamer.
In de tweede motie van de heer Ronnes wordt de regering verzocht om brandveiligheidsvoorschriften in het Besluit bouwwerken leefomgeving, eigenlijk het nieuwe Bouwbesluit, te bespreken met instanties die zijn betrokken bij ouderen en gehandicapten om te bekijken hoe die voorschriften effectief en doelgericht kunnen zijn ten aanzien van ouderenhuisvesting. Ik beschouw deze motie op stuk nr. 130 ook als ondersteuning van beleid.
Ik hoop hiermee de vragen beantwoord te hebben en de moties van een oordeel voorzien te hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik bedank de minister voor Wonen en Rijksdienst voor zijn komst naar de Kamer. Over de ingediende moties gaan wij volgende week dinsdag stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Participatiewet
Participatiewet
Aan de orde is het VAO Participatiewet (AO d.d. 16/03).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid welkom.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben wij uitgebreid gesproken over het feit dat de overheid zelf achterloopt bij het realiseren van voldoende banen voor arbeidsgehandicapten. Om daar toch wat meer druk op te leggen en de urgentie te benadrukken, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de overheid achterloopt bij het realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking;
constaterende dat het bij sommige onderdelen van de overheid goed gaat en bij andere onderdelen niet goed;
overwegende dat de volgende tussenmeting voor de banenafspraak pas in juli beschikbaar is;
verzoekt de regering om overheidsonderdelen die nu achterlopen bij het realiseren van banen, met klem aan te sporen daar snel verbetering in te brengen;
verzoekt de regering tevens om half mei aan de Kamer te rapporteren over de actuele stand van zaken bij de overheidsonderdelen die nu achterlopen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Kerstens, Karabulut en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 4 (34352).
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik dien de volgende motie in omdat heel veel werkgevers vragen om ook te kijken wat mensen in de praktijk kunnen en dat mee te laten tellen, ook bij de bepaling van hun loonwaarde. Dat klinkt altijd wat technisch, maar het komt erop neer dat we ook in de praktijk laten vaststellen wat mensen kunnen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vaststelling van de verminderde loonwaarde van mensen met een arbeidsbeperking met gevalideerde methodes op de werkvloer in de praktijk plaatsvindt;
overwegende dat op deze wijze goed in de praktijk vastgesteld kan worden of iemand binnen de doelgroep van de banenafspraak valt;
constaterende dat sociale partners in De Werkkamer met elkaar in gesprek zijn over het invoeren van een dergelijke praktijkroute;
verzoekt de regering om een "praktijkroute" voor bepaling van verminderde loonwaarde mogelijk te maken, waarbij de werkvloer en gemeenten samenwerken, waardoor deze groep toegelaten wordt tot het doelgroepregister voor de banenafspraak,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (34352).
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bepaalde werkgevers in de overheidssector achterblijven bij het creëren van extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking;
overwegende dat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overheidswerkgevers beter wil informeren over de voortgang van de banenafspraak binnen de eigen sector en daarom overheidssectoren in de loop van dit jaar daarover zal informeren;
verzoekt de regering, deze informatie ook direct aan de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (34352).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de Participatiewet voor jongeren tot 27 jaar een wettelijke zoekperiode van vier weken geldt waarin gemeenten aanvragen niet in behandeling mogen nemen;
overwegende dat met de Participatiewet ook veel kwetsbare jongeren die voorheen in de Wajong gekomen zouden zijn, nu een beroep doen op de gemeente;
overwegende dat de Kamer op 1 juli 2015 bij motie de regering heeft verzocht inzichtelijk te maken hoe gemeenten met deze nieuwe doelgroep omgaan vanaf het moment dat zij zich melden en of zij voldoende instrumenten hebben om deze jongeren te helpen en de Kamer daarover te informeren, maar dat dat tot op heden nog niet gebeurd is;
verzoekt de regering, alsnog aan het verzoek van de Kamer te voldoen en de Kamer daar uiterlijk 1 mei over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (34352).
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voor de helderheid: die motie wil ik eigenlijk niet indienen. Als de staatssecretaris ervoor zorgt dat de Kamer die informatie alsnog krijgt, kan de motie wat mij betreft meteen ingetrokken worden.
Ik heb nog een derde motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat steeds meer gemeenten willen experimenteren in de bijstand;
overwegende dat de Participatiewet hier via artikel 83 ruimte voor biedt en de staatssecretaris sinds vorige zomer in gesprek is met gemeenten over het opstellen van een AMvB die aansluit bij de wensen van gemeenten;
overwegende dat gemeenten tijdig duidelijkheid nodig hebben over hoe de AMvB eruit gaat zien, zodat ze voldoende tijd hebben om de experimenten voor te bereiden;
verzoekt de regering, uiterlijk 1 juni 2016 de concept-AMvB aan de Kamer te sturen zodat de Kamer deze nog voor het zomerreces kan behandelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (34352).
De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. In het kader van de Participatiewet gaat het vaak over de invulling van de door het kabinet met de werkgevers gemaakte afspraak dat er de komende jaren minstens 125.000 arbeidsplekken in het bedrijfsleven en bij de overheid bij komen voor mensen die ontzettend graag willen meedoen, maar daar wat extra hulp bij nodig hebben. Uit de cijfers blijkt dat het bedrijfsleven redelijk op weg is, maar dat de overheid zelf achterblijft. Dat kan natuurlijk niet. Als je van een ander wat verwacht, moet je het zelf ook doen: practice what you preach. Daarom heb ik er in twee eerdere moties, die ik hierbij graag in herinnering roep, bij het kabinet op aangedrongen om meer dan een tandje bij te zetten en met een actieplan te komen. Daarom heeft mevrouw Schouten van de ChristenUnie zojuist ook namens mij een extra motie daarover ingediend.
Zelf dien ik een motie in, mede namens mevrouw Karabulut, over de 30.000 plekken bovenop die 125.000 voor mensen met een nog grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Ik heb er al eerder vragen over gesteld. Er is 100 miljoen extra voor vrijgemaakt, maar toch lopen we ver achter bij de doelstellingen. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het sociaal akkoord is afgesproken dat er middelen beschikbaar komen voor structureel 30.000 arbeidsplaatsen ten behoeve van mensen die uitsluitend in een beschutte werkomgeving kunnen werken;
constaterende dat het aantal gerealiseerde beschutte werkplekken tot nu toe ver achterblijft bij de doelstellingen;
verzoekt de regering, per direct te starten met de voorbereiding van de daartoe benodigde wetgeving zodat, mocht uit het momenteel lopende onderzoek van de Inspectie SZW naar de stand van zaken in dezen van onvoldoende verbetering blijken, gemeenten per 1 januari 2017 verplicht worden voldoende beschutte werkplekken zoals in de Participatiewet bedoeld, dus tegen betaling van ten minste het wettelijk minimumloon aan betrokkenen, te creëren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (34352).
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Tijdens het debat vorige week is veel gesproken over de noodzaak om de praktijkroute binnen de Participatiewet open te stellen. Dat was ook voor mijn fractie een van de belangrijkste punten in het algemeen overleg. Daartoe heb ik een motie van collega Schouten mede ondersteund.
In aanvulling daarop dien ik twee moties in over punten waarvoor mijn fractie vorige week ook aandacht heeft gevraagd, maar waarbij de staatssecretaris niet of niet voldoende heeft bewogen naar het oordeel van mijn fractie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op dit moment onderzoek loopt naar de overdraagbaarheid van het quotum voor inkoop bij sociale ondernemingen;
overwegende dat overdraagbaarheid gericht op sociale ondernemingen een goede bijdrage kan leveren aan de werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;
overwegende dat de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) de mogelijkheid biedt om dit op praktische wijze vorm te geven;
verzoekt de regering, er bij de uitwerking van de overdraagbaarheid van het quotum zorg voor te dragen dat de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO overdraagbaar wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (34352).
De heer Pieter Heerma (CDA):
De tweede motie heeft te maken met de toegang van bedrijven tot de bestanden van het UWV met mensen die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het resultaat van de Participatiewet te wensen over laat;
overwegende dat werkgevers klagen over de gebrekkige toelevering van mogelijk geschikte kandidaten vanuit UWV en gemeenten;
overwegende dat het ontsluiten van de doelgroep voor werkgevers de kansen op werk voor de doelgroep vergroot;
verzoekt de regering, op korte termijn mogelijk te maken dat werkgevers direct toegang krijgen tot de profielen van mensen uit de doelgroep van de Participatiewet, in de bestanden van het UWV,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (34352).
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik heb met een aantal collega's op een aantal punten voorstellen ingediend om van de Participatiewet nog iets te maken. De resultaten blijven achter en dat is dramatisch. Het is vooral dramatisch voor arbeidsgehandicapten, maar ook voor alle werkzoekenden. Er is een aantal grote problemen. Ik noem allereerst bureaucratie, waarvoor wij bij de invoering van de wet al hebben gewaarschuwd. Dit heeft te maken met het opdelen van mensen in hokjes. Niet iedereen krijgt de ondersteuning die hij of zij nodig heeft. Op die punten hebben wij een aantal voorstellen ter verbetering gedaan.
Het tweede dat naar voren komt, zijn de budgetten. De staatssecretaris heeft bijna 2 miljard bezuinigd op mensen met de laagste inkomens en op hun banen. Laten wij dat niet vergeten. Gemeenten zeggen: wij doen ons best, maar wij komen middelen tekort. Ik heb daarop nog geen antwoord gekregen van de staatssecretaris, maar dat zou ik wel graag willen hebben.
Het laatste en natuurlijk belangrijkste punt is: waar zijn de banen? Dat vraag ik via u, voorzitter, aan de staatssecretaris. Er zijn nog nooit zo veel mensen in de bijstand terechtgekomen, namelijk 450.000, van wie een aantal het gewoon heel moeilijk hebben. Waar is het banenplan van deze staatssecretaris? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat mensen aan de bak komen in plaats van dat zij worden weggemoffeld in een of andere bureaucratische regeling?
Termijn antwoord
Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng. Kortheidshalve loop ik de moties langs. Ik begin bij de motie-Schouten c.s. op stuk nr. 4 over de banenafspraak. In deze motie wordt de regering verzocht om half mei aan de Kamer te rapporteren over de actuele stand van zaken bij de overheidsonderdelen die nu achterlopen. Ik zou nu moeten zeggen dat deze motie eigenlijk thuishoort bij de collega's Blok en Plasterk en mevrouw Schouten moeten vragen om de motie in een debat met hen in te dienen. Maar ik wist op basis van het AO dat wij hebben gehad dat deze motie wellicht in de pijplijn zou zitten. Daarom heb ik de beide collega's hierover bijgepraat. Kortheidshalve kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaten, omdat beide collega's voornemens zijn om inderdaad aan de Kamer te rapporteren. Zij doen hun best om dat half mei te doen. Wij gaan in ieder geval in het voorjaar rapporteren, voordat wij de aantallen banen over 2015 presenteren.
De motie-Schouten/Pieter Heerma op stuk nr. 5 betreft de zogenaamde praktijkroute. Wij hebben in het algemeen overleg besproken dat De Werkkamer nu ook op basis van proeftuinen doende is om te bezien of de praktijkroute begaanbaar is. Ik heb goed geluisterd naar de leden van de Kamer en natuurlijk ook opgetekend dat het merendeel voor deze praktijkroute "te porren is" als ik mij zo mag uitdrukken. Dat geldt ook voor mij, maar ik wil De Werkkamer de klus laten klaren waartoe De Werkkamer op aarde is. Deze motie is eigenlijk prematuur en daarom zou ik haar moeten ontraden. Op 30 maart komt De Werkkamer bijeen. Ik verwacht dat De Werkkamer daarna dingen bij mij teruglegt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik hecht er ook aan dat dit goed wordt besproken in De Werkkamer. Dat heb ik in het algemeen overleg ook aangegeven. Het zijn geen dingen die elkaar uitsluiten. Ik wil voorkomen dat het door allerlei procedureel gedoe toch weer lang gaat duren voordat deze route mogelijk wordt. Ik wil wel overwegen om deze motie aan te houden, maar dan wil ik eigenlijk vrij snel nadat De Werkkamer bekend heeft gemaakt hoe hij hiermee omgaat, een brief van de staatssecretaris hebben over de uitkomst. Dan kan ik beoordelen of ik de motie dan alsnog ga indienen. Is de staatssecretaris bereid om een brief te sturen zodra De Werkkamer uitsluitsel heeft gegeven? Dan kunnen wij daarna beoordelen of wij deze motie nog in stemming moeten brengen.
Staatssecretaris Klijnsma:
De Werkkamer komt volgende week bijeen. Ik wil de Kamer heel graag bijpraten over wat ik kan doen met de bevindingen van De Werkkamer, niet alleen maar op de praktijkroute, maar ook op de andere onderdelen. Dus ik zeg dit graag toe. Ik kan dat niet nu meteen doen, maar wil het graag in de maand april doen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Kan het iets scherper? De maand april is nogal lang. Zou het kunnen om die brief voor half april te versturen? Dan kan ik daarna bepalen of die motie moet worden ingediend. Als dat kan, dan houd ik mijn motie nu aan.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik begrijp dat mevrouw Schouten de boel probeert te comprimeren. Dat wil ik zelf ook graag, maar het is gewoon goed gebruik dat je, nadat je zelf de knoop hebt doorgehakt, nog even bestuurlijk gaat overleggen met je partners. Dan praat ik natuurlijk over de sociale partners. De VNG en het UWV moeten daar ook nog even hun bevindingen op loslaten, dus ik heb gewoon wat tijd nodig. Ik zou toch echt willen vragen om de tijd te mogen nemen tot 1 mei, dus voor het meireces.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is een beetje duwen en trekken. Laten we dan afspreken dat wij de brief krijgen voor 1 mei, maar dat ik dan ook direct na het meireces bepaal of de motie in stemming wordt gebracht. Dan houd ik de motie nu aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Schouten stel ik voor, haar motie (34352, nr. 5) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Klijnsma:
Helder, voorzitter.
In de motie op stuk nr. 6 vragen de leden Voortman en Karabulut om informatie over banen die gecreëerd worden door de overheid en de voortgang op dat vlak. Die motie ligt eigenlijk in het verlengde van de motie die zojuist aan de orde is geweest. Ik laat ook deze motie over aan het oordeel van de Kamer. Ik denk dat de beide collega's de Kamer in één vloeiende beweging op de hoogte zullen stellen.
Dan kom ik op de tweede motie van mevrouw Voortman. Dat is de motie op stuk nr. 7, die gaat over de jongeren. Ik wil mijn uiterste best doen om de Kamer hierover te informeren. Ik heb goed naar mevrouw Voortman geluisterd. Zij heeft gezegd: als dat kan voor 1 mei, dan zou ik de motie willen intrekken.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik wil inderdaad geen motie indienen om een motie uitgevoerd te krijgen. Nu de staatssecretaris toezegt om de Kamer hierover voor 1 mei te informeren, trek ik mijn motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Voortman (34352, nr. 7) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dan de motie op stuk nr. 8 over de concept-AMvB rond de experimenten. Zoals de Kamer weet, ben ik druk doende om samen met gemeenten te kijken naar een zo breed mogelijk draagvlak voor die experimenten. Dat is voorwaar geen sinecure. Het is ook echt wel een zoektocht, omdat we niet heel vaak experimenten tot stand brengen binnen de wetgeving. De gevraagde termijn kan ik niet gestand doen. Mocht het wel lukken, dan is dat geweldig, maar ik denk dat ik het niet ga halen. Het is wel zeker mijn intentie en ook mijn ambitie om voor 1 januari 2017 een AMvB in het Staatsblad te hebben. Dat betekent dat ik aan iedereen, dus ook aan mezelf, aan de Raad van State, aan uw Kamer en ook aan de Eerste Kamer moet vragen om zo snel mogelijk die AMvB te behandelen. Maar 1 juni is wel een stevige tijdsklem, dus ik zou de indieners willen vragen om die tijdsklem er nu niet op te zetten.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Kijk, wij willen allemaal die AMvB per 1 januari 2017 in uitvoering hebben. Mijn vrees is dat, als die pas in september of oktober komt, gemeenten niet genoeg tijd hebben. Zij moeten een en ander immers ook weer met hun gemeenteraden bespreken. Ik wil graag van de staatssecretaris weten hoe zij ervoor gaat zorgen dat de gemeenten wel genoeg tijd krijgen om de AMvB dan ook echt uit te kunnen voeren op 1 januari.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dat levert mijn gesprek met deze gemeenten op. Mevrouw Voortman weet dat ik met vier gemeenten in gesprek ben. Wij moeten natuurlijk over en weer kijken hoe we onze raden en ook onze Kamers mee kunnen nemen in het hele proces. Dat is essentieel. Ik ben er zeer op uit om dat tot een goed einde te brengen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Daar vertrouw ik ook wel op, maar ik zoek naar een moment waarop gemeenten weten waar ze aan toe zijn. Als de staatssecretaris daar wat meer duidelijkheid over kan geven, kan ik deze motie aanhouden.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dat begrijp ik, maar ik ben natuurlijk nog doende om dat brede draagvlak te verwerven. Het is daarom heel lastig om nu te zeggen: dat brede draagvlak is er binnen nu en een beperkte tijd. Ik vraag dan ook om de motie inderdaad aan te houden. Dan zeg ik toe dat ik de Kamer zo spoedig mogelijk bij zal praten, ook schriftelijk, over de wijze waarop de situatie zich ontwikkelt.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het spijt mij heel erg, maar wanneer wil de staatssecretaris ons daar dan over bijpraten? Als die brief in december komt, is dat te laat om het per 1 januari te kunnen invoeren. Ik zal haar echt niet vastpinnen op die specifieke datum, maar ik wil graag globaal weten wanneer zij ons zal bijpraten.
Staatssecretaris Klijnsma:
Het lijkt mij een goed idee om in ieder geval voor het meireces te laten weten hoever we gevorderd zijn.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan houd ik de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (34352, nr. 8) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Klijnsma:
In de motie-Kerstens/Karabulut op stuk nr. 9 wordt de regering opgeroepen om alvast wetgeving voor te bereiden zodat die, als de inspectie in juni bevalt van een advies waaruit zou blijken dat een aantal gemeenten nog absoluut niet bezig is met nieuwe beschutte werkplekken, onmiddellijk en onverwijld kan worden beetgepakt in het traject. Dat wil ik graag doen, want die stok achter de deur moet klaarliggen. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer.
In de motie-Pieter Heerma/Schouten op stuk nr. 10 wordt de regering verzocht om er bij de uitwerking van de overdraagbaarheid van het quotum zorg voor te dragen dat de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO-ladder overdraagbaar wordt. Ik vertel niets nieuws als ik de heer Heerma meld dat Berenschot druk doende is om in april een rapport aan ons te kunnen presenteren. Ik vraag de heer Heerma om met ons dat rapport af te wachten voordat we op dit punt stappen voorwaarts zetten. Ik ontraad de motie nu dus omdat zij prematuur is.
De laatste motie is de motie-Pieter Heerma/Schouten op stuk nr. 11 en die gaat over de profielen van mensen en vraagt om het mogelijk te maken dat werkgevers direct toegang krijgen tot die profielen. Ook dit is een onderwerp dat in De Werkkamer wordt besproken. Ik wil de uitkomst daarvan graag afwachten. Dus ook deze motie is prematuur en daarom ontraad ik haar.
Ten slotte heeft mevrouw Karabulut gevraagd waar de banen zijn. Dat heeft zij ook in het AO gevraagd. We hebben met name gesproken over de garantiebanen. Wat betreft de garantiebanen bij de reguliere werkgever ligt men behoorlijk op stoom. Zoals we ook hebben besproken in het AO, laat het aantal garantiebanen bij overheden te wensen over, voor zover we dat nu inzichtelijk hebben. Daarom vind ik het prima dat de leden druk op de ketel zetten en aan mijn collega's in het kabinet dit signaal willen meegeven. Het is niet voor niets dat ik net een tweetal moties op dat punt aan het oordeel van de Kamer heb gelaten.
Mevrouw Karabulut (SP):
Soms denk ik dat de staatssecretaris een belangrijk deel van haar portefeuille van zich af heeft geschud of niet wil zien of dat zij de pijnlijke waarheid niet onder ogen wil komen. Het gaat niet alleen om de garantiebanen, er zitten meer mensen in de bijstand die op zoek zijn naar een baan en daarbij ondersteuning nodig hebben. Gemeenten, maar ook mensen zelf, geven aan dat er een enorme concurrentie is en dat er allerlei perverse prikkels zijn aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Krijgt iemand een baan, dan vliegt iemand anders eruit; een soort draaideurwerklozen. De vraag is welke politiek dit kabinet of deze staatssecretaris volgt om in ieder geval de werkloosheid terug te dringen. Immers, de werkloosheid groeit alleen maar. Ik weet niet hoe ik dit nog duidelijker zou moeten uitleggen, voorzitter.
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dit is de brede vraag die de afgelopen drie jaar sinds dit kabinet is aangetreden iedere keer opnieuw terecht aan de orde is gesteld. Naar aanleiding van die brede vraag hebben wij diverse instrumenten gecreëerd. Gelukkig zien wij nu de positieve kentering, waarbij meer mensen banen vinden en meer mensen echt aan de slag zijn. In het na-ijltraject bij gemeenten rond de Participatiewet en de bijstand zien wij dat altijd minder snel terug. Maar ook daar zien wij nu heel voorzichtig dat de economische crisis achter ons ligt. Dat geeft de burger moed. Ik denk dat het goed is om dat ook nog eens hier te zeggen. Daarmee wil ik helemaal niet zeggen dat mensen die op zoek zijn naar een baan, die baan ook binnen de kortste keren zullen hebben. Het is immers weerbarstig, dat is gewoon waar. Er wordt echter wel enorm hard aan gewerkt, ook door gemeenten. Ik heb er vertrouwen in dat de gemeentebestuurders daar enorm op acteren, en dat weet mevrouw Karabulut ook.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het gaat niet om de gemeentebestuurders en het gaat niet om de staatssecretaris. Het gaat niet om het mooiweerverhaal, het gaat om de keiharde feiten: een groeiende groep werklozen die niet aan de bak komt, ouderen die duurzaam in de bijstand belanden, mensen die jarenlang in de bijstand zitten en daar niet meer uitkomen, baantjes die zorgen voor verdringing van anderen op de arbeidsmarkt die vervolgens werkloos worden. Het gaat om het grotere geheel. Ik wil van deze staatssecretaris het begin van een visie, van een plan horen om de werkloosheid in de bijstand structureel terug te dringen. Ik kan mij zo voorstellen dat wij, als het echt zulk mooi weer is, de bestaande banenafbouw voor mensen met een arbeidsbeperking afremmen en die proberen uit te bouwen in plaats van de onderlinge concurrentie verder te organiseren. Ik kan mij zo voorstellen dat de staatssecretaris in overleg met gemeenten investeert in bijvoorbeeld publieke of semipublieke banen. Ik kan mij zo voorstellen dat de staatssecretaris een echt diversiteitsbeleid maakt, zodat ook de werkgevers meer gaan investeren. Dat kan ik mij allemaal zo voorstellen; alles, behalve alleen maar meer bureaucratie organiseren. Is de staatssecretaris daartoe bereid?
Staatssecretaris Klijnsma:
Wij hebben nu juist, mede dankzij de Participatiewet, in samenwerking met de sociale partners en UWV een heel goed raamwerk geschapen voor gemeenten om er in de arbeidsmarktregio's — dit is ook heel nauw afgestemd met het onderwijs — voor te zorgen dat iedereen zo spoedig mogelijk actief kan worden op de arbeidsmarkt. Wij merken gelukkig dat dat ook meer en meer gebeurt en dat de partners elkaar op regionaal niveau meer en meer weten te vinden. Natuurlijk hebben wij niet iedereen onmiddellijk aan een baan geholpen, maar de inzet hierop is enorm. Iedereen doet ontzettend zijn best om het voor elkaar te krijgen. Er gloort nu ook echt licht omdat steeds meer mensen een baan vinden. Dat heeft gewoon te maken met het feit dat de Participatiewet de goede instrumenten aanbiedt, ook rond no-riskpolissen en loonkostensubsidies. Daardoor kun je mensen helpen richting arbeidsmarkt. Kortom, het is echt niet zo somber als hier wordt geschetst.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer. Volgende week dinsdag wordt gestemd over de ingediende moties.
De vergadering wordt van 11.15 uur tot 11.18 uur geschorst.
Spoor
Spoor
Aan de orde is het VSO Spoor (28642, nr. 72).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu welkom in deze zaal. Ik geef als eerste het woord aan de heer Bruins van de ChristenUnie. De spreektijd bedraagt twee minuten per fractie.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb dit VSO aangevraagd vanwege de volle treinen. In het AO heb ik daarom een vraag gesteld over de mogelijkheid van extra spitstreinen. De staatssecretaris verwachtte dat dat wel goed zou komen met de komst van nieuw materieel. Ik heb vertrouwen in de NS, maar ik zou dit wat scherper willen hebben. Treinen die alleen in de spits rijden zijn economisch minder rendabel voor de NS, maar er is wel een maatschappelijk belang. Ik wil dus graag weten hoe de NS over minder dan een jaar om wil gaan met deze spanning tussen economisch rendement en maatschappelijk belang. Ik wil graag dat voor alle trajecten waar treinen in de spits vol zijn of de komende jaren vol raken, in kaart wordt gebracht wat de NS daaraan gaat doen. Waar gaat het gewoon een stukje beter over een paar jaar? Ik heb hierover nu geen motie, omdat ik hoop dat de staatssecretaris ook zonder motie het gesprek hierover wil aangaan met de NS en de Kamer hierover wil informeren.
Ik beperk mij dus tot één motie en die gaat over langeafstandsbusvervoer. De staatssecretaris komt naar aanleiding van het AO over openbaar vervoer nog met een brief over nieuwe initiatieven op dat gebied. De ChristenUnie wil daarbij echter ook specifiek voor de NS meer ruimte, want het inzetten van bussen in verband met volle treinen ging gepaard met overbodige ontheffingsprocedures. Daarom dien ik de volgende motie in om de staatssecretaris aan te moedigen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voor openbaar langeafstandsbusvervoer door andere partijen dan de concessiehouder in de betreffende regio ontheffing moet worden aangevraagd bij de concessieverlener tenzij er sprake is van alternatief vervoer bij spoorwerkzaamheden;
constaterende dat ook de NS een dergelijke ontheffing moet vragen als zij structureel busvervoer wil aanbieden tussen twee NS-stations, bijvoorbeeld om volle treinen te ontlasten, ook als alleen maar wordt gestopt op NS-stations;
verzoekt de regering, de Wet personenvervoer 2000 aan te passen, zodat houders van spoorconcessies gerechtigd zijn zonder ontheffing busvervoer aan te bieden tussen stations waarvoor zij gerechtigd zijn spoorvervoer aan te bieden, onder de voorwaarde dat alleen bij deze stations wordt gehalteerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 74 (28642).
Mevrouw De Boer (VVD):
Ik heb een punt van orde, want dit punt is uitdrukkelijk aan de orde geweest bij het AO over het openbaar vervoer en de taxi. Daarbij hebben wij dezelfde toezegging gekregen van de staatssecretaris. Voor de zomer komt zij met een brief hierop terug. Anders had ik deze motie graag zelf ingediend. Om die reden is er ook geen VAO aangevraagd. Ik zou dus bijna willen zeggen dat ik het niet collegiaal, maar in ieder geval buiten de orde vind dat deze motie nu wordt ingediend naar aanleiding van een ander AO over andere onderwerpen. Ik zou de indiener daarom bijna willen verzoeken om de motie aan te houden en om haar misschien weer in te dienen bij een volgend AO dat wel over dit onderwerp gaat.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Mijn motie gaat specifiek over de NS en betreft een specifiek voorstel voor een aanpak waarmee dit geregeld zou kunnen worden. Ik heb ook gezegd dat ik de staatssecretaris wil aanmoedigen. Als de staatssecretaris in haar brief heel specifiek op dit punt wil ingaan, kan ik mij voorstellen dat ik de motie inderdaad aanhoud totdat die brief komt. Ik wacht dus even de reactie van de staatssecretaris af. Ik ben bereid om dat te overwegen, afhankelijk van die reactie.
De voorzitter:
We wachten in dit verband dus even op de reactie van de staatssecretaris.
De heer Hoogland (PvdA):
Voorzitter. Ik heb een motie over het goederenvervoer, deze keer in Oost-Nederland, ook al speelt dit punt in meerdere landsdelen. Daarna zal ik daar nog een opmerking over maken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat (goederen)treinen in met name Oost-Nederland veel overlast voor omwonenden met zich meebrengen;
overwegende dat deze omwonenden al vele jaren wachten op maatregelen van rijkswege;
overwegende dat de overlast met name in de nacht hinderlijk is voor omwonenden;
verzoekt de regering om ProRail te vragen in gesprek te gaan met de vervoerders om te onderzoeken welke maatregelen zij kunnen nemen om geluidshinder in Oost-Nederland te beperken met inachtneming van de al geldende regelgeving en het belang van het goederenvervoer voor de Nederlandse economie, en de Kamer hierover voor 1 juli 2016 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hoogland en De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 75 (28642).
De heer Hoogland (PvdA):
Tot slot wil ik vragen of bij het kijken naar maatregelen ook gekeken kan worden naar langzamer rijden in de nacht. De beleving is immers dat er minder verstoring van de nachtrust is als 's nachts bijvoorbeeld 60 km/u wordt gereden door al die kleine mooie dorpen in het oosten van het land dan indien er harder wordt gereden.
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. De sociale veiligheid in het openbaar vervoer is een onderwerp dat ons al jaren bezighoudt. De PVV strijdt al jaren voor meer sociale veiligheid in het openbaar vervoer. Wij waren aanvankelijk dan ook erg blij met de toezegging van de staatssecretaris om hier 10 miljoen voor uit te trekken. Helaas blijkt dat een eenmalige 10 miljoen en geen structurele 10 miljoen te zijn. Het is toch echt zo dat er voor die sociale veiligheid structurele maatregelen nodig zijn. Er moeten mensen worden aangenomen. Er moeten meer conducteurs komen; die ga je een jaar daarna niet weer ontslaan. Ik vraag toch of de staatssecretaris die 10 miljoen structureel wil opnemen in de begroting. Ik heb daarvoor de volgende motie opgesteld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er in 2013 777 geweldsincidenten zijn geregistreerd, in 2014 774, en vorig jaar 642 incidenten;
constaterende dat dit een structureel probleem is, hetgeen een structurele oplossing vergt;
constaterende dat de regering eenmalig 10 miljoen euro uittrekt om de sociale veiligheid op het spoor te verbeteren;
verzoekt de regering om deze eenmalige investering van 10 miljoen euro voor de sociale veiligheid structureel te maken, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 76 (28642).
De heer Madlener (PVV):
Er zijn veel plannen voor de financiën van de NS, projecten die misschien worden vertraagd of niet doorgaan. Daarom wil ik de dekking zoeken in een verschuiving binnen de begroting van de NS.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Het was een algemeen overleg met een brede agenda. Wij hebben over veel punten gesproken, onder andere over de sjoemelstoelen in de Fyra en de vraag hoe het toch mogelijk was dat er zo'n misser in de berekening was gemaakt. Wij hebben ook gesproken over de gaten in de begroting en inderdaad in het bijzonder over de sociale veiligheid en de fiets.
Bij de sociale veiligheid liepen wij tegen hetzelfde punt aan als de heer Madlener noemde. Het is heel belangrijk dat daarin wordt geïnvesteerd. Dat gebeurt nu voor maar één jaar. Ik vraag de staatssecretaris om ons mee te nemen in de mogelijkheden die zij ziet om ook na dit ene jaar de problemen te blijven aanpakken, want die zullen dan niet opeens zijn opgelost. Daarvoor is financiering nodig, misschien niet alleen van het Rijk maar ook van andere partijen. Ik vraag de staatssecretaris hierop te reageren, want dit is een structureel probleem dat wij niet oplossen met een incidentele bijdrage, hoe blij wij daarmee ook zijn. Ik meen dat wij daarvoor in het algemeen overleg terecht complimenten hebben uitgedeeld aan de staatssecretaris.
Ik heb een motie voorbereid met betrekking tot fietsparkeren. Als wij de reiziger echt de mogelijkheid van een goede reis van deur tot deur willen bieden, is het snel kunnen parkeren van de fiets natuurlijk heel belangrijk. Het Rijk zou daarmee na 2020 geen betrokkenheid meer hebben. Dat kan wat ons betreft niet en daarom dienen wij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het verbeteren van de deur-tot-deurreis een belangrijke rol speelt in onder andere de Lange Termijn Spooragenda en de nieuwe NS-strategie;
constaterende dat de fiets een belangrijke plaats inneemt in de deur-tot-deurreis;
constaterende dat er een groot tekort is aan fietsenstallingen bij stations, oplopend tot 100.000 plaatsen in 2030;
overwegende dat fietsen een ruimte- en kosteneffectieve, groene en gezonde manier van vervoer is, en het goed is om fietsgebruik te stimuleren;
verzoekt de regering, ook na 2020 betrokken te blijven bij fietsenstallingen bij stations, en met betrokken partijen als NS, ProRail, Fietsersbond, regionale OV-vervoerders en gemeenten een oplossing te vinden voor het tekort aan fietsenstallingen op stations,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 77 (28642).
Mevrouw De Boer (VVD):
Voorzitter. Wij steunen de motie van de heer Hoogland over maatregelen voor het goederenvervoer en het flankerend beleid. Goederenvervoer is ontzettend belangrijk voor het verdienmodel van Nederland. Wij hebben vorige week nog een rondetafelgesprek gevoerd over het afvoeren van goederen van de havens en de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven. Wij moeten ook kijken naar Oost-Nederland, maar ik noem verder nog nadrukkelijk Brabant. Die lijn is natuurlijk ook van belang. Ik wacht eerst de reactie van de staatssecretaris op die motie af.
Daarnaast dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat agressie en geweld tegen personeel in het openbaar vervoer onacceptabel zijn en dat daartegen krachtiger hoort te worden opgetreden;
overwegende dat al tal van maatregelen in gang zijn gezet ten aanzien van de verbetering van de veiligheid in het openbaar vervoer;
overwegende dat de regering heeft besloten om eenmalig 10 miljoen euro bij te dragen met name voor de uitbreiding van flexibele veiligheidsteams bij de NS;
verzoekt de regering, juridisch advies op te vragen of de 10 miljoen euro extra bijdrage, met name voor de uitbreiding van flexibele veiligheidsteams, inzetbaar kan worden gemaakt in het gehele openbaar vervoer waar het risico ten aanzien van de veiligheid het grootst is, en de Kamer voor 1 mei aanstaande daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Boer en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 78 (28642).
De heer Madlener (PVV):
Als ik het goed begrijp, gaat het erom dat niet alleen de NS te maken heeft met onveiligheid, maar ook regionale vervoerders. Mevrouw De Boer wil dat de 10 miljoen wordt verdeeld over alle vervoerders. Dat is haar punt, dacht ik.
Mevrouw De Boer (VVD):
Klopt. We moeten bekijken waar het het onveiligst is. Onlangs werd in Landgraaf op een internationale corridor nog een conducteur in elkaar geslagen. De veiligheid gaat ons allemaal aan. Zoals wij helaas regelmatig in de krant kunnen lezen, beperkt dit zich niet tot de treinen van de NS. Ook in het regionale vervoer, het streekvervoer en de grote steden doet zich dit voor. Ik stel daarom voor om bijvoorbeeld met de decentrale overheden, die verantwoordelijk zijn voor de aanbesteding van de regionale concessies, te bekijken waar de flexibele teams ingezet kunnen worden en met hen overleg te voeren over de vraag hoe je dit met elkaar kunt oppakken. Zet die teams in waar zij het meest nodig zijn, en niet alleen bij de NS. Veiligheid houdt niet op bij de voordeur van een bus van Connexxion.
De heer Madlener (PVV):
Ja. Ik neem aan dat dit betekent dat het personeel niet eenmalig of voor één jaar moet worden aangenomen. Dat zou er structureel moeten zijn. Ik neem aan dat mevrouw De Boer mijn motie op dat punt zal steunen.
Mevrouw De Boer (VVD):
Laten wij eerst bekijken hoe je die 10 miljoen euro kunt besteden. Dit bedrag wordt volgens mij niet voor één jaar, maar langjarig ingezet. Ik heb althans begrepen dat dit geld in de loop van meer jaren wordt besteed, maar ik wacht af wat de staatssecretaris daarover zegt. De motie van de heer Madlener zal dan wel gaan over de periode na 2028. Kijk nou even hoever je komt met die 10 miljoen, betrek daar de decentrale overheden bij, die ook belang hebben bij veiligheid in de trein, en zorg ervoor dat dit ook geregeld is in de concessies. Veiligheid gaat naar mijn mening verder dan sociale veiligheid. Het gaat hierbij namelijk ook om concrete veiligheid, en op dat vlak heeft de rijksoverheid ook een taak. Daarom vind ik het gerechtvaardigd dat deze 10 miljoen euro, die nu nog incidenteel wordt ingezet, breder wordt ingezet dan alleen voor de NS. De veiligheid houdt immers niet op bij de NS. Nogmaals, ook op dat punt wacht ik de reactie van de staatssecretaris op de motie van de heer Madlener af.
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Wij hebben veel gesproken over sociale veiligheid. De Kamer en de fractie van het CDA hebben kritiek geuit over de mate waarin de afgesproken maatregelen zijn uitgevoerd en vooral nog niet zijn uitgevoerd. De desbetreffende afspraken zijn immers een jaar geleden gemaakt. Ook wil ik de staatssecretaris vragen wat de stand van zaken is. Hoe staat het met de camera's die beloofd waren? Op hoeveel stations zijn de poortjes nog steeds niet dicht? Op hoeveel stations zijn de politie-eenheden die beloofd waren nog niet aanwezig? Op hoeveel trajecten moeten conducteurs op moeilijke momenten nog alleen door de trein lopen?
Wij hebben het ook gehad over het melden van incidenten. Er worden aantallen genoemd waaruit blijkt dat de incidenten dalen, maar daar geloof ik niets van. Als je doorvraagt, zegt het personeel immers heel duidelijk dat het om twee redenen niet alle incidenten meldt. Sterker nog, het meldt er vele niet. Ten eerste heeft men het idee dat er toch niks mee wordt gedaan. Dat is op zichzelf al heel erg. Ten tweede zegt de meerdere tegen personeel dat te vaak incidenten meldt: zit je wel op je goede plek, doe je het wel goed, moet je niet naar een cursus? Om die twee redenen melden de mensen niet. De staatssecretaris zei dat zij dat ging uitzoeken. Ik vraag haar hoe het met dit onderzoek staat.
Over de teams Veiligheid & Service, die worden ingezet als er al een escalatie van geweld is, hebben wij de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het aantal geweldsincidenten in het openbaar vervoer nog steeds substantieel is;
overwegende dat de staatssecretaris een nieuw pakket aan maatregelen is overeengekomen met de stakeholders en dit aan het uitvoeren is;
overwegende dat er signalen zijn die ertoe oproepen om medewerkers van Veiligheid & Service van de Nederlandse Spoorwegen meer bevoegdheden te geven;
verzoekt de regering om in overleg met de Nederlandse Spoorwegen te verkennen of de huidige bevoegdheden en geweldsmiddelen nog passend zijn bij de taken die van de medewerkers van Veiligheid & Service van de Nederlandse Spoorwegen verwacht worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 79 (28642).
De heer Houwers (Houwers):
Voorzitter. Ik zie dat een andere tijd wordt vermeld dan ik gewend ben, maar ook dat het al is opgelost.
Sociale veiligheid raakt ons allemaal. Daarom ook van mijn kant een motie. Ik wil daarmee wat meer duidelijkheid krijgen voor het regionale spoor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er recent extra middelen uitgetrokken zijn om de sociale veiligheid op het spoor te vergroten, maar deze alleen aan de NS beschikbaar zijn gesteld;
van mening dat het wenselijk is ook de sociale veiligheid op het regionale spoor te vergroten;
verzoekt de regering om, al dan niet in samenwerking met lagere overheden, ook te streven naar vergroting van de sociale veiligheid op het regionale spoor,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 80 (28642).
De heer Houwers (Houwers):
Ik heb nog een kleine aanvulling op mijn motie. De middelen hiervoor zouden wellicht ook van de NS zelf kunnen komen. Wij komen in de toekomst nog te spreken over de verkoop van Qbuzz en andere strategische zaken. Wellicht kunnen daar ook middelen uit vrijkomen.
De vergadering wordt van 11.35 uur tot 11.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voor haar beantwoording en reactie op de moties.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Er zijn, geloof ik, zeven moties ingediend en een aantal vragen gesteld. Ik zal eerst mijn oordeel over de moties geven en daarna de resterende vragen beantwoorden.
Het lid Bruins heeft in zijn motie verzocht om de wet te wijzigen. Dat lijkt mij niet zo'n goed idee, zo zeg ik tegen hem. Dat is niet omdat ik dit vraagstuk niet zou willen verkennen, want er komt, ik geloof voor de zomer, nog een brief over het hele fenomeen "langeafstandsbussen". Dit was al eerder afgesproken, zoals mevrouw De Boer ook heeft uitgelegd. Het feit dat ik daarover een brief ga schrijven, betekent niet dat wij daar zelf weer heel veel geld in gaan stoppen. We gaan wel bekijken wat voor mogelijkheden er zijn om dit te stimuleren. Ik ben ook bereid om te bekijken of het noodzakelijk is om op dit heel specifieke punt de ontheffingen eruit te halen. Ik kan de consequenties daarvan echter niet zomaar overzien. Ik wil daar in mijn brief op terugkomen. De motie zoals die nu voorligt, ontraad ik. Misschien kan de heer Bruins haar intrekken of aanhouden, maar dat is aan hem.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb ook nog even onderling contact gehad met mevrouw De Boer. Als de staatssecretaris kan bevestigen dat zij in haar brief over langeafstandsbussen, die vooral zal gaan over de FlixBus, over nieuwe aanbieders en dergelijke, ook specifiek kan ingaan op de langeafstandsbussen die zullen worden toegevoegd aan de lijnen die door spoorconcessiehouders worden onderhouden, dan zal ik mijn motie aanhouden.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat specifieke punt staat in uw motie, dus dat zal ik ook meenemen. Ik wil wel vaststellen dat u zei dat het heel veel ontheffingsgedoe geeft, maar dat hebben we toch betrekkelijk snel en in goed overleg met de regionale overheden kunnen oplossen. Ik zeg hier alvast dat als het moet, dit soort kwesties ook heel snel opgelost kunnen worden, maar ik kom daar nog op terug.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Dan houd ik in dat geval mijn motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bruins stel ik voor, zijn motie (28642, nr. 74) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik kom op de motie van de heer Hoogland en mevrouw De Boer over de geluidshinder op het spoor in Oost-Nederland. Ik denk dat het goed is om mensen tegen geluidsoverlast te beschermen. Dat doen we ook vanuit de wet, daar hebben we een heel wetgevings- en meerjarenprogramma voor. Die zijn in uitvoering. De geluidsbelasting zal de komende jaren inderdaad tijdelijk toenemen door omleidingen op sommige trajecten. Dat is heel vervelend, maar helaas niet helemaal te voorkomen. Daarbij spelen lastige afwegingen.
Het is misschien belangrijk om hier te zeggen dat ik vind dat we er alles aan moeten doen wat we kunnen om die geluidsoverlast te verminderen. Er zijn natuurlijk meer regio's waarin deze problematiek speelt; die speelt niet alleen in Oost-Nederland dat te maken heeft met de omleidingen in verband met de werkzaamheden op het "derde spoor". Het speelt ook in Brabant. Extra geluidsmaatregelen zijn niet gratis, dat hebben we al gezien. Uit het Meerjarenprogramma geluid blijkt dat de ambities ongeveer één keer zo groot zijn als het budget. Dat neemt niet weg dat het op zichzelf een goed idee zou kunnen zijn als ProRail het gesprek met de vervoerders aangaat, zoals de heer Hoogland en mevrouw De Boer vroegen. Om die reden en met deze inkleuring van het verhaal laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De heer Hoogland (PvdA):
Wij schrijven altijd enthousiast moties voor VAO's, maar omdat de eerste motie die hier is ingediend al is ingetrokken, ga ik proberen een serie te maken van zeven moties die allemaal worden ingetrokken, mits de toezeggingen goed zijn. Dat ligt nu even in mijn handen. Als de staatssecretaris toezegt dat zij hiernaar gaat kijken en ons hierover een brief stuurt waarin zij met ons doorneemt welke maatregelen wel en niet mogelijk zijn en welke worden overwogen, dan zijn we bereid deze motie in te trekken. Ik heb zelf snelheidsbeperking genoemd maar misschien zijn er ook nog wel heel andere dingen mogelijk. De staatssecretaris heeft dan alle ruimte om te bekijken wat er kan. Ze kan het dan misschien ook wel breder bekijken, omdat dit probleem op andere plekken ook speelt, en de Kamer daar vervolgens over informeren. Is dat een idee?
Staatssecretaris Dijksma:
Dat is een deal. Ik kom hier — voor de zomer, denk ik — in een brief bij de Kamer op terug.
De heer Hoogland (PvdA):
Dan trek ik de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Hoogland/De Boer (28642, nr. 75) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Staatssecretaris Dijksma:
Goed, dan gaan we naar de volgende motie, van de heer Madlener. Ik ga voor drie op een rij. De heer Madlener wil structureel 10 miljoen in de begroting opnemen. Misschien moet ik om te beginnen met hem vaststellen dat het heel belangrijk is dat we heel veel doen aan het verbeteren van de sociale veiligheid. Dat is inderdaad in eerste instantie een taak voor de vervoerders zelf. Ik heb echter ook vastgesteld dat een aantal zaken niet zodanig goed liep dat het dit jaar helemaal zonder mijn bijdrage kon. Ik kan de heer Madlener nu niet beloven dat dit bedrag structureel wordt. Het is ook niet per se gezegd dat het noodzakelijk uit de rijksbegroting moet komen. De heer Madlener zei zelf dat ik voor de dekking van dit bedrag ook naar de gelden voor de NS kijk. Hij zou daar ook "van de NS" van kunnen maken.
Ik vraag dus eigenlijk ook de heer Madlener om zijn motie aan te houden. Ik kan namelijk niet nu al een toezegging doen, omdat er echt heel veel ingewikkelde afwegingen te maken zijn op financieel gebied. Mijn probleem is niet dat ik geld over heb, maar eerder dat ik op heel veel momenten een geldtekort heb. Ik vind een en ander echter wel van belang. Dit probleem is inderdaad niet zomaar weg. Daar hebben de heer Madlener en anderen over gesproken en dat is natuurlijk volstrekt waar. Je kunt echter op een gegeven moment ook verlangen van een vervoerder dat hij voor een volgende periode zelf weer een aantal verantwoordelijkheden verregaand overneemt. Ik wil dat gesprek niet nu al op voorhand onmogelijk maken met een motie zoals die nu door de heer Madlener is ingediend. Hij en ik hebben een understanding op het punt dat dit onderwerp van belang is, en dat de mensen die we daarmee nu aan de slag helpen, niet na een jaar weer weg moeten zijn. Maar ik vind het ook de moeite waard om te bespreken of dit nu per se vanuit de rijksbijdrage moet worden gefinancierd, of dat een bedrijf op een gegeven moment uit eigen middelen het vervolg verder kan betalen. Volgens mij heeft de heer Madlener dat eigenlijk zelf ook een beetje gezegd. Ik vraag hem dan ook om mij de kans te geven om dat belangrijke gesprek te voeren zonder dat hij het mes in mijn richting op tafel legt, want het moet nog even in het midden blijven bij wie een en ander terecht komt.
De heer Madlener (PVV):
We komen natuurlijk uit een situatie waarin de voorgangster van deze staatssecretaris echt totaal niet bereid was om dit onderwerp te agenderen. We hebben niet lang geleden nog de concessieverlening aan de NS besproken. Ik heb daarbij gevraagd om van sociale veiligheid een apart thema te maken. Dat werd niet eens genoemd; het was niet bespreekbaar. We komen dus van heel ver, als het gaat om sociale veiligheid op het spoor. Ik ben ook heel blij dat deze staatssecretaris inziet dat sociale veiligheid echt heel belangrijk is en dat het niet goed gaat op dat punt. Ik ben dus ook blij met die 10 miljoen. Maar ja, het gaat om structurele maatregelen. Er worden mensen aangenomen, extra conducteurs. Die wil je niet een jaarcontract geven, die moeten natuurlijk blijven. Ik hoor de staatssecretaris echter ook zeggen dat zij bereid is om samen met de NS te bekijken of de maatregelen die genomen worden blijvend kunnen ingaan. Ik wil de staatssecretaris daar de gelegenheid toe geven, maar de verwachtingen zijn natuurlijk bij dezen wel gewekt. Als zij een deal wil sluiten over die maatregelen, dus dat die conducteurs blijven, dan ben ik bereid de motie in te trekken.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik vind dat het gerechtvaardigd is om ook naar de vervoerder zelf te kijken. Mijnheer Madlener, dat vindt u volgens mij ook. Als je sociale veiligheid zo belangrijk vindt, en je vindt dat je als vervoerder een maatschappelijke rol hebt en je wilt die ook versterken, dan is het ook logisch om de middelen die je hebt, meer naar dit soort onderwerpen te verschuiven. Vandaar dat ik u vraag om mij de ruimte te geven om dat gesprek te voeren. Andersom snap ik dat een aantal van de teams die ingezet zijn, echt niet allemaal volgend jaar kunnen verdwijnen. Het zou fantastisch zijn als het kon, want dan ging het al een heel stuk beter, maar dat moet dan natuurlijk wel gebaseerd zijn op feiten. Dat gesprek met de NS moet gewoon plaatsvinden. Het moet dan niet zo zijn dat het alleen maar afhankelijk is van het Rijk. Volgens mij vinden we elkaar daar ook wel op.
De heer Madlener (PVV):
Maar we moeten ook niet de fout maken uit het verleden dat we gaan zeggen dat het alleen maar de NS is die erover gaat. Nee, u controleert ook het beleid van de NS en de Kamer controleert u weer. De Kamer wil zich echt bemoeien met de veiligheid op het spoor. Dat is fout gegaan in het verleden. Nog geen jaar geleden hadden we er discussie over of de poortjes wel of niet dicht moesten. Het lukte maar niet, nu lijkt het wel te kunnen, waar ik blij om ben. Dus ik hoop dat de staatssecretaris ook datgene wat in het verleden zo fout is gegaan, goed in haar oren knoopt en die fouten niet maakt en dat ze tot structurele maatregelen komt om het spoor veiliger te maken.
Staatssecretaris Dijksma:
In de korte periode waarin ik deze portefeuille bekleed, hoop ik u al te hebben laten zien waar ik sta. Ik heb die 10 miljoen eigenlijk tegen de klippen op vrijgemaakt, niet wetende waar ik vervolgens zo ongeveer de eindjes aan elkaar moet knopen. Dus dat geeft precies aan waar mijn prioriteit zit en die van de Kamer. Die liggen volgens mij ook op hetzelfde vlak.
De voorzitter:
Trekt u daarmee de motie in, mijnheer Madlener?
De heer Madlener (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Madlener (28642, nr. 76) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Staatssecretaris Dijksma:
Vervolgens kom ik op de motie van mevrouw Van Veldhoven op stuk nr. 77. Ik zou haar bij dezen willen vragen om deze motie aan te houden, omdat ik eigenlijk voor een deel al doe wat daarin wordt gevraagd. Ik ben in overleg met de verschillende bestuurders. In de motie zijn de provincies overigens niet genoemd, maar die hebben er natuurlijk wel een belangrijke rol in. Dat geldt ook voor de Fietsersbond. We willen er ook de regionale vervoerders bij betrekken, evenals allerlei andere partijen om te kijken hoe we tot 2020 maar ook na 2020 op dit onderwerp verder kunnen gaan. Ik kan hier echter niet beloven — daarom ben ik er zo precies in — dat ik onmiddellijk al financieel gecommitteerd ben. We zitten nu aan tafel in dat bestuurlijk overleg met de intentie om samen tot oplossingen te komen en een plan te maken. Waarschijnlijk voor de zomer zullen we elkaar nog ontmoeten en net na de zomer, ergens in het najaar hoop ik dan met een voorstel te komen richting de Kamer. Ik vraag de Kamer wel de ruimte om dit eerst met andere partijen te kunnen oppakken. Ik handel in de geest van deze motie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De staatssecretaris is precies en zegt ook dat zij deels al doet wat ik vraag. Ze spreekt daarbij wel meteen over het financieel commitment terwijl de motie daar niet expliciet over spreekt. Het is niet per se uitgesloten dat er financieel commitment nodig is, maar ik vraag de staatssecretaris in ieder geval niet om er morgen budget voor in te zetten. Dus waar zit dan toch de twijfel van de staatssecretaris? Mij gaat het erom dat in eerdere beleidsstukken stond dat er na 2020 geen betrokkenheid meer is van het Rijk. Kijkend naar de doelstellingen en de tekorten lijkt het mij echter onmogelijk dat dit zonder betrokkenheid van het Rijk wordt opgelost. Daarom wil ik die betrokkenheid houden.
Staatssecretaris Dijksma:
Maar daar heb ik die motie niet voor nodig, want die betrokkenheid is er. Ik wil echter niet dat deze motie in de gesprekken vervolgens een zelfstandig leven gaat leiden, waarbij sommige anderen die misschien ook een beetje moeten gaan bewegen, nog even stil blijven zitten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Die handicap zou ik de staatssecretaris niet mee willen geven in haar gesprekken, want uiteraard ligt niet alle verantwoordelijkheid bij het Rijk en moeten ook andere partijen hun deel ervan voor hun rekening nemen. Ik geef de staatssecretaris graag de ruimte om die gesprekken te voeren. Ik wacht haar brief in september af. Ik zal de motie dan ook aanhouden. Dan wordt er in ieder geval niet over gestemd en wachten we af waarmee de staatssecretaris komt.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (28642, nr. 77) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 78 van mevrouw De Boer wil ik ontraden. Ik kan de Kamer verzekeren dat de 10 miljoen deels is ingezet voor maatregelen die ten goede komen aan datgene wat mevrouw De Boer en anderen vragen, namelijk extra inzet op die plekken waar het moeilijk zit, extra inzet met allerlei andere maatrelen dan de teams voor het openbaar vervoer als geheel. Ook hierbij geldt dat als je wilt dat het regionaal openbaar vervoer veiliger wordt, het natuurlijk niet zo kan zijn dat iedereen alleen maar naar ons kijkt. Dat kan echt niet zo zijn. Ik weet dat mevrouw De Boer een groot voorstander is van het fenomeen aanbesteden en dat zij het ook belangrijk vindt dat de regionale autoriteiten de scepter zwaaien. Ik kan haar verzekeren dat er bij die regionale autoriteiten veel van haar partijgenoten zitten. Ik zou eigenlijk tegen mevrouw De Boer willen zeggen: doet u met mij dan een oproep aan hen om hetzelfde gebaar te maken dat ik heb gemaakt. Dat zou namelijk pas echt helpen. Dan praten we ook over het nemen van verantwoordelijkheden op die niveaus waar ze thuishoren.
In reactie op de opmerking dat er iets moet gebeuren, kan ik zeggen: tot je dienst. Ik ben het daarmee eens. Ik zal daar later ook in de richting van de heer Houwers nog iets over zeggen. Ik heb geprobeerd om een deel van het extra bedrag wat breder in te zetten dan vanuit mijn rol als concessiehouder strikt noodzakelijk is, maar het moet ook van de andere kant komen. In deze motie wordt gesuggereerd dat het toch vooral een rijkskwestie is. Mevrouw De Boer heeft dat in de toelichting op de motie ook gezegd. Daar ben ik het niet mee eens.
Mevrouw De Boer (VVD):
Ik denk dat wij het best wel eens zijn of kunnen worden over de grote lijnen. De staatssecretaris beweegt al een beetje mee. Het gaat al een beetje verder dan alleen de NS. Ik steun de oproep van de staatssecretaris van harte om de decentrale overheden te activeren en te bekijken of zij hier ook een bijdrage aan kunnen leveren. Wij hebben bijvoorbeeld de lijn Alphen aan den Rijn-Gouda. Dan mag het niet zo zijn dat in die heel brede Randstad, de veiligheidsteams niet kunnen worden ingezet bij een incident op dit ene lijntje. Je moet gewoon kijken naar de veiligheid in het hele openbaar vervoer. Ik doorbreek nu even een kleine traditie, want wij hebben allemaal onze moties aangehouden. Helaas zal ik dat met deze motie niet doen. Ik wil toch dat we gaan kijken hoe we de veiligheidsteams, als dat noodzakelijk is, als de veiligheid dat vereist, ook op de andere lijnen kunnen inzetten. Veiligheid gaat echt wel breder dan alleen de NS.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat laatste bestrijd ik niet, maar het eerste vind ik wel problematisch. Mevrouw De Boer zegt met haar oproep eigenlijk tegen de regionale overheden: ga maar achteroverleunen, want het Rijk regelt het wel. En dat gaan we gewoon niet doen. Echt niet! Ik wil deze motie om die reden ontraden. Ik vind het ook niet fair. Mevrouw De Boer kan niet tegen mij zeggen dat zij het met mijn oproep eens is en vervolgens de ontsnappingsclausule alvast hier even voorrijden. Dat doet zij.
Mevrouw De Boer (VVD):
Ik denk dat we elkaar echt kunnen vinden. Ik zal bekijken of ik de motie op dat punt kan wijzigen, waarbij ik ook de oproep aan de regionale overheden om hier vooral aan te schuiven, aan bij te dragen enzovoorts, in de motie zal opnemen. Daarmee kom ik de staatssecretaris tegemoet. Daar kan ze mee schermen in de gesprekken die zij gaat voeren. Nogmaals, ik hecht er wel aan dat de veiligheid niet ophoudt bij de treinen van de NS. We zien dat keer op keer terug in de treinen. We moeten met elkaar bekijken hoe we veiligheidsteams kunnen inzetten in het hele openbaar vervoer. Dat is ook een oproep aan de decentrale overheden. Het houdt immers niet op bij de deuren van de NS.
Staatssecretaris Dijksma:
Over dat laatste zijn wij het eens. Maar dan moet mevrouw De Boer echt een andere motie formuleren. Wij hebben nu die 10 miljoen. Dat bedrag wordt overigens deels ook gewoon breed in het openbaar vervoer ingezet via een aantal tools die er zullen komen. De teams van de NS bevinden zich vooral op die stations waar de echte vervelende knelpunten zitten. Die mensen zullen zich bij een incident heus niet beperken tot dat stukje spoor waar hun eigen trein begint of eindigt. Maar andersom, als mevrouw De Boer wil dat er vanuit de regionale aanbestedingen, de concessiehouders, ook verantwoordelijkheid genomen wordt, dan moeten zij dat zelf ook gaan doen. Dat moet dus ook gezegd worden. Als iedereen denkt dat hij of zij het wellicht via die 10 miljoen kan regelen, gaat het natuurlijk gewoon niet lukken. Dat zou ook zonde zijn, want dan gaan we niet doen wat de Kamer vraagt: het uitrollen van deze goede actie. Volgens mij bestaat daarvoor een breed draagvlak. Dan moet het ook wel boter bij de vis opleveren. Zo zou ik het willen doen.
Mevrouw De Boer kent mijn oordeel over de motie zoals die er nu uitziet.
Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 79. Deze motie gaat over het toepassen van geweldsmiddelen en het verstrekken van instrumenten daartoe. Ik neem aan dat de indieners hierbij denken aan wapenstokken of pepperspray. Dat is echt iets waar de minister van V en J over gaat. De Kamer kan dat dus met hem bespreken. Ik kan alvast melden dat de medewerkers in het openbaar vervoer daar heel felle discussie over voeren. Denk maar niet dat het geven van extra instrumenten door iedereen wordt gewaardeerd. Er zijn ook heel veel mensen die zeggen: als je mij letterlijk wapens in handen geeft, dan ben ik misschien op den duur juist wel kwetsbaarder. Dit debat ligt dus niet eendimensionaal, maar het moet ook niet gevoerd worden via deze commissie. Veiligheid en Justitie gaat over deze kwestie. Om procedurele redenen moet ik de motie ontraden. Ik kan mij het debat voorstellen, maar mijn suggestie is om dat te voeren met de minister van Veiligheid en Justitie, want hij gaat hierover.
De heer Van Helvert (CDA):
Wat de staatssecretaris nu doet, vind ik een beetje te makkelijk. We hebben een heel debat gevoerd over sociale veiligheid. Daarin is ook dit punt besproken. Wij vragen in de motie niet: mevrouw de staatssecretaris, geef die mensen pepperspray. Wij vragen: beste regering, bekijk eens of de bevoegdheden en de geweldsmiddelen die zij nu hebben, passen bij de opdracht en de taken die zij nu moeten uitvoeren. De staatssecretaris maakt deel uit van de regering, dus ik vraag haar om dit mee te nemen als insteek in een gesprek met haar collega van Justitie. Ik heb er alle begrip voor als we hierover ooit een discussie voeren op een andere plek. Maar gelet op de debatten die deze commissie met deze staatssecretaris heeft gevoerd, is het zeer gerechtvaardigd als we vanuit deze commissie de Kamer een uitspraak laten doen in die richting.
Staatssecretaris Dijksma:
Daar ben ik het niet mee eens. Dan had de commissie de minister van Veiligheid en Justitie maar moeten uitnodigen. Dan had hij hier in dit debat met de commissie over dit onderwerp kunnen spreken. Dat kan natuurlijk alsnog gebeuren, maar het is niet mijn bevoegdheid. Ik vind dat het breder gaat dan alleen maar het openbaar vervoer en de vraag wat je de medewerkers daar wel of niet meegeeft. Ik heb er net ook een klankkleur bij gegeven. Die bredere afweging kan niet anders dan vanuit Veiligheid en Justitie worden gemaakt. Ik vind ook echt dat het daar moet plaatsvinden.
De heer Hoogland (PvdA):
Ik heb een correctie voor het verslag. De heer Van Helvert gaf aan dat de staatssecretaris lid is van de regering, maar dat is zij formeel niet. Zij is lid van het kabinet.
Staatssecretaris Dijksma:
Helaas!
De voorzitter:
Dit is dus een correctie voor het verslag. Maar wat niet is, kan nog komen.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb vaker gemerkt dat daar verwarring over is. Laten we dat ook zo houden.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 80 van het lid Houwers. Bij deze motie heb ik hetzelfde verzoek, namelijk het verzoek om haar aan te houden. De tekst van deze motie kan op zichzelf betekenen dat het vooral een kwestie is van de regionale vervoerders, waarbij de regionale autoriteiten worden opgeroepen om hun verantwoordelijkheid te nemen. Maar in de toelichting gleed de heer Houwers helaas daarvan weg. De toelichting is van belang voor de context, maar de opvatting die de heer Houwers daarin naar voren bracht, deel ik niet. Daarom vraag ik hem om de motie aan te houden.
De heer Houwers (Houwers):
Ik heb een ander voorstel. Misschien kan ik de tekst zo laten en dan vergeten we de toelichting daarbij. Er kan sprake zijn van een novum als de staatssecretaris de motie overneemt. Sinds gisteren bestaat die mogelijkheid op basis van de ideeën van de heer Van der Staaij. Die weg zouden we dus kunnen inslaan. Wat ik alleen maar wil, is de staatssecretaris aanmoedigen om, gelet op datgene wat zij bij NS heeft gedaan, ook de regionale overheden ertoe te bewegen om meer te doen aan sociale veiligheid.
Staatssecretaris Dijksma:
Dan kom ik toch nog even op het dictum, want daarin zit nog één "vuiltje". Daarin wordt namelijk gewezen op de noodzaak om "al dan niet in samenwerking met lagere overheden" te streven. Daarmee wordt hun bijdrage enigszins uitgesloten. We kunnen best ook met de lagere overheden het gesprek aangaan over de vraag: wat gaan jullie doen, samen met jullie vervoerders? Misschien is dat een betere afspraak. Dat gesprek gaan we voeren op korte termijn. Ik zal daar zo nog iets over zeggen. Uiteraard ben ik ook bereid om hierover te rapporteren, want ik weet dat het in de Kamer breed leeft. Misschien kan de heer Houwers de motie intrekken of aanhouden.
De heer Houwers (Houwers):
Ik ga nadenken over dat intrekken. De woorden "al dan niet" zal ik in ieder geval schrappen. Mocht ik de motie in stemming brengen, dan doe ik dat zonder die drie woorden.
De voorzitter:
De motie-Houwers (28642, nr. 80) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er recent extra middelen uitgetrokken zijn om de sociale veiligheid op het spoor te vergroten, maar deze alleen aan de NS beschikbaar zijn gesteld;
van mening dat het wenselijk is ook de sociale veiligheid op het regionale spoor te vergroten;
verzoekt de regering, in samenwerking met lagere overheden, ook te streven naar vergroting van de sociale veiligheid op het regionale spoor,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 81, was nr. 80 (28642).
De staatssecretaris moet nog een aantal vragen beantwoorden.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat klopt. Er ligt nog het verzoek van de heer Bruins om te rapporteren over de aanpak van volle treinen en daarbij specifiek de vraag rondom de spitstrein mee te nemen. Ik ben daartoe bereid. Er loopt nu een gezamenlijke review van de NS en van ons wat betreft de aanpak. Ik ga die met de Kamer delen. Ik zal het specifieke punt van de heer Bruins in de brief laten terugkomen.
Ik heb al voldoende gezegd over de sociale veiligheid. De vraag van mevrouw Van Veldhoven daarover is al meegenomen in de beantwoording van de moties.
De heer Van Helvert vraagt naar de stand van zaken. Die hebben wij in het plenaire debat uitvoerig besproken. Dat geldt ook voor de vraag waar wij staan als het gaat om de camera's en de poortjes. Eigenlijk loopt alles volgens schema. Het ging echter niet goed met de dubbele bemensing. Daarom hebben wij de afgelopen maand op dat punt een extra inzet gepleegd. Bij de bonden was sprake van een soort ongeduld. Men vroeg zich af of iedereen deed wat er was beloofd. We zijn met een gezamenlijke review bezig. De vinger wordt wat dat betreft aan de pols gehouden en er wordt bekeken of wij doen wat werkt of dat het misschien toch anders moet. De resultaten hiervan zullen op enig moment naar de Kamer komen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voor haar komst naar de Kamer.
Wij gaan dinsdag stemmen over de moties die nog wel in stemming worden gebracht.
De vergadering wordt van 12.04 uur tot 12.46 uur geschorst.
Voorzitter: Arib
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Ik stel voor, dinsdag aanstaande ook te stemmen over de moties ingediend bij het notaoverleg over de initiatiefnota van de leden Nijboer en Groot over private equity (34267) en over de aangehouden motie-Jasper van Dijk (28286, nr. 832).
Ik stel voor, het wetsvoorstel Instelling van een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg (Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding) (34349) toe te voegen aan de agenda van de Kamer.
Op verzoek van de aanvragers stel ik voor, het VAO Terrorismebestrijding en het VAO Groene groei van de agenda af te voeren.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Thieme van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. In Oekraïne staat een gigantische megastal, waar jaarlijks 332 miljoen kippen worden geproduceerd. Dat zijn er bijna net zo veel als in heel Nederland. Minister Ploumen is in Oekraïne geweest en is daar een memorandum of understanding overeengekomen met de eigenaar van die grote gigastal en met de minister van Landbouw van Oekraïne. Opeens zou deze megastal voldoen aan de dierenwelzijnsregels in Europa. Wij zouden heel graag dat memorandum willen hebben. Kan dat deze week nog naar de Kamer worden gestuurd? Ik zou ook heel graag een debat willen, omdat de minister eerder heeft aangegeven dat deze gigastal helemaal niet voldoet aan de Europese regelgeving.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik was zelf afgelopen maandag met een aantal collega's in Oekraïne. Wij hebben het nodige gehoord over deze goede deal die de minister heeft gesloten. Wij gaan natuurlijk niet individuele MoU's met bedrijven hier in de Kamer bespreken. Een debat zit er dus wat mij betreft niet in, maar wel een brief om de consequenties voor de kippensector en de vleesverwerkende industrie en de relatie met het associatieakkoord in beeld te brengen. Het lijkt mij prima om daar iets over te horen. Dus, een brief heel graag, maar geen debat.
De heer Geurts (CDA):
Geen steun voor het debat. Ik sluit mij aan bij de woorden van de VVD-fractie. Het kan niet zo zijn dat wij over elke private deal die een bedrijf in Nederland sluit met een bedrijf in een ander land, hier een debat gaan voeren. Ik zou graag willen dat de brief van het kabinet beperkt blijft tot de inzet van het kabinet, dus tot datgene waar het kabinet over gaat; niet over het bedrijf.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik steun het verzoek van de collega's om een brief. Ik wil hier ook wel over debatteren, maar ik denk dat dit het snelst in een algemeen overleg gaat. In de brief wil ik graag de focus hebben niet alleen op het punt dat de Partij voor de Dieren inbrengt, maar ook op de gevolgen voor onze eigen sectoren. Er dreigt namelijk echt een ongelijk speelveld te ontstaan.
Mevrouw Dikkers (PvdA):
Wij steunen ook het verzoek om een brief, maar wij zouden graag in die brief willen lezen wat de dierenwelzijnsplus is die inmiddels bewerkstelligd zou zijn. Daar hebben wij ook vragen over. Maar wij hebben geen behoefte aan een debat.
De heer Smaling (SP):
Wij willen minstens een brief, want het is hypocrisie ten voeten uit: met de mond belijden dat wij aandacht besteden aan dierenwelzijn en daar gewoon dat soort bedrijven steunen gaat niet samen. Het zou mooi zijn als wij een debat konden houden voor het referendum, maar dat lijkt mij lastig. Dat kan dus ook in een AO.
De voorzitter:
Mevrouw Thieme, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat, wel voor het vragen van informatie in een brief.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Dan zou ik de suggestie willen overnemen om het in een AO te doen. Daarover zullen wij dan in commissieverband van gedachten wisselen. Het verzoek om een brief steun ik van harte, maar dan zou ik in die brief ook echt graag het memorandum of understanding willen ontvangen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Géén memorandum of understanding erbij. Dat vind ik een bizar verzoek. We gaan niet praten over individuele bedrijven. Een collega zei het net al. Het zou wel heel interessant zijn om te weten hoe deze deal zich verhoudt tot de industrie in den brede. Die aspecten kunnen prima in die brief worden belicht. Ik denk ook dat de minister dat heel graag gaat doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mijnheer Geurts, ik zie u bij de microfoon staan, maar u hebt ook al gezegd wat u vindt.
De heer Geurts (CDA):
Ja, maar ik wil toch echt benadrukken dat het niet zo kan zijn dat wij hier een debat gaan voeren over particuliere bedrijven die een overeenkomst sluiten met andere bedrijven in het buitenland. Dat kan absoluut niet.
De voorzitter:
Dat hebt u al gezegd. Dank u wel. Het staat allemaal in de Handelingen en ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Het feit dat de Nederlandse overheid een afspraak maakt met een grote gigastal betekent dat het gaat om een memorandum waarover ook het volk geïnformeerd mag worden. Het feit dat de Kamer dat tegenhoudt, vind ik zeer kwalijk.
De voorzitter:
Nee, het wordt ook niet tegengehouden. Het is een verzoek om informatie en dat komt in de Handelingen te staan. We zullen het zien in de reactie van het kabinet en u kunt er ook in het algemeen overleg nog een keer op terugkomen. Het is uw recht om dat te doen.
U gaat het nog ingewikkelder maken, mijnheer Smaling?
De heer Smaling (SP):
Kijk, de minister gaat daar op handelsmissie en al die captains of industry wandelen braaf achter haar aan. Ik vind het verzoek van mevrouw Thieme dus wel legitiem, eerlijk gezegd.
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik geef nu het woord aan mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. De Kamer heeft eerder met ruime meerderheid een verzoek van mij gesteund om een debat te houden over het onderzoek van Wageningen University naar het wel of niet handhaven van statiegeld en de betrokkenheid van het ministerie daarbij. Daar zijn door diverse fracties, ook de mijne, Kamervragen over gesteld. Die zijn beantwoord. Ik verzoek u daarom mede namens D66 om het debat daarover spoedig in te plannen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik begrijp de aanvraag. De antwoorden zijn inderdaad binnengekomen, maar in de antwoorden staat ook heel duidelijk dat een evaluatie pas begin 2017 zal plaatsvinden. We hebben dus alle tijd om dit debat te gaan voeren en het heeft wat ons betreft totaal geen haast.
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Wij hebben het verzoek om een debat ondersteund, maar het bespoedigen ervan heeft voor ons geen prioriteit op dit moment. Dus wij wachten het af. Geen steun dus.
De heer Geurts (CDA):
Ik ga het u ook niet moeilijk maken. We hebben een aantal debatten die al ingepland staan, maar doorgeschoven zijn. Laten we die eerst maar doen.
De voorzitter:
Dus geen steun.
De heer Smaling (SP):
Ik wil het verzoek van mevrouw Dik wel steunen, want hier is toch echt sprake van wc-eendwetenschap en daar zitten wij allemaal niet op te wachten.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Van harte steun voor het verzoek.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook namens GroenLinks: van harte steun hiervoor.
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber, u hebt geen meerderheid voor het bespoedigen van het houden van een debat hierover.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat is zeer teleurstellend. Ik voel zelf wel enige urgentie om hierover te spreken, maar beide coalitiepartijen en een enkele andere fractie niet. Dat stelt mij zeer teleur, maar goed, het meerderheidsdebat staat op de agenda en wij gaan op enig moment met elkaar hierover spreken.
De voorzitter:
Dan zijn we hiermee aan het eind gekomen van de regeling van werkzaamheden.
De vergadering wordt van 12.54 uur tot 13.02 uur geschorst.
Energie
Energie
Aan de orde is het debat over Energie.
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom en geef mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie als eerste spreker het woord. De spreektijden zijn acht minuten.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Hoe laten wij de aarde achter voor onze kinderen en kleinkinderen? Krijgen zij de immense rekening van onze vervuiling en onze uitstoot van broeikasgassen op hun bord? Ik vrees dat het antwoord "ja" is. In 2020 moet Nederland de CO2-uitstoot met minimaal 25% hebben verlaagd, maar in het afgelopen jaar groeide de CO2-uitstoot in ons land met 4%. Waarom treuzelen we nog met nieuwe maatregelen na het klimaatakkoord en de Urgendazaak? Is de urgentie wel voldoende tot de Trêveszaal doorgedrongen? Laten we investeren in een schone economie. Dat is niet alleen goed voor de leefomgeving van onze kinderen en kleinkinderen, maar ook voor hun portemonnee.
De Nederlandsche Bank, grote beleggers en banken; ze roepen allemaal op om de energietransitie te versnellen. De economische risico's van een carbon bubble zijn enorm terwijl een ambitieus klimaatbeleid juist grote exportkansen biedt voor Nederlandse bedrijven. Tien jaar lang hebben we een systeem dat de uitstoot van broeikasgassen moet beprijzen. Dat is het emissiehandelssysteem. De CO2-prijs van emissierechten is echter bedroevend laag, en het is onbestaanbaar dat al een decennium lang bedrijven er rijker van zijn geworden maar de planeet armer. De ChristenUnie wil een eerlijke beprijzing voor de kosten van vervuiling en uitstoot. De Nederlandsche Bank pleit voor een bodemprijs voor CO2. Wil de minister zich ook hiervoor inspannen in de EU of samen met omringende landen? Ik stel ook voor om het klimaatakkoord te koppelen aan het emissiehandelssysteem. Maak het 1,5°C-doel, de maximale temperatuurstijging, het uitgangspunt binnen ETS. Wil de minister dat ook? Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.
Ik noem hier ook het energieakkoord. Het is een stap in de goede richting maar het is onvoldoende om de echte transitie naar een klimaatneutrale economie te maken. Daar is echt aanscherping voor nodig. 2020 komt steeds dichterbij maar in de uitvoering van het energieakkoord zitten nog grote gaten, vooral bij energiebesparing in de gebouwde omgeving en in de industrie.
De bouw van windmolens op land is een enorme opgave, maar hard nodig in de energietransitie. Driekwart van de Nederlandse provincies ligt niet op schema bij wind op land. Hoe zorgt de minister ervoor dat de 6.000 megawatt wel gehaald worden? Hoe wil hij ervoor zorgen dat de inpassing van wind op land verantwoord gebeurt, inclusief aandacht voor draagvlak en participatie? We zagen daar vandaag een zorgelijk rapport over. Ik hoor graag een reactie van de minister hierop.
De minister zal op verzoek van de Kamer voorkomen dat de SDE+-subsidie voor biomassabijstook de sluiting van kolencentrales tegenhoudt. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving kan biomassa veel effectiever worden ingezet in andere sectoren, zoals de vervoerssector. Wil de minister ook naar deze schonere alternatieven kijken en de inzet van biomassa in kolencentrales heroverwegen? Wil de minister, nu de kolencentrales gesloten gaan worden, ook het afnemen van restwarmte uit kolencentrales blokkeren? Ik ben groot voorstander van warmterotondes, maar niet als die het voortbestaan van kolencentrales tot gevolg hebben. Ook bij warmteprojecten zou moeten gelden: voorrang voor duurzaam. Ook op dit punt overweeg ik een motie in te dienen.
Op de energiebesparing in de gebouwde omgeving is nog veel winst te behalen. De afspraak om alle huurwoningen in 2020 op energielabel B te brengen, wordt volgens de verhuurders niet gehaald. Wat gaat het kabinet daaraan doen? Bijna een halfjaar geleden heeft de Kamer in de motie-Schouten c.s. verzocht om een marsroute uit te werken naar nul op de meter voor de volledige voorraad sociale huurwoningen in 2035. Kan de minister daarvan al een update geven? Welke maatregelen neemt de regering om een volledig energieneutrale woningvoorraad ook op de koopwoningmarkt in 2035 te bereiken?
Er gebeurt veel, maar alle subsidies die er nu zijn voor de woningmarkt blijven een druppel op de gloeiende gaskookplaat. We moeten veel grotere stappen durven zetten. De tijd van kleine labelsprongen is voorbij. Nul op de meter is de nieuwe norm. Is de minister bereid om met zijn collega voor Wonen en Rijksdienst te overleggen over aanpassing van het Bouwbesluit zodat alle nieuwbouwwoningen op enig moment standaard energieneutraal gebouwd worden? Ook op dit punt overweeg ik een motie in te dienen.
Naast de kolencentrales hebben we nog een blok aan het been: de kerncentrale in Borssele. Bij DELTA zijn grote financieringsproblemen ontstaan. De ChristenUnie vindt verplichte splitsing van energiebedrijven geen goed idee zolang andere Europese landen hier niet voor kiezen. Maar los daarvan, bij DELTA zien we grote bedrijfseconomische problemen en de aandeelhouders staan voor de keuze om 200 miljoen borgstelling af te geven voor de onrendabele kerncentrale in Borssele. Moet de verlieslijdende centrale wel tot 2033 in bedrijf blijven? Wie betaalt hiervoor de rekening? De minister wijst telkens naar de verantwoordelijkheid van EPZ als exploitant, maar de samenleving zal voor een groot deel moeten opdraaien voor de kosten. Die 200 miljoen euro zal niet de laatste borgstelling zijn die nodig is, vrees ik.
De ontmanteling zal bovendien een half miljard gaan kosten, terwijl COVRA slechts 180 miljoen beschikbaar heeft. Waar wil de minister het geld vandaan halen?
De heer Bosman (VVD):
Er wordt nu gesuggereerd dat het sluiten van de kerncentrale Borssele goedkoper zou zijn. Op basis van welke informatie wordt dit zo neergezet?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zie dat we hoe dan ook veel kosten gaan krijgen aan de kerncentrale in Borssele. Hetzij om de kerncentrale open te houden, met borgstellingen et cetera, hetzij om de kerncentrale te sluiten. De centrale is dus hoe dan ook een blok aan het been. De Kamer heeft hierover eerder moties aangenomen. Ik zou heel graag zien dat we hier veel meer inzicht in krijgen. Het besluit over Borssele is naar ik meen in 2006 genomen. Dat is tien jaar geleden. Ik hoop dat ik de VVD aan mijn kant krijg om te kijken of we nu niet een besluit dat al tien jaar geleden genomen is, moeten heroverwegen. Is dat besluit nog wel houdbaar in de huidige tijd?
De heer Bosman (VVD):
Dat klinkt al anders dan dat de centrale gesloten zou moeten worden. Het is belangrijk dat de feiten boven tafel komen. Dat betekent dat we heel goed moeten kijken naar het sluiten van de kerncentrale. Dat doe je niet zomaar. Je kunt niet zomaar de knop omzetten en dan is de kerncentrale uit. Er zijn heel veel contracten, voor de lange termijn. Het heeft ook te maken met de vragen hoe we omgaan met afval en met nieuwe brandstofstaven. Al dat soort zaken zitten echter allang in de pijplijn. Het sluiten van de kerncentrale op korte termijn is volgens mijn informatie duurder dan hem open houden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik snap heel goed dat de VVD hamert op de kosten. Ik vind dat zeker ook niet onbelangrijk, maar de ChristenUnie wil ook in het kader van het totale energiepakket kijken naar de noodzaak om deze kerncentrale open te houden. Bovendien is het maatschappelijk draagvlak voor kernenergie tanende. We moeten dus zeker goed kijken naar de kosten, maar we moeten ook kijken naar het maatschappelijk draagvlak, de afvalproblematiek en de hele milieukant van de zaak.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Vindt de ChristenUnie niet samen met GroenLinks dat als we de kerncentrales open houden, ze echt op het allerveiligste niveau zouden moeten draaien? Ik denk dat de VVD dat ook vindt. Als we dat zouden doen, zou er voor Borssele alleen al nog eens 200 miljoen nodig zijn. De eigenaren draaien nu al met verlies. De stroomprijs is lager dan de stroomprijs van die centrale. Vindt mevrouw Dik niet dat dat een reden is om te zeggen dat je Borssele misschien beter kunt sluiten? Als je alle kosten in beeld hebt, is aan de kostenkant sluiten wellicht zelfs voordeliger dan hem open houden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik deel de woorden van mevrouw Van Tongeren. Ik heb hier op mijn papier niet alle rekensommetjes staan, maar ik zie dat zowel het sluiten als het openhouden van de kerncentrale heel veel geld kost. De centrale is nu verlieslijdend. Er gaat een borgstelling naartoe en ik vrees dat die niet de laatste is. Als ik dat dan ook nog leg naast de maatschappelijke onrust en de afvalproblematiek, dan ben ik er geen voorstander van om de kerncentrale ook maar een dag langer dan nodig open te houden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat is helder. Misschien kunnen ChristenUnie en GroenLinks samen aan de minister vragen of wij die rekensommen helder kunnen krijgen, met daarin dus ook opgenomen de kosten van evacuatieplannen, veiligheidsplannen, oefeningen en het op het juiste veiligheidsniveau brengen. Ik weet dat dat bij een andere minister hoort, maar we willen als Kamer wellicht graag op één punt al die informatie bij elkaar gebracht hebben.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind het een uitstekend voorstel om samen die vragen aan de minister voor te leggen.
Ik kom op de moties over de kerncentrale. Hoe staat het met mijn aangenomen motie waarin wordt gevraagd om bij de plannen met DELTA een link te leggen met de werkgelegenheidsplannen in de provincie Zeeland? Hoe ziet de toekomst van de 1.800 medewerkers eruit? Ook een aangehouden motie van GroenLinks en de Partij van de Arbeid is belangrijk. Daarin wordt het nationale belang van Borssele benadrukt en wordt gevraagd om bij de splitsing voldoende ruimte te bieden om tot een oplossing te komen voor het eigendom en de ontmanteling van de kerncentrale te Borssele. Er is ook een aangehouden motie van GroenLinks en de ChristenUnie waarin wordt gevraagd wat de kosten zijn van het overnemen van het juridisch en economisch eigendom van de kerncentrale. Hoe staat het daarmee? Is nationalisatie een optie voor de minister?
Mijn laatste onderwerp is PALLAS. De leningen voor de nieuwe PALLAS-reactor in Petten roepen veel vragen op bij mijn fractie. Er is een "go/no go"-moment in 2017, maar rechtvaardigt dat deze grote bedragen op dit moment, nu al? Wij willen geen wachtlijsten door een tekort aan medische radio-isotopen, maar is dit de enige oplossing? Alternatieven ontwikkelen zich snel, vooral de cyclotrontechnologie. Zijn reactoren wel toekomstbestendig in de markt van medische isotopen? Is er straks echt een tekort? Hoe zijn de exportkansen? Vanaf 2025 wordt een aantal Europese reactoren uit bedrijf genomen. Blijkbaar is de reactor dan pas echt nodig, maar is deze technologie tegen die tijd niet allang verouderd? Ik krijg graag een reactie van de minister op deze vragen.
Wij staan aan de verliezende kant van de geschiedenis. Het is toch onbestaanbaar dat wij ten aanzien van een van de grootste vraagstukken van onze tijd veel te langzaam vooruitgang boeken! Wij moeten vandaag aan de andere kant gaan staan, aan de kant van de toekomst: geen hypotheken meer op toekomstige generaties maar nu actie en politieke moed.
De heer Smaling (SP):
Mevrouw Dik heeft ook aandacht besteed aan wind op land. In een eerder debat kreeg ik van mevrouw Dik op mijn lazer dat ik in het noorden van het land te veel spaken in wielen steek voor de 6.000 megawatt wind op land, maar nu hoor ik haar iets zeggen over bewoners die te weinig inspraak zouden hebben met betrekking tot wind op land. Is zij van gedachten veranderd? Ik hoor haar eigen gedeputeerde in Drenthe ook dat soort dingen zeggen. Heeft zij een nieuw standpunt op dit gebied of niet?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Nee, absoluut niet. Ik vind dat die 6.000 megawatt op land moet worden gehaald, maar ik vind het ook heel belangrijk dat er draagvlak is. Gisteren is in de Eerste Kamer de Omgevingswet aangenomen. Daarin hebben het CDA en de ChristenUnie met een gezamenlijk amendement verankerd dat er draagvlak en participatie van omwonenden moet zijn en dat de lusten en de lasten eerlijk moeten worden verdeeld. Ik zie dat het in de praktijk niet goed gaat, terwijl het wettelijk verankerd is. Daar wil ik de vinger bij leggen. Ik wil niet tornen aan de opgaven die wij met elkaar te realiseren hebben, want het moet gewoon gebeuren.
De heer Smaling (SP):
Maar ziet mevrouw Dik wel een Gronings en Drents veenkoloniaal gebied voor zich waar die megawatts weliswaar worden gehaald, maar dan in een andere mix en niet alleen met heel hoge windturbines?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Nee. Wij moeten nagaan hoe wij het aantal megawatt kunnen halen met windenergie. Ik heb ook het voorstel gedaan om te kijken naar innovatie in windenergie, zodat wij met enkele turbines minder toch de opgave kunnen halen. Daarnaast hebben wij andere technologieën nodig, zoals zon en warmte. Wij hebben echt alles nodig om te komen tot een schone energievoorziening. De SP zegt: wij willen als alternatief al die weilanden wel vol leggen met zonnepanelen. Dat vindt mijn fractie echter geen alternatief. Wij willen geen strijd tussen energie en voedsel in het landelijk gebied. Energie heeft een plek in de vorm van wind. Daarnaast moeten wij alle daken benutten voor Zon-PV. Landbouwgronden moeten wij benutten voor voedsel. Dat gaat uitstekend samen met wind.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. De aarde overleeft de klimaatverandering wel, maar de grote vraag waar wij met elkaar voor staan is: hoe houden wij de aarde leefbaar voor iedereen op die aarde? Gelukkig zijn er ontzettend veel mogelijkheden om nog veel schoner en slimmer te groeien, niet alleen in Europa maar ook in al die andere delen van de wereld waar de welvaart nog zo laag is en waar mensen ook gewoon een menswaardig bestaan willen leiden. We kunnen zo veel slimmer en groener groeien. Bedrijven vragen daar ook om. Daarom is het ontzettend van belang dat we vaart maken met die duurzaamheidstransitie, niet alleen in energie maar ook in grondstoffen.
Voor Nederland hebben we de doelstellingen vastgelegd in het energieakkoord, maar we weten ook al lange tijd dat het moeizaam is om die te halen. Daarom zijn de partijen van het energieakkoord bezig met een intensiveringspakket. De minister zegt dat daarmee alle doelen van het energieakkoord binnen bereik zijn, maar de doorrekening van de eerste lijst door het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) leidt nog niet tot die conclusie. Welke extra maatregelen voor het intensiveringspakket wil de minister dus nog aan die lijst toevoegen? Wanneer krijgen we de doorrekening daarvan? De eerdere doorrekening zag maar op een deel van de maatregelen en die maatregelen telden in ieder geval niet op tot de doelen van het energieakkoord.
Ik vraag de minister met klem om daarbij naar een realistische bandbreedte te kijken. Wanneer we gaan berekenen wat die maatregelen opleveren, laten we dan niet weer helemaal aan de bovenkant gaan zitten van wat een en ander potentieel zou kunnen opleveren, want dan hebben we dikke kans dat we uiteindelijk toch weer bedrogen uitkomen en dat we die doelstellingen niet halen. Laten we dus wat extra's doen, want anders moeten we na 2020 toch nog heel erg veel doen. Levert het toevallig meer op, dan zijn we spekkoper, maar anders hebben we alleen maar een probleem.
Mijn bijzondere zorg gaat uit naar de innovatiedoelstellingen uit het energieakkoord. Op dat punt zien we echt nog heel weinig voortgang. Het staat niet apart op de agenda, het zal nog uitgebreider besproken worden bij de behandeling van de Autobrief, maar ook in het transport is er natuurlijk echt nog heel veel te doen. Datzelfde geldt voor de woningbouw, waarover volgens mij volgende week een debat is met minister Blok. Ook in de gebouwde omgeving liggen ontzettend veel mogelijkheden. We zullen ook bij die gelegenheid spreken over de vraag hoe we met die 100 miljoen zo veel mogelijk woningen kunnen verduurzamen. Mijn oproep bij de herziening van het energieakkoord is dus vooral: laten we uitgaan van realistische aannames over wat extra maatregelen kunnen opleveren en laten we ervoor zorgen dat we met de optelsom van die realistische aannames komen tot een pakket waarmee we het gaan halen. Ik hoop ook op warme steun van de VVD voor dit standpunt.
Ik kom op de kolencentrales. Ik dank de minister voor zijn brief over de wijze waarop hij de motie om de kolencentrales uit te faseren gaat uitvoeren. Kan hij nog iets preciezer aangeven hoe dat proces de komende maanden gaat verlopen, welke partijen daarbij aanwezig zijn, op basis van welke gegevens scenario's worden ontwikkeld en wanneer de Kamer hierbij wordt betrokken? Hoe gaat de minister de kosten voor financiële compensatie berekenen en hoe zorgen we er bij deze afspraak voor dat die berekening nu wel volledig transparant is? Dat is een heel belangrijk punt, want volgens mij ging het daar mis bij de eerste kolendeal.
In een mooie visie getiteld Biomassa 2030 concludeert de regering dat biomassa vooral hoogwaardig moet worden toegepast en vooral een bijdrage kan en moet leveren in sectoren waarin nauwelijks alternatieve kosteneffectieve andere duurzame bronnen beschikbaar zijn. Ik vind dat een heel verstandige aanpak. Laten we zo'n waardevolle grondstof als biomassa alleen daar inzetten waar bijvoorbeeld wind of zon niet even makkelijk ook die energie kunnen leveren. We zouden dus niet naar een laagwaardige energieopwekking moeten gaan voor het gebruik van biomassa. Maar tot 2023 gaan we toch 4 miljard precies daarin steken. De regering zegt dat we dat nodig hebben om die keten op gang te brengen. In die redenering mis ik wel één element: wat is nu de schakel tussen die kruiwagen met pallets die de kolencentrale inrijdt en het moment dat we het gaan toepassen in de chemische industrie? Daar zit een gat tussen. Die valley of death moet overbrugd worden. Ik wil daarom heel graag het volgende van de minister weten. Als dat zijn visie is, hoe komt hij dan van A naar B? Dat zie ik nog niet terug in de visie 2030 en dat wordt wel cruciaal voor het halen van de doelstellingen die daarin staan.
Ik heb al eerder de suggestie gedaan om te bekijken of je naar een ingroeipad kunt gaan van gecascadeerde biomassa in de bijstook. De chemische industrie wil hier heel graag mee aan de slag. Ook energiebedrijven willen graag bekijken hoe ze kunnen meehelpen aan die transitie. Laten we alsjeblieft proberen om met die 4 miljard die structurele impuls aan de versterking van de Nederlandse economie te geven. Dat kunnen we doen, maar dan moeten we het wel net even iets slimmer aanpakken dan we nu doen.
Veel innovaties op het gebied van duurzame energie komen maar niet van de grond omdat een goed stimuleringskader ontbreekt of omdat de juiste ondersteuning ontbreekt, laat ik het iets breder trekken dan alleen subsidies. We hadden een heel interessant gesprek met het bedrijf Torrgas; ik weet dat ook de minister daar op bezoek is geweest. Ik zeg dit niet om dat bedrijf er specifiek uit te lichten, maar er zijn bedrijven die werken aan de vergroening van onze gasmix. Dat is een ontzettend belangrijke ontwikkeling. We weten dat de antwoorden hierop de komende jaren cruciaal zullen zijn voor onze energietransitie. Als we een paar terreinen moeten noemen die daarbij belangrijk zijn, gaat dat om de vergroening van gas, de opslag en de overgang van de chemische industrie naar duurzame grondstoffen. We hebben het vorige week over Avantium gehad. Ik ben bang dat dit een volgend soort bedrijf is dat zegt dat het vertrekt, omdat het in Nederland niet de ontwikkeling kan doormaken die het graag zou willen doormaken. Dat zou ik, volgens mij net als de minister, een ontzettende gemiste kans en heel erg jammer vinden. Ik vraag de minister dus om eens na te denken over de zojuist genoemde terreinen. Hoe kunnen we in het bijzonder op de terreinen waarvan we weten dat daar enorme vraagstukken liggen, ervoor zorgen dat we daar als Nederland de bedrijven en banen in Nederland houden? Het zouden ook prachtige exportbedrijven kunnen zijn, omdat zij deze technologie mogelijk maken. Hoe gaat de minister daarmee om? Is hij bereid om met een soort plan van aanpak of met een strategie te komen ten behoeve van dit soort goede perspectieven voor de Nederlandse economie?
Wind op zee moet een belangrijke bijdrage leveren aan de duurzame energie. Ik bedank de minister voor het feit dat hij bereid is om een nieuw belevingsonderzoek te doen ten aanzien van de zorgen van mensen over windmolens bij de kust.
Ik kom nu bij wind op land. Ik moet er een beetje sneller doorheen gaan, want acht minuten blijkt niet zo lang te zijn als ik had gehoopt. De situatie met betrekking tot windmolens op land is heel lastig. Ik heb de minister eerder gevraagd om bij het proberen om een zo groot mogelijk draagvlak te verkrijgen — 100% draagvlak heb je nooit en elke vorm van energie heeft ook zijn prijs — goed te werken met gebiedscoördinatoren. De minister zegt dat hij dit gaat doen en dat hij de gemeenten gaat betrekken bij het aanstellen van zo'n gebiedscoördinator, want zij spreken dan ook voor de bevolking. In de praktijk zien we dat daar licht tussen zit. Wil de minister, wanneer hij hierover spreekt met de gemeenten, in het functieprofiel van die personen in ieder geval opnemen dat zij echt het vertrouwen moeten hebben van de bevolking? Voor die groep willen wij immers met zo'n gebiedscoördinator werken: we willen mensen meenemen en bekijken of wij hun ideeën goed kunnen gebruiken. In Brabant zien we op het punt van de 380 kV dat we veel positieve ervaringen opdoen met die betrokkenheid en het gebruikmaken van de ideeën. Laten we bekijken of dit ook in Drenthe kan. Is het binnen de gestelde doelstellingen niet mogelijk om provincies nog een aantal maanden te geven om te bekijken of alternatieve zoekgebieden een interessante denkrichting zijn? Als dat niet zo is, is dat niet zo. Die 6.000 megawatt gaat er wat D66 betreft gewoon komen; dat zeg ik in navolging van de ChristenUnie. Alle provincies moeten daar hun aandeel aan leveren, maar waar we iets voor de bevolking kunnen doen, zouden we dat moeten proberen.
Voor Drenthe wil ik het bijzonder de zorgen over de gezondheid noemen. Volgens mij zijn veel van die vragen al eens beantwoord in de onderzoeksrapporten, maar ik vraag de minister met klem om, als daar grote vragen leven over bepaalde gezondheidsaspecten, een poging te wagen om in het bijzonder die vragen helder te beantwoorden voor die mensen. Als je je niet alleen zorgen maakt over de prijs van je huis maar ook over je gezondheid, telt dat immers extra zwaar. Dat maakt het ook lastiger om zo'n proces goed door te komen.
Wij hebben de ambitie om schoner en slimmer te gaan groeien. Ik denk dat dat kan. Ik denk dat we met het energieakkoord en alle partijen daarin stappen kunnen zetten, maar we mogen wel een stapje harder lopen met elkaar.
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Ik val in voor mijn collega Klever, die lid is van de commissie voor Economische Zaken. Zij is helaas verhinderd. De PVV is een fel tegenstander van het kabinet. Dat geldt zeker ook voor het energiebeleid, dat onze energievoorziening duurder en onbetrouwbaarder maakt en veel weerstand losmaakt bij onze bevolking. De PVV is als enige partij fel tegen dat energiebeleid, maar gelukkig zijn ook miljoenen Nederlanders daartegen.
Tien jaar geleden dachten veel Nederlanders waarschijnlijk nooit na over hun energievoorziening, terwijl nu duizenden mensen wakker liggen van die energievoorziening. Wat is je huis nog waard als je een windmolen bijna in je achtertuin hebt of als je wakker wordt door het gebulder van de 200 meter hoge windmolens van de buurman? Vroeger ging je weleens bij die buurman op de koffie, maar nu zeg je hem niet eens meer gedag, omdat hij een windmolen in zijn tuin heeft gebouwd. Dit energieakkoord slaat dan ook geen bruggen maar een kloof tussen de bestuurlijke elite en de lokale bevolking. Hele dorpen worden erdoor ontwricht en mensen die vroeger vrolijk met elkaar omgingen, staan elkaar nu soms letterlijk naar het leven. De een wordt namelijk slapend rijk van die windturbine op zijn grond terwijl de ander geen oog meer dicht doet. Met de geplande massale uitrol van windturbines op land neemt het verzet onder de bevolking toe. De PVV steunt dit verzet van vele bewonersgroepen, uiteraard geweldloos en democratisch, zoals zij dat er altijd bij zegt.
Dit kabinet slaat geen bruggen, het slaat een gapend gat in onze samenleving. Die tweespalt in het energiebeleid zien wij ook bij de energierekening. Er ontstaat een kloof tussen een kleine groep profiteurs en een grote groep die daarvoor de rekening betaalt. Dat laatste blijkt uit de Nationale Energieverkenning (NEV). Wie niet in staat is te investeren in zonnepanelen of woningisolatie, betaalt over vijf jaar gemiddeld €360 meer voor dezelfde energie dan nu — een stijging van maar liefst 20% — terwijl de naar schatting 1 miljoen huishoudens die in 2020 zonnepanelen hebben, vrijwel niets bijdragen aan de door hen gewenste duurzame energietransitie doordat zij dit kunnen wegsalderen. De PVV heeft dan ook eerder een amendement ingediend om deze welvaartsoverdracht van arm naar rijk, de zogenaamde salderingsregeling, af te schaffen. Helaas hield een meerderheid van de Kamer deze grachtengordelsubsidie in stand. Ik hoop dat mijn collega's nu inzien dat dit een oneerlijke en onhoudbare situatie is. Het strooien met die miljarden aan windmolensubsidies moet toch door iemand worden betaald? Kan de minister duidelijkheid geven over de toekomst van de salderingsregeling en de toekomstige tarieven voor de opslag duurzame energie? Of wordt deze vraag pas beantwoord bij de evaluatie van het energieakkoord?
Naast de betaalbaarheid van en het draagvlak voor onze energievoorziening, staat ook de betrouwbaarheid ervan onder druk. De grote gesubsidieerde toename van met name wind- en zonne-energie stelt onze netbeheerders voor de gigantische opgave om de betrouwbaarheid van ons netwerk op peil te houden. Onder andere TNO heeft hiervoor gewaarschuwd. Hoe gaan wij daar mee om? Is dit nu eenmaal de consequentie van een duurzame toekomst? Het klinkt misschien absurd maar in andere landen is het heel gebruikelijk dat de stroom soms uitvalt, maar dat willen wij toch niet in Nederland?
Ik ga over naar het plan van de Partij van de Arbeid om de kolencentrales te sluiten en tegelijkertijd alle benzineauto's te vervangen door elektrische auto's en dat al over tien jaar. Nu is het goed dat Kamerleden soms dromen, maar sommige dromen wil ik liever niet horen, zeker niet die van de heren Vos en Samsom. Blijkbaar realiseren zij zich niet dat één elektrische auto ongeveer anderhalf keer de elektriciteit van een heel huishouden verbruikt. De Groene Rekenkamer heeft doorgerekend hoeveel elektriciteit hiervoor nodig is: ongeveer 35.000 gigawattuur. Dit staat gelijk aan ongeveer 12.000 extra windmolens. Ik ben benieuwd waar de Partij van de Arbeid die wil gaan plaatsen.
Onze energievoorziening staat dus van alle kanten onder druk. Het ergste is nog dat dit volkomen onnodig is. Gedreven door de klimaathysterie en Brusselse dictaten zijn alle partijen, van VVD tot GroenLinks, het erover eens dat het nodig is om ook dit jaar weer 13 miljard aan duurzaamheidssubsidies over de balk te smijten, om verplichtingen aan te gaan voor 13 miljard. Dat komt nog bovenop de bestaande verplichtingen van 13 miljard. In totaal spreken wij straks over 26 miljard aan verplichtingen die de leden van deze Kamer aan hun opvolgers opdragen. Dit geld wordt grotendeels besteed aan verouderde technieken zoals windmolens en het verbranden van hout.
De PVV kiest hier niet voor. Het is naar haar mening veel verstandiger om te vertrouwen op de innovatiekracht van ons bedrijfsleven. Wij hebben nu nog een betaalbare en betrouwbare energievoorziening. Laten wij die koesteren, terwijl wij de wetenschap in de tussentijd de gelegenheid geven om echt nieuwe technieken ontwikkelen. Technieken die onze energievoorziening niet onbetrouwbaarder of duurder maken, maar juist eenvoudiger en goedkoper. Deze technieken zijn nu nog niet voorhanden, maar de ontwikkelingen gaan razendsnel. Daarom wil de PVV zich niet vastleggen op één techniek of op de elektrische auto. Het is verstandiger om dit niet te doen.
Ik wil een veelbelovende techniek nogmaals noemen, namelijk thorium. Grote energieverbruikers zoals India, China en de Verenigde Staten denken hier ook zo over; zij willen zelfs al over tien jaar de eerste centrale in bedrijf hebben. Bij ons in Petten is kort geleden een thoriumonderzoek gestart. Kan de minister zeggen hoe het daarmee staat en welke mogelijkheden er zijn om de achterstand op de andere landen in te halen?
Ik rond af. Dit kabinet maakt ons land kapot met zijn energiebeleid. Onder het mom van vergroening maakt het ons energieverbruik steeds duurder en onbetrouwbaarder.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De PVV-fractie presenteert thorium als het ei van Columbus. Ik hoor de PVV-fractie echter ook hameren op de kosten van energie. Volgens mij is thorium ongelooflijk kostbaar. Ik weet zelf de bedragen niet, maar bij het bouwen van een thoriumcentrale hebben wij het al zo over honderden miljoenen en wellicht miljarden euro's. Is de PVV daarvan op de hoogte en hoe kijkt zij daartegen aan?
De heer Madlener (PVV):
De techniek waarbij met thorium wordt gewerkt, is een veelbelovende nieuwe techniek. Wat die in de toekomst zal gaan kosten, weten wij nog niet, maar zij is veelbelovend. We zullen dat moeten afwachten. Wij kunnen dus nog niet vooruitlopen op de kosten. Onderzoek kost natuurlijk geld, maar dit onderzoek wordt in heel veel delen van de wereld gedaan. China zet daar ook enorm op in. Niet alleen de techniek waarbij met thorium wordt gewerkt is veelbelovend, er zijn ook andere nieuwe technieken op het vlak van kernenergie. Wij vinden dat wij dit af moeten wachten. Deze technieken zijn veelbelovend. Al die windmolens die dit kabinet en mevrouw Dik-Faber nu willen gaan bouwen en waarmee zij ons land gaan verpesten, en die ook nog eens heel duur zijn, kunnen ons welvaart gaan kosten. Dat willen wij niet. Wij zeggen dan ook: wacht liever af en zet niet in op één techniek. Zet niet alles op de elektrische auto of alles op de windmolen. Laten wij gewoon bekijken wat de ontwikkelingen zijn in de wereld. Wees verstandig en ga het pas invoeren als het rendabel is.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat laatste — ga het pas invoeren als het rendabel is — zal bij thorium niet snel het geval zijn door de ongelofelijk hoge prijs die daaraan hangt. Onderzoek kost geld, maar bij het bouwen van een thoriumcentrale hebben wij het gewoon echt over miljarden. Bij mijn weten, kan de eerste thoriumcentrale pas in 2040 gebouwd worden. Dan zijn we al zo veel jaren verder. Dan moeten wij de energietransitie toch allang achter ons hebben? Deelt de PVV mijn standpunt dat wij om die redenen, kosten en tijd, moeten inzetten op andere innovaties en dat de technologie waarbij met thorium wordt gewerkt, niet de meest aangewezen technologie is?
De heer Madlener (PVV):
Nee, dat deel ik absoluut niet. Ik vind juist dat wij technieken pas in moeten voeren als zij rendabel zijn. Of thorium pas in 2040 rendabel is, weet ik niet. Dat kan ook veel eerder het geval zijn. Ik heb al gezegd dat andere landen denken dat sneller te kunnen realiseren. Wij zullen dat inderdaad af moeten wachten. Dat geldt ook voor de elektrische auto. Ooit zal die best rendabel zijn en kunnen concurreren met een benzine- of een dieselauto. Om dat nu af te dwingen door middel van miljarden aan subsidies, die de gewone, werkende man kan betalen, is zeer onverstandig. Wij prijzen onszelf uit de markt. Het Nederlandse bedrijfsleven moet concurreren met de hele wereld, ook met China, ook met Amerika. De ambitie die mevrouw Dik-Faber voorstaat, kan ons lelijk gaan opbreken en zal ons veel welvaart kosten. Daar wil ik voor waarschuwen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. De wereld van vandaag geeft ons veel zorgen, maar ook kansen. Ik wil beginnen met een van die kansen. Ik ben al een tijdje bezig met de elektrische auto en met een klimaatrally voor Parijs. Ik heb een weekje mogen proefrijden. Als resultaat daarvan heb ik, op weg naar schoon vervoer, een tienpuntenplan over elektrisch rijden geschreven. Door verschillende leden van de regering wordt erover nagedacht hoe je dat kunt doen, door de bewindslieden van Financiën en van I en M, maar ook door deze minister. Want de elektrische auto is goed, zo zeg ik ook tegen de heer Madlener, die helaas de zaal verlaten heeft, om de afhankelijkheid te verminderen van landen die olie leveren, landen waarvan ook de heer Madlener niet afhankelijk wil zijn. De elektrische auto is stil. De heer Madlener sprak over lawaaierige windmolens. Nou, de elektrische auto is stil en houdt de lucht schoon.
Ik wil dit tienpuntenplan graag overhandigen aan minister Kamp. Er wordt zo een exemplaar aan alle collega's uitgedeeld.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
Voor de Handelingen merk ik verder op dat de heer Madlener in de zaal zit.
De heer Madlener (PVV):
Ik wil graag reageren op mijn collega van GroenLinks, die nu ineens de elektrische auto omarmt. Ik heb jarenlang debatten met haar gehad over de auto; auto's moesten van haar allemaal van de weg en zij wilde geen wegen aanleggen. Nu komt zij ineens met de elektrische auto aan. Die hebben toch ook wegen nodig? Waarom is zij altijd zo tegen het aanleggen van wegen? Die elektrische auto's, waar ze nu mee komt, moeten toch ook ergens rijden?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Misschien heeft de heer Madlener het een en ander gemist, maar dat is te begrijpen. Mijn allereerste autoplan dateert van 2013. Toen kwam ook deze minister naar buiten, omdat ik een vijftal elektrische auto's op het Plein had verzameld om te laten zien wat de techniek van de toekomst is. GroenLinks is een partij die voor openbaar vervoer is, met aanvullend, waar nodig, auto's en taxi's. GroenLinks wil vooral in de grote steden schone lucht en ruimte. Die kun je bereiken met elektrische fietsen en elektrische scooters, maar ook met elektrische auto's en elektrische taxi's. Daar pleit ik al geruime tijd voor. De PVV heeft destijds ook een uitnodiging gehad voor de elektrische-autorally in de run-up naar het klimaatdebat in Parijs. Helaas was er toen niemand van de PVV meegegaan of aanwezig.
De heer Madlener (PVV):
GroenLinks blijft de auto frustreren. Iedereen moet maar de bus in. De elektrische auto zal alleen maar bereikbaar zijn voor een kleine elite. En als ik het goed bekijk, is dat waarschijnlijk voor een heel groot deel een GroenLinks-elite.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat zijn de standaardverwijten van de PVV. Ik weet eigenlijk niet of ik daarop in moet gaan. Laat de heer Madlener het plan eens lezen, want daarin staat juist een poging daartoe. Er komen straks een heleboel auto's uit de hybride- of elektrische-autolease, waarin de zakelijke rijder heeft gereden. GroenLinks wil er juist voor zorgen dat die auto's ook beschikbaar komen voor de gewone man en vrouw. Daarvoor gaan we volgende week voorstellen doen in het debat over de Autobrief. Wellicht wil de heer Madlener zich daarbij aansluiten om die auto's meer binnen het bereik van ook gewone mensen te krijgen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik wil GroenLinks voor dit plan bedanken; het is altijd goed om te zien dat collega's werk hebben gestoken in een uitgebreid voorstel. In de samenvatting lees ik dat vóór het zomerreces het transportdeel volledig in harde afspraken moet zijn uitgewerkt en dat de minister met dwingende regels moet komen als dat niet lukt. Waar denkt GroenLinks aan?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
D66 en GroenLinks zijn het op het gebied van transport volgens mij vaak eens, maar op sommige punten ook weer niet. Rekeningrijden is een manier om energiebesparing op de weg te realiseren. GroenLinks is daar al heel lang voorstander van. Dat zou zo'n dwingende maatregel kunnen zijn, waarmee we energiebesparing ook echt zouden kunnen afdwingen. Een minder verregaande maatregel zou kunnen zijn het terugbrengen van die 130 km/u die hier en daar is toegestaan, naar 120 km/u. Door die 130 km/u wordt er namelijk veel meer brandstof verstookt, terwijl dat nauwelijks tijdwinst oplevert. Iets anders waarvoor wij vaak samen zijn opgetrokken, is energie besparen door 80 km/u te laten rijden op ringwegen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
In dat geval zie ik de link met meer elektrische auto's niet zo goed. Dit zijn bekende voorstellen, maar hoe draagt alles bij aan de verdere groei van het aandeel elektrische auto's? Het gaat immers om een actieplan voor elektrisch autorijden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het is natuurlijk een totaalpakket voor het wegverkeer. Het Nieuwe Rijden, punt 9, is een techniek die zowel voor elektrisch vervoer als voor ander autovervoer heel handig is. Een minder hoge maximumsnelheid is op dit moment ook belangrijk, omdat elektrische auto's nog niet zo'n enorme range hebben. Ik heb het zelf een week mogen uitproberen. Als je rustig 100 km/u rijdt op de stukken waar je 130 km/u mag, omdat je je accu aan het sparen bent, is dat op sommige plekken helemaal geen fijn gevoel. Wordt die maximumsnelheid wat lager, dan komen ook de goedkopere huidige auto's — niet iedereen kan zich een Tesla permitteren — meer op een normaal niveau van gebruiksgemak. Dat zou dus een van de mogelijkheden kunnen zijn, maar heeft D66 andere voorstellen, dan staat GroenLinks daar natuurlijk altijd voor open.
Het is een kwestie van de kip en het ei met die elektrische auto's. Je hebt laadinfrastructuur nodig, willen mensen het aandurven om een auto aan te schaffen. Er moeten voldoende auto's zijn, want anders zetten mensen geen laadpalen neer, zoals ik ook in mijn oefenweek ontdekte. Als je vraagt of je ergens elektrisch kunt parkeren, dan krijg je als antwoord dat daar haast nooit om wordt gevraagd en dat men dat dus nog niet heeft aangelegd. Ook in onze eigen garage hebben wij slechts twee plekken.
Ik daag deze minister graag uit om de eerste bewindspersoon te zijn die in een full electric dienstauto rijdt. Ik zie al dat hij zijn hoofd schudt. Nee dus, het wordt een Audi, geloof ik. Maar wellicht zou deze minister een van zijn collega's kunnen aanmoedigen, zodat ook in het kabinet de brug naar de toekomst wordt geslagen. Wat we propageren voor anderen, is misschien ook goed voor onze eigen bewindspersonen.
De heer Jan Vos (PvdA):
BMW maakt elektrische auto's voor burgers en bewindslieden, maar BMW maakt ook waterstofauto's voor burgers en bewindslieden. Ik heb dan ook de volgende vraag voor GroenLinks. Kan de minister dan ook in een waterstofauto rijden? Of, in ons bureaucratische jargon: is mevrouw Van Tongeren voor energieneutraal reduceren van uitlaatgassen of is zij voor de elektrische auto?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat waren twee vragen, handig in één verpakt. Ik zou ook al heel blij zijn als er een minister echt serieus in een waterstofauto ging rijden, maar die uitrol is nog verder weg. Als het met elektrisch vervoer al lastig ligt, dan geldt dat al helemaal voor waterstofvervoer. Daarvoor moet er telkens eigenlijk een voertuig achter de ministeriële auto aanrijden om te zorgen dat deze steeds opgeladen wordt, want de hoeveelheid waterstoftankpunten in Nederland is nog geringer dan het aantal punten voor elektrisch laden. Met allebei zou ik dus heel blij zijn als een minister er gebruik van zou maken. Ik weet dat minister Schultz van tijd tot tijd in zowel een waterstofauto en een zelfsturende auto als een elektrische auto rijdt. In z'n algemeenheid denk ik dat op dit moment de grootste kans voor Nederland ligt in een combinatie van maatregelen als het stimuleren van eigen zonnepanelen, het mogelijk stabiliseren van het energienet doordat de opslag van de batterijen gebruikt kan worden, en het mogelijk maken dat meerdere merken betaalbaardere modellen elektrische auto's hebben.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb veel waardering voor het energieplan van GroenLinks. Ik constateer wel dat onze standpunten op dit punt iets uit elkaar liggen. Ter illustratie, nog voor de Handelingen: mijn D66-collega fluistert mij net in dat staatssecretaris Dijksma van de Partij van de Arbeid in een waterstofauto rijdt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Kijk eens aan. Zo delen wij weer kennis in de Tweede Kamer. Ik geef nog even een reactie hierop. Een andere reden waarom GroenLinks elektrisch vervoer als kansrijk bestempelt, is de werkgelegenheid. Dat stond ook in het plan dat wij in 2013 lanceerden. Wij willen in Nederland meer een maakindustrie stimuleren en we hebben daar alle kansen voor bij de elektrische auto. Wij hebben in Eindhoven de TU Eindhoven, VDL en de DAF-fabriek die elektrische vrachtauto's kan maken. Tesla heeft er uitbreidingsplannen. Ook zijn wij in Nederland bijzonder goed in de hele aanleverinfrastructuur van elektronica en ICT, en de apps die daarbij gebouwd worden. Ik heb deze minister — ik ga hem straks vragen hoe het daarmee staat — in 2013 ertoe opgeroepen om te bekijken of dit meer bevorderd kan worden. Daar heeft deze minister toen positief op geantwoord. Ik wil dus ook graag weten hoe het nu gaat met die poging om van Zuid-Nederland een Green Electric Car Valley te maken.
Dan ga ik verder met mijn betoog. Anderen hebben het ook gezegd: het energieakkoord zou in het meest gunstige scenario, met het intensiveringspakket op een aantal punten, voldoende zijn om het op orde te krijgen. Een van de vragen die GroenLinks heeft is de volgende. We lezen in de media dat het energieprestatiekeur voor bedrijven en de agrosector uitgerold wordt en dat de inspectie daar ook veel e-mailverkeer over heeft, maar dat het voornamelijk verzoeken betreft om uitstel. Klopt dat? Hoeveel uitstel krijgen de bedrijven? Komt de handhaving langs? Is er voldoende handhavingscapaciteit? Ik hoor namelijk van sommige van mijn collega's in het land dat men er maar een paar mensen voor beschikbaar heeft en dat het heel moeilijk is ook voldoende te handhaven op die Wet milieubeheer die, zoals we allemaal weten, al een heel lange tijd bestaat en gewoon gehandhaafd moet worden. Hoe is het overigens met de lijst van verplichte maatregelen? Werkt dat goed en vlot het daarmee? Schiet dat een beetje op?
De industrie heeft tot 1 mei 2016 de tijd om zelf met een lijst van kansrijke besparingsprojecten te komen. Dat moet bij elkaar 9 petajoule opleveren boven de bestaande verplichtingen. Hoever zijn we daarmee? Lukt dat? Is het beeld daarbij net zo rooskleurig als dat van het intensiveringspakket?
Mijn volgende punt is Europa in relatie tot de emissiehandel. Deelt de minister met GroenLinks dat het echt van de zotte is dat Tata Steel en Shell ieder ongeveer 400 miljoen verdiend hebben aan ETS, terwijl die bedrijven nog steeds niet voldoen aan de Wet milieubeheer? Of kloppen deze cijfers niet? Is de minister van plan om van deze bedrijven met windfall profits, dus onverdiende winsten die hun gewoon in de schoot geworpen zijn, van ieder ongeveer 400 miljoen, iets terug te eisen, bijvoorbeeld in de vorm van snelle investeringen in energiebesparing, wat ze van de wet toch al moeten doen? Er wordt gezegd dat in de sectoren staal en cement wereldwijd wordt geconcurreerd. Bureau Ecofys, en misschien ook anderen, heeft plannen gemaakt om die sectoren wereldwijd bij elkaar te zetten en te dwingen om gezamenlijk energie te gaan besparen. Is de minister voor zo'n plan? Wordt dat in Europees verband aangemoedigd? In eigen land vragen die bedrijven allemaal om belastingkorting, maar nemen vervolgens nog steeds die energiebesparingsmaatregelen niet. Zou het niet de weg uit de "race to the bottom" zijn dat je ze wereldwijd dwingt om bij elkaar te gaan zitten?
Andere woordvoerders hebben ook het nodige gezegd over wind op land. Ik heb ze opgezocht en heb ze allemaal bij me: sinds 2010 heeft GroenLinks, regelmatig samen met andere partijen, twaalf moties ingediend om wind op land te versnellen. Nu dat in een achttal provincies niet op tijd lijkt te gaan lukken, nodig ik de minister uit om nogmaals al die ideeën te bekijken en er hopelijk een aantal over te nemen. Ik loop een aantal ervan snel langs: het verbieden van bovenwettelijke eisen en het overboeken van SDE+-gelden, omdat niet alle projecten lukken. Verder noem ik het benutten van plekken waarvoor lokaal draagvlak is, maar waar de provincie een en ander tegenhoudt, zoals de haven van Amsterdam. Wij vragen nu om een opt-inregeling om die lokale projecten mogelijk te maken. De allereerste motie die ik indiende, samen met het CDA, ging over het aanleggen van windmolens op of vlak bij dijklichamen. Het schijnt nu te kunnen, maar het gebeurt nog steeds niet. Er zijn nog veel meer moties, dus kom daarin shoppen, zeg ik tegen de minister.
Ik sluit aan bij de opmerkingen van de ChristenUnie over de kerncentrales. Een en ander moet zeker in kaart worden gebracht. Ik wil ook antwoord op de vraag waarom de minister nog belastinggeld blijft stoppen in het project in Petten, terwijl er geen private investeerders zijn en uit de businesscase naar boven borrelt dat wij te maken hebben met een nieuw DAF, Fokker of Verolme: op het moment dat een bedrijf niet meer levensvatbaar is, blijven wij er toch belastinggeld in steken.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ik stel voor dat mevrouw Van Tongeren eerst even haar zin afmaakt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Gaat wij dat geld daarin stoppen en hoe staat het met het overleg met de provincie Zeeland en de gemeente over de toekomst van de kerncentrale Borssele?
De heer Bosman (VVD):
Ik kom even terug op Petten, want daar gaat GroenLinks vrij gemakkelijk overheen. Een derde van de isotopen in de wereld voor de behandeling van en het onderzoek naar kanker komt daarvandaan. Zegt mevrouw Van Tongeren hier nu namens GroenLinks: sluit Petten maar, en dan zien wij wel?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De VVD weet ook dat GroenLinks dat niet zegt. Het debat over de medische isotopen voeren wij al drie jaar. GroenLinks heeft daar dit jaar van gezegd: omdat de prijs voor isotopen uit Petten kunstmatig laag is geweest, wegens het overheidsgeld dat erin zit, was er altijd een markt voor. Mevrouw Dik heeft het ook uitgelegd: er zijn technieken, zoals de cyclotron, waarmee je de meeste medische isotopen ter plekke in het ziekenhuis kunt maken. In Canada is een grote geplande kernreactor, die ook bedoeld was voor medische isotopen, niet gebouwd omdat men die ontwikkeling eraan ziet komen. Als dit levensvatbaar was met een businessmodel erachter, zouden er wel private investeerders zijn geweest die in elk geval eens een eerste voelspriet hadden uitgestoken. Die zijn er niet. Dit is geen overheidstaak meer. Het moet door marktpartijen worden opgepakt. Dat heeft de VVD ook gesteund. In de markt is er echter geen interesse en dat is te verklaren, want de markt is aan het verschuiven naar lokale en veel veiligere productie. Daarom zegt GroenLinks: de provincie Noord-Holland wilde die laatste 14 miljoen er ook niet in stoppen, dus denk nu na voordat wij nog meer overheidsgeld in een project stoppen dat op dit moment niet levensvatbaar is.
De voorzitter:
De heer Bosman, tot slot.
De heer Bosman (VVD):
Het is vrij makkelijk om dat aan te geven. Wat je creëert, is onzekerheid, zeker bij een heel kwetsbare groep, bij mensen die erop zitten te wachten. Als wij daar geen zekerheid over hebben, vind ik het te makkelijk om te zeggen: een derde van de totale wereldbehoefte aan isotopen schrappen we en dan zien we wel wat de innovatie voortbrengt. Een en ander moet wel bewezen zijn en op grote schaal toegepast kunnen worden. Men moet er echt mee aan de slag kunnen. Ik kan me voorstellen dat de investeerders steeds zenuwachtiger worden als wij in deze Kamer iedere keer iets roepen over kernenergie en kernactiviteiten en daar iedere keer bij zeggen dat we er afstand van nemen. Daar wordt een investeerder heel zenuwachtig van. Ik begrijp dat daardoor onrust ontstaat en dat mensen zeggen: dan ga ik daar maar niet in investeren. Dan wordt het een beetje kip-eiverhaal en ontstaat er een groot risico voor de isotopen, terwijl het in principe op een heel goede en veilige manier kan.
De voorzitter:
Korte reactie, mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Misschien kunnen de VVD en GroenLinks samen de minister vragen of de overgang naar het produceren met cyclotrons goed in kaart gebracht kan worden en of de restbehoefte afgedekt kan worden door bestaande kerncentrales. Dan weten we namelijk het antwoord. Als de VVD en GroenLinks dat samen aan de minister vragen, krijgen we daar vast een antwoord op.
De heer Bosman (VVD):
Ik laat de vraag even aan GroenLinks.
De voorzitter:
Gaat u afronden, mevrouw Van Tongeren?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zou het jammer vinden als de VVD niet geïnteresseerd was in het antwoord van de minister op de markt voor cyclotrons.
Ik ga afronden. In mijn laatste 42 seconden wil ik nog graag weten hoe het zit met het bezoek aan Shell, georganiseerd door het EU-voorzitterschap. Shell wringt zich in alle bochten om te zeggen dat het niet hun idee was. Wiens idee was het dan wel? Wat betreft biomassa wil ik bij alle vragen van D66 aansluiten. Waarom hebben wij geen duurzaamheidskader voor alle grondstoffen en zitten we alleen naar biomassa te kijken? Dan zou ik ook nog wel willen weten — misschien moet die vraag doorgeleid worden naar minister Schippers — waarom mensen in een straal van 100 kilometer rond Petten en Delft geen jodiumpillen krijgen, terwijl de mensen rondom andere kerncentrales die wel krijgen. Weten wij zeker dat de centrales in Petten en Delft never nooit een probleem gaan krijgen? GroenLinks wil grote problemen op klimaat- en energiegebied niet doorschuiven naar toekomstige generaties, maar nu beginnen met het creëren van een schone en groene toekomst.
De heer Smaling (SP):
Dank aan mevrouw Van Tongeren voor een goede bijdrage. De biomassa kwam niet zo veel aan bod. Dat kwam ook door haar enthousiasme over haar elektrische avontuur. Ik wil haar toch iets vragen. Ze heeft samen met collega Vos enige tijd geleden een belangrijke motie ingediend over de biomassabijstook. Daar gaat natuurlijk een godsvermogen in zitten. Is zij tevreden over de manier waarop de minister gereageerd heeft op die motie? Daar ben ik wel erg benieuwd naar.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zou het meest tevreden zijn als dit kabinet de kolentaks zou herinvoeren en ervoor zou zorgen dat in Nederland de schonere gascentrales aan de gang kunnen. Dan zijn we dat hele biomassabijstookverhaal kwijt. Vervolgens zou men de motie van D66 moeten uitvoeren en kolencentrales ook in Nederland moeten uitfaseren, net zoals dat in de landen om ons heen ook gebeurt. Dat is het toekomstbeeld van GroenLinks. Wij proberen elke keer de minister te duwen, te trekken en te kietelen om een stap die kant op te zetten. Volgens de motie mag er in elk geval niet de situatie ontstaan dat deze subsidie wordt toegekend en dat die vervolgens frustreert dat een kolencentrale dicht kan gaan. Dat vind ik een eerste stap de goede kant op, maar het is natuurlijk nog lang geen grote stap richting een schone energievoorziening voor Nederland.
De voorzitter:
De heer Smaling, tot slot.
De heer Smaling (SP):
Ik had eigenlijk wel verwacht dat mevrouw Van Tongeren in haar bijdrage zou ingaan op de brief die de minister heeft gestuurd naar aanleiding van die motie. Anders wordt het toch een beetje blaffen en niet bijten. De minister probeert natuurlijk ook vanuit zijn optiek met die motie om te gaan op een manier die hem het beste past. Ik had eigenlijk verwacht dat hij daar meer werk van zou maken. Of komt het gewoon door tijdgebrek?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb drie bladzijden van mijn tekst niet voorgelezen. Het klopt: ik heb altijd veel te veel enthousiasme om dingen over het voetlicht te brengen. GroenLinks vindt dit een heel belangrijk probleem. Wij vinden het echt van de zotte dat je oversubsidiëring krijgt van kolencentrales, zodat we eigenlijk kolencentrales aan de praat houden om bossen te gaan verbranden, wat we dan weer subsidiëren. Daar zouden we nog liever vandaag dan morgen een einde aan zien.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Vandaag vervang ik mijn geachte collega Agnes Mulder. Zij zou het volgende gezegd kunnen hebben. Allereerst wil ik opmerken dat we dit debat voeren met de minister van EZ, die verantwoordelijk is voor het energiebeleid, maar niet voor toezicht op nucleaire installaties. Het CDA heeft zorgen over de kerncentrales in België en over het gemeenschappelijk toezicht op deze centrales, waarover de minister van Infrastructuur met de Belgen afspraken zou maken, afspraken die er nog niet lijken te zijn. Vragen hierover zullen we stellen in het algemeen overleg op 12 april.
Het CDA staat voor een onafhankelijke en duurzame energiemix. Kernenergie maakt daarvan wat ons betreft deel uit. We kunnen vaststellen dat Nederland een diverse en goede nucleaire kennisstructuur, en daarmee dus kennis van de gehele keten heeft.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Vos wil interrumperen. Ik stel voor dat de heer Geurts eerst verder gaat met zijn inbreng, voordat interrupties worden toegelaten.
De heer Geurts (CDA):
Dat is mogelijk door de diversiteit aan bedrijven, sterke universiteiten en een overheid die hiervoor zorg draagt en een adequaat toezicht houdt op de veiligheid. Dit wil het CDA zo houden, ook voor de toekomst. Voor medische toepassingen, de opwekking van energie en onderzoek is onze nucleaire kennisinfrastructuur van nationaal belang. Een belangrijker pijler daarin is ook de onderzoeksreactor in Petten. Het CDA ondersteunt dan ook ten volle de beslissing van de minister om samen met de provincie Noord-Holland een tweede tranche beschikbaar te stellen aan PALLAS. Het CDA hoopt dat de verantwoordelijken van PALLAS de businesscase volledig rond krijgen en dat onderzoek en ontwikkeling van medische isotopen in Nederland blijven bestaan. Dit is niet alleen goed voor onze kennis en werkgelegenheid, maar het draagt ook bij aan het gezond maken van onze medemensen. Nucleaire energie en ontwikkeling van deze technologie dienen we in de ogen van het CDA, zeker ook gezien de zeer lage CO2-uitstoot naar de toekomst toe niet uit te sluiten. Onze energie halen we voor zo'n 95% uit fossiel en nucleair kan zeker in de toekomst bijdragen aan een onafhankelijke en betrouwbare energievoorziening, zonder CO2-uitstoot.
Het CDA wil dat er snel een maatregelenpakket komt voor verdere reductie van de CO2-uitstoot. Mijn collega Agnes Mulder heeft begin 2015 verzocht om te beginnen met de evaluatie van het energieakkoord. Ondanks de vergezichten in het energieakkoord en de mooie woorden van de PvdA wachten we nog op maatregelen op dit gebied van dit kabinet. Verwacht de minister de evaluatie van het energieakkoord, het interdepartementale beleidsonderzoek CO2-reductie en de uitvoering van de motie-Vos over onderzoek naar de uitvoering van de Urgendazaak in mei of begin juni naar de Kamer te sturen? Wordt bij het opleveren van deze onderzoeken ook een besluit genomen tot een aantal maatregelen? Daarbij zou het ook goed zijn om stimulerende maatregelen te bekijken die de kracht van planten en bodem om CO2 uit de lucht op te nemen, bevorderen. CO2 kan opgenomen worden door het organische stofgehalte in de bodem te verhogen en door langjarige teelten te stimuleren. Wordt er op dit moment ook gekeken naar mogelijkheden om het absorberend vermogen van onze natuurlijke rijkdom te vergroten?
Het CDA gaat de voorstellen van de minister om CO2 te verminderen, bekijken op basis van hun bijdrage aan innovatie, werkgelegenheid en draagvlak. Ten aanzien van draagvlak voor de energietransitie wil het CDA dat meer wordt gekeken naar het meebeslissen en participeren van inwoners. Het CDA heeft hierom vaker gevraagd. Helaas werd de noodzaak hiervan bij het ministerie niet altijd erkend. Uit de evaluatie van de gedragscode inzake windenergie, uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Windenergieassociatie, blijkt nu dat het veel beter kan en dat Rijk en provincies hierbij belangrijk zijn. Is de minister bereid om te reageren op de aanbevelingen uit de gedragscode? In het rapport wordt de aanbeveling gedaan dat de overheden ook mee gaan doen en mede verantwoordelijk worden voor de gedragscode, wat eerder in 2014 in een aangenomen motie van mijn collega Agnes Mulder ook werd gevraagd. Het CDA wil dat er in samenwerking met meer belanghebbenden, zoals de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines, de Vereniging Eigen Huis en overheden, een nieuwe gedragscode komt die aanhaakt bij de verankering van het participatieplan in de nieuwe Omgevingswet. Is de minister bereid om van deze verdeling van verantwoordelijkheden en lusten en lasten werk te maken in de energiedialoog?
Zoals we allen weten, had in Drenthe het communicatie- en participatietraject voor windenergie veel beter gekund. Veel inwoners hebben grote zorgen over het windpark dat de minister wil doorzeten. Daarom is het nu van belang dat er serieus wordt omgegaan met alle zienswijzen. De fractie van D66 heeft dat in haar bijdrage ook gevraagd. Is de minister daartoe bereid? Gisteren zag ik in de NRC dat de provincie Drenthe dreigt om niet langer mee te werken aan de opvang van asielzoekers en het plaatsen van windmolens als de gevangenis Esserheem in Venhuizen alsnog dicht gaat. Kan de minister op de uitspraak van commissaris van de Koning Tichelaar reageren?
Het CDA heeft zich vanaf het begin verzet tegen het plaatsen van windmolens vlak voor de Hollandse kust. Aanvankelijk zijn de kosten misschien lager, maar uiteindelijk zijn de kosten hoog, want het gaat om ons vrije uitzicht op de Noordzee. De minister geeft in zijn brief aan dat hij de gemeenten meer inzicht gaat geven in de verschillen in kosten van de drie varianten. Ik zou graag een brief willen van de minister met een gedetailleerd overzicht. Kan hij de Kamer een begrijpelijk overzicht geven, waarin afschrijvingstermijnen en kosten, zoals aanlegkosten, subsidiekosten, bouwkosten, kosten van netaansluiting, ontwikkelingskosten et cetera, zijn meegenomen voor deze drie varianten?
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van Tongeren bij de interruptiemicrofoon staan, maar eerder stond de heer Jan Vos daar en die heb ik een beetje weg gehouden. Maar ik zie dat er geen bezwaar tegen bestaat dat zij nu interrumpeert.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik kan wel even wachten als u vindt dat er te veel geïnterrumpeerd wordt.
De voorzitter:
Nee, het is prima. Ga uw gang.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Staat het CDA nog voor het volledig en op tijd uitvoeren van het energieakkoord?
De heer Geurts (CDA):
Dat heeft het CDA in het verleden uitgesproken en dat zegt het ook nu. Het energieakkoord staat. We moeten oppassen dat we daar niet allerlei dingen van afbreken. Wij staan daar dus voor. Ik heb getal van 6.000 megawatt ook gehoord, maar daar moet een draagvlak voor zijn. Dat hebben wij er steeds bij gezegd. Het moet gebeuren met participatie van de omgeving. Ik hoorde de SP net in een discussie met de ChristenUnie zeggen dat het wellicht met zonnepanelen zou kunnen. Laat het niet zo zijn dat wij zonnepanelen in het weiland zetten en de koe eruit jagen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
In de Monitor Wind op Land zien we dat acht van de provincies het waarschijnlijk niet op tijd gaan halen. Wat is dan de oplossing van het CDA om te zorgen dat dit wel gebeurt?
De heer Geurts (CDA):
Ik heb net al aangegeven dat er een draagvlak voor zal moeten zijn. Als dingen echt niet gaan, dan gaan dingen echt niet. Dan moeten we gewoon opnieuw kijken. We hebben net en ook in het verleden al aangegeven dat de evaluatie van het energieakkoord er gewoon moet komen. Dan komen dit soort zaken ook wel naar boven.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik denk dat het ongeveer een jaar geleden was dat de heer Buma, fractievoorzitter van het CDA, opeens iets riep over nucleaire energie. Sindsdien hoor ik dat standpunt van het CDA regelmatig terug. De heer Geurts spreekt over betrouwbaarheid en leveringszekerheid. Maar er is ook een derde element, een derde pijler van het Nederlandse energiebeleid, namelijk de prijs. Kan hij mij vertellen wat de prijs is die in het Verenigd Koninkrijk wordt betaald voor de bouw van de nieuwe kerncentrale daar?
De heer Geurts (CDA):
Ik heb anderhalve dag stukken zitten lezen, maar ik ben dit in die stukken niet tegengekomen. Ik ben heel benieuwd of er hier überhaupt een Kamerlid is die dat bedrag weet. Ik weet het in ieder geval niet.
De heer Jan Vos (PvdA):
Mevrouw Van Veldhoven weet het vast wel. Het is 11,4 cent per kilowattuur. Dat is dan ook nog gecorrigeerd voor inflatie, 35 jaar lang. Uiteindelijk kom je dan uit op een kostprijs van 35 cent per kilowattuur. Ik vraag dit omdat windenergie op zee — de heer Geurts is daar een minder groot voorstander van — op dit moment 10,3 cent per kilowattuur kost. Daar wordt op dit moment in Denemarken een park voor aanbesteed. De prijs van kernenergie stijgt dus, van 11,4 cent naar 35 cent per kilowattuur over de komende 35 jaar, terwijl de prijs van windenergie met 18 cent naar 10,4 cent is gedaald. Waarom is het CDA dan zo'n voorstander van kernenergie? Dat is volgens mij gewoon geld over de balk gooien.
De heer Geurts (CDA):
Wij betogen als CDA steeds dat je een energiemix nodig hebt, dus niet alleen kernenergie, zoals de heer Vos van de PvdA-fractie probeert te framen. Nee, het is de mix, de samenstelling van een aantal dingen bij elkaar. Er is veel elektriciteit nodig voor het plan dat de PvdA heeft gelanceerd. Ik hoorde net getallen: er zouden 12.000 of 20.000 windmolens bij moeten komen om dat te realiseren. Ik ben heel benieuwd hoe de PvdA-fractie dat denkt te organiseren, zeker als er eens geen wind is. Alle koeien zijn het weiland uit vanwege de zonnepanelen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Laat ik eerst zeggen dat ik het erg waardeer dat de heer Geurts bereid is om het debat van zijn collega over te nemen. Er zitten veel technische kanten aan. De manier waarop hij dit doet, waardeer ik zeer. Ik heb een vraag over de kerncentrale, iets wat al langer speelt in zijn partij. De heer Geurts heeft het over de mix. Je weet dat de zon niet altijd schijnt en de wind niet altijd waait, maar een kerncentrale is bij uitstek iets wat zich lastig laat regelen. De wind laat zich niet regelen en zo'n kerncentrale laat zich ook maar moeilijk regelen. Waarom kiest het CDA dan toch voor een kerncentrale in plaats van voor een centrale op groen gas of duurzame biomassa die zich wel vrij gemakkelijk laat regelen? Daarmee kun je inspelen op het feit dat het de ene dag wel waait en de andere dag niet.
De heer Geurts (CDA):
Ik denk dat mevrouw Van Veldhoven namens de D66-fractie nog een argument geeft waarom wij voor kernenergie moeten zijn: kernenergie is er altijd, kernenergie is betrouwbaar. Heel veel andere vormen van energie zijn minder betrouwbaar. Laat de discussie niet alleen gericht zijn op kernenergie. Het is onderdeel van onze mix met het oog op de betrouwbaarheid van de energievoorziening in Nederland. Wat is die nu, 99,999 …? De minister kent het cijfer, want die discussie hadden wij ook naar aanleiding van 380 kV. Ik hoop dat alle partijen hier in de Tweede Kamer ook voor die betrouwbaarheid willen staan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Die betrouwbaarheid is voor iedereen een basis, maar de vraag is hoe je die realiseert op een kosteneffectieve manier. Ik dacht dat dat nu juist voor het CDA ook een argument was en tevens een belangrijk reden om bepaalde andere oplossingen niet te willen. Iedereen gaat voor betrouwbaarheid, maar de vraag is of je die zo gaat realiseren dat je eigenlijk al weet dat je vaak overproductie hebt — elektriciteit die je misschien weggooit, die niets waard is — terwijl je ook kunt kiezen voor een centrale die je kunt bijregelen al naar gelang je behoefte. Dat kan met een kerncentrale niet. Dat betekent dus: kosten maken als het niet nodig is. Waarom kiest het CDA daarvoor?
De heer Geurts (CDA):
Ik voel dat wij wat dichter bij elkaar komen, nu wordt erkend dat kernenergie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de energiemix. Wij kunnen nog discussiëren over het percentage, maar het kan een bijdrage leveren ten opzichte van zonne-energie, windenergie et cetera. Dat is belangrijk en wij zullen dat als CDA blijven volhouden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Geurts (CDA):
Wij zijn erop bedacht dat het overgaan op desinvesteringen onze economie op achterstand zet en huishoudens op hoge kosten jaagt. Ik heb het dan over het sluiten van de nieuwste en de zuinigste kolencentrales van Europa, terwijl minder dan 1.000 kilometer verderop, in Polen, twee derde van het land draait op meer dan 30 jaar oude kolencentrales. Die zijn pas echt vervuilend! Laten wij hierover Europese afspraken maken en laten wij niet naïef zijn dat wij het in Nederland wel even alleen oplossen. De komende twee jaar gaan er vijf centrales dicht en dat is al heel wat. Wij roepen de minister op om afspraken te maken over het zonder extra kosten uitfaseren van de kolencentrales uit de jaren negentig. Ik hoop dat de minister hierop wil reageren.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil nog even inzoomen op de kolencentrales. Het CDA wil de kolencentrales die pas zijn gebouwd wel openhouden, zo maak ik op uit de woorden van de heer Geurts. Nu heeft de Kamer een andere uitspraak gedaan. Ik ben heel benieuwd hoe het CDA aankijkt tegen het benutten van de restwarmte van deze kolencentrales. Ik noem de warmterotonde in het Westland. Wat is de visie van het CDA?
De heer Geurts (CDA):
In het betoog van mevrouw Dik kwam dit net ook even voorbij. Ik ben er natuurlijk heel beducht voor dat de eindgebruikers van deze warmte straks worden afgerekend op het feit dat ze die warmte gebruiken. Ik denk dat we daar in de Kamer nog eens een goede discussie over moeten voeren. Dat laat onverlet dat die warmte er op een gegeven moment wel is en dat we die ook duurzaam moeten gebruiken. Ik neem aan dat de ChristenUnie het met het CDA eens is dat we die niet de lucht in zouden moeten werken. Maar nogmaals, ik ben er zeer beducht voor dat de telers die deze warmte gebruiken, straks door de samenleving worden afgerekend op het feit dat zij de energie die er is, die warmte gaan gebruiken.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben wel blij met dit antwoord, want de heer Geurts gaat precies in op het punt dat ik wilde maken. Hij is er kennelijk ook van op de hoogte dat de telers in het Westland helemaal niet zo'n grote behoefte hebben aan die restwarmte, omdat die zo gelinkt is aan een bron voor fossiele energie. Zegt het CDA dan ook: we willen warmte duurzaam benutten; laten we die niet weggooien, maar laten we het in ieder geval zo regelen dat het benutten van warmte nooit een excuus mag zijn om die kolencentrale langer open te houden? Mag ik de heer Geurts zo begrijpen?
De heer Geurts (CDA):
Dat gaat me nog net een stapje te ver. Ik denk dat we heel goed moeten bekijken hoe die warmte geproduceerd wordt, maar als die warmte er is, moet die ook duurzaam gebruikt worden. Ik hoorde mevrouw Dik net zeggen dat telers er niet op zitten te wachten. Nou, ze zitten er niet op te wachten dat hun producten straks worden afgewaardeerd omdat ze die warmte gebruiken, maar ze hebben die warmte wel nodig in hun productieproces. Als ze die op een andere manier binnen kunnen krijgen, dan denk ik dat wij dat allemaal moeten steunen. Ik denk dat wij in onze uitspraken over de daarover ingediende moties helder zijn geweest over de kernvraag van de ChristenUnie of wij gewoon tegen die kolencentrale zijn.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Toen mijn collega Van Tongeren en ik een paar maanden geleden begonnen over het clusteren van debatten, wisten we niet waar het zou eindigen, maar ik moet zeggen dat ik daar tot op heden zeer tevreden over ben. Volgens mij komen we allemaal goed aan de tijd, hoewel sommige collega's nog meer tijd hadden gewild. Ik ben in ieder geval blij dat we de debatten zo voeren. Dank voor het inplannen daarvan.
De VVD heeft de zorgen over het klimaat scherp op het netvlies. Er moeten stappen gezet worden om de impact van de klimaatverandering aan te pakken. De VVD heeft een lange historie van politici die zich hard hebben gemaakt voor het klimaat en het milieu. Daar zijn we trots op en daar gaan we zeker mee door, maar dan wel op basis van goede afspraken en een beleid dat zo veel mogelijk een vaste koers houdt. Geen gezwalk bij ieder zuchtje zeewind of bij het idee dat we misschien een doelstelling wel of niet gaan halen. Niets is funester voor het klimaatbeleid dan een wisselvallig klimaatbeleid. Sterker nog: bij iedere nieuwe krachtsverhouding in het parlement wordt het energiebeleid gewijzigd en bij iedere wijziging neemt de investeringszekerheid af en stagneert de voortgang. Daarmee zet Nederland zijn welvaart op het spel, volgens een energiewoordvoerder, Diederik Samsom.
Daarom hebben we goede afspraken in het energieakkoord, dat gesloten is met ruim 40 partijen van links tot rechts, van Greenpeace tot Shell. Is dat een compromis? Jazeker. Dat is een compromis, maar wel een heel werkbaar compromis. Doordat de neuzen dezelfde kant op staan, gaan de spades in de grond, wordt er werk gemaakt van hernieuwbare energie, gaan de oudste kolencentrales dicht en zetten we stappen op het gebied van energiebesparing. De toekomst van de energievoorziening is er één in transitie. Hoe gaat die toekomst eruitzien? Dat is nog lastig in één zin te zeggen, maar het is belangrijk om ruimte te laten aan de markt, aan innovatie en aan de consument.
De VVD heeft echter wel drie randvoorwaarden voor die transitie en de energietoekomst. Die toekomst moet betrouwbaar, betaalbaar en schoon zijn. Ik zal dat toelichten. Iedereen wil altijd kunnen blijven stoken en koken. Als het lichtknopje omgezet wordt, verwachten wij dat dit gewoon werkt. De energievoorziening moet betrouwbaar zijn. Niemand wil de helft van zijn of haar inkomen besteden aan de energierekening. Die moet dus ook gewoon betaalbaar blijven. Dat zijn de twee belangrijkste kaders voor de energievoorziening in ons land. Het derde kader is natuurlijk schoon. We zijn immers allemaal voor een duurzame en schone samenleving. Schoon is voor de VVD het beperken van CO2 in de lucht. Co2-vermindering is het doel, de markt moet het middel zijn en daar kunnen energiebesparing, duurzame energie en CO2-opslag of kernenergie een prima middel bij zijn. Deze drie kaders moeten in evenwicht zijn, want zo ontstaan er kaders voor de markt waarin men kan ondernemen. De politiek kan niet voorzien welke technieken het beste zullen zijn voor verduurzaming, voor vermindering van de CO2-uitstoot of voor vermindering van het energieverbruik.
In de Monitor Wind op Land die de minister de Kamer vorige week heeft doen toekomen, staat vermeld dat voor het behalen van 13% van de doelstelling voor wind op land nog veel inspanning gevergd wordt. Ik vraag de minister hoe deze 13% ingelopen gaat worden. Ik maak me hierbij zorgen over de communicatie naar de omwonenden. Met "betrouwbaar" bedoelt de overheid namelijk ook "een betrouwbare overheid". Worden de periodes waarbinnen een zienswijze kan worden ingebracht, niet verkort? Ik krijg hierop graag een harde toezegging van de minister.
De VVD heeft een belangrijk doel voor ogen: de vermindering van de CO2-uitstoot. Dat is een belangrijke opgave voor ons land. Hoe vaak we de minister hier ook uitnodigen, met een extra debat verminderen we de uitstoot van CO2 niet. Een tienpuntenplan van collega Vos? Dat vermindert de CO2-uitstoot niet. Wat de uitstoot van CO2 wel vermindert, zijn de innovatieve ontwikkelingen van de ondernemers in ons land. De industrie in ons land zorgt voor die ontwikkeling. In de chemische industrie, bijvoorbeeld, zijn dergelijke ontwikkelingen gaande. Dat is de combinatie die de VVD graag ziet. Ondernemers zorgen voor banen en innovatie. De overheid maakt een-op-eenafspraken. Ik vraag de minister om een voortgangsrapportage op dit gebied. Hoe verlopen die afspraken? Waar zitten de knelpunten?
Iedereen wil altijd stoken en koken. "Betrouwbaar", "betaalbaar" en "schoon" moeten hierbij in een goede verhouding tot elkaar staan. Kijken we naar de reactor in Petten, dan moeten we "betrouwbaar" en "betaalbaar" ook in een andere vorm bezien. Een derde van de wereldproductie aan medische isotopen komt uit Petten. Met deze isotopen kunnen artsen tumoren opsporen en behandelen. De reactor in Petten is een betrouwbare en betaalbare optie en moet een betrouwbare en betaalbare partner voor medische isotopen blijven. Veiligheid is een essentiële voorwaarde voor het gebruik van nucleaire installaties. In Petten zijn inmiddels serieuze verbeteringen doorgevoerd. De Kernfysische Dienst onderschrijft deze verbeteringen. Wat de VVD betreft kan de reactor in Petten dus open blijven, maar moet er wel werk worden gemaakt van de PALLAS-reactor, de opvolger van de reactor in Petten. Hiermee kan Nederland een grote speler op de markt van medische isotopen blijven. Ik vraag de minister om een overzicht van de huidige stand van zaken.
Ik herhaal het graag: "betrouwbaar", "betaalbaar" en "schoon" moeten de kaders zijn die de overheid stelt, en de markt zorgt voor de middelen om het doel, het verminderen van CO2-uitstoot, te behalen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De VVD houdt een betoog over het belang van innovatie. Innovatie ligt ook mijn partij, D66, na aan het hart. Ik maak me zorgen over de innovatiepoot van het energieakkoord, zoals de heer Bosman mij heeft horen zeggen. Wat vindt de VVD van de voortgang op dat punt? Deelt de VVD ook de zorg om het feit dat innovatieve bedrijven, zoals Avantium en Torrgas, moeite hebben om hun plek in Nederland te vinden? Welke oplossingen zouden daarvoor volgens de VVD moeten worden gevonden?
De heer Bosman (VVD):
Het zorgelijke is dat we met heel veel druk op een paar doelen zitten. Het gaat om drie doelen: hernieuwbare energie, energiebesparing en CO2-reductie. Ik heb soms het idee dat die elkaar bijten, waardoor we niet de benodigde aandacht geven aan de dingen die van belang zijn. Innovatie is zeker van belang om de ruimte te krijgen, zowel op het gebied van regelgeving als op financieel gebied. Maar ook hierbij zijn er beperkingen, omdat we alle euro's maar één keer kunnen uitgeven. Die duurzame doelstelling is heel belangrijk en die 14% willen we halen, maar daarin zetten we wel heel veel geld om.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ja, maar dit is een breed, algemeen verhaal en geen concreet antwoord op mijn vraag. De vraag was of er voldoende aan innovatie gebeurt en of de VVD zich zorgen maakt. Hoe kunnen we de innovatiekracht versterken? Hoe kunnen we sneller gaan en meer kansen bieden aan die innovatieve bedrijven die in Nederland graag een bijdrage willen leveren?
De heer Bosman (VVD):
Er gebeurt heel veel op het gebied van innovatie. Ik ben bij verschillende bedrijven geweest die heel erg bezig zijn met samenwerking en met kansen om onderling tot verbeteringen te komen en nieuwe producten te maken die goed zijn voor de groene groei. Al die zaken zijn bezig. We moeten er echter voor oppassen dat we nu hier als overheid gaan bepalen wat de richting moet zijn en welke zaken geregeld moeten worden. De VVD zegt: laten we vooral terughoudend zijn met het creëren van regelgeving die beperkingen oplegt. Ik merk dat we heel veel bezig zijn met beperkingen: wat kan er wel, wat kan er niet? Ik ben dus een groot voorstander van het weghalen van bestaande beperkingen. Daar wil ik op inzetten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor de heer Bosman twee dingen zeggen. Aan het begin zei hij dat er beleid moet zijn dat een vaste koers houdt. Je moet niet steeds van het ene beleid naar het andere beleid gaan. Ik heb daar een vraag over. Het huidige beleid voor elektrisch rijden dateert van 2008 na een gezamenlijke motie van de VVD en GroenLinks. Daarin wordt de regering opgeroepen om daar vaart mee te maken. Er zijn actieplannen gemaakt en er is veel werk verzet door innovatieve bedrijven, ook in het zuiden van het land. De doelstellingen van het plan zijn: 200.000 auto's met een stekker in 2020 en 1 miljoen in 2025. Is de heer Bosman het met GroenLinks eens dat wij zo veel mogelijk moeten doorwerken met die plannen en niet plotseling een zware koerswijziging moeten inzetten?
De heer Bosman (VVD):
Wij hebben in het energieakkoord afgesproken dat wij streven naar de reductie van de emissies, eigenlijk geen emissie van auto's meer vanaf 2035. Dat is heel belangrijk. Er is een mooie stap gezet naar de elektrische auto, maar ik wil voorkomen dat wij ons alleen maar richten op elektrische auto's. Waterstof is immers ook een mogelijkheid en ik zie daarnaast nog kansen voor auto's die op fossiele brandstof rijden, maar dan 1 op 100 of 1 op 200, of auto's die de uitstoot opvangen. Ik wil al die ontwikkelingen niet zomaar blokkeren en zeggen: dit is de richting. Wij moeten voorkomen dat de Kamer en de politiek de innovatie blokkeren. Die discussie heb ik net gevoerd. Wij moeten niet zeggen dat wij vooral met de elektrische auto aan de slag moeten gaan. Nee, het is veel breder. Laat de onderlinge concurrentie daarmee aan de slag gaan.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Van mij mogen er ook allerlei andere innovaties komen, maar er zijn een actieplan en een Formule E-team. Er wordt gewerkt aan een hele zwik greendeals die allemaal zijn gebaseerd op een deelplan van de innovatie die de heer Bosman en ik ook willen zien. Dit alles heeft alleen betrekking op het stukje elektrisch rijden. Daaraan zijn streefgetallen gekoppeld: 200.000 in 2020 en 1 miljoen in 2025. Wil de VVD dit nu loslaten of zegt zij met GroenLinks: wij hebben alleen over dat deel gezegd dat wij die kant op moeten; die duidelijkheid hebben wij de industrie in het zuiden van Nederland gegeven en die willen wij blijven geven?
De heer Bosman (VVD):
Die duidelijkheid is er, maar wij moeten ons wel realiseren dat veel elektrische auto's na een jaar uit ons land verdwijnen en dan richting Noorwegen gaan. Daar voeren wij geen beleid voor en daar hebben wij geen afspraken voor gemaakt. Als wij het belangrijk vinden dat mensen elektrisch gaan rijden, gaat het om het totaalplaatje. Dat wil ik graag in het hele segment, ook met het energieakkoord. Als wij elektrisch rijden belangrijk vinden, hoop ik wel dat die elektrische auto's in Nederland blijven. Als ze uit Nederland weggaan, is er alleen sprake van een doorvoer van elektrische auto's waar wij in principe niets aan hebben. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Het is dus een veel breder verhaal. Ik ben heel blij met het energieakkoord dat is gericht op 2035. Met die ontwikkelingen ben ik nog steeds bezig.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben het helemaal met de heer Bosman eens dat de politiek de innovatie niet in de weg mag staan. Hij staat te stralen. Wij kunnen het best een keer eens zijn.
Hoe kijkt de heer Bosman dan naar de ontwikkelingen in Petten? Daar worden nu plannen gemaakt voor een nieuwe reactor. De productie van medische isotopen is heel belangrijk, maar ik heb begrepen dat er innovaties zijn, bijvoorbeeld de cyclotrontechnologie, waardoor die reactor wel eens compleet overbodig kan zijn. Hoe kijkt de heer Bosman daarnaar?
De heer Bosman (VVD):
Het belangrijkste wat mevrouw Dik zegt, is dat het kan. Het zou kunnen, misschien, maar ik wil geen onzekerheid. Wij spreken nu over onderzoeksmethoden en behandeltechnieken voor mensen met kanker. Wij mogen niet het risico lopen dat er ooit tekorten ontstaan. Er is een periode geweest waarin er een tekort was en er veel problemen zijn ontstaan toen in Canada de zaken niet doorgingen. Dat zijn grote risico's en als het niet zeker is dat die zaken niet op een andere manier kunnen worden geregeld, sta ik volledig achter PALLAS en de ontwikkeling van isotopen die nodig zijn voor het ontdekken en behandelen van tumoren. Het gaat dan immers om de gezondheid en de toekomst van heel veel mensen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Natuurlijk, wij willen absolute zekerheid over de productie van medische isotopen. PALLAS is natuurlijk niet de enige reactor. Wereldwijd zijn er meerdere gepland. Daarnaast is er de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Als ik dat bij elkaar optel, zie ik ook dat investeerders heel huiverig zijn om met PALLAS aan de slag te gaan. Kan ik de heer Bosman aan mijn zijde vinden om nog eens heel kritisch naar nieuwe technologieën en de ontwikkelingen wereldwijd te kijken voordat wij een definitief stempel zetten op de beslissing om PALLAS dan maar te gaan bouwen?
De heer Bosman (VVD):
Ik draai het om, want ik vind het essentieel dat iedereen weet dat wij staan voor de productie van isotopen en dat wij op dat punt zo veel mogelijk een garantie kunnen geven. Wij vinden dat onderzoek en behandeling essentieel zijn en dat mensen zich daar geen zorgen over hoeven te maken. Als we het omdraaien, ontstaan er discussie en zorgen over kernenergie en het gebruik daarvan. Dan is er op dat punt onzekerheid. Wij — deze Kamer, de politiek — creëren onzekerheid over kernenergie. Dat mag en dat is uw rol, maar ik vind dat onverstandig. Op heel veel punten is er een heel goede rol voor kernenergie en isotopen bij onderzoek en behandeling. Als wij op dat punt onrust creëren, is het geen wonder dat er geen investeerder meer komt. Dat vind ik heel zorgelijk.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, u bent net al geweest.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik weet het, maar dit gaat over een heel ander onderwerp.
De voorzitter:
Eén vraag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Die vraag is: wil Nederland echt wereldwijd garanderen dat de medische isotopen … Gaat het goed?
De heer Bosman (VVD):
Ja, ik heb 'm door.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zag de woordvoerder naar zijn keel grijpen. Wil de heer Bosman echt dat Nederland wereldwijd garandeert dat een derde van de medische isotopen door Nederland geleverd blijft worden en hoeveel geld heeft de VVD daarvoor over?
De heer Bosman (VVD):
De verantwoordelijkheid die we hebben, hangt samen met het feit dat heel veel mensen daarvan afhankelijk zijn. Natuurlijk moet er een businesscase komen en die is er; daar ben ik echt van overtuigd en daar maak ik mij dan ook geen zorgen over, totdat ik iets anders hoor. Tot op heden heb ik dat niet gehoord en ga ik ervan uit dat het gewoon goed gaat komen. Dat vind ik essentieel. Ik wil niet marchanderen en daarmee onrust creëren over het gebruik van kernenergie voor isotopen, behandeling en ontdekking van tumoren, dus voor behandeling van kanker.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Gisteren spraken wij hier in de Tweede Kamer op uitnodiging van D66 met Andrew Steer. Andrew is de voorzitter van een internationale organisatie die heel veel onderzoek doet naar de stand van de planeet. Hij schetste op het gebied van energie fascinerende ontwikkelingen in onze wereld. De Kamerleden weten dat dinsdag altijd een hectische dag is. Het was een prachtig moment om je weer te realiseren hoe geprivilegieerd je bent om dat soort kennis tot je te nemen. De heer Steer zei onder andere dat India en China op dit moment de ambitie hebben om per land 100 gigawatt aan zonnepanelen te installeren. Dat moet in China gebeuren in de periode tot 2020 en in India in de periode tot 2022. Dat is dus een heel korte termijn. Op dit moment hebben we wereldwijd in totaal 200 gigawatt aan panelen. De trackrecord van de Chinezen op het punt van het waarmaken van ambities is bekend; ik verwacht dat het in India dezelfde kant opgaat. We weten dus dat we daar over een paar jaar zullen zijn. Dat kan, omdat de prijs van die zonnepanelen razendsnel daalt. Het is dus niet alleen een groene ambitie; het is vooral een economische noodzaak. Het is economisch voordelig om te investeren in die duurzame energie. We leven echt in een tijd van transformatie, met heel snelle veranderingen.
Twee maanden geleden was hier een andere inspirerende man; toen spraken we met Bill Gates. Samen met een aantal collega-ondernemers en -investeerders lanceerde hij met twintig landen, waaronder die landen India en China maar ook de Verenigde Staten, een al even fascinerend initiatief om de investeringen in energie-innovatie binnen vijf jaar te verdubbelen. Hij legde zelf 1 miljard euro tafel; Bill Gates kan dat, klaarblijkelijk. Ik vraag mij af waarom Nederland niet meedoet aan zo'n lovenswaardig initiatief. Het lijkt mij heel goed om die investeringen in duurzame energie te versnellen en te verstevigen.
De heer Madlener (PVV):
Dat roept bij mij gelijk de vraag op waarom de PvdA zich dan op dit moment wil committeren aan 26 miljard aan subsidies voor onrendabele windenergie, die ook nog eens enorm veel overlast zal opleveren. De heer Vos zegt dat de zonnepanelen zó snel goedkoper worden dat zij over een paar jaar rendabel zijn. Hij zegt daar echter gelijk bij: en daarom wil ik nu 26 miljard van de belastingbetaler om van die rotwindmolens te bouwen. Dat is toch dom?
De heer Jan Vos (PvdA):
Zonnepanelen zijn al rendabel. Bijvoorbeeld in de Verenigde Arabische Emiraten, een heel olierijk land, wordt erg veel geïnvesteerd in zonne-energie omdat de prijs daarvan daar ongeveer 5 cent per kilowattuur is. Daarmee kunnen zij elektriciteit goedkoper opwekken dan met olie. Hetzelfde geldt voor windenergie op land. In de Verenigde Staten is windenergie, die ongeveer 8 cent per kilowattuur kost, goedkoper dan kolen. Daarom gaan onder andere in de Verenigde Staten op dit moment kolencentrales dicht. Bij de laatste aanbesteding was de prijs van windenergie in Denemarken 10,3 cent. Ik weet niet waar wij in Nederland op uit gaan komen. Dat zal binnenkort duidelijk worden, maar het zal in die orde van grootte zijn. De prijs van bijvoorbeeld kernenergie is 11,4 cent. Het is dus eigenlijk puur een kwestie van de goedkoopste technologie. Het is niet langer een kwestie van links-groen idealisme. Ik geef een wat lang antwoord op de vraag, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, dat hebt u goed gezien.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik zal er hierna over ophouden. Ik weet niet of ik het al gezegd heb, maar laten wij elkaar niet dom noemen of zo. Dat vind ik niet leuk.
De heer Madlener (PVV):
Dan zal ik het "niet slim" noemen om nu miljarden aan belastinggeld bij de burger op te halen en die te steken in niet-rendabele technieken. Dat doet de PvdA graag: belastingen verhogen. De heer Vos zegt dat het over een paar jaar allemaal rendabeler en beter wordt, maar hij gaat ons nu vastleggen op miljarden aan subsidies. Dat is toch niet slim?
De heer Jan Vos (PvdA):
Wat wij juist zien in deze tijd, in deze kabinetsperiode, in de tijd waarin de heer Madlener en ik leven, is dat de prijs van duurzame energie de prijs van fossiele energie kruist. Dat is een fascinerende ontwikkeling, want dat betekent dat wij niet langer voor bijvoorbeeld een thoriumcentrale geld op tafel hoeven te leggen. Wij kunnen zien dat die technologieën gaan concurreren met technologieën op het vlak van fossiele energie.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Madlener weer wil interrumperen, maar ik verzoek de heer Vos om verder te gaan met zijn betoog.
De heer Jan Vos (PvdA):
Andrew Steer, Bill Gates en de regeringen van de genoemde twintig landen zien, in tegenstelling tot de PVV, dat wij wereldwijd in een periode van razendsnelle verandering zitten, van disruptie. Deze verandering leidt in heel veel landen tot een omslag in het energiebeleid. Dat geldt niet alleen voor China en India. Ook een land zoals Uruguay is in tien jaar omgeschakeld van fossiel naar duurzaam. In Denemarken wordt al 30 jaar lang een heel stringent duurzaam beleid gevoerd. Andrew Steer, die hier gisteren was, liet een staatje zien waaruit blijkt hoeveel duurzame energie er is in Nederland. Alle Kamerleden die hier aanwezig zijn, kennen dat staatje. Daaruit blijkt dat Nederland, samen met Malta en Luxemburg, helemaal onderaan het lijstje bungelt. Dat staatje toonde ook een lijn die liet zien waar we in 2020 zouden zijn. In de gauwigheid kon ik zien dat wij in 2020 zes tot zeven landen op de ranglijst van duurzame energie gaan inhalen. Ik denk dat het eerlijk is om deze minister en het kabinet te complimenteren. De minister die hier in 2020 zit en een mooi verhaal houdt over hoe hoog wij op die ranglijst staan, profiteert van het beleid en het harde werk van deze minister en van dit kabinet, want in deze periode wordt een grote omslag gemaakt door het opschalen van de investeringen in duurzame energie.
Desalniettemin luidt mijn vraag aan de minister: als het zo hard gaat in de wereld, moeten wij dan niet een tandje bij zetten? Moeten wij niet, net zoals de leiders in de regeringen van China en India, een extra inspanning leveren bovenop hetgeen wij op dit moment al van plan zijn? Inmiddels zijn wij immers alweer een aantal jaren verder met het energieakkoord en het regeerakkoord.
Nederland is dichtbevolkt en wij rijden graag auto. Het resultaat is dat de lucht die wij inademen, vuiler is dan in een heleboel andere Europese landen. Onze kinderen krijgen daardoor astma en mensen sterven daardoor aan een longziekte. Als wij overgaan naar emissieloos vervoer, vervoer waarbij geen vieze uitlaatgassen meer uit onze auto's komen, dan wordt onze lucht schoner en dan worden onze straten stiller.
Ons vervoer moet ook nog om een andere reden anders worden ingericht, want wij staan permanent in de file. Dat is niet langer te tolereren. We kunnen een voorloper zijn op het gebied van zelfrijdend vervoer, dat veel efficiënter kan worden ingericht. Wie denkt dat dit niet kan: in Amerika kun je in de staten Californië, Florida, Michigan, Nevada en Washington D.C. al jaren legaal zelfrijdend rondrijden, omdat daar wetgeving voor is ingevoerd. Laten we dat voorbeeld volgen. Nederland is een klein land en we willen toch niet eeuwig in de file blijven staan? Tegen collega's van de partijen die graag wat harder rijden met de auto zeg ik: ik denk dat het heel goed mogelijk is om met het meest veilige verkeersnet in Europa dat wij hebben, ook het meest schone net realiseren. We kunnen dan wat harder rijden als we geen emissies meer hebben, want dat is de reden dat we op dit moment limieten opleggen aan onze snelheden.
De voorzitter:
Was u klaar? Nee toch?
De heer Jan Vos (PvdA):
Nee, maar ik zie een interruptie van de heer Bosman.
De voorzitter:
Ik ook, maar ik dacht: als u bijna klaar bent, geef ik u de gelegenheid om af te ronden. Nee? Dan geef ik de heer Bosman het woord.
De heer Bosman (VVD):
Ik zit toch even met die cijfers van de heer Vos. Hij is een expert op het gebied van cijfers. Hij doet dat zo uit zijn hoofd; briljant. Maar hij gaat me toch niet vertellen dat onze luchtkwaliteit slechter is geworden, komend vanuit de vorige eeuw waarin we kolen hebben gestookt en al dat soort zaken? We zijn met auto's bezig waarvan de uitstoot steeds minder wordt. Daardoor wordt de luchtkwaliteit steeds beter. De heer Vos gaat toch niet vertellen dat het alleen maar slechter wordt in Nederland?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik maakte een vergelijking met andere Europese landen. De fijnstofuitstoot is in Nederland hoger dan in andere Europese landen. Het is zeker beter geworden, maar autofabrikanten kunnen niet meer voldoen aan de eisen die wij stellen aan de emissie van auto's. Het meest pregnant is dat naar voren gekomen in het Volkswagenschandaal, waarin gefraudeerd werd omdat men niet meer aan de eisen kon voldoen. Dat komt omdat de verbrandingsmotor, waar sommigen in deze zaal groot fan van zijn, al 100 jaar lang in ontwikkeling is geweest. Die technologie is gewoon een beetje klaar. Nieuwe technologieën, zoals waterstof, elektrisch rijden en andere vormen van vervoer, kunnen nog veel meer doorontwikkeld worden. Die ontwikkelen zich dan ook heel snel. We kunnen steeds verder rijden met die auto's, met honderden kilometers. We kunnen ze steeds sneller laden. Ze worden steeds goedkoper, met tienduizenden euro's. Dat betekent dat we dus gaan overschakelen, mijnheer Bosman, naar een ander soort vervoer in Nederland. Dat is goed, want dan wordt onze lucht schoner en worden onze straten stiller.
De heer Bosman (VVD):
Maar die omschakeling was al bezig. We moeten niet doen alsof de industrie dat niet gedaan heeft. De heer Vos haalt fijnstof en uitstoot door elkaar. Ik heb begrepen dat fijnstof ook van de banden komt. Volgens mij maakt het dan niet uit of je elektrisch rijdt of met een verbrandingsmotor. Het is wel essentieel dat we goed opletten en zorgen dat we de vernieuwing meenemen die de toekomst brengt. Kennelijk is de heer Vos van mening dat we afscheid moeten nemen van de verbrandingsmotor, terwijl daar nog heel veel potentie in zit. De ontwikkeling van de afgelopen 50, 60 jaar laat toch wel even een verandering zien, waarbij je 1 op 30 kunt rijden, en misschien straks 1 op 50 of zelfs 1 op 100. Er zijn misschien mogelijkheden dat de uitstoot van de auto kan worden opgevangen op een heel andere manier. Of zegt de heer Vos: nee, we gaan nu dingen uitsluiten en zeggen dat ze niet meer mogen, en dat doen we eerder dan afgesproken in het energieakkoord?
De heer Jan Vos (PvdA):
Als je in Nederland op de weg rijdt in een benzineauto, zie je een Volkswagen Golf elektrisch voorbij zoeven, of een Renault, of een Nissan LEAF. Je kunt ook een BMW of Tesla elektrisch voorbij zien zoeven. De vraag is dan wanneer zo'n auto betaalbaar wordt voor iedereen in Nederland. Wanneer is de prijs van zo'n auto gelijk aan die van andere auto's? Dat moment nadert met rasse schreden. Wanneer zo'n auto hetzelfde kost — zo vraag ik aan de heer Bosman en al die andere Kamerleden — waarom zouden we dan nog accepteren dat er vervuilende auto's zijn die lawaai maken, als we een schoon en stil alternatief hebben?
De heer Bosman (VVD):
Er werd mij iets gevraagd.
De voorzitter:
Het is niet de bedoeling dat er een wedervraag wordt gesteld, maar ik geef u gelegenheid om er kort op te reageren.
De heer Bosman (VVD):
Hoe wordt de prijs van die auto's gelijk? Als de prijs van de elektrische auto naar beneden gaat. Ik heb gezien dat de heer Vos het Noorse model aanhangt. Daar heeft men het precies andersom gedaan. Men heeft de fossielebrandstofauto's duurder gemaakt, om hun prijs gelijk te maken aan de elektrische auto's. Als je dat doet, weet je zeker dat mensen met een modaal inkomen of lager geen auto meer zullen rijden.
De voorzitter:
Ik zie de heer Geurts bij de interruptiemicrofoon staan. Mijnheer Vos, u kunt nog antwoord geven, als u niet weer een vraag stelt aan de heer Bosman.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voor de Partij van de Arbeid staat voorop dat autorijden betaalbaar moet zijn voor iedereen. De Partij van de Arbeid heeft ooit verkiezingscampagnes gevoerd omdat autorijden voor iedereen toegankelijk moet zijn. We gaan niet mensen hun auto afpakken, zoals door sommige partijen in de media werd gesuggereerd. De Partij van de Arbeid is een voorstander van autovervoer voor iedereen. Ik mag de heer Bosman geen vragen meer stellen, maar als we schone en stille alternatieven hebben, en die heel snel in prijs dalen, dan komt denk ik de vraag op wanneer we gewoon overschakelen. Ik heb gezien dat we dat energieneutraal kunnen doen, dus ik denk dat we er ook nog weleens uit zouden kunnen komen. Daarover wil ik graag met de heer Bosman in debat.
De heer Geurts (CDA):
Ik vind het al winst voor het debat dat de PvdA-fractie de standpunten die zij vorige week heeft gelanceerd, behoorlijk heeft afgezwakt. Ik hoor al geen jaartallen meer wanneer alles elektrisch moet worden, bijvoorbeeld. Ik denk dat dat winst is voor het debat. Op de luchtfietserij die vorige week gepresenteerd werd, wilden goede organisaties zoals de RAI niet eens reageren en dat zegt al genoeg. Ik heb een vraag voor de heer Vos. Vindt hij dat het kabinet de tarieven voor vol elektrisch zal moeten verhogen?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ten eerste is het zo dat ik hier geen letter terugneem van de notitie die ik vorige week uitbracht. Laat dat helder zijn. Ik denk dat het goed is om dat even vast te stellen. Ten tweede denk ik dat het belangrijk is om een heel pakket aan maatregelen te introduceren in Nederland en dat mijn partij daarover in gesprek moet met het CDA, met de VVD en met andere partijen om ervoor te zorgen dat we zo snel mogelijk overschakelen naar emissieloos rijden. De Partij van de Arbeid denkt dat dat in 2025 kan. Ik hoop dat ik daarin gelijk krijg. Als het wat langer duurt, so be it, maar wat ons betreft gaan we daar nu met vaart op inzetten.
De heer Geurts (CDA):
Op de kernachtige vraag die ik stelde over de belastingtarieven voor vol elektrisch krijg ik geen antwoord. Vindt de PvdA-fractie dat die tarieven op nul moeten, of moet er een ander tarief gelden?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb niet de intentie om in dit debat, dat gaat over energie en niet over belastingtarieven, een wijziging in het standpunt van de Partij van de Arbeid over de tarieven voor dit jaar in te brengen. De notitie waar we het net over hadden, is geschreven voor het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid. Zij gaat vooral over de komende periode en schetst een langetermijnperspectief. Nogmaals, ik zou het CDA en alle andere partijen hier willen uitnodigen om met een gezamenlijke visie te komen waarin we de ambities die we allemaal hebben, kunnen verwoorden. Ik denk namelijk dat we niet zo ver uit elkaar zitten als door de heer Geurts wellicht gesuggereerd wordt.
Ik zou graag van de minister iets meer horen over de warmterotonde. In Zuid-Holland wordt volop discussie gevoerd over de aanleg van die warmterotonde. In principe juicht de Partij van de Arbeid de ontwikkeling van warmtenetten toe. Er kan heel veel energie worden bespaard door vraag en aanbod van warmte slim aan elkaar te koppelen. Doordat de ontwikkeling van deze warmtenetten wordt gekoppeld aan duurzame opwek, kan aardgas ook als fossiele brandstof voor warmte uiteindelijk worden uitgefaseerd. Dat moet echt, als we in 2050 fossielvrij willen zijn. In Zuid-Holland dreigen nu echter nieuwe vervuilende kolencentrales aangesloten te worden op het warmtenet. Daarmee gaat dat warmtenet juist bijdragen aan een verdere verhoging van de CO2-uitstoot, door een lock-in van die kolencentrales. Het meest concrete plan dat nu op tafel ligt, de "Pijp over West", voorziet in een aansluiting van het Westland en Den Haag op warmte afkomstig van de Maasvlakte. Dat is voor 75% kolenwarmte, afkomstig van de kolencentrales. Mijn vraag aan de minister is of dat nu de bedoeling is. Net zoals bij biomassa, waar eerder vandaag ook al over gesproken is, zien we namelijk graag dat er geen lock-in komt als we die kolencentrales in de toekomst willen sluiten.
Dan Carbon Capture and Storage (CCS). Mijn fractie heeft daarover eerder een aantal vragen gesteld, ook samen met de fractie van GroenLinks. In 2007 heeft toenmalig minister Cramer gezegd dat CCS in de toekomst zal worden ingevoerd en dat zij binnen tien jaar — dat is dus nu — verwacht dat het kabinet in Europees verband dat systeem gerealiseerd ziet worden en dat de kosten daarvan voor rekening van de exploitant zijn. Zij heeft ook gezegd dat investeerders in nieuwe centrales daarmee rekening zullen moeten houden en dat CCS zichzelf zal moeten bedruipen na eventuele aanloop-, ontwikkelings- en demonstratiefases. Hoe kan het dan dat we nog steeds niet zien dat die centrales die CCS tot stand hebben gebracht? De minister heeft in het kader van de uitfaseringsdiscussie ook gezegd dat financiële prognoses rekening moeten houden met de CO2-uitstoot en de veranderingen van het beleid die daarmee samenhangen. Nu is mijn vraag aan de minister waarom er door de kolencentrales zo verbaasd wordt gereageerd nu we werkelijk op dat beleid willen inzetten. Laten we gewoon de emissie-eisen voor kolencentrales verhogen zodat ze evenveel uitstoten als een gascentrale. Dan kunnen we zien hoe de markt bepaalt wat de beste manier is om CO2-neutraal of in ieder geval met zo min mogelijk CO2 elektriciteit op te wekken. Ik verneem hierop graag de reactie van de minister.
De heer Bosman (VVD):
De heer Vos zegt: dit is een plan en daar neem ik niets van terug. Dat is helder. Ik heb daar echter wel een vraag over. De verbrandingsmotor wordt uitgefaseerd. Nieuwe wetgeving zorgt ervoor dat binnen tien jaar in Nederland alleen nog elektrische auto's worden verkocht, net als in Noorwegen. In het energieakkoord staat iets anders, namelijk 2035. Neemt de heer Vos nu afstand van het energieakkoord, of zegt hij: nee, het energieakkoord is leidend?
De heer Jan Vos (PvdA):
De heer Bosman refereert aan de glorieuze geschiedenis van de VVD als het gaat om groene politiek en klimaat. Dat is ook niet zo gek, want een conservatieve partij heeft natuurlijk aandacht voor het erfgoed. Ik denk dat de partij van de heer Bosman op dat punt, samen met het CDA, leidend is geweest, meer nog dan mijn eigen partij. Ik hoop dat dit ook in de toekomst zo zal zijn. Het energieakkoord hebben wij een aantal jaren geleden gesloten. Het wordt nu geëvalueerd. Wat mij betreft betekent dit niet dat wij ten aanzien van geen enkele punt en komma van het energieakkoord een extra ambitie zouden mogen hebben. Ik denk niet dat dit het standpunt is van het kabinet, maar ik hoor graag een reactie van de minister. De heer Nijpels heeft in de borgingscommissie extra maatregelen geïntroduceerd, zowel op het gebied van duurzame energie als op het gebied van besparing, om de oorspronkelijke doelstellingen te kunnen halen. Ik sta voor honderd procent achter het energieakkoord, maar je moet het ook weer niet zien als een soort heilige graal, waarbij wij hier in de Kamer aan tekstexegese moeten doen over wat wel en niet kan. Dat gaat mij ook een streepje te ver.
De heer Bosman (VVD):
Betekent dit dat de totale doelen ook niet vaststaan? Wat de PvdA betreft is er dan dus wat ruimte om te zeggen: "Je kunt ze wel halen en je kunt ze niet halen, want het zijn geen echte afspraken. Het is een stuk tekst, laten wij het niet te serieus nemen. Ze hebben wel hun beste gedaan met dat stukje tekst, maar ach, wij nemen het met een korreltje zout." Neemt u nu afstand van het energieakkoord met dit stuk, ja of nee?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb hier in de Kamer inmiddels al tientallen malen gezegd dat wij pal staan achter het energieakkoord. Er komt nu een evaluatie van het energieakkoord. Er komt straks een energieakkoord 2.0. Er zijn door de Borgingscommissie Energieakkoord allerlei afspraken gemaakt. Het is een levend document. Zeker in de aanloop naar dat energieakkoord 2.0 na de evaluatie, zullen er wijzigingen tot stand worden gebracht. Het is de vraag of het niet reëel is om nog eens te kijken naar iets wat je een aantal jaren geleden hebt afgesloten, gezien alle ontwikkelingen in de wereld — ik kan er nog wel een aantal opnoemen — die maken dat wij nu een andere realiteit hebben dan toen.
De heer Smaling (SP):
Waar blijft die klimaatwet van jullie?
De heer Jan Vos (PvdA):
Die klimaatwet is een fascinerend initiatief, maar het is best wel ingewikkeld om het voor elkaar te boksen. Er wordt heel druk over gebeld en gemaild, kan ik u verzekeren. Ik zal daar graag een keer met u over bijpraten. Dat kan desnoods hier in de Kamer, maar u bent ook op mijn kamer van harte welkom bij een kopje koffie. Dan kunnen wij daarover eens wat meer van gedachten wisselen.
De voorzitter:
Mijnheer Smaling, wat zegt u daarop?
De heer Smaling (SP):
Een kopje koffie met de heer Vos is prima, maar hij heeft met veel aplomb een klimaatwet aangekondigd. Dat zouden wij misschien ook hebben gedaan. De SP wil graag meedoen met dit initiatief, maar dan zou ik zeggen: dien het nu in, want nu krijg je het door deze Kamer. Na de verkiezingen moet je nog maar zien of dit lukt. Vandaar mijn vraag: wordt er bewust geen tempo gemaakt, of ligt het bij de Raad van State? Komt het nog voor het eind van het jaar? Dat wil ik wel graag weten.
De heer Jan Vos (PvdA):
De Raad van State heeft volgens mij een reactie gegeven. Ik kijk altijd naar de minister, in de trant van: waar blijft u nu met die wetten? U hebt een heel apparaat, waarom schiet het allemaal niet op? Maar nu wij zelf zo'n wet aan het schrijven zijn, kan ik het wat beter begrijpen, want het is een heel kunstwerkje dat je in elkaar moet draaien. Het moet wel zorgvuldig gebeuren, want het is wetgeving. We doen ons best en wat mij betreft komt het zo snel mogelijk, maar ik besef als geen ander dat er in deze Kamer, in de huidige samenstelling, heel veel mogelijk is op het gebied van groene politiek, het afscheid nemen van fossiele energie en het opwekken van meer duurzame energie. Wat dat betreft vindt u mij echt aan uw zijde.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Allereerst maak ik u mijn excuses voor het feit dat ik pas later kon aanschuiven, maar ik zat net bij een algemeen overleg over natuur. Het betekent ook dat ik niet alle nuances van alle bijdragen woordelijk heb kunnen volgen.
Het fossiele denken, waarbij wordt vastgehouden aan vervuilende energiebronnen en er te weinig ruimte is voor verduurzaming; dat zie ik bij dit kabinet. Kolen, kernenergie en gas zijn nog altijd de belangrijkste energiebronnen in Nederland. Grootschalige verduurzaming blijft zo uit. Zoals het er nu voorstaat, halen we zelfs de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020 niet. Ik vraag me af hoe dat komt. Ik heb wel een vermoeden: het komt aan op durf, durf om vol in te zetten op wind- en zonne-energie en durf om voorgoed afscheid te nemen van fossiele brandstoffen. Maar de minister lijkt altijd een vangnet te zoeken, door de deur naar schadelijke energiebronnen toch op een kier te laten staan. Hij staat geen winning van schaliegas toe in deze kabinetsperiode, maar houdt wel de optie voor proefboringen open, want stel toch dat we in de toekomst schaliegas nodig hebben. Hij houdt ook de krakkemikkige Kerncentrale Borssele open, terwijl die al lang niet meer aan de strengste veiligheidseisen voldoet.
Noodzakelijke veranderingen komen vaak pas tot stand onder druk. Als de druk toeneemt, komt er een impuls voor innovatie en vergroening. We moeten dan naar andere energievoorzieningen. Die druk is groot, maar door de mogelijkheden van schaliegas en kernenergie niet voor eens en voor altijd af te sluiten, creëert de minister willens en wetens een noodventiel om die druk juist te verlagen. Dat is niet verstandig, want nu overheerst het kortetermijndenken. Met schaliegas of kernenergie missen wij de urgentie om echt tot verandering te komen. Ik vraag de minister daarom om de deur dicht te doen voor fossiele brandstoffen en zich echt volledig te richten op groene energie.
Er liggen zo veel kansen voor verduurzaming, maar het kabinet heeft onbegrijpelijkerwijs besloten om de kerncentrale in Borssele tot 2033 open te houden. Dit ondanks het feit dat uit onderzoek blijkt dat de kerncentrale niet Fukushimaproof is. De kosten die voor versteviging moeten worden gemaakt zijn nog altijd niet in kaart gebracht. Waarschijnlijk gaat dit in de honderden miljoenen lopen. Intussen voldoet de centrale niet aan de allerstrengste veiligheidsnormen. Dat baart mij grote zorgen. Laten we het risico zo veel mogelijk beperken en beginnen met de ontmanteling van Borssele, niet pas in 2033, maar nu. Het geld dat nodig is om de kerncentrale in Borssele Fukushimaproof te maken, kunnen we veel beter besteden aan groene energie. We hebben het dan dus over een bedrag van honderden miljoenen euro's. Stel je eens voor hoeveel duurzame energie we daarmee zouden kunnen winnen. Dat zou nou durf zijn: het vangnet van kernenergie voorgoed loslaten, duurzaam en veilig. Is de minister bereid om Borssele te sluiten?
In Zuid-Holland wordt over een warmterotonde gesproken. De heer Vos had het daar net ook over. Daar zullen kolencentrales op het warmtenet worden aangesloten. We moeten voorkomen dat we die kolencentrale een onmisbaar onderdeel van het warmtenet maken. Is de minister bereid om de garantie te geven dat met het aansluiten van kolencentrales op het warmtenet, deze kolencentrales ook weer zonder grote gevolgen kunnen verdwijnen uit het warmtenet?
Groene energie heeft de toekomst, maar dan moeten we wel voldoende windmolens bouwen. Uit onderzoek blijkt echter dat drie kwart van de provincies achterloopt met de bouw van windmolens. Zoals het er nu voorstaat, halen we slechts 76% van de in het energieakkoord afgesproken windenergie, onder andere doordat gemeenten en provincies bovenwettelijke regels stellen, zoals dat in Noord-Holland gebeurt. Is de minister bereid om gemeentes en provincies aan te sporen om geen extra voorwaarden op de landelijke regeling te stellen?
Met alleen maar investeren in groene energie komen we er helaas niet. Ons energieverbruik is zó hoog dat we het onszelf wel heel erg moeilijk maken als we niet ook een parallel spoor van energiebesparing bewandelen. Daar liggen grote kansen, bijvoorbeeld bij het isoleren van huurwoningen. Daar zijn doelen voor gesteld, namelijk dat corporaties 1,8 miljoen huurwoningen isoleren tot ze minstens energielabel B hebben. Dat moet allemaal voor 2020 gebeuren. Maar uit onderzoek blijkt dat dat niet gehaald gaat worden. Het huidige tempo is te laag. Willen we de doelstelling alsnog halen, dan moet er echt een tandje bij. 32% van de verhuurders geeft aan de verduurzaming in 2020 niet te halen. Dat is een derde. Heeft de minister daar een verklaring voor? Kan de minister uiteenzetten welke obstakels er zijn voor corporaties om hun woningen te verduurzamen? Op welke manier kan de verduurzaming alsnog worden versneld?
Ten slotte het energieakkoord, waarin de doelen van dit kabinet zijn vastgelegd. De doelen zijn weinig ambitieus, zoals de Partij voor de Dieren al vaker heeft gezegd, maar toch is het de vraag of wij ze gaan halen. De OESO heeft ook haar zorgen uitgesproken en beveelt onder andere aan om de evaluatie van het energieakkoord in 2016 "grondig, transparant en onafhankelijk" te laten uitvoeren. Dat is door de minister geïnterpreteerd als overleggen met de betrokken partijen over de opzet van de evaluatie. Maar dat is toch niet onafhankelijk? Betrokkenen die mede hun eigen plan gaan evalueren? Dat is de slager die zijn eigen vlees keurt. Dat kan natuurlijk niet. Is de minister bereid om de evaluatie toch bij een onafhankelijke instantie onder te brengen, zoals aangeraden door de OESO? Graag een reactie. Ik overweeg een motie op dit punt.
Ik sluit af. Ik heb de minister gevraagd om meer durf te laten zien en zijn vangnetten los te laten. Dat fossiele denken, zoals ik het noem, staat echte innovatie in de weg. Wij moeten toe naar een omslag en die bereik je niet met heel kleine muizenstapjes. De tijd dringt. De weg naar duurzame energievoorziening moeten wij afleggen met een op zonne-energie aangedreven raceauto en niet met een op kolen gestookte stoomlocomotief uit de negentiende eeuw. Daarom vraag ik de minister of hij bereid is om durf te tonen en echte druk te zetten op een groene omslag.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter, u hebt al een seconde van mijn tijd afgepakt. Hoe moet ik dat uitleggen?
Voorzitter. Deze minister heeft tot nu toe buitengewoon hard gewerkt aan zijn energieakkoord. De SP-fractie wil hem daar veel complimenten voor maken. Andere collega's hebben dat ook gedaan. Je schaakt op een heleboel borden tegelijk, een simultaan, en het is niet makkelijk om al die partijen te winnen. Dat lukte Carlsen hier onlangs nog wel, maar de meeste grootmeesters lukt dat niet.
Het lijkt een goed moment om het energieakkoord even tegen het licht te houden. Daarom wil ik in mijn betoog een indeling geven. Er zijn zaken die vrij goed lopen, maar er zijn ook zaken waar wij wel wat over te zeggen hebben. Dat laatste rubriceer ik als volgt: niet snel genoeg, niet duurzaam genoeg en niet sociaal genoeg. Dat laatste is eigenlijk ook mijn hoofdpunt en mijn advies voor een energieakkoord 2.0. Het is nu een nogal technocratisch akkoord. Het is een akkoord van megawatts, petajoules en procenten en het zou dan ook een sterkere sociale component moeten krijgen. Daardoor zou die transitie, waarvan we bijna allemaal vinden dat die nodig is, winnen aan belangstelling onder de bevolking.
Wat loopt er redelijk goed in onze ogen? Ik zou zeggen dat dat het elektrisch vervoer is, ook al kan het natuurlijk altijd sneller. Er worden door collega's allerlei suggesties gedaan die op zichzelf zinvol zijn. Met de minister van Infrastructuur en Milieu praten we ook vaak over de zogenoemde modal shift: hoe krijg je mensen uit de auto in de trein en hoe krijg je goederen uit de vrachtwagen op de trein en vervolgens in het binnenvaartschip? Dat zijn natuurlijk discussies die lopen naast de discussie over elektrisch vervoer, maar over het algemeen wordt er wel hard aan getrokken. We hebben het er vorige week nog over gehad. Het is fijn dat het wetsvoorstel voor wind op zee alsnog door de Eerste Kamer is. Fijn is ook dat er onderzoek wordt gedaan naar de effecten die het op de badplaatsen heeft. Zon gaat ook hard, niet getalsmatig maar de toename van zonne-energie gaat wel exponentieel omhoog. Dat is wat mijn fractie betreft heel erg belangrijk, omdat zonne-energie bij uitstek iets is waar mensen bij betrokken zijn.
Wat gaat er in onze optiek niet snel genoeg? Wij vinden dat de geothermie achterblijft. De minister heeft in een eerder debat aangegeven waaraan dat ligt: het is een financieringsprobleem. Daarom hoor ik graag hoe hij bij met name geothermie en andere vormen van bodemenergie een tempoversnelling kan aanbrengen. Hetzelfde geldt voor de zogenoemde smart grids. Het jargon in dit debat is een beetje vervelend voor de mensen die meeluisteren, maar die smart grids zijn gericht op het efficiënte gebruik van energie en het afstemmen van vraag en aanbod, bijvoorbeeld op een bedrijventerrein. Het kan overigens ook een rol spelen in een woonwijk, want de ene smart grid is de andere niet. Kunnen we daarmee meer tempo maken?
Woningisolatie is genoemd. Er gebeurt veel, maar je moet misschien toch een onderscheid aanbrengen tussen huizen waarbij je snel naar label B kunt en huizen waarbij je moet kiezen voor totale isolatie in de vorm van nul op de meter. Dat laatste heeft meer voeten in de aarde en het is misschien ook niet overal mogelijk en wenselijk. Welk tempo heeft de minister hierbij voor ogen of heeft hij soms twee tempo's voor ogen?
Mijn fractie vindt dat de besparingen in de industrie niet hard genoeg gaan. Als je kijkt naar de elektriciteitsprijzen en de energiebelasting die betaald moet worden, zie je dat de kleinverbruiker per kilowattuur twee honderd keer zoveel energiebelasting betaalt als een energie-intensief bedrijf. Het is heel moeilijk om dat te blijven verkopen aan de mensen die die belasting moeten ophoesten, zeker nu de SDE+ naar een hoogte stijgt die vergelijkbaar is met het eigen risico. Het zou in ieder geval mij steeds meer moeite kosten om het te verkopen aan de mensen die met mijn partij sympathiseren als het niet beter en sneller gaat.
Wat vinden wij niet duurzaam genoeg? Ik wil dan toch echt een beroep doen op de minister om de rapportage biomassa 2013 nog eens tegen het licht te houden. Mijn bezwaar tegen die rapportage is namelijk dat er geen keuzes in worden gemaakt. Men doet voorkomen dat alle bestemmingen van biomassa, inclusief energie, even belangrijk zijn en dat er daarom vol ingezet moet worden op verhoging van het aanbod. De mening van de SP is dat je biomassa in eerste instantie voor hoogwaardige toepassingen moet inzetten en in laatste instantie voor energiegebruik. Van het gebruik van restafval in de biowarmtecentrale in Purmerend kunnen we veel leren. Ik denk dat het een heel goed initiatief is, maar dat laat onverlet dat er een differentiatie in het gebruik van biomassa moet komen. Doen we dat niet, dan kunnen we echt niet verkopen dat we zo veel miljarden steken in een houtpelletsbijmengingsactiviteit in de kolencentrales. Dat staat overigens nog los van de belastingvrijstelling, want het is echt een heel grote zogenoemde lock-in.
CO2-opslag ondergronds vinden wij geen goed idee, zeker niet als wij die met z'n allen moeten betalen. Laten bedrijven dat vooral zelf doen. Het verbaast mij dan ook een beetje dat in het energierapport staat dat we het grootschalig gaan toepassen. Graag hoor ik waar dat dan in gaat zitten. Mestvergisting vinden we in principe ook geen goed idee, omdat je daarmee een probleem oplost dat eigenlijk helemaal niet had mogen bestaan. De Kamer heeft in het verleden een motie aangenomen waarin staat dat we met de veehouderij gaan sturen op kwaliteit in plaats van op kwantiteit. Dat betekent dat je het mestoverschot moet verlagen en die mest niet moet aanwenden om er gas uit te halen, want dan zit je nog steeds met de nutriënten. Dat weet de heer Geurts ook heel goed en bovendien is er op dit moment geen markt voor.
De heer Jan Vos (PvdA):
Is de SP ook tegenstander van het opslaan van CO2 onder de bodem van de Noordzee?
De heer Smaling (SP):
In principe niet. Kijk, het is een end-of-pipeoplossing. Het zou niet nodig moeten zijn, maar daar zijn wij het denk ik wel over eens. Het is heel duur. Het kost heel veel energie om het onder de grond te krijgen. Wij vinden dat bedrijven dat dan ook maar zelf moeten betalen, vanuit het principe de vervuiler betaalt.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Vos.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat ben ik volledig met u eens, net zoals waarschijnlijk oud-minister Cramer, die dit in 2007 al wenste.
De voorzitter:
Gaat u verder, mijnheer Smaling.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik kom op mijn laatste punt. Het zal de minister niet verbazen dat ik dat terrein aanroer: wind op land. Er zijn in dit land allerlei plekken waar dat goed gaat. Van boerenmolens in Reduzum, Friesland, tot kleinere parken in bijvoorbeeld Coevorden, die gewoon goed begeleid zijn en in ieder geval binnen de gemeente niet op veel weerstand stuiten. In de Drentse en Groningse Veenkoloniën daarentegen speelt zich een drama af. Ik weet niet waardoor dat komt. Misschien zijn de verkeerde mensen erheen gestuurd. In ieder geval doet zich de ene na de andere miskleun voor, variërend van ambtenaren die tegen mensen zeggen dat het zoeken naar draagvlak een rituele dans is tot de uitspraak dat de rijkscoördinatieregeling wordt gebruikt om zaken door te drukken. Ik vraag me ook af of het met de geluidsnormen wel in orde is. Daarom doe ik het verzoek aan de minister om de motie die pas is aangenomen en waarin omgevingsmanagement centraal staat, ook echt uit te voeren. Van de huizen in de Drentse Veenkoloniën is de WOZ-waarde nu verlaagd. Het kan echt niet zo.
Ik wil de minister ook vragen om te kijken naar het alternatief zon. Wind is nu inderdaad per eenheid energie nog goedkoper dan zon, maar het gaat keihard met zonne-energie, zoals we vorige week ook in de uitzending van Tegenlicht hebben kunnen zien. Het wordt massaproductie. Het rendement van zonne-energie gaat heel snel omhoog en je moet dus eigenlijk nu kijken wat over vijf jaar en over tien jaar efficiënt en effectief is. Het rendement van windmolens zakt sneller dan dat van zon, dus op de termijn van 20, 30, 40 jaar heb je — volgens mij moet je dat nu al stellen — veel meer aan zon. Met alle subsidiëring die gemoeid is met het energieakkoord moeten we daar gewoon naar kijken.
Verder wil ik bij een evaluatie en bij een versie 2.0 pleiten voor meer aandacht voor energiecoöperaties en voor innovatie op lokaal niveau. Kijk dus niet alleen naar de topsectoren. Doe alles wat decentraal stimuleert, ik noem buurtbatterijen. Steek meer in werkgelegenheid en scholing, van installateurs bijvoorbeeld. Breng het thema ook in het onderwijs en zorg dat er een oplossing komt voor die salderingsregeling. Ik ben het eens met sommige sprekers dat bepaalde mensen ervan profiteren, terwijl anderen dan weer meer energiebelasting betalen. Dat moeten we ook niet hebben. De toekomst van de energie moet decentraal gedragen worden.
Mijn laatste punt. Er komt een energiedialoog. Mijn vraag is met wie. Wordt dat alleen zenden, of wordt het ook ontvangen? Wat voor resultaat staat de minister voor ogen als die energiedialoog is afgerond?
Helemaal tot slot: wat vindt de minister zelf van een klimaatwet? Het voorstel van de Partij van de Arbeid en GroenLinks ligt er. Zou dat nuttig zijn, een klimaat- en energiewet met bijvoorbeeld een fonds zoals het Deltafonds of het Infrastructuurfonds? Zou het dan, gezien de ervaring van de minister de afgelopen jaren, ook zinvol zijn om dat hele domein bij één bewindspersoon te beleggen?
De heer Bosman (VVD):
De heer Smaling wil heel veel niet. Dat horen we ook. Een tijdje geleden had hij de ambitie om namens de SP te komen met een visie over de verduurzaming van huizen, inclusief onderbouwing van hoe de financiën geregeld zouden worden. In een later debat werd dat wat afgezwakt. Ik kan die visie nergens vinden. Heeft de heer Smaling die visie van de SP op hoe we die huizen gaan verduurzamen ergens op de website staan of is die binnen de SP alleen intern beschikbaar?
De heer Smaling (SP):
Ik heb een heleboel dingen genoemd die ik wel wil. Misschien zet de heer Bosman de aan-uitknop ook aan of uit wanneer het hem uitkomt. Wij zijn bezig — ik heb dat al een keer eerder gezegd — om binnen de SP alle onderwerpen die zich met de fysieke leefomgeving bezighouden, beter op elkaar te laten aansluiten. Dat zijn energie, milieu, verkeer en veehouderij, ruimtelijke ordening. Dat hoort daar allemaal bij. Dat dient het doel om de samenhang zichtbaar te maken en om dus op gebieden als verkeer en milieu niet standpunten te gaan huldigen die botsen. Dat is wat we aan het doen zijn. Woningisolatie is daar een onderdeel van. Ik denk echter dat je gemakkelijker galerijflats naar energielabel B kunt verduurzamen dan alles nul op de meter kunt maken. Daarom houd ik de speelruimte op dat punt gewoon in stand. Wie ben ik om te zeggen dat alles nul op de meter moet als dat onbegonnen werk is, ook financieel?
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Daar waar het kabinet te weinig haast maakt, neemt de SP dus wat meer tijd voor de plannen. Dat kan.
De heer Smaling (SP):
Nee, dat is niet zo. Onze wethouder Paulus Jansen, de heer Bosman nog welbekend, is in Utrecht ermee bezig. Hij probeert de grote flats in Overvecht snel te verduurzamen, maar dat gaat sneller als je naar energielabel B gaat dan wanneer je alles nul op de meter probeert te maken. Dat is een heel verstandig en legitiem uitgangspunt dat zorgt voor een snelle verduurzaming van een wijk die dat goed kan gebruiken.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de Kamer gekomen. Ik schors de vergadering twintig minuten.
De vergadering wordt van 15.06 uur tot 15.25 uur geschorst.
Voorzitter: Elias
Termijn antwoord
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik ga graag in op wat de woordvoerders naar voren hebben gebracht. Ik zal proberen mijn inleiding zo kort mogelijk te houden en daarna op een aantal algemene punten ingaan. Verder zal ik proberen, de diverse vragen van de woordvoerders te beantwoorden. Als een woordvoerder het idee krijgt dat haar of zijn vraag in eerste instantie niet beantwoord wordt, kan het zijn dat ik die meeneem bij een vraag van een andere woordvoerder. Sommige vragen overlapten elkaar namelijk.
Ik denk dat de Kamer heel goed in beeld heeft waarmee het kabinet bezig is wat energie betreft: we zijn helemaal gefocust op de overgang van fossiele energie naar duurzame energie. Dat is een grote opgave waarvoor wij staan, een opgave waarover internationale afspraken zijn gemaakt, afspraken waarvan Nederland er nog veel heeft te realiseren. Nederland heeft zich gebonden aan ambitieuze doelstellingen, daarbij ondersteund door rechterlijke vonnissen, Europese afspraken en mondiale afspraken. Wij proberen alle ambities die er zijn ten uitvoering te brengen en te verwezenlijken. Dat proberen we in het bijzonder door een breed maatschappelijk draagvlak te creëren, wat we bereikt hebben met het energieakkoord. We zijn nu bezig om dat uit te werken, gevolgd door een evaluatie en mogelijk door aanpassingen. Maar het gaat erom dat dit alles ondersteunend moet zijn bij die overgang naar duurzame energie, en wel zo snel mogelijk.
Onlangs zagen we dat de borgingscommissie, die de uitvoering van het energieakkoord moet volgen, heeft kunnen concluderen — alle bij het energieakkoord betrokken partijen zijn in die commissie vertegenwoordigd — dat niet alleen de doelstelling van 16% duurzame energie voor het jaar 2023 kan worden gehaald, maar ook de doelstelling van 14% duurzame energie voor het jaar 2020. Daarvoor hebben we wel een paar extra afspraken moeten maken: een actieplan om de 6.000 megawatt wind op land daadwerkelijk te halen en een innovatieprogramma om de uitrol van monomestvergisting voor elkaar te krijgen. Ik heb daarover intensieve gesprekken lopen met FrieslandCampina, dat zeer bereid is daarbij te ondersteunen. Verder noem ik een nieuwe subsidieregeling voor kleine, hernieuwbare warmteopties, om te zorgen dat mensen overgehaald worden om in plaats van de voor de hand liggende cv-ketel voor andere opties te kiezen, een onderzoek naar de effectiviteit van de stimulering van geothermie, waarover onder andere de heer Smaling begon. Ik ben daarin net zo geïnteresseerd als de heer Smaling. Ik ben erg blij met de voorlopers op dit punt. Zij worden zeer intensief vanuit EZ ondersteund. We kijken voortdurend aan de hand van hun ervaringen wat er nog meer moet gaan gebeuren. Ik zie veel in geothermie. Ik ben bezig om daar waar nog verdere slagen gemaakt kunnen worden, dat voor elkaar te krijgen. Verder hebben we een nieuwe subsidieregeling afgesproken voor hernieuwbare energie en energiebesparing bij sportverenigingen. Die subsidieregeling loopt nu een jaar. Ten slotte hebben we een belastingkorting afgesproken in de Regeling verlaagd tarief energiebelasting. Die regeling was er al, maar we hebben haar nog gunstiger gemaakt. Dat is inmiddels met de Kamer gewisseld. De borgingscommissie heeft op grond van al deze afspraken kunnen concluderen dat we ook de doelstelling van 14% in het jaar 2020 kunnen gaan halen. Het is een heel goede zaak dat wij die ambitieuze doelstelling voor de korte termijn kunnen verwezenlijken.
Het is absoluut niet zo dat ik denk dat wij er daarmee zijn. Het komt natuurlijk vooral aan op de periode na 2023. Dan moet er nog een heleboel gebeuren. Voor die periode hebben wij een energierapport opgesteld. Daarin hebben wij aangegeven wat de uitgangspunten moeten zijn voor de periode erna en hoe wij een en ander denken te kunnen realiseren. Wij geloven dat het niet van deze tijd is om dit als overheid vast te stellen en daarvoor vervolgens een uitvoeringsagenda te maken. Wij denken dat je eerst moet spreken met alle betrokkenen en geïnteresseerden, vandaar de energiedialoog tussen april en juni. Dan gaan wij het land in, zeker niet alleen om te zenden maar juist ook om te luisteren, om informatie te verstrekken en meningen te verkrijgen, om te zien waar wij kunnen samenwerken, waar wij afspraken kunnen maken, hoe wij ook andere partijen kunnen stimuleren zodat ze erbij betrokken raken. Daar is de energiedialoog voor bedoeld. Ik zal dit jaar ook nog met een energieagenda komen voor de periode na 2023.
Als dat allemaal lukt, hebben wij bereikt dat onze ambitieuze doelstellingen voor 2020 en 2023 kunnen worden gehaald en dat wij een agenda voor de periode na 2023 hebben, waarbij wij ook nog een brede maatschappelijke discussie, om dat woord nog eens tevoorschijn te halen, in de vorm van een energiedialoog hebben gevoerd.
Een paar punten zijn in het bijzonder naar voren gebracht. Laat ik beginnen met het elektrische vervoer. Ik zal daar later ook nog op terugkomen in de beantwoording van vragen en in reactie op het plan van GroenLinks, Op weg naar schoon vervoer. Ik ben erkentelijk voor dat plan. Goede ideeën kan ik immers altijd gebruiken. Ik ben ook erkentelijk voor de plannen van bijvoorbeeld de heer Vos van de Partij van de Arbeid. In de politieke partijen, in de fracties, wordt hierover nagedacht, men zet standpunten op papier en komt daarmee naar voren. Dat helpt allemaal, dat is stimulerend, daar kunnen wij verder mee komen. Ik ga nu niet in detail op dat plan in, maar ik kan wel zeggen dat wij het qua elektrisch vervoer erg goed doen. Wij zijn nummer twee in de wereld qua aandeel elektrische auto's in enigerlei vorm — dan praat ik over plug-inhybrides en volledig elektrische auto's — in het totaalaantal verkochte auto's. Dat moeten wij vooral zien vast te houden. In 2015 hadden wij ten opzichte van 2014 een verdubbeling van 45.000 naar 90.000 auto's. Het aantal banen in die sector is inmiddels op 3.200 gekomen. Wij denken dat het in het jaar 2020 op 10.000 kan komen. Wij hebben 18.000 semipublieke en publieke laadpunten waar iedereen terecht kan om zijn auto op te laden. Wij kunnen waarschijnlijk in de maand april een green deal sluiten om te zorgen voor 55.000 en misschien 60.000 van die laadpunten in het jaar 2020. Die wisselwerking tussen laadpunten en elektrische auto's is noodzakelijk. Het een komt immers niet verder zonder het ander. Het moet dus voor elkaar komen. Ik voel mij hierin gesteund door de netbedrijven en de bedrijven die deel uitmaken van de netwerkgroepen die hierin willen investeren. Gemeenten willen hierin investeren. Ik voel me ook gesteund door de staatssecretaris van Financiën, die de fiscale regeling voor de laadpunten en -palen onlangs heeft verbeterd.
De voorzitter:
Mijnheer Madlener, u bent vast niet zomaar bij de interruptiemicrofoon gaan staan. U wilt waarschijnlijk een interruptie plaatsen.
De heer Madlener (PVV):
Ik wil een vraag stellen aan de minister. Hij zegt blij te zijn met al die plannetjes van GroenLinks en de PvdA. Die plannen komen over als luchtfietserij of groene dromen die totaal niet reëel zijn, eerlijk gezegd. De kritiek was ook enorm en de PvdA lijkt al afstand te nemen van het eigen plan. Eerst zou het de opmaat voor het verkiezingsprogramma zijn en nu hoor ik van de heer Vos dat autorijden betaalbaar moet zijn. Is het niet wijs dat de minister hiervan een doorrekening laat maken? Als een regeringspartij met veel tamtam een plan lanceert dat tot veel commotie leidt in de maatschappij — misschien zijn er wel 13.000 windmolens nodig om de benodigde energie te leveren; een onbetaalbaar plan — is het toch normaal dat de minister hierop inhoudelijk reageert?
Minister Kamp:
Ik denk dat de heer Vos en de Partij van de Arbeid heel goed in staat zijn om hun eigen plannen toe te lichten en te verdedigen; daar hebben ze mij niet voor nodig. Mijn grote plan is om de overgang naar duurzame energie zo snel mogelijk te maken en op een zodanige manier dat het ook leveringszeker is en betaalbaar blijft voor de mensen. Als fracties en partijen daarin meedenken en met concrete voorstellen komen, dan vind ik dat ondersteunend, ben ik daar blij mee en ga ik ook bekijken wat ik daarmee kan doen om uiteindelijk mijn eigen doel — dat is ook het doel van het kabinet — te bereiken. Ik ervaar dat de doelstellingen van GroenLinks en de Partij van de Arbeid gericht zijn op het bespoedigen van de overgang naar duurzame energie. Ik vind dat dit doel de inspanningen die zij leveren ook waard is.
De heer Madlener (PVV):
Ik begrijp dat de minister die plannen meer als een soort aanmoediging of denkrichting ziet dan als echte concrete plannen. Dat is misschien maar het beste ook, want ik geloof niet dat er echt veel realisme in die plannen zit.
Minister Kamp:
Ik denk daar wat anders over. De fractie van de Partij van de Arbeid, die trouwens heel goed voor zichzelf kan praten, heeft jaren geleden al benadrukt dat er een forse doelstelling moest zijn voor duurzame energie. Dat heeft zij ook in haar verkiezingsprogramma gezet. Het is ook in het regeerakkoord terechtgekomen, niet in het minst door de krachtige pleidooien van de Partij van de Arbeid. Het is ook in het energieakkoord gekomen. Dit kabinet is in 2012 begonnen. We zitten nu in 2016 en we zien dat alle partijen die bij het energieakkoord betrokken zijn, inschatten dat die doelstellingen voor 2020 en 2023 gehaald kunnen worden. Als ik aan de Partij van de Arbeid denk, denk ik dus niet meteen aan luchtfietserij.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook GroenLinks is blij dat de heer Wiebes de motie van GroenLinks en D66 over de kosten van het laden bij die laadpalen uitvoert. Dat is echt een mooie stap in de groene richting. Ik bedoel: in de goede richting. Dat was eigenlijk een mooie verspreking. De minister had het ook over de green deal voor laadpaalinfrastructuur. Is het streven nu om op één publieke laadpaal per drie auto's uit te komen en is het streven ook om dit in publieke parkeergarages te realiseren? Tijdens mijn weekje proefrijden ontdekte ik namelijk dat het ook in publieke parkeergarages heel erg hard zoeken is naar een laadpaal.
Minister Kamp:
We zijn aan het begin van de overgang naar elektrische auto's. Ik vind het wel heel bemoedigend dat de grootste autobedrijven van de wereld allemaal voor de consument geschikte producten hebben. Het gaat dan zowel om elektrische auto's in diverse vormen als om auto's die door waterstof worden aangedreven. Ik denk dat er bij automobielbedrijven al heel veel gaande is. Er is op dat punt ook veel innovatie, maar we zitten echt aan het begin van het proces. Als u nu dus tegen mij zegt "dit en dat is nog niet goed", "daar gaat het moeilijk" en "hier lukt het niet", dan hebt u daar allemaal gelijk in, maar het is voor mij de kunst om ervoor te zorgen dat we dat uiteindelijk wel voor elkaar krijgen. Je moet de problemen onder ogen zien. Je moet partijen vinden die samen met jou die problemen willen oplossen. Je moet zorgen voor fiscale stimulering en in het begin ook voor subsidiëring. Je moet langetermijnafspraken maken. Op die manier zijn we er allemaal mee bezig.
Ik denk dat mevrouw Van Tongeren die aandachtspunten terecht naar voren brengt. Een aantal dingen gaat echt nog niet goed. Dat moet allemaal op gang worden gebracht. Zoals mevrouw Van Tongeren heel goed weet, is er natuurlijk een wisselwerking tussen het aantal laadpalen en het aantal elektrische auto's. Als je voor €4.000 ergens een laadpaal neerzet — daar komen de kosten voor het vergunningenproces en voor de fysieke aanleg in een straat of weg dan nog bovenop — en als je vervolgens verlies lijdt omdat daar weinig gebruik van wordt gemaakt, dan is dat natuurlijk niet erg stimulerend. Het is voor mij dus de kunst om ervoor te zorgen dat de groei van het aantal elektrische auto's gelijk opgaat met de groei van het aantal laadpalen en dat dat bij elkaar komt. Hoe dichter het bij elkaar komt, hoe meer het elkaar gaat versterken. Uiteindelijk komen we dan in de situatie dat elektrische auto's gewoon gaan worden. Dat is ook de ambitie van het kabinet: ervoor zorgen dat elektrische auto's gewoon worden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat was een vrij algemeen antwoord op een iets specifiekere vraag. Op dit moment lijden zo'n beetje alle laadpaaleigenaren en ook alle fabrikanten van elektrische auto's hier verlies op. Als er iets nieuws op de markt wordt geïntroduceerd, wordt daar eigenlijk altijd verlies op geleden. Vandaar dat er op dat punt een aantal mooie green deals zijn afgesloten. Hoe kan de Kamer suggesties aanreiken voor die green deals — dit is er immers één — om daarin een streefaantal, dus geen keiharde afspraak, op te nemen in de zin van "per drie auto's een publieke laadpaal" of om meer laadpalen te krijgen in publieke parkeergarages? Als de minister dit niet het juiste moment vindt om suggesties voor een green deal aan te dragen, wil ik dat met plezier op een ander moment doen, maar er zitten in die green deals echt dingen waarvan mensen denken dat zij vrij snel helpen; ik heb een rondje gemaakt langs de industrie van elektrische auto's. Er is een green deal over het verlagen van de kosten van de laadpalen en er is een green deal over de vraag hoeveel laadpalen we eigenlijk nodig hebben. Als je daar een streefgetal bij hebt, weten de bedrijven waarop zij ongeveer moeten mikken. Dat is dus eigenlijk de vraag.
Minister Kamp:
Dat lijkt mij ook. Ik denk dat dit constructieve suggesties zijn. Als zij nu al niet betrokken worden bij die green deal, zullen zij op enig moment zeker betrokken worden bij de uitwerking daarvan. Ik ben erkentelijk voor zulke suggesties. Over het elektrisch vervoer kan ik nog veel meer zeggen, maar laat ik het in eerste instantie hierbij laten.
Naar aanleiding van wat de heer Smaling en anderen hebben gezegd over wind op land, is het goed om daar toch nog iets over te zeggen. Ik realiseer mij natuurlijk heel goed dat je, als je met grote windparken gaat beginnen, eerst de behoefte daaraan in een bepaalde regio met iedereen bespreekt. Vervolgens bekijk je of er alternatieven zijn. Zo ja, moeten we dan zowel die alternatieven als die windparken gebruiken of kan het een voor het ander in de plaats komen? En op welke termijn moet dit worden gerealiseerd binnen de landelijke afspraken? Als je daar rustig over kunt praten en als je rustig kunt werken aan het draagvlak om uiteindelijk breder gedragen dan nu soms het geval is, tot een windpark te kunnen komen, is dat ideaal. Ik zat echter in een situatie waarin wij op korte termijn resultaten moesten bereiken. We hadden afgesproken dat er in het jaar 2020 sprake zal zijn van 14% duurzame energie. Daar heb ik de biomassa, de windmolens op zee en de windmolens op land voor nodig.
De provincie Drenthe heeft op dit moment nog slechts 8% van de doelstelling voor het jaar 2020 gerealiseerd. Zij loopt daar dus fors op achter. Er zit dus zeker druk op om te zorgen voor voortgang in een proces dat volgens mij al in 2009 is begonnen en dat al in 2011 tot de eerste plannen heeft geleid. Voor Drenthe betekenden die plannen 420 tot 600 megawatt. Vervolgens zijn die plannen vanaf 2012 — ook door mij — bewerkt en zijn zij uiteindelijk teruggebracht tot 150 megawatt. Daarbij gaat het om een gebied dat door de provincie is aangewezen. Op een gegeven moment moet dat concreet worden. Ik heb nu een keuze gemaakt, waarbij ik mij aan alle wettelijke voorschriften heb gehouden. Die keuze is vastgelegd in een ontwerpinpassingsplan, dat in procedure is gegaan. Iedereen die daarop wenst te reageren, heeft daarvoor de gelegenheid in de vorm van een zienswijze. Die zienswijzen komen binnen. Daar is een periode van zes weken voor. Ik zeg tegen de heer Bosman dat ik die periode van zes weken voor het indienen van zienswijzen zal handhaven. Ik vind die periode heel reëel. Wij zijn lang bezig met de voorbereiding. De mensen moeten dit bestuderen en moeten daarover, als zij dat wensen, hun mening kunnen geven. Je moet dus niet aan die zes weken knibbelen. Dat zeg ik de heer Bosman dus graag toe. In Drenthe is men daar nu mee bezig. Die zienswijzen komen bij mij. Neem van mij aan dat ik bestuurder genoeg ben om die zienswijzen heel serieus te nemen. Ik zal daar dus goed naar kijken en ik zal bezien hoe de opvattingen in die zienswijzen zich verhouden tot mijn opvattingen en welke conclusies daaruit getrokken moeten worden. Dat doe ik in het begin van het derde kwartaal. Rond de zomer zal ik daarover, voor zover dat nodig is, samen met mijn collega Schultz van Infrastructuur en Milieu tot conclusies komen.
Wat betreft wind op land is er sprake van flinke voortgang. Het is al zeker dat we in 2020 5.250 megawatt zullen realiseren. Twee jaar geleden dachten we nog dat het 4.700 megawatt zou worden. We weten nu echter dat het 5.250 megawatt gaat worden. Waarschijnlijk zullen we nog flink wat meer realiseren. Voor een deel blijft het echter toch achter. Ik heb dat besproken met de provincies, de VNG, de Unie van Waterschappen en anderen die daarbij betrokken zijn. Ze hebben gezegd dat ze willen dat die 6.000 megawatt wordt gehaald. De VNG wil de provincies helpen die afspraken met mij hebben gemaakt. Dat geldt ook voor de Unie van Waterschappen. Ik heb vorige week opnieuw een aangescherpt actieplan met hen kunnen vaststellen om het voor elkaar te krijgen. We zullen er met zijn allen aan werken om het voor elkaar te krijgen. Die 6.000 megawatt is belangrijk. Ik wil die graag gerealiseerd zien. Ik zal daar ook zeer mijn best voor doen.
Je krijgt dan wel weerstand. Ik begrijp dat die weerstand er is. Er kunnen algemene plannen zijn die goed zijn voor het land als geheel, maar op de plaatsen waar die moeten worden uitgevoerd, spelen er ook heel andere belangen, waarmee ook rekening moet worden gehouden. De mensen met die belangen komen daarmee met kracht naar voren. Dat is heel goed. Vervolgens moet ik een en ander in het grote geheel inpassen en tot een verantwoord besluit komen. Ik kan de Kamer verzekeren dat ik daarvoor mijn best zal doen. Dit wilde ik in algemene zin zeggen over wind op land.
De heer Smaling (SP):
Als je 6.000 megawatt wind op land wilt realiseren, dan heb je de eerste 1.000 megawatt sneller dan de laatste 1.000 megawatt. Volgens mij is dat ook een economische wet als er sprake is van marginale kosten en marginale opbrengsten. Mijn punt is het volgende. We hebben in de afgelopen tijd veel geleerd over wind op land. Ik praat vaak met onze afdeling in de Noordoostpolder, waar men ook met een groot windmolenpark te maken heeft. Deze afdeling is er redelijk over te spreken. Misschien komt dat doordat er met de dorpen rondom Emmeloord afspraken zijn gemaakt. Misschien komt dat ook doordat dat park aan de rand van het IJsselmeer staat. Je moet echter helaas ook constateren dat de parken in Drenthe en Groningen de lastigste parken voor de minister zijn. Is hij bereid om, als de zienswijzen daartoe aanleiding geven, een eventueel andere energiemix te overwegen als die dezelfde hoeveelheid megawatt oplevert?
Minister Kamp:
Naar mijn overtuiging is dat niet mogelijk. Indien als gevolg van de zienswijzen wordt besloten om veranderingen met betrekking tot het park De Drentse Monden en Oostermoer door te voeren, dan zijn daarvoor volgens mij geen tijdige alternatieven beschikbaar. Dan gaan we die 14% in 2020 niet halen. Het zit allemaal op de kritische grens.
Wat er altijd op mij afkomt, is: verzet. De heer Smaling zegt: de parken in Drenthe en Groningen zouden we niet moeten doen. We hebben vandaag gehoord dat we kerncentrales niet moeten doen; althans, een aantal partijen zegt dat. Bijna iedereen zegt: schaliegas moeten we niet doen. Men vindt dat kolencentrales gesloten moeten worden. Er zijn fracties die zeggen dat we helemaal moeten ophouden met de gaswinning in Groningen. En elke keer als gaswinning uit kleine velden aan de orde is, dan is men daar ook tegen. Als we die lijn vasthouden, dan heeft dat twee consequenties. In de eerste plaats realiseren we dan de doelstelling van 14% niet. In de tweede plaats wordt het dan zeer onzeker of we in de toekomst nog wel op een betaalbare manier in onze energiebehoefte kunnen voorzien.
De heer Smaling (SP):
Dit is het bekende Groningen-Hoogezand-Sappemeer-Zuidbroek-Scheemda-Heiligerlee-Winschoten-Nieuweschans-rijtje van de minister, het rijtje van wat we allemaal niet willen. Er is echter zat wat we wel willen. Geothermie moet nog op gang komen, maar heeft een groot potentieel. We zouden ook zo kunnen instemmen met het uitbreiden van wind op zee als dat eenmaal succesvol blijkt te zijn. Daar ligt het dus niet aan. Volgens mij moet je vaststellen dat in de Veenkoloniën zaken verkeerd zijn gegaan. Daar komt dan de LOFAR-zaak nog overheen. Daar komt dan ook de constatering nog overheen dat de WOZ-waarden in dat gebied lager zijn. En daarbij komt dan ook nog dat maar een paar mensen financieel profiteren van die enorme palen. De mensen in de lintdorpen, in Stadskanaal en in Meeden hebben alleen maar lasten. Dat allemaal zou de minister toch moeten aanzetten tot een wijziging van zijn mening? Waarom zou je zienswijzen inbrengen als de minister toch zegt: ik ga het gewoon doen?
Minister Kamp:
Het is de reactie van de heer Smaling op wat ik heb gezegd over Gronings gas, gas uit de kleine velden, kernenergie, kolencentrales, schaliegas, en zo kan ik nog verdergaan. Hij is ook tegen de injectie van productiewater en er zou ook geen biomassa moeten worden meegestookt, ook al hebben wij dat afgesproken. Als hij dat hele lijstje bij elkaar optelt, moet hij toch ook tot de conclusie komen dat wij de toekomstige energievoorziening niet kunnen veiligstellen en dat wij de ambities voor duurzame energie niet zullen halen.
De heer Smaling zegt dat een paar mensen profiteren als er windmolens worden geplaatst. Ik wijs erop dat de provincie Drenthe een gebied aanwijst waar windmolens mogen komen. Daar mag iedereen met plannen komen. Dan is de gedragscode van toepassing die is afgesproken tussen natuur- en milieuorganisaties en de windsector. Zij hebben afgesproken dat het op een bepaalde manier moet gaan en dat er ook een bepaald bedrag beschikbaar moet zijn voor de omgeving ter compensatie van hetgeen waarmee men wordt geconfronteerd. Men houdt zich aan die afspraken, maar of het zeer winstgevend is, zal moeten blijken. De windmolens worden neergezet en over een periode van vijftien jaar krijg je subsidie naarmate de windmolens draaien. Als er iets misgaat met de techniek of er gaat iets anders mis en de windmolens leveren geen energie, krijg je geen subsidie. Daarmee loopt men dus risico en tegenover het nemen van risico staat het maken van winst. Op dat systeem draait onze hele samenleving ondanks het feit dat de SP in de Tweede Kamer is vertegenwoordigd.
De voorzitter:
Voor zover de heer Smaling niets meer wilde zeggen, zou dit een vorm van uitlokking zijn.
De heer Smaling (SP):
Dat gun ik de minister van harte.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie wil wel heel graag dat die 6.000 megawatt op land wordt gerealiseerd. De minister wil dat ook. Gaf hij nu aan dat er vorige week een actieplan is opgesteld om ervoor te zorgen dat die 25% die moeilijk te realiseren lijkt, alsnog voor 2020 gerealiseerd zal worden?
Minister Kamp:
Wij hadden een actieplan, maar wij hebben vorige week afgesproken dat in dat kader een aantal dingen moet worden aangescherpt. Zo moet er bij alle overheden die op de een of andere manier bij windmoleninitiatieven zijn betrokken, iemand dedicated mee bezig zijn, dat proces volgen en signalen aan anderen afgeven als dat noodzakelijk is. Het is ook erg belangrijk dat de Unie van Waterschappen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het IPO tijdens die bijeenkomst zonder enige terughoudendheid hebben gezegd dat zij voluit willen meewerken aan het realiseren van deze doelstellingen en dat zij dat noodzakelijk vinden. Zij zijn daartoe gemotiveerd en zij willen graag met mij samenwerken. Ik vond dat een heel bemoedigende bijeenkomst.
De voorzitter:
Er moest iemand "dedicated" bezig zijn? Zullen we zeggen: met veel inzet?
Minister Kamp:
Neem me niet kwalijk, mijnheer de voorzitter.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
"Toegewijd", voorzitter.
De voorzitter:
Dat is nog beter.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil graag geloven dat alle partijen toegewijd zijn, maar het moet wel tot concrete resultaten leiden. Kan de Kamer op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de uitvoering van dat actieplan? Ik heb begrepen dat het nog niet altijd goed gaat met de gedragscode. Een goede uitvoering van de gedragscode kan natuurlijk enorm helpen bij het realiseren van de ambitie. Wat kan de minister doen om ervoor te zorgen dat die gedragscode nog beter wordt uitgevoerd?
Minister Kamp:
De gedragscode was een goede afspraak tussen de natuur- en milieuorganisaties en de sector. De gedragscode is geëvalueerd en hij blijkt goed te werken, want er zijn grote verbeteringen opgetreden. Met mevrouw Dik ben ik echter van mening dat verbreding ervan zinvol kan zijn. Je kunt bekijken of er meerdere partijen bij kunnen worden betrokken en of een verdere uitwerking mogelijk is. Wij zullen aan de hand van die evaluatie bekijken welke verbeteringen nog mogelijk zijn. De gedragscode is echter een flinke stap in de goede richting, hij wordt op dit moment toegepast en leidt ook al tot resultaten.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik kom terug op het eerste deel van mijn vraag, over het actieplan. Uit het land krijgen wij signalen dat men tegen praktische problemen aanloopt, bijvoorbeeld met radarinstallaties. Daar moeten oplossingen voor komen. Ik zou heel erg graag op de hoogte blijven van aanscherpingen van het actieplan, zodat de Kamer, de volksvertegenwoordiging, ervan overtuigd raakt dat wij die laatste 25%, die toch heel moeilijk te realiseren lijkt, toch voor 2020 gaan halen.
Minister Kamp:
Daarom heb ik ook inzicht gegeven in de stand van zaken. In 2020 zal 5.250 megawatt gerealiseerd worden. Daarbovenop komt een gedeelte dat waarschijnlijk gerealiseerd zal worden. Bij een ander deel ligt dat wat moeilijker, en juist op dat deel concentreren wij ons.
Mevrouw Dik-Faber noemt een terecht punt. Zij zegt dat er plekken zijn waar je wel windmolens zou kunnen neerzetten, maar dat deze het radarverkeer zouden verstoren als je dat doet. Dat botst met elkaar. Iets anders wat zij zou kunnen noemen, is het punt van de waterkeringen. Het beleid van Rijkswaterstaat was dat windmolens niet op waterkeringen mochten worden gebouwd. Ook dat houdt goede initiatieven tegen. Op beide punten zijn echter verbeteringen gerealiseerd. Kan een bepaalde radar niet goed functioneren als daar windmolens bij in de buurt komen, dan moet die radar worden aangepast of moet op een andere plek een ondersteunende radar worden neergezet. Dat hebben wij uitgewerkt. Daar zijn wij het bijna over eens geworden; ik denk dat dit goed komt. Voor wat betreft de waterkeringen is het nee-beleid veranderd in een "nee, tenzij"-beleid. Dat betekent dat, als het verantwoord is om op een waterkering windmolens neer te zetten, daaraan wordt meegewerkt. Op beide punten is dus een verbetering of vooruitgang gerealiseerd.
De heer Geurts (CDA):
De minister sprak net over Drenthe, maar hij uitte tegenover de Kamer ook een aantal frustraties. In mijn eerste termijn heb ik tegenover de minister een frustratie genoemd die werd geuit door commissaris van de Koning Tichelaar. Hij heeft gezegd: als de rijksoverheid op zo'n manier met ons omgaat, werken wij niet meer mee aan het plaatsen van windmolens. Ik zou daar graag een reactie op hebben van het kabinet, van deze minister.
Minister Kamp:
Ik weet hoe bestuurders moeten functioneren. Ik doe het zelf ook al heel lang, bij de verschillende overheden. Ik weet dat je af en toe teleurstellingen hebt te incasseren. Af en toe reageer je emotioneel. Ik zie dit als een emotionele reactie. Ik denk dat het niet realistisch is om alles aan elkaar te verbinden en het andere op te zeggen als het ene niet naar je zin is. Ik denk dat wij daar niet verder mee komen. Met de heer Tichelaar, commissaris van de Koning in Drenthe, heb ik altijd op een heel goede manier kunnen werken en dat blijf ik ook graag in de toekomst doen.
De heer Geurts (CDA):
In mijn eerste termijn sprak ik over draagvlak en participatie. Ook in Drenthe is een heel aantal dingen misgegaan. De SP-fractie heeft daar ook op gewezen. Een beetje empathisch vermogen richting deze provincie zou dit kabinet absoluut sieren. Ik vraag de minister daarom oprecht: ga nou met Drenthe in gesprek en zorg ervoor dat dit soort dingen weggaat, want anders blijft dit u echt voor de voeten lopen. Wij kunnen hier honderd keer zeggen dat Drenthe niet voldoet aan de eisen die wij hier als rijksoverheid stellen, maar het kan niet zo zijn dat Drenthe continue van dit kabinet op zijn kop krijgt.
Minister Kamp:
Drenthe en andere provincies hebben met mij afspraken gemaakt over het aantal windmolens dat geplaatst gaat worden, althans over de capaciteit aan windenergie die gerealiseerd zal worden. 6.000 megawatt is tussen de provincies opgesplitst. Drenthe loopt daarbij gewoon heel zwaar achter en heeft op dit moment slechts 8% gerealiseerd. Drenthe zal er dus echt aan moeten trekken om ervoor te zorgen dat het haalt wat het heeft afgesproken. Ik ga van mijn kant op een zorgvuldige manier met Drenthe om. De windmolens waar ik op dit moment mee bezig ben, zijn windmolens die worden geplaatst in een gebied dat door het provinciebestuur van Drenthe is aangewezen. Dat heb ik niet bedacht; dat heeft het zelf bedacht. In dat gebied mochten dus initiatieven genomen worden en er zijn ook initiatieven genomen. Toen ik daar kwam, lagen er initiatieven voor 420 tot 600 megawatt. Ik ben daarmee aan het werk gegaan. Uiteindelijk is daar 150 megawatt van overgebleven. Bij die 150 megawatt houdt men zich precies aan alle wettelijke voorschriften op het gebied van geluid, afstand enzovoort. Ik heb hier ook een positief MER-advies over. Dat heb ik nu in procedure gebracht. Ik ben zeer gevoelig voor de opvattingen van de mensen in Drenthe, de bestuurders, de omwonenden en de anderen. Ik heb met hen voortdurend contact, maar ik moet er ook voor zorgen dat ik dit besluitvormingsproces tot een goed einde breng en dat wij de afspraken die wij met elkaar hebben gemaakt, nakomen. Daar ben ik mee bezig. Daar ben ik mee bezig.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De minister heeft gelijk. 6.000 megawatt was de afspraak. De provincies hebben er zeven jaar over gedaan om die te verdelen. Elke provincie heeft naar rato een doelstelling. Alle provincies mogen we vragen om hun inspanningen te leveren en hun doelstelling te behalen, maar dit heeft op dit moment voor de bevolking in Drenthe een aantal effecten die de minister denk ik ook heel naar vindt. Hij wil zorgvuldig omgaan met Drenthe. Dat zegt hij ook. Ik had laatst weer een paar mensen op bezoek. Er zijn een aantal punten ...
De voorzitter:
Dit wordt een heel lange interruptie. Het mag korter.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ga het korter doen, voorzitter.
Mensen maken zich zorgen over een aantal heel concrete punten. De minister zou hen misschien kunnen helpen. Zij hebben een aantal vragen over hun gezondheid en de waardedaling van hun huizen. Kan de minister de helderheid geven dat het niet ten koste gaat van de gezondheid van mensen en dat daar op een goede manier mee wordt omgegaan als de windmolens er wel komen? Daardoor zijn deze individuen niet de dupe van een project van een aantal mensen een stuk verderop.
Minister Kamp:
Wat de waardedaling betreft hebben we een regeling voor planschade, die wettelijk is vastgelegd. Die regeling moeten we op alle relevante situaties toepassen. Ik heb al gezegd dat we voldoen aan de wettelijke eisen voor gezondheid. Dat zijn serieuze eisen, die er onder andere op gericht zijn om de gezondheidsbelangen te bewaken. Ik heb geen aanleiding om te denken dat daar een probleem mee is. Er wordt voldaan aan de eisen voor bijvoorbeeld afstand en geluid.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dank voor het antwoord over de planschade. In Drenthe bestaat de perceptie dat daarmee niet alle schade gedekt wordt. Misschien wil de minister nog eens bekijken of er op dat punt zorgen zijn die hij kan wegnemen, zoals over de definitie van wat er onder planschade valt. Dan de gezondheid. De minister steekt er veel tijd en energie in en weet er veel van, maar niet iedereen in Drenthe heeft misschien dezelfde geruststellende rapporten gelezen als de minister. Het zou kunnen helpen om een aantal vragen die leven in de provincie nog eens te beantwoorden. Misschien leidt dat niet tot nieuwe uitkomsten, maar als dit het gevoel van angst en bezorgdheid kan wegnemen, dan zou dat mijn fractie veel waard zijn.
Minister Kamp:
Ik bekijk naar aanleiding van de suggestie van mevrouw Van Veldhoven graag wat ik op dat punt nog aanvullend kan doen.
De heer Madlener (PVV):
Wat hier gebeurt, kan natuurlijk niet. De PVV pleit al jaren voor veel strengere eisen voor die rotwindmolens waar mensen last van hebben. Nu is er een geval in Drenthe. Wij steunen de bevolking in Drenthe om die windmolens verder van huizen te plaatsen zodat er geen overlast is en om de planschade, de schade die mensen hebben, te vergoeden. Maar heel Nederland heeft schade van die dingen. In Brielle staan windmolens. In Goedereede worden ze geplaatst. Overal in Nederland worden die krengen geplaatst, en overal hebben mensen dezelfde schade. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de minister zich hard maakt voor één geval in Drenthe omdat D66 dat vraagt, maar dat al die duizenden andere burgers met hun planschade blijven zitten.
Minister Kamp:
De heer Madlener heeft niet goed geluisterd. In antwoord op wat mevrouw Van Veldhoven naar voren bracht, heb ik gezegd dat er een regeling is voor planschade. Die hebben wij gemaakt om in dit soort situaties te zorgen dat wat noodzakelijk en redelijk is ook gedaan wordt. Die regeling wordt ook toegepast in Brielle, en de heer Madlener kan nog andere plekken noemen. Het geldt ook voor Drenthe.
De heer Madlener (PVV):
Die regeling schiet ernstig tekort. Er zit een bodem in waarvoor je helemaal niets krijgt. Het is heel moeilijk voor individuen om aan te tonen met hoeveel de waarde is gedaald. Overal in Nederland hebben mensen te maken met waardedaling door die rotwindmolens. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de minister wel zijn best gaat doen voor een specifiek geval, maar voor alle andere mensen die allang met de schade zitten niet. In Heenvliet zijn windmolens tegen de wet in geplaatst. De rechter heeft gezegd dat de procedures niet goed zijn verlopen, maar ze staan er wel. De mensen zitten met de schade en krijgen helemaal niets. Ik heb de regering heel vaak gevraagd om voor hen op te komen, maar zij weigert dat. Nu staat de minister hier te zeggen dat ze in Drenthe haar best gaat doen. Ik vind dat echt meten met twee maten.
Minister Kamp:
De heer Madlener herhaalt zichzelf, terwijl hij denk ik heel goed gehoord heeft wat ik gezegd heb, namelijk dat er een regeling is voor planschade. Die is ook van toepassing op Drenthe. De heer Madlener kan boos doen over enkele windmolens die volgens hem in strijd met de regels zouden zijn gebouwd. Ik kan in reactie daarop zeggen dat er duizenden windmolens zijn gebouwd in overeenstemming met de regels. Voor de enkele gevallen waarbij dat niet zo zou zijn, wijs ik op de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur. Als er in strijd met de bouwvoorschriften, met het bestemmingsplan of met verleende vergunningen wordt gebouwd, moet de gemeente daartegen optreden. Zo gaat dat in ons land, in onze rechtsstaat.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb alleen een punt van orde. Ik heb geenszins alleen maar gevraagd om aandacht te hebben voor Drenthe, in afwijking van wat in de rest van Nederland geldt. Overal waar planschade is, moet die op dezelfde wijze vergoed worden. Ik heb de minister gevraagd of hij in het bijzonder nog eens wil bekijken of er in de uitleg van wat die regelingen allemaal inhouden, wellicht nog een deel van de onrust in Drenthe kan worden weggenomen.
De voorzitter:
Waarvan akte, maar ik kreeg niet helemaal mee wat het punt van orde nu was. Het ging niet over de orde. Het was een correctie, vanuit uw oogpunt bezien.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Precies, het was een correctie. Het zat een beetje tussen een persoonlijk feit en een punt van orde in, maar er werd een aantal keren gesuggereerd dat D66, mijn partij, iets zou hebben voorgesteld, waarbij de PVV dat dan verkeerd vertaalde.
De voorzitter:
Dan merk ik dit aan als een persoonlijk feit, waarvan akte.
Minister Kamp:
Ik wil iets zeggen over de kerncentrale Borssele, maar misschien is het beter als ik daar straks naar aanleiding van de vragen op terugkom. Laat ik meteen met de concrete vragen van de woordvoerders beginnen.
Mevrouw Dik-Faber stelde een vraag over het ETS. Dat is het systeem waarmee wij willen bereiken dat CO2 op een juiste manier beprijsd wordt. Het systeem ziet erop toe dat er bij beslissingen op de goede wijze rekening wordt gehouden met de effecten van CO2-emissie. Ik vind het ETS een goed systeem. Het is de goede vertaling van onze gezamenlijke wens om iets te doen aan datgene wat het grote probleem is, namelijk de CO2-uitstoot, en daar ons beleid op te richten. Het is prima om daar dan zo'n prijssysteem voor te gebruiken. Het systeem werkt op dit moment niet goed genoeg, en dat komt omdat er een periode is geweest van economische krimp. Dat betekent dat er meer ruimte was dan wij oorspronkelijk gedacht hebben. Het is wel zo dat wij destijds een bepaald maximum hebben vastgesteld, een maximum dat voortdurend daalt en dat we niet boven dat maximum uit zijn gekomen. Dat is dus wel weer een positief punt. Er is nu in Europa afgesproken dat er een marktstabiliteitsreserve komt, die de overtollige emissierechten waar ik het net over had tijdelijk uit de markt kan halen. We hebben ook afgesproken dat we vanaf 2021 het ETS-plafond, dus het maximum van CO2-uitstoot verder terugdringen. De Nederlandse regering vindt dat dit goede maatregelen zijn. We denken echter ook dat we, behalve dat we die maatregelen een kans geven om te gaan werken, ook nu al moeten bekijken wat er aanvullend nog nodig is om te zorgen dat dat ETS zo snel mogelijk zo goed mogelijk gaat werken. Ik denk dat het nuttig is om dit belangrijke punt nog een keer apart onder de aandacht van de Kamer te brengen en ik zal dat samen met de staatssecretaris van I en M doen. Ik ben dus van plan om op deze materie op korte termijn ook in een brief nader in te gaan.
De voorzitter:
Kunt u daarvoor, bij benadering, een termijn aangeven?
Minister Kamp:
Het is nu de tweede helft van maart. Dat moet uiterlijk in april toch wel gebeuren, denk ik.
De voorzitter:
Ik dank u zeer.
Minister Kamp:
Mevrouw Dik-Faber gaf ook aan dat het bij onze ambitie om resultaten te bereiken op het gebied van duurzame energie en CO2-uitstoot niet moet gaan om een maximale temperatuurstijging van 2°C, maar om een maximale stijging van 1,5°C. Zij vraagt wat de regering daaraan doet. Wat de regering in de eerste plaats doet, is vasthouden aan datgene wat we in Europa met elkaar hebben afgesproken voor de korte termijn, en zorgen dat we dat allemaal gaan realiseren. We weten nu hoe belangrijk dat is. Aan de langetermijndoelstelling voor 2050 om 80% tot 95% minder CO2 uit te stoten, moeten we ook vasthouden. We hebben in het verband van de Europese Unie afgesproken om in 2018 te gaan bekijken wat er voor 2030 misschien nodig is wat betreft de aanscherping van onze ambities en onze maatregelen. Dat zal dus in het jaar 2018 gebeuren. Dan kunnen we kijken wat de maatregelen waar we al toe besloten hebben, opleveren, hoe de economie zich ontwikkelt, hoe het gaat met acties van andere landen en hoe ze in andere delen van de wereld het beleid aanscherpen. Dat zal zich dan weer kunnen vertalen in verdere acties van ons in Europa. Het kabinet zal daar weer een constructieve rol in spelen, omdat ik denk dat Europa wat betreft dit grote mondiale probleem niet achteraan moet lopen, maar een deel van de oplossing moet zijn en een stimulerende rol moet spelen.
Mevrouw Dik-Faber en ook anderen hebben gesproken over biomassa.
De voorzitter:
De minister snijdt nu een nieuw onderwerp aan, maar mevrouw Dik-Faber heeft nog een vraag over een net behandeld onderwerp.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Inderdaad, en die vraag gaat over het ETS. In de Kamer hebben we al vaker met elkaar vastgesteld dat het op de huidige manier niet functioneert. In 2018 wordt gekeken naar aanvullende maatregelen, zo heeft de minister geschetst. Er ligt nu echter al een klimaatakkoord, dat bepaalde doelstellingen bevat, waaronder zo mogelijk een maximale opwarming van 1,5°C. Dan zou het toch heel logisch zijn om de herziening van het ETS zo snel mogelijk te koppelen aan de ambities uit dat klimaatakkoord?
Minister Kamp:
Ik heb niet gezegd dat we tot 2018 wachten. Ik heb net aangegeven dat we al maatregelen genomen hebben. Ik noem de ingebouwde reserve en het verder verlagen van het plafond. Er zijn dus al maatregelen genomen. We zullen ook nagaan wat ter voorbereiding van 2018 de mogelijkheden zijn om eventueel verder te gaan. Het ETS met dat afnemende maximum en de reserve die we ingebouwd hebben, is volgens mij het goede systeem. Dat zal wel aanscherping nodig hebben, zeker in relatie tot het klimaatakkoord van Parijs. Als wij gaan spreken over de manier waarop wij op de langere termijn, naar aanleiding van het klimaatakkoord in Parijs, ons beleid moeten gaan aanscherpen, denk ik dat de aanscherping van het ETS daarvan een belangrijk onderdeel zal zijn. Het verband dat mevrouw Dik-Faber ziet tussen ETS en Parijs is een logisch verband.
De voorzitter:
Mevrouw Dik, misschien kunt u daar in de tweede termijn op doorgaan? Of hebt u nu een dringende vraag?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb toch nog een aanvullende vraag. De debatten over herziening van het ETS-systeem verlopen best heel moeizaam in Europa. Kan de minister zich voorstellen dat hij hierin samenwerkt met de omringende landen, mocht het Europese traject te stroef verlopen? Het gaat erom dat wij dan toch gaan kijken naar zaken als een minimumprijs voor CO2, zoals Engeland heeft gedaan.
Minister Kamp:
Dit soort dingen kun je alleen maar internationaal oplossen. Dit moet op mondiaal en Europees niveau gebeuren. Als je dingen binnen de Benelux of in Nederland gaat doen, breng je jezelf in de problemen, terwijl het via het waterbedeffect elders toch niet tot resultaten leidt. Het is veel beter om het internationaal te doen. Wij hebben een positieve rol gespeeld in het verband van COP21 en wij spelen die positieve rol ook in Europa, zowel met betrekking tot de Europese doelstellingen voor CO2-uitstoot en duurzame energie als wat betreft de Europese doelstelling om het ETS-systeem beter te laten functioneren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het is jammer om te horen dat minister Kamp de ingevoerde bodemprijs in het ETS-systeem in Engeland afkeurt. Ik heb twee specifieke vragen gesteld op terreinen die de minister behandeld heeft. Ik weet niet zeker of ik nu moet wachten tot de beantwoording van mijn individuele vragen of dat ik daar nu op moet ingaan. Het gaat over Shell en Tata Steel wat betreft ETS. Wat wind op land betreft zijn er moties ingediend vanaf 2011 met een heleboel versnellingsideeën. Komt de minister daar nog op terug of moet ik er nu over doorvragen?
De voorzitter:
Toen de minister zijn beantwoording begon — maar toen was u nog niet aanwezig — heeft hij gezegd dat hij enkele vragen zou meenemen bij de beantwoording van eventuele vragen van andere leden. Misschien kunt u daar even op wachten.
Minister Kamp:
Ik kom er zeker nog op terug bij mevrouw Van Tongeren.
De voorzitter:
Hij heeft het aan het begin van de beantwoording gezegd, maar toen was u nog niet in de zaal.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wil dat even rechtzetten. Ik was in de wandelgangen en ik heb wel degelijk gehoord dat de minister dit gezegd heeft. Ik debatteer vaak met deze minister. Soms krijg je het antwoord in het algemene blokje en soms bij de beantwoording van de individuele vragen. Bij deze twee punten wil ik dat specifiek checken. Ik heb daar nu het antwoord op.
Minister Kamp:
Mevrouw Dik heeft ook gesproken over alternatieven voor biomassa. We moeten ons goed realiseren wat we met biomassa aan het doen zijn. Wij hebben dus de langetermijndoelstellingen voor de CO2-uitstootreductie en voor duurzame energie, maar we hebben ook gezegd dat we op de korte termijn resultaten moeten bereiken. Iedere keer zegt de Kamer weer — de heer Vos zei het nu weer — dat er iemand op bezoek is geweest met een lijstje waarop staat dat Nederland het niet goed genoeg deed wat betreft duurzame energie. Dat horen we van verschillende kanten, maar we hebben ook met elkaar afgesproken dat we dit wel gaan doen. We gaan dus in 2020 resultaten bereiken. We hebben ook vastgelegd hoe we die kunnen bereiken. Ik doe het maximale voor wind op land. Als een van de Kamerleden denkt dat ik in 2020 meer windmolens op land kan realiseren dan 6.000 MW, laat die mij het even vertellen. Voor wind op zee hebben we de zaak heel fors onder druk gezet door in een periode van vijf jaar vijf grote windparken op gang te zetten. Twee daarvan draaien al; misschien drie in het jaar 2020 en de andere draaien in het jaar 2023. Ook bij geothermie en zonne-energie halen we eruit wat maximaal mogelijk is, maar om de 14% te halen, heb ik ook de bij- en meestook van biomassa nodig. Wat mij betreft gaan we dat ook doen, want ik wil die 14% halen.
We hebben gezegd dat we biomassa op een verantwoorde manier moeten gebruiken. We hebben dus duurzaamheidscriteria vastgesteld, die de scherpste ter wereld zijn. We hebben ook een controlesysteem op de criteria vastgesteld, wat volgens mij het beste controlesysteem ter wereld is. Daarmee hebben we dat op een verantwoorde manier gedaan. Ik denk niet dat we er daarmee zijn. Ik denk wel dat we op die manier een stroom van biomassa naar Nederland op gang krijgen. Het is nu de uitdaging om ervoor te zorgen dat we beter gebruik gaan maken van die biomassa. Daar zijn we ook mee bezig. Er worden ook allerlei initiatieven op dit punt ondersteund. Bij het project waar mevrouw Van Veldhoven is gaan kijken, wordt biomassa geroosterd zonder zuurstof. De producten die daaruit komen kunnen weer heel goed gebruikt worden. Dat is ook een project dat wij ondersteunen. Er is ook een grote fabriek in Borculo van FrieslandCampina, die helemaal op pyrolyseolie draait; dat is olie afkomstig uit biomassa. Die financieren wij ook via de SDE+-regeling. Wij zijn dus op een heel breed front bezig om ervoor te zorgen dat we beter gebruikmaken van biomassa. Ik ben daar ook over in gesprek met de chemische industrie. Ik denk dat het nuttig is — mevrouw Van Veldhoven, mevrouw Dik-Faber en anderen zijn daar vaker over begonnen — om, zodra ik daar wat verder mee ben, in de loop van dit jaar met de chemische industrie en met de verschillende innovaties die gaande zijn, te bekijken wat nou een realistisch ambitieniveau en een realistisch tijdspad zou kunnen zijn om via cascadering beter gebruik te maken van biomassa dan op dit moment gebeurt. Dat houdt niet in dat ik die 25 PJ voor 2020 los moet laten. Als ik dat doe, laat ik ook de 14%-doelstelling los. De Kamer weet dat ik daar niet toe bereid ben.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik herken mij zeer in het laatste punt van de minister. Ik was laatst op bezoek bij een bedrijf dat precies ditzelfde naar voren bracht. Door alle subsidie op biomassa kunnen zij niet meer goed concurreren. Zij vroegen of we daarmee mee willen stoppen.
Ik wil terugkomen op een ander punt dat de minister heeft gemaakt. Dit is mijn eerste interruptie. De minister heeft gezegd dat Andrew Steer hier gisteren was en dat Steer vertelde dat het niet goed gaat in Nederland. Maar ik probeerde in mijn eerste termijn het tegenovergestelde in te brengen: het gaat hartstikke goed in Nederland. We gaan de komende paar jaar zes of zeven landen voorbij op het gebied van duurzame energie. Ik heb gezegd dat de minister die hier in 2020 zit en daar de complimenten voor zal krijgen, de vruchten plukt van het harde werk dat hier nu is gedaan. Dat wilde ik graag even rechtzetten.
De voorzitter:
Daar hoeft de minister niet op te reageren.
Minister Kamp:
Nee, ik ben de heer Vos erkentelijk.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben heel blij met de toezegging van de minister om nog dit jaar te komen met een plan met wat meer handen en voeten over cascadering. We weten dat we die doelstelling delen. Is de minister bereid om ook die 25 PJ in de denkrichtingen te betrekken? Ik vraag hem niet om nu al een uitspraak te doen of hij het zo gaat implementeren, maar om ook die 25 PJ erbij te betrekken. Het gaat om 4 miljard. Het zou heel mooi zijn als we daarmee wat meer voor de Nederlandse economie zouden kunnen realiseren dan alleen het duurzame-energieaandeel van 14%.
Minister Kamp:
Ik heb die 25 PJ nodig om die 14% te halen. Ik weet wel dat die 14% niet heilig zou moeten zijn, maar ik denk dat we die harde doelstellingen hard nodig hebben om de gewenste voortgang te kunnen realiseren, gezien onze internationale positie, onze ambitie en onze afspraken over duurzame energie. Vanuit die overtuiging ben ik niet bereid om iets te doen dat tot gevolg heeft dat wij die 14% niet halen. Als ik nu toezeg dat ik een deeltje van die 25 PJ ga gebruiken om andere dingen mee te doen en het effect is dat ik die 14% niet haal, dan is dat niet goed. Dat ga ik niet doen. Ik wil allebei doen. Ik wil dus die biomassastroom op gang brengen, ik wil die doelstelling van 14% halen en ik wil die cascadering tot realiteit maken. Ik ben daar druk mee bezig. Ik praat daar ook met de chemische industrie over. De chemische industrie is er zelf in geïnteresseerd. Ik denk dat we met het op gang brengen van die hoogwaardige biomassastroom naar Nederland, die aan alle redelijkerwijs te stellen criteria voldoet en die goed gecontroleerd wordt, de uitgangspositie gecreëerd hebben om op het punt van cascadering vooruitgang te boeken op zo kort mogelijke termijn. Daar zal ik erg mijn best voor doen. Maar ik ga niet knabbelen aan die 25 PJ.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Maar dat vroeg ik de minister ook niet. Ik vroeg of hij bereid was om die 25 PJ te betrekken in de gedachten over cascadering. De minister presenteert dat als een tegenstelling, terwijl ik denk dat die er helemaal niet is. Met die 25 PJ kunnen we ook die cascadering op gang brengen als we het slim inrichten. Is de minister bereid om de vraag hoe die 25 PJ dit mede mogelijk kan maken komend jaar te betrekken bij zijn gedachten en zijn afwegingen?
Minister Kamp:
Doen we dat niet? Als de stroom biomassa die aan de duurzaamheidseisen voldoet en die goed gecontroleerd is, op gang is gebracht en we zetten die in voor de bij- en meestook vanwege de ambitie van 14% in 2020, kunnen we die ook gebruiken voor een ander doel. Je kunt dan steeds meer gebruiken voor een ander doel, dat hoogwaardiger is dan het rechtstreeks in kolencentrales bijstoken. Het is ook nog denkbaar dat je een restproduct overhoudt dat je toch kunt bij- en meestoken als je het op een andere manier gebruikt. Als mevrouw Van Veldhoven bedoelt dat ik verstandige relaties moet blijven leggen en moet zoeken tussen onze ambitie over 25 PJ biomassa en onze ambitie over cascadering, dan ben ik daar in algemene zin zeker toe bereid.
De heer Smaling (SP):
Ik wil toch de vraag aan de orde stellen hoeveel van die 25 PJ duurzaam is. De KNAW heeft een heel handige samenvatting van twee pagina's gemaakt met een analyse van de duurzaamheid met inachtneming van het feit dat je bos in Noord-Amerika moet kappen en dat de aangroeisnelheid daarvan veel lager is dan wat je hier verstookt. De uitstoot van hout is hoog in vergelijking met kolen en olie. De energetische waarde van verse biomassa is laag. Wat is er nu eigenlijk duurzaam aan die 25 PJ? Hebben wij wel voldoende mensen met kennis van plantaardige productie geraadpleegd voordat wij hier überhaupt mee aan de gang gingen? Ik vraag dat ook gezien de enorme hoeveelheid subsidie die gemoeid is met dit onderdeel van het akkoord.
Minister Kamp:
Zelfs als ik geen duurzaamheidscriteria had gesteld en zelfs als ik geen controlesysteem zou hebben opgezet, dan zou ik met die biomassa nog voldoen aan de eisen die de Europese Commissie heeft gesteld in haar richtlijn. De Commissie zegt dat het bij- en meestoken van biomassa duurzame energie is. Wij gaan echter een stap verder. Wij hebben de natuur- en milieuorganisaties en de sector bij elkaar gehaald. Zij hebben met elkaar onderhandeld en daar is uitgekomen dat in Nederland bij mijn weten de meest stringente criteria voor biomassa ter wereld van toepassing zijn. Vervolgens hebben wij bekeken wat het beste controlesysteem is dat wij daarop kunnen loslaten. Daar zijn wij het over eens geworden, maar wij hebben gezien dat het beste systeem nog niet onmiddellijk helemaal kon worden ingezet. Dat is gewoon technisch niet mogelijk. Dus daar hebben wij een groeipad voor afgesproken. In een aantal jaren gaan wij toe naar het beste controlesysteem. Als je de meest stringente criteria met het beste controlesysteem hebt, dan denk ik dat ik gedaan heb wat ik redelijkerwijs kan doen.
De heer Smaling (SP):
Past het werk van van de KNAW dan gewoon niet in het plaatje? Of denkt de minister: er hebben voldoende mensen naar gekeken, dit voegt niks toe? Het zijn niet de eersten de besten die dit hebben opgesteld. Het is niet een of ander bierclubje of zo dat dit pamflet op een achternamiddag heeft geschreven. Nee, er zit gewoon heel veel kennis van een hoog aangeschreven universiteit achter. Ik zou verwachten dat de minister er meer mee doet dan waar hij nu blijk van geeft.
Minister Kamp:
Ja, maar ik moet ook verder. Ik kan niet voortdurend dingen opnieuw ter discussie gaan stellen. Dat biomassa duurzaam is voor de doelstellingen voor 2020-2023 staat vast. Dat heb ik handen en voeten gegeven met die criteria en met dat controlesysteem. En dan moet ik ook weer verder. Dan moet er geïnvesteerd worden, dan moeten resultaten bereikt worden. Ik vind het prima als mensen artikelen schrijven en inzichten hebben, ik wil daar ook best naar kijken — er zal ook wel naar gekeken zijn — maar als er de gedachte achter zit dat het bijstoken van biomassa niet deugt, dat wij daarmee moeten ophouden, dat wij kolencentrales moeten sluiten en dat het dan allemaal goed komt, dan is dat een wat andere invalshoek dan ik gekozen heb.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De minister heeft zich ook wel eens laten ontvallen dat biomassabijstook ook in zijn ogen niet de ideale manier is om de afgesproken doelstellingen te halen. Hij wordt daarbij geholpen door de dg klimaat van de Europese Commissie, want die heeft gezegd dat de Nederlandse subsidies voor biomassabijstook waanzinnig hoog zijn. Dat is niet heel diplomatiek uitgedrukt, maar het raakt wel de kern. Heeft de minister naar aanleiding van die uitspraak bekeken of er wijzigingen mogelijk zijn? We werken nu met een miljardensubsidie, maar er zijn ook andere modellen denkbaar, bijvoorbeeld een bijstookverplichting.
Minister Kamp:
De Europese Commissie heeft in een richtlijn vastgelegd wat de landen in Europa in het jaar 2020 bereikt moeten hebben op het punt van duurzame energie. De Europese Commissie, waar deze mijnheer dg klimaat ook voor werkt, heeft gezegd dat kernenergie daar niet bij hoort. Daar kun je vraagtekens bij plaatsen en ik begrijp dat de heer Geurts en de heer Madlener dat ook geneigd zijn te doen. Ik zou dat zelf ook kunnen doen, maar goed: er is vastgesteld dat kernenergie daar niet bij hoort. Er is verder vastgesteld dat biomassa er wel bij hoort. Vervolgens hebben we een systeem opgezet dat ervoor zorgt dat biomassa, nu dat er eenmaal bij hoort, ook wordt benut. Dat is ons SDE+-systeem.
Diezelfde Europese Commissie zegt dat het SDE+-systeem het beste systeem is en houdt dat systeem andere landen als voorbeeld voor. Wij laten verschillende vormen van energie concurreren op prijs en vervolgens doen wij voor de energievorm met de laagst mogelijke prijs subsidietoezeggingen. Dat geldt ook voor biomassa en het is dus niet zo dat er met geld gestrooid wordt. Integendeel, er worden kosten gemaakt om duurzame elektriciteit op te wekken en vervolgens wordt het verschil tussen de prijs van die elektriciteit en de prijs van de fossiele elektriciteit gesubsidieerd. Dat is het systeem en het is mij echt een raadsel hoe je dat waanzinnig kunt noemen. Laat ik van mijn kant maar geen sterke bewoordingen gebruiken.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het waren de woorden van de dg klimaat. Ik hoor wat de minister zegt, maar tegelijkertijd vind ik het echt onvoorstelbaar dat we biomassabijstook met 3 tot 4 miljard subsidiëren. Mijn vraag blijft of er geen andere mogelijkheden zijn om de kolencentrales ertoe te bewegen hun biomasssabijstook op orde te brengen. Ik denk dan dus bijvoorbeeld aan een bijstookverplichting. We werken dan niet met een subsidie maar met een verplichting en ik snap dat de kolencentrales daardoor wellicht wat minder concurrerend worden. Maar goed, nu staan onze relatief schone gascentrales wel uit. Het zou dus wellicht een dubbel doel kunnen dienen en daarmee zouden we weer de doelstellingen voor CO2-reductie sneller dichterbij kunnen brengen.
Minister Kamp:
Was de ChristenUnie niet een van de partijen die vinden dat alle kolencentrales moeten worden gesloten? Als de kolencentrales allemaal dicht zijn, hoe kun je ze dan verplichten om biomassa bij te stoken? Dat kan toch niet? Het is dus niet consequent wat u doet.
Ik vind uw opstelling ook niet constructief. U spreekt iedere keer over die biomassa. Als u vindt dat die biomassa niet bij- en meegestookt mag worden, moet u een motie indienen. U dient iedere keer vijf moties in en dien dan nu gewoon een motie in waarin u uitspreekt dat die 14% voor het jaar 2020 verlaagd moet worden naar 12,8%. Die biomassa is goed voor 1,2% en als u daar een streep doorheen wilt halen, leg dat dan aan de Kamer voor. We zullen dan zien wat de Kamer ervan vindt. Ik kan u nu al aangeven dat ik die motie zal ontraden. Ik vind dat we ons namelijk aan onze afspraken moeten houden. Ik wil me aan het regeerakkoord houden. Ik wil me aan het energieakkoord houden. Ik wil me aan de Europese richtlijn houden. Ik wil me aan de COP21 houden. Ik wil mij aan het Urgendavonnis houden, zolang daarover nog geen uitspraak in hoger beroep is gedaan. Ik ga zo'n motie van u ontraden!
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, ik word hier toch wel een beetje uitgedaagd.
De voorzitter:
Nee, u wordt heel erg uitgedaagd!
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Zeker.
Ik heb van het begin af aan namens de ChristenUnie gezegd dat de subsidie voor biomassabijstook absoluut niet de schoonheidsprijs verdient en dat wij bereid zijn om een lagere doelstelling te accepteren als die subsidie eraf gaat. Het gaat namelijk om miljarden en ik vind dat we die beter kunnen steken in echt schone energie en echt innovatieve technieken. De ChristenUnie is dus wel degelijk bereid om die keuze te maken, hoezeer mij dat ook verdriet. Ik wil inderdaad zo snel mogelijk af van die kolencentrales. Dat heeft de minister uitstekend opgemerkt, maar met de SDE+ moeten we ook heel erg voorzichtig zijn dat we niet jarenlang vast komen te zitten aan een kolencentrale, omdat we een jarenlange subsidieverplichting zijn aangegaan. Hetzelfde geldt voor een meestookverplichting. Als dat mijn pleidooi is, natuurlijk, maar dat moet dan beperkt zijn in de tijd, want ik wil niet dat welke verplichting of subsidie dan ook ertoe zal leiden dat een kolencentrale langer openblijft dan nodig is. Dat nog even ter toelichting. Dank u wel, voorzitter, voor de gelegenheid.
Minister Kamp:
Het ene moment ervoor pleiten om zo gauw mogelijk alle kolencentrales dicht te doen, en het andere moment ervoor pleiten om ze een bij- en meestookverplichting op te leggen, is niet consequent. Het ene moment zeggen dat het energieakkoord goed is en nageleefd moet worden, en het andere moment zeggen dat 12,8% in het jaar 2020 ook wel kan, is ook niet consequent. Ik probeer consequent te zijn, door, als u met zo'n motie zou komen, die motie te ontraden. Stel de heer Smaling komt met een motie waarin hij zegt dat er een streep moet door het windpark in Drenthe en dat er een streep moet door het windpark in Groningen. Ik weet niet precies om hoeveel procent dat gaat, maar stel dat het om 0,4% is, dan kan er van die 12,8% ook nog eens 0,4% af en zit je nog wat lager. Ik wil dat dus niet! Ik weet dat er op allerlei punten problemen zijn en dat het op allerlei punten wringt en moeilijk is, maar de doelstelling die we gesteld hebben, is een belangrijke doelstelling. We moeten de overgang naar duurzame energie maken en dat moet op een verantwoorde manier gebeuren. Daar werk ik hard aan, maar ik wil die doelstelling vasthouden, omdat ik overtuigd ben dat dat noodzakelijk is voor de wereld.
De voorzitter:
Daar komen enkele woordvoerders in tweede termijn ongetwijfeld op terug.
De heer Madlener (PVV):
Wat een bizar debat is dit toch! Er wordt een doelstelling afgesproken, die dan leidt tot heel perverse zaken zoals Nederland volbouwen met windmolens en de belastingen met miljarden verhogen. En dat om wat te doen met dat geld? Om er bomen en bos mee te kappen in Canada. Ik wil dat de mensen die naar dit debat kijken, heel goed begrijpen waar het over gaat. SDE+ zegt de mensen niet veel, maar wat de minister van plan is, is om 3 à 4 miljard euro belastinggeld dat hij van de burgers afpakt, te gebruiken om in andere landen bos te gaan kappen, om zogenaamd de milieudoelstellingen te halen. Het is te gek voor woorden. Ik wil graag dat de minister antwoord geeft op de vraag hoeveel bos daarvoor wordt gekapt. Is dat een gebied zo groot als de provincie Utrecht of zo? Hoe moet ik mij dat voorstellen? Hoeveel bomen, hoeveel bos moet er verdwijnen dankzij deze miljardensubsidie?
Minister Kamp:
Ik heb altijd moeite met de manier waarop de vragen van mijnheer Madlener en zijn partijgenoten over duurzame energie zijn opgebouwd, omdat zij beginnen met zulke ridicule inleidingen. Hij noemt het een bizarre zaak dat er windmolens gebouwd worden. Ik zou tegen de heer Madlener willen zeggen: kijk eens rond in de wereld. Kijk eens in China; daar bouwen ze windmolens. Kijk eens in Amerika; daar bouwen ze windmolens, net zoals in Duitsland, in Denemarken, in Engeland, in België, in Nederland. Overal bouwen we windmolens, omdat we denken dat windmolens voor de korte termijn belangrijk zijn om de overgang naar duurzame energie te kunnen maken. We denken dat die overgang naar duurzame energie noodzakelijk is. Daarom doen we dat. Dat is niet bizar. Wat bizar is, is dat u het bizar noemt, mijnheer Madlener, zeg ik via u, meneer de voorzitter.
Dan wat betreft het kappen van bos. Het is niet zo dat wij zitten te zoeken of er nog ergens bos gekapt kan worden voor biomassa. Het is zo dat bomen gekapt worden en dat het hout gebruikt wordt, en dat daarbij een afvalproduct van hout overblijft. Dat kun je dan gebruiken. Het is ook zo dat er productiebos bestaat dat je voor dat doel zou kunnen gebruiken. Wat je wel en wat je niet voor dat doel kunt gebruiken, daar zijn duurzaamheidscriteria voor. Op die duurzaamheidscriteria en de controle daarop ben ik net al uitgebreid ingegaan.
De heer Madlener (PVV):
Het zijn allemaal praatjes die nergens over gaan. Het is gewoon een feit dat als je voor 3,5 miljard biomassa wilt kopen in de wereld, dat daar dan bomen voor gekapt gaan worden, en niet zo weinig ook. Ik wil graag dat de minister vertelt hoeveel dat ongeveer is, zodat de mensen in het land weten dat de belasting waarmee deze minister de mensen opzadelt, besteed wordt aan bomenkap in Canada. Ik wil dat iedere burger weet waar de VVD en deze regering hier mee bezig zijn. Ik vraag het dus nogmaals. Bent u bereid om duidelijk te maken hoeveel bomen er verdwijnen in de kolencentrales in Nederland?
Minister Kamp:
Dit soort verhalen heb ik gisteren in de Eerste Kamer gehoord van de PVV en nu hoor ik ze weer. Ik denk dat de mensen in het land heel goed doorhebben waarover wij spreken. Waarover wij spreken is dat 195 landen in de wereld zich druk maken om de risico's van klimaatverandering. Deze wordt veroorzaakt door de CO2-emissie, emissie van broeikasgassen. Daartegen moeten maatregelen worden genomen. Wij hebben bekeken welke soort maatregelen dat kunnen zijn en daarover hebben wij afspraken gemaakt. Nederland is bezig om die afspraken uit te voeren.
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter, ik heb een punt van orde. U wilt ook dat er antwoorden op vragen worden gegeven. Ik heb een concrete vraag gesteld en ik krijg geen antwoord van de minister. Ik waardeer de minister om zijn antwoorden maar in dit geval wil ik gewoon echt concreet weten wat het betekent voor de Nederlander en wat er met zijn belastingcenten gebeurt. Ik heb een duidelijke vraag gesteld: hoeveel bomen, of hoeveel bosareaal, gaat er gekapt worden met de 4 miljard belastingverhoging? Het lijkt me toch heel reëel dat de minister op die vraag antwoord geeft, of dit in ieder geval wil uitzoeken.
De voorzitter:
U spreekt mij aan en u krijgt dus ook van mij antwoord. U hebt het recht om hier allerlei vragen te stellen. Mijn mening is dat u, als u antwoorden wilt hebben, wel iets beleefder tegen onze gast hier in huis mag zijn. Als u zegt dat het "praatjes voor de vaak" zijn, vind ik dat geen prettige manier van debatteren. Maar ik kan u niet verbieden om het op die manier te doen.
De heer Madlener (PVV):
Mag ik hier bezwaar tegen maken? Ik vind dat ik op zeer correcte wijze een vraag stel. Wat is er mis mee dat ik iets "praatjes voor de vaak" noem? Kan ik hier dan helemaal niets meer zeggen? Ik vind dat zeer normaal taalgebruik. Ik sta hier niemand uit te schelden. Ik heb een vraag en die wordt tot twee keer toe niet beantwoord. Ik vraag u als voorzitter om op te treden, want ik weet dat u eraan hecht dat vragen van de Kamer worden beantwoord. Het gaat niet om niks, het gaat om 4 miljard aan belastingverhoging, waarmee bos gekapt wordt in Canada. Ik vind dat bizar en ik vraag daarop gewoon een helder en concreet antwoord, zodat de Nederlandse belastingbetaler weet wat deze regering met zijn belastingcenten doet.
De voorzitter:
Zeker. Ik liet dat ook gaan, maar vervolgens sprak u mij aan en vroeg u mij om ergens iets van te vinden. Dat vertelde ik vervolgens. Ik vraag de minister om de concrete vraag van de heer Madlener te beantwoorden. Ga uw gang.
Minister Kamp:
Ik weet niet wat de heer Madlener nu van mij verwacht. Verwacht hij van mij dat ik zeg dat het om 435.000 hectare gaat? Dat kan ik niet zeggen. Wat ik wel kan zeggen, is dit. Wanneer wij over biomassa spreken, spreken wij over hout van bomen die worden gekapt en waarvan de planken, het hout, gebruikt worden. Van die bomen is er ook afvalhout. Dat afvalhout kun je een goede bestemming geven. Het wordt gepelleteerd en vervolgens worden de pellets naar Europa gebracht, waar ze worden gebruikt. Daarnaast heb je productiebossen, snel groeiende bossen, die er speciaal voor dit doel zijn. Die bomen groeien, halen CO2 uit de lucht, binden die en vervolgens wordt de CO2 weer in de lucht gebracht wanneer die wordt bij- en meegestookt in kolencentrales. Dat is beter voor het milieu dan als je de kolen uit de grond haalt en die vervolgens gaat verbranden, want dan krijg je extra CO2 in de lucht. Met de biomassa krijg je CO2 in de lucht die je er eerst uit hebt gehaald. Om te beoordelen of dat verantwoord is of niet, hebben wij de duurzaamheidscriteria. Dat zijn de scherpste ter wereld, en die passen wij toe. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Madlener.
De voorzitter:
Mijnheer Madlener, ten laatste.
De heer Madlener (PVV):
U hebt mijn verhaal gehoord en ik denk dat iedereen dat gehoord heeft. Ik wil gewoon het volgende weten. Als je voor 4 miljard aan biomassa koopt in de wereld, hoeveel bomen zullen er dan verdwijnen in de Nederlandse centrales? Dat is toch een heel concrete vraag?
Minister Kamp:
Ik ga niet voor de derde keer een vraag beantwoorden. Ik heb twee keer het antwoord gegeven. Als de heer Madlener het antwoord nog een keer tot zich wil nemen, kan hij gewoon lezen wat ik de eerste en de tweede keer heb gezegd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik was blij met dit verzameldebat en de wat optimistische toon en de technische vragen. Ik vind het jammer dat we nu aan meerdere kanten blijkbaar toch wat getergd raken. Ik wil toch even doorgaan op het punt dat de ChristenUnie heeft gemaakt en waarop de minister naar mijn indruk op een licht getergde manier reageerde. Dat ken ik niet zo van deze minister, want hij blijft meestal heel inhoudelijk. Er is een mogelijkheid om biomassa gebruiken. Dat is Europees toegezegd. Europa heeft echter nooit gezegd dat wij dat in groten getale moeten doen. Zowel de ChristenUnie als GroenLinks heeft, daarvan ook direct een punt gemaakt toen het energieakkoord gesloten is. Wij hebben toen gezegd dat wij veel liever een systeemverandering willen. Ik heb eerder ook het punt van de lock-in genoemd. Als je eenmaal een windmolen hebt staan, kun je er alleen maar schone energie mee opwekken. Als je echter een kolencentrale ietsje minder vuil maakt door het opstoken van bomen, is die centrale weer vuil du moment dat de subsidie er niet meer is. Het is dus een bewuste keuze geweest in het energieakkoord om zo'n groot stuk weg te zetten voor biomassa. Ik zou graag van de minister horen dat het gewoon een keuze is van dit kabinet om dat in het energieakkoord te doen en dat het niet de enige weg is om te komen tot schonere energie in Nederland.
Minister Kamp:
Ik ben vanaf het begin bij dit proces betrokken geweest. In de fracties van PvdA en VVD is bij de totstandkoming van het kabinet onderhandeld over de vraag wat de ambities voor duurzame energie zouden moeten zijn. Vervolgens is er ook gesproken over de vraag wat we onder "duurzame energie" moeten laten vallen. We hebben er natuurlijk voor gekozen om te gaan gebruiken wat de Europese Commissie daarover heeft vastgelegd in een richtlijn. Vervolgens werd ik ook de minister die dat allemaal moest gaan uitvoeren. Ik ben dus vanaf het begin bezig geweest om te bekijken hoe ik de doelstelling van 16% in het jaar 2020 zou kunnen realiseren. Ik kreeg dat niet voor elkaar. Ik heb het met het hele veld besproken. Met alle betrokken partijen hebben we gezegd: dan moet het maar in 2023, maar dan moeten we in 2020 wel 14% halen.
Ik heb op alle onderdelen die kunnen bijdragen aan het bereiken van de ambitie van 14% in 2020 voor duurzame energie het maximale eruit gehaald. Wat wij doen met wind op zee, in vijf jaar tijd vijf keer 700 MW extra realiseren, is echt spectaculair. Voor wat wij doen aan wind op land, weten de leden hoe lastig het ligt in het land om dat voor elkaar te krijgen. Ik heb biomassa echt nodig. Als ik de 25 PJ die ik maximaal mag inzetten volgens het energieakkoord niet gebruik, haal ik die 14% niet.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
GroenLinks begrijpt dat. Maar het is een opsomming van keuzes die bewust gemaakt zijn door dit kabinet; andere partijen hebben er een andere opvatting over. Die hebben zij ook vanaf het begin geuit. GroenLinks is een van die partijen en als ik mij het goed herinner, was de ChristenUnie dat ook. Direct bij het sluiten van het energieakkoord hebben wij gezegd dat het een uitruil met de kolensector is: de kolenbelasting gaat eraf en er komt een subsidie voor de kolencentrales, en dan gaan er in Nederland nieuwe centrales open. Het is dus een keuze; het is niet de enige mogelijkheid om aan schone energie te komen. Dat is het enige punt wat ik in deze interruptie graag wil vaststellen: het is een keuze van de regering. De minister regeert en GroenLinks regeert niet, maar er zijn andere keuzes mogelijk. Daarom is het ook niet onterecht dat partijen zeggen: had een andere keuze gemaakt, dan hadden we nu niet 4 miljard hoeven bijstoken in die kolencentrales. Dat is het enige punt dat ik wil vaststellen in deze interruptie.
Minister Kamp:
Ik vind niet dat mevrouw Van Tongeren als woordvoerder van GroenLinks mooi weer speelt; ik vind dat GroenLinks zowel hier in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer mij steunt in mijn ambitie om de gemaakte afspraken na te komen. Maar zeggen dat je vindt dat de doelstelling gehaald moet worden verdraagt zich niet met zeggen dat je vindt dat de biomassamogelijkheid niet benut moet worden. Je kunt niet het een realiseren als je het ander niet wilt. Ik kan ook best mooie verhalen houden — dat bedoel ik zeker niet negatief naar mevrouw Van Tongeren of naar andere woordvoerders toe — waarom je niet voor de biomassamogelijkheid zou moeten kiezen. Maar ik heb de overtuiging dat ik nog veel mooiere verhalen kan houden over het realiseren van de doelstellingen die we met elkaar hebben afgesproken.
We hebben die windmolens nodig en we hebben biomassa nodig. Er komen andere ontwikkelingen in de techniek en op een gegeven moment zullen windmolens misschien niet meer nodig zijn en zal biomassa misschien op een veel betere manier gebruikt kunnen worden. Maar voor de korte termijn heb ik ze nodig. U kunt niet aan de ene kant tegen mij zeggen "laat de bij- en meestook van biomassa los" en aan de andere kant tegen mij zeggen "realiseer die 14%". Dat kan niet.
De voorzitter:
Voordat ik de heer Wassenberg voor het eerst het woord geef voor een interruptie, kijk ik even naar de klok, de leden en de minister. We hebben nog een flink stuk van de beantwoording te gaan, is mijn indruk, en …
Minister Kamp:
Voorzitter, ik ben met de eerste woordvoerder bezig, maar …
De voorzitter:
Precies. Ik verwijt u niets, want u hebt nu netto 22 minuten gesproken, terwijl u al 1 uur en 15 minuten aan het woord bent. Ik vraag de leden echter om zich vanaf nu enigszins te beperken. Dat geldt niet voor de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren, want die heeft nog niets gevraagd. Ga uw gang.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik wil even inhaken op het gedeelte over biomassa. De starheid van de minister verbaast mij een beetje. Er zijn grote vraagtekens te stellen bij het bijstoken van biomassa. De minister wijst op het energieakkoord. Daarover was de Partij voor de Dieren ook heel kritisch, maar de minister doet alsof het energieakkoord een natuurwet is waaraan niet getornd kan worden in plaats van een afspraak tussen een aantal partijen. Natuurlijk kan er aan het energieakkoord getornd worden! Als je kritisch bent en stopt met het bijstoken van biomassa, als je daar niet langer miljarden in stopt, betekent dat niet dat de bodem onder duurzame energie vandaan valt. Dan betekent dat dat je andere keuzes kunt maken, dat je meer kunt inzetten op zon en wind. Kan de minister reageren op de stelling dat het niet om een natuurwet gaat, maar om een keuze?
Minister Kamp:
Ik hoop het ooit nog zover te brengen dat de heer Wassenberg niet zegt dat het starheid van mijn kant is, maar vastberadenheid. Ik ben vastberaden om de gemaakte afspraken ook uitgevoerd te krijgen. Ik verkeer in een positie waarin ik daaraan in belangrijke mate kan bijdragen. Ik vind dat ik dat moet doen. Die afspraak van 14% voor 2020 is geen natuurwet, maar het is wel een cruciale afspraak waaraan ik mij vast moet houden. Ik vind dat ik alle mogelijkheden om die 14% gerealiseerd te krijgen, moet benutten. Ik doe het maximale voor wind op land en wind op zee wat ik tussen nu en 2020 kan doen. Ik doe ook het maximale voor geothermie, zonne-energie, mestvergisting en biomassa. Ik heb ze allemaal nodig om die 14% te halen. Ik hoop dat dat lukt. Ik kan daar geen garantie voor geven. De enige garantie die ik kan geven, is dat ik daarvoor mijn uiterste best zal doen en dat ik vastberaden zal zijn.
De heer Wassenberg (PvdD):
Aan de intenties van de minister twijfel ik ook niet, maar de minister noemt zelf al het voorbeeld van mestvergisting. Het is toch de moeite waard om te bekijken of je het geld dat wordt gestoken in die vervuilende technieken die nu worden verkocht onder het mom van duurzaam, kunt investeren in echt duurzame technieken? Je kunt toch op zijn minst proberen om creatief te zijn en bekijken wat er verder mogelijk is? Het gaat om miljarden. Daarvan kun je heel wat zonnepanelen aanschaffen. Je kunt daarvan de techniek verbeteren en je kunt er windmolenparken van opzetten. Kan de minister daarop reageren?
Minister Kamp:
De heer Wassenberg noemde het voorbeeld van mestvergisting. Ik kan hem verzekeren dat ik zeer intensief bezig ben met mestvergisting. Ik probeer alle betrokken partijen daarvoor enthousiast te maken. Dat lukt ook. De grootste industriële bedrijven zijn gemotiveerd en doen hun best daarvoor. Wij ontwikkelen samen plannen voor mestvergisting. Hetzelfde doe ik voor alle andere onderdelen. De heer Wassenberg heeft het over innovatie; wij zijn voortdurend innovatie aan het stimuleren! Of het nou gaat om getijdenindustrie, om allerlei varianten waarbij wij biomassa beter benutten, of om nieuwe technieken die nu nog niet veel voorstellen maar waar in de toekomst mogelijk iets uit kan komen, ik ben dit met overtuiging aan het doen. Ik begrijp dat de keuzes die wij nu maken, op langere termijn kunnen worden vervangen door betere, maar zolang die betere keuzes er niet zijn, niet betaalbaar zijn of niet op voldoende grote schaal kunnen worden toegepast, moet ik mij bedienen van de technieken die nu beschikbaar zijn.
De voorzitter:
Mijnheer Wassenberg, alleen als het geen herhaling van zetten wordt.
De heer Wassenberg (PvdD):
Geen herhaling van zetten, maar een kleine correctie. De minister begrijpt mij verkeerd of wil mij verkeerd begrijpen. Ik noemde mestvergisting juist als zo'n beetje de minst duurzame manier om energie op te wekken. Daarmee proberen wij namelijk een probleem op te lossen dat er helemaal niet had moeten zijn. Wij moeten niet naar het verbranden of vergisten van mest, maar naar het terugbrengen van de mesthoeveelheid.
Minister Kamp:
Ik kan de heer Wassenberg verzekeren dat ik vastberaden ben om hem goed te begrijpen.
De voorzitter:
Oké. De minister vervolgt zijn betoog. Ik stel de Kamer voor dat wij daar even naar gaan luisteren en wat interrupties gaan opsparen. Ga uw gang.
Minister Kamp:
Mevrouw Dik-Faber vroeg om een update over de nul-op-de-meterwoningen. Wij zijn als kabinet met kracht bezig met die nul-op-de-meterwoningen. Wij hebben daar een aparte Stroomversnelling-aanpak voor afgesproken. De concrete mogelijkheden om daarmee een vliegende start te maken die zich voordoen, met name in Groningen, benut ik ook optimaal. Wij hebben het voor woningbouwcorporaties mogelijk gemaakt om een energieprestatievergoeding te vragen. Dat traject is bijna afgerond. Wij hebben het project Stroomversnelling voor de huursector uitgewerkt en zijn nu bezig om dat ook voor de koopsector uit te werken. Voor nul-op-de-meterwoningen, zowel in de huursector als in de koopsector, is het belangrijk dat er een kostenreductie wordt gerealiseerd. De projecten die op dit moment in Groningen worden gerealiseerd, zijn kostbare projecten. Ook daar is het nodig om die start te maken en om de industriële productiecapaciteit en de kennis bij de aannemers op peil te krijgen. Het is echt noodzakelijk dat wij daarin een kostenreductie realiseren. Het is aan de markt om dat te gaan doen. Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd naar het Bouwbesluit. Wij hebben nu al vastgelegd dat vanaf het jaar 2025 nieuwbouw bijna energieneutraal moet zijn. Daar hebben wij dus ook al een belangrijke stap gezet.
Dan kom ik bij de ontmanteling van de kerncentrale in Borssele. Ik heb geen enkele berekening gezien dat het eerder sluiten daarvan financieel voordeliger zou zijn dan wanneer de kerncentrale volgens plan en afspraak tot 2033 blijft draaien. Integendeel, ik heb berekeningen gezien waaruit blijkt dat zulks financieel niet verantwoord zou zijn. Wij zijn op dit moment in gesprek over die kerncentrale. Het is de eerste verantwoordelijkheid van de eigenaar, EPZ, en de eerste verantwoordelijkheid van de aandeelhouders van EPZ. Wij zijn met hen in contact om te bezien in hoeverre op dit moment de positie van die kerncentrale is geborgd, wat daar mogelijk voor nodig is en hoe verschillende partijen daar belang bij hebben en daarbij betrokken zijn. Hoe die besprekingen ook lopen, voor ons staat buiten kijf dat wij voor de veiligheid moeten zorgen. Wij zullen ervoor zorgen dat die nooit in het geding komt. Wat de verdere toekomst van die centrale betreft, is er nogal wat gaande in Zeeland. Wij zijn daarover in gesprek. Als die gesprekken zijn afgerond en er conclusies kunnen worden getrokken, zal ik die zeker met de Kamer delen.
Mevrouw Dik-Faber heeft ook gevraagd naar de mogelijkheid om de kerncentrale te nationaliseren en wat de kosten daarvan zijn. Ik kan op dit moment niet zeggen wat de kosten zijn. Ik weet wel dat het runnen van een kerncentrale geen corebusiness van de overheid is. Het past ook niet in ons staatsdeelnemingenbeleid om dat te gaan doen. Het kabinet heeft geen plannen om nationalisatie als optie te overwegen.
De voorzitter:
Gaat u verder. Wij zouden luisteren naar de minister en de interrupties opsparen.
Minister Kamp:
Ik ga door. Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd naar de werkgelegenheid in Borssele. Zoals bekend is daarmee een commissie onder leiding van de heer Balkenende bezig. Zeeland is de provincie met het laagste werkloosheidspercentage. De commissie komt eind april met haar bevindingen en daarover zullen wij ongetwijfeld met de Kamer spreken.
Dan kom ik bij PALLAS. PALLAS is de hogefluxreactor in Noord-Holland. Die wordt gebruikt voor onderzoeksdoeleinden, maar er worden ook medische isotopen gemaakt. De heer Bosman zei al dat 30% van de wereldproductie van medische isotopen voor de ontdekking en behandeling van kankergevallen uit die hogefluxreactor in Petten komt. 50% komt uit een reactor in Canada, maar die gaat in 2018 dicht. Vanwege het feit dat die reactor er staat en omdat wij het voor Nederland nodig hebben, maar ook omdat wij een leverancier zijn aan anderen in de wereld, voel ik een verantwoordelijkheid om daar op een verstandige manier mee om te gaan. Het kabinet heeft, net als het vorige kabinet, gezegd dat er een kans is. Als er een reële medische behoefte in de wereld is aan isotopen en wij kunnen daarin voorzien, moeten wij dat ook doen. Wij hebben samen met de provincie Noord-Holland een initiatief genomen om daar een nieuwe reactor gerealiseerd te krijgen. Dat is de PALLAS-reactor. Daarvoor is een aparte stichting opgericht en die stichting heeft subsidie gekregen om het nodige voorwerk te doen en plannen te maken. Ik zeg "subsidie", maar de stichting heeft een lening gekregen om dat te kunnen financieren. Vervolgens is die lening uitgebreid om ook de aanbesteding te kunnen doen. Op dit moment is men druk bezig met de uitwerking daarvan. Het aanbestedingsproces loopt op dit moment. Zodra daaruit een partij naar voren is gekomen, zal worden bekeken wat het gaat kosten, wat die partij wil doen, of die partij dat ook wil financieren en of de financiering geregeld kan worden. Dan kan de overheid zich daaruit terugtrekken, want uiteindelijk moet de reactor in Petten op basis van een gezonde businesscase functioneren. Op basis van die gezonde businesscase moet de reactor voorzien in de behoefte in Nederland en elders in de wereld aan medische isotopen.
Met zo'n reactor kunnen wij een ook voor Noord-Holland belangrijke voorziening creëren. In Petten zit kennis op het gebied van nucleaire installaties en die kennis levert werkgelegenheid en ook geld op. Ik denk dat dat een goede zaak is. Als men dat op een verantwoorde manier verder kan uitbouwen, dan moet dat gebeuren, zo vinden wij en de provincie Noord-Holland. Op enig moment moet worden bekeken of die businesscase er is en of partijen daarin wensen te investeren. Ter voorbereiding van dat moment ben ik nu erg hard bezig, samen met de stichting, om te proberen de randvoorwaarden daarvoor vervuld te krijgen.
Ik heb net gezegd dat de commissie-Balkenende eind april zal komen met haar bevindingen. Dat is onjuist geweest. Zoals ik al eerder heb gezegd — ik moet dat nu herhalen — komt de commissie-Balkenende begin juni met haar rapportage. Ik hoop nog voor het reces de kabinetsreactie bij de Kamer te kunnen hebben. Tot zover de punten die mevrouw Dik-Faber naar voren heeft gebracht.
De voorzitter:
Dit lijkt mij een goed moment om een interruptie toe te staan.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil even terugkomen op de kerncentrale Borssele. Er zijn verschillende interruptiedebatjes geweest toen ik bij de microfoon stond. Er was toen niet helemaal duidelijkheid over de kostenkant: de kosten van het openhouden van de centrale, de kosten van het ontmantelen van de centrale en de kosten van nationalisatie van de centrale. Is de minister bereid dat op een rij te zetten en met de Kamer te delen?
Minister Kamp:
Op enig moment zal dat zeker moeten gebeuren, maar op dit moment is het noodzakelijk om de eigenaar EPZ en de aandeelhouder daarvoor aan zet te laten zijn. Zij hebben gevraagd om overleg met het Rijk daarover. Dat overleg is volop gaande. Als daaruit conclusies kunnen worden getrokken, dan kunnen ook vragen worden beantwoord zoals mevrouw Dik-Faber die nu stelt. Op dit moment is het te vroeg.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De minister schetst dat het te vroeg is, maar ik zie dat er nu borgstellingen worden gevraagd met publieke middelen; vandaar mijn vraag.
Klopt het dat het besluit om de kerncentrale tot 2033 open te houden in 2006 is genomen, dus tien jaar geleden? Is het niet heel logisch om momenten in te bouwen om besluiten nog eens goed tegen het licht te houden, ook met dat financiële plaatje erbij?
Minister Kamp:
Mevrouw Dik Faber zegt dat het 2006 was. Ik heb in mijn herinnering geen ander jaar, dus dat zou zeker waar kunnen zijn. Het besluit is toen genomen om de kerncentrale te laten draaien tot het jaar 2033. Daar zijn ook investeringen op gedaan, die terugverdiend moeten worden. Wij willen die periode gebruiken om geld te laten vastzetten in een fonds dat weer nodig is om die centrale in 2033 te kunnen ontmantelen. Dat hangt allemaal met elkaar samen. Er is nu sprake van een bijzondere situatie als gevolg van de lage elektriciteitsprijs en als gevolg van de problemen waarin het bedrijf DELTA, grootaandeelhouder van deze centrale naast RWE, verkeert. Er is een nieuwe situatie ontstaan als gevolg waarvan de eigenaar EPZ en de aandeelhouders overleg met het Rijk hebben gezocht. Dat overleg is gaande. Zodra daarover informatie te verstrekken is, zal ik dat ook doen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zat even te twijfelen. Ik heb deze zelfde vraag gesteld in een debat met minister Dijsselbloem in het kader van de staatsdeelnemingen. Ik heb toen een motie ingediend en er was ook een motie van de PvdA over ditzelfde onderwerp. Daar werd gezegd dat in kaart zou worden gebracht hoe het zit rond Borssele. De Kamer vraagt om informatie over de verschillende kosten. We hebben dat van de VVD gehoord. Ik heb het gevraagd. Nu vraagt de ChristenUnie het en de PvdA heeft het eerder gevraagd, in een ander debat. Kan de minister aangeven hoe wij aan informatie kunnen komen om te kijken wat openhouden zou kosten, wat sluiten zou kosten en hoe dat verhaal in elkaar zit? Er zijn een heleboel vragen over dat onderwerp. Dat de minister de antwoorden niet staande de vergadering paraat heeft, begrijpen we allemaal. Op welke wijze kunnen we daar wel aan komen? Anders moeten we Kamerbreed een set schriftelijke vragen indienen. Dat lijkt mij een wat slordige parlementaire figuur.
Minister Kamp:
Ik neem aan dat, toen de Kamer dit met mijn collega Dijsselbloem besprak, het antwoord niet zodanig verhelderend was dat mevrouw Van Tongeren deze vragen aan mij nu dubbelop stelt. Ik neem aan dat mevrouw Dik-Faber en mevrouw Van Tongeren het relevant vinden om deze vraag aan mij te stellen. Ik geef daar zo goed mogelijk antwoord op. Wij zijn op dit moment met de eigenaren, de aandeelhouders van de kerncentrale, bezig om de situatie onder ogen te zien. Als dat overleg afgerond is, kunnen we de Kamer daarover informeren. De informatie waar mevrouw Van Tongeren nu naar vraagt, kan daar dan ook bij betrokken worden. Dat lijkt mij de beste manier. De Kamer kan natuurlijk moties aannemen en schriftelijke vragen stellen. Ik zal altijd mijn best doen om daar zo goed mogelijk op te reageren. Ondertussen ga ik wel door met het voeren van dit overleg en probeer ik dat tot gezamenlijke conclusies te brengen. Daarover zal ik de Kamer dan informeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Uiteraard gaat de minister door met al zijn overleggen en bestuurlijke acties. De Kamer wil de regering graag kunnen controleren, ook op dit onderwerp. Er is een motie van de PvdA aangenomen, maar die moet nog uitgevoerd worden. Hetzelfde speelt rond Dodewaard. Daar wil de Kamer, of in ieder geval deze partij, graag dezelfde informatie over. Nogmaals vraag ik of wij de minister voor de voeten lopen. Maken wij het hem onmogelijk om goede onderhandelingen te voeren als wij om deze informatie vragen? Is dat de achterliggende reden waarom de minister de Kamer op dit moment geen inzicht kan geven in het verschil tussen de kosten van openhouden enerzijds, en die van toewerken naar nationaliseren of sluiten anderzijds?
Minister Kamp:
Ik laat het graag aan mijn collega, de minister van Financiën, over welke informatie-uitwisseling met de Kamer hij wenselijk vindt. Mevrouw Van Tongeren zegt dat daarover moties zijn aangenomen. Mijn collega zal daarop reageren. Van mijn kant kan ik hierover zeggen wat ik net gezegd heb.
De voorzitter:
U was dan nu toe aan de beantwoording op de bijdrage van mevrouw Van Veldhoven, als ik mij niet vergis.
Minister Kamp:
Mevrouw Van Veldhoven sprak over de doorrekening van het energieakkoord. Ik ben al ingegaan op wat we extra hebben moeten doen om gezamenlijk binnen de Borgingscommissie de conclusie te kunnen trekken dat we ook de doelstelling van 14% in 2020 kunnen realiseren. Een deel van de maatregelen die zijn afgesproken is doorgerekend, een ander deel niet. Er wordt nu aan gewerkt om dat deel door te rekenen. Het is de bedoeling dat de evaluatie van het energieakkoord in oktober verschijnt. Die informatie zal daar deel van uitmaken. We hebben dan alles wat doorgerekend moet worden weer opnieuw doorgerekend, ook recent genomen maatregelen en keuzes.
Mevrouw Van Veldhoven sprak uitgebreid over cascadering. Daar ben ik op ingegaan. Wat betreft innovatiedoelstellingen zijn wij er net als mevrouw Van Veldhoven zeer van overtuigd dat innovatie van het allergrootste belang is. Dat geldt in brede zin, maar zeker ook op energiegebied. Ik vind dat wij er in Nederland best nog een tandje bij mogen zetten als het gaat om innovatie. Ik hoop dat de aandacht die daar bij D66 nu voor is ook door anderen gedeeld wordt en dat dit in de komende jaren zo zal blijven. Dat zou voor Nederland denk ik goed zijn. 2% van bet bruto binnenlands product gaat naar innovatie, terwijl er ook landen zijn die op 3%, 3,5% of 4% zitten. Het is dus bepaald niet zo dat wij daar te veel geld aan uitgeven.
Innovatie voor wat betreft energie is volop gaande in de topsector die zich met energie bezighoudt. We hebben daar ook een aparte subsidieregeling voor. We zoeken ook steeds mogelijkheden om dingen extra te doen. Ik denk dat wij wat innovatie betreft voor energie voldoende doen. Ik vind dit echter een belangrijk punt, ook voor de evaluatie. Als we het energieakkoord gaan evalueren, zullen we dus kijken of we op dit punt tevreden kunnen zijn dan wel of het noodzakelijk is om daar meer aan te gaan doen en, zo ja, hoe we dat kunnen financieren.
De voorzitter:
U had vast nog meer antwoorden te geven aan mevrouw Van Veldhoven, minister.
Minister Kamp:
Neem me niet kwalijk. Ik ga gewoon door. Ik vind het zo onbeleefd om door te gaan, maar ik doe het gewoon.
De voorzitter:
Geeft u mij de schuld maar, minister. We doen de interrupties aan het eind van de volledige beantwoording van de sprekers.
Minister Kamp:
Mevrouw Van Veldhoven vroeg om Drenthe een paar maanden respijt te geven om te kijken naar alternatieve locaties. Het is uitgesloten dat Drenthe met alternatieve locaties tijdig de bijdrage kan leveren aan de doelstelling van 14% en aan het deel van de 6.000 MW-doelstelling dat zij moeten leveren. Dat kan niet. Drenthe loopt fors achter en moet een inhaalslag maken. Daar hoort De Drentse Monden en Oostermoer ook bij. De laatste conclusie over wat dat precies voor dat park in gaat houden, kan ik pas geven als ik tot besluiten kom met betrekking tot de zienswijzen. Ik ben al ingegaan op de gezondheidsvragen ten aanzien van het park in Drenthe.
Dan het profiel voor de gebiedscoördinator. De gebiedscoördinator speelt een belangrijke rol, zeker in plannen die al een tijd lopen en die nu op het punt zijn dat ze echt gerealiseerd moeten worden. Dat is het geval bij het park in Drenthe, maar dat geldt ook voor andere parken. Die gebiedscoördinator speelt daar een belangrijke rol in. Mevrouw Van Veldhoven zegt dat zo'n gebiedscoördinator ook het vertrouwen moet hebben van de omgeving. Dat ben ik met haar eens. Dat moet het geval zijn. Het is echter ook nodig dat er een wisselwerking is. Je moet als omgeving bereid zijn om iemand die dat verdient het vertrouwen te geven. Ik ben het echter met haar eens dat dat belangrijk is. Vandaar dat ik bijvoorbeeld in het geval van Drenthe de keuze voor de gebiedscoördinator niet zelf heb gemaakt. Dat heb ik samen gedaan met de provincie en beide betrokken gemeenten.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg hoe we innovatieve bedrijven in Nederland kunnen houden. Zij noemde het bedrijf Avantium. Ik kan niet ontkennen dat ik heb moeten slikken toen ik las dat dat bedrijf naar België ging. Dat komt doordat het bedrijf vanaf het allereerste begin door ons is geholpen. Alle regelingen die er waren om dat bedrijf vanaf het allereerste begin tot wasdom te laten komen, hebben we benut. We hebben daar veel geld in gestoken. Vervolgens zegt zo'n bedrijf: nu is het voor elkaar en nu gaan we eens kijken waar we naartoe gaan. Het maakt dan een lijstje waar bijvoorbeeld Amerika, Nederland en België op staan en vraagt om met voorstellen te komen. Zij vinken die af en kiezen dan op een gegeven moment voor België. Zoals ik al zei, heb ik moeten slikken toen ik dat las.
Ik weet dat we op eigen kracht kunnen concurreren. We hebben een heel aantrekkelijk land voor dat soort bedrijven. We hebben een goed georganiseerde chemische industrie met clusters waar zo'n bedrijf heel goed onderdeel van kan zijn. We hebben ook heel goede voorzieningen om bedrijven te helpen bij financieringen, ook in het stadium waar dit bedrijf nu aan toe is. Ik vind het jammer dat het niet is gelukt, maar het lukt ook vaak wel. Ik denk dat onze regelingen en onze algemene positie zodanig zijn dat wij de concurrentie aankunnen met andere landen in de wereld om dit soort bedrijven vast te houden.
Ik hoop dat mevrouw Van Veldhoven de antwoorden op de andere vragen die zij heeft gesteld inmiddels heeft gekregen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Met al die vragen is het bijna lastig kiezen waar je nog een vervolgvraag over wilt stellen.
De voorzitter:
Dat is precies waarom ik het zo doe.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Daar maak ik me geen enkele illusie over, voorzitter. Laat ik bij het laatste beginnen. Ja, we hebben inderdaad veel. In de concurrentiestrijd tussen landen om de mooiste en de beste bedrijven is het dus belangrijk om scherp te blijven. In de transitie naar groen gas hebben we een partij als Gasunie, die heel veel kennis en kunde heeft. Die kennis en kunde zijn noodzakelijk voor innovatieve bedrijven om verder te komen. We moeten echter voorzichtig omgaan met de rol die een partij als Gasunie, een infrastructuurbedrijf, speelt. Is de minister bereid om nog eens te bekijken hoe samenwerking in initiële fases met bijvoorbeeld een bedrijf als Gasunie innovatieve bedrijven verder kan helpen om die stap naar de markt te maken?
Minister Kamp:
Ik meen dat mevrouw Van Veldhoven recent bij Gasunie is geweest. Gasunie doet dat heel goed. Die ondersteunt dit soort nieuwe initiatieven en speelt daarbij een heel constructieve rol. We hebben echter wel met elkaar afgesproken dat een netwerkbedrijf als taak heeft om dat netwerk te beheren, daarin te investeren en daar zijn energie op te richten. Gasunie is er niet voor om duurzame energie in welke vorm dan ook te gaan produceren. Dat mag zij niet. Het is niet zo makkelijk om een antwoord te geven op de vraag wat precies wel mag en wat niet. Ik bekijk wat redelijkerwijs mogelijk is binnen de taakverdeling die wij hebben afgesproken. De houding van Gasunie is ambitieus, omdat zij ernaar streeft om wat zij aan kennis in huis heeft, maatschappelijk zo veel mogelijk betekenis te laten krijgen. Die houding waardeer ik.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Fijn. Voor elektriciteitsnetwerkbedrijven hebben wij op een gegeven moment een experimenteerregeling bedacht. Wellicht biedt dat voor dit soort partijen ook wat meer mogelijkheden zonder de structurele, principiële positie los te laten. Het is fijn als de minister daar eens naar wil kijken.
Minister Kamp:
Oké.
De heer Madlener zei onder andere dat hij tegen het energiebeleid van het kabinet is, dat het land kapotmaakt. Dat zet zijn verhaal in een licht waardoor ik er niet zo heel veel mee kan, want wij zijn natuurlijk niet bezig om het land kapot te maken. Wij zijn bezig om het land ook in de toekomst op een verantwoorde manier van energie te voorzien en dat op een leveringszekere en betaalbare manier voor de bedrijven en de mensen vorm te geven. Daar zijn wij mee bezig.
De heer Madlener stelde ook nog vragen die ik wel kan beantwoorden. Hij sprak over de salderingsregeling. Hij zei dat sommigen daarvan profiteren en dat anderen de rekening betalen. Het is waar dat die salderingsregeling een gunstige regeling is. Je legt zonnepanelen op je dak en vervolgens kun je tegen een hoge prijs elektriciteit terugleveren aan het elektriciteitsbedrijf. Dat is een gunstige regeling. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij zonne-energie willen stimuleren en de betrokkenheid van mensen bij duurzame energie willen stimuleren, ook bij zonne-energie. Wij hebben verschillende mogelijkheden. Voor heel grote projecten hebben wij de SDE+. Voor de middencategorie hebben wij de regeling die de Kamer meestal kortweg als postcoderoosregeling aanduidt. Voor de individuele situaties hebben wij de salderingsregeling. Die zal tot 2020 bestaan. In 2017 kom ik met een evaluatie. Als die tot wijzigingen leidt, zal ik voor een behoorlijke overgangsperiode zorgen. Ik ben van plan niet tot 2017 te wachten maar die evaluatie nog dit jaar uit te voeren. Op de uitkomsten daarvan wil ik nu niet vooruitlopen.
De heer Madlener heeft ook gevraagd naar de ontwikkelingen rondom thorium. Hij denkt dat er over tien jaar een thoriumcentrale staat. Ik heb die verwachting niet. Ik weet ook niet of thorium een echte oplossing is, omdat het dan noodzakelijk is dat ook de kosten beheerst kunnen worden. Op dit moment heb ik nog niet de overtuiging dat dat kan, maar het is wel een interessante optie, waar in de wereld en ook in Nederland aan gewerkt wordt. De TU Delft werkt daaraan, maar ook de NRG (Nuclear Research and consultancy Group) in Petten doet onderzoek daarnaar. Dat ondersteunt het kabinet ook. Ik zal in de energiedialoog met experts van gedachten wisselen over de kansen van thorium. Daar zullen zeker de vragen bij betrokken worden wat het kost en wanneer men verwacht dat dit tot iets concreets leidt. Dat waren de vragen van de heer Madlener.
Mevrouw Van Tongeren is ingegaan op de elektrische auto. In algemene zin ben ik daar in mijn eerste reactie al op ingegaan. Zij heeft ook gevraagd of ik in een elektrische auto wil gaan rijden. Zij zei dat de staatssecretaris van I en M dat ook doet. Ik heb heel veel waardering voor de staatssecretaris van I en M, die voor ritten in Den Haag in een waterstofauto rijdt. Voor langere ritten gebruikt zij nog een dieselauto. Mogelijk stapt zij over op een plug-in hybride, zodat zij de afstand tussen Twente, waar zij en ik wonen, en Den Haag ook op dit moment al kan overbruggen. Wanneer het mogelijk is om elektrische auto's op grotere schaal in te zetten weet ik niet. Ik vind wel dat dat de toekomst is. Vandaar dat bij Economische Zaken voor dienstreizen inmiddels twee volledig elektrische auto's beschikbaar zijn. Ik hoop daar ook in te kunnen rijden, het liefst achter het stuur, want ze schijnen geweldig te kunnen optrekken. Maar dat zullen wij dan wel zien.
Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe het staat met de pogingen om van Zuid-Nederland een green electric car valley te maken. In het zuiden van ons land, met name in Noord-Brabant, gaat het zeer goed met het stimuleren van bedrijvigheid rond elektrische voertuigen. Het provinciale bestuur is daar al jarenlang zeer actief in. Ook in Eindhoven en in het bijzonder in Helmond zijn er veel initiatieven, maar ook in Tilburg. Tilburg heeft een prachtige fabriek van Tesla, die nog uitgebreid gaat worden. In Born, in Limburg, zit VDL Nedcar, maar VDL is ook in Eindhoven gevestigd en heeft daar allerlei toeleveranciersbedrijven. DAF in Eindhoven is bezig met elektrische voertuigen voor het vrachtverkeer. TU Eindhoven doet dat. De werkgelegenheid in deze sector is inmiddels gestegen tot boven de 3.000 en zal in het jaar 2020 10.000 formatieplaatsen bedragen; niet alleen in Brabant, maar toch voor een belangrijk deel in Brabant. Dat is een zeer positieve ontwikkeling, die wij ook voortdurend ondersteunen.
Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe het zat met de energiebesparingsverplichting uit de Wet milieubeheer en in het bijzonder hoe het met de handhaving daarvan zit. We hebben in het energieakkoord afspraken gemaakt om de handhaving van de Wet milieubeheer te verbeteren. Een belangrijk onderdeel zijn de erkendemaatregelenlijsten, waar mevrouw Van Veldhoven volgens mij als een van de eersten over begonnen is. De eerste erkendemaatregelenlijst is al verankerd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. We hebben er vertrouwen in dat dit al zal leiden tot aanzienlijke energiebesparing, maar er moet nog meer bij komen. Op dit punt hebben we ook met elkaar afgesproken dat er de komende jaren meer capaciteit beschikbaar gaat komen voor de handhaving van de Wet milieubeheer.
Mevrouw Van Tongeren vroeg naar de jodiumpillen, waarvan zij dacht dat die mogelijk ook aan de mensen rondom Petten en Delft moeten worden uitgereikt vanwege de reactoren die daar staan. Ik ga daar niet over; mijn collega van VWS gaat daarover. Zij is in staat om over dit soort zaken goed van gedachten te wisselen met de Kamer. Het feit dat er rondom Petten en Delft geen jodiumpillen worden verstrekt, heeft te maken met het feit dat het niet de verwachting is dat, als er zich een ramp zou voordoen bij Petten of Delft, daar veel radioactief jodium vrijkomt. Er is daar namelijk maar een beperkte hoeveelheid brandstof aanwezig. Dat is ook vanwege de aard van de reactor: er is geen reactorvat dat onder druk staat. Het verspreidingsrisico is dus ook minder. Daarom is door de verantwoordelijke bewindspersoon de conclusie getrokken dat het niet goed is om in die omgeving jodiumpillen te gaan verstrekken.
Mevrouw Van Tongeren vroeg zich met betrekking tot PALLAS nog af of daar geen betere, kleinschalige alternatieven voor beschikbaar zijn. Zij noemde cyclotrons. Er wordt ook nog over andere alternatieven gesproken. Voor de korte termijn weet ik alleen maar dat onze reactor, die oud is en af en toe stilligt, toch 30% van de wereldvraag moet bedienen. Ik heb al tegen de heer Bosman gezegd dat er met de helft van de wereldvraag in 2018 een probleem ontstaat, omdat Canada als leverancier wegvalt. Cyclotron is op dit moment niet zo ver dat het een alternatief is. Of het een alternatief kan worden, zal met name bij het besluit over de businesscase voor PALLAS aan de orde komen. Er zal dan bekeken moeten worden of er een businesscase is, of bedrijven bereid zijn het risico van een grote investering te nemen, hoe het met de alternatieven zit, of er misschien kan worden samengewerkt met alternatieven en of er betere alternatieven zijn dan wat PALLAS kan bieden. Dat zal tegen die tijd bekeken moeten worden. Op dit moment zijn cyclotrons vanwege hun geringe capaciteit nog geen haalbaar of betaalbaar alternatief voor de grootschalige productie van isotopen. Of ze dat worden, weet ik niet.
Mevrouw Van Tongeren stelde dat Tata en Shell gratis ETS-rechten hebben gekregen, waaraan ze geld zouden hebben verdiend. Mevrouw Van Tongeren noemde ook een bedrag. In de periode dat ik daarmee te maken heb gehad, vanaf 2012, was het in ieder geval niet meer zo dat je kon doen wat in de periode daarvoor op een bepaalde schaal wel mogelijk was. Op dit moment is dat dus niet zo en in de toekomst zal het ook niet meer zo zijn. Ik stel vast dat het staalbedrijf Tata op dit moment onze zorg nodig heeft. Het produceert staal op een zeer efficiënte en relatief milieuvriendelijke en energiezuinige wijze. Het is ook bezig met verdere verbeteringen op dat vlak, maar het moet op een heel moeilijke wereldmarkt concurreren en verdient de aandacht van de overheid.
De voorzitter:
Dan gaan we eens bekijken of alle vragen aan de orde zijn geweest.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Een minister is natuurlijk verantwoordelijk voor wat hij zelf in zijn periode als minister doet, maar ook voor wat er daarvoor op zijn ministerie gebeurd is. Daarover ging mij vraag. Shell en Tata Steel zouden er volgens een vrij solide berekening ieder 400 miljoen aan verdiend hebben. Ik heb de minister ook een suggestie gedaan hoe je in zo'n moeilijke staalindustrie toch tot energiebesparing kunt komen. Wereldwijd zouden staalproducten moeten samenwerken. Doe je het namelijk per land, dan krijg je een race to the bottom. Is daarop nog een reactie mogelijk?
Minister Kamp:
Wereldwijd samenwerken: zo zou de wereld in elkaar moeten zitten. Ik ben er zeer voor, maar vaak is er toch concurrentie. Dat zie je met name in China. Ze hebben daar enorme staalproductiecapaciteiten opgebouwd, maar op een gegeven moment blijkt dat ze al het staal dat ze maken, waarvan ze gedacht hadden dat ze een groot deel daarvan op de binnenlandse markt nodig hadden, niet nodig hebben. Ze willen die fabrieken niet sluiten en mensen niet werkloos laten worden. Ze brengen dat staal dus tegen een lage prijs op de wereldmarkt en daardoor zitten wij met de problemen. Als wij dat staal niet accepteren en heffingen opleggen, gaat dat goedkope staal uit China niet naar Europa maar naar Amerika of naar andere delen van de wereld. De staalverwerkende industrieën in die delen van de wereld gaan dan concurreren met de Europese staalverwerkende industrieën en drukken deze uit de markt. Wij proberen dus te bekijken hoe we de belangen van die staalverwerkende industrieën recht kunnen doen en hoe we de belangen van de staalproducerende industrieën recht kunnen doen. Op de wereldmarkt is er gewoon concurrentie en om voor de Europese belangen te kunnen opkomen, hebben we de Europese Commissie nodig. Zonder Europese Commissie zouden we bedrijven als Tata bij de verdediging van hun belangen geen recht kunnen doen.
De voorzitter:
En wat is uw antwoord op de vraag van mevrouw Van Tongeren over de periode voor uw ambtstermijn?
Minister Kamp:
Ik beschik niet over cijfers over de periode daarvoor. Ik kan daar geen cijfermatig antwoord op geven.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Kan er een schriftelijke reactie van het ministerie komen op de gemaakte berekeningen, op dat onderzoek betreffende die windfall profits voor Shell, Tata Steel en andere grote Nederlandse bedrijven in het ETS? Daar zou ik helemaal blij mee zijn. Een andere vraag gaat over een stuk of zes, zeven moties van GroenLinks uit de periode 2011 tot 2015 betreffende een versnelling inzake wind op land. De minister kan voor het realiseren daarvan op de warme steun en aanmoediging van GroenLinks rekenen. Ik heb die moties meegenomen, maar zal de voorzitter niet tergen door ze voor te lezen. Is de minister bereid en van plan om nog eens naar al deze verschillende voorstellen te kijken, nu dreigt dat we de doelstellingen voor wind op land misschien niet zullen halen?
Minister Kamp:
De eerste vraag van mevrouw Van Tongeren ging over bedragen die in de periode voor 2012 ontvangen zouden zijn door bedrijven die zij met name noemde. Ik zal bekijken wat daarover aan informatie beschikbaar is en of die informatie kan worden gedeeld. Ik zal dat nagaan. Ik weet dat niet. Ik kom er dus op terug als die informatie beschikbaar is en als die kan worden gedeeld. Op de tweede vraag zeg ik het volgende. Ik heb op het nachtkastje naast mijn bed een hele stapel moties van GroenLinks liggen. Ik kijk daar voortdurend naar. Ik zal nog eens extra naar de door mevrouw Van Tongeren bedoelde moties kijken om te zien of ik daarmee mijn voordeel kan doen.
De voorzitter:
U moet een goede slaper zijn!
Minister Kamp:
Ik kom op de inbreng van de heer Geurts. Hij liet zich positief uit over kernenergie. Ik heb dat zonder buikpijn aangehoord. Hij liet zich ook positief uit over de reactor in Petten. Daarvoor geldt hetzelfde.
De heer Geurts vroeg hoe het verder in de tijd zal gaan met de evaluatie van het energieakkoord en hoe het staat met het ibo inzake CO2-reductie. Ik verwacht de evaluatie van het energieakkoord in oktober. Het ibo inzake CO2-reductie is klaar. De kabinetsreactie is bijna klaar. Ik hoop dat ik die voor half april bij de Kamer kan krijgen.
De heer Geurts heeft ook gesproken over het stimuleren van het groeivermogen van de natuur. Hij relateerde dat aan het CO2-probleem. Voor zijn punt is relevant dat de Europese Unie een klimaat- en energiepakket heeft gemaakt. Conform dat pakket worden in het klimaatbeleid na 2020 ook de verandering van landgebruik en bosbouw meegenomen. Het gaat dan over emissies die ontstaan als gevolg van landgebruik en als gevolg van de gewaskeuze van boeren. De instandhouding van de bodemvruchtbaarheid is de verantwoordelijkheid van de boer, die daar verstand van heeft. De boer kan dat doen; het is zijn grond. Een belangrijk instrument van de boer in dezen is de gewaskeuze. Het kabinet voert wat dat betreft geen actief stimuleringsbeleid. Het kabinet stuurt niet op de gewaskeuze. CO2-opslag in de bodem in de vorm van organische stof vindt vooral plaats met permanent grasland. Het gaat dan om grasland dat als zodanig gedurende twintig jaar in gebruik is. Verder zijn ook jonge bossen een optie om CO2 vast te leggen. Ook andere langjarige gewassen kunnen interessant zijn. Je bindt daarmee in die gewassen eerst de CO2 en vervolgens geef je de producten daarvan een langjarige bestemming, bijvoorbeeld als bouwmateriaal of als meubel, of in andere innovatieve toepassingen. Dan heb je in het kader van bij- een meestook wel iets bereikt: eerst bind je in de planten de CO2 en vervolgens breng je het weer terug in de natuur door het te verbranden, zoals de heer Geurts zei. Als je het dus op die andere manier doet, die ik net beschreven heb, dan bind je de CO2 en houd je vervolgens de CO2 vast. Dat heeft dus een positieve uitwerking. Daar heeft hij gelijk in. Zo is het.
De heer Geurts heeft ook gesproken over de gedragscode die is opgesteld door de branche voor de windenergie, de NWEA, in samenwerking met de natuur- en milieuorganisaties. Ik heb al gezegd dat uit de evaluatie naar voren is gekomen dat de participatie van omwonenden aanzienlijk is toegenomen. Daar komt ook uit naar voren dat het van groot belang is dat je de mensen zo vroeg mogelijk betrekt bij projecten in hun omgeving. Ik ben er vast van overtuigd dat dit moet. Vandaar dat in het energierapport is opgenomen dat de beslissingen over duurzame energie in de toekomst met name in de regio genomen moeten worden. Provincies en gemeenten in een bepaalde regio moeten dus met elkaar bekijken wat de landelijke doelstelling is, wat hun redelijke aandeel daarin is, op welke wijze ze dat willen invullen, hoe ze de mensen daarbij kunnen betrekken en hoe zij dat als provincies en gemeenten op een verantwoorde manier kunnen doen. Dat is de lijn voor de toekomst. De gemeenten en de provincies zijn het daar zeer mee eens en staan te trappelen om dit op gang te brengen. Daarom hebben zich al vijf regio's aangemeld om dit als een soort pilotproject, vooruitlopend op toekomstige ontwikkelingen, in de praktijk te brengen. Ik ondersteun dat zeer en ben dan ook met de VNG in gesprek om dat verder uit te bouwen.
De heer Geurts heeft ook gesproken over de taakverdeling voor de gedragscode. Ik heb al gezegd dat de gedragscode voor wind op land blijkens de evaluatie een goede gedragscode is. Ik heb echter ook gezegd dat ik de ambitie van partijen zoals de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (NLVOW) en de Vereniging Eigen Huis om daarbij betrokken te raken, positief vind. Wij moeten bekijken hoe wij in het vervolg recht kunnen doen aan die ambitie.
Ik ben al ingegaan op de uitspraak van de commissaris van de Koning in Drenthe.
De heer Geurts vroeg om een brief over de kosten van windparken voor de Hollandse kust. Ik heb al heel veel brieven gestuurd en heel veel informatie gegeven over de kosten van de windparken voor de kust. Ik ben ook bereid om dat te blijven doen. Binnenkort krijgt de Kamer een brief over de verschillende varianten die aan de orde zijn. Ik zal mij daarbij tot de hoofdlijnen beperken. Ik zal het omrekenen tot de kosten per kWh voor de verschillende locaties en bovendien zal ik de totale subsidiekosten aangeven. Ik heb echter niet alle informatie, want voor een deel gaat het om vertrouwelijke informatie die het ECN van bedrijven heeft gekregen, maar die niet herleidbaar naar bedrijven gepubliceerd mag worden. Ik zal dus bekijken of ik aan de hand van de kosten per kWh en de totale subsidiekosten toch het door de heer Geurts gewenste inzicht kan geven. Ik heb al vaak informatie over dit doel gegeven, maar als er nadere informatie nodig is, ben ik bereid om die te verstrekken. Ik zal dat dus ook doen in de vorm van de brief die binnenkort komt.
De heer Geurts sprak zich uiteindelijk nog uit tegen windmolens vlak voor de kust. Wij hebben daar een aantal keren met elkaar over gesproken. Laten wij even bekijken hoe we nu in de procedure zitten, zeg ik tegen de heer Geurts. Aanvullend op Borssele en IJmuiden die al planologisch geregeld waren, hebben wij in de rijksstructuurvisie 2014 ook de Hollandse kust en het park ten noorden van de Waddeneilanden aangewezen, maar dat geldt niet voor de twee locaties voor de Hollandse kust in de strook tussen de tien- en de twaalfmijlszone. Daarvoor zal er dit voorjaar een aanvulling op de structuurvisie komen. Op die manier kan de heer Geurts de ontwikkelingen daaromtrent volgen. Ik hoop dat de heer Geurts na kennisneming van de argumentatie van het kabinet en van mij zijn opvatting daarover kan geven.
Ik heb al gereageerd op het feit dat de heer Bosman zei dat er volgens hem een periode moet blijven om een zienswijze in te dienen. Dat moet volgens mij ook.
Hij heeft ook gevraagd hoe ik de achterstand bij wind op land wil inlopen. Ik heb daar al in het begin op gereageerd. Ik heb gezegd dat ik daarbij steun ondervind van het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen.
De heer Bosman vroeg verder hoe het zit met de voortgang van de een-op-eenafspraak energiebesparing in de industrie. Wij hebben inmiddels met twintig bedrijven gesprekken gevoerd om te bekijken op welke wijze zij daaraan kunnen bijdragen. Met één bedrijf zal ik daar binnenkort de eerste concrete afspraak over maken. Daar ben ik nog niet tevreden over. Dit project, dat onderdeel is van het energieakkoord en waarvoor de coördinatieverantwoordelijkheid bij VNO-NCW ligt, moet opleveren dat er voor 1 mei a.s. voldoende concrete projecten worden aangedragen om de doelstelling van 9 PJ extra energiebesparing vanuit de een-op-eenafspraken te realiseren. Ik ben overtuigd van de inzet van VNO-NCW wat dat betreft, maar ik heb wel het resultaat nodig. Mocht dat resultaat er niet of in onvoldoende mate komen, dan zal ik naar alternatieven moeten kijken. Dat zal ik ook doen, omdat dit ook weer onderdeel is van de afspraken voortvloeiend uit het energieakkoord, die ik wens na te komen.
De heer Bosman heeft zijn opvatting gegeven over PALLAS. Daar ben ik uitgebreid op ingegaan. Ik hoop dat ik hiermee de vragen en opmerkingen van de heer Bosman naar behoren heb beantwoord.
De heer Vos heeft mij als eerste de vraag gesteld waarom Nederland niet bij het Mission innovation initiative van Bill Gates betrokken is. Dat is gelanceerd tijdens de afgelopen klimaatconferentie in Parijs, waaraan 20 landen zich hebben gecommitteerd. Wij waren daar niet bij, maar wij waren daar niet bewust niet bij. Wij vinden het een interessant initiatief. Dat betekent dat wij, gelet op de ambities die wij hebben en die daarmee parallel lopen, willen bekijken hoe wij daar mogelijk alsnog bij aan kunnen sluiten. Staatssecretaris Dijksma en ik zullen bezien of het zinvol en mogelijk is dat Nederland hier alsnog aansluiting bij zoekt. We hebben wat dat betreft geen enkele remming.
De heer Vos sprak mij erop aan dat ik wat duurzame energie betreft en alles wat daarmee samenhangt nog een tandje erbij moet zetten. Ik zet heel veel tandjes erbij, maar ook al om de huidige doelstellingen te halen. Om nu tandjes erbij te zetten om nog meer te realiseren … Als ik daar concrete mogelijkheden voor zie, houd ik mij altijd aanbevolen en dan zal ik die graag bekijken. De heer Vos heeft al een aantal dingen aangegeven in het stuk waar de PvdA-fractie mee gekomen is en daar heb ik ook al op gereageerd.
De heer Vos vroeg mij ook naar het elektrisch vervoer en naar de green deal die daarop van toepassing is. Er is een green deal elektrisch vervoer voor de periode 2016-2020. Ik heb daar al eerder over gesproken. Die hoop ik medio april te kunnen ondertekenen met alle betrokkenen. Die green deal gaat wat mij betreft inhouden dat in het jaar 2025 50% van alle nieuw verkochte auto's een elektrische aandrijflijn en een stekker heeft en dat minimaal 30% daarvan, oftewel 15% van het totaal, in het jaar 2025 al volledig elektrisch is. De sector en ik denken dat het mogelijk is om daar een afspraak over te maken. Dus in het jaar 2025 zal 50% van de nieuw verkochte auto's een elektrische aandrijflijn hebben en 30% daarvan, oftewel 15% van het totaal, zal volledig elektrisch zijn. In het jaar 2020 moeten we daarnaartoe groeien. Als tussenstap voor het jaar 2020 lijkt het mij realistisch dat 10% van de dan nieuw verkochte auto's een elektrische aandrijflijn en een stekker heeft. Dat lijkt mij haalbaar en het zal een wezenlijke vooruitgang zijn. Het zal inhouden dat Nederland de koppositie op dit punt in de wereld kan vasthouden.
De voorzitter:
Ik zie de heer Vos naar de interruptiemicrofoon lopen. Hebt u nog meer antwoorden voor de heer Vos?
Minister Kamp:
Ik was even afgeleid, mijnheer de voorzitter. Ik ga door.
De voorzitter:
Mijnheer Vos, ik stel voor om alle vragen aan het eind te stellen, zodat we alles in een keer doen.
Minister Kamp:
De heer Vos sprak over de relatie tussen onze warmteambities en onze ambities wat betreft kolencentrales. Met "onze" bedoel ik de ambities van de Kamer. De Kamer wenst dat er scenario's komen voor de uitfasering van de laatste vijf kolencentrales. Ik denk dat het nuttig is om de restwarmte van die kolencentrales optimaal te benutten. Die kolencentrales bestaan en er is een grote hoeveelheid restwarmte beschikbaar. Het zou heel goed zijn om die warmte te gebruiken zodat in kassen, huizen, sporthallen en zwembaden voor warmte geen gas hoeft te worden gebruikt, maar dat de warmte voor de kolencentrales gebruikt wordt. Daar behaal je een grote CO2-besparing mee. Je hebt dan weliswaar die kolencentrales, maar vanwege de link met het warmtenet kun je heel anders aankijken tegen het rendement en het acceptabel zijn van die kolencentrales. Voor de warmtenetten die wij gerealiseerd willen zien in Nederland is het belangrijk dat we niet van een of enkele warmteleveranciers afhankelijk zijn. Het is onze ambitie om alle huizen die ervoor in aanmerking komen op het warmtenet aan te sluiten in plaats van op het gasnet. Ik schat in dat 25% van de huizen in Nederland daarvoor in aanmerking komt. Ik wil niet afhankelijk zijn van vuilverbranding, kolencentrales of een bepaald industrieel proces. Ik wil graag zo veel mogelijk bronnen inzetten om voor een stabiele warmtevoorziening te zorgen, zodat we niet van een of enkele leveranciers afhankelijk zijn.
De heer Vos heeft gesproken over CCS. Hij haalde de geschiedenis terug van nog voor de tijd dat hij Kamerlid was en verwees naar een Kamerbrief van minister Cramer van 29 juni 2007. Tien jaar na die brief zou er een CCS-verplichting moeten zijn voor de kolencentrales die gebouwd zouden worden op de Maasvlakte, de drie centrales van RWE/Essent, C.GEN en E.ON. In die brief streefde mijn voorganger, destijds van VROM, ernaar om CCS binnen tien jaar in Europees verband tot de stand van de techniek te maken. Dat heeft ze gezegd. Van een verplichting binnen welke termijn dan ook is geen sprake. Ze heeft gezegd dat Nederland eraan bij moet dragen dat CCS, gekoppeld aan kolencentrales, de stand van de techniek is. Ik vind ook dat dit moet gaan gebeuren. Het is heel belangrijk om de CO2 af te vangen van kolencentrales en op te slaan, voor zover je die niet opnieuw kunt gebruiken in bijvoorbeeld kassen. Daar zijn wij op dit moment heel druk mee bezig, met als gevolg dat wij nog het enige project in Europa hebben dat grootschalig gerealiseerd kan worden. Onze inzet is dus zodanig geweest dat wij het laatst overgebleven project voor CCS in Europa zijn. Ik doe mijn uiterste best om dat ROAD-project gerealiseerd te krijgen. Het zou dan na de eerste fase vervolgfasen kunnen krijgen. Het kan van belang zijn voor de beoordeling van de toekomst van de kolencentrales. Ten tijde van de besluitvorming over de nieuwe kolencentrales hebben de betrokken eigenaren zich bereid verklaard om te investeren in CCS en hun centrales daarvoor klaar te maken. Dat hebben ze ook gedaan. Alle drie de nieuwe centrales zijn technisch geschikt om CCS toe te passen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik wil ingaan op CCS en die technische geschiktheid. Ik ben er wezen kijken: het komt erop neer dat er een heel groot gat in de schoorsteen zit waar CCS op kan worden aangesloten. Dat vind ik nog wat mager. Ik bracht het punt op in mijn inbreng omdat de Nederlandse regering zei het binnen tien jaar te gaan doen, waarbij de minister schreef: "Duidelijk is dat financiële steun van de overheid (...) tijdelijk is en zich zal richten op de ontwikkelings- en demonstratiefase die we nog moeten doorlopen. Daarna zal CCS zichzelf moeten bedruipen." Ook schreef ze: "Investeerders in nieuwe centrales zullen hier rekening mee moeten houden." Zo staan er nog wat waarschuwingen: "Het is zeer de vraag of de marktcondities voor centrales gebaseerd op fossiele energiebronnen nog dezelfde zijn als ten tijde van de aanvraag van de betreffende milieuvergunningen." Dat zijn zo wat teksten die ik hier terug heb kunnen vinden. Als je dat allemaal terugleest, denk je: moeten we niet gewoon die voornemens van toen uitvoeren? We hebben toch continuïteit van bestuur in Nederland? Moeten we dan ook niet gewoon die CCS, die tien jaar geleden heel duidelijk de intentie was van het toenmalige kabinet, implementeren? Wat is de stand van zaken op dat terrein?
De voorzitter:
Zullen we voor de publieke tribune één keer uitleggen wat CCS is?
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat is het afvangen en opslaan van CO2. Uit de schoorsteen van zo'n kolencentrale komt allemaal CO2. Je zet een grote luchtzak op die schoorsteen en je zuigt dat af. Daarna breng je het naar de Noordzee en daar stop je het onder de bodem. Als dat met auto's ook zou kunnen, dan zou je een aanhangwagentje achter je auto hebben. Aan de uitlaat komt dan ook een zakje, het gaat in het karretje en daarna ga je naar de Noordzee en dan sla je het daar op. Dan is dat probleem opgelost en dan kunnen we ook blijven rijden met fossiele verbrandingsmotoren. Dat is natuurlijk niet mogelijk, maar bij kolencentrales wel.
De voorzitter:
U hebt een roeping als leraar gemist.
Minister Kamp:
Ik deel het belang van de afvang en opslag van CO2 bij kolencentrales met de heer Vos. Ik voel mij er ook aan gebonden dat de minister van VROM in 2007 heeft gezegd dat zij ernaar streeft om CCS binnen tien jaar in Europees verband tot de stand van de techniek te maken. Ik zet mij daar zeer voor in. Dat is de reden dat nadat andere landen zijn afgevallen — Engeland deed dat als laatste — Nederland het enige land is dat nog overblijft, dat de bereidheid heeft en in staat is om een groot project te realiseren. We hebben daar veel geld voor uitgetrokken. Dat heeft de Europese Unie ook gedaan. Er wordt geld ingestoken door Duitsland, Noorwegen en Frankrijk. Er wordt ook in natura aan bijgedragen. Ik denk dus dat het op die manier haalbaar is om dat grote CCS-demonstratieproject in Nederland te realiseren, maar dat moet dit jaar blijken. Als we dat eenmaal voor elkaar hebben gekregen en we slagen er ook in om de kosten terug te brengen, dan is dat voor de toekomst van de kolencentrales mogelijk belangrijk. Dit zal ook mogelijk betrokken worden bij de scenario's die voor de uitfasering van kolencentrales worden opgesteld.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik wacht die scenario's af. Ik hecht aan de continuïteit van bestuur op dit terrein, dus ook aan een meerjarige perspectief voor CCS. Ik dank de minister voor de toelichting op de green deal, over 50% van de auto's die in 2025 een elektrische aandrijflijn heeft. Dat is wat mij betreft prachtig nieuws. Kan de minister ook iets vertellen over andere soorten duurzame technologie? Het gaat met name om de emissies, dus om waterstof en groengas. We moeten toch vooral kijken naar het verhogen van de emissie-uitstooteisen. Dat moeten we de komende jaren als het ware technologieneutraal doen. Is dat ook op de radar van de minister en zo ja, op welke wijze?
Minister Kamp:
Het lijkt mij verstandig om de Kamer een keer een overzicht te geven van alles wat er speelt op het gebied van innovatie op energiegebied. Ik denk dat het nuttig is om dat te doen. Ik ga een gelegenheid zoeken om dat te doen. Daar zal ook deze vraag van de heer Vos in betrokken kunnen worden. Ik ben beschikbaar om in te gaan op verschillende dingen die op dit punt spelen: mestvergisting, getijde-energie, cascadering en nieuwe soorten windmolens. Er lopen op dit moment allerlei initiatieven. Het lijkt me goed om op enig moment een overzicht te geven van innovatie op energiegebied. Wat is de stand van zaken en wat zijn de perspectieven? Ik kom daarop terug.
De voorzitter:
Is het een goed idee om dat bij de begroting te doen of is dat te laat?
Minister Kamp:
Ik kom er even op terug wanneer ik dat kan doen. Ik zal dat moment tijdig met de Kamerleden wisselen. Als dat niet tot hun tevredenheid is, kan ik daar met hen over spreken.
De voorzitter:
Misschien lukt het u om daar in de tweede termijn antwoord op te geven.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister zei net dat hij keek naar mogelijke streefaantallen van auto's met een stekker. Een van de dingen die hij zei was: 10% van de nieuwe auto's die in 2020 verkocht gaan worden, zouden auto's met een stekker moeten zijn. Maar in 2015 werden al 41.000 nieuwe auto's met een stekker verkocht. Per jaar worden er in Nederland ongeveer 400.000 auto's verkocht. De doelstelling is dus vorig jaar al behaald. Ik hoorde de minister niet al te enthousiast reageren op schepjes erbovenop. Vindt de minister het voldoende om te blijven vasthouden aan de huidige doelstelling? Of is hij met GroenLinks van mening dat je omhoog moet als je die doelstelling nu al haalt? Een uitrol van de laadpaalinfrastructuur is daarvoor cruciaal.
Minister Kamp:
Ik ben het met mevrouw Van Tongeren eens en als de green deal er is, zal ik toelichten hoe die zich verhoudt tot de huidige situatie. Ook zal ik aangeven wat de ambitie is die daaruit voor 2020 en 2025 spreekt. Bij de redenering van mevrouw Van Tongeren heb ik niet zomaar een tegenargument.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat hoor ik zelden. Dank u wel. Bij zo'n mooie ambitie op elektrisch vervoer hoort natuurlijk de bijbehorende ambitie op de laadpaleninfrastructuur. Ik neem aan dat de minister die net zo enthousiast aan de orde gaat stellen als zijn doelstelling voor het aandeel auto's met een stekker in de nieuw gekochte auto's.
Minister Kamp:
Wat de laadpalen betreft moeten we in overeenstemming met een Europese richtlijn met een plan komen. Daarin moeten wij een doelstelling vastleggen waar wij naartoe werken. Daar is al met de Kamer over gesproken; ik meen dat de heer Groot er een motie over heeft ingediend. Wij werken aan dat plan, dat volgens mij binnen anderhalve maand bij de Kamer is.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Bosman. Ik had hem nog niet bij de interruptiemicrofoon gezien.
De heer Bosman (VVD):
Als het over auto's gaat, kom ik graag aan bod. Dat vind ik altijd interessant. Natuurlijk is het belangrijk dat wij doelstellingen halen. Dat deze doelstelling al gehaald is, is ook heel goed. Ik ben wel voor een zekere verbreding. Het moet niet alleen gaan om auto's met een stekker, maar ook om waterstofauto's en misschien ook om heel zuinige auto's. Wij moeten breder kijken naar de mobiliteit op de Nederlandse wegen. Voor minder uitstoot van CO2 en fijnstof moeten wij niet puur en alleen kijken naar de stekkerauto. Wij constateren namelijk ook dat heel veel auto's met een stekker na een jaar Nederland uitgaan.
Minister Kamp:
Dat laatste kan ik niet bevestigen. Het klopt dat er uitvoer plaatsvindt van auto's met een stekker, zoals de heer Bosman het noemt. Maar daarbij gaat het vooral om export naar Noorwegen. Dat komt omdat er gezamenlijk via Nederland wordt ingekocht. Die auto's worden dus deels doorgeschoven naar Noorwegen. Hoe het gaat uitpakken, moet binnenkort blijken. Uit de lease komen plug-inhybrides vrij. Het is de vraag of de consumentenmarkt die wel of niet opneemt. Ik denk dat veel consumenten daarin geïnteresseerd zijn, omdat consumenten vaak kleine stukjes rijden. Als je daar iedere keer elektriciteit voor kunt gebruiken, is dat veel aantrekkelijker dan in het geval van zakelijk gebruik, aangezien er dan vaak lange afstanden aan de orde zijn. Ik denk dat we moeten bekijken hoe het uitpakt. Heb ik hiermee de vragen van de heer Bosman beantwoord of is er een deel blijven liggen? Ik zie hem knikken en dat betekent dat ik verder kan gaan met de punten die naar voren zijn gebracht door de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg vindt dat de minister meer durf moet laten zien. Het is de eerste keer dat er wordt gezegd dat ik geen durf laat zien. Ik dacht dan ook dat ik dat wel deed, want ik sta gewoon voor mijn beleid. Beslissingen die op het punt van duurzame energie genomen moeten worden, zijn vaak impopulair. De Kamer kan dat zelf ook constateren, want als de Kamer ergens een uitspraak over wordt gevraagd, zegt de Kamer altijd nee, omdat de Kamer het altijd eens is met degenen die iets niet willen. Het is mijn rol om ja te zeggen en dat bovendien op een verantwoorde manier te doen. Ik sta daar ook voor en ik denk daarom dat ik beschik over de durf en de durf toon die noodzakelijk is om dit werk te kunnen doen.
Ik begreep van de heer Wassenberg — hij zei dat letterlijk — dat hij de deur dicht wil gooien voor fossiele energie. Ik moet er niet aan denken, omdat dan onze hele samenleving in elkaar dondert. We hebben die fossiele energie heel hard nodig en we zullen die de komende tientallen jaren ook nodig blijven hebben. Ik vind dat we de overgang naar duurzame energie zo snel mogelijk moeten maken, maar dan wel op een verantwoorde manier en niet door de deur dicht te gooien voor fossiele energie.
De heer Wassenberg wil de evaluatie onderbrengen bij een onafhankelijke instantie. Ik vind de overheid een onafhankelijke instantie. Wij zijn niet ergens bij betrokken en wij dienen geen deelbelang. Wij zijn altijd bezig om in het algemeen belang te werken en deelbelangen af te wegen. Ik vind de overheid dan ook een onafhankelijke instantie. Als er goede evaluaties moeten worden gemaakt, kunnen wij dat heel goed zelf of wij kunnen de opdracht daartoe geven. Als er iets misgaat, moeten we het de volgende keer beter doen, maar dat laat echt onverlet dat het onze taak is om het goed te doen. Ik wil die evaluatie dan ook graag bij onszelf houden. Het is niet zo dat je voor een onafhankelijk verhaal buiten de overheid moet zijn. Naar mijn overtuiging is het tegenovergestelde waar.
De heer Wassenberg vroeg om gemeenten en provincies aan te sporen om geen aanvullende voorwaarden te stellen aan wind op land. Daartoe ben ik niet bereid, omdat ik de gemeenten en de provincies respecteer. Ik vind de doelstelling voor duurzame energie ontzettend belangrijk, maar ik respecteer ook hun verantwoordelijkheden voor het welzijn van mensen, hun verantwoordelijkheden voor de natuur en hun verantwoordelijkheden voor de planologie en de inrichting van de openbare ruimte. Dat betekent dat zij op een gegeven moment ook dingen tegen elkaar moeten kunnen afwegen om een verantwoorde beslissing te nemen. Ik wil die verantwoordelijkheid graag aan hen laten. Ik vind verder dat ze hun afspraken moeten nakomen, maar ook dan is het aan hen om te bezien hoe ze dat kunnen combineren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik kom nog even terug op de fossiele brandstoffen. Ik heb gezegd dat de minister de deur moet sluiten voor nieuwe fossiele brandstoffen. Wij hebben het over schaliegas gehad. De minister zegt daarover dat er deze kabinetsperiode niet naar schaliegas geboord zal worden, maar hij weigert om proefboringen onmogelijk te maken. Mijn verzoek luidde: gooi die deur nou dicht voor schaliegas. We zitten nog wel even vast aan fossiele brandstoffen, maar maak het nu wel onmogelijk dat het alleen maar meer wordt. En dat is wel wat er zal gebeuren als we schaliegasboringen toestaan. Dat is een deur die we dus zonder al te veel risico's dicht kunnen gooien. Daar ging mijn opmerking over!
Minister Kamp:
Als ik met u over kernenergie praat, zegt u dat die deur zonder risico dicht kan worden gegooid. Als ik met u over Groningen praat, zegt u dat de gaswinning gestopt kan worden. Als ik met u over Terschelling of Woerden praat, zegt u dat die rustig dichtgegooid kunnen worden. Alle deuren kunnen kennelijk zonder probleem dichtgegooid worden, maar zo kijk ik er niet tegen aan. Ik denk dat het anders ligt en dat we iedere keer per onderdeel een verantwoorde beslissing moeten nemen. We moeten die beslissingen verder nemen binnen het grotere perspectief dat wij de leveringszekerheid moeten garanderen en dat de energievoorziening betaalbaar moet zijn.
Ik weet niet of de heer Wassenberg het zich realiseert, maar ik heb dus al alle vergunningen voor proefboringen naar schaliegas ingetrokken. Die zijn allemaal komen te vervallen. Ik heb afgesproken dat er in deze kabinetsperiode helemaal niet geboord wordt, dus geen commerciële winning en ook geen proefboringen. Ook heb ik gezegd dat er de eerstkomende vijf jaar commercieel niet geboord wordt, niet voor proefboringen en niet voor winning. Het enige wat in die periode kan gebeuren, is dat er in opdracht van de overheid, het Rijk, geboord wordt om te bekijken wat de feitelijke situatie is wat betreft schaliegas. Die boringen willen wij, als dat mogelijk is, ook graag zin laten hebben voor de ultradiepe geothermie, iets wat wij ook van groot belang vinden. Wat betreft schaliegas zijn er in deze kabinetsperiode dus op geen enkele wijze boringen, en in de eerste vijf jaar niet met de nuancering die ik net heb aangegeven.
De heer Wassenberg (PvdD):
Proefboringen die door de overheid worden geïnitieerd zijn ook proefboringen. Wat betreft kernenergie: kerncentrales zijn duur. Het opslaan van kernafval is ook heel duur. Het sluiten van de kerncentrale kost geld, maar de kerncentrale zelf kost ook geld. Ten slotte ... Dat punt laat ik nu even lopen.
De voorzitter:
U hebt nog een tweede termijn.
Minister Kamp:
Toch is het goed voor de heer Wassenberg om zich dat te realiseren. Voor schaliegas de deur dicht, voor kolen de deur dicht, voor kerncentrales de deur dicht, voor kleine velden de deur dicht, voor Groningen en voor injectie van productiewater de deur dicht. Het zijn allemaal deuren die moeten worden dichtgegooid. Ondertussen willen wij toch graag hebben dat de energie betaalbaar is en dat er leveringszekerheid is. Daarin moeten afwegingen worden gemaakt. Voor die afwegingen toon ik de benodigde durf, denk ik.
De heer Smaling heeft op een aantal punten al een reactie gekregen, omdat ik daarop al eerder ben ingegaan. Hij sprak opnieuw over geothermie en de versnelling daarvan. Zoals ik al heb aangegeven, zijn wij bij alle projecten voor geothermie op de een of andere manier betrokken en stimuleren wij dat zeer. Ik geloof er ook in. Er zijn problemen, maar die problemen proberen wij altijd op te lossen, samen met de initiatiefnemers. Er is heel veel enthousiasme bij de initiatiefnemers. Op dit moment laat ik onderzoeken of de instrumenten die wij nu hebben, voldoende zijn om de financiële knelpunten rond geothermieprojecten af te dekken. Als dat niet zo is, zal ik overwegen of daaraan bijvoorbeeld in de vorm van een fonds een bijdrage zou kunnen worden geleverd. Ik ben bezig om een pilotproject te realiseren rond ultradiepe geothermie dat vooral voor de industrie interessant is. De industrie heeft voor haar processen namelijk hoge temperaturen nodig. Als je die uit de diepe ondergrond kunt halen, kun je een deel van de gasvraag bij de industrie wegvangen. Ultradiepe geothermie is in Nederland nog nooit toegepast, en wij zijn nu aan het bekijken hoe wij daar een pilotproject op kunnen zetten.
Bovendien zetten wij een Kennisagenda Aardwarmte in op de kennisontwikkeling rond geothermieprojecten. Wij proberen op die manier, met de kennisontwikkeling en de kennisagenda, bij te dragen aan de professionalisering van de sector rond geothermie. Mag ik nog één keer zeggen dat ik veel waardering heb voor initiatiefnemers die echt hun nek uitsteken en die naast hun normale bezigheid, bijvoorbeeld als tuinder, volop bezig zijn om de geothermie te laten slagen? Zij bereiken daarmee resultaten voor hun eigen bedrijf, maar ook voor hun omgeving, andere bedrijven, woningen, sporthallen en zwembaden; ik heb ze al genoemd. Dat zijn echt mensen die hun nek uitsteken voor het algemeen belang. Ik heb daar veel waardering voor.
Ten slotte vroeg de heer Smaling of ik de visie Biomassa 2030 nog eens tegen het licht kan houden. Ik hoop dat hij het mij niet kwalijk neemt dat ik dat niet doe, omdat ik net met de visie Biomassa ben gekomen. Daaraan hebben wij hard gewerkt. Vervolgens hebben wij die visie neergelegd, en ik wil daarover graag met de Kamer in gesprek. Ik ga er ook met de sector over in gesprek, maar dat is er vooral op gericht om alle ambities die verwoord zijn in de visie Biomassa ook in daden te kunnen omzetten.
De voorzitter:
Is er behoefte aan een tweede termijn? Ik stel vast dat dat het geval is. Mij blijkt dat er geen behoefte is aan een schorsing voorafgaand aan de tweede termijn. Ik verleen graag het woord aan mevrouw Dik-Faber voor haar bijdrage in tweede termijn.
Termijn inbreng
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik heb een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de CO2-prijs onder de €5 per ton is gedaald, waardoor de uitstoot van broeikasgassen niet wordt ontmoedigd;
constaterende dat de Nederlandsche Bank waarschuwt voor grote schokken voor de economie als niet tijdig wordt ingezet op een CO2-neutrale economie en daarom pleit voor een hogere koolstofprijs;
verzoekt de regering, te streven naar een minimumprijs voor CO2 binnen het Europese emissiehandelsysteem (ETS) of in samenwerking met omringende landen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 432 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het klimaatakkoord is vastgelegd dat de opwarming van de aarde in 2100 beperkt moet zijn tot ruim beneden de 2°C en dat gestreefd wordt naar een temperatuurstijging van maximaal 1,5°C;
overwegende dat het emissiehandelssysteem (ETS) hervormd moet worden om de schadelijke uitstoot van broeikasgassen terug te dringen;
verzoekt de regering, het 1,5°C-doel uit het klimaatakkoord als uitgangspunt te nemen bij de hervorming van het emissiehandelssysteem (ETS),
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 433 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vanaf eind 2020 alle nieuwe gebouwen bijna energieneutraal moeten zijn conform de Europese EPBD-richtlijn en dat in Nederland voor overheidsgebouwen deze eis al vanaf eind 2018 zal gelden;
overwegende dat het einddoel van nul-op-de-meter verdere aanscherping van deze normen vraagt;
verzoekt de regering, voor het eind van het jaar een voorstel aan de Kamer voor te leggen voor aanpassing van het Bouwbesluit zodat:
- vanaf eind 2018 alle nieuwe woningen bijna energieneutraal zijn;
- vanaf een met de bouwbranche nader te bepalen jaar alle nieuwe woningen nul-op-de-meter zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 434 (30196).
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Tot slot nog een heel korte motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer de motie-Van Weyenberg/Van Veldhoven (34302, nr. 99) heeft aangenomen om kolencentrales uit te faseren;
verzoekt de regering, te voorkomen dat restwarmteprojecten ertoe leiden dat de levensduur van kolencentrales onnodig wordt verlengd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 435 (30196).
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik wil de minister allereerst bedanken voor een aantal toezeggingen. Dat scheelt mij een paar moties.
Ten aanzien van planschade en gezondheidseffecten heeft de minister toegezegd om nog eens te kijken hoe er in Drenthe zorgen kunnen worden weggenomen. Hij gaat de regeling niet aanpassen, maar we gaan wel kijken of er in de communicatie met mensen zorgen kunnen worden weggenomen en gezondheidsvragen worden beantwoord. Ik stel dit zeer op prijs.
Ten aanzien van biomassa heeft de minister toegezegd om te bezien hoe de 25 PJ kan worden benut om ook de cascadering en omschakeling in de chemische industrie een impuls te geven. Ik kijk heel erg uit naar zijn antwoorden op dit punt, later dit jaar.
Ik ben verder blij dat de minister bereid is om te kijken naar een experimentenregeling om Gasunie nog meer te stimuleren om samenwerking en innovatie te vergemakkelijken. Ook op dit punt kijk ik graag uit naar de antwoorden van de minister.
Ik heb nog twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de partijen van het energieakkoord bezig zijn met het opstellen van een intensiveringspakket om de doelen van het energieakkoord te bereiken;
overwegende dat de resultaten van veel maatregelen flinke bandbreedtes kennen en dat niet alle maatregelen altijd het maximale zullen opleveren;
verzoekt de regering om, bij de beoordeling of het intensiveringspakket voldoende is om de doelstellingen van het energieakkoord te halen, uit te gaan van de gemiddelde waarde van de bandbreedte en niet van de maximale waarde,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 436 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering bezig is om scenario's te maken voor de uitfasering van kolencentrales en dat compensatie daar mogelijk onderdeel van uit zal maken;
verzoekt de regering om ook transparant te maken hoe de berekening van eventuele compensatiekosten tot stand komt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van Tongeren en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 437 (30196).
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zie dat in de tekst zoals die op mijn bureau ligt, de woorden "mogelijk" en "eventuele" nog niet zijn toegevoegd. Omdat ik ze zojuist wel heb uitgesproken, voeg ik ze graag toe.
De voorzitter:
Dat is geregeld.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat elektrisch rijden en zelfrijdende voertuigen een bijdrage kunnen leveren aan duurzame mobiliteit en marktkansen voor het Nederlandse bedrijfsleven vormen;
verzoekt de regering om in de topsectoren Energie, Hightech en Logistiek meer aandacht te besteden aan elektrische en zelfrijdende voertuigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 438 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de PALLAS-reactor medische isotopen gaat leveren, maar intussen ook gewerkt wordt aan innovatieve technieken zoals cyclotrons;
overwegende dat er nog geen particuliere investeerders zijn;
van mening dat bij een besluit over de productie van medische isotopen ook internationale ontwikkelingen meegewogen moeten worden;
verzoekt de regering, een helder besluitvormend moment in te bouwen in de besluitvorming;
verzoekt de regering tevens, pas verder financieel bij te dragen aan PALLAS als er particuliere investeerders zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 439 (30196).
De voorzitter:
Wij hebben ""go/no go"-moment" in uw motie gewijzigd in "helder besluitvormend moment". Hebt u daar heel veel bezwaar tegen?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat vind ik geen enkel probleem.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat elektrisch vervoer een bijdrage geeft aan schone lucht en een beter klimaat;
overwegende dat het aantal laadpalen voor elektrische auto's nog onvoldoende is;
verzoekt de regering, aan de green deal Openbaar Toegankelijke Elektrische Laadinfrastructuur de doelstelling toe te voegen om te streven naar 20% parkeerplekken met een laadpaal in publieke en nieuwe parkeergarages en te streven naar één publieke laadpaal per drie elektrische auto's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 440 (30196).
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik was erg blij om te horen dat de minister de moties van GroenLinks op zijn nachtkastje heeft liggen om daar regelmatig in te bladeren en daaruit inspiratie op te doen. Ik was ook blij met een iets serieuzere toezegging, namelijk dat de minister nog eens zal nakijken welke voorstellen van GroenLinks en andere partijen om wind op land te versnellen bij zijn beleid betrokken kunnen worden.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. In eerste termijn sprak ik over vijf kolencentrales die dichtgaan; ik zei dat dat al heel wat was. Even expliciet voor de verslaglegging: er zijn er al twee dicht en er zouden er nog drie dicht moeten gaan.
Over organisch stofgehalte in de bodem ben ik het met de minister eens: het kabinet moet niet willen sturen op gewaskeuze. Ik hoop dat de minister dat ook doorgeeft aan de staatssecretaris van Economische Zaken. Ik hoop dat wij op enig moment wel de teelt gaan stimuleren van gewassen die CO2 kunnen opslaan; ik hoop dat de minister dat ook wil doorgeven aan de staatssecretaris van Economische Zaken. Dan zal ik de discussie met hem vervolgen.
De Nederlandse WindEnergie Associatie heeft een evaluatie op de gedragscode voor windenergie uitgevoerd. Ik heb de minister in eerste termijn gevraagd om in te gaan op de aanbevelingen van de NWEA. Mogelijk kan hij dat schriftelijk doen.
Tot slot wil ik GroenLinks bedanken voor het actieplan voor elektrisch rijden. Ik hoop dat mevrouw Van Tongeren ook luistert, want ik geef haar een compliment. Ik hoop dat zij daar aandacht voor heeft. Ik zal dit actieplan delen met mijn fractie. Met name het zesde punt vond ik wel interessant: spitsstroken mogen gebruikt worden voor elektrische auto's. Ik kom uit de provincie Gelderland. Daar zijn nog heel wat knelpunten op te lossen door een spitsstrook aan te leggen. Ik hoop op steun van mevrouw Van Tongeren voor dit specifieke stukje asfalt.
Ik heb verder geen moties.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden en het heldere verhaal. De komende decennia blijven alle vormen van energieopwekking hard nodig. Het is een illusie om te denken dat wij dingen rücksichtslos uit kunnen zetten en weg kunnen schakelen en dat wij er daarmee zouden komen. Het is niet verstandig om bepaalde vromen op voorhand te verbieden. Laat de verschillende soorten elkaar versterken. Zolang er geen vorm van grootschalige opslag van energie is, hebben wij de fossiele centrales en de kerncentrales hard nodig. Energieopwekking moet uiteindelijk betrouwbaar, betaalbaar en schoon zijn, waarbij die drie in een goede verhouding tot elkaar staan.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De heer Bosman zegt dat wij de kerncentrales, de kolencentrales en de fossiele opwerking heel hard nodig hebben naast de nieuw opkomende schone energie. Maar weet de heer Bosman dat wij in Nederland ruim twee keer het vermogen hebben opgesteld dat wij zelf voor Nederland nodig hebben? Wat hij net zei, strookt niet helemaal met de actuele situatie in Nederland.
De heer Bosman (VVD):
Nee, maar als wind wegvalt, is het weer een stuk minder. Wij tellen opgesteld vermogen mee. Dat is ook de wind. Die is niet altijd aanwezig. We hebben interconnecties die verschillende kanten opgaan, inclusief naar het buitenland. Het is dus niet waar dat wij gemakkelijk kunnen rekenen dat wij genoeg hebben. TenneT zegt heel simpel: in 2019 lopen wij in het slechtste geval risico dat wij te weinig hebben.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Nogmaals, als je alle wind eraf trekt, is er in Nederland meer opgesteld vermogen. Dat wil niet zeggen dat het aangezet wordt, maar het vermogen staat er nu om Nederland twee keer te voorzien. Is de heer Bosman daarvan op de hoogte of niet?
De heer Bosman (VVD):
Ik ben dat niet met mevrouw Van Tongeren eens. In de rapportage van TenneT staat dat beduidend anders. Dan is het een risico. Je kunt heel hard zeggen dat het geen probleem is, maar ik denk dat dat onverstandig is. Wij moeten ons niet in slaap laten sussen door te denken: weet je wat, sluit maar af want er is geen probleem. Dat is er wel en TenneT heeft dat aangegeven. Ik denk dat wij ons daarover veel zorgen moeten maken. Het simpelweg uitzetten van centrales omdat wij toch genoeg hebben, vind ik onverstandig.
De voorzitter:
Daarover zult u nog menigmaal de degens kruisen, zo heb ik de indruk.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden in eerste termijn en voor zijn niet-aflatende inspanningen om Nederland en andere landen verder te helpen bij de omwenteling van fossiele naar duurzame energie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende:
- dat het mogelijk is om met auto's te rijden die geen vervuilende stoffen uitstoten;
- dat dit type auto's in prijs snel goedkoper zal worden en dat de actieradius steeds groter zal worden en dat dit proces sneller verloopt wanneer emissieloos vervoer de standaard wordt;
- dat ook andere landen (Noorwegen, VS) beleid ontwikkelen voor emissieloos vervoer;
spreekt uit dat Nederland moet streven naar emissieloze verkopen van auto's in 2025 en roept de regering op zich hiervoor in Europees verband in te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Vos, Van Veldhoven, Van Tongeren, Dik-Faber en Wassenberg.
Zij krijgt nr. 441 (30196).
De heer Bosman (VVD):
In het energieakkoord hebben we een heel scherpe afspraak staan: 2035. Ik begrijp dat de heer Vos die afspraak wil schrappen, want het wordt 2025. Is dit nu een aanscherping van het energieakkoord op basis van een politieke uitspraak? Hoe moet ik dat zien?
De heer Jan Vos (PvdA):
Dit is een herhaling van zetten. Wij hebben dit al besproken. Ik denk dat het niet in strijd is met het energieakkoord. Ik ben van mening dat het energieakkoord geen cap mag zijn op het streven naar duurzaamheid. Ik kan mij ook niet voorstellen dat het een probleem is en dat het in strijd is met het energieakkoord. In de evaluatie van het energieakkoord zullen wij op meer terreinen aanpassingen doen. Ik zie dat niet als een afwijking van het energieakkoord. Ik wil ook gezegd hebben dat ik vind dat een energieakkoord geen regeerakkoord is.
De heer Bosman (VVD):
Ik vind dat toch bijzonder. Het zijn afspraken met duurzaamheidsdoelstellingen, waarbij wij kiezen voor de toekomst en afspraken maken met heel veel partijen. Hier wordt in de Kamer, met alle respect, een vluggertje gedaan dat afbreuk doet aan het energieakkoord. De heer Vos kan in zijn spreektekst zeggen dat wij moeten kijken hoe het gaat en dat het misschien aangepast moet worden, maar als je een motie indient, waarover een uitspraak van de Kamer komt, met een wezenlijk andere uitspraak dan in het energieakkoord, breek je het energieakkoord af. De heer Vos kan dat anders zien, maar ik zie het zo.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb al heel vaak in de Kamer gezegd dat ik achter het energieakkoord sta. Over biomassa hebben wij soortgelijke discussies gehad. Wij hebben afgesproken dat wij maximaal 25 PJ aan biomassa zouden bijstoken. Als de rechter dan een uitspraak doet dat je in 2020 minder CO2 moet uitstoten, 25% in plaats van 20%, betekent dat dat je daar misschien op een andere manier mee moet omgaan dan je tot dan toe van plan was. Dat geldt ook voor het verkeer. Je kunt aan twee dingen draaien als je recht wilt doen aan de Urgenda-uitspraak, namelijk de kolencentrales en het verkeer. Als we gewoon door willen rijden, dan moet het van die kolencentrales komen. Het moet uit de lengte of de breedte komen. Als de heer Bosman zegt dat hij die uitspraak van de rechter maar naar zich neerlegt, dan zeg ik dat ik die uitspraak van de rechter belangrijker vind dan het energieakkoord.
De heer Bosman (VVD):
De heer Vos haalt nu alles door elkaar. In principe zijn er afspraken gemaakt. De regering komt zo meteen met een voorstel over het ibo. Dat komt allemaal aan de orde. Wat nu gebeurt, is een heel snel vluggertje. De heer Vos heeft een mooi stuk geschreven, maar dat is een beetje uitgelekt. Er is wat paniek in de PvdA en nu moet er toch even een motie komen. Dat stelt mij teleur, want het is wel degelijk een aanscherping van het energieakkoord. Ik vind het echt een verandering. Er komt zo meteen een evaluatie van het energieakkoord. Als wij vinden dat er iets moet gebeuren, dan kunnen we met z'n allen aan tafel zitten en het in goed overleg met alle partijen beoordelen om te komen tot een goed verhaal. Wat nu gebeurt, is een politiek vluggertje, wat ik onverstandig vind en zeker niet respectvol tegenover alle mensen die bezig waren met het energieakkoord.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik bedank de heer Bosman voor de complimenten die hij uitspreekt voor het stuk van de Partij van de Arbeid. De overige uitlatingen zijn meer in algemene zin dan dat ik ze direct op mij van toepassing acht.
De voorzitter:
Nu brengt u mij in verlegenheid, mevrouw Van Veldhoven. Ik wil u best het woord geven, maar u bent een van de ondertekenaars. Dat maakt het wat ingewikkeld.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Zeker. Daarom is het belangrijk om duidelijk te maken dat de motie niets zegt over hoe het streven naar meer emissievrije auto's moet worden ingevuld. Daarmee is het niet in strijd met het energieakkoord of met datgene waarmee de partijen bezig zijn.
De voorzitter:
U komt de heer Vos eigenlijk een beetje te hulp.
De heer Jan Vos (PvdA):
Alle partijen die de motie hebben ondertekend, met uitzondering van de Partij voor de Dieren en de ChristenUnie, staan achter het energieakkoord. GroenLinks en D66 zijn voorstander van het energieakkoord en hebben er voortdurend hun steun aan verleend, de Partij van de Arbeid ook. Er is nu een interpretatieverschil tussen de VVD en die andere partijen over de mate waarin dit afwijkt van de letter en de geest van het energieakkoord. Dat is dan bij dezen geconstateerd. Daar is zo'n debat ook goed voor.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik dien zo twee moties in, maar ik heb eerst een vraag aan de minister. Wij spraken in eerste termijn over de warmterotonde. Daarop zal mogelijk ook een kolencentrale worden aangesloten. De minister zei in antwoord op vragen van collega Jan Vos dat zolang die kolencentrales nog bestaan, je de restwarmte moet gebruiken. We moeten er echter tegen waken dat we die kolencentrale op die manier onmisbaar maken. Kan de minister uiteenzetten hoe kan worden voorkomen dat we de kolencentrales op deze manier een onmisbaar onderdeel van het warmtenet maken? Ik vraag dat, omdat er een motie is aangenomen waarin de minister wordt opgeroepen om kolencentrales uit te faseren. Ik ben bang dat die motie anders in het geding komt. Is de minister bereid om met een plan van aanpak te komen waarin wordt uiteengezet hoe de kolencentrales weer uit een warmtenet kunnen worden verwijderd?
Ik dien mijn moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de OESO adviseert de evaluatie van het energieakkoord in 2016 "grondig, transparant en onafhankelijk" uit te laten voeren;
constaterende dat het kabinet het voortouw neemt bij de evaluatie en hierbij zal overleggen met alle betrokken partijen over de opzet van de evaluatie;
overwegende dat het onwenselijk is dat betrokkenen en belanghebbenden invloed kunnen uitoefenen op deze evaluatie;
verzoekt de regering, de evaluatie van het energieakkoord bij een onafhankelijke instantie onder te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 442 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in een duurzame en toekomstbestendige energiehuishouding geen ruimte is voor kernenergie, waarbij we toekomstige generaties nog duizenden jaren opschepen met gevaarlijk radioactief afval;
constaterende dat kerncentrale Borssele tot 2033 open zal blijven, waardoor de hoeveelheid radioactief afval flink zal toenemen;
constaterende dat de kerncentrale moet worden verstevigd om "Fukushimaproof" te zijn en dat de kosten hiervan in de honderden miljoenen euro's zullen lopen;
overwegende dat dit geld beter kan worden geïnvesteerd in duurzame energiebronnen, opdat vervuilende energiebronnen op zo kort mogelijke termijn overbodig gemaakt kunnen worden;
verzoekt de regering, in te zetten op sluiting van kerncentrale Borssele,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 443 (30196).
De heer Wassenberg (PvdD):
Excuses voor het woord "Fukushimaproof", maar ik heb daar geen Nederlands alternatief voor.
De voorzitter:
Ik zat al te overleggen, maar ik weet zo een-twee-drie ook niets. "Bestendig" misschien.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik heb drie moties. Dat is een beetje veel, maar een keer moet dat kunnen. De eerste gaat over de behoefte om het energieakkoord wat socialer te maken. Ik heb het daar in mijn eerste termijn ook over gehad.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het energieakkoord gericht is op technische oplossingen, uitgedrukt in megawatts, petajoules en percentages;
van mening dat een energieakkoord, mede gezien de subsidies die ermee gemoeid zijn, van alle mensen moet zijn;
verzoekt de regering, bij de evaluatie van het energieakkoord te komen tot een versie 2.0 die er een sociaal akkoord van maakt waarin lusten en lasten fair worden verdeeld en meer ruimte ontstaat voor lokale innovatie en participatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 444 (30196).
De heer Smaling (SP):
De tweede motie gaat over de biomassa, met het verzoek aan de minister om toch het KNAW-rapport mee te nemen in wat er allemaal nog aan staat te komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het rapport Biomassa 2030 de nadruk legt op een toename van vraag naar en aanbod van biomassa voor alle doelen waarvoor deze kan worden aangewend;
overwegende dat de KNAW aangeeft dat hoogwaardige toepassing veruit de voorkeur verdient en dat grootschalige toepassing van biomassa als bijstookproduct en als transportbrandstof niet leidt tot de oplossing van het CO2-probleem;
verzoekt de regering, het beleid zo aan te passen dat de overwegingen van de KNAW daarin hun plaats vinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 445 (30196).
De heer Smaling (SP):
Tot slot: ik zal de mensen in de Groningse en de Drentse veenkoloniën steunen tot ik erbij neerval, want hun wordt toch echt onrecht aangedaan. Ik heb al eerder een motie ingediend, die ook is aangenomen, om het omgevingsmanagement zoals de regering dat nu heeft geformuleerd daarin leidend te laten zijn. Daarom nu een motie die met name het verschil tussen wind en zon accentueert. Er zijn allerlei zonneplannen in Drenthe. Ik zou graag zien dat de minister die op waarde schat.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de kosten en baten van opwekking en gebruik van duurzame energie permanent in beweging zijn;
constaterende dat wind nu nog een lagere per unit-kostprijs lijkt te hebben dan zon, maar dat de laatste aan een inhaalslag bezig lijkt als gevolg van enerzijds massaproductie en anderzijds verwachte rendementsstijgingen;
van mening dat keuzes voor technologieontwikkeling gericht moeten zijn op de toekomst en op sociale acceptatie;
verzoekt de regering, een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit te voeren die de geschatte perspectieven voor energieopwekking uit zon en wind op land, nu en in de toekomst, inzichtelijk maken en daar toekomstige investeringen en toekenning van subsidiegelden op af te stemmen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 446 (30196).
De voorzitter:
Ik hoop dat u "tot ik erbij neerval" spreekwoordelijk bedoelde.
De heer Smaling (SP):
Ja. Ik hoop dat dat nog even niet gebeurt, maar je weet het maar nooit. Ik kondig het dus maar vast aan.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Laten we de minister nou eens één minuut bedenktijd per motie geven en hem de tijd geven om de boel te ordenen.
De vergadering wordt van 18.18 uur tot 18.35 uur geschorst.
Termijn antwoord
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik kijk even of er nog iets anders is dan moties waarop ik zou moeten reageren, want de tweede termijn van de Kamer komt in de praktijk steeds meer neer op het voorlezen van moties.
De voorzitter:
De heer Wassenberg had in elk geval nog een vraag, heb ik onthouden.
Minister Kamp:
Dan ga ik maar eens beginnen met de heer Wassenberg. Zijn vraag ging over de warmterotonde en het onmisbaar worden van kolencentrales daarvoor. Ik kom daar straks nog op terug bij een motie. De heer Wassenberg zou zich moeten afvragen we of we hier, buiten de lijst van dingen waar we nee tegen zeggen die ik al heb genoemd, ook niet bezig zijn om nee te zeggen tegen warmtenetten. Bij die drie nieuwste kolencentrales, waarvan er twee op de Maasvlakte staan, komen grote hoeveelheden warmte beschikbaar. In Zuid-Holland is er een initiatief op gang gekomen waarbij 1 tot 1,5 miljoen woningen worden aangesloten op een aan te leggen warmtenet. Natuurlijk zijn we met zijn allen van mening dat daar zo veel mogelijk warmtebronnen voor benut moeten worden, maar die twee splinternieuwe grote kolencentrales zijn ook realistische warmtebronnen daarvoor. Ik denk dat we ervoor moeten oppassen dat we ernaar toe gaan werken dat we ook daar nee tegen gaan zeggen. Dit wat betreft de opmerking van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan heeft de minister mij toch opnieuw verkeerd begrepen. Ik heb niet gezegd dat die kolencentrales daar niet op kunnen worden aangesloten. Ik heb gevraagd of er op het moment dat de kolencentrales worden uitgefaseerd — daarover heeft de Kamer een motie aangenomen — een plan van aanpak kan komen waarin rekening wordt gehouden met die uitfasering, zodat ze dadelijk niet onmisbaar worden genoemd voor die warmtenetten. Ik heb dus expliciet niet gezegd dat ze nu niet mogen worden gekoppeld. Ik wil alleen een plan van aanpak voor het moment dat die kolencentrales straks verdwenen zijn.
Minister Kamp:
Ik heb het heel goed begrepen, maar ik weet ook een beetje hoe de politiek werkt. Biomassa staat nu ter discussie, gekoppeld aan de gewenste sluiting van kolencentrales. Nu kunnen we ook warmtenetten daaraan koppelen en dan staan ook die weer ter discussie. Ik ga de lijst van zes of zeven verschillende vormen van energie die ik net heb genoemd niet opnieuw opnoemen, maar er worden er sluipenderwijs steeds nieuwe aan toegevoegd. Daar heb ik echt bezwaar tegen. Ik benader dat op een andere manier. Als je gas kunt vervangen door warmte, zeker als dat in de vorm van restwarmte of aardwarmte is, is dat goed. Ik denk dat je zo veel mogelijk verschillende bronnen moet gebruiken voor warmtenetten om ze niet kwetsbaar te laten zijn. Ik wil echter niets doen om die moderne kolencentrales daarvan uit te sluiten. Ik ben overigens van mening dat de Kamer er recht op heeft om over de kolencentrales en de ideeën over uitfasering daarvan dit jaar een onbelaste discussie met het kabinet te voeren. Zeker tot het moment van de besluitvorming over die kolencentrales, zal ik terughoudend zijn op het punt van de warmtenetten. Ik geloof niet dat daar in de praktijk tussen mij en de Kamer voor dit jaar een probleem zal ontstaan.
De heer Bosman sprak over het teveel aan vermogen, naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Van Tongeren dat er twee keer teveel vermogen zou zijn. De heer Bosman zei dat TenneT er, gezien hetgeen beschikbaar is aan vermogen, al voor waarschuwt dat als de ontwikkeling die gaande is doorgaat, we op een gegeven moment in de problemen kunnen komen en afhankelijk gaan worden van het buitenland. Ik denk dat het inderdaad is zoals de heer Bosman zegt.
De heer Geurts heeft aanbevelingen gedaan voor de evaluatie van de gedragscode, de code die opgesteld is in overleg tussen de branche voor windenergie en de natuur- en milieuorganisaties. Ik ben op de aanbevelingen uit de evaluatie ingegaan. Ik heb gezegd dat er inderdaad veel meer betrokkenheid is als gevolg van die gedragscode. Er staat echter ook in de evaluatie dat het belangrijk is om in een heel vroeg stadium mensen er zo veel mogelijk bij te betrekken. Ik heb tegen de Kamer gezegd dat ik ook van mening ben dat dat een belangrijk punt is uit het energierapport, maar dat voor de korte termijn geldt dat we ook nog iets anders hebben: de doelstellingen voor 2020. Die heb ik na te komen. Bovendien heb ik ook de lopende procedures na te komen. Dus er zijn verschillende invalshoeken mogelijk als je hierover spreekt.
Ik geloof niet dat er verder nog vragen voor mij zijn blijven liggen. Dan ga ik naar de moties, nadat ik nog even iets heb gezegd over het overzicht van alles wat gaande is op het gebied van energie-innovatie, zodat de Kamer daar inzicht in krijgt. De voorzitter suggereerde mij om dat bij de begroting te doen. Ik neem niet de vrijheid om van die suggestie af te wijken, dus ik ga dat bij de begroting doen.
De voorzitter:
Ik zie dat de leden dat vroeg genoeg vinden. Dan is iedereen blij.
Minister Kamp:
Dank u.
De motie-Dik-Faber op stuk nr. 432 vraagt de regering om te streven naar een minimumprijs voor CO2 binnen het Europese emissiehandelssysteem of in samenwerking met andere landen. Ik heb gezegd dat het op langere termijn nodig kan zijn om aanvullende versterkende maatregelen te nemen. Wij hebben al maatregelen genomen. Aanvullende maatregelen kunnen aan de orde zijn. Ik zal samen met de staatssecretaris met een brief komen waarin ik een en ander nader zal toelichten, want dit is een belangrijk punt, zowel voor de staatssecretaris van I en M als voor mij. Maar ik heb ook aangegeven dat ik geen voorstander ben van een bodemprijs. Vanwege de lage CO2-prijs willen wij dat breder gekeken wordt naar de vraag of versterking van het ETS nodig is en, zo ja, op welke manier. Daar gaan wij op reageren. Die brief zal in april naar de Kamer komen. Nu vooruitlopen op die brief en onze analyse door daar als Kamer al een uitspraak over te doen ontraad ik haar. Dus de motie-Dik-Faber op stuk nr. 432 ontraad ik.
De motie-Dik-Faber/Van Tongeren op stuk nr. 433 vraagt de regering het anderhalfgradendoel uit het klimaatakkoord van Parijs als uitgangspunt te nemen. Wij hebben in de EU afgesproken dat wij in 2018 gaan bekijken of aanscherping van het beleid nodig is naar aanleiding van de uitkomsten van de klimaattop in Parijs. Tot dan richten wij ons op het uitvoeren van de al gemaakte afspraken, die vergaand zijn. Deze motie is niet in overeenstemming met de afspraak die in Europa is gemaakt. Vandaar dat ik de motie-Dik-Faber/Van Tongeren op stuk nr. 433 ontraad.
De motie-Dik-Faber op stuk nr. 434 vraagt de regering om voor het eind van het jaar een voorstel aan de Kamer voor te leggen voor aanpassing van het Bouwbesluit. Dat zal moeten inhouden dat alle nieuwe woningen vanaf eind 2018 bijna energieneutraal moeten zijn. Wij hebben in het Bouwbesluit al vastgelegd dat dat vanaf 2020 het geval moet zijn en dan krijgen wij nu een motie waarin staat: 2018. Ik wil het graag bij 2020 houden, zoals wij in het Bouwbesluit hebben vastgelegd. Dat is zeer ambitieus. De motie-Dik-Faber op stuk nr. 434 ontraad ik.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Dik-Faber een toelichtende vraag heeft. In zijn algemeenheid: wij gaan niet uitgebreid discussiëren, hè? Het is, neem ik aan, een toelichtende vraag op de reactie van de minister op de motie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Er staan twee verzoeken. Het eerste is: vanaf 2018 alle nieuwe woningen bijna energieneutraal. Dat sluit dan aan bij de overheidsgebouwen. Het lijkt ons goed om dat op één lijn te trekken. Het tweede verzoek is om met de bouwbranche in overleg te gaan en te bepalen vanaf welk jaar alle nieuwbouwwoningen — er staat nog een foutje in de motie; het moet nieuwbouwwoningen zijn — "nul op de meter" zijn. Het is heel belangrijk dat wij daar afspraken over maken. Als wij dat niet doen en wij vanaf jaar X woningen bouwen die niet "nul op de meter" zijn, dan moeten wij die woningen over 10, 20, 30 jaar alsnog naar "nul op de meter" zetten.
Minister Kamp:
Ik kan "nul op de meter" niet als norm nemen op dit moment. Dat is gewoon te duur. Ik zal mevrouw Dik-Faber de bedragen besparen die in Groningen spelen op dit moment of de bedragen die je moet investeren om van bestaande woningen nul-op-de-meterwoningen te maken. Het gaat mij te snel om nu al te zeggen dat dat voor nieuwe woningen bepaald moet gaan worden. Wij gaan al heel ver met de bepaling in het Bouwbesluit dat alle nieuwbouw vanaf 2020 bijna energieneutraal moet zijn. Nog een stap verder, zowel met die datum van 2018 als met de uitbreiding van nul-op-de-meterwoningen, gaat mij te ver. Daarom ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
U vervolgt met de motie op stuk nr. 435.
Minister Kamp:
De motie op stuk nr. 435 van mevrouw Dik-Faber en mevrouw Van Tongeren gaat over de restwarmteprojecten en de levensduur van kolencentrales. Ik heb daar al het nodige over gezegd. Ik wil liever niet nog meer uitspraken van de Kamer hebben, die het nog moeilijker maken om ervoor te zorgen dat we ook in de toekomst een verantwoorde energievoorziening hebben, die duurzaam, betaalbaar en leveringszeker is. Ik heb al gezegd wat de Kamer allemaal heeft uitgesproken dat niet zou moeten. Wat er in deze motie wordt gevraagd, gaat de warmteprojecten moeilijker maken. Ik heb aangegeven dat mijn intentie voor het lopende jaar is dat de discussie over de uitfasering van kolencentrales niet belemmerd mag worden. Dat heb ik met de biomassa geregeld en dat zal ik natuurlijk ook aanhouden voor de restwarmte. Een Kameruitspraak om dat nu vast te leggen, lijkt mij de zaak onnodig verder te bemoeilijken. Daarom ontraad ik de Kamer om die uitspraak te doen. Het betreft de motie op stuk nr. 435.
In de motie op stuk nr. 436 van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Van Tongeren wordt de regering verzocht om "bij de beoordeling of het intensiveringspakket voldoende is om de doelstellingen van het energieakkoord te halen, uit te gaan van de gemiddelde waarde van de bandbreedte en niet van de maximale waarde". Wij laten alle projecten, initiatieven en methodieken doorrekenen door het ECN. Het ECN mag dat allemaal zelfstandig beoordelen, maar vervolgens hebben wij, de partijen die het energieakkoord hebben gesloten, wel de vrijheid om om te gaan met die berekeningen. Wij kunnen het middenscenario nemen; we kunnen ook het wat optimistischere scenario nemen, omdat we denken dat dat gerealiseerd kan worden. Ik denk dat we ons die vrijheid niet moeten onthouden. Daarom ontraad ik deze motie van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Uiteraard heeft de minister alle vrijheid. Daarom is het belangrijk om daar met elkaar een afspraak over te maken. Als we zien wat we nog voor opgaven moeten doen na 2020, is het toch heel erg mooi als het een beetje meevalt? Het heeft toch niet zo veel zin om je rijk te gaan rekenen met een maximale opbrengst, waarvan je zeker weet dat je die niet op al die punten zult halen. Zouden we niet een teleurstelling voorkomen als we iets conservatiever inschatten wat de optelsom is van wat die projecten zouden kunnen opleveren?
Minister Kamp:
Mevrouw Van Veldhoven kan die mening zijn toegedaan. Ook partijen die het energieakkoord met ons hebben gesloten, zouden die mening kunnen zijn toegedaan. We hebben echter met elkaar gezegd: we laten het ECN dit doorrekenen en vervolgens maken we op grond van die gegevens van het ECN onze eigen inschatting, op grond van onze eigen ambities en verwachtingen. Die ruimte wil ik graag aan de partijen van het energieakkoord laten. We hebben dit met z'n allen afgesproken. Ik zou dat zo willen houden. Ik zou me dat niet willen laten voorschrijven, zoals mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Van Tongeren met deze motie beogen.
In de motie op stuk nr. 437 van mevrouw Van Veldhoven, mevrouw Van Tongeren en de heer Smaling wordt de regering gevraagd om transparant te maken hoe de berekening van eventuele compensatiekosten voor uitfasering van kolencentrales tot stand komt. We ontwikkelen scenario's voor de uitfasering van kolencentrales. Dat kun je op de korte, de lange en de middellange termijn doen. Daar kun je allerlei dingen bij in beeld brengen. Daar wordt nu aan gewerkt, maar daar kan ook over geprocedeerd worden. Het gaat om enorme bedragen. Alleen al bij de drie nieuwste kolencentrales gaat het om een bedrag van 6 miljard euro. Het is niet moeilijk om te voorspellen dat daar met allerlei invalshoeken rechtszaken over gevoerd kunnen gaan worden, zo niet gevoerd zullen gaan voeren. In die rechtszaken moet ik ook de positie van de Staat bewaken. Het is niet verstandig om bij het voeren van eventuele rechtszaken van tevoren alles op tafel te leggen. Deze motie is niet in het belang van de Staat en dus ontraad ik haar.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zou de minister nooit willen vragen om iets te doen wat niet in het belang van de Staat is. De motie spreekt ook niet per se van "vertrouwelijk" of "niet vertrouwelijk". Maar de Kamer moet de regering altijd kunnen controleren, zeker als het over grote bedragen gaat. Daarom laat de motie in het midden op welke wijze dat zou kunnen gebeuren. Het belang van de Staat zou de Kamer ook niet willen schaden.
Minister Kamp:
Dan is de motie overbodig, want ik ga in de scenario's natuurlijk in op de kosten. Dat is een belangrijk onderdeel van de scenario's. Transparantie is dat je aangeeft wat de bedragen zijn en hoe je aan die bedragen bent gekomen. Dat kan ik niet conform deze motie uitspreken. Wel kan ik zeggen dat ik die relevante informatie natuurlijk aan de Kamer zal geven, maar alleen in zoverre dat ik de positie van de Staat daarmee niet schaad. Die motie voegt daar niks aan toe en daarom heb ik haar ontraden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik wacht nog steeds op de informatie over de kostenopbouw aan de kant van de bedrijven van de eerste kolendeal die deze minister met die bedrijven heeft gesloten. Als de minister zegt dat dit niets toevoegt, ben ik toch benieuwd wanneer we dan ook die kostenopbouw tegemoet kunnen zien. We hebben immers wel inzicht gekregen in de kosten voor het Rijk en hoe we het betalen, maar niet hoe die som tot stand is gekomen. Om te kunnen beoordelen of een goede deal is gesloten, moet de Kamer die informatie wel kunnen inzien. Als dat vertrouwelijk moet, gezien de situatie die de minister schetst, zou ik daar best begrip voor kunnen hebben, maar ik wil nog even helder maken dat het niet zo is dat het niets toevoegt aan wat we nu hebben gekregen.
Minister Kamp:
Op deze motie heb ik al gereageerd. Wat het andere punt betreft: één jaar voordat het energieakkoord werd gesloten, was er een kolenbelasting ingevoerd. In het kader van het energieakkoord zouden onder andere vijf van de tien bestaande kolencentrales gesloten moeten worden. Daarom is toen gezegd: wij houden niet vast aan die kolenbelasting; die laten we vervallen. Over de berekeningen die daaraan ten grondslag liggen, is alles gepubliceerd wat daarover in het kader van het energieakkoord gepubliceerd kon worden. Of het voldoende is voor mevrouw Van Veldhoven, weet ik niet, maar het is wel een afspraak die gemaakt is in het energieakkoord waaraan ook ik mij gebonden voel. Specifiek over deze motie heb ik net mijn argumentatie gegeven.
In de motie op stuk nr. 438 van mevrouw Van Tongeren wordt gevraagd om in de topsectoren energie, hightech en logistiek meer aandacht te besteden aan elektrische en zelfrijdende voertuigen. Met alle respect voor mevrouw Van Tongeren hoeven wij op dit punt echt niet aangespoord te worden. Ik ben zeer gemotiveerd om onze toppositie op het terrein van elektrische voertuigen vast te houden. Mijn collega van I en M is zeer gemotiveerd wat betreft die zelfrijdende voertuigen. Het enige land ter wereld waar grootschalige testen gedaan kunnen worden met zelfrijdende voertuigen, is Nederland. Dat is niet Californië, en ook niet de andere staten die genoemd zijn. Nederland is daar op dit moment heel ver in. Wij zijn daarvoor dus zeer gemotiveerd. We zijn nu bezig met een green deal op dit punt. Ik heb gezegd dat ik wat betreft de laadpalen nog met nadere informatie, met een plan kom. Het zou heel goed zijn om dat nu eens af te wachten en er pas dan als Kamer eventueel een uitspraak over te doen. Als ik nu een uitspraak over de motie moet doen, dan zeg ik: ik ontraad haar. Mocht mevrouw Van Tongeren de motie aanhouden, dan kunnen we later bezien wat er nog over te bespreken zal zijn.
In de motie van mevrouw Van Tongeren en mevrouw Dik-Faber op stuk nr. 439 wordt de regering gevraagd om pas verder financieel bij te dragen aan de ontwikkeling van PALLAS als er particuliere investeerders zijn. In de tweede helft van 2017 zullen we beslissen over PALLAS. De voorzitter, en met hem nu ook de woordvoerders, noemt dat "een helder besluitvormingsmoment". Er zal dan worden bekeken of er sprake is van voldoende interesse van particuliere investeerders, die dan dus voor eigen rekening dat project willen gaan runnen. Als die voldoende belangstelling er is, dan zouden we kunnen doorgaan. Als die er niet is, dan zouden we kunnen stoppen. Dat is al vastgelegd. Dat is al afgesproken. Om die reden is de motie op stuk nr. 439 overbodig. Ik ontraad haar daarom.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het ligt voor de hand dat deze motie wordt ontraden, omdat de minister er een andere blik op heeft. Er staat: stop er nou niet meer geld in totdat duidelijk is dat er particuliere investeerders zijn. De provincie Noord-Holland had er eigenlijk al geen trek in bij die laatste 14 miljoen. Dat is eigenlijk de vraag in deze motie. Er wordt niet gevraagd om een helder besluitvormingsmoment te verzinnen. Dat heeft de minister al gedaan. De vraag in deze motie is echter om er tot het moment dat we weten dat er particuliere investeerders zijn en dat het project kan doorgaan, niet nog meer belastinggeld in te stoppen.
Minister Kamp:
Dat gaan we niet doen. We hebben de eerste fase gedaan, zoals afgesproken met Noord-Holland. Over de tweede fase zijn we het ook al eens geworden met Noord-Holland. Die beide tranches van de lening zijn dus beschikbaar gesteld. De volgende tranche is pas aan de orde in de tweede helft van 2017. Dan zullen we bekijken of er voldoende belangstelling van particuliere investeerders is. Deze motie, op stuk nr. 439, is dus echt overbodig.
In de motie op stuk nr. 440 vraagt mevrouw Van Tongeren om aan de green deal Openbaar Toegankelijke Elektrische Laadinfrastructuur de doelstelling toe te voegen om te streven naar 20% parkeerplekken met laadpaal in publieke en nieuwe parkeergarages en te streven naar één publieke laadpaal per drie elektrische auto's. Ik wil mij daar niet bij voorbaat op vastleggen. Ik heb al gezegd dat we werken aan een visie op de laadinfrastructuur. Die komt in het najaar beschikbaar. Daarvoor hebben we de green deal. Het lijkt me logisch dat de Kamer nu eens afwacht waarmee we kunnen komen op grond van de visieontwikkeling en op grond van afspraken die we met het veld kunnen maken. Daarna kan de Kamer altijd nog bekijken of het voldoende is of niet en daarover een opvatting hebben. Het lijkt mij echter niet verstandig om al bij voorbaat kwalitatieve doelstellingen daarvoor vast te leggen, terwijl ik nog bezig ben met de visieontwikkeling en de green deal nog moet worden afgerond. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 440.
In de motie op stuk nr. 441 van de heer Vos c.s. wordt opgeroepen om uit te spreken dat Nederland moet streven naar de emissieloze verkoop van auto's in 2025. Ik begrijp dat de heer Vos bedoelt dat er in 2025 alleen nog maar emissieloze auto's verkocht mogen worden. Emissieloze auto's zijn auto's die all-electric zijn. Ik heb aangegeven dat het haalbaar is om in 2025 15% van alle nieuw verkochte auto's all-electric te laten zijn. De heer Vos zegt: je moet dat in 2025 eigenlijk 100% laten zijn. Dat lijkt me niet passen binnen de realiteit. Ik zie niet op welke wijze dit gerealiseerd zou kunnen worden. Ik kan niet anders dan deze motie ontraden. Als nummer twee in de wereld wat betreft elektrische auto's zijn we al ver gekomen. We hebben ook grote ambities om nog verder te gaan. Dat willen we ook vastleggen. Daarover willen we ook green deals overeenkomen. Maar het lijkt mij dat de Kamer niet op 23 maart 2016 kan zeggen dat in het jaar 2025 alle verkochte auto's emissieloos moeten zijn. Ik ontraad de Kamer in ieder geval om dat te doen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Het standpunt van de minister is helder en legitiem, maar ik hoor wel graag een toelichting op zijn uitspraak dat het geen realiteit zou kunnen zijn. Op dit moment zoeven die auto's gewoon over onze wegen. Als we over tien jaar naar de maan kunnen, kunnen wij ook iets wat al over onze weg zoeft, alom tegenwoordig maken, zo lijkt mij.
Minister Kamp:
2025 is negen jaar van nu. Als je alle elektrische auto's meerekent, lopen er op dit moment 90.000. Daarvoor moet je alle auto's meerekenen, dus ook de plug-in hybrides. De emissieloze auto's zijn daar maar een klein onderdeel van. Wij zijn nu bezig om dat allemaal voor elkaar te krijgen. Onze ambitie hebben wij in het energieakkoord vastgelegd. Daarin staat dat in het jaar 2035 alle nieuwe auto's in staat zouden moeten zijn om emissievrij te rijden. Als je de huidige situatie en de ambitie voor 2035 kent, zie ik niet hoe je nu op een verantwoorde manier zou kunnen uitspreken dat over negen jaar alle nieuw verkochte auto's in Nederland emissieloos moeten zijn.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik vind het legitiem dat de minister een ander standpunt inneemt en dat het kabinet een andere ambitie heeft. Ik begrijp echter niet dat hij zegt dat hij dit niet begrijpt. Als ik op dit moment naar de Renault- of de Nissangarage ga, zie ik dat daar twee soorten auto's te koop zijn. Dat zijn enerzijds elektrische auto's of groengasauto's, dus emissieloze auto's, en anderzijds auto's die rijden op een traditionele verbrandingsmotor. Die auto's rijden gewoon de garage uit en daar kun je mee over de weg rijden. Ik zeg niet dat dit morgen, overmorgen, volgend jaar of over vijf jaar moet, maar ik zeg dat wij ervoor moeten zorgen dat er over tien jaar alleen nog maar auto's te koop zijn die nu al overal over de weg heen zoeven, tienduizenden en straks honderdduizenden …
De voorzitter:
Dit is een beetje een herhaling van …
De heer Jan Vos (PvdA):
… dat wij die auto's …
De voorzitter:
Mijnheer Vos.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ja, maar ik begrijp gewoon niet …
De voorzitter:
Mijnheer Vos, ik praat tegen u. Dit is een herhaling van de discussie. Wij zitten hier om het oordeel van de minister over uw motie te horen. Daar kunt u vervolgens wel iets van vinden, maar u moet niet opnieuw hetzelfde betoog gaan houden.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb niet heel veel interrupties gepleegd vandaag. Het spijt mij dat ik nu iets uitweid. Ik wil dit punt graag maken. Als wij over tien jaar naar de maan kunnen, denk ik dat wij over tien jaar ook de al elektrische rijdende auto overal hier kunnen laten rijden. Ik begrijp niet waarom dat niet kan.
Minister Kamp:
De heer Vos spreekt over emissieloze auto's. Dat zijn auto's die all-electric zijn of op waterstof draaien via een elektrisch systeem. Ik zie echt niet hoe gerealiseerd kan worden dat wij in 2025 alleen dat soort auto's op de markt hebben en dus alleen nog maar emissieloze autoverkoop hebben. Dat wijkt enorm af van de huidige situatie en van de situatie die in het energieakkoord is vastgelegd. Bij het energieakkoord waren echt alle partijen betrokken. Niet alleen de consumenten, de gemeenten, de vakbeweging en de werkgevers waren daarbij betrokken, maar iedereen. Als de Kamer dan vervolgens zegt dat dit al in 2025 moet, terwijl met iedereen 2035 is afgesproken, wordt er zeer drastisch ingegrepen in een belangrijk onderdeel van onze economie en van het bestuur in Nederland. Alles wat met auto's te maken heeft, is immers belangrijk voor het overheidsbestuur. Zo'n uitspraak staat echt buiten de realiteit. Ik kan niet anders dan deze motie ontraden. In het energieakkoord hebben wij met alle partijen afspraken gemaakt over onze ambities op het belangrijke punt van elektrische auto's. Je moet dan niet een jaar later zeggen: wij hebben wel 2035 afgesproken, maar wij maken er toch 2025 van. Ik vind dat de motie op stuk nr. 441 buiten de realiteit valt.
Nu kom ik op de motie op stuk nr. 442 waarin de heer Wassenberg de regering verzoekt de evaluatie van het energieakkoord bij een onafhankelijke instantie onder te brengen. Ik heb al tegen hem gezegd hoe ik tegen onafhankelijkheid aankijk. Ik vind dat de overheid onafhankelijk is. In dit geval zullen wij de opdracht voor de evaluatie geven aan een extern bureau. Wij zullen daar zelf de begeleidingscommissie vormen en ervoor zorgen dat er een uitkomst komt die ook aan de hoge eisen op het vlak van onafhankelijkheid van de heer Wassenberg kan voldoen. De overheid moet iedere keer weer haar eigen onafhankelijkheid bewijzen, ook naar de heer Wassenberg toe. Dat proberen wij ook te doen met deze evaluatie. Ik weet niet goed wat ik hiermee moet. Als de heer Wassenberg van mening is dat hij ook wel de onafhankelijkheid van de overheid respecteert en als hij een extern bureau in dit geval als een onafhankelijke instantie ziet, dan heb ik geen bezwaar tegen die motie en laat ik het oordeel aan de Kamer.
Op de motie op stuk nr. 443 van de heer Wassenberg, waarin de regering wordt verzocht, in te zetten op sluiting van de kerncentrale te Borssele, ben ik al uitvoerig ingegaan. Ik ben niet van plan om dat te doen. Ik ben wel van plan om met de eigenaar en met de aandeelhouders te spreken over alle aspecten van die kerncentrale. Mijn lijn is op dit moment niet dat ik denk af te wijken van de afspraak die gemaakt is om die kerncentrale tot 2033 te laten draaien, maar we zullen zien wat er uit dat overleg precies naar voren komt. Deze motie van de heer Wassenberg ontraad ik.
In de motie van de heer Smaling op stuk nr. 444 wordt de regering verzocht, bij de evaluatie van het energieakkoord te komen tot een versie 2.0 die er een sociaal akkoord van maakt. Het stuit mij tegen de borst als de Kamer zo'n uitspraak zou doen. Wij hebben dat energieakkoord ook met de vakbeweging gesloten. Wij hebben inmiddels vastgesteld dat er per saldo in het jaar 2021 85.000 banen uit het energieakkoord voortkomen. Dat is bijzonder sociaal. Ik vind het ook bijzonder sociaal als je overgaat van fossiel naar duurzaam. Ik vind het ook zeer sociaal als je iedereen die ermee te maken heeft erbij betrekt: 47 partijen die daar allemaal mee ingestemd hebben. Ik ontraad de Kamer dan ook om zich ervoor uit te spreken, van het energieakkoord een sociaal akkoord te maken en daarmee ontraad ik deze motie.
In de motie van de heer Smaling op stuk nr. 445 wordt de regering gevraagd het beleid zodanig aan te passen, dat de overwegingen van de KNAW daarin een plaats vinden. Ik ben op de visie van de KNAW op 23 januari 2015 al ingegaan. In het rapport "Biomassa 2030, strategische visie voor de inzet van biomassa op weg naar 2030" staat hoe de regering de biomassa optimaal wil inzetten. De regering zet zich ervoor in om de duurzaamheid van de toegepaste biomassa te borgen door ambitieuze duurzaamheidscriteria en controle daarop, zoals ik heb gezegd. Dat geldt voor bij- en meestook van biomassa in kolencentrales, maar dat geldt ook voor biobrandstoffen. Dus we hebben er kennis van genomen, dat erbij betrokken en we hebben er recht aan gedaan in onze uiteindelijke afwegingen en besluitvorming. Daarom ontraad ik de Kamer aanpassing van het beleid op grond van die visie van de KNAW, waar wij al ruim een jaar geleden op gereageerd hebben en daarmee ontraad ik ook de motie op stuk nr. 445.
Dan kom ik bij de laatste motie, die op stuk nr. 446 van de heer Smaling, waarin hij vraagt om een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit te voeren die de geschatte perspectieven voor energieopwekking uit zon en wind op land, nu en in de toekomst, inzichtelijk maken en daar toekomstige investeringen en toekenning van subsidiegelden op af te stemmen. Dat wil ik niet doen om twee redenen. In de eerste plaats brengt de heer Smaling dat steeds in verband met Drenthe. De suggestie dat voor het Windmolenpark Drentse Monden Oostermoer een zonnepark een alternatief zou zijn, moet ik tegenspreken. Dat is niet zo en bovendien is het hele SDE+-systeem erop ingericht dat de verschillende vormen van duurzame energieopwekking met elkaar concurreren en dat de goedkoopste de subsidie krijgt. Dat lijkt mij noodzakelijk om de betaalbaarheid te kunnen garanderen. Daarom ontraad ik ook deze motie op stuk nr. 446.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de beantwoording in tweede termijn. Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden en voor het feit dat hij in ons midden wilde zijn. Aanstaande dinsdag zal over de moties worden gestemd.
De vergadering wordt van 19.07 uur tot 19.45 uur geschorst.
Voorzitter: Arib
Verhoging strafmaxima voor mensensmokkel
Verhoging strafmaxima voor mensensmokkel
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van de strafmaxima voor mensensmokkel (34345).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van harte welkom en geef mevrouw Van Toorenburg het woord namens het CDA.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. U zit hier weleens bij ingewikkelde debatten, maar ik weet dat dit een debat is dat u enorm boeit en waar u ook altijd heel erg mee bezig bent. Het is dus ook voor u denk ik weer een fijne avond om dit debat te mogen voorzitten.
Laat het duidelijk zijn dat de CDA-fractie het voorliggende wetsvoorstel zal steunen. De huidige migratiecrisis toont iedere dag weer aan hoe afschuwelijk de mensensmokkel is. Daar horen hoge straffen bij. Nederland loopt enigszins achter wanneer je het bekijkt binnen Europa. Het is goed dat wij ons been bijtrekken. We staan in de top vijf van geboortelanden van verdachten van mensensmokkel, gevolgd door Syrië, Irak, Afghanistan en Rusland. Ook op dat punt is dit wetsvoorstel een belangrijke verbetering.
Wij hebben er geen hamerstuk van willen maken, want er valt wel iets over te zeggen. In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de regering aangegeven — dat is op zich heel eerlijk — dat zij kwantitatief eigenlijk niet kan onderbouwen dat een verhoging van het strafmaximum het aantal delicten daadwerkelijk zal terugdringen. Er is niet direct een aantoonbare correlatie. Dit wetsvoorstel heeft in zekere zin een signaalfunctie. De regering hoopt dat het een ontmoedigende werking heeft. Wij hopen dat met haar.
Maar waarom heeft de regering ervoor gekozen om geen open kaart te spelen? In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de staatssecretaris aan hoeveel personen in de periode 2011-2015 zijn vervolgd en veroordeeld. Waarom schrijft hij er dan niet bij dat dit aantal jaarlijks terugloopt? Het AD heeft daar een heel mooi overzicht van gemaakt. Het is heel duidelijk dat de straffen steeds lager worden en steeds minder mensen worden vervolgd en veroordeeld. We kunnen helaas niet met elkaar zeggen dat het er allemaal beter op geworden is. Als de staatssecretaris aangeeft dat hij een terecht felle strijd voert tegen de mensensmokkel, waarom wordt daar dan niet bij gezegd dat het aantal mensen dast daarvoor in de cel zit, daalt?
De vraag is natuurlijk hoe dat komt. Dat willen wij niet alleen weten, want deze vraag wordt ook gesteld door twee Tilburgse hoogleraren, Rijken en Van Reisen, dé deskundigen in dezen. Van Reisen pleit voor een betere internationale samenwerking. Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Tussen de Europese lidstaten onderling valt het een en ander te verbeteren, net als de samenwerking met de Turkse autoriteiten. Die is niet optimaal. Herkent de staatssecretaris dat? Zijn daar in alle onderhandelingen vorderingen mee geboekt? En wat gaat hij hier verder aan doen?
Ten behoeve van een effectieve vervolging van mensenhandel is het ook nodig dat Nederland en andere lidstaten hun rechtsmacht zo nodig kunnen uitoefenen ten aanzien van verdachten binnen Turkse en Griekse grenzen. Het maakt eigenlijk niet zo veel uit waar het gebeurt, als de mensensmokkelaars maar worden opgepakt en berecht.
De daling van het aantal mensen dat in de cel zit in de afgelopen tijd zal echt niet geheel toe te schrijven zijn aan de nog niet altijd vlotte internationale samenwerking. Wat is het dan? Politiebonden klagen dat de regelgeving de Nederlandse agenten in de weg zit bij de strijd tegen mensenhandel. Ze mogen bij de grenscontroles nog altijd, zo schijnt het, alleen in achterbakken en geblindeerde busjes kijken als er een serieuze, gefundeerde verdenking is. Geruime tijd al kaarten wij dit aan. De staatssecretaris en de minister hebben gezegd dat belemmeringen zullen worden weggenomen, maar zijn er op dit punt nu meters gemaakt?
Ik weet dat de SP vandaag een gast op bezoek heeft; hij zal nu ergens op een andere plek kijken. Hij is een vrachtwagenchauffeur met belangstelling voor de politiek en herkent ook wel dat het soms heel ingewikkeld is dat je daarin al dan niet een rol speelt, namelijk vanwege de enorme dreiging die uitgaat van mensensmokkelaars om iemand mee te nemen. Hij kent gevallen waarin mensen zich bedreigd hebben gevoeld. Dat zijn heel belangrijke punten. Er moeten meters worden gemaakt om ook op dit punt zaken te verbeteren. Wij willen weten of de forse belemmeringen bij effectieve grenscontroles nu eindelijk eens ten einde zijn. We weten dat er allerlei warmtecamera's zijn. Waarom worden die niet veel vaker ingezet? Heeft de politie die dan niet, waar nodig?
Bij de spoorwegen gold tot voor kort — we weten niet of dat in de praktijk nu daadwerkelijk is veranderd — dat per traject, bijvoorbeeld van Venlo naar Düsseldorf, dagelijks maximaal zes treinen mochten worden doorzocht. Dat mocht dan alleen tot een halfuur na de grenspassage of tot het tweede station na de grens, als dat op meer dan een halfuur reizen ligt. Op het gehele spoornetwerk konden dagelijks 40 treinen worden doorzocht en hooguit vier coupés per trein. Is die gekkigheid nou eindelijk voorbij en kan er effectief worden gecontroleerd? We hebben daar verschillende keren over gesproken. De minister heeft aangegeven dat hij daar in Europa mee bezig is geweest. Ik wil eigenlijk weten: is het nu geregeld? Per vliegroute mag binnen de Schengenzone de helft van de passagiers om hun paspoort worden gevraagd. In hoeverre vormt dit nou een belemmering voor mensensmokkelaars?
Het is iedereen ernst dat de politie met zo min mogelijk belemmeringen wordt geconfronteerd. Als we allerlei wetten aannemen, vervolgens het aantal straffen in de praktijk daalt en de politie zegt dat ze er niets mee kan, waar zijn we dan mee bezig? Als we echt willen laten zien dat het ons menens is, is het dan eigenlijk wel gepast om een straf op te kunnen leggen die voor een deel bestaat uit een taakstraf? Is het niet eigenlijk een heel raar signaal om er een taakstraf aan te koppelen, wanneer je zegt dat het een heel hoge straf moet zijn omdat het een heel zwaar delict is? We kennen allemaal de gruwelijke verhalen. We willen ook weten hoe breed we de delictsomschrijving nou moeten zien. Die praktijk verbaast ons iedere keer weer. Je kunt je niet voorstellen hoe slecht iemand is. Het is natuurlijk al verschrikkelijk dat je mensen smokkelt, maar bij de drama's op de Middellandse Zee verdienen mensen gewoon geld met het verkopen van zwemvesten van karton. Kinderen verdrinken omdat ze denken dat ze een zwemvest aanhebben, terwijl ze een soort pak aanhebben dat ze naar beneden trekt. Valt dat nou ook onder die delictsomschrijving of is er een andere manier waarop we daarmee kunnen dealen?
Tot slot kom ik op de financiële zorgen en capaciteitszorgen bij de aanpak van mensenhandel. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat de nationale politie, de KMar en het Openbaar Ministerie de verhoging van het strafmaximum bij mensensmokkel ervaren als een soort steun in de rug bij de intensivering van hun activiteiten. Maar de vraag is natuurlijk welke middelen deze organisaties ter beschikking krijgen om een langdurige en intense aanpak weg te zetten. Neemt de staatssecretaris dat onderwerp ook mee met zijn minister van Veiligheid en Justitie om ervoor te zorgen dat er voldoende budget bij de politie is om de mensensmokkelaars te kunnen pakken, om door te kunnen rechercheren en om op te kunnen treden.
We hebben vandaag de nieuwe korpschef gefeliciteerd. We zijn heel blij met zijn klare taal. Hij geeft aan dat als hij niet wat meer ruimte krijgt, hij uiteindelijk zal moeten bezuinigen. Het kan toch niet zo zijn dat weer een andere, zo belangrijke prioriteit van dit kabinet het onderspit delft? Als de politie moet bezuinigen, gaan wij dat echt niet meemaken. De staatssecretaris ook niet, hoop ik. Als we daadwerkelijk werk willen maken van de aanpak van bijvoorbeeld mensensmokkel, dan zullen we ervoor moeten zorgen dat die effectief is en dat de politie de ruimte heeft, want anders staan we hier echt een debat te houden voor de bühne. En dat kunnen wij niet voor onze rekening nemen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Mensensmokkel is een groot probleem, dat zowel de grenzen van Europa als Nederland in zijn greep houdt. We kennen de schrijnende beelden van te veel mensen in gammele bootjes helaas maar al te goed. Zij zijn daar voor hoge bedragen door mensensmokkelaars in gestopt. De aanpak van mensensmokkel is voor mijn fractie dus van groot belang. D66 vindt wel dat de aanpak effectief moet zijn, maar het is niet duidelijk of de verhoging van de strafmaat voor mensensmokkel de meest effectieve oplossing is voor de aanpak van mensensmokkel. Dat zegt ook de Raad van State: "Uit de toelichting blijkt niet dat de huidige strafmaxima in de praktijk voor de opsporing en vervolging tot problemen leiden, noch dat bij veroordelingen ter zake van mensensmokkel de rechter bij de strafbepaling behoefte heeft aan een hoger strafmaximum."
Ik heb een paar vragen aan de staatssecretaris. In het voorstel van het kabinet lees ik dat de belangrijkste reden om de strafmaxima te verhogen de afschrikwekkende en normatieve werking is die van de maatregel uitgaat. Is dit wetenschappelijk onderbouwd? Wat is het effect van strafverhoging in de praktijk? Zijn er dan minder mensensmokkelaars? Gaat hier inderdaad een afschrikwekkende werking van uit? De smokkelaars die deze hoge straffen opgelegd moeten krijgen, opereren in de top van internationale smokkelorganisaties. Gaan zij zich echt twee keer bedenken en gaan zij echt hun werkzaamheden staken door de afschrikwekkende werking die de strafverhoging in Nederland met zich meebrengt? Graag een reactie.
De aanpak van mensensmokkel is in deze tijd een prioriteit. Het kabinet geeft aan dat het begonnen is met een geïntensiveerde ketenaanpak om mensensmokkel te bestrijden. Mooi, zeg ik dan. Hiermee gaat de pakkans volgens het kabinet omhoog en moeten zwaardere straffen opgelegd kunnen worden. Vandaar ook deze wet, zegt de staatssecretaris. Maar deze ketenaanpak is inmiddels twee jaar in werking. Uit cijfers van de Raad voor de rechtspraak blijkt dat de pakkans nog niet omhooggaat. Sterker nog, de pakkans daalt. Het aantal veroordelingen voor mensensmokkel is gedaald en er komen minder zaken voor de rechter door gebrek aan bewijs. Moeten wij niet inzetten op de ketenaanpak die nu nog geen resultaten oplevert in plaats van vanavond over een verhoging van de strafmaat te spreken?
Wat heeft het kabinet gedaan om de aanpak te verbeteren? Wat doet het kabinet om ervoor te zorgen dat mensensmokkelaars ook daadwerkelijk voor de rechter komen? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat het OM beter bewijs kan vinden, zodat mensensmokkelaars veroordeeld kunnen worden? Hoe is de samenwerking op Europees niveau, aangezien dit vaak internationaal opererende organisaties zijn? Daarvoor zou ik een aantal effectieve maatregelen willen zien.
Ik blijf nog even bij die effectiviteit. Wat de strafhoogte betreft is Nederland een gemiddeld land. Twaalf lidstaten straffen minder streng en vijftien lidstaten straffen strenger. Wij zitten keurig in het midden. Hoe doen deze lidstaten het? Welk land heeft een effectievere aanpak? In ieder geval zou ik willen weten of de aanpak door de landen die strenger straffen, ook effectiever is. Wat is de invloed van de strafmaat op de aanpak? Een vergelijking tussen Europese landen zou dat heel mooi kunnen aantonen. Graag een reactie van de staatssecretaris op mijn verzoek of hij bereid is om zo'n onderzoek uit te voeren.
Voorzitter, ik ben alweer toe aan mijn laatste punt. Zeker gezien mijn vorige punt over een vergelijkend onderzoek vraag ik mij af waarom dit wetsvoorstel spoedeisend is. Dat doet overigens met mij de Raad van State. Waarom komt er geen vergelijkend onderzoek, zoals ook de Raad van State vraagt. Zorg er nu eerst voor dat de ketenaanpak beter werkt en dat de pakkans omhoog gaat, zodat mensensmokkelaars daadwerkelijk voor de rechter komen. Laten we effectieve maatregelen nemen, of is dit wetsvoorstel ingediend om te verbloemen dat de ketenaanpak nog niet werkt en dat er veel werk aan de winkel is? Graag een reactie van de staatssecretaris.
De heer Van Oosten (VVD):
Hoe zwaar laat u, naast uiteraard de beantwoording van de staatssecretaris, in uw uiteindelijke oordeel uw zorgen over de effectiviteit meewegen? Volgens mij kunt u ook niet uitsluiten dat het een ontmoedigende werking heeft en daarom zou het mij heel veel waard zijn dat ook D66 hierin meegaat.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
De Raad van State zegt dat we de mogelijkheden wel hebben, maar dat de maatregelen die tot nu toe zijn genomen, er kennelijk niet toe leiden dat de pakkans groter wordt. Ik zou om te beginnen heel snel daarop inzetten. Verder is het verhogen van de strafmaat geen doel op zichzelf, want het is een middel. Als je dat middel wilt gebruiken, moet je wel goed onderbouwd hebben dat het werkt. De Raad van State geeft echter aan dat het niet goed is onderbouwd. Als de staatssecretaris het straks beter kan onderbouwen, hoor ik dat graag.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik stel dan wel vast dat u op dit moment de onderbouwing onvoldoende vindt en dat u de huidige strafmaat voor het basisdelict van vier jaar dus eigenlijk wel goed vindt, ook al weet u dat de landen om ons heen een hogere strafmaat hanteren. Ik zou zo graag niet uit de pas lopen met die landen!
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Als duidelijk is dat het nodig is, wil ik ook niet uit de pas lopen. Ik zie dat een aantal lidstaten minder streng straffen en een aantal lidstaten strenger straffen. Als blijkt dat die hogere straffen effectiever zijn, zie ik niet in waarom ik het wetsvoorstel niet zou kunnen steunen. Het zou echter ook zo kunnen zijn dat de landen die minder streng straffen en in plaats daarvan maatregelen nemen om de pakkans te vergroten, uiteindelijk een effectiever beleid hebben. Ook de Raad van State zegt daarom: doe vergelijkend onderzoek. Ik zou daarom graag van de staatssecretaris horen waarom hij dat onderzoek niet heeft gedaan en of hij dat onderzoek alsnog gaat doen. Nogmaals, het is geen doel, maar een middel.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. De huidige instroom van migranten in de Europese Unie gaat gepaard met mensonterende mensensmokkelpraktijken. Aan de binnenkomst en de doorreis van migranten in de Europese Unie wordt veel geld verdiend. Het profijt trekken uit illegale migratie door criminelen dient met kracht te worden bestreden. Dat is ook de reden waarom we vandaag dit wetsvoorstel bespreken, dat ertoe strekt de strafmaxima voor mensensmokkel te verhogen. Dit is een van de maatregelen die voortvloeien uit het werk van de tijdelijke commissie migratie, welke is ingesteld om goede en gecoördineerde maatregelen voor te stellen om de instroom van migranten tegen te gaan.
Specifiek wordt voorgesteld om het huidige strafmaximum van vier jaar gevangenisstraf en een geldboete van de vijfde categorie te verhogen naar zes jaar gevangenisstraf en een geldboete van de vijfde categorie. De strafbedreiging op verschillende strafverzwarende omstandigheden wordt ook verhoogd, respectievelijk tot acht jaar, tien jaar, vijftien jaar en zelfs achttien jaar als het misdrijf de dood tot gevolg heeft.
Mijn fractie staat sympathiek tegenover het verhogen van de strafmaxima, maar wij maken nog wel een kritische kanttekening. Het verhogen van de strafmaxima moet namelijk samengaan met een verhoging van de pakkans. Mensensmokkel is bij uitstek een misdrijf waarbij criminelen calculerend te werk gaan ofwel de opbrengsten afzetten tegen de risico's. Om de pakkans te vergroten, dienen de grenzen weer bewaakt te worden. Recentelijk gaf de staatssecretaris nog zo trots aan dat er zeven mensensmokkelaars per week worden gepakt door intensivering van de mobiele grenscontroles. Kun je nagaan wat het effect is als de "ouderwetse" grenscontroles, om het zo maar even te zeggen, weer worden ingevoerd! Dat verhoogt de pakkans pas echt. Hopelijk bedoelt de staatssecretaris dat ook met de passage in de memorie van toelichting waar wordt gesproken over een versterking van het mobiel toezicht in de binnengrenszone, het zogenoemde Mobiel Toezicht Vreemdelingen. Graag krijg ik hiervan een bevestiging.
Op vragen van mijn fractie antwoordt de staatssecretaris dat in de periode 2011 tot 2015 929 verdachten van mensensmokkel zijn ingestroomd bij het Openbaar Ministerie. Uiteindelijk zijn 336 personen tot een vrijheidsstraf veroordeeld en zijn 122 taakstraffen opgelegd. Als je die getallen omzet in percentages, levert dat het volgende op. Ongeveer 52% van de verdachten van mensensmokkel wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf, taakstraf of geldboete. 68% van deze groep veroordeelden krijgt een vrijheidsstraf opgelegd, waarvan ongeveer de helft deels voorwaardelijk. Ik stel een vraag ter verduidelijking aan de staatssecretaris. In zijn antwoord heeft hij het steeds over het aantal vrijheidsstraffen waarbij sprake was van een voorwaardelijk deel. Kan mijn fractie hieruit concluderen dat er geen geheel voorwaardelijke vrijheidsstraffen zijn opgelegd voor mensensmokkel?
Maar liefst 83% van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf krijgt een straf korter dan één jaar, waarvan ruim de helft ook nog eens deels voorwaardelijk. 83%! 13% kreeg een vrijheidsstraf van twee tot drie jaar opgelegd, slechts 3% kreeg een vrijheidsstraf van vier jaar of vijf jaar opgelegd en maar 1% zes jaar of meer. De hoogst opgelegde vrijheidsstraf was zeven jaar. Rechters komen dus nog niet eens in de buurt van de huidige strafmaxima in verreweg de meeste gevallen.
De staatssecretaris kan dan wel hopen dat rechters hoger gaan straffen als de strafmaxima worden verhoogd, maar mijn fractie heeft er een hard hoofd in. Daarom blijft mijn fractie pleiten — ik noem het maar weer; het zal de staatssecretaris niet verbazen — voor minimumstraffen, ofwel het verhogen van de straf die minimaal bij een veroordeling voor dit delict moet worden opgelegd. Zoals ik zonet ook al zei, moet dit natuurlijk samengaan met het verhogen van de pakkans. Het strafrisico, dat wil zeggen de som van de pakkans gecombineerd met de straf die wordt opgelegd, moet namelijk aanzienlijk hoger worden. Pas dan is sprake van een serieuze aanpak van de mensensmokkel, ofwel wat de staatssecretaris zegt te willen bereiken. Is hij dat met mijn fractie eens?
Ik vrees dat ik het antwoord wel kan raden en daarom ga ik er alvast op in; maar goed, hoop doet leven. De staatssecretaris gaat namelijk vrijwel zeker zeggen dat de VVD en de PvdA in het kader van het regeerakkoord hebben afgesproken dat het wetsvoorstel inzake minimumstraffen wordt ingetrokken — het is ook ingetrokken — en dat er geen reden is om voor incidentele gevallen de minimumstraf in te voeren. Maar deze partijen zijn ineens — ineens! — wel van mening dat van hogere straffen een normatieve werking uitgaat. Ook hierin stond mijn fractie lange tijd alleen, maar onder druk wordt alles blijkbaar vloeibaar. Daarom stel ik dus toch de vraag of er voor mensensmokkel minimumstraffen kunnen worden ingevoerd, niet omdat mijn fractie dat zo graag wil, maar omdat dit nodig is om een einde te maken aan deze ernstige vorm van criminaliteit. Als de staatssecretaris dat niet wil, hoor ik graag van hem de toezegging dat de opgelegde straffen voor mensensmokkel na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel gemonitord worden. Dan kunnen wij na een paar jaar eens zien of de rechters dit misdrijf inderdaad zwaarder hebben bestraft.
Om een voorbeeld te geven waarom mijn fractie niet veel vertrouwen heeft in het enkel verhogen van de strafmaxima, noem ik de recente verhoging van de strafmaxima op mensenhandel. Ondanks die verhoging zijn rechters namelijk lager gaan straffen dan in voorgaande jaren. De staatssecretaris heeft in de beantwoording aangegeven dat hij het niet eens is met die constatering van mijn fractie, maar dat is geen constatering van mijn fractie maar van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in haar rapport Mensenhandel in en uit beeld. Naar aanleiding van die constatering heeft de staatssecretaris aangegeven dat dit om nadere aandacht vraagt, dat de nationaal rapporteur is gevraagd om deze ontwikkeling te monitoren en dat zij dit zo nodig nader zal onderzoeken. De staatssecretaris kan in antwoord op vragen van mijn fractie dan wel zeggen dat die lagere straffen misschien liggen aan de geringe zwaarte van de aangebrachte zaken, maar met zekerheid kun je dat niet zeggen, want het is niet onderzocht. Zo spoedig mogelijk moet dus worden onderzocht wat dan wel de oorzaak hiervan is. Voor je wetgeving gaat maken, dien je namelijk te bezien of hetgeen je in gedachten hebt, wel het gewenste effect gaat krijgen. Dat doet de staatssecretaris op dit punt helaas niet.
Ik heb het al vaker gezegd en ik blijf het herhalen: mijn fractie is van mening dat er minimumstraffen moeten worden ingevoerd. Dan weet je namelijk zeker dat rechters gevolg zullen geven, omdat dit wettelijk nu eenmaal is vastgelegd, aan het gevoel in de maatschappij en in de politiek, in plaats van dat we maar moeten hopen dat rechters zich iets aan zullen trekken van verhoogde strafmaxima.
Dit gezegd hebbende, wil ik tot slot van de staatssecretaris weten hoeveel Nederlandse verdachten van mensensmokkel een dubbel paspoort hebben. Dit omdat de staatssecretaris in antwoord op onze vragen aangeeft dat in de periode 2011-2015 de top vijf van geboortelanden van verdachten was: Nederland, Syrië, Irak, Afghanistan en Rusland. Helemaal tot slot wil ik weten of deze mensen, als zij een dubbele nationaliteit hebben, bij een veroordeling ongewenst kunnen worden verklaard en worden uitgezet.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Er is, zo blijkt, brede consensus over de noodzaak om mensensmokkel aan te pakken. Dat is eigenlijk ook niet iets nieuws onder de zon, want mensensmokkel is natuurlijk al strafbaar. Uit dat feit en uit de strafmaat, vier jaar gevangenisstraf, blijkt al dat mensensmokkel iets is wat in de samenleving voorkomt en zeer onwenselijk is.
We hebben het nu over de noodzaak om een hogere strafmaat in te stellen. Ik begin met een citaat uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel: de huidige hoge instroom van migranten in de Europese Unie gaat gepaard met mensonterende smokkelpraktijken. Ik wil toch opmerken dat die mensonterende omstandigheden al bestonden voordat de instroom in de asielketen zo hoog was, dus voor de huidige hoge instroom. Waarom lag er toen eigenlijk geen wetsvoorstel zoals het wetsvoorstel dat we nu bespreken? De indruk is dat het wetsvoorstel nu past binnen het zo veel mogelijk muren optrekken aan de grenzen van de Europese Unie. Dat mag, dat is een politieke opvatting, maar het is wel opmerkelijk. Pas nu we zelf last blijken te hebben van een hoge asielinstroom, is er opeens een grotere noodzaak om mensensmokkel aan te pakken.
Ik vraag mij ook af wat precies de alternatieven zijn die het kabinet voorstaat als het gaat om het gebruikmaken van mensensmokkelaars door vluchtelingen. Ik heb dit punt heel erg gemist in de overwegingen bij dit wetsvoorstel. Dergelijke alternatieven zijn er eigenlijk maar mondjesmaat. De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), de VN-organisatie voor vluchtelingen, roept ons op om 460.000 mensen te hervestigen. Dat is een wereldwijde oproep. Het kabinet geeft daaraan vooralsnog geen gehoor. Ik vind dat wel een beetje dubieus. Als een wetsvoorstel begint met zo'n indringende zin, "de huidige hoge instroom van migranten in de EU gaat gepaard met mensonterende smokkelpraktijken", is het een beetje gek als je alleen maar achter de feiten aan wilt lopen. Als je wilt zeggen "iedereen die wij in het vizier krijgen en die zich potentieel schuldig maakt aan het smokkelen van mensen, willen wij harder aanpakken" — iets waar ik het ten principale wel mee eens kan zijn — is het toch een beetje dubieus als je niet tegelijkertijd ook iets doet voor het wegnemen van de noodzaak om gebruik te maken van mensensmokkelaars. De mensen zijn nu bereid om mensensmokkelaars duizenden euro's te betalen — zo hoog is de nood blijkbaar — om naar een echt duurzaam veilig ander land te komen.
Ik had eigenlijk verwacht dat ik hier met de minister zou staan, dus ik was in eerste instantie wat terughoudend om dit punt aan de orde te stellen. Maar aangezien de staatssecretaris hier vanavond is, en hij gaat over immigratie en asiel en daarmee een van de hoofdbezweerders is van de migratiecrisis waarmee we ons geconfronteerd zien, stel ik hem deze vraag met klem. Hoe wil de staatssecretaris de verdenking dat hier enigszins sprake is van hypocrisie van zich afwerpen? Ik zeg nog niet dat ik vind dat er sprake is van hypocrisie, maar ik kan mij voorstellen dat we de verdenking ervan wel op ons laden. Toch vind ook ik dat de mensensmokkelaars moeten worden aangepakt. De SP-fractie staat dan ook niet negatief ten opzichte van het wetsvoorstel. Het zijn immers criminelen die, zoals mevrouw Van Toorenburg net duidelijk maakte met het voorbeeld van de zwemvesten, letterlijk over lijken gaan. Die moeten dus worden opgepakt en bestraft. De vraag is echter wel of dat met dit wetsvoorstel echt beter zal gaan; volgens mij hebben de drie collega's die ik hierover tot dusver het woord heb horen voeren, dat allemaal op dezelfde manier gezegd. Daarom heb ik de volgende kritische vragen.
In de memorie van toelichting ontbreekt toch echt een heldere uiteenzetting hoe de verhoging bijdraagt aan de ontmoediging. We gaan van vier naar zes jaar, maar helpt dat als mensensmokkelaars zich ook niet laten afschrikken door een gevangenisstraf van vier jaar? Daar kan nog een strafverzwarende omstandigheid bij komen, zoals het willens en wetens bedriegen van vluchtelingen door ze met een namaakzwemvest het wilde water op te sturen, maar als mensen zich door zo'n strafmaat van vier jaar met mogelijk verzwarende omstandigheden niet laten afschrikken, waarom zouden zij zich dan wel laten afschrikken door een maximumstraf van zes jaar? Ik vind dat raadselachtig en heb tot dusver nog geen deugdelijke onderbouwing en motivering gezien. De Raad van State heeft daar ook om gevraagd. De staatssecretaris heeft in zijn reactie op het advies van de Raad van State aangegeven dat hij die zou gaan geven en de memorie van toelichting is op dit punt aangepast, maar ik kon het niet vinden. Alleen het feit dat van een hogere strafmaat een duidelijk signaal zou uitgaan, ook voor de diensten die zich bezighouden met opsporing en vervolging, is wat mij betreft echt onvoldoende onderbouwing.
Evenmin vind ik een nadere toelichting op het effect dat de wetswijziging zal hebben voor de EU-lidstaten. De staatssecretaris schrijft in zijn reactie op de schriftelijke inbreng van de fracties, en naar ik meen ook in reactie op het advies van de Raad van State, dat dat effect gering zal zijn, maar ik vind dat die onderbouwing er wel moet zijn. Ik wil wel graag weten wat het effect op de EU-lidstaten zal zijn in plaats van alleen maar te lezen dat het gering zal zijn. Op welke manier is er dan nog wel enig effect van te verwachten? Waarom zal dat effect gering zijn? Ik vind het wel goed dat wij meer in lijn zullen komen met de strafmaxima in andere Europese landen. Die overweging begrijp ik dus wel.
Dan de huidige strafmaat en de vraag of rechters tegen het maximum aanlopen. Ook die vraag heeft de Kamer in de schriftelijke inbreng gesteld, evenals de Raad van State. Dat rechters tegen het maximum aanlopen blijkt eigenlijk niet het geval. Ik begreep dat er de afgelopen vijf jaar één veroordeling is geweest die neerkwam op zeven jaar, maar de meeste andere veroordelingen zaten ruim onder de vier jaar. Ik vraag mij dus echt af waarom deze verhoging nodig is. Mij is nog niet gebleken dat er nodig iets gerepareerd moet worden. Zoals mevrouw Van Toorenburg daarstraks ook al zei: dat maakt mij kritisch, want ik wil hier niet staan met het gevoel dat ik aan een toneelstukje deelneem. De staatssecretaris heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom deze wetswijziging nu toch noodzakelijk is.
Wat wordt er intussen gedaan met de pakkans? Op welke ambitie mag ik de staatssecretaris afrekenen? Er zijn de afgelopen vijf jaar ongeveer 100 veroordelingen per jaar geweest. Hoeveel potentiële verdachten zijn er eigenlijk? Stel dat wij dit tot een perfecte opsporing zouden kunnen brengen, hoeveel potentiële verdachten zouden wij dan in de kraag kunnen vatten? Met andere woorden, wat is eigenlijk precies de pakkans?
In de beantwoording van de vragen in het nader verslag geeft de staatssecretaris aan dat bij de voorjaarsbesluitvorming zal worden besloten hoeveel extra middelen, als die er al komen, ter beschikking zullen worden gesteld, maar aan welke extra middelen om mensensmokkelaars beter op te kunnen sporen en te kunnen vervolgen denkt het kabinet precies? Als er geen budget is voor diensten die nu moeten samenwerken in het team dat meer werk zal maken van het opsporen en bestraffen van mensensmokkelaars, is het allemaal wel erg symbolisch. Er is nu een gemeenschappelijk team, het GMST, bestaande uit politie, Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee, maar als er geen budget bij komt, gaat de inzet ten koste van andere prioriteiten, zo moeten wij constateren. Dat betekent dat er minder opsporing en minder bestraffing zal zijn van andere vormen van criminaliteit. Ik wil vandaag graag helderheid op dit punt. Komt er extra geld? Is dat de inzet van het kabinet en deze staatssecretaris bij de voorjaarsbesluitvorming?
Tot slot. Er is een brief gekomen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Zij wijst erop dat er meer samengewerkt moet worden tussen de teams die zich bezighouden met mensensmokkel en de teams die mensenhandel aanpakken. Zij zegt dat dit eigenlijk nog te veel verkokerd is. Dat geldt volgens haar zowel voor de diensten in het veld, dus politie, Openbaar Ministerie en Koninklijke Marechaussee, als voor de beleidsmakers. Wat is het standpunt van de staatssecretaris over deze suggestie? Is hij bereid aan deze oproep gehoor te geven? Zo ja, hoe gaat hij dat doen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Tien jaar geleden had niemand er nog van gehoord. Nu is het een brandende kwestie in de nationale en internationale politiek: mensensmokkel. Ik spreek deze tekst niet voor het eerst uit, want ik heb dit in 2000 al gezegd bij een overleg over mensensmokkel. Dat was toen naar aanleiding van een boek dat net verschenen was. Wij hebben dus al een behoorlijk lange periode te maken met een strijd tegen dit mensonterende fenomeen. Collega's hebben ook al gezegd dat het een ernstig delict is. Daar zijn wij het allemaal over eens. Het is een onaanvaardbare uitbuiting van migranten. Mensensmokkelaars zorgen op allerlei niveaus voor sociale onrechtvaardigheid, dragen bij aan bevordering van migrantenstromen, ontwrichten het toelatingsbeleid door mensen die hier, gelet op onze wetgeving, niet op toelating kunnen rekenen, toch hierheen te leiden.
Die strafbaarstelling zelf is nog niet zo oud. Artikel 197a was toen een rechtstreeks gevolg van de uit 1990 daterende uitvoeringsovereenkomst van het Verdrag van Schengen dat in 1985 werd gesloten. Ik las nog even terug dat mijn voorganger Van den Berg in 1992 zijn bezorgdheid uitsprak dat het openstellen van de nationale grenzen zou kunnen leiden tot een aanzuigende werking op criminaliteit, toename van illegaal vuurwapenbezit en onvoldoende mogelijkheden om illegale vluchtelingenstromen te weren. Dat is inderdaad een problematiek waarmee wij behoorlijk te maken hebben vandaag de dag. Ik wil daar nu niet breed op ingaan.
Ik wil wel ingaan op het punt dat wij meer dan ooit het belang zien van mobiele controles om mensensmokkel op te sporen. In februari zei de staatssecretaris dat hij de mobiele controles in het grensgebied wil gaan intensiveren. Het aantal mensensmokkelaars dat wordt aangehouden, is gestegen tot 32 per maand. In de meest recente rapportage over de vreemdelingenketen zien wij echter dat het aantal persoonscontroles door de Koninklijke Marechaussee in 2015 juist lager was dan in het jaar daarvoor. Door de extra taken was er juist minder controlecapaciteit beschikbaar voor mobiel toezicht veiligheid. Wij zien ook dat er minder vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf worden aangetroffen bij de controles. Wij vragen ons bezorgd af of die verscherping van grenscontroles al met al wel voldoende uit de verf gekomen is.
De regering zegt zelf al dat Nederland hoort tot de top vijf van geboortelanden van verdachten van mensensmokkel. Er zou van Nederland een te grote aantrekkingskracht uitgaan op mensensmokkelaars vanwege de in vergelijking met andere landen relatief lage strafdreigingen. Dat is zeker een zorgwekkend punt, maar is het afschrikwekkend effect van een hogere strafdreiging wel voldoende? Hoe komt het dat landen met lagere strafmaxima voor mensensmokkel niet in de top vijf van geboortelanden van mensensmokkelaars staan?
Volgens de regering is de nieuwe hoogte van de strafmaat meer afgestemd op andere landen, maar een vergelijkbaar maximum van vijf tot zeven jaar hebben slechts landen als Duitsland, Frankrijk, Italië, Litouwen, Luxemburg en Slowakije. Nogal wat andere lidstaten, bijvoorbeeld Cyprus, Griekenland, Bulgarije, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk hebben een hoger strafmaximum van acht tot tien jaar. Waarom is in de visie van de staatssecretaris deze strafdreiging groot genoeg? Moet dat niet meer worden afgestemd op landen waarmee blijkbaar vergeleken wordt? Voor de strafbaarheid van voorbereiding van een misdrijf moet daarop een strafmaximum van acht jaar of meer staan. Dat is dus niet aan de orde voor het basisdelict mensensmokkel. Vindt de regering dat bij het basisdelict mensensmokkel voorbereidingshandelingen dus niet strafbaar moeten zijn?
Het is opvallend dat er geen informatie beschikbaar is over de strafeisen door het Openbaar Ministerie. Waarom kan die eigenlijk niet worden gegeven? Het zou toch heel nuttig zijn, als je over een analyse kunt beschikken in hoeverre ook het Openbaar Ministerie tegen de grenzen van de strafmaxima aanloopt. Collega's hebben er al op gewezen dat in het merendeel van de daadwerkelijke strafopleggingen een straf tot een jaar is opgelegd. In 278 van de 336 gevallen waarin iemand tot een vrijheidsstraf is veroordeeld, is er sprake van zo'n lage straf. Hoe verhoudt zich dit tot de geëiste straf door het Openbaar Ministerie?
Op het punt van de strafbaarheid van mensensmokkel is ook van belang waar het delict precies is begaan. Graag horen wij van de staatssecretaris nog precies of zowel Nederlanders als vreemdelingen die in Nederland wonen te allen tijde vervolgd kunnen worden voor het delict van mensensmokkel, ook al zijn zij actief in Syrië of Griekenland. Klopt het dat artikel 7 van het Wetboek van Strafrecht dus voor iedereen in Nederland geldt, ongeacht de nationaliteit?
Dat waren de vragen die ik in eerste termijn kritisch aan de orde heb gesteld. Het zal duidelijk zijn dat wij welwillend staan tegenover de teneur, de strekking van dit wetsvoorstel: een versterkte inzet in de strijd tegen mensensmokkel en een verhoging van de strafmaxima.
De heer Van Oosten (VVD):
Voorzitter. Collega Gesthuizen, die nu niet in de zaal is, begon net met een citaat uit de memorie van toelichting. Mijn spreektekst begon daar ook mee, namelijk met opnieuw de vaststelling dat er op het ogenblik een ongelooflijke instroom van migranten in de Europese Unie plaatsvindt in soms echt mensonterende omstandigheden. We kennen al die beelden van de televisie. Aan die illegale binnenkomst en doorreis van migranten wordt veel geld verdiend door mensensmokkelaars, die opereren in internationale verbanden, criminele samenwerkingsverbanden en die er niet voor schromen om met hun activiteiten mensenlevens op het spel te zetten. Die urgente situatie, gegeven de grote aantallen, maakt het wat mijn fractie betreft niet alleen logisch dat je met zo'n spoedwet komt, maar maakt het ook logisch dat je maatregelen neemt zoals voorgesteld in dit wetsvoorstel. Dat houdt in dat je de strafmaxima verhoogt.
Ik leg wel een vraag aan de staatssecretaris voor. Dit wetsvoorstel ziet toch niet slechts op de instroom vanuit het Midden-Oosten, wat wellicht wel de aanleiding is voor dit voorstel, maar het zal vanzelfsprekend ook kracht van wet hebben voor alle andere mogelijke gevallen. Ik denk aan een mevrouw die hiernaartoe wordt gesmokkeld uit Moldavië of iets dergelijks. Zie ik dat juist?
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Toen ik weer terugkwam, hoorde ik de heer Van Oosten zeggen: we moeten echt iets doen, je ziet die verschrikkelijke beelden van die mensen, die illegale stromen van vluchtelingen. Mag ik de heer Van Oosten vragen wanneer er sprake is van een legale stroom van vluchtelingen? Het VN-Vluchtelingenverdrag stelt toch heel duidelijk dat iemand die om verschillende redenen te vrezen heeft voor zijn leven het recht heeft om in een ander land asiel aan te vragen.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik weet dat mevrouw Gesthuizen in een ander verband regelmatig discussies heeft over dit vraagstuk. In antwoord op deze vraag zeg ik simpelweg dat ik het ongelooflijk belangrijk vind — jullie gaan daar binnenkort ook weer met elkaar over discussiëren — dat er goed uitvoering wordt gegeven aan de deal met Turkije en dat we voorkomen dat die mensensmokkelaars in de positie worden gebracht om mensen op die afschuwelijke wijze over de zee te transporteren met alle gevolgen van dien. Maar als dat dan plaatsvindt en als er een link is met de Nederlandse rechtsmacht, dan wil ik ervoor zorgen dat onze wetgeving daarop is toegerust en zo goed mogelijk een ontmoedigende werking daartegen heeft.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vind het prima om het debat voort te zetten met de collega van de heer Van Oosten, de heer Azmani of een andere collega, waarschijnlijk volgende week weer bij het debat over de Europese top. Ik hecht eraan om op te merken dat ik het kwalijk vind als de vluchtelingenstroom zelf wordt gecriminaliseerd. Mensen hebben volgens het VN-Vluchtelingenverdrag het grootste recht om asiel aan te vragen in al die landen die dat verdrag alsook het protocol van 1967 hebben geratificeerd.
De heer Van Oosten (VVD):
Wat ik kwalijk vind, is dat er mensensmokkelaars zijn die geld verdienen over de rug van anderen. Dat delen mevrouw Gesthuizen en ik volgens mij volledig. Mevrouw Van Toorenburg bracht het net al op de meest voortreffelijke manier onder woorden: zij doen dat door mensen in een positie te brengen waarbij kinderen met kartonnen zwemvesten over de zee worden gebracht en daar mogelijk het leven laten.
Ik ga niet stellen dat deze wet dit alles zal tegengaan. Ik durf wel te beweren dat, als onze wet uit de pas loopt met wetgeving elders in Europa en onze wetgeving en onze strafmaxima op een lager niveau zijn neergelegd, ik het heel verstandig van dit kabinet vind dat het dat rechttrekt.
Ik ben ondertussen verdergegaan met mijn bijdrage. Het kan natuurlijk niet alleen gaan om het verhogen van strafmaxima als zodanig. Zoals collega's al aangaven, moet dat natuurlijk hand in hand gaan met het vergroten van de pakkans en het daadwerkelijk oppakken van die mensensmokkelaars. Daarover wil ik nog wel een aantal vragen aan de staatssecretaris stellen.
Vooraleer ik dat doe, wil ik nog één vraag neerleggen die ziet op de verhoging van de strafmaxima. Een aantal collega's heeft het gehad over minimumstraffen en hoe de rechter daarmee omgaat. Ik wil de staatssecretaris graag vragen of het zijn verwachting is dat het Openbaar Ministerie ook aan de slag gaat met die beroepsmatige en haast professionele mensensmokkel. Die strafmaat is in dit voorstel namelijk een nog weer hogere dan de strafmaat die is neergelegd voor het basisdelict. Als ik die voorbeelden op de televisie zie, kan ik mij in mijn enkele eenvoud bijna niet aan de indruk onttrekken dat hier gewoon professionele criminele samenwerkingsvormen aan de slag zijn. Naar ik mag hopen, legt het Openbaar Minister dat ook ten laste.
Ik gaf al aan: het enkel verhogen van strafmaxima is naar het inzicht van de VVD natuurlijk niet ogenblikkelijk en niet op zichzelf de oplossing. Je moet dat zien in een gecombineerde aanpak. De staatssecretaris schrijft dat ook in de stukken, en de minister met hem. Het is een combinatie van een aantal maatregelen, waarbij je ervoor zorgt dat die mensensmokkelaars ook daadwerkelijk gepakt worden. Er is daartoe een team opgericht van de KMar, het Openbaar Ministerie en de politie. Ik geloof dat mevrouw Gesthuizen het daar ook al over had. Is nou al ervaring opgedaan met dat team? Welke taken en bevoegdheden krijgt dat team? In navolging van mevrouw Van Toorenburg had ik ook de vraag of er nog belemmeringen voor dat team zijn waar het onze wetgeving betreft in het daadwerkelijk kunnen acteren bij onderzoek naar mensensmokkel. Ik hoor dat dan graag, want dan weten we als Kamer of we daar wat aan kunnen doen. Hoe is de financiering van dat team geregeld? Kent het buitenland vergelijkbare teams? En heel belangrijk: hoe is de informatie tussen de verschillende landen nou gewaarborgd? Daar ontvang ik graag antwoorden op.
De voorzitter:
Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Volp van de PvdA-fractie.
Mevrouw Volp (PvdA):
Voorzitter. In de bijdrage van de collega's is al op verschillende manieren aangegeven dat we allemaal geschrokken zijn van de beelden die we dagelijks zien: de kartonnen zwemvesten, het jongetje dat is aangespoeld, het meisje in haar mooie jurk dat drijft in een eindeloze zee. Ze zijn huiveringwekkend en shockerend. We hebben alle termen denk ik wel gebruikt. Mensensmokkel is namelijk mensonterend en ontoelaatbaar.
De nood creëert zijn eigen markt. Dat is waar het op neerkomt. Door de huidige vluchtelingenstroom zijn deze criminele praktijken toegenomen. Ze zijn niet nieuw, maar ze zijn wel toegenomen. Meedogenloos wordt geld verdiend aan het moedwillig in gevaar brengen van anderen. Hoe winstgevend wordt het om duizenden euro's te rekenen voor een overtocht op een gammele boot die te vol en te klein is en die wordt achtergelaten op zee?
Ook de PvdA steunt deze wijziging in het Wetboek van Strafrecht. De strafmaxima voor mensensmokkel moeten in overeenstemming zijn met de zwaarte van het vergrijp. Mensensmokkelaars brengen bewust het leven van anderen in gevaar, gaan voor de winst en gokken met andermans leven.
Vanmiddag zouden we ook een overleg hebben over mensenhandel, maar dat ging niet door. Vrij recent heeft Nederland als EU-voorzitter een interparlementaire conferentie over mensenhandel en migratie georganiseerd. Ook de staatssecretaris was daarbij aanwezig. De minister benoemt mensenhandel en mensensmokkel als twee aparte fenomenen. Mevrouw Gesthuizen noemde dat ook al. Ook op die conferentie werd eigenlijk duidelijk hoe verweven deze twee fenomenen zijn. In haar brief wijst de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen erop dat deze twee delicten in de praktijk nauw met elkaar in verband staan. Juist de afhankelijkheid van gesmokkelden maakt ze kwetsbaar voor mensenhandel. De PvdA hoort graag een reactie van de staatssecretaris op deze constatering van de nationaal rapporteur. Zij noemt alertheid als aandachtspunt. Herkent de staatssecretaris dat? Kan hij aangeven wat er naast alle inspanningen ten aanzien van het tegengaan van mensensmokkel specifiek wordt gedaan om te voorkomen dat een gesmokkelde verhandeld wordt? Investeren we inderdaad genoeg in training en effectieve samenwerking? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de schotten die de nationaal rapporteur ziet tussen deze beide delicten?
Eerder noemden collega's al het normatieve en ontmoedigende effect dat deze strafmaatverhoging zou moeten hebben. Mijn partij kan daarin meegaan, maar stelt wel dat dit maar een onderdeel is van een holistische benadering. Naast het normerende en ontmoedigende signaal dat uit kan gaan van hogere straffen, moet de pakkans omhoog. Ook dat is al benoemd door een aantal collega's. Er moet dus fors worden ingezet op een intensievere en effectievere aanpak van mensensmokkel. De staatssecretaris noemt het multidisciplinaire team, maar de vraag is hoe dit loopt en hoe we het gaan borgen. Kan hij aangeven wat dit team concreet gaat doen? Hoe vordert het gemeenschappelijke team dat zich richt op die grootschalige internationale onderzoeken naar mensensmokkel, waar vaak sprake van is. Is het liaisonnetwerk van de politie en de marechaussee al versterkt en operationeel? Juist door een ketenbrede intensivering wordt echt een krachtig signaal afgegeven dat dit misbruik van de nood van mensen niet wordt getolereerd.
In de memorie van toelichting staat dat mensensmokkel wordt gepleegd door goedgeorganiseerde en calculerende criminele netwerken en dat de aantrekkelijkheid van het plegen van dit misdrijf ligt in een combinatie van hoge opbrengst, geringe pakkans en verhoudingsgewijs lage straffen. Hiermee doen we iets aan die verhoudingsgewijs lage straffen. Ook over de pakkans heeft de staatssecretaris een aantal plannen voorliggen. Kunnen we nog wat doen aan die hoge opbrengst? Hoe staat het met zogenaamde "pluk-ze-mogelijkheden"? Het businessmodel — dat klinkt vreselijk, maar zo is het wel — van mensensmokkel wordt niet alleen onaantrekkelijk door een hogere pakkans en hogere straffen, maar ook door afromen en kaalplukken.
Twee jaar geleden was ik met de collega van de staatssecretaris op het departement, toen nog in zijn hoedanigheid als Kamerlid, en een aantal hier aanwezige collega's namens de vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie op werkbezoek in Roemenië. We waren daar eigenlijk om te kijken naar mensenhandel, maar er is mij iets bijgebleven van een vrij simpel principe dat daar werd gehanteerd. Als een mensenhandelaar werd aangepakt, was het aan hem om te bewijzen hoe hij aan zijn inkomsten was gekomen en als hij dat niet kon dan raakte hij die kwijt en met hem de omgeving: niet duidelijk, dan afgepakt. Misschien is het een idee — ik hoor daar graag een reactie op van de staatssecretaris — om te bekijken hoe wij de ontneming van winsten van mensensmokkel verder mogelijk kunnen maken. Is hij het met mijn partij eens dat dit een duidelijk ontmoedigend effect zou kunnen hebben?
Mijn partij heeft nog een aantal vragen. In de nota naar aanleiding van het verslag — een aantal collega's heeft dat al gememoreerd — geeft de minister aan niet te beschikken over onderzoeksgegevens. De vraag is of er überhaupt geen onderzoeken zijn en, zo nee, of die dan niet moeten worden gedaan. Als we in Europees verband forse verschillen in strafmaat hebben en we de verhoging van strafmaxima juist inzetten om te ontmoedigen, creëren we dan geen waterbedeffect? Ik hoor daar graag een reactie op van de staatssecretaris.
In de schriftelijke inbreng heeft mijn partij gevraagd of gebleken is dat rechters behoefte hebben aan hogere strafmaxima. Dit is al eerder genoemd. Vanwege het spoedeisende karakter en de ernst en de omvang van het probleem is er geen formele consultatieronde geweest. Verwacht de staatssecretaris dat nu wel de maximale straffen worden opgelegd? In de afgelopen periode, de periode 2011-2015, is dit namelijk geen enkele keer gebeurd.
In de schriftelijke inbreng wordt verder genoemd dat bij de inwerkingtreding van de wet aandacht zal worden besteed aan de communicatie over strafverhoging, specifiek met het oog op de te bereiken doelgroep. Dat riep bij mij de vraag op wat wij dan gaan doen: een informatie-app maken over welke pakkans je hebt en welke strafmaat daarbij hoort? Dat lijkt mij niet. Ik zou graag iets meer toelichting krijgen.
Tot slot, bij elke vraag is een passend aanbod. Zolang de nood van mensen zodanig groot is dat zij hun toevlucht nemen tot louche figuren die hun tegen forse betaling een uitweg bieden uit hun ellende, zal dat aanbod er blijven. Uit A study on smuggling of migrants van de Europese Commissie blijkt dat de grote meerderheid van vluchtelingen naar Europa reist met behulp van mensensmokkelaars. Volgende week zal hier naar verwachting verder over gesproken worden. Het bereikte akkoord biedt perspectief, maar de verwachting mag niet zijn dat smokkelaars hun gouden handel zomaar opgeven. Zij zullen op zoek gaan naar nieuwe manieren. De pakkans vergroten en harder straffen alleen zijn zinloos als de vraag niet wordt gestopt. Laten wij hopen dat het bereikte akkoord hier een aanzet toe vormt.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
De vergadering wordt van 20.37 uur tot 20.53 uur geschorst.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ik ben blij om te zien dat wij breed delen dat mensensmokkel aangepakt moet worden en dat wij er allemaal naar streven om dat effectiever te doen. Ik waardeer ook de initiële steun, de welwillende houding van velen om dit specifieke voorstel positief te bejegenen. Ik snap dat er ook nog de nodige vragen zijn. De vragen richten zich vrij pragmatisch op het precieze, vooraf bewezen effect, maar ik wil ook het normstellende karakter hiervan benadrukken. Er zijn ook veranderingen in de praktijk waardoor het wetboek een aanpassing behoeft. Dat ben ik ook persoonlijk van mening.
Bij mensensmokkel hadden wij al opschaalmogelijkheden, maar heel lang was het een delict waarvan je kon zeggen dat iemand er op zich zelfs een dienst mee werd bewezen. Het werd weleens benoemd als een slachtofferloos delict, waar vooral de Staat en de rechtsstaat schade van leden, maar bij de veranderde praktijk past ook een veranderde normstelling. Als je ziet welke mensonterende mensensmokkelpraktijken tegenwoordig gehanteerd worden en hoeveel de schaalgrootte is toegenomen, dan past daar een andere normstelling bij. Het is de snelst groeiende businesstak in Europa, wordt weleens gezegd, misschien ook daarbuiten.
Als je de vergelijking maakt met drugssmokkel en de straffen daarop, als je kijkt naar de plaats die het delict mensensmokkel in ons strafrechtsysteem hoort te hebben en naar het scala van feitelijke handelingen die onder die delictomschrijving vallen, dan vind ik puur alleen al normatief dat het type feitelijk handelen verergert, ernstiger wordt. Ook gelet op de grotere schaal, vind ik het sowieso gepast om de strafmaxima te verhogen. Andere, met ons vergelijkbare landen hebben niet voor niets al hogere strafmaten. Er zijn ook andere landen die dat nog niet hebben gedaan, maar ik zie die landen ook tenderen naar een strafverhoging. Wij hebben ook nog een Europees initiatief. Wij verwachten van de Commissie een voorstel om de strafhoogtes voor mensensmokkel wat meer op één lijn te brengen. Dat zal er eerder toe neigen dat het zwaarder wordt dan dat het lichter wordt beoordeeld.
Het is een gestaffeld delict, dus je hebt een basisdelict, waar al snel een verhoging bij komt. Ik vind dat systeem goed. Over de hele linie vind ik het te rechtvaardigen dat de strafmaxima worden verhoogd. Ik snap de meer kritische opmerkingen ook, in die zin dat het onzin is om te zeggen: als u dit wetsvoorstel aanneemt, dan komt alles goed; dan durven die mensensmokkelaars niet eens meer. Mensen worden niet per se afgeschrikt. Mensen zijn al crimineel. Wat echt een afschrikwekkende werking zou hebben waarvan je verwacht dat die een omslag teweegbrengt in de praktijk, is iets wat niet strafbaar is ineens strafbaar stellen. Het grootste afschrikwekkende effect bij gedragingen die al strafbaar zijn en waarop een vrijheidsbenemende straf is gesteld, is het feit dat ze strafbaar zijn. De strafmaat, de mate waarin je het risico voelt om gepakt te worden, de mate waarin het loont en het gemak waarmee een delict te begaan is, zijn factoren die beïnvloeden of mensen daaraan beginnen. Maar ook iets wat minder te sturen is, zoals de gelegenheid, doet dat. Dat is ook wat je nu ziet: iedere vraag creëert zijn eigen aanbod. Als ergens veel vraag naar is, springt er wel een organisatie in die daarin voorziet. Ik kan niet beloven dat een verhoging van de strafmaat in die hele mix voldoende afschrikwekkend is om de stijging van bijvoorbeeld de vraag, de kans en de gelegenheid te compenseren. Ik zie dit dan ook als een maatregel, een stuk van de puzzel, waar ik op zichzelf al normstellend achter sta. Daarnaast hoop en verwacht ik dat het werkt in een samenspel met betere samenwerking — waarop ik zal terugkomen — een verhoging van de pakkans en het doorrechercheren naar de mensen achter degenen die tegen de lamp lopen, want zo kom je verder in zo'n organisatie. In die mix kan dit een bijdrage leveren om mensensmokkel effectiever te bestrijden.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
De staatssecretaris heeft het over het normatieve karakter van het voorliggende wetsvoorstel, omdat de praktijken misdadiger worden en de smokkel ook in omvang groeit. Ik zou hem echter willen vragen of de groei van de mensensmokkelindustrie en het feit dat die praktijken misdadiger worden en gevaarlijker voor mensen die worden gesmokkeld, niet vooral een gevolg is van de dramatische toename van het aantal vluchtelingen wereldwijd, ook tamelijk dicht bij huis.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het is helaas een feit dat door oorlogen en onveilige situaties in landen als Syrië, de behoefte en de vraag — het is een beetje raar om er in die termen over te spreken — groeien. De markt is gegroeid, laten we het zo zeggen. Dat levert een grote bijdrage. Als er in Syrië geen oorlog was, kon je als smokkelaar je prijs verlagen wat je wilde, maar dan lieten mensen zich natuurlijk niet op zo'n manier uit hun veilige omgeving naar Europa slepen, al kregen ze er geld bij. De gelegenheid voor deze mensen, de expansie van het aantal mensen dat hierbij betrokken is, en het feit dat het geen incidenteel dingetje meer is maar dat er een heel verknipt crimineel businessmodel van gemaakt wordt, hangen natuurlijk samen met het aantal mensen die hier weleens gebruik van zouden kunnen willen maken.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Nu ik dit de staatssecretaris heb horen zeggen, wil ik vragen of hij in zijn redenering ook rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat het verhogen van de strafmaat ook heel goed kan leiden tot het simpelweg vragen van hogere prijzen. Nogmaals: ik ben bereid om heel welwillend naar dit wetsvoorstel te kijken, omdat ook ik vind dat iedereen die misbruik maakt van de ellende van een ander en daar grof geld aan wenst te verdienen, bestraft dient te worden. Ik vraag me echter wel af of de staatssecretaris ook bij dit punt heeft stilgestaan. Zal dit niet gewoon leiden tot hogere prijzen?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik ben maar een jurist. Deze gedetailleerde markteffectvoorspellingen van ondoorzichtige criminele markten kan ik dus niet doen. Ik kan het ook niet uitsluiten. Ik denk echter ook niet dat dat de manier is. Ik zou ook het omgekeerde niet willen zeggen, want dan kom je op de klassieker uit: als ik het uit het Wetboek van Strafrecht haal, is het niet meer crimineel en is de criminaliteit weg. Ik vind niet dat dit de doorslaggevende reden moet zijn om dat te doen, omdat je er op andere manieren voor moet zorgen dat de hele smokkel teruggesnoeid wordt, dat die activiteit niet plaatsvindt en dat mensen er niet aan beginnen, welke prijs er ook voor gevraagd wordt. Al zouden smokkelaars het een maand gratis doen, dan nog vind ik dat je het moet tegenhouden en verhinderen. Ik kan het dus niet uitsluiten, maar ik ben niet zo thuis in dat bedrijfsmodel.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
We vinden dit allemaal een belangrijk onderwerp. Vandaar dat we ook kritisch zijn en welwillend naar de staatssecretaris luisteren. De staatssecretaris zei zojuist dat hij later terugkomt op het punt van de betere samenwerking. Bedoelt hij daarmee de Europese of de landelijke samenwerking? Wat precies bedoelt hij daarmee? Ik heb nog een andere vraag. Ik heb het niet goed gehoord, want het ging vrij snel, maar de staatssecretaris had het over een onderzoek. Waar gaat dat onderzoek over? Is dat het vergelijkende onderzoek waar ik in mijn inbreng naar vroeg of is het een ander onderzoek?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Laat ik eerst de vraag over het vergelijkende onderzoek beantwoorden. Ik heb dat onderzoek niet. Het lijkt mij ook niet zinnig om dat te doen, omdat de Europese Commissie bezig is met de herziening van de EU-regelgeving voor mensensmokkel. We verwachten dat het voorstel tot herziening in de tweede helft van dit kalenderjaar zal verschijnen. De Europese Commissie doet in dat kader zelf zo'n onderzoek. Ik vind het lastig, want wat vraag je in zo'n onderzoek? Mevrouw Koşer Kaya zei dat er misschien wel een land is met een lagere strafmaat waar meer mensen veroordeeld zijn. Ja, dat kan. Daarmee brengen we allerlei correlaties in kaart, waar ik nog steeds geen causaal verband aan kan hangen. Er werd ook gezegd: het neemt af. Als uit een onderzoek blijkt dat er in het ene jaar 100 zaken zijn geweest en in het jaar daarna 50, kun je zeggen dat het de verkeerde kant opgaat. Het kan echter ook zijn dat we 100 van de 400 gevallen hebben gepakt, of 50 van de 75. Kortom: je weet ook heel veel dingen niet. Ik wil het zeker niet weg relativeren, maar bij een onderzoek moet je wel van tevoren precies weten dat je iets met de resultaten kunt. In dit geval vond ik het echter niet doorslaggevend om te wachten voordat ik met het voorstel naar de Kamer zou komen.
Wat de andere vraag betreft kom ik straks terug op nationale samenwerking, Europese samenwerking en samenwerking daarbuiten.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Als de Europese Commissie zelf bezig is met een herziening en waarschijnlijk dus ook gaat bekijken hoe verschillende landen het doen en wat effectief is, niet alleen qua strafmaat maar ook qua maatregelen daaromheen, dan vraag ik mij af waarom daar dan niet op gewacht wordt. De manier van handelen in Europa zou daardoor weleens wat meer gelijkgetrokken kunnen worden. Het houdt immers niet op aan onze grenzen.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik vind Europese samenwerking op dit soort terreinen goed als het daardoor effectiever wordt. Ik wil het echter niet bepalend laten zijn voor de normstelling die wij zelf voor onze rechtsstaat kiezen en op zo'n delict plakken. Daarnaast doet de Commissie dat onderzoek niet uit pure nieuwsgierigheid maar ook omdat het tendeert naar een harmonisatie naar boven. Waarom zou ik dan wachten? Waarom zou ik dan een jaar wachten op het moment dat de Commissie zegt: wat u al een jaar vond maar niet aan de Kamer hebt voorgesteld, vinden wij nu ook? Als we toch weten dat het die kant opgaat en het nu doen, dan zijn we er al op het moment dat die richtlijn er komt.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik vraag dit omdat ook de Raad van State aangeeft dat het goed zou zijn om een onderzoek te doen en een vergelijking met andere landen uit te voeren. Het is dus breder dan alleen kijken naar de strafmaat. Het gaat erom dat je een effectief middel wilt hebben. Het is geen doel op zich. Vanuit die gedachte vraag ik waarom dat onderzoek dan niet ook door de staatssecretaris wordt meegenomen.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Om effectief te zijn, is het goed om te leren van landen die een bepaalde aanpak hebben en om daarmee samen te werken. De effectiviteit zal echter niet worden ondermijnd door het verhogen van de strafmaat. Strafmaatverhoging is nooit een doel op zich. Ik vind het normatieve element van ons strafrecht wel een waarde op zich. Het gaat dan om de normen die we als samenleving stellen en dus ook om de mate waarin we een maximumstraf willen koppelen aan overschrijding van die normen. Het is dus geen doel op zich, maar wel een waarde op zich. Het is niet: verhoging van de strafmaat is altijd beter. Het gaat om het bijstellen van de normstelling op grond van gewijzigde praktische omstandigheden. Als er meer en meer zaken onder de delictsomschrijving vallen die ernstiger zijn dan voorheen gebruikelijk was, dan vind ik dat op zich al wel een reden om het te doen. Daarnaast blijven we met andere landen werken om effectiever te zijn. Dat heeft echter met veel meer dan alleen de strafmaat te maken. Veel woordvoerders hebben daar ook vragen over gesteld.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Mevrouw Van Toorenburg en later ook mevrouw Volp vroegen naar de cijfers van vervolging en berechting. Ik heb daarvan een keurig overzicht. Mij viel op dat mevrouw Helder daarover niet de vraag stelde maar daarop wel het antwoord gaf door een uitvoerige reeks van aantallen op te lezen. Haar aanhorend voelde ik geen reden om daarop ook maar enige correctie aan te brengen, laat staan om het nog eens over te doen. Het klopt inderdaad dat er geen massa's zaken zijn waarin de maximumstraf is opgelegd en de rechter ergens in een voetnoot zet: als het hoger kon, had ik dat gedaan. Maar goed, ik verwijs in de eerste plaats naar wat ik eerder heb gezegd over het normstellende karakter hiervan. In de tweede plaats wijs ik op het volgende. Redelijk recent is het team voor grotere zaken opgericht. Daarvan komt nu de eerste grote zaak los. Ik wil dat we in de toekomst erop voorbereid zijn dat voor die zwaardere zaken een hogere maximumstraf kan worden geëist. Rechters zelf hebben nog niet gevraagd om verhoging van het strafmaximum. Ik wil niet dat wij als wetgever hier alleen zouden overleggen over de door ons gewenste normstelling en maximumstraf als de rechters daarom hebben gevraagd. Dat moeten we ook doen als zij er niet om hebben gevraagd. Het is vervolgens aan hen om in specifieke gevallen te bepalen welke straf er moet worden opgelegd.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Maar het is ook een beetje normstellend als de Kamer aangeeft: kabinet, ga nou niet in een soort algemene lijn van 2011 tot 2016 de Kamer informeren over wat er gebeurt, maar geef, als je een verhoging wilt, aan dat het in de afgelopen jaren is verminderd. Anders krijg je namelijk een flauw spelletje. Dan gaat vervolgens het Algemeen Dagblad dat heel secuur na — mevrouw Helder heeft dat ook gedaan — en komt het er vervolgens achter dat er in de afgelopen tijd sprake is geweest van een vermindering van het aantal veroordelingen en van lagere straffen. Waarom zegt het kabinet dat niet gewoon? Dan kunnen we vervolgens doorgaan met onze normstelling.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dit is een vraag naar het waarom, maar pas nu ik hierop wordt bevraagd, realiseer ik me het. Ik heb niet een sessie belegd over de vraag: hoe zullen we het eens presenteren? Als het terugloopt, loopt het terug. Dat is ook de reden waarom we vanaf vorig jaar met dat team zijn gaan werken. We hadden het gevoel dat het effectiever kon. Dat zouden we niet zijn gaan doen als we de gedachte hadden dat het op de manier waarop we het nu doen al jaar na jaar fantastisch gaat en vooruitgaat. Ik heb dus niet de intentie gehad om iets niet te melden. Het is een prioriteit omdat je wilt dat het verbetert. Ik heb dus ook wel een zekere hoop en verwachting. Het team is vorig jaar echt gaan draaien. De eerste zaken komen nu ook los. We hebben nu ook meer liaisonofficiers, bijvoorbeeld in Turkije maar ook in Rome, waar ik toevallig gisteren zelf was en waar ik hierover heb gesproken met de liaisonofficier aldaar. Het moet er niet maar net van afhangen of je bij een controle iemand aantreft die maar een bepaalde rol vervult. Je wilt ook doorrechercheren en in de organisatie doordringen. Het liefst wil je ook anderen dan de chauffeurs opsporen en oppakken. Daar heb je veel meer inzet voor nodig op zwaardere zaken. Dat moet nog zijn vruchten gaan afwerpen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik ben blij dat de staatssecretaris aangeeft dat het geen opzet was, want het beeld werd een beetje raar. In de media stond ook dat het toch wel vreemd was dat minister Van der Steur dit juist anders presenteerde dan het werkelijk was. Maar nu heb ik een heldere uitleg.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dan kom ik op de vragen over de Europese samenwerking. Europol heeft op 22 februari van dit jaar het European Migrant Smuggling Centre (EMSC) gelanceerd. Het Europese mensensmokkelcentrum is bedoeld om de smokkel te bestrijden. De belangrijkste taak is om EU-lidstaten te helpen bij het ontmantelen van criminele mensensmokkelnetwerken, want die zijn niet gefocust op één land. Daar heb je elkaar dus bij nodig.
Verder speelt de samenwerking met Interpol een rol bij het intensiveren van de relatie met niet-EU-landen, omdat vanuit die landen vaak gesmokkeld wordt. Europol neemt hieraan deel. Nederland neemt als lidstaat ook deel aan het Specialized Operational Network against Migrant Smuggling (ISON) van Interpol. Europol en Eurojust zijn ook vertegenwoordigd in de hotspots in Griekenland en Italië om lidstaten te ondersteunen bij het ontmantelen van netwerken van smokkelaars en mensenhandelaars op basis van informatie die meteen bij binnenkomst in Europa wordt verzameld.
Inmiddels zijn er ook Europese NAVO-missies met het doel om mensensmokkelnetwerken op te sporen door meer informatie over de lijnen over de Middellandse Zee en de Egeïsche Zee te verzamelen op de plek zelf. Ook die informatie moet een bijdrage leveren aan een betere aanpak van deze smokkelnetwerken.
Op de JBZ-Raad van 10 maart, een paar weken geleden, zijn daar Raadsconclusies over aangenomen. Die benadrukken het belang van de multidisciplinaire aanpak waarbij alle relevante partijen zijn aangesloten. Wij hoeven dus niet meer te klagen over de bewustwording en de intenties. De blauwdrukken en de verbanden om die samenwerking vorm te geven, zijn nu beter dan eerst. Nu gaat het erom dat wij van informatieverzameling en informatie-uitwisseling echt komen tot opsporing en vervolging. Daarvan zal afhangen of het effectief is.
Er werden ook vragen gesteld over de rechtsmacht. Zoals de Nederlandse strafwetgeving in algemene zin stelt, is de rechtsmacht ruim maar niet onbeperkt. Grofweg en praktisch gezegd valt daaronder: alles in Nederland, de Nederlanders in het buitenland en niet-Nederlandse ingezetenen die wel een vaste verblijfplaats in Nederland hebben. Ook hebben wij een belang bij zaken waarin we kunnen aantonen dat de bestemming Nederland is. Ook dan kun je je rechtsmacht doen gelden, al moet je in zo'n zaak natuurlijk altijd afwegen waar je die mensen hebt opgepakt en zul je in samenwerking met dat andere land beoordelen waar je de vervolging het beste tot stand kunt brengen. De rechtsmacht is dus ruim. Daar kunnen we mee uit de voeten.
Er zijn ook vragen gesteld over de bevoegdheden in verband met de controles van voertuigen bij de grenscontrole. De Kamer heeft van mij en mijn collega Van der Steur de toezegging gekregen dat zij daar een brief over krijgt. Daar wordt nu de laatste hand aan gelegd, dus ik verwacht dat die brief volgende week of wellicht de week daarna naar de Kamer komt. Dan kan de Kamer het hele overzicht tot zich nemen en kunnen wij in het debat tijdens het betreffende AO van gedachten wisselen over de vraag of wij de zaak goed op orde hebben en iedereen precies weet in welke gevallen welke bevoegdheden toegepast mogen worden.
Verder zijn er veel vragen gesteld over de kosten van de intensivering van de handhaving. Die komen niet voort uit deze wetswijziging, maar ik snap dat de leden daarnaar vragen. Ik gaf zelf al aan dat wij er met alleen het verhogen van de strafmaat niet zullen komen. Wij hebben de afgelopen tijd hierop geïntensiveerd. Dat team draait nu goed. Het kan natuurlijk altijd beter. Helaas is het soms zo voorspelbaar als de Kamerleden zelf al aangeven bij het stellen van hun vraag. Dit is inderdaad onderdeel van de besluitvorming voor de Voorjaarsnota. Als hier meer geld voor uitgetrokken wordt, proef ik wel heel breed in de Kamer dat dit er niet uit geamendeerd zal worden. Dat signaal is helder voor ons. Wij zitten nu nog niet in de fase van finale besluitvorming, want ook ik heb allerlei wensen en vind van alles. In tegenstelling tot wat zijn politieke kleur wellicht doet vermoeden, is minister Dijsselbloem bepaald geen sinterklaas en daarom kan ik niet vooruitlopen op wat er bij de voorjaarsbesluitvorming uitkomt. We weten allemaal dat als je nog meer effect wil bereiken, ook een uitbreiding kan passen.
Mevrouw Van Toorenburg heeft een vraag gesteld over de taakstraf. De vraag was niet of de rechter dat mag, want mevrouw Van Toorenburg weet ook dat de rechter daar zelf over gaat. Zij vroeg of ik me een geval kan voorstellen waarbij een taakstraf passend is. Laat ik het omkeren en kijken naar de delictsomschrijving. Die is heel breed en ik kan niet uitsluiten dat er geringe feiten zijn die er wel onder vallen, waarbij een rechter bij een eerste keer, wanneer er sprake is van een wat onbeholpen mengeling van motieven voor het geven van hulp en er toch geld voor vragen, tot een taakstraf komt. Iemand kan op basis van humanitaire motieven denken dat hij mensen wel van a naar b kan helpen naar een station niet al te ver over de grens van Nederland omdat hij via een netwerkje mensen kent. Eigenlijk denkt hij dat hij toch vooral mensen aan het helpen is. Maar goed, het kost hem tijd, dus hij vraagt er toch een paar tientjes voor. Ja, dan is het wel een delict en dan kun je je voorstellen dat dat eronder valt. Het is niet het gros van de gevallen en ik kan me ook heel goed voorstellen dat er juist vooral geen taakstraffen worden opgelegd, maar het is denkbaar.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We hebben een aantal wetten uitgezonderd van taakstraffen, omdat we de delicten dermate ernstig vinden dat een taakstraf niet passend is. Dat hebben we in de wet gewijzigd voor ernstige geweldsdelicten, recidive en zware zedenzaken. Daar is veel over te doen geweest in de Kamer. Dus de vraag is waarom we voor deze vorm van misdaad ook de taakstraffen niet uitsluiten. Ik begrijp de argumentatie van de staatssecretaris, maar toch …
Staatssecretaris Dijkhoff:
Zoals ik net heb aangegeven, kan ik in dit geval niet uitsluiten dat er in de praktijk zaken zijn die onder de delictsomschrijving vallen waarbij een taakstraf niet erg schokkend is. Ik heb daarenboven ook geen signalen dat er heel vaak een taakstraf wordt opgelegd of dat er een patroon te zien is waarbij in de ogen van de wetgever taakstraffen worden gegeven voor delicten die daarvoor te zwaar zijn. Omdat er bij dit delict sprake is van een staffeling die veel ruimte biedt om al snel naar hogere strafmaxima te tenderen, waarmee de rechter een signaal krijgt van wat de wetgever wil, vind ik het hier niet noodzakelijk om dat toe te voegen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De heer Van Oosten helpt mij een beetje. Hij zei terecht tegen mij: waarom vraagt u eigenlijk niet om een evaluatie? Kan de staatssecretaris de Kamer toezeggen dat hij over een bepaalde periode nog eens specifiek bekijkt of het voldoet aan zijn bedoeling? Zijn er taakstraffen waarvan we denken: dat zou je echt niet moeten willen? Dan kunnen we misschien ook meteen het punt van mevrouw Koşer Kaya meenemen dat je die tijd kunt gebruiken om internationaal te vergelijken. We hebben geen evaluatiebepaling opgenomen in de wet, maar kan de staatssecretaris toch een evaluatie toezeggen over een aantal jaar, zodat we de zaak opnieuw kunnen bekijken?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat lijkt me een goed idee. Ook op een ander punt had ik genoteerd dat er behoefte was om te bekijken hoe het precies uitpakt in de praktijk, welke effecten deze strafverzwaring heeft. Daarbij kan meegenomen worden of dit tot hogere eisen leidt, of het leidt tot zwaardere zaken of hogere strafoplegging. Daarover zijn allemaal vragen gesteld, waarop ik de antwoorden nu niet paraat heb. De registratie van de strafoplegging is wel iets om samen met het OM en de rechterlijke macht in de gaten te houden en te evalueren.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Kan de staatssecretaris dat iets concreter maken? Er komt nog een debat over mensenhandel. Mevrouw Helder heeft daar ook aandacht aan besteed. Misschien kan de staatssecretaris daarin aangeven hoe we die evaluatie strak kunnen neerzetten.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ja, dat zeg ik toe.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Neemt de staatssecretaris daarbij ook het Europese deel mee?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik zal in de brief in ieder geval aangeven of we dat meenemen. Ik wil even kijken naar het werk dat al gebeurt in Brussel. Als het daar een gedegen onderdeel van is, hoeven we het niet nog eens zelf te doen.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg ook of de Koninklijke Marechaussee gebruikmaakt van technische hulpmiddelen. Zij heeft technische hulpmiddelen ter beschikking voor vrachtwagens, CO2-apparatuur en de onvolprezen honden, die indrukwekkend snel mensen kunnen detecteren. Ook in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid hebben we het juridisch kader uitgebreid. Dat wordt minder beperkt uitgevoerd dan voorheen, waarvan mevrouw Van Toorenburg beeldende voorbeelden gaf. Dat heeft ook geleid tot een stijging van het aantal aanhoudingen. We moeten nog zien wie we daarvan veroordeeld krijgen, want het is fijn als we iemand ter plekke aanhouden, maar de bewijslast is een andere zaak. Als je een netwerk oprolt, heb je het bewijs al voor de aanhouding, en dan heb je ook meer kans dat het leidt tot een stevige zaak en een veroordeling. We zullen in de komende maanden zien hoe vaak het lukt om de personen veroordeeld te krijgen die in de afgelopen maanden zijn aangehouden.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil dan wel graag weten of de politie een geblindeerde auto daadwerkelijk kan aanhouden als die langsrijdt, gelet op alle ellende waarmee we in ieder geval op dit moment te maken hebben. Kan de politie gewoon door een trein lopen en dingen controleren? En moeten mensen gewoon hun paspoort laten zien, ook binnen Schengen, als de politie denkt dat het niet pluis is?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat is nog steeds aan regels gebonden. Een aantal vragen die mevrouw Van Toorenburg nu stelt, horen bij de brief die ik net heb aangekondigd en die snel naar de Kamer komt. Het lijkt me handiger om dat eerst op papier te hebben en dan het gesprek aan te gaan of de Kamer vindt dat het afdoende is voor de Nederlandse praktijk.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We worden geduldiger.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Er zijn vragen gesteld over de reikwijdte van het delict. Er werd een link gelegd met het verkopen van slechte zwemvesten. De delictsomschrijving is breed. Daar valt bijvoorbeeld ook het verschaffen van inlichtingen of hulpmiddelen onder, net als natuurlijk het faciliteren van de hele reis of het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of een andere EU-lidstaat. Dat is dus een brede definitie, waarbij dit soort aspecten in de bewijslast kunnen meewegen, met name als het gaat om de "pakketverkoop". Het zou een interessante case zijn als iemand zich uitsluitend specialiseert in de verkoop van zwemvesten, van wie we dan allemaal weten dat hij dat op de plek doet waar de mensen ze gaan gebruiken. Zou je hem daar alleen voor kunnen vervolgen? Als je stevig duidelijk kunt maken dat het een middel was dat werd verschaft teneinde toegang te verkrijgen tot Europa, zou je dat in mijn ogen zeker moeten proberen.
Mevrouw Volp (PvdA):
Dat zou inderdaad onder de verruimde strafrechtelijke mogelijkheden moeten vallen als voorbereidende handeling. Als je mensen op weg stuurt met ondeugdelijke zwemvesten, dan is de verschaffer van die ondeugdelijke zwemvesten onder die bepaling in principe vervolgbaar, zo lijkt mij.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Nog niet zozeer onder de voorbereidende handelingen. Ik denk dat het een poging waard zou zijn om dit onder de delictsomschrijving zelf te vatten, dus los van voorbereidende handelingen, omdat het gaat om het verschaffen van middelen om ongeoorloofde toegang tot een andere lidstaat te verkrijgen. De heer Van der Staaij zei dat onder de voorbereidende handelingen nou net het basisdelict niet valt: die zit op zes en dat kan pas vanaf acht, waarom niet? Ik denk dat de meeste gevallen waarbij voorbereidende handelingen ook echt bewijsbaar en opspoorbaar zijn, vrijwel altijd zullen vallen onder een van de hogere staffels. Als het bijvoorbeeld gaat om een chauffeur die voorbereidende handelingen doet of contacten legt om wat extra vracht mee te nemen, om het plastisch te formuleren, dan gebeurt dat in de uitoefening van beroep en gaat het dadelijk onder de acht jaar vallen, want dat valt onder de eerste verhoging. Als het een georganiseerd verband is, is voorbereiden ook al strafbaar. De zaken waarin er geen sprake is van een georganiseerd verband en waar het niet in beroep of als beroep is, vallen er net buiten. Die categorie is lichter en er zijn moeilijker voorbereidingen van te vinden. Dan ben je dus in je eentje bezig, niet georganiseerd en ook niet als onderdeel van je beroep. Dan wordt het een moeilijke zaak om daar de voorbereidende handelingen van aan te tonen.
Mevrouw Volp (PvdA):
Je kunt je voorstellen dat het moedwillig gebruiken van echt ondeugdelijk materiaal wel een strafverzwarende factor kan zijn. Maar dat geeft gelijk ook aan dat we er hier mee zitten dat we de mensen die eraan meewerken niet zullen vangen met voorbereidende handelingen. Zij zullen hier mogelijk überhaupt niet onder vallen. Daar zouden we zo graag ook in het normerende aspect iets aan willen doen. Kan de staatssecretaris aangeven of daar eventueel andere mogelijkheden toe zijn?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik denk dat ze dan onderdeel uitmaken van een netwerk. Dan wordt het weer makkelijker om zo'n organisatie en iedereen die een rol speelt in georganiseerd verband door het verschaffen van inlichtingen en middelen aan te pakken. Een einzelgänger die een deeltje doet, is natuurlijk de modernste economische golf, maar die zien we daar nog niet. Je wilt kunnen aantonen dat ze een deel zijn van zo'n hele organisatie. Dat onderstreept dus het belang van kunnen doorrechercheren en niet alleen maar de mensen aanhouden die zichtbaar zijn en die achter het stuur zitten. Er moet ook al breder in internationaal verband worden doorgerechercheerd. Daarom hebben we ook mensen zitten in Rome, die veel ervaring hebben met de Libiëroute, en in Turkije. Als je dan iemand oppakt achter het stuur, dan is het fijn als je snel kunt uitvinden tot welk netwerk hij behoort en of je er al een dossier van hebt. Dan kun je het weer wel stevig aanpakken.
De heer Van der Staaij (SGP):
De staatssecretaris gaf aan dat het bij voorbereidingshandelingen heel snel ook zal gaan om zwaarder delict dan het basisdelict. Ik kan hem daarin volgen. Maar het blijft een verwachting. Is hij bereid om dit punt nadrukkelijk mee te nemen in de toegezegde evaluatie?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het lijkt me inderdaad goed om daarbij ook te kijken hoe vaak de veroordeling, plat gezegd, blijft steken bij het tweede lid van het artikel. Je kunt je voorstellen dat dat vaak gebeurt, bijvoorbeeld vanwege bewijsbaarheid. Als bewezen feiten naar onze smaak toch te vaak onder die basisvariant vallen, dan zou dat aanleiding geven om hier een discussie te voeren over de vraag of dat wenselijk is, gezien de praktijk.
Er zijn vragen gesteld over samenwerking buiten de Europese Unie, met Turkije bijvoorbeeld. Ik zei al eerder dat we daar ook een liaison officer hebben zitten. Ik wil hier ook niet onvermeld laten dat Turkije de laatste maanden praktisch veel heeft gedaan om mensensmokkelaars tegen te gaan. Er kan gezegd worden: dat heeft dan niet meteen geleid tot het einde van de smokkel. Dat klopt. Het geeft eerder aan hoe hardnekkig en groot het probleem is. Er zijn bijvoorbeeld ook clandestiene bootfabrieken opgerold, die geheel in dienst stonden van de smokkelindustrie. Mensen produceerden daar gewoon boten met geen enkel ander doel dan de oversteek via smokkel. Er werden ook valse documenten gevonden die bij de oversteek gebruikt zouden worden. De eerdergenoemde zwemvesten die het niet doen, zijn natuurlijk helemaal een cynische variant van veiligheid verkopen die op geen enkele manier helpt. Er wordt samengewerkt om die industrie op te rollen en daar actiever op te zijn. Die samenwerking is er dus zeker.
Dan kom ik op de ketenbrede intensivering in Nederland. Daar heb ik eerder al het een en ander over gezegd, ook over het multidisciplinaire team. Dat is vorig jaar op gang gekomen. Het is eind 2014 ingesteld. Vandaar dat je de effecten nu kunt gaan verwachten, na de opstart en de zaken die daar aan bod zijn gekomen. Mevrouw Volp vroeg naar het pluk-ze-element. Het is een element dat wordt meegewogen. Ook het vermogen en de bezittingen waarvan niet goed verklaard kan worden hoe ze verkregen zijn, kunnen daaronder vallen. Dat is zeker een element dat hierbij meeweegt. Ik weet niet of het nog afschrikwekkender is dan vrijheidsbeneming, maar ik vind gewoon dat wij het allebei moeten doen. Wij moeten daar geen keuzes in hoeven maken.
Mevrouw Volp (PvdA):
Het gaat niet om nog afschrikwekkender, maar we weten gewoon dat de aantrekkelijkheid groter is als dit soort gruwelijke misdaden lonen, als hiermee gemakkelijk financiële winst te behalen is. Wij hebben net gesproken over monitoring. Kan de staatssecretaris dit element bijhouden? Welke winsten worden afgeroomd? Ik kan het mij voorstellen dat die informatie een bijdrage kan leveren. Als je goed moet afrekenen, als je alles moet inleveren wat je niet goed kunt verklaren, dan kan dat bijdragen aan de effectiviteit.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik zal in ieder geval in de brief over de monitoring aangeven of dit redelijkerwijs mogelijk is, of dergelijke informatie makkelijk uit het systeem te halen is. In alle zaken van mensensmokkel wordt een financieel onderzoek gestart. Ik zal gewoon bekijken of dit op een beetje fatsoenlijke manier te doen is, zonder dat mensen spontaan een hartverzakking krijgen van het extra werk dat dit oplevert.
Mevrouw Volp (PvdA):
Ik zou helemaal niemand een hartverzakking willen bezorgen en zeker niet hier, want dan moet ik aan de bak, maar het gaat mij erom dat je ziet dat er verschillen zijn in de aanpak van de Europese landen. Wij hebben het voorbeeld genoemd en gezien van Roemenië. Als je internationale, Europese netwerken wilt oprollen, is het van belang om door te rechercheren, ook op de financiële winsten. Daarin ligt het belang om dat te doen. Het zal, denk ik, wel degelijk effect hebben op de aantrekkelijkheid. Die informatie kan ons inzicht verschaffen in de effectiviteit. Ik wil dat wij zo veel mogelijk financieel afromen, teneinde dat geld te kunnen gebruiken voor andere doeleinden als het voorkomen van dit soort mensensmokkel.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat ondersteun ik helemaal en daarom ben ik blij dat we ook in het Nederlandse rechtssysteem de mogelijkheid kennen om bij het vermoeden van illegale vermogensaanwas vermogen te ontnemen, tenzij aangetoond kan worden dat het geld een legale herkomst heeft. Ik ken de details van het Roemeense voorbeeld niet, maar wij hebben wel iets wat er op zijn minst heel dicht tegenaan zit. Ik ben het verder geheel met mevrouw Volp eens dat het motief in het geval van dit type misdaad toch vaak financieel gewin is, want het is niet een soort uit de hand gelopen liefdadigheid. Als geld een motief is, moet je mensen daarin hard raken, al was het maar om als rechtsstaat te laten zien dat dit soort misdaad niet loont. Daarnaast heeft het een ontmoedigend en punitief effect op mensen die dit soort zaken heeft gedaan.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de staatssecretaris verdergaat met zijn betoog en dat wij hem de ruimte geven om de resterende vragen van de Kamerleden te beantwoorden.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dank u wel, voorzitter.
Het voordeel van het beantwoorden van al die interrupties is dat de stapel antwoorden voor mij wat lager wordt.
Ik zou bijna zeggen: Mevrouw Helder, u deed het weer. Ze gaf namelijk zelf het antwoord op haar vraag over de minimumstraffen. Dat antwoord was zo eng dat ik denk dat het kabinet de afgelopen jaren hierover al meer dan één keer in herhaling is gevallen. In herhaling vallen veronderstelt overigens natuurlijk altijd meer dan één keer. Wat zij zei, klopt, want wij zijn ook in dit geval niet van plan om minimumstraffen in te voeren. Wij vinden de verhoging een goede zaak, maar … Ik kan het hierbij laten, want het uitgebreide antwoord heeft zij er zelf al bij geleverd.
Mevrouw Helder zei: leuk die deels voorwaardelijke straffen, maar zijn er ook geheel voorwaardelijke straffen opgelegd? Dat is niet het geval. Het ging steeds om een combinatie van deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijk.
Mevrouw Helder vroeg ook naar het monitoren van het wetsvoorstel, maar daarop zal ik dus nader ingaan in de brief. Het is voor onszelf echter ook zeker nodig om samen met het OM en de politie steeds weer te bezien hoe effectief de opsporing en de vervolging zijn. Verder willen wij ook weten hoe het gebruik van de verhoging van de strafmaxima in de praktijk uitwerkt.
Mevrouw Helder vroeg ook nog hoeveel verdachten een dubbele nationaliteit hadden. Het OM vermeldt alleen de geboortelanden van de verdachten. Ik beschik dus niet over de data die nodig zijn om de vraag van mevrouw Helder te kunnen beantwoorden.
Mevrouw Gesthuizen vroeg waarom nu en sprak over de verdenking van hypocrisie. Daarmee daagt zij mij natuurlijk persoonlijk uit. Waarom nu? Het antwoord daarop is dat we nog steeds een flinke toename van het probleem zien, ook in de mate waarin wij ermee worden geconfronteerd. We zien verder een flinke verandering, een verandering die natuurlijk niet binnen een week heeft plaatsgevonden. Het type feitelijke handelingen dat onder het delict valt, laat een verzwaring zien van wat er in de praktijk onder valt. Er gebeuren met andere woorden ernstigere dingen onder deze delictsomschrijving dan voorheen en ook op grotere schaal.
Ik heb niet de illusie dat dit wetsvoorstel op zichzelf leidt tot verlaging van de migratiestroom of de instroom. Ik probeer nu dus de verdenking van hypocrisie te counteren door aan te geven dat het zinloze hypocrisie zou zijn. Ik heb niet het idee: o, nu raakt het ons, want we hebben te maken met een hogere instroom. Nee, helaas zijn het in de praktijk wel gekoppelde fenomenen. Als de migratiepatronen hetzelfde zouden geweest zonder enige vorm van mensensmokkel, hadden we ook maatregelen getroffen. We hebben vorig jaar natuurlijk veel verschrikkelijke beelden gezien, niet alleen van mensen die per boot over probeerden te steken, maar ook van mensen in vrachtwagens die in Oostenrijk helaas te laat en in Nederland net op tijd werden gevonden.
We worden er in ons rechtssysteem vaker mee geconfronteerd, niet omdat we zien dat het erger is geworden maar omdat onze aanpak effectiever is. We zien wat er in de praktijk gebeurt en vergelijken dat met andere typen delicten van dezelfde ernst en daarom vond ik het gewoon gepast om dit voorstel aan de Kamer te sturen. Ik weet niet of ik de verdenking van hypocrisie hiermee heb kunnen wegnemen, maar dat hoor ik straks wel. Ik prijs me in ieder geval gelukkig dat het geen strafbaar feit is. Mocht het niet gelukt zijn, dan zal ik een betere poging wagen.
Mevrouw Gesthuizen zei dat je de mensensmokkel ook kunt oplossen door iedereen een legale route te bieden; die vraag stelde zij zo-even ook bij interruptie. Dat is inderdaad modelmatig juist. Als je iedereen die naar Nederland wil komen bij voorbaat toestemming verleent om op reguliere wijze naar Nederland te komen, is dat inderdaad een effectievere manier om het businessmodel te ontmantelen. Helaas zou dat neveneffecten hebben die wij onverantwoord vinden voor Nederland, omdat wij nu eenmaal niet vinden dat iedereen het recht heeft om hierheen te komen. Wij vinden ook niet dat iedereen het recht heeft om hier bescherming te krijgen, nog los van de mogelijkheid daartoe. Wat betreft de migratieaanpak als geheel van het kabinet, waarvan mevrouw Gesthuizen alles weet, al zal zij het kabinet niet in alles steunen wat het voorstaat, vinden wij dat wij aan onze humanitaire plicht deels moeten voldoen door mensen hier op te vangen, deels door bij te dragen aan opvang elders en door andere landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden hierin.
Mevrouw Gesthuizen vroeg ook naar de effecten van strafverhoging voor andere lidstaten. Is er sprake van een waterbedeffect? Mijn inschatting is dat die effecten gering zijn, omdat veel andere lidstaten al vergelijkbare strafmaxima hebben en ik het idee heb dat de meest bepalende factor in het land waarheen wordt gesmokkeld nu niet per se die strafmaat is. Bepalend is ook waar de klant heen wil.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat was een vraag van mevrouw Volp. Overigens had ik dat andere ook niet gezegd.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Oké, dat vroeg mevrouw Volp. Er wordt u veel toegedicht, mevrouw Gesthuizen. Uw faam is groot.
Ik kom op een vraag van de heer Van der Staaij; ik hoop dat dat wel klopt. Hij vroeg of de verscherping van de grenscontroles effect heeft gehad. Komt dat voldoende uit de verf? Ik kan nooit zeggen dat de pakkans gestegen is. Ik kan wel zeggen dat wij meer mensen gepakt hebben, maar het aantal mensen dat het ook gedaan heeft en dat je niet gepakt hebt, ken je niet. Dat is dus lastig. Je kunt wel spreken van een toename van de gepercipieerde pakkans. Wij hebben ook sterke signalen dat de informatievoorziening en informatiedeling in deze business snel en groot is. Tijdens een werkbezoek hoorde ik van een gewaardeerd medewerker van de Koninklijke Marechaussee eens het volgende: toen ik vanochtend hierheen reed, hoorde ik op Radio 1 al de aankondiging dat men straks hier live bij een controle zou zijn; wij zullen dus wel een rustige ochtend krijgen. Ik denk dat dit soort signalen, de melding dat er een controle is, zich inderdaad snel verbreidt. Daarom moet je de controles niet steeds voorspelbaar op dezelfde plek doen. De duur moet daarom ook realistisch zijn, want als je heel lang ergens staat, weten de mensen het inmiddels wel. Je moet op de plekken waar je op dat moment bent, kunnen verrassen om het zo veel mogelijk te verstoren en zo veel mogelijk mensen te kunnen oppakken.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat zou bij mij leiden tot deze vraag, die ik ook in eerste termijn heb gesteld: kun je nagaan hoe het zou gaan als je alle ouderwetse grensposten weer zou bemensen. Dan zijn er steeds rustige ochtenden, toch?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Als wij de oude grenscontroles, zoals wij die hadden, echt opnieuw invoert, zal de smokkel via die grensposten flink afnemen. Je creëert natuurlijk wel nieuwe markten voor smokkel op andere manieren. Het zal dus creatiever worden. Maar ik denk inderdaad dat je dan meer mensen zult pakken. Ik vrees helaas dat er geen manier is waarbij je wel de voordelen van permanente grenscontroles hebt en niet de nadelen. Het is dus een kwestie van weging, mede gezien het economisch belang voor Nederland, of je je stevigste grenscontrole aan je eigen binnengrenzen zet of dat je de controle versterkt aan de buitengrenzen en de binnengrenzen deelt, zodat je daarvan veel profijt hebt. Die afweging moet gemaakt worden, en mevrouw Helder maakt daarin een andere keuze dan het kabinet.
Voorzitter. Mevrouw Helder vroeg ook naar het ongewenst verklaren van daders van mensensmokkel. Dat is mogelijk. Het is afhankelijk van de ernst van het individuele delict. Bij mensensmokkel is het mogelijk om de dader ongewenst te verklaren.
De heer Van Oosten heeft vragen gesteld over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Hij vroeg hoe het Gemeenschappelijk Mensensmokkel Team nu loopt en wat het mag. Zoals ik al zei, is het eerste grote onderzoek door dit team opgepakt. Ik heb geen lijst waarmee ik de heer Van Oosten een vergelijkend onderzoek kan bieden. Ik kan ook niet heel diep ingaan op die ene specifieke zaak, operationeel. Die is nog niet afgesloten. Het team staat onder leiding van een officier van justitie en heeft daardoor alle bevoegdheden die daarbij horen en die voor zo'n onderzoeksteam nodig zijn. Ik ga ervan uit dat de verhoogde inzet in de opsporing niet bij deze ene zaak blijft, maar dat ook grotere zaken bij de rechter zullen worden aangebracht en dat we dan ook passende strafeisen zullen zien. Ik ga ervan uit dat het niet alleen lukt om bij iemand die op heterdaad is gepakt een onderdeeltje te volgen, maar dat er ook door zal kunnen worden gerechercheerd, zodat er een groter onderzoek voorgelegd kan worden.
Ik noemde al eerder Italië, maar ook het Verenigd Koninkrijk heeft een soortgelijk team opgericht. Hoe meer landen er een stevig team op hebben en hoe meer informatie we kunnen uitwisselen, hoe beter we elkaar kunnen versterken en het werk kunnen verdelen. Het bestaande liaisonnetwerk van marechaussee en politie wordt tot 2018 versterkt door een capaciteitsuitbreiding met flexibele liaisons. Onze mensen zijn in ieder geval in een stuk meer landen aanwezig, ook operationeel en ook bijvoorbeeld in de hotspots. Zo hebben we goede informatie en kunnen we onze positie verbeteren.
De heer Van Oosten (VVD):
Weet u wat ik denk, voorzitter? Ik denk dat wanneer de staatssecretaris de ontmoedigende werking die hij met dit wetsvoorstel beoogd te bewerkstelligen maximaal wil realiseren, we ook moeten organiseren dat het OM rücksichtslos optreed tegen dit soort mensensmokkelaars en dus ook overgaat tot die strafvervolging in beroep of in gewoonte etc. Het is belangrijk dat je voorkomt dat je in het basisdelict terechtkomt. Wat kan de staatssecretaris nog betekenen om te bereiken dat het OM met die bril daarnaar gaat kijken, voor zover daar nog aanmoediging bij nodig is?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik denk dat het niet aan de wil lag, zoals de heer Van Oosten al aangaf, maar aan de mogelijkheden om over informatie te beschikken en om informatie te verkrijgen uit andere landen. Daar zet dit team een grote stap in. Daarmee kun je je zaak stevig en groter maken, door meer dan een individu ervoor te zetten en groter in zo'n organisatie aan de slag te gaan. Zo heb je een betere positie in de bewijslast om voor het hoogst haalbare in de strafbaarstelling te kunnen gaan. Dan hoef je niet te volstaan, omdat je te weinig informatie hebt of te weinig informatie loskrijgt, met een basisdelict terwijl je op je klompen aanvoelt dat iets anders er ook bij hoort, maar je daar geen bewijs voor hebt kunnen krijgen omdat je te weinig capaciteit of te weinig informatie had of omdat je geen toegang had tot de informatie die opsporingsdiensten in andere landen over hetzelfde netwerk wel hadden.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik hoorde zojuist de staatssecretaris antwoorden op een vraag van naar ik meen de heer Van der Staaij dat wanneer je als chauffeur iemand het land binnensmokkelt, je het eigenlijk al in beroep doet. Dan kom je dus al terecht in dat delict van acht jaar en neem je dus ook die voorbereidende handelingen mee. Ik wil bereiken dat ook langs de weg van deze handelingen het signaal landt dat dit parlement wil dat de zwaarst mogelijke inzet wordt gepleegd om te voorkomen dat die mensensmokkelaars kunnen doorgaan en om ervoor te zorgen dat die mensensmokkelaars worden aangepakt, juist omwille van de ontmoedigende werking.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat is inderdaad het punt dat nu voorligt. Met dit wetsvoorstel wordt de categorie die de heer Van Oosten noemt van zes jaar naar acht jaar gebracht, waardoor je die voorbereidende handelingen ook kunt vervolgen. Dat is een van de elementen die dit wetsvoorstel zal bijdragen aan de praktijk en aan de mogelijkheden die we hebben om mensen te vervolgen en veroordeeld te krijgen.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Kortheidshalve de volgende vraag. Ik lees in de memorie van toelichting van alles wat erop duidt dat het kabinet hoopt en meent dat het met dit wetsvoorstel de migratiestromen in goede banen kan leiden en de mensensmokkelindustrie effectief kan bestrijden. Hoe moet ik dat rijmen met de opmerking van de staatssecretaris dat hij niet de illusie heeft dat we met dit wetsvoorstel de mensensmokkelindustrie kunnen aanpakken?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het probleem lossen wij hier niet helemaal mee op, maar zonder dit middel wordt het nog moeilijker om het op te lossen. Het is gewoon onderdeel van een brede aanpak. Ik ben een liefhebber van de wet, maar het veranderen van de letters in het wetboek vervormt helaas niet altijd meteen de realiteit. Daarvoor is een hoop extra werk nodig. Dit is daar een bijdrage aan. Wij willen dat extra werk hiermee beter faciliteren.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik hoorde de staatssecretaris net in zijn reactie op een vraag van iemand anders, of wellicht gewoon in zijn algemene beantwoording, toch echt iets anders zeggen. Ik moet er wel van uit kunnen gaan dat het kabinet meent dat dit wetsvoorstel, als het wordt aangenomen en in werking treedt, daadwerkelijk effect zal hebben op de mensensmokkelindustrie. Met andere woorden, het moet bijdragen aan een afname van de mensensmokkelindustrie.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het draagt bij aan de mogelijkheden die wij hebben om die aan te pakken. Misschien ben ik te flauw op dit late uur, maar het feit dat wij op een bepaald gebied de strafmaat verhogen, betekent niet dat die business besluit om ermee op te houden. Dit maakt het voor ons makkelijker om ze een zware slag toe te brengen en dat leidt dan weer tot een verkleining van de mensensmokkelindustrie ten opzichte van de situatie waarin wij deze hogere strafmaat niet hadden.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de staatssecretaris de resterende vragen beantwoordt. Ik wijs de Kamerleden erop dat zij ook de mogelijkheid hebben om een tweede termijn te houden, als daaraan behoefte is.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Mevrouw Volp vroeg naar de aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel over ontschotting tussen mensensmokkel en mensenhandel. Ik deel met haar dat wij niet moeten doen alsof het totaal gescheiden werelden zijn. Evenzo kunnen ook andere vormen van smokkel met mensensmokkel verweven zijn en kunnen met de opbrengsten van deze bendes dingen gebeuren die ons ook weer verder in het nadeel brengen. Wij zijn dus zeker alert op het feit dat verschillende vormen in elkaar kunnen overlopen en dat een organisatie in beide takken actief kan zijn. Het grote verschil is dat niet alle slachtoffers van mensensmokkel melding zullen doen, hoewel ook hierbij het slachtoffer wordt uitgebuit. Het cruciale verschil is dat er in mensensmokkel een mate van medewerking van de gesmokkelde aan de activiteit zit. De patronen zijn echter vaak hetzelfde: mensen worden van het ene naar het andere land gebracht, er wordt misbruik gemaakt van hun kwetsbare situatie en er worden mensen in gevaar gebracht in situaties die wij niet kunnen verantwoorden of toestaan. Beide thema's hebben raakvlakken op het gebied van signalering, preventie, opsporing en vervolging.
De alertheid op die verwevenheid is inderdaad erg belangrijk, zeg ik met mevrouw Volp en de nationaal rapporteur. De bestrijding van de ene vorm gaat hand in hand met de bestrijding van de andere vorm. Ook bij het trainen van nieuwe medewerkers in het herkennen van signalen gaat het om twee verschillende zijden van dezelfde munt. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AIVM) richt zich ook op beide thema's. Het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel richt zich ook op beide zaken. Op die plekken is er dus geen schot tussen de aanpak van mensenhandel en die van mensensmokkel. Als wij beide zaken niet ontschotten, is dat vooral in dit tijdsgewricht een risico, maar als wij ze helemaal samenvoegen heb je weer het risico dat de aandacht voor mensenhandel in het geding komt door de massaliteit van de mensensmokkel. Er zitten namelijk ook verschillen in de mensen die hiermee te maken hebben. Wij zien nu geen grootschalige mensenhandel in de vluchtelingenstroom. In de aanpak zijn er niet veel schotten, maar wij moeten beide zaken ook niet over één kam gaan scheren. Er zijn namelijk wel degelijk cruciale verschillen. De aanpak van mensenhandel mag niet lijden onder het feit dat wij nu geconfronteerd worden met zo veel mensensmokkel.
De voorzitter:
Hoever bent u?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik weet dat ik één vraag nog niet beantwoord heb, maar kan die even niet vinden.
De voorzitter:
Misschien in tweede termijn?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Als die er komt, doe ik dat. Het zou jammer zijn als er voor die ene vraag een hele tweede termijn nodig is.
De voorzitter:
Is iemand een vraag vergeten?
Mevrouw Volp (PvdA):
Ik kan mij een vraag van mijzelf herinneren over de informatievoorziening. Ik heb gevraagd of wij informatie voor mensensmokkelaars gaan bouwen. Graag iets meer toelichting over de wijze waarop deze wetswijziging naar buiten wordt gebracht.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat was hem.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik zou graag weten wanneer het vergelijkend onderzoek dat op Europees niveau wordt gedaan, afgerond is. Ik zou ook graag weten wanneer de monitorbrief naar de Kamer komt.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik verwacht dat het onderzoek deel uitmaakt van het voorstel van de Commissie dat verwacht wordt in de tweede helft van dit kalenderjaar. Ik weet niet of mevrouw Van Toorenburg al een volgende gelegenheid weet om dit te bespreken. Dan zou het logisch zijn om de brief voor die tijd te sturen.
De voorzitter:
Er wordt mij ingefluisterd dat er een algemeen overleg over mensenhandel komt.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ja.
De voorzitter:
Mevrouw Volp, u mag uw vraag nog een keer toelichten.
Mevrouw Volp (PvdA):
Ik kan mij voorstellen dat wij op het moment waarop de wet in werking treedt duidelijkheid krijgen over de wijze waarop dit naar buiten wordt gebracht. Het is overigens niet de meest urgente vraag.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat zal ik doen. Ik heb hier wel staan dat wij specifiek aandacht besteden aan de doelgroepen, maar dat is van een algemeenheid die niet afdoende is om de vraag goed te beantwoorden.
De voorzitter:
Ik kijk rond of er behoefte is aan een tweede termijn. Mevrouw Gesthuizen is de enige.
Termijn inbreng
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Deze uitspraak vind ik memorabel: "al zouden smokkelaars het een maand gratis doen, dan nog moet je het tegengaan". Dat zei de staatssecretaris. Dat is opmerkelijk, want dat sterkt mij in mijn geloof dat deze wet minstens zozeer tegen vluchtelingen is gericht als tegen de mensensmokkelindustrie. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Ik vind dat zelfs kwalijk.
Ik wil helemaal niet iedereen uitnodigen om legaal naar Nederland te komen. Dat lijkt mij nogal wat. Als de 60 miljoen vluchtelingen die er wereldwijd zijn allemaal in ons land zouden neerstrijken, wordt niemand daar gelukkig van. Dat heb ik dan ook niet willen zeggen en zeker niet willen insinueren. Ik vind het wel kwalijk dat we spreken over een wet waaraan volgens mij enige risico's kleven, zonder dat wij daarbij spreken over de alternatieven die wij zouden moeten opperen voor de mensen die nu het slachtoffer zijn in die mensensmokkelindustrie. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat mensensmokkelaars opgepakt en bestraft dienen te worden;
tevens van mening dat het simpelweg verhogen van de strafmaat voor mensensmokkel niet zal leiden tot een lagere vraag naar de diensten van mensensmokkelaars en tevens het risico in zich draagt dat mensensmokkelaars hun prijzen zullen verhogen, alsmede dat zij zullen zoeken naar manieren om te smokkelen waarbij zij zelf minder risico lopen om te worden gepakt en hierdoor de vluchtelingen mogelijk juist meer risico zullen lopen;
verzoekt de regering, enerzijds hard te werken aan het verhogen van de pakkans voor mensensmokkelaars en anderzijds met veel meer voortvarendheid dan nu het geval is werk te maken van het bieden van legale mogelijkheden voor vluchtelingen om veilig ons land te bereiken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (34345).
Wij wachten even op de ingediende handgeschreven motie. Het is lang geleden dat moties met de hand werden geschreven. De staatssecretaris kan alvast reageren op de motie die mevrouw Gesthuizen heeft ingediend. Ik kijk even naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik heb nog geen motie. Ik heb wel een oordeel.
De voorzitter:
Daar was ik al bang voor.
De motie is rondgedeeld. Het woord is aan de staatssecretaris.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter. Laat ik even mijn opmerking verduidelijken die bij mevrouw Gesthuizen bevreemding wekte. Mensen die bijvoorbeeld van Libië naar Italië oversteken, worden een boot op geduwd met niet eens genoeg brandstof om de overkant te halen. Als mensen zo met anderen omgaan, zelfs als zij daar niets aan zouden verdienen, dan wil ik dat nog steeds stoppen. Het is een feit dat zij eraan verdienen, maar dat bedoelde ik met: als ze het gratis zouden doen en mensen met risico voor lijf en leden op bootjes stoppen die niet zeewaardig zijn, met onvoldoende brandstof of voedsel om de tocht te overleven, dan moet je dat sowieso willen tegengaan.
De motie van mevrouw Gesthuizen gaat vooral over het bieden van legale mogelijkheden aan vluchtelingen. Mevrouw Gesthuizen weet wat het kabinet wil. Wij zijn voorstander van readmissie van mensen die op de verkeerde manier de oversteek hebben gemaakt en van hervestiging van een beperkt deel van vluchtelingen die legaal uit landen komen als Libanon, Turkije en Jordanië. Onderdeel van het plan met Turkije is dat als de illegaal gefaciliteerde overtocht — laat ik het zorgvuldig formuleren — gestopt is, je grootschalige hervestiging gaat bespreken en uitvoeren. Dan heb je meer werk van legale wegen, maar het is wel binnen dat kader. Mevrouw Gesthuizen kennende, dient zij geen moties in die het bestaande kader bezien, maar die daarop verdergaan en wil zij nog meer van deze methoden. Ik ontraad deze motie, omdat wij vinden dat het pakket dat wij voorstaan leidt tot een goed totaalbeeld en dat daarvan geen uitbreiding nodig is.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij zullen volgende week dinsdag stemmen over de wetswijziging en over de motie van mevrouw Gesthuizen. Ik dank de staatssecretaris, de Kamerleden, de ambtenaren en de mensen die misschien via andere mogelijkheden dit debat volgen.
Sluiting
Sluiting 21.58 uur.