Plenair verslag Tweede Kamer, 28e vergadering
Dinsdag 26 november 2013

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    21:52 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 146 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Heerema, Heerma, Helder, Van Hijum, Hoogland, Huizing, Jacobi, Jadnanansing, Paulus Jansen, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leenders, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel en Zijlstra,

en mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken, mevrouw Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie, de heer Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, en de heer Timmermans, minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:
Ik heet de mensen op de publieke tribune van harte welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Hachchi

Vragen van het lid Hachchi aan de minister van Buitenlandse Zaken, bij afwezigheid van de minister van Defensie, over het bericht dat de provincie Noord-Brabant negatief adviseert over het gebruik van de militaire luchthaven Volkel met betrekking tot kernwapens.

Mevrouw Hachchi (D66):
Voorzitter. "Het is alsof we een vergunning moeten geven voor een fabriek waarvan we niet weten wat die doet." Dit zei een gedeputeerde van Noord-Brabant over Vliegbasis Volkel. Hij doelde daarmee op de risico's voor de omwonenden. Het gaat natuurlijk om de mensen in Brabant en het slechtst bewaarde publieke geheim van Nederland, de kernwapens. D66 is tegen de aanwezigheid van kernwapens in Nederland en in Europa. Nederland organiseert hier volgend jaar een supertop over. Obama, Merkel, Cameron, iedereen zal er zijn. Ondertussen kunnen wij en onze lokale collega's praten totdat we een ons wegen, maar we krijgen geen antwoord, terwijl oud-premier Lubbers het bevestigde. Hij zei: "Weg met die malle dingen!". Ook oud-premier Van Agt heeft het bevestigd. Keer op keer probeerde deze Kamer meer informatie te krijgen. Ik heb begrepen dat onze collega's in Duitsland wel op bezoek mochten op hun nucleaire vliegbasis. Kan de minister dit bevestigen? Is hij bereid om ons, de Kamer, ook zo'n werkbezoek te gunnen?

Ik doe een poging en kijk de minister aan. Ik wil geen vage teksten, ontkenningen of kluitjes in het riet en geen kasten naar muren. Ik heb drie concrete vragen. Worden lokale betrokkenen, de provincie en de gemeente op de hoogte gehouden van wat er op en rond Vliegbasis Volkel gebeurt? Wat doet het kabinet met het negatieve advies van de provincie? Als ik vragen krijg van mensen uit Brabant die zich zorgen maken, en de provincie en de gemeente niets weten, mag ik die vragen dan doorsturen naar deze minister?

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken, die de vragen zal proberen te beantwoorden.

Minister Timmermans:
Mevrouw de voorzitter. Zoals mevrouw Hachchi heel erg goed weet, doet de Nederlandse regering op basis van bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen over aantallen en locaties van kernwapens die zich op NAVO-gebied bevinden en die te maken hebben met de NAVO-taken van de NAVO-bondgenoten. Mevrouw Hachchi weet dat, want dat is in deze Kamer al heel vaak besproken. Alle bewindslieden die in de afgelopen decennia met het onderwerp te maken hebben gehad, hebben de Kamer ook steeds hetzelfde antwoord gegeven.

De vraag over de milieueffectrapportage (m.e.r.) kan ik als volgt beantwoorden. Wettelijk is Defensie niet verplicht de milieueffectrapportage voor een militaire basis op te vragen. Defensie doet het wel om de effecten van een verandering van functie en taken in kaart te kunnen brengen. Defensie is echter niet verplicht om de m.e.r. voor advies bij de Commissie voor de m.e.r. voor te leggen en hoeft dus ook geen advies aan de provincie te vragen. Dat laat onverlet dat alle belanghebbenden zich vanzelfsprekend wel over de m.e.r. kunnen uitspreken. Waar het ook maar enigszins mogelijk is, zal Defensie er rekening mee houden.

Ik wil met één ding afsluiten. Als wij, zowel het kabinet als de Kamer, onze verantwoordelijkheid serieus nemen — en wij weten wat de situatie is ten aanzien van de bondgenootschappelijke afspraken — lijkt het mij verstandig dat we ook die verantwoordelijkheid nemen. Zolang de afspraken in het bondgenootschap niet zijn veranderd, moeten we ook niet mensen in Nederland voorhouden dat we daar iets anders over kunnen zeggen dan wat wij internationaal hebben afgesproken.

Mevrouw Hachchi (D66):
Zowel deze Kamer als de regering neemt haar verantwoordelijkheid serieus, ook in bondgenootschappelijk verband. Mijn vragen gaan echter over de controletaken die wij als volksvertegenwoordigers hebben, in dit huis, maar ook lokaal. Dat weet ook deze minister als geen ander. Hij heeft echter geen antwoord gegeven op mijn eerste vraag, namelijk of dit kabinet bereid is om de Kamer een werkbezoek aan de Vliegbasis Volkel te gunnen. Onze collega's in Duitsland hebben dat kunnen doen bij hun "nucleaire" vliegbasis.

Mijn andere vraag had betrekking op de provincie Noord-Brabant. Ik heb de minister goed beluisterd dat het geen wettelijke verplichting is, maar het gaat om de controletaak van ook de lokale volksvertegenwoordigers. Ik zal een poging doen om het iets anders te formuleren: krijgt de provincie genoeg informatie om haar taken te kunnen uitvoeren? Als dat vanwege de schimmigheid omtrent kernwapens niet het geval is, is mijn vraag wie die taak dan wel uitvoert. De provincie weet het niet en ik heb begrepen dat zij geen kernwapens wil. Wat is het antwoord van deze minister als de gedeputeerde hem opbelt en zegt dat ze weggehaald moeten worden? Kan ik als lid van deze Kamer en woonachtig in Noord-Brabant de mensen uit Noord-Brabant die zich oprecht zorgen maken en vragen stellen over veiligheid een-op-een doorsturen naar deze minister?

Minister Timmermans:
Als mevrouw Hachchi haar taak serieus zou nemen, zou zij deze mensen in Noord-Brabant zeggen wat de wettelijke situatie is en wat de situatie is waaraan de Nederlandse regering met instemming van de Tweede Kamer gebonden is. Dan zou mevrouw Hachchi hier geen spel spelen alsof we allerlei zaken met de Kamer zouden kunnen delen, waarover wij in bondgenootschappelijk verband hebben afgesproken dat zij niet worden besproken. Het kabinet doet daarover geen mededelingen en mevrouw Hachchi weet dat ook.

Bij militaire objecten is er geen m.e.r.-taak van de provincie, behalve de bereidheid van Defensie om deze m.e.r. te betrekken in besluiten die Defensie neemt. De provincie heeft dat ook erkend. Gedeputeerde Johan van den Hout erkent dat de minister een negatief advies van de provincie naast zich neer kan leggen. Dat is de wettelijke situatie. Mevrouw Hachchi weet dat ook en zij kan op basis daarvan haar kiezers over de situatie inlichten.

Mevrouw Hachchi (D66):
Ik vind het heel vervelend dat deze minister spreekt over "een spel spelen", terwijl ik in mijn vragen de woorden zeer zorgvuldig heb gekozen. Het gaat mij erom dat volksvertegenwoordigers hun controlerende taken moeten kunnen uitvoeren. Mijn insteek is de vraag hoe de mensen, de direct omwonenden van zo'n vliegbasis ook echt controle kunnen uitoefenen ten aanzien van hun veiligheid. Als die informatie door de regering niet kan worden gedeeld, verwacht ik wel dat degene die deze taken uitvoert er in ieder geval is dan wel dat de regering voldoende inzicht heeft ten aanzien van de veiligheidssituatie.

Ik wil loskomen van de discussie over de kernwapens. Het is duidelijk dat D66 tegen kernwapens in Nederland en Europa is, maar het gaat mij erom dat het kabinet genoeg helderheid geeft zodat een volksvertegenwoordiger zijn controletaak ook echt kan uitvoeren. Ik zou bijna vragen in hoeveel talen deze minister kan blijven zwijgen over wat iedereen weet.

Minister Timmermans:
Juridisch gezien is een m.e.r. voor militaire luchthavens niet nodig, omdat deze locaties uitsluitend voor de landsverdediging zijn bedoeld. Deze locaties zijn dus vrijgesteld van een m.e.r. Dat wil zeggen dat er juridisch gezien ook geen taak is voor de provincie. Dat Defensie wel bereid is om met een m.e.r. rekening te houden, is een handreiking van Defensie die niet gebaseerd is op een wettelijke verplichting. Als mevrouw Hachchi verwijst naar de wettelijke verplichting van volksvertegenwoordigers is dit niet in strijd met het feit dat Defensie zelfstandig kan beslissen over het gebruik van de luchthaven. Dat is een concreet antwoord op de concrete vraag van mevrouw Hachchi. Zij weet net zo goed als de 149 andere volksvertegenwoordigers in dit huis dat er bondgenootschappelijke afspraken zijn, waar Nederland aan gebonden is en waardoor wij niet zeggen welke kernwapens waar en in welke hoeveelheid op het Europese territorium voor NAVO-taken aanwezig zijn.

De heer Van Bommel (SP):
In België heeft Defensieminister De Crem gisteren in het parlement gezegd dat de politiek in België al in 2007 is geïnformeerd over de modernisering van de B61-kernbom. In Nederland kan daar niet over gesproken worden, maar het is een publiek geheim dat op Vliegbasis Volkel ook kernbommen liggen.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Van Bommel (SP):
Mijn partij, de SP, is daar zeer tegen. Wij zijn ook tegen de modernisering. Wij begrijpen heel goed de zorgen van mensen die in die regio wonen.

De voorzitter:
U moet echt een vraag stellen.

De heer Van Bommel (SP):
Mijn vraag gaat over de veiligheid. Uit WikiLeaks-documenten blijkt dat er een discussie is geweest tussen Nederland en Amerika over de vraag wie opdraait voor de gevolgen mocht bij die modernisering of dat transport een ongeluk gebeuren. Ik vraag de minister niet om iets te bevestigen. Ik vraag hem alleen maar om de garantie te geven dat bewoners van de provincie Noord-Brabant …

De voorzitter:
Mijnheer Van Bommel, deze vraag duurt nu al een minuut.

De heer Van Bommel (SP):
… in het proces géén veiligheidsrisico lopen.

Minister Timmermans:
Het kabinet doet geen mededelingen over de aanwezigheid van, de plek, en het aantal kernwapens dat zich in het kader van NAVO-taken op het Europese grondgebied bevindt. Dat hebben wij in NAVO-verband zo afgesproken en dat weet de heer Van Bommel ook. Ik kan geen mededelingen doen over zaken die via WikiLeaks en andere kanalen naar buiten zijn gekomen. Ik kan die informatie namelijk op geen enkele manier valideren.

De heer Knops (CDA):
Zo spraakzaam als de minister als Kamerlid was, toen hij het nut van kernwapens nog als tepels op een mannetjesvarken betitelde, zo weinig spraakzaam is de minister nu in reactie op de vragen die collega Hachchi stelde. Waarom kan de minister niet, net zoals in Duitsland is gebeurd, meer openheid over deze kwestie geven? Deze kwestie raakt inderdaad mogelijk de veiligheid van mensen.

Minister Timmermans:
Dat kan ik niet omdat Nederland in bondgenootschappelijk verband heeft afgesproken om daarover geen mededelingen te doen. Een dienaar van de Kroon is verplicht om zich te houden aan die afspraak. Dit laat echter onverlet dat dit kabinet, zoals de heer Van Bommel heeft kunnen lezen in de brief over ontwapening, wil inzetten op het verwijderen van kernwapens van Europees grondgebied en het verwijderen van substrategische nucleaire wapens uit Europa. Dat bespreken wij in bondgenootschappelijk verband, maar niet op basis van een nationale discussie. De heer Knops weet dat wij daarover nog uitvoerig met de Kamer komen te spreken. Hij weet ook dat alle bewindslieden voor mij, ongeacht hun politieke signatuur, dit standpunt namens de Nederlandse regering hebben uitgedragen.

De heer Pechtold (D66):
Ik ben geprikkeld door de getergdheid in de antwoorden van de minister, of beter gezegd zijn niet-antwoorden. Hij herhaalt voor de Kamer elke keer wat zij allemaal kan weten, maar het probleem is dat zij zo weinig weet. Ik heb een heldere vraag. De minister verwijst elke keer naar afspraken in het bondgenootschappelijk verdrag. Kunnen wij daar onderuit? Hoe kunnen wij daar onderuit? Kunnen wij het verdrag wijzigen? Wat is de regering op dat punt van plan? Is de minister bereid om de Kamer te informeren over die procedure en de inzet van de regering daarbij?

Minister Timmermans:
Ja, now we're talking. De Nederlandse inzet is inderdaad om te komen tot nucleaire ontwapening, maar daarover praten wij met onze bondgenoten. Wij proberen in overleg met onze bondgenoten afspraken te wijzigen. Dat is inderdaad de inzet van de regering. Dat beleid is ingezet door mijn ambtsvoorganger Maxime Verhagen. Dat beleid wil ik graag hernieuwen en voortzetten — ik ben blij dat de heer Pechtold zijn vraag zo stelt — maar dat doen wij in bondgenootschappelijk verband. Dat doen wij niet unilateraal. Het is echter evident dat onze inzet in het bondgenootschap is om van die wapens af te komen.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn antwoord en zijn komst naar de Kamer.


Vragen Marcouch

Vragen van het lid Marcouch aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "1 op 3 agenten buiten werktijd bedreigd".

De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Agenten zijn mensen die voor ons en namens ons elke dag weer de veiligheid van heel veel mensen beschermen. Elke dag weer zoeken zij het gevaar op in het belang van onze veiligheid. Je zou verwachten dat zij ook elke dag met een opgestoken duim en met respect en waardering tegemoet worden getreden. Wij spreken in de Kamer al heel lang over het geweld tegen agenten tijdens hun werk. Dat geweld is onacceptabel. Wij hebben al vaker met de minister gesproken over zware straffen, naast de agenten staan, fysieke en mentale ondersteuning en weerbaar maken van agenten. Vandaag berichtte De Persdienst naar aanleiding van een onderzoek van de politiebond ACP dat één op de drie agenten wordt geconfronteerd met geweld, niet, zoals wij dat vaker vernemen, tijdens diensttijd, maar gewoon tijdens privétijd, als zij boodschappen doen met hun kinderen of ergens op een pleintje een balletje trappen. Zij worden geconfronteerd met geweld door mensen die ze uit werksituaties kennen of met wie ze op een andere manier zijn geconfronteerd bij de handhaving. Het geweld tijdens werktijd is onacceptabel, is niet normaal en hoort niet bij het politiewerk. Tijdens privétijd is dat al helemaal niet het geval.

Ik vraag de minister om te reageren op dit onderzoek en om aan te geven wat hij tot nu toe heeft ondernomen om dit geweld te doen stoppen, hoe de agenten worden ondersteund en wat de minister naar aanleiding van dit onderzoek van de politiebond van plan is te doen om agenten privé, en ook hun gezinsleden, te beschermen tegen dit soort aanvallen.

Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de heer Marcouch voor zijn vragen over dit onderwerp. Toen ik vanochtend de berichten las, heb ik daar geschokt op gereageerd. Ik heb gezien dat ook de korpschef direct zo heeft gereageerd. Ik ken het onderzoek nog niet. Ik heb het opgevraagd. Het is schokkend om te zien dat dienders, politiemensen, mannen en vrouwen, ook in hun privétijd met in dit geval werkgerelateerd geweld worden geconfronteerd. Dat kan niet. Dat is onacceptabel. Zero tolerance is daarop het antwoord. Wij doen daar veel aan. De korpschef heeft terecht gezegd: ik wil dat het OM hoge straffen eist. Wij hebben daarvoor de norm van 200%. Wij hebben een onderzoek lopen of die wordt gehanteerd. Binnen enkele dagen of weken, maar voor Kerstmis, zal het onderzoeksresultaat bekend zijn en zal ik dat aan de Kamer toesturen met mijn reactie daarop. Tijdens de weerbaarheidstraining geven wij ondersteuning. Daarnaar doen wij ook onderzoek. In 2012 is door de Politieacademie een onderzoek gestart naar de weerbaarheid en naar de agressie tegen politiemannen en -vrouwen. Binnen vier maanden vanaf nu is dat gereed. Het is een langlopend, heel gedegen onderzoek. Ik zal dit heel specifiek bekijken. Het is bovendien heel belangrijk dat politiemensen ook zelf aangifte doen, zodat de zaak wordt behandeld. Met dit antwoord wil ik in een nutshell aan de heer Marcouch en u allen laten blijken dat wij geschokt zijn door deze berichten, dat wij vierkant en heel scherp met ons beleid zullen doorgaan, maar dat het onacceptabel is dat in ons land politiemensen met dit soort misstanden te maken krijgen.

De heer Marcouch (PvdA):
Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik begrijp dat er op het terrein van geweld tegen politieagenten heel veel onderzocht wordt. In de echte wereld zeggen agenten dat zij er nog te weinig van merken. Ze horen heel veel, maar zien heel weinig daadkracht. Kan de minister hierop reageren? En kan hij ook reageren op het feit dat wij in het beleid, los van wat er in de echte wereld gebeurt, te weinig aandacht hebben voor familieleden die, naar nu blijkt, direct en indirect last hebben van dat geweld tegen agenten?

Minister Opstelten:
De korpsleiding en ikzelf zijn hier met veel daadkracht mee bezig. Samen met mijn collega Plasterk werken wij aan een veilige publieke zaak. Het OM en de rechterlijke macht hanteren de richtlijnen. Voor de rechterlijke macht kan ik niet spreken, maar voor de opsporing en vervolging wel. Natuurlijk is meer en betere training nodig om fysiek en mentaal weerbaar te zijn. In de regio-eenheden en basisteams is ook aandacht voor de familie. Dat is heel belangrijk. Wij zullen hierin meer precies inzicht krijgen door het onderzoek van de Politieacademie hiernaar, dat over vier maanden uitkomt. Ik zal het onderzoek van de ACP natuurlijk heel nadrukkelijk bekijken en in overleg treden met de politiebond. Wij moeten en zullen dit naar beneden krijgen en er een eind aan maken.

De heer Marcouch (PvdA):
Ik zou graag willen dat de minister een reactie naar de Kamer stuurt nadat dat onderzoek is bestudeerd.

Ik begrijp dat de minister zegt dat hij daadkrachtig is. Het is belangrijk dat die daadkracht ook op de werkvloer landt. Terwijl wij ons best doen om burgers te mobiliseren en aan te moedigen om aangifte te doen, is het voor politieagenten nog niet vanzelfsprekend om aangifte te doen als zijzelf slachtoffer zijn. Dat vind ik zorgelijk.

Verder vraag ik de minister om met voorrang naar bepaalde gebieden te kijken. Het ene gebied is het andere niet. Sommige gebieden zijn voor politieagenten complexer om te werken. Kan de minister daar de fysieke en mentale weerbaarheidstrainingen met voorrang organiseren?

Minister Opstelten:
De heer Marchouch vraagt mij drie dingen. Ik zal de resultaten van het onderzoek van ACP met een reactie naar de Kamer sturen. Aandacht, zien en voelen op de werkvloer is natuurlijk ook belangrijk; daar gaat het om. Ook op dat laatste punt is het geboden om er voortdurend te zijn en te peilen en zien wat er gebeurt. Verder moet het zo zijn dat politiemensen aangifte doen en te zien dat hun zaak de behandeling krijgt die deze absoluut verdient.

Mevrouw Helder (PVV):
Laat er geen misverstand over bestaan: bedreigingen zijn uit den boze en het is goed dat de minister daarmee aan de slag gaat. Wij zullen daarover nog een debat voeren. Ik hoorde de minister ook een bruggetje maken naar aangifte doen. In dat kader vraag ik hem om te reageren op het feit dat het politiebureau in Bunschoten vandaag gesloten is vanwege ziekte van alle agenten en vanwege een teamdag. Aangifte doen is daar onmogelijk voor burgers en agenten. Nogmaals, bedreigingen zijn uit den boze, maar soms komen ze ook voort uit frustratie bij de burger doordat aangifte doen niet mogelijk is. Kan de minister daarop ingaan?

Minister Opstelten:
Ik ken de huidige situatie in Bunschoten niet. Toen ik daar laatst was, was er zeer enthousiaste politie daadwerkelijk aanwezig. Ik zal mij oriënteren op de vraag waarom de zaak daar gesloten is. Zoals u weet, is aangifte doen een speerpunt van de Nationale Politie. Daar past dit ook in. Het is absoluut geboden dat de manier van aangifte doen gemoderniseerd wordt. U weet er alles van omdat u dan van mij hebt gehoord. Het gaat er in de eerste plaats om dat de politiemensen zelf het gevoel hebben dat er iets met hun aangifte wordt gedaan.

De heer Van der Steur (VVD):
Ik ben erg blij met de opmerkingen van de minister in reactie op de vragen van de heer Marcouch. Daaruit blijkt zijn zorg over dit fenomeen. We zien de brief graag tegemoet. De minister zegt terecht dat als er sprake is van geweld tegen gezagsdragers, er 200% meer straf wordt geëist dan normaal. Maar we hebben natuurlijk ook te maken met de familieleden van de politieagenten die volgens het rapport bedreigd worden en misschien zelfs wel fysiek aangevallen. Wat wordt dan de strafeis? Wat de VVD betreft, mag dat wel een tandje hoger zijn, want zij hebben er echt niet om gevraagd.

Minister Opstelten:
De heer Van der Steur noemt een terecht punt. Ik moet dat ook zien in het onderzoek. Het is natuurlijk totaal onacceptabel dat politiemensen in hun privésituatie, en hun families, hiermee te maken krijgen. Dat gaan we eruit lichten. Ik weet zeker dat dit onderwerp aandacht krijgt en moet krijgen in het rapport dat eraan komt. Ik ga er nader op in in een reactie op het rapport.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
We weten dat deze minister zeer begaan is met de positie van politiemensen. Het kan allemaal niet snel genoeg gaan met de weerbaarheid. Maar de situatie van de gezinnen vind ik eigenlijk nog veel ernstiger. Je zou kunnen zeggen dat het voor politiemensen bij hun beroep hoort, hoewel geweld nooit is te accepteren. Is niet te onderzoeken of de agent zelf aangifte moet doen, omdat hij al in een bedreigende situatie zit, of dat dit ambtshalve op een andere manier kan gebeuren? Anders wordt hij misschien dubbel gepakt.

Minister Opstelten:
Dat vind ik een goede suggestie van mevrouw Berndsen, die zeker het bekijken waard is. Ik schrok vanmorgen toen ik dit bericht hoorde. Wat de privésituatie en de gezinnen betreft, moeten we goed bekijken wat de oorzaak is en op welke wijze we kunnen voorkomen dat het gebeurt. Het is niet acceptabel, dus ik zal de suggestie van mevrouw Berndsen meenemen in mijn reactie.

Mevrouw Kooiman (SP):
Ik draai tijdens werkbezoeken regelmatig mee met agenten op de werkvloer. De agenten krijgen dagelijks enorm veel over zich heen. Ik draai dan een keertje mee, maar agenten hebben er dag in, dag uit mee te maken, en nu ook hun familieleden. Het is echt schrikbarend. Het is niet voor niets dat we een twee keer hogere strafeis hebben. Het probleem is echter dat die niet altijd wordt opgelegd. Nu komt er een onderzoek bij het Openbaar Ministerie om te bekijken of die strafmaat wordt opgelegd.

De voorzitter:
Uw vraag is?

Mevrouw Kooiman (SP):
Is het niet wijs om rechters op werkbezoek te laten gaan, zodat ze weten waar agenten dag in, dag uit mee te maken hebben, zodat ze een goede afweging kunnen maken?

Minister Opstelten:
Dat is absoluut een goede zaak. Het gebeurt ook. De kern was of het OM zijn eigen richtlijnen uitvoert. Het onderzoek daarover is zeer binnenkort klaar. Mij is vanmorgen nog verzekerd dat ik de Kamer voor het kerstreces daarover kan informeren. Werkbezoeken van het OM en de rechterlijke macht zijn vanzelfsprekend, maar dit kan een aanleiding zijn om dat nog eens een keer extra te vragen.

De voorzitter:
Dank u wel. U mag nog even blijven zitten, want ook de volgende vraag zal aan u gesteld worden, en wel door de heer Oskam van het CDA.


Vragen Oskam

Vragen van het lid Oskam aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Nationale Politie bedreigt veiligheid treinstation".

De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. We blijven nog even bij de politie, ditmaal de spoorwegpolitie. Afgelopen vrijdag luidde Roel Berghuis, bestuurder bij FNV Spoor, de noodklok over de veiligheid van treinreizigers en spoorwegpersoneel. De overname van taken van de spoorwegpolitie door de Nationale Politie gaat volgens hem niet goed. Hij heeft hierover contact gehad met politiemensen, machinisten en anderen die werkzaam zijn rondom het spoor. Er zouden minder agenten beschikbaar zijn en daardoor meer incidenten plaatsvinden op het spoor. Ook maken machinisten zich grote zorgen, omdat het bij incidenten nog maar de vraag is of de politie op tijd arriveert om in te grijpen, laat staan of de politie nog wel komt opdagen.

De CDA-fractie is geschrokken van deze berichten. Het CDA is tegen vernieling en asociaal en agressief gedrag, zeker in het openbaar vervoer. Daarop moeten wij dan ook extra alert zijn. Burgers moeten veilig en onbezorgd kunnen reizen. Er moeten dan ook voldoende agenten beschikbaar zijn om in te grijpen wanneer incidenten zich voordoen. Dat is van groot belang voor het treinpersoneel, dat erop moet kunnen vertrouwen dat het geholpen wordt wanneer het te maken krijgt met agressieve reizigers. Het treinpersoneel staat nu vaak machteloos. Wat is de reactie van de minister op de zorgwekkende berichten dat het nu te lang duurt voordat de politie arriveert of dat die soms helemaal niet arriveert als een machinist of conducteur hierom vraagt? Klopt het dat er minder spoorwegpolitie werkzaam is op stations sinds de overname van taken door de Nationale Politie? Zo ja, waarom is dit het geval? Wat zegt dit over de veranderingen in het politiebestel door de komst van de Nationale Politie? Kan de minister bevestigen dat er op het spoor een toename was van bijna 300 incidenten het afgelopen jaar ten opzichte van 2012 en dat in bijna 50 gevallen sprake was van ernstig letsel voor de slachtoffers? Bestaat er een verband tussen de verminderde politiecapaciteit op de stations en het toegenomen aantal incidenten? Ten slotte, deelt de minister de mening dat meer politiecapaciteit in de toekomst noodzakelijk is om de veiligheid op het spoor te verbeteren?

Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de heer Oskam voor de gestelde vragen. Ik kan daarover glashelder zijn. De bewaking, beveiliging en het optreden van de politie op de perrons en stations zijn niet verminderd ten opzichte van vroeger. Integendeel, ik denk dat de situatie gewoon beter is. Het klopt niet dat het te lang duurt. De politie is er als zij wordt opgeroepen. Zij is niet te laat en treedt op. Dat is mijn reactie. Ik vind de reactie die ik heb gelezen dan ook onherkenbaar ten aanzien van zowel de NS als de Nationale Politie.

Op geen enkele manier is er sprake van minder spoorwegpolitie. De inbedding van de Nationale Politie en de centrale organisatie, het vroegere KLPD — daarmee zijn sommigen in de war — in de regio-eenheden leidt juist tot een versterking. Dat is de algemene opinie. Ten aanzien van de toename van incidenten heb ik wat cijfers gezien, maar die zijn niet van de politie. Als er meer aangiften kunnen worden gedaan en meer incidenten kunnen worden gemeld, is dat soms een teken dat er meer politie is, omdat men het vertrouwen heeft dat er wordt opgetreden. Ook die mening van de heer Oskam dat meer politiecapaciteit noodzakelijk is om de veiligheid op het spoor te verbeteren deel ik niet. Het is dus drie keer nee.

De heer Oskam (CDA):
Dat is gelukkig een helder antwoord. Drie keer nee is jammer, omdat het bij FNV Spoor vandaan komt, de vakbond voor het spoorwegpersoneel. Die zou dat met haar eigen personeel hebben besproken. Het enkele feit dat de cijfers omhooggaan, wil natuurlijk niet zeggen dat deze zaken worden opgelost. Ik vraag de minister dus toch om dit signaal serieus te nemen. Wil de minister bij de Nationale Politie, de NS en bij FNV Spoor toch navragen waardoor dit komt? Wil de minister ook achterhalen hoe het zit met de incidenten en wat daarvan de oorzaak is? De minister zegt dat er voldoende personeel is, maar het moet ergens vandaan komen.

Minister Opstelten:
Natuurlijk neem ik zo'n signaal serieus. Daarom hebben wij er ook even goed naar gekeken, los van de vragen die zijn gekomen. Daarom kan ik ook dit antwoord geven.

Over vraag waar de cijfers vandaan komen, ben ik net geïnformeerd. Ik zal ervoor zorgen dat de cijfers van de FNV, de NS en de Nationale Politie op elkaar worden afgestemd. Uiteindelijk moeten die met elkaar sporen.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik weet van de minister dat hij iedere keer het belang onderstreept van aangifte en de mogelijkheid om overal en snel aangifte te kunnen doen. Mij bereiken berichten dat er bij bureaus van de spoorwegpolitie geen aangifte kan worden gedaan. Is de minister bereid om daar eens naar te kijken en ervoor te zorgen dat de drempel voor aangifte daar ook onverminderd laag blijft?

Minister Opstelten:
Het antwoord op die vraag is ja.

De heer Marcouch (PvdA):
De minister zegt dat de dienstverlening en de reactie van de politie niet anders is dan goed, maar er is natuurlijk wel wat aan de hand. Op dit moment is een grote reorganisatie bezig bij de Nationale Politie. Vroeger hadden we de Spopo. Die had allerlei postjes op stations. Die worden gesloten.

Minister Opstelten:
Nee, nee, nee.

De heer Marcouch (PvdA):
Gaat de minister in zijn brief aan de Kamer ook in op de vraag hoe het tijdens de reorganisatie eraan toegaat en hoe de samenwerking is met de NS? De NS heeft zelf ook heel veel beveiligers, die worden ingezet voor de veiligheid. Hoe is de samenwerking met de NS op dat punt?

Minister Opstelten:
Ten eerste. Het is een misverstand dat de bureautjes en de locaties waar de politie zit langzamerhand dicht zouden gaan. Men had daar ook een titel voor, maar die klopt gewoon niet. Er komen helemaal geen lamellen. Het is gewoon open. Dat is belangrijk.

Ten tweede. Natuurlijk wordt dat in de reorganisatie bekeken. Het gaat er alleen maar beter door. Uiteindelijk zijn er geen gescheiden organisaties meer, maar is het er een. De robuuste basisteams rukken uit naar de stations voor noodweer et cetera. Er is een centrale organisatie bij de landelijke dienst, de Dienst Infrastructuur, die de opsporing doet. Dat is natuurlijk het vakwerk dat uiteindelijk ook gedaan moet worden om misdrijven op te lossen en criminelen voor de rechter te zien te krijgen.

De voorzitter:
Ik dank u voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Ouwehand

Vragen van het lid Ouwehand aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de noodzaak om omwonenden van bollenvelden beter te beschermen tegen bestrijdingsmiddelen.

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken van harte welkom.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Stel. Je woont naar volle tevredenheid in het buitengebied van Beerze. Tot er ineens lelies worden geteeld op de akker pal naast je tuin, waar twee keer per week de gifspuit over gaat. Afgelopen donderdag zei de betreffende inwoner in ZEMBLA: "We hebben een baby van zes maanden oud. Als je dan leest dat er verhoogd risico is op parkinson, alzheimer, leukemie, vooral bij kinderen, dan word ik daar niet vrolijk van." We hebben gezien in ZEMBLA hoe groot de gevaren van landbouwgif zijn voor mensen die de pech hebben in de buurt te wonen van een bollenveld. Mensen worden ziek, krijgen ademhalingsproblemen, huiduitslag en ernstige luchtweginfecties. Ook bij het meldpunt Gifklikker, dat de Partij voor de Dieren samen met de Stichting Bollenboos eerder dit jaar oprichtte, krijgen we de ene schrijnende mail na de andere. De mensen zeggen: ik wil niet ziek of dood voor een ander zijn brood. Dat lijkt mij een redelijk uitgangspunt.

Ik wil van de staatssecretaris weten wat zij gaat doen om omwonenden van akkers te beschermen tegen landbouwgif. Ik noem bijvoorbeeld Monam. Dat spul is verboden, maar Nederland heeft onder voormalig CDA-minister Verburg vrijstelling verleend. Voormalig staatssecretaris Bleker wilde die vrijstelling niet intrekken. De Partij voor de Dieren, Stichting Bollenboos en de omwonenden van lelievelden rekenen op staatssecretaris Dijksma dat zij wel een einde maakt aan het gedoogbeleid voor gevaarlijk landbouwgif. De Partij voor de Dieren wil dat de staatssecretaris toezegt dat zij de aanbevelingen van de Gezondheidsraad integraal overneemt en uitvoert.

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Ouwehand voor de vragen. Het uitgangspunt voor het kabinet is dat gezondheid van mensen altijd voorop moet staan. Dat is ook de wijze waarop het kabinet al deze dossiers zal beoordelen. Het onderzoek van de Gezondheidsraad waar mevrouw Ouwehand naar verwijst, is in concept gereed. Dat onderzoek is overigens door het kabinet gevraagd, door de staatssecretaris van I en M en ondergetekende. Het advies komt begin volgend jaar naar ons toe. De eerste vraag die ik wil beantwoorden, is of we de aanbevelingen serieus nemen en ermee aan de slag gaan. Het antwoord aan mevrouw Ouwehand is: ja, dat doen we. In het concept wordt onder andere voorgesteld om een blootstellingsonderzoek in te stellen om te bekijken welke effecten middelen op omwonenden hebben. Wij zullen dat serieus oppakken. Intussen blijven we ook niet stilzitten. We zullen het CTBG om advies vragen, vooruitlopend op het verschijnen van de EU-beoordelingsmethodiek: wat is de beste manier om ook in de toekomst de effecten van bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van mensen te kunnen meewegen? Die aanbevelingen, die eraan zitten te komen, nemen wij vanzelfsprekend serieus. Het is wel zo dat het conceptrapport nu naar allerlei betrokkenen wordt gestuurd. Zij kunnen daar hun visie op geven. Dit betekent dat de Kamer de echte kabinetsreactie pas krijgt wanneer het rapport in totaliteit aan mij en aan staatssecretaris Mansveld wordt aangeboden. Dat zal in januari gebeuren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dit valt mij wel wat tegen. We wachten al een jaar of drie op dat rapport. Het landbouwgif is in Europa al verboden maar wij maken daarvoor in Nederland nog een uitzondering. In Zembla hebben we kunnen zien hoe ziek mensen ervan worden als de akker toevallig een stormpje ondergaat en het zand waarmee dit gif is vermengd, in de huizen komt en dat kinderen die in dat zand hebben gespeeld, ziek worden en onder de huiduitslag komen te zitten. Dan verwacht ik dat de staatssecretaris zegt dat dat middel, dat toch al verboden is, vanaf nu van de markt gaat en nooit meer terugkomt. Ik verwacht dat de staatssecretaris, als die gifstoffen opnieuw moeten worden beoordeeld op de gezondheidseffecten voor omwonenden, zegt dat we in de tussentijd een stuk terughoudender zullen zijn met die gifstoffen. Ik wil dat de staatssecretaris zegt dat we stoppen met teelten waar iedere week de gifspuit overheen gaat. We kunnen kinderen in afwachting van dat blootstellingsonderzoek toch niet blootstellen aan die gevaren? Ik verwacht meer actie. Of vindt deze staatssecretaris net als de boeren dat mensen die ziek worden van gif, maar moeten verhuizen? Dat kan ik mij eigenlijk niet voorstellen.

Staatssecretaris Dijksma:
Nee, dat laatste vind ik zeker niet, maar de samenvatting die mevrouw Ouwehand gaf, doet geen recht aan het kabinetsstandpunt. Mevrouw Ouwehand vroeg of ik de aanbevelingen van de Gezondheidsraad serieus neem. Het antwoord daarop is een volmondig ja. Nog voordat het rapport aan ons wordt aangeboden, zijn wij al begonnen met de voorbereidingen voor het uitvoeren van de aanbevelingen. Het is dus niet zo dat wij achteroverleunen; integendeel. Als je wilt komen tot het beëindigen van bijvoorbeeld het gebruik van middelen of tot het anders gebruiken van middelen, moet je dat echter wel zorgvuldig doen. Daar heb je gegevens voor nodig. Dat zijn precies de gegevens die de Gezondheidsraad op ons verzoek aanlevert. Ik kan het helaas niet helpen dat het conceptrapport nu al uitgebreid wordt bediscussieerd wordt in de media, maar dat het kabinet pas in januari kan beschikken over de ultieme conclusies. Ik heb zojuist echter al toegezegd dat wij vooruitlopend daarop een aantal dingen gaan doen, namelijk het blootstellingsonderzoek starten en intussen aan het CTBG vragen wat dit betekent voor het huidige gebruik en hoe wij hiermee moeten omgaan. Mevrouw Ouwehand krijgt dus wat zij vraagt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik concludeer dat de staatssecretaris geen concrete actie wil toezeggen, zolang het rapport van de Gezondheidsraad nog niet van een kabinetsreactie is voorzien. Dan vraag ik haar toch waarom zij dit jaar nog een vrijstelling heeft verleend voor het gebruik van metam-natrium, dat in Europa is verboden en waarvan het CTBG zegt dat je dat niet moet toelaten omdat de normen voor onder andere vogels en zoogdieren ver worden overschreden. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij dat nooit meer gaat doen? Als zij, zoals zij zegt, in de tussentijd nog niet kan ingrijpen omdat die stoffen opnieuw moeten worden beoordeeld, kan zij dan in elk geval zorgen voor spuitvrije zones, zodat de gifkar niet pal langs een school, een woonhuis of een camping mag omdat daar mensen wonen, leven en recreëren en omdat kinderen daar ziek van kunnen worden?

Staatssecretaris Dijksma:
Dat laatste punt maakt nu juist onderdeel uit van het verzoek dat wij bij het Ctgb neerleggen. Dat nemen wij zeer serieus en daar willen wij ook aan werken, maar wel op basis van een advies dat naar ons toe komt. Het middel waarover mevrouw Ouwehand spreekt, mag in Nederland gebruikt worden tot eind 2014, omdat er geen alternatieven voorhanden waren om bepaalde beestjes die bestrijdingsplichtig zijn, ook daadwerkelijk te kunnen bestrijden. Dat betekent dat de sector op zoek moet gaan naar alternatieven. Wij roepen ze daartoe op en wij jagen ze aan. Ondertussen zullen wij dit debat in januari uitgebreid voeren op basis van het kabinetsadvies. Dan zal men zien dat wij het voorstel van de Gezondheidsraad serieus zullen oppakken. Volgens mij verschillen wij niet van mening over de urgentie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Er zijn een aantal vragen blijven liggen. Ik zal zo direct in de regeling van werkzaamheden een apart debat aanvragen over de gevolgen van landbouwgif voor omwonenden. Het lijkt mij goed als de staatssecretaris die vrijstelling alsnog intrekt.

Staatssecretaris Dijksma:
In antwoord op dat verzoek zeg ik dat ik hoop dat we dat debat kunnen hebben op basis van het rapport van de Gezondheidsraad dat in januari verschijnt. Dat is al heel snel. Dan krijgt de Kamer een volledig kabinetsadvies. Wat mij betreft kunnen we het debat dan in volle omvang voeren. Ik zie ernaar uit om dat te doen, want ik denk dat dit heel belangrijk is. Dan kunnen we ook precies vaststellen wat ons te doen staat.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Ik heb nog twee vragen aan de staatssecretaris over Netam natrium, een schimmeldoder. Zou de staatssecretaris kunnen nagaan hoeveel mensen in het ziekenhuis zijn opgenomen of overlijden door resistentie voor deze schimmeldoder? Ik weet dat ik haast moet maken, maar dit is een vraag die even wat concentratie en tijd vraagt. Je hebt mensen die overlijden door antibioticaresistentie, maar er zijn ook mensen die door die schimmeldoder overlijden. Kan de staatssecretaris nagaan hoe groot dit probleem is? Dan kom ik bij mijn tweede vraag …

De voorzitter:
Uw tijd is op. U hebt een halve minuut voor het stellen van een vraag. Ik stel voor dat de staatssecretaris deze vraag gaat beantwoorden.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik denk dat ik daarover in overleg zou moeten treden met mijn collega van VWS. Los daarvan is het misschien goed om te zeggen dat het beestje dat wij bestrijden, een aaltje is en geen schimmel. Het middel dat mevrouw Jacobi noemt, bestrijdt aaltjes en geen schimmels. Er is geen een-op-eenrelatie te leggen met de vraag die beantwoord moet worden.

De voorzitter:
Dank u wel. De Partij van de Arbeid heeft haar vragen al opgebruikt, maar de heer Klaver heeft ook nog een vraag. Gaat uw gang.

De heer Klaver (GroenLinks):
De staatssecretaris schetst een heel duidelijk proces dat wij langs moeten lopen, maar de mensen die in het buitengebied wonen, hebben nu te maken met de risico's van het gebruik van landbouwgif. Mijn vraag is wat de staatssecretaris de mensen in het buitengebied, die zich toch al opgejaagd voelen, kan bieden, nog komende week, aan zekerheid over hun gezondheid. Welke voorzorgsmaatregelen kan de staatssecretaris nemen voordat de adviezen er zijn, in januari?

Staatssecretaris Dijksma:
Misschien is het dan toch goed om hier te laten weten dat het middel waar we het over hebben, alleen mag worden toegepast onder heel strikte gebruiksvoorschriften. Dat mag slechts een keer per vijf jaar op een perceel worden toegepast, nadat er melding van is gemaakt bij de Dienst Regelingen en de NVWA. Daarmee wordt geprobeerd te voorkomen dat er heel veel mensen en dieren risico's lopen. Ik denk dat het belangrijk is om vast te stellen dat de telers die deze middelen gebruiken, een heel grote verantwoordelijkheid hebben om dat volgens de regels te doen. Ik denk dat het belangrijk is om in dit debat dat signaal klip-en-klaar te geven, bijna over uw hoofd heen, aan het veld. Ik geloof dat dit ook goed wordt verstaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
We hebben in de ZEMBLA-uitzending gezien dat de boer bij wie dit incident heeft plaatsgevonden, alle regels had gevolgd. Hij heeft grond geïnjecteerd met gif, waardoor het giftige grond werd. Toen is het gaan stormen en is het giftige zand bij mensen in huis terechtgekomen. Kinderen hebben erin gespeeld, mensen worden er ziek van. Tenzij de staatssecretaris kan garanderen dat er geen voorjaarsstormen meer plaatsvinden waardoor het vergiftigde zand wegwaait, kan zij hier niet volhouden dat met een verantwoordelijkheid die bij de boeren ligt en met het goed naleven van de regels, de gezondheidseffecten voor omwonenden zijn afgedekt.

Staatssecretaris Dijksma:
Mevrouw Ouwehand dwingt mij nu bijna om met de Kamer de techniek in te duiken. Als dat nodig is, dan doe ik dat. Dit middel mag alleen worden toegepast met speciaal daarvoor bestemde grondinjectieapparatuur. Het middel moet op minimaal 10 cm diepte worden ingebracht. Er moet dus wel sprake zijn van heel grote stormen, uitzonderlijk grote stormen, wil dat misgaan. Daarmee wil ik het geenszins bagatelliseren, maar ik wil wel vaststellen dat de gebruiksvoorschriften heel precies zijn. Desalniettemin hebben wij de Gezondheidsraad gevraagd om niet alleen voor dit middel, maar meer in algemene zin te kijken naar de effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van mensen. Wij nemen de aanbevelingen van de Gezondheidsraad zeer serieus. Wij zullen de Kamer een voorstel doen voor de vraag hoe wij daar vervolgens mee aan de slag gaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Alles goed en wel, al ben ik ook teleurgesteld over de middelen die door de toets zijn gekomen, maar dit middel is gewoon verboden. Het Ctgb heeft gezegd dat je het niet moet gebruiken. Minister Verburg heeft vrijstelling verleend, staatssecretaris Bleker heeft vrijstelling verleend en ook deze staatssecretaris gaat daarmee door, terwijl er alternatieven zijn en terwijl wij weten dat het gevaarlijk is. Dat stelt mij echt teleur. Bezin u nog eens, staatssecretaris. Trek die vrijstelling in, dan hebben wij het over de rest van de problemen in januari. Haal dat supergevaarlijke landbouwgif nu van de markt.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik vind het jammer dat mevrouw Ouwehand een soort patent op zorg lijkt te willen hebben. De een is niet bezorgder dan de ander. Het gaat over de vraag op welke manier je omgaat met de waarschuwingen die je krijgt. Waar gaan ze over? Hoe voer je een en ander uit? Mevrouw Ouwehand trekt allemaal conclusies. Ik zeg: laten wij het debat in januari met elkaar voeren. Als mevrouw Ouwehand dan nog niet tevreden is, kan zij een motie indienen. Dan weten wij vervolgens ook hoe de Kamer erover denkt. Ik zou het jammer vinden om nu, op voorhand, conclusies te trekken. Dat doet echt geen recht aan de grote mate van betrokkenheid bij en zorg over dit onderwerp die het kabinet heeft.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer. Wij gaan over naar de volgende vraag.


Vragen Gesthuizen

Vragen van het lid Gesthuizen aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht "Onderdak voor Vluchtkerk-groep" en de gevolgen hiervan voor het vluchthuis in Den Haag.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Bed, bad en brood om te voorkomen dat mensen verwaarloosd raken: dat wordt nu aangeboden aan de 159 mensen die in en om de Vluchtkerk, vervolgens Vluchtkantoor of Vluchtflat genoemd, in Amsterdam hun toevlucht hebben gezocht omdat zij uitgeprocedeerd zijn, maar Nederland niet kunnen verlaten of niet uitgezet kunnen worden. Zij zullen dus niet nog een winter doorbrengen in een koud, leegstand kantoorpand of in een kerk. Dat is goed nieuws. Ik hoop dat deze handreiking van zowel de burgemeester van Amsterdam als de staatssecretaris een definitieve oplossing, namelijk ofwel legaal verblijf in Nederland ofwel terugkeer naar het land van herkomst, dichterbij brengt.

Die 159 mensen in Amsterdam zijn natuurlijk niet de enigen, al doen de media het soms wel zo lijken. Wat gaat er bijvoorbeeld gebeuren met de Irakezen en Afghanen die hier in Den Haag in het Vluchthuis zitten? Dat is een kerk bij mij om de hoek. Wat gebeurt er met de Irakezen die intussen uit de opvang in Ter Apel zijn gezet? Zij verbleven daar sinds de demonstratie in Ter Apel, nu anderhalf jaar geleden. Gaat de staatssecretaris, zoals hij dat in Amsterdam doet, ook voor deze mensen optreden als huisbaas? Gaat hij ook in Den Haag en andere steden over tot de oplossing van het probleem en gaat hij de rol spelen die hij in Amsterdam speelt? Is hij bereid om die opvang ook toe te staan in andere steden, zoals Den Haag, Rotterdam en Utrecht, en mogelijk ook nog op andere locaties waar mensen op dit moment onder bruggen of in parken of in koude kantoorpanden verblijven? Gaat hij die opvang faciliteren?

Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Gesthuizen voor deze vraag. Ik hoop dat zij snel weer goed kan lopen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat hoop ik ook.

Staatssecretaris Teeven:
Ik zag haar moeizaam richting het spreekgestoelte klauteren. Dat heeft zij niet verdiend, zeker niet na zo'n intensieve begrotingsbehandeling.

Ik kom op de vragen van mevrouw Gesthuizen. De gemeente Amsterdam heeft het initiatief genomen tot een bed-bad-broodregeling. Zoals mevrouw Gesthuizen al zei, weten we niet of dat een definitieve oplossing is. We zullen nu iets meer tijd geven aan deze mensen om te werken aan terugkeer. Als procedures nog niet zijn afgerond, zullen we bezien hoe we het op een andere wijze moeten doen. De heer Van Hijum zei tijdens de begrotingsbehandeling dat er sprake is van een onwerkbare situatie. Hij zei ook: het zou de staatssecretaris sieren als hij gaat bekijken wat werkt. De gemeente Amsterdam heeft dat nu gedaan.

De vraag van mevrouw Gesthuizen is een andere vraag. Een gedeelte van die vraag is al tot mij gekomen: wat doen we in eerste instantie met de mensen uit Irak van Koerdische oorsprong en Arabische oorsprong die zich bevinden in de locatie in Den Haag? Ik heb gisteren contact gehad met de burgemeester van Den Haag. Hij had met mij contact opgenomen over deze situatie.

In Amsterdam is iedereen geïndividualiseerd. De IND, de Dienst Terugkeer & Vertrek en de gemeente weten precies wie die 159 personen zijn. We weten ook of die personen helemaal zijn uitgeprocedeerd of dat ze nog in een procedure zitten. In Den Haag weten we echter niet om wie het gaat. We kunnen niet op individueel niveau zeggen wie daar zitten. We moeten eerst weten om wie het gaat, voordat wij naar een oplossing kunnen zoeken. We kunnen geen oplossing zoeken voor een groep mensen van wie we niet weten wie zij zijn en van wie we niet weten of ze nog procedures hebben lopen in het kader van het vreemdelingenrecht of dat de procedures al zijn afgerond. Als die groep is geïndividualiseerd, kun je ook komen tot een begin van een oplossing zoals we die op dit moment in Amsterdam hebben. Dat heb ik ook met de burgemeester van Den Haag gedeeld. De burgemeester en ik zullen ons ervoor inspannen om die groep te individualiseren.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat is heel helder. Ik vraag echter niet alleen naar de situatie in Den Haag. Er zijn immers ook andere groepen. Ik begrijp dat wordt gezegd: het aanbod inzake Amsterdam geldt voor 159 mensen, want die hebben we geïndividualiseerd. Maar dit zou ook moeten gelden voor andere plekken in Nederland. Waar dat ook moge zijn, of dat nou in Lutjebroek, Den Haag, Eindhoven of Nijmegen is, dat zou eigenlijk niet zoveel moeten uitmaken. Als mensen zich bekendmaken en als zij zich in dezelfde situatie bevinden als de mensen op dit moment in Amsterdam, dan zou dat toch moeten betekenen dat de desbetreffende gemeente, net zoals in Amsterdam, de mogelijkheid krijgt om opvang te bieden? Dan zou deze staatssecretaris ook bereid moeten zijn om daarbij te faciliteren.

Ik wil de staatssecretaris daarbovenop nog iets vragen. Ik begrijp dat ik mij ook tot de burgemeester van Den Haag moet wenden. Maar wat gaat er vanuit het ministerie van V en J gebeuren om ervoor te zorgen dat deze mensen in beeld komen en geïndividualiseerd kunnen worden, opdat er hulp geboden kan worden?

Staatssecretaris Teeven:
Ik verzet mij tegen de suggestie dat er geen hulp geboden kan worden. Mensen die willen meewerken aan hun terugkeer, kunnen opvang krijgen. Daar heb ik al eerder voor gezorgd. Dat is bekend. Op het moment dat mensen willen meewerken aan hun terugkeer, kunnen zij op rijksniveau worden opgevangen voor een periode van twaalf weken. Dan kunnen zij in die periode aan hun terugkeer werken. Daar komen we in Den Haag nog helemaal niet aan toe, omdat daar nog niet is geïndividualiseerd. Dat geldt ook voor alle andere mensen waar mevrouw Gesthuizen over spreekt. Zij zitten nog in de fase dat aan hen moet worden gevraagd of zij bereid zijn om mee te werken aan hun terugkeer. Als dit het geval is, kunnen die mensen in rijksopvang voor een periode van twaalf weken werken aan hun terugkeer.

In Amsterdam was er sprake van een andere situatie. Daar hebben we, terwijl we wisten wie het individueel betrof, een jaar lang de boodschap verkondigd dat rijksopvang mogelijk is voor een periode van twaalf weken. Dat heeft niet geleid tot een oplossing. De situatie ontstond dat in Amsterdam mensen weer van kraakpand naar kraakpand konden gaan. De gemeente Amsterdam vond dat geen goede situatie en heeft daar precies dat maatwerk geleverd waarover de heer Van Hijum en anderen de vorige week tijdens de begrotingsbehandeling hebben gesproken. Aan die fase van maatwerk zijn we in Den Haag en andere plaatsen in Nederland nog niet toe, doodeenvoudig omdat we niet weten welke individuen het betreft en in welke fase van de procedure ze zitten. Het gaat er uiteindelijk om dat we een oplossing voor deze problemen van uitgeprocedeerde mensen bedenken. Dat wil ik mevrouw Gesthuizen graag toegeven. Of het nu gaat om rijksopvang voor een periode van twaalf weken met daarna vrijwillige terugkeer dan wel of het uit de hand loopt, zoals in Amsterdam is gebeurd, uiteindelijk is het niet goed dat mensen van kraakpand naar kraakpand gaan en onderweg af en toe slapen in een geparkeerde auto die ze hebben opengebroken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik dacht dat het antwoord heel helder was, maar nu vrees ik dat het toch weer complex wordt. Ik begrijp dat het voortraject anders is. De groep in Amsterdam heeft inderdaad een andere voorgeschiedenis dan de mensen in bijvoorbeeld het vluchthuis in Den Haag. Het gaat echter om hetzelfde principe: het gaat om mensen die niet uitgezet kunnen worden en om mensen die eigener beweging niet terug kunnen gaan. Daar hebben we het over en dat geldt voor zowel de mensen hier in Den Haag als voor degenen die in de Pauluskerk in Rotterdam worden opgevangen en de mensen die in andere steden of dorpen in Nederland verblijven. Mijn vraag is heel simpel: kunnen mensen, waar zij zich ook in Nederland bevinden, op dezelfde bejegening van deze staatssecretaris en individuele bestuurders rekenen als de groep in Amsterdam, die zich kenbaar heeft gemaakt bij de overheid waardoor deze overheid weet met wie zij te maken heeft? Kunnen zij rekenen op opvang?

Staatssecretaris Teeven:
Als mensen willen meewerken aan hun terugkeer, kunnen zij opvang krijgen voor een periode van twaalf weken. Dat is het uitgangspunt. Wij weten van een aantal mensen niet wie het zijn. In Den Haag hebben we een gemengde groep Irakezen. Er zijn mensen bij die heel moeilijk gedwongen kunnen worden uitgezet en er zijn mensen bij die wel gedwongen uitgezet kunnen worden als zij niet vrijwillig gaan. Het is een heel andere samenstelling van de groep die op dit moment in Amsterdam verblijft en daar gaan we dus ook anders mee om. We gaan kijken wat werkt en dat is maatwerk. Dat is dus geen generalistisch werk.

De heer Azmani (VVD):
Ik ben blij dat de staatssecretaris niet bereid is om meteen opvangvoorzieningen te bieden in de andere steden. Laat ik vooropstellen dat het slecht gedrag is dat eigenlijk niet beloond zou moeten worden. Ik ben in ieder geval content met wat erover wordt gezegd, maar mocht het in Amsterdam niet lukken met terugkeer, is de staatssecretaris dan bereid om na verloop van tijd de opvang in Amsterdam definitief te beëindigen? Het is voor de VVD van belang dat uitgeprocedeerde asielzoekers daadwerkelijk teruggaan.

Staatssecretaris Teeven:
Zeker, want de gebruikersovereenkomst tussen het Rijk en de gemeente Amsterdam met betrekking tot het beter geoutilleerde pand waar de mensen met ingang van volgende week zullen verblijven, geldt voor een periode van maximaal zes maanden. Gisteren heeft de burgemeester van Amsterdam gezegd en vandaag zeg ik dat de activiteiten daar zijn gericht op terugkeer. Als mensen de procedure nog niet hebben afgerond, wordt uiteraard bezien hoe die afloopt. Op enig moment is het ten einde. De Kamer, ook de CDA-fractie, heeft gevraagd dat wordt gekeken naar wat werkt. Deze mensen krijgen inderdaad iets meer tijd om te werken aan vrijwillige terugkeer. Dat is juist.

De heer Van Hijum (CDA):
We hebben vorige week een goed inhoudelijk debat over opvang gehad. De staatssecretaris heeft nu al drie keer naar mijn inbreng verwezen en ik dank hem daarvoor. Ik herinner hem er echter aan dat ik daarin heb opgeroepen om de problemen rond de opvang niet op het bordje van gemeenten te schuiven, maar zelf de verantwoordelijkheid te nemen en daarbij een goed evenwicht te zoeken tussen het enerzijds te snel op straat zetten van kwetsbare uitgeprocedeerde groepen en het anderzijds verwachtingen wekken door eindeloos opvang te bieden aan mensen die terug moeten en aan wie het verblijf nu eenmaal niet is gegund.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Van Hijum (CDA):
Op welke manier heeft de staatssecretaris in de zaak rond Amsterdam zijn verantwoordelijkheid genomen? Vindt hij dat er een balans is gevonden?

Staatssecretaris Teeven:
Het volgende sprak mij vorige week aan in de inbreng van de CDA-fractie tijdens de begrotingsbehandeling. Zij zei: staatssecretaris, zoek nu eens naar een concrete oplossing en neem verantwoordelijkheid. De gemeente Amsterdam heeft gezocht naar een oplossing. Het Rijk heeft in het kader van een gebruiksovereenkomst gezegd: wij kunnen ermee leven als het betere geoutilleerde pand wordt gebruikt. Op dit moment is de bed-bad-en-broodregeling voor 159 personen een verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam.

De heer Fritsma (PVV):
De mensen om wie het gaat, zijn geen echte vluchtelingen. Zij hebben de wettelijke plicht om uit Nederland te vertrekken. Zo simpel is het en zo is het ook door de rechter bepaald. Erkent de staatssecretaris dat hij de problemen alleen maar erger maakt als hij het traineergedrag van illegalen ook nog beloont met opvang? Erkent de staatssecretaris ook eindelijk dat illegalen moeten worden vastgezet voor zover zij niet kunnen worden uitgezet? Als hij namelijk niet vasthoudt aan het principe "vastzetten of uitzetten" blijft de staatssecretaris doormodderen zoals hij nu helaas doet.

Staatssecretaris Teeven:
Ik begin met de tweede vraag van de heer Fritsma. Je zet alleen mensen vast in vreemdelingendetentie als gedwongen uitzetting het doel is. Als je van tevoren weet dat je mensen niet gedwongen kunt uitzetten, moet je mensen niet vastzetten. Als je namelijk al weet dat je ze niet gedwongen kunt uitzetten, dan gebruik je dat middel op een wijze waarvoor de wet geen mogelijkheid biedt.

Ik kom op de eerste vraag van de heer Fritsma. Nee, ik vind niet dat ik de problemen erger maak. Ik heb in het debat van vorige week ook goed geluisterd naar de inbreng van de PVV-fractie. De PVV-fractie kon echter op expliciete vragen van collega-Kamerleden niet aangeven welke oplossing zij in huis heeft. Wij proberen nu een werkende oplossing te bieden. Wij geven de mensen in kwestie iets meer tijd om mee te werken aan vrijwillige terugkeer. Dat moet op dit moment worden ingevuld.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik vind het een heel goede zaak dat de staatssecretaris met de burgemeester van Amsterdam in overleg is gegaan over een oplossing. Mevrouw Gesthuizen heeft wel een punt dat dit voor de groep in Den Haag ook zou kunnen. De groepen zijn namelijk wel degelijk vergelijkbaar. Het zijn allebei diverse groepen, al komen de mensen uit andere landen. De mensen in Den Haag verblijven echter ook niet op een goede locatie, van waaruit je aan terugkeer kunt werken. Is de staatssecretaris dus bereid om, net als met de burgemeester van Amsterdam, ook met de burgemeester van Den Haag in overleg te treden om tot soortgelijke afspraken te komen?

Staatssecretaris Teeven:
Je moet ongelijke groepen vooral niet gelijk proberen te behandelen. Er is namelijk niks ongelijker dan ongelijke groepen op gelijke wijze te willen behandelen. Dat is het meest ongelijke wat er is. Ik heb uitgelegd dat ik al met de burgemeester van Den Haag in gesprek ben. Het probleem is echter dat de desbetreffende groep eerst moet worden geïndividualiseerd. Daar is de situatie dat, als mensen het land moeten verlaten, zij net als iedereen het aanbod van twaalf weken rijksopvang krijgen. Daarna wordt gewerkt aan terugkeer. In Den Haag zijn wij nog niet zover, want wij weten niet precies wie tot de groep behoren; noch de gemeente, noch een aantal andere organisaties. Als daar echter duidelijkheid over komt, komt het aanbod van rijksopvang in beeld.

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, ik zie dat u de heer Van der Staaij eerst zijn vraag wilt laten stellen. U stond echter eerder bij de interruptiemicrofoon en dat probeer ik altijd in de gaten te houden. Gaat uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan hebt u scherpere ogen dan ik, voorzitter. Ik ben de staatssecretaris er zeer erkentelijk voor dat het probleem nu onderkend wordt. Het probleem is namelijk anderhalf jaar genegeerd. Men kon opvang krijgen als men uitzetbaar was, zoals de staatssecretaris dat dan zei. Nu erkent de staatssecretaris dat deze mensen niet zomaar een-twee-drie uitgezet kunnen worden. Geldt het beleid van Amsterdam nu ook voor andere plaatsen? Ik denk even aan Utrecht en andere plaatsen. Daar zijn zaken wel individueel bekend, maar staan mensen vaak nog op straat en moeten zijn vanaf de straat terugkeren. Geldt het aanbod ook voor hen?

Staatssecretaris Teeven:
De Dienst Terugkeer & Vertrek werkt met een groot aantal andere gemeenten aan vrijwillige terugkeer. Het is bekend dat er dan twaalf weken rijksopvang wordt geboden. In het kader daarvan wordt meegewerkt aan vrijwillige terugkeer. In Amsterdam gaat een groep mensen van kraakpand naar kraakpand zonder dat die, met de winter in zicht, goede voorzieningen heeft. Je moet de situatie die in Amsterdam is ontstaan vooral niet vergelijken met andere plaatsen in Nederland, waar die voorzieningen wel aanwezig zijn. Dus wij bekijken de situatie per geval. Nogmaals, ongelijke situaties moet je niet gelijk willen behandelen, want er is niets zo ongelijk als dat.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb er enerzijds alle begrip voor dat gemeenten mensen in koude tijden niet zomaar op straat willen laten rondzwerven. Anderzijds bestaat er een belangrijke rijksverantwoordelijkheid bij de opvang. Gemeenten kennen vaak ook niet zomaar alle achtergronden van mensen. Daarom hechten wij aan een sluitend systeem van verantwoordelijkheid van het Rijk voor opvang. Hoe ziet de staatssecretaris dat en hoe voorkomt hij het risico dat er weer een soort wildgroei van gemeentelijke initiatieven ontstaat?

Staatssecretaris Teeven:
Ik denk dat volstrekt helder is dat het bestuursakkoord dat is gesloten tussen Rijk en gemeenten nog steeds volledig van kracht is. In Amsterdam bestond een heel specifieke situatie, die wij met maatwerk proberen op te lossen. Vorige week is daar ook tijdens de begrotingsbehandeling om gevraagd. Het is ook duidelijk dat dit voor een afgebakende periode geldt en dat de mensen nu beter af zijn in een ruimte waar faciliteiten zijn om die bed-bad-broodregeling inhoud te geven. Het is dus goed dat de burgemeester van Amsterdam dat initiatief heeft genomen, maar het is wel eindig. Ik heb dit duidelijk met de burgemeester besproken. Alle activiteiten zijn wel gericht op terugkeer als er helderheid is dat mensen niet in Nederland mogen blijven.

De voorzitter:
Dank u wel voor dit antwoord en voor uw komst naar de Kamer. Wij zijn hiermee aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

De Wit, alleen voor de middagvergadering;

Visser, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor om het VAO Ontslagen thuiszorgmedewerkers naar aanleiding van het algemeen overleg gehouden op 11 november jongstleden en het algemeen overleg gehouden op 7 november jongstleden, van de agenda af te voeren.

Ik stel voor, vanmiddag ook te stemmen over de aangehouden motie-Dijkstra (32813, nr. 67), de aangehouden motie-Van Veldhoven (33750-XIII, nr. 86) en de aangehouden motie-Van Tongeren (29984, nr. 434).

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: de motie-Van Gerven (32336, nr. 24), de motie-Van Gerven (32336, nr. 22) en de motie-Van Gerven/Ouwehand (32336, nr. 23). Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor deze moties opnieuw gaat lopen.

Voorts stel ik voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 31490-134; 31490-117; 31490-119; 31066-175; 24587-564; 31490-133; 31490-135; 26643-282; 33149-15; 33149-17; 33750-XVI-13; 29538-145; 2013Z21352; 33682-4; 28498-30; 31293-186; 30234-93; 30234-86; 30234-83; 30234-84; 33400-XVI-146; 30234-85; 30234-82; 32852-14; 33400-XVI-135; 30234-79; 21501-27-18; 21501-27-17; 30234-71; 30234-70; 30234-69; 30234-68; 30234-64; 30234-58; 33000-XVI-145; 30234-94; 30234-92; 29214-67; 30234-91; 30234-90; 30234-89; 30234-88; 22112-1712; 2013Z19915; 33750-V-12; 33400-V-157; 2013Z14625; 33561-3; 22112-1654; 33553-14; 33626-2; 21501-32-723; 26991-367; 33322-13; 22112-1658; 22112-1653; 22112-1655; 33400-XIII-142; 21501-30-312; 21501-32-724; 30196-200; 21501-32-725; 21501-32-726; 22112-1665; 22112-1664; 22112-1667; 21501-30-314; 33037-66; 33400-XIII-148; 31389-132; 32637-58; 22112-1672; 30825-193; 28385-215; 22112-1673; 2013Z07532; 33322-10; 32201-58; 33400-XIII-135; 28286-622; 33037-43; 32336-15; 21501-32-728; 22112-1696; 30872-149; 22112-1716; 30872-148; 30872-146; 33043-15; 25847-117; 25847-119; 25847-120; 25847-116; 22112-1723; 21501-02-1303; 21501-02-1299; 21501-03-71;32813-46;29023-149;21501-07-1097;2013Z21801;21501-02-1300;21501-20-810;21501-02-1302;33750-XII-12;33750-A-14;33750-XII-14;29984-441;2013Z21709;21109-213;22112-1717;21501-07-1093;31371-377;29279-160;29279-164;33400-VI-101;29279-162;29279-159;31305-206;32813-76;21501-08-488;21501-33-443;21501-33-444;33576-7;30862-94;33529-25;33400-XIII-147;23235-106;33204-35;32439-22;30597-373;30597-374;29389-56;30597-368;30597-369;30597-371;30597-334; 30597-352; 30597-363; 32154-21; 30597-250; 30597-246; 30597-257; 30597-245; 2013Z15254; 22112-1718; 22112-1580; 22112-1697; 21501-07-1095; 22112-1709; 22112-1713; 21501-07- 1092; 2013Z20482; 27859-68; 26643-293; 26643-288; 26643-292; 30597-283; 29389-45; 30597-277; 2013Z21085; 26643-290; 32802-5; 22112-1676; 26643-289; 26643-280; 31293-149; 33400-VIII-157; 33750-VIII-9; 33400-VIII-162; 32043-174; 32043-173; 32043-172; 32043-171; 30830-15; 31524-186; 33750-F-4; 33750-XIII-9; 2013Z20682; 32156-49; 31389-133; 32849-18; 33750-XVI-14; 29689-480; 29689-479; 32793-105; 33726-6; 32043-170; 32043-169; 32043-168; 2013Z14784; 31289-142; 31332-21; 31332-22; 31332-19; 31332-20; 33157-52; 2013Z21049; 2013Z21093; 33418-7; 31490-104; 33670-2; 33750-XIII-8; 33750-XIII-5; 33750-X-11; 26488-323; 33763-26; 33763-2; 2013Z15198; 2013Z15199; 2012Z12628; 2013Z20860; 2013Z18970; 2013Z20945; 2013Z22220; 2013Z20737; 2013Z21671; 2013Z21663; 2013Z21736; 2013Z20997; 2013Z20884; 2013Z20886; 2013Z20359; 2013Z19416; 2013Z20283; 2013Z21379; 2013Z21480; 32336-25; 33400-V-108; 33750-V-14; 28676-192; 28676-179.

Tot slot stel ik voor, toe te voegen aan de agenda het VAO Verbreding draagvlak cao-afspraken naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 21 november jongstleden, met als eerste spreker het lid Van Weyenberg van D66.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Slob van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Tijdens de troonrede nam onze Koning het woord "participatiesamenleving" in de mond. Inmiddels zijn wij krap drie maanden verder en is het woord inmiddels het woord van het jaar 2013. Wij hebben er tijdens de algemene politieke beschouwingen kort over gesproken, maar niet heel uitgebreid. Ik vind het belangrijk dat wij goed scherp hebben wat volgens het kabinet de precieze invulling is van het begrip dat ons via de troonrede heeft bereikt, zeker ook in het licht van de grote decentralisaties die in 2014 en verder zullen plaatsvinden. Ik verzoek het kabinet om in een brief nader te duiden wat het begrip in de ogen van het kabinet inhoudt. Over die brief wil ik graag een debat, zodat wij daarover ook in het parlement verder kunnen spreken. Dat mag wat mij betreft in 2014 plaatsvinden, want ik weet dat wij het in deze maanden erg druk hebben. Dit verzoek dien ik mede in namens de heer Roemer van de SP-fractie en de heer Van Ojik van de GroenLinks-fractie.

De voorzitter:
Het verzoek betreft een brief over het begrip "participatiesamenleving" en daaropvolgend een debat.

De heer Zijlstra (VVD):
Al was het alleen maar om ervoor te zorgen dat in 2014 het woord van het jaar wederom "participatiesamenleving" zal zijn, kan de VVD-fractie meegaan in dit verzoek.

De voorzitter:
In beide verzoeken, neem ik aan.

De heer Pechtold (D66):
De D66-fractie steunt ook beide verzoeken.

De heer Van der Staaij (SGP):
Wij steunen het verzoek om een brief en om een debat. Wel zeg ik erbij dat ik "participatiesamenleving" een heel lelijk woord vind voor een heel goede zaak waarover er al heel veel rapporten liggen. De Raad voor het openbaar bestuur kwam met Loslaten in vertrouwen, de WRR met Vertrouwen in burgers en de RMO met Terugtreden is vooruitzien. Daarom vraag ik om in de brief ook aan te geven hoe het kabinet praktisch wil omgaan met alle adviezen over meer samenleving en minder staat die er op dit moment al liggen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):
Steun voor beide verzoeken van de heer Slob en voor de aanvulling van de heer Van der Staaij.

De heer Klein (50PLUS):
Steun voor het verzoek. Het mag duidelijk zijn dat participatiesamenleving geen "zoek het zelf maar uit"-strategie betekent. Daar lijkt het wel op, maar het kan goed zijn als dit in de brief uitgelegd wordt en in een debat wordt verduidelijkt.

De heer Van Dam (PvdA):
Dit had op zich prima bij de algemene politieke beschouwingen gekund, maar ik denk niet dat de heer Slob dit debat pas in 2014 bij de volgende algemene politieke beschouwingen zal willen voeren. Wij gaan akkoord met beide voorstellen.

De voorzitter:
Mijnheer Slob, u hebt steun voor beide verzoeken.

De heer Slob (ChristenUnie):
Ik bedank de collega's voor de steun. Ik wil inderdaad niet wachten tot september. Het zou mooi zijn als wij hierover in het voorjaar konden spreken. Een duidelijke, coherente visie van het kabinet op dit begrip zou daarbij helpen.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Wij plannen een debat met een spreektijd van vier minuten per fractie. Ik ga mij ervoor inspannen om dit in het voorjaar in te plannen.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Alle praatjes over duurzame marketing ten spijt zitten Nederlandse banken dik in de kolenmijnbouwindustrie. Dat geldt onder andere voor ING, Rabobank en ABN AMRO. Ik wil hierover een debat met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Omdat het niet alleen gaat over mensenrechtenschendingen en maatschappelijk onverantwoord ondernemen, maar ook over de koolstofzeepbel die gaat klappen en dus over investeringen die zeer risicovol zijn, wil ik ook de minister van Financiën erbij hebben. Het zou mooi zijn als hij nu al kan zeggen dat hij deze banken niet uit de penarie gaat helpen als die koolstofzeepbel waar hun geld in zit, eenmaal is geklapt.

De voorzitter:
U doet een verzoek om steun voor het houden van een debat met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Financiën over het financieren van de kolenmijnbouwindustrie.

De heer Leegte (VVD):
Volgens mij kan mevrouw Ouwehand niet sneller bediend worden, want morgenochtend is de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dan kan zij al haar vragen over kolen kwijt. Geen steun voor het debat.

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik doe de suggestie om een brief voor het debat van morgen te vragen en het onderwerp dan daarbij te betrekken. Dat lijkt mij heel nuttig, want het is een belangrijk onderwerp.

De voorzitter:
U wilt dus een brief morgen voor het debat. Zullen wij zeggen dat dit uiterlijk morgenochtend om 9.00 uur is, zodat u de brief nog kunt lezen?

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik meen dat de aanvang van het debat om 10.15 uur gepland staat.

De voorzitter:
Meestal willen uw collega's zo'n brief eerder, want als je als eerste het woord voert, heb je geen tijd om de brief tot je te nemen. Zullen wij 9.00 uur afspreken?

De heer Jan Vos (PvdA):
Heel graag.

De voorzitter:
Prima. Geen steun voor het debat, wel voor een brief.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Steun voor de brief, niet voor het debat.

De heer Klaver (GroenLinks):
Steun voor het debat. Er is een specifiek verzoek gedaan om ook de minister van Financiën hierbij uit te nodigen. Meestal hebben bewindspersonen er een handje van om naar elkaar te wijzen. Daarom lijkt het mij heel goed om een apart debat over dit onderwerp te hebben, waarbij beide bewindspersonen aanwezig zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij hebben weliswaar morgen de begrotingsbehandeling, maar daarbij staan heel veel onderwerpen op de agenda. Ik steun dus het verzoek om een apart debat en het verzoek om een brief.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ook wij steunen graag het verzoek.

De voorzitter:
Ik moet concluderen dat u niet de steun van de meerderheid hebt voor het houden van een debat, mevrouw Ouwehand. Wel is gevraagd om een brief voor morgenochtend 9.00 uur. Ik neem aan dat u daartegen geen bezwaar hebt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Een brief is prima; graag zelfs. Ik meen dat ik de SP-fractie nog niet heb gehoord. Het zou ons een lief ding waard zijn om de minister voor Buitenlandse Handel en de minister van Financiën hierover tegelijkertijd te kunnen bevragen. Dat wordt moeilijk in een begrotingsbehandeling. Als wij met steun van de SP-fractie een dertigledendebat kunnen aanvragen, kunnen wij als de brief binnen is in een apart debat met deze bewindspersonen spreken.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Wij steunen dat verzoek.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, daarmee hebt u voldoende steun voor het houden van een dertigledendebat. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet en ik zal het zojuist aangevraagde debat toevoegen aan de lijst, met drie minuten spreektijd per fractie. Ik span mij altijd in om het zo snel mogelijk in te plannen.

Het woord is aan de heer De Graaf van de PVV.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. De afgelopen twee weken heeft in Warschau een grote slapstickconferentie plaatsgevonden over het klimaat en wat bleek? Nooit was de wereld het meer oneens over het klimaat dan in 2013. Dat is een goed teken, want daaruit blijkt dat er nu eindelijk veel discussie is over het klimaat. In Nederland lijken we het met elkaar eens te zijn, maar toch zijn er steeds meer bedrijven en organisaties die inzien dat er geen wetenschappelijke onderbouwing van de menselijke invloed op het klimaat is. Daarom verdienen de uitkomsten van het overleg in Warschau eindelijk eens een groot debat hier in de plenaire zaal en niet op een achterafplek in de Tweede Kamer. Uiteraard weet ik dat we nog een brief ontvangen van de staatssecretaris en ook een van de rapporteur die er namens de Kamer bij was. Ik wil ervoor pleiten om, als die twee brieven binnen zijn, het debat hier plenair te houden. Dan kan iedereen elkaar de maat nemen over dit zeer belangwekkende maar ook dure onderwerp.

De voorzitter:
Verzoek om steun voor het houden van een debat over de uitkomsten van de VN-klimaattop in Warschau.

De heer Jan Vos (PvdA):
Het klimaat is inderdaad een zeer belangwekkend onderwerp. De aarde warmt 3,6 °C op tot en met het jaar 2100. Daar zijn vrijwel alle wetenschappers het wereldwijd over eens. Het is dus belangrijk dat we actie ondernemen. Ik steun dan ook graag het verzoek van de PVV om een debat.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Steun voor het debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie steunt de PVV van harte op dit onderwerp. Alleen weet ik heel zeker dat onze inzet niet dezelfde zal zijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook GroenLinks vindt het klimaat een bijzonder belangrijk onderwerp. Het noodzaakt zeker een groot plenair debat.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Steun voor het debat.

De heer Bisschop (SGP):
Alleen al het feit dat de PVV zich niet tot een enkel statement over het klimaat beperkt maar om een groot uitvoerig debat vraagt, verdient steun. Wij steunen dus het verzoek om dit debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steun voor dit debat. Dan kan de PVV-fractie even "kermis maken", om met oud-collega Koopmans te spreken, en dan gaat de rest van de Kamer serieus bij de regering aandringen op verdergaande klimaatmaatregelen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik merk dat er brede steun is voor een debat, dus ik zal mij daarbij aansluiten. Ik verzoek u, voorzitter, wel even te wachten tot de brieven er daadwerkelijk zijn.

De heer Klein (50PLUS):
Juist met het oog op de volgende generatie is het belangrijk om dit debat goed met elkaar te voeren.

De heer Van Gerven (SP):
Steun voor het debat.

De voorzitter:
Mijnheer De Graaf, u hebt brede steun van de Kamer voor het houden van een debat. Ik heb goed gehoord dat u zelf ook de voorwaarde stelde dat de brieven binnen waren. Ik zal het debat toevoegen aan de lijst, met vier minuten spreektijd per fractie.

De heer De Graaf (PVV):
Dat is goed.

De voorzitter:
Ik krijg wel een seintje wanneer de brieven binnen zijn. Dan gaan we het inplannen.

Het woord is aan de heer Oskam.

De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Het CDA heeft als stelregel dat in beginsel zaken die onder de rechter zijn, niet in het parlement moeten worden besproken. Echter, vandaag lezen we in De Telegraaf dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in verband wordt gebracht met de strafzaak tegen de heer Van Rey. Daarmee kent deze zaak ook een politieke kant. Dat er sprake is van taps van telefoongesprekken tussen de heer Van Rey en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie waarbij zich dan wel technische problemen hebben voorgedaan dan wel opnames verdwenen zijn, is natuurlijk een punt. Artikelen van deze aard, waarin het gaat om bewindspersonen, verschijnen niet dagelijks in de media, laat staan als het om een bewindspersoon gaat van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarom wil het CDA dat de minister zo snel mogelijk duidelijkheid hierover verschaft om de gerezen vragen en de discussie uit wereld te helpen. Een debat is nu nog prematuur, maar wij willen wel graag opheldering. Daarom vragen wij een brief vóór de regeling van werkzaamheden van aanstaande donderdag.

De voorzitter:
De heer Oskam vraagt om een brief. Hebt u een aanvulling voor de inhoud, mevrouw Berndsen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Jazeker. Ik ga ervan uit dat het een feitenrelaas is. Wij willen weten hoe vaak dit soort taps verdwijnen. Misschien kan dat als aanvulling nog in de brief worden meegenomen.

De voorzitter:
Als er verder geen aanvullingen zijn, neem ik aan dat er geen bezwaren zijn. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, met het verzoek om de brief vóór donderdag 12.00 uur naar de Kamer te sturen.

Het woord is aan mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Mijn collega Schouw staat in de Eerste Kamer. Vandaar dat ik namens hem een debat aanvraag met de minister van Binnenlandse Zaken over de vraag wat de rol van Nederland is geweest in het afluisterschandaal rondom het Amerikaanse NSA. Er zijn weer nieuwe onthullingen gedaan in de NRC. Het is buitengewoon actueel. Voorafgaand aan dat debat willen wij graag een brief van de minister waarin hij uitlegt wat Nederland weet, wat Nederland niet weet en wat volgens hem echt niet kan en wat wel.

De voorzitter:
Dat is dus een verzoek om steun voor een debat voorafgegaan door een brief.

De heer Van Raak (SP):
Een brief is prima. Die kan vandaag nog komen. Dan kunnen wij morgen het debat voeren over dit onderwerp tijdens de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken. Wat de SP betreft is dit met kop en schouders het belangrijkste onderwerp. Ik zal de minister dus morgen uitgebreid om opheldering vragen. Ik zal hem vragen waarom hij zwijgt en ik zal hem oproepen om eindelijk eens te gaan spreken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
GroenLinks steunt het verzoek om een brief en een debat. Als wij het tijdens de begrotingsbehandeling van BZK bespreken, weet ik zeker dat allerlei andere onderwerpen ondergesneeuwd zullen raken. Steun dus voor de brief en het debat.

De heer Segers (ChristenUnie):
Steun voor de brief. Als wij dit echter willen betrekken bij de begrotingshandeling, moet die brief voor morgen 9.00 uur verschijnen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wij denken eigenlijk dat dit vraagt om een zelfstandig debat. Wij moeten het niet wegmoffelen bij de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken. Wij willen dus een aparte brief en een apart debat.

De voorzitter:
Steun dus voor de brief en steun voor het verzoek tot het houden van een debat.

De heer Recourt (PvdA):
Wij worden eigenlijk gegijzeld door de berichtgeving in de NRC. Het zou morgen goed kunnen, maar wij verwachten eigenlijk nog wel meer nieuws. Dan staan wij hier weer om alsnog een debat te vragen. Wat mij betreft komt er dus een debat maar dan een beetje op termijn, zodat wij echt duidelijkheid hebben, het liefst nog met het onderzoeksrapport van de CTIVD erbij. Dan hebben wij alle feiten op tafel en kunnen wij eens goed bespreken wat er aan de hand is.

De heer Van der Steur (VVD):
Het moet alle partijen vrijstaan om dit onderwerp bij de begrotingsbehandeling aan te kaarten. De VVD steunt het verzoek om een brief, maar ik merk op dat de heer Van Raak van de SP-fractie al een debat heeft aangevraagd over het Amerikaanse afluisterschandaal. Als er al een debat komt, moeten wij één debat voeren. Wij moeten niet volgende week naar aanleiding van nieuwe onthullingen in de NRC weer een debat aanvragen. Het kan er dus morgen bij worden betrokken en ik vind een brief prima, maar wij moeten één debat voeren, op welk moment dan ook.

De voorzitter:
Betekent dit dat u geen steun uitspreekt voor dit debat?

De heer Van der Steur (VVD):
Ik aarzel een beetje.

De voorzitter:
Of vraagt u aan mij om dat samen te voegen?

De heer Van der Steur (VVD):
Ja, ik vraag u dat om u de gelegenheid te bieden om in ieder geval geen drie debatten te plannen. Ik voorspel dat wij, als de NRC zijn werk goed doet, aanstaande zaterdag geschokt raken door een volgende onthulling. Dan komt D66 of de SP weer een nieuw debat aanvragen. Wij moeten het er gewoon één keer goed over hebben in de toekomst.

De voorzitter:
Mevrouw Berndsen, ik kan mij voorstellen dat wij niet een debat voeren met spreektijden van vier minuten, wat normaal is bij een debat, maar dat wij één groot debat inplannen met een spreektijd van bijvoorbeeld zeven minuten. Dan kunnen alle onderwerpen, alles wat er al is en wat nog gaat komen voordat het debat is ingepland — de heer Van der Steur kondigde dat net aan — in één groot debat worden besproken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dat lijkt mij prima, maar wij moeten daar niet al te lang mee wachten. Het zou eerst bij het AO Terrorismebestrijding besproken worden. Dat was naar aanleiding van de debataanvraag van de heer Van Raak. Nu zou het aan de orde komen bij de begrotingsbehandeling van morgen. Dan heb je ook maar beperkte spreektijd. Ik vind het dus prima om één groot debat daarover te voeren, maar wij moeten dat niet op de lange baan schuiven. Je weet niet hoe lang de onthullingen in de NRC blijven doorgaan.

De voorzitter:
Voordat ik iedereen het woord geef, kan ik u toezeggen dat ik dit debat in de eerste of tweede week na het kerstreces zal inplannen als één groot debat. Ik neem aan dat de informatie in de NRC dan een beetje opgedroogd is. Dat hoop ik althans! Iemand vroeg of de Kamer de brief vandaag nog kan ontvangen. Wellicht kunnen wij het kabinet vragen om voor morgen 9.00 uur een brief te sturen over de zaken waarop het nu al kan reageren. Verder kunnen wij vragen of de Kamer in de aanloop naar het debat een uitgebreidere brief kan krijgen over zaken waarop het kabinet nog niet op heel korte termijn kan reageren. Wij vragen dan dus eigenlijk om twee brieven. De heer Van Raak wilde vandaag nog een brief hebben.

De heer Van Raak (SP):
Ik vind dat prima. Morgen vind ik ook goed. Mevrouw Berndsen zegt telkens dat het niet te lang moet duren, maar wij gaan het er morgen om 14.30 uur al over hebben. Dan kunnen wij de aftrap maken. Ik ben het helemaal met de voorzitter eens dat we dan een groter debat kunnen plannen. We kunnen dan het door mij aangevraagde debat uitbreiden. Dat is fantastisch. We kunnen dat op een termijn doen die de voorzitter aangeeft.

De voorzitter:
Ik dank u beiden voor uw medewerking.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Mij lijkt de eerste week na het kerstreces toch erg laat. Ik steun het verzoek van mevrouw Berndsen om niet te lang hiermee te wachten.

De voorzitter:
Ik snap het, maar ik span mij tot het uiterste in om het sneller te houden, maar dat geldt voor heel veel dingen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Aangezien u straks toch het stenogram zal doorgeleiden naar het kabinet, willen wij echt vragen of de minister ervoor kan zorgen dat wij de komende weken niet elke keer door NRC Handelsblad worden overvallen met informatie. De minister moet zelf in gesprek gaan en ervoor zorgen dat hij weet wat er speelt. Dat soort informatie moeten we van het kabinet horen en niet vernemen uit de krant.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik snap uw agendaprobleem, voorzitter, maar dat is uw probleem. Ik denk dat het belangrijk is dat er niet al te lang mee gewacht wordt. U doet wat u kunt.

De voorzitter:
Het is niet helemaal correct dat het mijn probleem is, want er zijn heel veel debatten gepland waar de Kamer om vraagt. Het is op zijn minst ons aller probleem. Ik heb mijzelf een inspanningsverplichting opgelegd die ik heel serieus neem. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Het debat dat de heer Van Raak heeft aangevraagd, zal zo snel mogelijk worden gepland met een spreektijd van zeven minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Keijzer van het CDA.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Anass, Fleur, Tim. Dit zijn namen van jonge mensen, kinderen, die de afgelopen tijd zelfmoord gepleegd hebben. De impact daarvan is immens. Vervolgens lees je in een bericht dat er regelgeving is die het vinden, screenen en behandelen van deze kinderen bemoeilijkt. Daarover vraag ik een debat aan met de staatssecretaris van VWS. Voorafgaand aan dat debat krijg ik graag een brief waarin staat om welke regels het gaat en wat we eraan kunnen doen om die te laten verdwijnen.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor een brief en een debat over suïcide onder jongeren.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Steun voor de brief. Als het debat breder wordt getrokken dan alleen het onderzoek en ook echt gaat over suïcide onder jongeren, dan steun ik het debat. Als het alleen gaat over het onderzoek en de beperkingen, zou ik eerst een brief willen zien.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Je hebt het uiteraard dan ook altijd over het voorkomen van zelfmoord onder jongeren, dus het debat is breder.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dan ook steun voor het debat.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Suïcide onder jongeren is heel erg. Wij willen graag alles onderzoeken om te zien wat we daartegen kunnen doen. Daaronder valt ook het aanpassen van regelgeving. Ik vind het gepast om over dit moeilijke onderwerp eerst een brief van de staatssecretaris te krijgen. Naar aanleiding daarvan beoordelen we of we daarover een debat willen voeren.

De voorzitter:
Wel steun voor de brief, maar vooralsnog niet voor het debat.

Mevrouw Van der Burg (VVD):
Dit onderwerp heeft inderdaad heel veel impact op de nabestaanden. Mijn verzoek is om eerst om de brief te vragen. Daarna kunnen we bezien of die leidt tot een verzoek om een debat of dat we het op een andere manier regelen. Steun voor de brief, maar niet voor het debat.

Mevrouw Agema (PVV):
Nu er toch geen meerderheid is, lijkt een dertigledendebat mij ook wat klein voor dit onderwerp. Ik ontvang eerst graag een brief. Daarna kunnen we bezien of er wel een meerderheid te vinden is.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
GroenLinks steunt op zichzelf het verzoek voor zowel de brief als het debat, maar omdat er geen meerderheid is, geef ik mevrouw Keijzer mee om er een algemeen overleg van te maken. Dan kan zij in ieder geval rekenen op de steun van GroenLinks.

Mevrouw Leijten (SP):
Het lijkt mij het beste om eerst een reactie af te wachten en daarna te kijken hoe we hierover spreken. Dat we erover zullen spreken, lijkt mij evident.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Steun voor het debat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik kan mij herinneren dat we jaarlijks een debat zouden voeren over suïcidepreventie. Daarom krijgen we ook jaarlijks een rapportage over dit onderwerp. Uiteraard steun ik het verzoek om een debat en de brief over het gehele onderwerp suïcidepreventie.

De heer Van der Staaij (SGP):
Steun voor het verzoek en ik sluit mij aan bij de opmerkingen van collega Voordewind.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Het is van belang dat we met z'n allen hierover spreken. Ik kan mij dus vinden in het voorstel van mevrouw Van der Burg en mevrouw Ypma om de brief even af te wachten en daarna te bekijken wat de beste manier is om dit belangrijke onderwerp te behandelen, want de impact op de betrokkenen — de familie en de medescholieren — is zoals gezegd immens.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De Kamer heeft de wijziging van de Wet op de dierproeven behandeld. Dat is de implementatie van een gewijzigde Europese richtlijn. Tijdens het debat was er wat onduidelijkheid over de ruimte die wij hier zouden hebben voor een aantal amendementen. De staatssecretaris zegde daarop toe dat zij dit schriftelijk nog zou toelichten. Die brief hebben we gisteren gekregen. Op basis van die brief heb ik behoefte aan een korte heropening van de beraadslaging om een aantal amendementen in te trekken, in plaats daarvan een motie in te dienen en een laatste opmerking te maken over die brief. Het verzoek is dus om het debat kort te heropenen en de stemmingen van vandaag over dat wetsvoorstel uit te stellen.

De heer Graus (PVV):
We steunen het dat mevrouw Ouwehand nog vijf minuten krijgt om een paar amendementen om te zetten in moties.

De heer Van Gerven (SP):
Dit lijkt mij een reëel verzoek. Wij steunen het verzoek dus.

De heer Heerema (VVD):
Als de PvdD voor een aantal onderdelen nog wat extra tijd nodig heeft, steunt ook de VVD-fractie dat verzoek.

De heer Leenders (PvdA):
Het debat was inderdaad niet afgerond. We hadden daar wel duidelijke afspraken over. Wat ons betreft, hoeft het debat dus niet heropend te worden. We willen dit echter niet blokkeren. Wij steunen dus het verzoek.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Steun voor het verzoek.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u hebt voldoende steun voor het verzoek. We gaan de heropening zo snel mogelijk inplannen. Dat gaat deze week niet lukken, maar zeker wel voor de kerst. Daarmee komen de stemmingen onder de punten 13 en 14 op de stemmingslijst van vandaag te vervallen.

Het woord is aan de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):
De klassen in het Nederlandse onderwijs worden steeds groter. Dat blijkt uit onderzoek van de AOb, van EenVandaag en ook van het ministerie zelf. Dat is heel slecht voor leerlingen en voor docenten, die recht moeten doen aan al die groeiende verschillen in de klas. Ook meerjarig wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat de grootte van de klas een enorme invloed heeft op de prestaties en op het uiteindelijke geluk van kinderen, tot op latere leeftijd. Wij spreken in de commissie voor OCW met regelmaat, maar gefragmenteerd, over dit onderwerp. Ik stel voor om plenair een debat te voeren over de toenemende klassengrootte in Nederland.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over de toename van het aantal leerlingen per leraar.

De heer Van Meenen (D66):
Dat verzoek doe ik overigens mede namens de SP.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Morgen hebben we een debat over de leraren. We krijgen morgen ook een petitie aangeboden. Dit onderwerp speelt heel erg, maar het is opmerkelijk dat er een verschil van mening is tussen de bond en het ministerie. Wij zouden daarom graag eerst een brief van het ministerie willen waarin een analyse wordt gemaakt van het probleem en waarin ook een verklaring wordt gegeven van de verschillen. Wij denken ook dat wij dit morgen kunnen betrekken bij het debat over de leraren.

De voorzitter:
Geen steun voor het debat, wel graag een brief dus.

De heer Bisschop (SGP):
Je wordt zo langzamerhand inderdaad een beetje moe van al die berichten over toenemende leerlingenaantallen in klassen en gemiddelden die op een bepaalde manier functioneren. Ik kan mij voorstellen dat we op termijn een debat hierover voeren, maar ik zou vooraf van het ministerie een heldere tekst willen vragen, dus een brief waarin de zaken helder op een rijtje worden gezet. Op basis daarvan kunnen we dan besluiten of er wel of niet een debat komt. Waarschijnlijk komt er dan wel een debat, maar op dit moment even niet.

De voorzitter:
Op dit moment nog niet.

De heer Klaver (GroenLinks):
Steun voor de brief en voor het debat. Het is goed dat wij hier plenair met elkaar over spreken. Voor mij heeft dit geen haast, want ik zou zelf graag bijvoorbeeld ook nog een hoorzitting over ditzelfde onderwerp willen houden.

Mevrouw Straus (VVD):
Ook steun voor de brief. Ik begrijp uit de berichtgeving dat er nog een onderzoek loopt van het ministerie zelf. Ik zou het dus heel prettig vinden om eerst een brief van het ministerie te krijgen waarin wellicht ook dat eigen onderzoek kan worden meegenomen, met een uitgebreide analyse. Dan kunnen we daar in een later stadium over spreken.

De voorzitter:
Geen steun voor het debat op dit moment.

De heer Rog (CDA):
Het is een belangrijk onderwerp en zeer actueel, omdat er ook een burgerinitiatief speelt van Leraren in Actie. Aan de Kamer worden 50.000 handtekeningen overhandigd, met een verzoek om er plenair over te spreken. Tot die tijd zou ik voldoende hebben aan een brief.

De voorzitter:
Geen steun voor een debat op dit moment.

De heer Beertema (PVV):
Steun voor de brief, niet voor het debat.

De heer Van Meenen (D66):
Buitengewoon jammer. Ik denk dat er ontzettend veel onderzocht is. De feiten spreken elkaar weliswaar achter de komma misschien tegen, maar de docenten hebben wel degelijk de ervaring dat de klassen groter worden. Uiteraard kan ik goed leven met een brief, maar ik denk dat het onvermijdelijk is dat het debat hierover gevoerd wordt. Daarom pleit ik niet voor een dertigledendebat. Daar is dit onderwerp te groot voor, helaas.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Daarmee is een einde gekomen aan de regeling van werkzaamheden. Voordat wij gaan stemmen, wil ik graag in ons midden welkom heten onze collega, mevrouw Karabulut, die na haar zwangerschapsverlof vandaag weer is teruggekeerd in de Kamer.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Ik neem aan dat zij vandaag de presentielijst al heeft getekend. Ik hoop dat u allen dat hebt gedaan. Als er mensen zijn die dat nog niet hebben gedaan, kunnen zij dat nu nog even doen. Voordat we gaan stemmen, zijn er nog enkele leden die een verzoek hebben voor de stemmingslijst.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Bij de stemmingen onder punt 5, over de politie, wil ik graag de motie-Berndsen-Jansen/Marcouch op stuk nr. 13 (33750-VI) aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Berndsen-Jansen stel ik voor, haar motie (33750-VI, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Litjens.

De heer Litjens (VVD):
Voorzitter. Ik verzoek bij de stemmingen onder punt 10 om uitstel van de stemming over de gewijzigde motie-Visser/Knops op stuk nr. 7 (33750-XVIII).

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Litjens stel ik voor, de motie-Visser/Knops (33750-XVIII, nr. 7) aan te houden.

De heer Litjens (VVD):
Voorzitter. U concludeert dat de motie wordt aangehouden. Ik ben geen indiener van de motie. Ik verzoek om uitstel van de stemmingen. Dat is formeel wat anders.

De voorzitter:
Oké. Ik neem aan dat daar geen bezwaar tegen is. Ik zie niemand opstaan, dus ik neem aan dat er geen bezwaar tegen is.

De heer Marcouch (PvdA):
Bij de stemmingen onder punt 5 over de politie wil ik de motie-Marcouch op stuk nr. 21 (33750-VI) aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Marcouch stel ik voor, zijn motie (33750-VI, nr. 21) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Op de valreep. Ik wil graag bij de stemmingen onder punt 7, de moties die zijn ingediend bij het wetgevingsoverleg over water, de motie-Jacobi/Hachchi op stuk nr. 8 (33750-J) aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (33750-J, nr. 8) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Ouderenhuisvesting

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ouderenhuisvesting,

te weten:

  • de motie-Klein over zoeken naar andere vormen van financiering van zorgkosten (32847, nr. ;
  • de motie-Knops/Keijzer over risico's en knelpunten voor de vastgoedpositie van zorginstellingen (32847, nr. .

(Zie vergadering van 19 november 2013.)

In stemming komt de motie-Klein (32847, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Knops/Keijzer (32847, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Huurbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Huurbeleid,

te weten:

  • de motie-Monasch c.s. over overleg over een effectief systeem voor directe betaling van huurtoeslag (27926, nr. ;
  • de motie-Paulus Jansen over beleid formuleren tegen het dure scheefwonen (27926, nr. .

(Zie vergadering van 19 november 2013.)

De voorzitter:
De motie-Monasch (27926, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Monasch (27926, nr. was nr. 208).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paulus Jansen (27926, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties begroting Veiligheid en Justitie onderdeel Politie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het onderdeel Politie van de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2014,

te weten:

- de motie-Berndsen-Jansen over het tempo van de veranderagenda en de reorganisatie (33750-VI, nr. 12);
- de motie-Kooiman/Berndsen-Jansen over regulering van softdrugs (33750-VI, nr. 14);
- de motie-Kooiman over salaris en rang van agenten in hun nieuwe functie (33750-VI, nr. 15);
- de motie-Kooiman/Berndsen-Jansen over toesturen van inspectierapporten binnen een maand (33750-VI, nr. 16);
- de motie-Oskam c.s. over de verhouding tussen het aantal executieve en niet-executieve politievrijwilligers (33750-VI, nr. 17);
- de motie-Segers over de heterdaadkracht van de politie (33750-VI, nr. 18);
- de motie-Segers over de administratieve lasten in verband met het terugbellen van burgers over aangiftes (33750-VI, nr. 19);
- de motie-Segers over training in het gebruik van de taser (33750-VI, nr. 20);
- de motie-Marcouch over afstemming van de basisteams op specifieke kenmerken van een gebied (33750-VI, nr. 22).

(Zie wetgevingsoverleg van 4 november 2013.)

De voorzitter:
De motie-Oskam (33750-VI, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Segers stel ik voor, zijn motie (33750-VI, nr. 20) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kooiman/Berndsen-Jansen (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kooiman (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kooiman/Berndsen-Jansen (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Oskam c.s. (33750-VI, nr. was nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Segers (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Segers (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Marcouch (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Begroting Veiligheid en Justitie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014,

te weten:

  • de motie-Kooiman/Oskam over zorgvuldig personeelsbeleid voor gevangenispersoneel (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Kooiman/Oskam over de gevolgen van het laten afvloeien van gevangenispersoneel (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Kooiman c.s. over de regulering van wietteelt (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Gesthuizen over streefpercentages ten aanzien van de vervolging in fraudezaken (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Gesthuizen c.s. over gebruikmaken van thematische ambtsberichten bij het vaststellen van landgebonden asielbeleid (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van Oosten c.s. over fraude met Europese gelden en subsidies (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van Oosten c.s. over een cassatiebalie voor het strafrecht (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Azmani/Maij over bekorten van de doorlooptijden van vreemdelingenzaken (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Helder over het gebruik van camerabeelden voor opsporing (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Helder over een register voor strafvermindering wegens tijdverloop (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Fritsma over met onmiddellijke ingang opzeggen van het Vluchtelingenverdrag (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Recourt c.s. over tegengaan van oneigenlijk gebruik van persoonlijke gegevens (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Recourt/Monasch over extra bevoegdheden voor de dienst Huurcommissie (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Maij over hindernissen die generaalpardonners ondervinden (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Maij over de uitvoering van de toezegging inzake het kinderpardon (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Oskam/Van der Staaij over de meeropbrengsten van fraudebestrijding ten goede laten komen aan opsporingsinstanties (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Oskam c.s. over meer inzet van het middel van de ongewenstverklaring (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Oskam/Van Oosten over effectief gebruik van camerabeelden bij opsporing en vervolging (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van Hijum over vergroten van de effectiviteit van het terugkeerbeleid (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van Hijum c.s. over beperken van het op straat komen van kwetsbare uitgeprocedeerde asielzoekers (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Berndsen-Jansen/Kooiman over toestaan van lokale experimenten met gereguleerde wietteelt (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Schouw c.s. over beschikbaarheid van onderzoeksrapporten (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Schouw/Segers over het gebruik van onbemande vliegtuigen (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Schouw/Van Tongeren over uitzonderen van kwetsbare groepen bij strafbaar stellen illegaliteit (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Segers c.s. over fundamenteel onderzoek naar verhouding privacy en veiligheid (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Segers c.s. over opvang van slachtoffers van mensenhandel of eergerelateerd geweld (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Segers/Mei Li Vos over niet uitzenden van gokprogramma's op een open tv-zender (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Voordewind over aanvragen in het kader van de Regeling langdurig verblijvende kinderen (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Voordewind c.s. over verklaringen van gemeenten meewegen bij aanvragen gewortelde kinderen (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Voordewind over het voldoen aan kwantitatieve richtlijnen (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Voordewind over de eis laten vallen voor voormalig asielzoekers om identiteitsdocumenten uit het land van herkomst te overleggen (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van Tongeren over een frequentere toepassing van de borgsom als alternatief voor de voorlopige hechtenis (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van Tongeren/Schouw over het aanpassen van het uurtarief van de door de rijksoverheid ingeroepen rechtsbijstand (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van Tongeren c.s. over de beoordeling van substantiële schikkingen (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van der Staaij/Segers over uitstapprogramma's voor prostituees (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van der Staaij c.s. over extra budget voor vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van der Staaij c.s. over 3 miljoen euro extra voor de inkoop van forensische zorg (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Van der Staaij c.s. over 2,5 miljoen euro voor begeleiding rond werken en wonen voor ex-gedetineerden (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Bontes over stijging van het percentage opgepakte en bestrafte criminelen (33750-VI, nr. ;
  • de motie-Bontes over Volkert van der Graaf (33750-VI, nr. .

(Zie vergadering van 21 november 2013.)

De voorzitter:
De motie-Kooiman/Oskam (33750-VI, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De voorzitter:
De motie-Oskam/Van Oosten (33750-VI, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Recourt stel ik voor, zijn motie (33750-VI, nr. 56) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Schouw stel ik voor, zijn motie (33750-VI, nr. 69) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kooiman/Oskam (33750-VI, nr. was nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kooiman/Oskam (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kooiman c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gesthuizen (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Gesthuizen c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Oosten c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Oosten c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Azmani/Maij (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Helder (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Helder (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Fritsma (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Recourt c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Maij (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Maij (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Oskam/Van der Staaij (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Oskam c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Oskam/Van Oosten (33750-VI, nr. was nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, de PvdA en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Hijum (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de VVD, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Hijum c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen/Kooiman (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouw c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouw/Segers (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Segers c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Segers c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. De motie op stuk nr. 71 is aangenomen. Ik wil graag de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de bewindslieden van VWS om een brief vragen, waarin zij uitleggen hoe zij die motie gaan uitvoeren.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Segers/Mei Li Vos (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voordewind (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voordewind (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voordewind (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren/Schouw (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Segers (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij c.s. (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bontes (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Bontes (Bontes):
Voorzitter. U verwachtte het al, maar nu mijn motie onder stuk nr. 84 is aangenomen, wil ik graag van de regering weten hoe zij deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Bontes (33750-VI, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik kom terug op de motie op stuk nr. 63 over de vergroting van de effectiviteit van het terugkeerbeleid. Nu die motie is aangenomen, ontvang ik graag een brief van het kabinet over de uitvoering daarvan.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Water

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Water,

te weten:

- de motie-Jacobi/Hachchi over realistische scenario's voor watertekorten (33750-J, nr. 8);
- de motie-Hachchi c.s. over cofinanciering van combinatieprojecten voor waterbeheer en ruimtelijke ordening (33750-J, nr. 9);
- de motie-Hachchi over het onderhoud van de haven op Saba (33750-J, nr. 10);
- de motie-Geurts/Hachchi over de gevolgen van een weigerende schuif in de Oosterscheldekering (33750-J, nr. 11);
- de motie-Geurts/Dik-Faber over het combineren van de functies landbouw en waterbeheer (33750-J, nr. 12);
- de motie-Bisschop c.s. over meer ruimte voor projectontwikkeling in de waterkeringszone in Centraal Holland (33750-J, nr. 13);
- de motie-Smaling over een lagere minimumtemperatuur voor tapwater (33750-J, nr. 15);
- de motie-Dik-Faber/Geurts over een MIRT-verkenning naar de spoorbrug Ravenstein (33750-J, nr. 16).

(Zie wetgevingsoverleg van 18 november 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Hachchi stel ik voor, haar motie (33750-J, nr. 10) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Hachchi c.s. (33750-J, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts/Hachchi (33750-J, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De fractie van GroenLinks wordt geacht voor de vorige motie te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dat was de motie op stuk nr. 9. Waarvan akte, maar de motie blijft verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts/Dik-Faber (33750-J, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop c.s. (33750-J, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling (33750-J, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Geurts (33750-J, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming aangehouden motie Biobrandstoffen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Biobrandstoffen,

te weten:

  • de motie-Van Veldhoven c.s. over het openbaar maken van de aard en herkomst van biomassa en biobrandstoffen (32813, nr. ;
  • de motie-Remco Dijkstra over het handhaven van maximaal 10% bijmenging (32813, nr. .

(Zie vergadering van 3 oktober 2013.)

De voorzitter:
De motie-Van Veldhoven (32813, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar gewijzigde motie (32813, nr. 88, was nr. 62) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Remco Dijkstra (32813, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Brief Presidium onderzoek Algemene Rekenkamer

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van het Presidium over een verzoek aan de Algemene Rekenkamer inzake een onderzoek naar belastingontwijkingsconstructies in relatie tot het fiscale verdragennetwerk (33625, nr. 61).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met het advies van de commissie voor de Rijksuitgaven om de Algemene Rekenkamer te verzoeken, een verdiepend onderzoek in te stellen naar belastingontwijkingsconstructies in relatie tot het fiscale verdragennetwerk.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties begroting Wonen en Rijksdienst

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2014,

en over:

- de motie-Paulus Jansen over toewijzen van goedkope huurwoningen aan de primaire doelgroep (33750-XVIII, nr. 6);
- de motie-Visser/Knops over de gevolgen voor ondernemers van de nieuwe omgevingswetgeving (33750-XVIII, nr. 7);
- de motie-Van Klaveren over huisuitzetting bij ernstige overlast (33750-XVIII, nr. 8);
- de motie-Van Klaveren over handhaven van de antikraakwet (33750-XVIII, nr. 9);
- de motie-Van Klaveren/Wilders over een bouwstop voor nieuwe moskeeën (33750-XVIII, nr. 10);
- de motie-Van Klaveren over schrappen van de afbouw van de hypotheekrenteaftrek (33750-XVIII, nr. 11);
- de motie-Monasch/Schouten over verhogen van de inkomensgrens voor sociale huurwoningen tot €43.000 (33750-XVIII, nr. 12);
- de motie-Monasch/Schouten over "nul op de meter"-renovaties voor particuliere woningen (33750-XVIII, nr. 13);
- de motie-Albert de Vries over prioriteit voor vereenvoudiging van de bouwregelgeving (33750-XVIII, nr. 14);
- de motie-Albert de Vries over het aanmerken van de Achterhoek als krimpregio (33750-XVIII, nr. 15);
- de motie-Knops over de gevolgen van de Herzieningswet toegelaten instellingen (33750-XVIII, nr. 16);
- de motie-Knops/Verhoeven over een overzicht van de betaalbaarheid voor de verschillende groepen woningzoekenden (33750-XVIII, nr. 17);
- de motie-Verhoeven/Schouw over het uitbesteden van diensten (33750-XVIII, nr. 18);
- de motie-Verhoeven/Knops over de nationale hypotheekgarantie voor mensen met een variabel inkomen (33750-XVIII, nr. 19);
- de motie-Voortman over maatregelen om de energiebesparingsdoelstelling te halen (33750-XVIII, nr. 20);
- de motie-Klein over nieuw onderzoek naar het verhogen van de inkomensgrens tot €43.000 (33750-XVIII, nr. 21).

(Zie vergadering van 20 november 2013.)

De voorzitter:
De motie-Visser (33750-XVIII, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Visser en Knops, en luidt:

De motie-Monasch/Schouten (33750-XVIII, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Albert de Vries (33750-XVIII, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (33750-XVIII, nr. 20) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Paulus Jansen (33750-XVIII, nr. is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren/Wilders (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Monasch c.s. (33750-XVIII, nr. was nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Nu de motie op stuk nr. 12 is aangenomen, trekken wij de motie op stuk nr. 21 in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Klein (33750-XVIII, nr. is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

In stemming komt de motie-Monasch/Schouten (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Albert de Vries (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Albert de Vries (33750-XVIII, nr. was nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Knops (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Knops/Verhoeven (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Verhoeven/Schouw (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Verhoeven/Knops (33750-XVIII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties AWBZ

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO AWBZ,

te weten:

  • de motie-Leijten over een overgangsregeling ter voorkoming van snelle ontruiming na overlijden (30597, nr. ;
  • de motie-Leijten over het voorkomen van gedwongen verhuizingen door zorginstellingen (30597, nr. ;
  • de motie-Agema over het ongedaan maken van de bezuinigingen op de AWBZ (30597, nr. ;
  • de motie-Agema over terugbetalen van onterechte eigen betalingen aan bewoners (30597, nr. ;
  • de motie-Agema over de Agemagelden voor extra zorgmedewerkers en extra scholing (30597, nr. ;
  • de motie-Bergkamp c.s. over overleg met de zorgkantoren over het inkoopbeleid (30597, nr. ;
  • de motie-Keijzer over het zodanig inrichten van de financiering dat echtparen samen kunnen blijven wonen (30597, nr. .

(Zie vergadering van 21 november 2013.)

In stemming komt de motie-Leijten (30597, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (30597, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema (30597, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema (30597, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema (30597, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bergkamp c.s. (30597, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Keijzer (30597, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Handhaving (SZW)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Handhaving (SZW),

te weten:

  • de motie-Heerma/Van Weyenberg over monitoren van het begrip "verwijtbaarheid" (17050, nr. ;
  • de motie-Siderius/Heerma over onderzoek door de Nationale ombudsman naar het boetebeleid van UWV (17050, nr. ;
  • de motie-Siderius over het in gesprek gaan met gemeenten over het bijstandsverhaal (17050, nr. ;
  • de motie-Kerstens c.s. over de evaluatie van het certificeringssysteem van uitzendbureaus (17050, nr. .

(Zie vergadering van 21 november 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Heerma stel ik voor, zijn motie (17050, nr. 443) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Siderius/Heerma (17050, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius (17050, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kerstens c.s. (17050, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming aangehouden motie Energie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over Energie,

te weten:

  • de motie-Van Veldhoven over een andere invulling van de afspraak over kolencentrales (33750-XIII, nr. .

(Zie wetgevingsoverleg van 11 november 2013.)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het energieakkoord een afspraak gemaakt is om 5 oude kolencentrales te sluiten, en dat hiertegenover stond dat de kolenbelasting vanaf 2016 zou vervallen voor alle nieuwere kolencentrales;

overwegende dat de oude kolencentrales volgens de analyse van de ACM per 2021 sowieso gesloten zouden worden vanuit bedrijfseconomische overwegingen;

overwegende dat de kosten van het eerder sluiten van deze oude centrales onbekend is, waardoor de verhouding tussen die kosten en de misgelopen belastinginkomsten onduidelijk is, maar dat de afspraak in de bredere context van het energieakkoord moet worden bezien en dat die bredere afspraken in evenwicht moeten zijn;

overwegende dat er als gevolg van de analyse van de ACM op dit moment in SER-verband alternatieve scenario’s worden onderzocht om tot een andere invulling van de afspraak over de kolencentrales te komen;

verzoekt de regering, de Kamer actief te informeren over de voor en nadelen van de alternatieven en onderbouwing van de beleidskeuze,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105, was nr. 86 (33750-XIII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De voorzitter:
De motie-Van Veldhoven (33750-XIII, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar gewijzigde motie (33750-XIII, nr. 105, was nr. 86) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming aangehouden motie Spoor

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Spoor,

te weten:

  • de motie-Van Tongeren over stopcontacten in de tweede klas (29984, nr. .

(Zie vergadering van 3 oktober 2013.)

In stemming komt de motie-Van Tongeren (29984, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Vermeij

Ov, taxi en OV-chipkaart

Ov, taxi en OV-chipkaart

Aan de orde is het VAO Ov, taxi en ov-chipkaart (AO d.d. 01/10).


Termijn inbreng

De heer Bashir (SP):
Voorzitter. De SP heeft naar aanleiding van de invoering van de ov-chipkaart een onderzoek gedaan onder reizigers. Wij hebben gezien dat de prijzen van het openbaar vervoer echt dramatisch zijn gestegen. De SP heeft daarover een rapport opgesteld. Ik verzoek u om dat toe te voegen aan de Handelingen en rond te laten delen.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Bashir (SP):
Naar aanleiding van dit onderzoek wil ik ook een aantal moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat reizigers na de invoering van de ov-chipkaart geconfronteerd worden met absurde prijsstijgingen;

constaterende dat het bij deze stijging soms om tientallen procenten gaat;

verzoekt de regering, wettelijk te regelen dat de stijging van de tarieven in het openbaar vervoer niet hoger mag zijn dan de inflatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 550 (23645).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat reizigers bij problemen met de ov-chipkaart vaak niet weten waar ze terechtkunnen en regelmatig van het kastje naar de muur worden gestuurd;

van mening dat reizigers recht hebben op duidelijk informatie over de ov-chipkaart en een goede afhandeling van hun klachten;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat er één ov-chipkaartloket komt waar de reiziger terechtkan voor informatie en klachtafhandeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 551 (23645).

De heer Hoogland (PvdA):
Ik zie het rapport van de SP zojuist voor het eerst. Toevallig heb ik een maand geleden tijdens een algemeen overleg namens de Partij van de Arbeid precies hetzelfde voorgesteld. Het is mooi dat de heer Bashir en ik het hierover dus eens zijn. In hoeverre was u bij het schrijven geïnspireerd door de inbreng die de Partij van de Arbeid in oktober leverde?

De voorzitter:
Ik verzoek de woordvoerders om via de voorzitter te spreken.

De heer Bashir (SP):
Ik heb toen diezelfde onderwerpen ook naar voren gebracht. Ik ben heel blij dat wij hierin blijkbaar samen kunnen optrekken. Ik heb de motie nu ingediend. Als de heer Hoogland die wil ondertekenen, is dat wat mij betreft prima. Dat is geen probleem.

De heer Hoogland (PvdA):
In het rapport van de SP gaat het over minder prijsstijgingen, over het daarop een beetje controle houden, over het niet uit de pan laten rijzen van de prijzen. Al die punten zijn in oktober ook al genoemd. Mijn vervolgvraag is natuurlijk, of de heer Bashir zich kan herinneren dat de staatssecretaris toen heeft gezegd dat zij met al die punten aan de slag zal gaan.

De heer Bashir (SP):
Het lijkt mij sterk dat alle punten die in ons rapport staan, door de staatssecretaris toen zijn omarmd. Ik ben benieuwd naar haar reactie op het rapport. Als de heer Hoogland gelijk heeft en als alle punten die in ons rapport worden genoemd, worden overgenomen door de staatssecretaris, ben ik een blij mens en heb ik niets meer te wensen.

Ik kom op mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er tot op heden geen volwaardig alternatief is geboden door het stads- en streekvervoer voor het Viziris-abonnement waarmee blinden en slechtzienden eenvoudig kunnen reizen met de ov-chipkaart;

overwegende dat deze Viziris-abonnementen dit jaar allemaal aflopen en deze groep reizigers vervolgens is aangewezen op het gebruiksonvriendelijke Sentire-product;

verzoekt de regering, voor 2014 het Viziris-abonnement weer in te voeren en deze kaart niet van de markt te halen voordat er een volwaardig reisproduct is waarmee blinden en slechtzienden eenvoudig kunnen reizen met de ov-chipkaart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 552 (23645).

Mevrouw De Boer (VVD):
Ik kan doorgaan op de lijn van de heer Hoogland. Ik meen namelijk dat de VVD hiervan ook een groot punt heeft gemaakt tijdens het algemeen overleg. Wij hebben daarover toen een toezegging gekregen van de staatssecretaris. Zij deelde oprecht de woede van de Kamer over dit punt. Eigenlijk is dus al gebeurd wat wij wensten. Dit is al in gang gezet. Ik vermoed daarom dat de staatssecretaris de motie overbodig zal verklaren. Wat waren de motieven van de heer Bashir om hierover toch een motie in te dienen? Heeft hij geen vertrouwen in wat de staatssecretaris hiermee gaat doen?

De heer Bashir (SP):
Ik neem aan dat het om het laatste punt gaat, over slechtzienden en blinden. We hadden een heel mooi product, het Viziris-abonnement. Die abonnementen lopen januari 2014 af. Wij willen dat het Viziris-abonnement behouden blijft zolang er geen goed alternatief is. Ik heb geïnformeerd naar de laatste stand van zaken. Ik heb begrepen dat er nog steeds gesproken wordt. Er is nog steeds geen oplossing. Ik zie de motie als een drukmiddel. De motie verzoekt, het Viziris-abonnement te behouden zolang er geen goed alternatief is. Slechtzienden en blinden mogen niet aan hun lot worden overgelaten. Daarom deze motie.

Mevrouw De Boer (VVD):
Ik concludeer dat we het van harte met elkaar eens zijn. Het is een zeer sympathieke motie. Alleen was de staatssecretaris al begonnen met de uitvoering voordat u haar had ingediend. Maar dat terzijde.

De voorzitter:
Dat horen wij zo dadelijk van de staatssecretaris.

De heer Bashir (SP):
Mocht het zo zijn dat de motie uitgevoerd wordt en het Viziris-abonnement behouden kan blijven, dan trek ik de motie in. Maar mocht dat niet het geval zijn, dan ben ik blij dat de VVD de motie steunt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Fryslân een proef loopt met een alternatief voor de ov-chipkaart, het Duitse Touch & Travel, waarmee elke reiziger met een mobieltje kan "reizen op rekening" van deur tot deur (ook in en naar het buitenland en vice versa) zonder bij overstappen onderweg te hoeven uit- en in te checken;

constaterende dat telecomaanbieders al sinds jaar en dag capaciteit bij elkaar inkopen waardoor de klant te maken heeft met één aanbieder en wereldwijd gebruik kan maken van de netwerken van andere aanbieders, het zogenaamde roaming;

overwegende dat het ov-chipkaartsysteem niet voorziet in roaming terwijl dit reisgemak optimaal kan faciliteren, zoals: één loket, één tariefsysteem, geen problemen met dubbel opstaptarief, single check-in en check-uit, en concessiegrenzen overstijgende reisproducten (nationaal en internationaal);

verzoekt de regering, de transformatie richting ov-chip 2.0 maximaal te stimuleren door zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 1 januari 2016 te bewerkstelligen dat:

1. TLS het ov-chipkaartplatform opent zodat ook aanbieders van andere betaalsystemen, zoals Touch & Travel, efficiënt gebruik kunnen maken van bestaande controle en in- en uitcheckapparatuur;
2. Een systeem van roaming mogelijk wordt onder toezicht van de ACM, zodat elke partij die vervoer wil aanbieden, capaciteit kan inkopen en/of verrekenen bij ov-bedrijven en vrij is om deze ingekochte capaciteit aan te bieden tegen zelf vorm te geven reisproducten en prijzen, zoals kilometerbundels met een tarief voor trein, tram en bus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 553 (23645).

De heer De Rouwe (CDA):
TLS wordt specifiek in de motie genoemd en staat in de schijnwerpers. Van wie wordt het? Daar wordt een voorschot op genomen. Kan de ChristenUnie aangeven van wie TLS in de toekomst moet zijn? Moet dat de rijksoverheid zijn of met name de NS? Ik krijg daar graag meer duidelijkheid over.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil daar graag op een later moment nog het debat over voeren. Ik vind het heel belangrijk dat TLS het ov-chipkaartplatform opent. Laten we op een later moment over de vraag van de CDA-fractie met elkaar in debat gaan.

De heer De Rouwe (CDA):
Dat vind ik prima, geen probleem. Wat voor ons van belang is, is dat er discussie is over TLS en de vorm waarin het moet worden gegoten. Ook ik heb daar nog vragen en twijfels over. Ik wil mij met deze motie niet vastleggen dat het coûte que coûte TLS moet zijn dat het in 2016 moet doen. Ik wil de optie openhouden dat het ook op een andere manier kan. Het gaat mij meer om het doel. Deelt de ChristenUnie dat met mij, zodat we die ruimte openhouden voor het debat dat eventueel nog komt? In dat geval kunnen wij de motie van harte steunen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat het doel van onze motie helder is. Wij willen de markt voor de ov-chipkaart open gooien. Dat is het allerbelangrijkste. Er moeten aanbieders komen, los van vervoerders, voor kilometers. Al het andere is daaraan ondergeschikt. Het doel staat overeind. Hoe we TLS en andere zaken dan organiseren, daar komen we later op terug. Ik hoop dat dit voldoende is om het CDA ook te overtuigen.

De heer De Rouwe (CDA):
Mevrouw de voorzitter. We hebben vrij kort na het AO een hoorzitting gehad over de ov-chipkaart. Ik vond het een beetje ontluisterend en ontstellend om te horen van met name de reizigersorganisaties dat zij pas na ongeveer vier, vijf jaar betrokken werden bij de ov-chipkaart 1.0. Er waren toen al heel veel problemen. Ze zijn er vooraf nooit bij betrokken en konden pas achteraf aangeven wat er verbeterd moest worden. Ik vind dat reizigers bij alle nieuwe ontwikkelingen rond de ov-chipkaart een veel prominentere positie moeten krijgen en dat ze er niet pas na vier jaar bij moeten worden betrokken als er problemen zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ov-chipkaart door innovatieve ontwikkelingen aangepast en bijgesteld zal worden;

overwegende dat het wenselijk is dat consumentenorganisaties als primaire gebruikers voluit betrokken worden bij dat proces en zichtbare invloed daarop hebben;

roept de regering op om in overleg te treden met de (reizigers)consumentenorganisaties met als inzet hen voluit te betrekken bij het verder ontwikkelen van de ov-chipkaart;

verzoekt de regering, de resultaten daarvan naar de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 554 (23645).

De heer Hoogland (PvdA):
Ik heb een verhelderende vraag aan de heer De Rouwe. Hij heeft dit punt eerder gemaakt en toen had hij het over een vetorecht voor reizigers. In de motie heeft hij het daar niet over. Wil hij nu een vetorecht of niet?

De heer De Rouwe (CDA):
Het CDA zou inderdaad graag een vetorecht willen, maar ik heb in de publieke reacties gezien dat daar geen draagvlak voor is in het parlement. Als reaalpoliticus kies ik nu daarom voor een iets afgezwakte motie, maar wat ons betreft zouden de reizigersorganisaties een vetorecht moeten krijgen.

De heer Hoogland (PvdA):
Dan kan ik alleen de conclusie trekken dat u doet wat u vaker zou moeten doen, namelijk realistische politiek bedrijven. Dat is mooi.

De heer De Rouwe (CDA):
Ik zie dit als een goede aanmoediging om door te gaan op de weg die ik al lang geleden heb ingezet. Hartelijk dank daarvoor. We zullen ook kijken of we dit op andere momenten, bij andere dossiers, bij andere Kamerleden ook kunnen doen. Maar laten we elkaar blijven aanspreken.

Ik wil graag nog een andere motie indienen. Die gaat over het feit dat er een NOVB wordt ingesteld. In gewone mensentaal houdt dat in dat alle partijen op de ov-markt bij elkaar worden geroepen en samen met oplossingen zullen komen. Alleen is de reiziger weer niet aanwezig binnen het NOVB. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de intentieverklaring Platform voor Overleg, Samenwerking en Besluitvorming OV-Chipkaart van 5 december 2012 afgesproken is dat er een NOVB ingesteld zal worden;

overwegende dat in genoemde intentieverklaring aan consumentenorganisaties adviesrecht wordt gegeven;

overwegende dat daardoor de consumentenorganisaties geen volwaardige partij zijn bij het overleg van het NOVB;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de leden van het NOVB teneinde de reizigersorganisaties in die organisatie een volwaardige plaats te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 555 (23645).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Net als de fractie van de SP en anderen in deze Kamer maken wij ons ernstig zorgen over slechtzienden die het Viziris abonnement moeten gaan missen. We hebben net even kort overlegd. Ik sluit mij aan bij de motie van de SP op dit punt. Dus in plaats van twee losse moties, staat mijn naam nu ook onder de motie van de SP.

De heer Bashir (SP):
Ik kan bevestigen dat mevrouw Van Tongeren geacht wordt mijn laatste motie medeondertekend te hebben.

De voorzitter:
Dan wordt motie op stuk nr. 552 nu dus ondertekend door de heer Bashir en mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben blij met de vraag van de heer Hoogland, want ik heb een soortgelijke "wie inspireert wie"-motie. Mevrouw Van Veldhoven en ik hebben een tijd geleden een motie ingediend over de vraag wat er gebeurt met het geld dat door incomplete transacties niet helemaal duidelijk boven tafel komt. Tot ons genoegen lazen wij een tweet van de heer Hoogland dat geld van reizigers weer terug moet naar de reiziger en dat er onderzoek moet komen over verkeerd uitchecken. Mevrouw Van Veldhoven en ik hebben dus besloten om dezelfde motie nog een keer voor te leggen. Wij hopen natuurlijk op steun van de hele Kamer maar vooral ook van de PvdA-fractie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het dikwijls voorkomt dat reizigers vergeten in- en uit te checken waardoor er te veel saldo van hun ov-chipkaart wordt afgeschreven;

constaterende dat reizigers recht hebben op teruggaaf van het misgelopen geld bij incomplete transacties, maar dat velen dit niet terugvragen of niet eens weten dat dat mogelijk is;

overwegende dat deze gelden de reiziger toebehoren en daarom niet zomaar mogen verdwijnen op de jaarlijkse winstuitkering van de vervoerders;

verzoekt de regering, inzicht te krijgen in het totale bedrag aan niet-teruggevraagde gelden sinds de ov-chipkaart is ingevoerd en dit te specificeren naar vervoerder;

verzoekt de regering tevens, er bij de vervoerders op aan te dringen dat zij de gelden van de incomplete transacties ten goede laten komen aan de reiziger,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 556 (23645).

De heer Hoogland (PvdA):
Voorzitter. Vanochtend is er een petitie aangeboden door de Consumentenbond. Meerdere leden zijn daarbij aanwezig geweest. In die petitie wordt gevraagd om één loket voor de ov-chipkaart, één plek dus waar je dingen kunt regelen voor de kaart, zodat je niet van de vervoerder naar TLS en weer terug hoeft, en van het kastje naar de muur. Ik vraag de staatssecretaris dus om nog wat inzet te plegen om ervoor te zorgen dat mensen duidelijk naar één loket kunnen om hun vragen te stellen over de chipkaart.

De heer Bashir (SP):
Diezelfde vraag stel ik aan de heer Hoogland. Is hij bereid om enige inzet te plegen om dat voorstel aangenomen te krijgen?

De heer Hoogland (PvdA):
Precies dat doe ik volgens mij nu. Om de vraag van de heer Bashir nog iets meer te beantwoorden: ik heb aan de initiatiefnemers laten weten dat ik hun voorstel steun.

De heer Bashir (SP):
Dat is heel goed nieuws. In een van de moties die ik heb ingediend vraag ik om één loket. Kan ik ervan uitgaan dat de heer Hoogland die motie steunt?

De heer Hoogland (PvdA):
Wij zijn voorstander van één loket voor de ov-chipkaart. De staatssecretaris kan dat niet allemaal zelf regelen. Ook de vervoerders moeten dat doen. Zij moeten daarvan het belang inzien. Ik zeg de heer Bashir toe dat ik zijn motie even zal lezen en hem vervolgens zal aangeven hoe wij daarover stemmen. De gedachte daarachter moet zijn dat er één loket komt waar je terechtkunt met je klachten over de chipkaart.

De voorzitter:
De staatssecretaris heeft twee minuten nodig.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Ik dank de SP-fractie voor haar boekwerk. Ik zag dat het niet een heel dik boekwerk is, maar ik neem het graag in ontvangst. Ik ga ervan uit dat de SP-fractie er graag een reactie op krijgt. Bij het volgende AO zal ik erop terugkomen en er een reactie op geven.

Ik begin met de motie-Bashir op stuk nr. 550. Ik ben het eens met de heer Bashir en anderen dat extreme prijsstijgingen voor reizigers onwenselijk zijn. Tegelijkertijd hebben we gekozen voor decentralisatie en een stuk tariefvrijheid. Met de wetgeving maak ik het mogelijk om nadere regels te stellen aan producten en tarieven. Het is niet mijn bedoeling om landelijk de hoogte van de tarieven te bepalen. Vooruitlopend op de wetgeving werkt het NOVB aan een overzichtelijk landelijk productaanbod. Ik wil partijen eerst de ruimte geven om er gezamenlijk uit te komen, zodat in het belang van de reiziger de oplossing wordt gevonden. De Kamer kent mijn "goedschiks/kwaadschiks"-redenering. Wanneer het in het NOVB niet lukt om dat besluit te nemen, weet de Kamer dat ik dit bij wet wil regelen. Omdat dit op dit moment loopt, verzoek ik de heer Bashir om de motie aan te houden.

De voorzitter:
Het verzoek is om de motie aan te houden.

De heer Bashir (SP):
Is de staatssecretaris niet bereid om de motie als een stok achter de deur te gebruiken voor het geval dat men er niet uitkomt?

Staatssecretaris Mansveld:
Nee. Het verzoek in de motie is om wettelijk te regelen dat de stijging van de tarieven in het openbaar vervoer niet hoger is dan de inflatie. Ik wil op voorhand niet die piketpalen op deze wijze slaan. Ik wil de partijen de kans geven om eruit te komen en anders te bezien wat we bij wet regelen.

De heer Bashir (SP):
Het lijkt mij toch niet te veel gevraagd om een maximum te stellen aan de prijsstijging. We stellen geen maximumtarieven, maar bepalen alleen hoeveel de prijzen ieder jaar maximaal mogen stijgen. In mijn motie heb ik de inflatie genomen als maximumstijging. De staatssecretaris kan nog zeggen dat er gekeken moet worden of er enige ruimte gemaakt kan worden, maar om bij voorbaat te zeggen dat elke prijsstijging is toegestaan — ik noem als voorbeeld Den Haag, waar dat recentelijk is gebeurd — lijkt mij toch vrij absurd.

Staatssecretaris Mansveld:
Ik denk dat de heer Bashir mijn woorden in die zin ondersteunt. Hij heeft het over elke prijsstijging en elke wijziging, maar dat is niet aan de orde. Dat is de andere kant van het verhaal. Het lijkt mij echter onverstandig om het op dit moment op deze manier dicht te timmeren. Als de heer Bashir de motie niet aanhoudt, dan ontraad ik haar.

Voorzitter. In de motie-Bashir op stuk nr. 551 wordt de regering verzocht, te bewerkstelligen dat er één ov-chipkaartloket komt waar de reiziger terechtkan. Ik vind deze motie sympathiek. De heer Hoogland heeft gevraagd of ik bereid ben, mij in te zetten om dat te realiseren. Ja, daarvoor wil ik mij inzetten. Bij de partijen en het NOVB, waar dit op de agenda staat, zal ik hiervoor dringend aandacht vragen. Als we het hebben over het centraal stellen van de reiziger, moet de reiziger laagdrempelig vragen kunnen stellen of een klacht over de ov-chipkaart kunnen indienen. Het moet duidelijk zijn voor reizigers bij wie zij terechtkunnen voor welk probleem. In de meeste gevallen is dat de vervoerder waarmee ze reizen. Ik wil met het NOVB, waarin de vervoerders vertegenwoordigd zijn, kijken naar de mogelijkheden van één laagdrempelig en herkenbaar loket. Ik kan nog een heel verhaal houden, zo zie ik op mijn papier, maar als ik de motie zo mag lezen dat ik mij in het NOVB sterk maak voor één loket, dan beschouw ik haar als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer.

De motie-Bashir/Van Tongeren op stuk nr. 552 gaat over het Viziris-abonnement. Ik moet toegeven dat de heer Bashir vasthoudend is; dat kan hem niet ontzegd worden. Voor het spoor is er de OV-chip Plus. Daar is iedereen tevreden mee. De decentrale overheden hebben met de Oogvereniging afgesproken om de mogelijkheden voor het reizen op rekening met in- en uitchecken in stad- en streekvervoer gezamenlijk te onderzoeken. Daar zijn ze nu mee bezig, zoals ik al heb gezegd. Ik vind dat dit snel moet kunnen. Daar zit ik bovenop. Als de partijen daar niet uit komen, hebben ze wat mij betreft iets uit te leggen. Ze zijn nu bezig. Ik verwacht de uitkomsten van de partijen zelf in januari. In die zin zie ik deze motie als ondersteuning van het beleid en verzoek ik de indieners om de motie aan te houden totdat duidelijk is waarop de partijen zelf uitkomen.

De voorzitter:
Het verzoek is om de motie aan te houden.

De heer Bashir (SP):
Dat begrijp ik niet helemaal. De staatssecretaris zegt dat de motie ondersteuning van het beleid is en vraagt om de motie aan te houden om te bekijken waarmee de partijen komen. In de motie staat echter dat, als de partijen er niet uit komen, de staatssecretaris het Viziris-abonnement moet laten doorgaan. Volgens mij kan het dus allebei.

Staatssecretaris Mansveld:
U vraagt om herinvoering van het Viziris-abonnement. Dat kan ik u niet toezeggen. Ik vind dat de partijen daar samen uit moeten komen. Als zij daaruit komen, hebben ze — zoals ik al zei — iets uit te leggen. U loopt met de motie vooruit op de conclusie en ik wil die conclusie eerst aan de partijen laten.

De heer Bashir (SP):
Nee, in de motie wordt niet gevraagd om herinvoering van het Viziris-abonnement. In de motie wordt gevraagd om, zolang er geen goede oplossing is, het Viziris-abonnement in stand te houden. Met andere woorden: als de partijen er niet uit komen, willen wij het Viziris-abonnement. Dat lijkt mij niet te veel gevraagd, want we kunnen de blinden en de slechtzienden natuurlijk niet aan hun lot overlaten. Er moet echt een optie zijn om ook na 1 januari de problemen van die mensen op te lossen als de partijen er niet uit komen.

Staatssecretaris Mansveld:
De partijen zijn aan het praten. Ik wil niet vooruitlopen op wat we gaan doen als er geen oplossing zou zijn. Ik ga er als positief mens van uit dat er een oplossing gaat komen. Ik wil de oplossing afwachten die de partijen zelf gaan aandragen.

De voorzitter:
Als de motie niet wordt aangehouden — daar vroeg u de heer Bashir om — wat is dan uw oordeel?

Staatssecretaris Mansveld:
Dan ontraad ik de motie, want ik vind dat wij niet vooruit moeten lopen op wat wij vervolgens gaan doen en niet moeten dicteren waarop de partijen uit moeten komen. Ik wil dit graag eerst afwachten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Als medeondertekenaar van de motie vraag ik de staatssecretaris welke deadline zij dan stelt. Het huidige abonnement loopt immers af. De staatssecretaris wil het huidige abonnement niet nog even behouden totdat via de onderhandelingen het nieuwe abonnement er is. Zij gaat ervan uit dat het nieuwe abonnement er op tijd is. Als dat niet gebeurt, wat is dan de oplossing van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Mansveld:
De decentrale overheden en de vervoerders hadden destijds goede redenen om van het Viziris-product af te stappen. We hebben de partijen weer aan tafel gekregen. We hebben daar druk op gezet door te zeggen dat zij eruit moeten komen. Ik ga ervan uit dat zij er begin 2014 uit komen. Als dat niet zo is, zullen we op dat moment verder moeten kijken, maar ik heb goede hoop dat de partijen eruit gaan komen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De mensen met abonnementen die aan het eind van het jaar aflopen, zitten dus een, twee of drie maanden zonder een vervoersproduct waarmee deze kleine, kwetsbare groep gebruik kan maken van het Nederlandse openbaar vervoer. Dit gebeurt alleen als de onderhandelingen mislukken. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of er iets is wat echt als een stok achter de deur wordt gezien om voor deze groep op te komen; misschien willen we de tekst van de motie ook wel een beetje aanpassen.

Staatssecretaris Mansveld:
Ik ga mezelf herhalen, maar dat ga ik toch doen, want ik denk dat dit belangrijk is. Er zijn destijds goede redenen geweest om van het Viziris-product af te willen en in plaats daarvan een ander project aan te bieden. U hebt toen terecht een aantal punten aangekaart. U hebt gezegd dat hier druk op gezet moet worden. Dat heb ik gedaan. De partijen zijn in gesprek. Ik zeg u dat de partijen goed in gesprek zijn. Ik ga ervan uit dat er een oplossing komt, maar dat kan ik niet garanderen. Als er geen oplossing komt, hebben de partijen iets uit te leggen en zullen we op dat moment moeten bekijken wat er gaat gebeuren, maar er is afscheid genomen van het Viziris-product. Hier wordt gesteld dat het Viziris-product dan weer terugkomt. Ik denk dat wij daar nu niet op deze manier mee om moeten gaan. Ik vind dat we dit af moeten wachten.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Mansveld:
Ik denk overigens dat ook het feit dat wij dit debat hebben, door de partijen als druk ervaren zal worden. Dan kom ik op de vierde motie, op stuk nr. 553, van mevrouw Dik-Faber en mevrouw De Boer. Deze gaat over Touch and Travel en over roaming. Laat ik vooropstellen dat ik nieuwe technieken toejuich. Ik denk dat het belangrijk is dat wij onszelf ontwikkelen. Als ik kijk naar wat er kan met de smartphones en bedenk dat de eerste smartphone in 2006 voorkwam, denk ik dat er enorme stappen zijn gezet voor diverse doelgroepen. De vervoerders hebben diverse initiatieven genomen die erop zijn gericht om het huidige ov-betaalsysteem te verbeteren en dit is er één van. Het heet Touch and Travel en het is een pilot van Arriva.

Ik wil echter niet dat we weer naar verschillende technieken gaan. We proberen nu bij de ov-chipkaart eenduidigheid te krijgen. Ik vind het belangrijk dat de verschillende initiatieven goed aansluiten bij het huidige ov-betaalsysteem in Nederland, zodat de continuïteit en betrouwbaarheid ervan te allen tijde zijn geborgd. We hebben afgesproken dat de verschillende initiatieven en de resultaten daarvan zullen worden gedeeld in het NOVB. Ik ga ervan uit dat deze pilot daar een van is. In NOVB-verband wordt gewerkt aan een visie op de ov-chipkaart 2.0. Dat moet zicht geven op een transitiepad. Ik ga ervan uit dat die input gaat plaatsvinden. Dat is een traject dat loopt. Ook hier vraag ik om de motie aan te houden, om te kijken hoe de ontwikkelingen verdergaan. Ik vind het belangrijk dat deze motie er is. Het is belangrijk dat die techniek wordt ondersteund, maar wel in de hele keten. In die zin is zij een stok achter de deur, maar omdat de datum 1 januari 2016 wordt genoemd, ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Ik kijk naar de indieners van de motie.

Mevrouw De Boer (VVD):
Ik zou het eigenlijk om willen keren. Er is uitgebreid over gesproken in het AO. Deze motie is een aansporing om verder te denken over de ingeslagen weg. De motie geeft een aantal handreikingen. Als je het omkeert, zou de staatssecretaris kunnen zeggen dat zij met deze motie in de hand die overleggen in gaat. Natuurlijk komt zij terug bij de Kamer, als zij vindt dat dingen anders moeten, maar laat dit een helder signaal zijn dat de Kamer die kant op wil denken. In Friesland wordt nu een pilot met Touch and Travel geïntroduceerd. Dat is een goed voorbeeld van hoe het zou kunnen. Ik denk dat de staatssecretaris, de VVD en de ChristenUnie elkaar goed kunnen vinden, als zij die motie meeneemt en kijkt hoe ver zij daarmee komt. Dan komt zij terug bij de twee partijen die de motie hebben ingediend en dan zien wij wel waar wij uitkomen.

Staatssecretaris Mansveld:
Zo zou ik de motie graag lezen, maar ik lees dat er staat: "uiterlijk 1 januari 2016 te bewerkstelligen dat". Ik vind dat dit soort data niet helpen bij het proces van innovatie, vernieuwing en nieuwe technieken, met als onderliggende gedachte dat ik vind dat het voor alle reizigers moet gelden en dat er eenduidigheid in die markt moet zijn. Ik begrijp dat deze motie is bedoeld om te gebruiken als een steun, maar vervolgens wordt er over een jaar gevraagd wat de stand van zaken is en of 1 januari wordt gehaald. Daar wil ik mij liever niet op vastleggen.

Mevrouw De Boer (VVD):
Dan mogen de notulen van deze vergadering erbij worden gepakt en dan wrijft u mij hard onder de neus dat het een streefdatum was. Ik zou het om willen keren. Laten we niet hopen dat het later wordt. Het is een product waarbij de ontwikkeling nooit stil zal staan. Ook na 2016 zullen er nieuwe ontwikkelingen zijn. Ik denk dat het goed is om een streefdatum te hebben, maar dat die niet in graniet is gehouwen. Laten we elkaar niet op die manier bejegenen als het 1 januari 2016 is.

Staatssecretaris Mansveld:
Er staat: uiterlijk … te bewerkstelligen dat. Als ik hoor dat dit een streefdatum wordt, en als de tekst in die zin wordt gewijzigd, dan kan ik mij voorstellen dat ik veel meer ruimte voor de motie heb.

Mevrouw De Boer (VVD):
In het AO is door de ChristenUnie en de VVD heel helder naar voren gebracht dat wij in die richting denken. Ik zou zeggen: neem deze motie ter hand, laten we dat pad kiezen en bekijken wat voor moois we kunnen krijgen als het gaat om de ov-chipkaart.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik kan mij aansluiten bij het betoog van collega De Boer. De staatssecretaris gaf in haar reactie op deze motie aan dat zij ook naar de technische kant van het geheel kijkt. Dat is uiteraard niet onbelangrijk, maar ik vind de technische kant wel ondergeschikt aan het doel dat wij met elkaar willen bereiken, namelijk de ov-chipkaart 2.0, met een systeem van roaming, met uiteindelijk één loket en één tariefsysteem. Dat wil ik de staatssecretaris graag meegeven. Het doel van deze motie is niet om het voor de reizigers weer heel ingewikkeld te maken, integendeel. Wij willen juist een echte ov-gemakskaart, met alle voordelen die in de motie genoemd worden.

Staatssecretaris Mansveld:
Ik ben het voor een heel groot deel eens met mevrouw Dik-Faber. Zij stelt echter voorwaarden: wij willen dat het zo gebeurt, het moet via roaming et cetera. Ik wil nieuwe technieken niet op die manier inbinden. Ik vind het een goede pilot van Arriva. Ik zal ook blij zijn als Arriva die inbrengt in het NOVB, opdat dit gedragen wordt, maar ik wil heel graag dat alle vervoerders op één lijn komen voor betaalsystemen. Ik heb immers lessen geleerd en ik hoop dat de Kamer die lessen ook heeft geleerd. Als ik de motie zo mag lezen, dat de datum van 2016 een streefdatum is, en dat wij op weg gaan naar een kaart 2.0, maar dat de techniek en de innovatie gelaten worden aan de vervoerders, dan zie ik de motie als ondersteuning van beleid en neem ik haar op die manier mee.

Ik ben er vrij scherp in en ik wil ook wel toelichten waarom. Op dit moment zijn wij het met elkaar eens. Wij hebben hetzelfde doel voor ogen. De letter van de motie kan in de toekomst door opvolgers en anderen echter anders gelezen worden. Het dictum wordt er dan zo makkelijk bij gepakt. Op dit moment zal ik zeggen dat ik vertrouwen heb in de Kamer.

De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Mansveld:
Ik dacht: eindelijk eens wat minder moties. Er worden over dit onderwerp altijd zo veel moties ingediend. Nu zijn er weinig moties ingediend, maar spreken wij er lang over.

Ik ga over naar de motie-De Rouwe op stuk nr. 554. Ik hecht er grote waarde aan dat consumentenorganisaties betrokken worden bij de ontwikkelingen binnen het ov-betaaldomein, dus ook op het gebied van de ov-chipkaart 2.0. Dat heb ik ook meegegeven aan de onafhankelijke voorzitters van het NOVB. Daar vinden die gesprekken plaats. Inmiddels hebben ook meerdere gesprekken plaatsgevonden met consumentenorganisaties over de invulling van hun rol in het NOVB. Sterker nog, ik heb persoonlijk twee gesprekken daarover gevoerd met consumentenorganisaties. Daar hebben wij onze ideeën gedeeld. De consumenten hebben de voorzitters van het NOVB, het directeurenoverleg, de ruimte gegeven om een vorm van betrokkenheid te vinden. Aan de consumentenorganisaties is gevraagd om aan te sluiten bij het NOVB-directeurenoverleg en daar actief in te participeren. Daar worden alle problemen op tafel gelegd. In die zin zie ik de motie als ondersteuning van beleid.

De voorzitter:
Mijnheer De Rouwe, u mag heel kort een vraag stellen. Ik probeer een beetje de vaart erin te houden.

De heer De Rouwe (CDA):
Zeker, gelijk hebt u. Krijgen de reizigersorganisaties dan ook een positie die gelijk is aan die van de directeuren?

Staatssecretaris Mansveld:
Ja, ze zijn een volwaardige partij in dat overleg. Als het naar het niveau getild wordt waarop bestuurlijke besluiten genomen worden, vind ik het niet juist dat de consumentenorganisaties daarbij aan tafel zitten. Op dat moment zitten daar immers de bedrijven aan tafel die met hun eigen bedrijfsoverwegingen het uiteindelijke besluit nemen. De bedoeling is dat het besluit wordt afgerond in het directeurenoverleg. Bij onenigheid wordt opgeschaald. In het directeurenoverleg wordt alles op tafel gelegd. Daar wordt in feite het volledige besluit voorgekookt. Daarbij is de consumentenorganisatie aanwezig als volwaardig partner.

De heer De Rouwe (CDA):
Dat vind ik een stap in de goede richting. Het is terecht. De consumentenorganisaties zitten echter niet aan de tafel daarboven. Dat vind ik een beetje moeilijk. Het zijn immers allemaal besluiten die de reizigers betreffen. De directeuren hebben maar één belang. Zij roepen altijd dat het hun om de reizigers is te doen; voor een deel geloof ik dat, maar voor een deel ook niet. Het gaat hun ook heel vaak om de eigen bedrijfsvoering. Bij de ov-chipkaart heeft de hele Kamer gezien en gehoord hoe het ging: pas na vier, vijf jaar mochten de reizigersorganisaties aanschuiven, omdat de kaart barstensvol fouten zat. Ik zou van de staatssecretaris dus toch graag een nadere duiding willen van de rol van de consumentenorganisaties als er echt besluiten worden genomen, als er knopen worden doorgehakt, want dan kan ik nagaan of ik mijn motie wellicht intrek.

Staatssecretaris Mansveld:
In principe komt men in het directeurenoverleg tot volledige besluitvorming. Daarin wordt alles doorgesproken. Onder leiding van de heer Janse de Jonge wordt alles wat ingebracht wordt, in het NOVB besproken. Op het moment dat er onenigheid ontstaat of men er niet uitkomt, wordt het een niveau hoger gedeeld. Daar worden de besluiten genomen door mensen die ook doorzettingsmacht in de organisaties hebben. Ik vind het niet juist als op dat moment de consumentenorganisaties aansluiten. Het gaat om een overleg waarin alles wordt besproken en waarin in principe tot besluitvorming wordt overgegaan. Ik vind dat consumentenorganisaties daaraan kunnen deelnemen op het moment dat het om besluitvorming gaat van de bedrijven zelf. In geval van calamiteiten of onenigheid binnen het directeurenoverleg, is het aan de kleine groep die daar zit. Die groep functioneert op zo'n wijze dat hem het zwaard van Damocles boven het hoofd kan hangen. Die groep moet de moeilijke beslissingen nemen. Dat betekent dat de consumentenorganisaties volledig betrokken zijn bij alles wat naar dat overleg gaat.

De voorzitter:
Dat lijkt mij helder. U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Hiermee geef ik eigenlijk al een reactie op de motie-De Rouwe op stuk nr. 555. Ik zie haar dan ook als ondersteuning van beleid.

Ik kom op de motie-Van Tongeren/Van Veldhoven op stuk nr. 556. Ik ben het er hartgrondig mee eens dat het geld bij de reiziger terug dient te komen. Het onderzoek loopt ook al. Als er geld overblijft als gevolg van incomplete transacties, moet dat ten goede komen aan de reiziger en het openbaar vervoer. Als uit de resultaten van het onderzoek naar incomplete transacties blijkt dat er geld overblijft, zullen in samenspraak met consumentenorganisaties, overheden en vervoerders afspraken moeten worden gemaakt over de wijze waarop dat geld wordt besteed. De vervoerders zullen hiertoe een voorstel doen in het NOVB. Ik zie deze motie dan ook als ondersteuning van beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris. Volgens mijn gegevens blijft zij nog even bij ons voor het volgende verslag van een algemeen overleg. Ik dank de indieners van de moties. Over de moties zal volgende week worden gestemd.

Grondstoffen en afval

Grondstoffen en afval

Aan de orde is het VAO Grondstoffen en afval (AO d.d. 14/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Op haar verzoek, geef ik als eerste het woord aan mevrouw Van Veldhoven. Zij heeft namelijk nog andere verplichtingen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Laat mij allereerst mijn collega's danken dat zij mij in de gelegenheid stellen om als eerste te spreken tijdens dit VAO, ondanks het feit dat ik niet de aanvrager ben. Ik heb namelijk om 17.00 uur een volgende vergadering. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor recycling en de juiste verwerking van elektronische producten noodzakelijk is dat de verwerkers gecertificeerd zijn;

overwegende dat de mogelijkheid bestaat dat die certificering wordt uitgesteld;

verzoekt de regering, ernaar te streven dat uiterlijk 1 januari 2015 alle recyclers en verwerkers van elektronische producten zijn gecertificeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150 (30872).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik heb drie moties. Ik ga dus maar snel van start.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie druk doende is het afvalbeleid en het verpakkingenbeleid, inclusief de definities en doelstellingen voor afvalverwerking en recycling te herijken en dat Nederland in het bijhorende groenboek ook vraagt om verduidelijking van de definities om zijn eigen beleid zorgvuldig te kunnen uitwerken;

constaterende dat er nog onvoldoende duidelijkheid bestaat over de praktische uitvoering van de monitoring van materiaalrecycling, dat de praktische opzet nog zal moeten worden goedgekeurd door de Inspectie Leefomgeving en Transport, en dat verwacht mag worden dat dit effect zal hebben op de hoogte van de gemeten recyclingresultaten;

constaterende dat de criteria voor monitoring van kunststofrecycling dus pas op hun vroegst eind november 2013 zullen zijn vastgesteld en dat deze monitoring feitelijk pas daarna kan aanvangen;

overwegende dat beleidskeuzes, zoals het afschaffen van statiegeld, op deze gegevens worden gebaseerd;

verzoekt de regering, de beslissing om over te gaan tot het vrijgeven van statiegeld pas te nemen als de definities voor afvalverwerking en -recycling door de Europese Commissie zijn vastgesteld en er voldoende betrouwbare gegevens uit de Nederlandse monitor van de kunststofrecycling zijn voortgekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151 (30872).

De heer Van Gerven (SP):
Ik ga heel snel verder.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de door het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken voorgestelde verantwoording voor inzameling en recycling van verpakkingsmateriaal bij de gegevens voor recycling onvoldoende gebruik wordt gemaakt van metingen bij ontdoeners van afval en niet alleen gebruik wordt gemaakt van daadwerkelijke metingen, maar ook van allerlei aannames;

overwegende dat daarmee een grijs gebied wordt gecreëerd waarin de transparantie en zorgvuldigheid van gegevens en het toezicht erop in het geding is;

overwegende dat beleidskeuzes, zoals het afschaffen van statiegeld, op deze gegevens worden gebaseerd;

van mening dat de producenten hierbij moeten worden afgerekend op de hoeveelheid kunststof verpakkingsafval die daadwerkelijk wordt gerecycled en niet op hoeveel afval wordt aangeleverd bij de poort van de recyclebedrijven;

verzoekt de regering, bij het vaststellen van de spelregels voor monitoring te verplichten dat bij verantwoording van recycling de aangeleverde gegevens gebaseerd zijn op de daadwerkelijke hoeveelheid gerecycled kunststof en niet op door de branche zelf aangeleverde aannames,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152 (30872).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer in motie 30872, nr. 116 heeft uitgesproken dat kwaliteit van gerecyclede kunststof een belangrijk criterium is voor beoordeling van het resultaat van de recycling;

constaterende dat in de huidige afspraken desondanks gestuurd wordt op kwantitatieve resultaten van de recycling;

overwegende dat met eenzijdige focus op kwantitatieve resultaten veel capaciteit, innovatie en kennis onvoldoende benut worden;

verzoekt de regering, in overleg met de kunststofrecyclers in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om de kwalitatieve resultaten van de recycling te verbeteren, welke belemmeringen er zijn om dit in praktijk te brengen en de Kamer voor 1 mei 2014 te informeren over hoe de mogelijkheden beter zijn te benutten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153 (30872).

De heer Van Gerven (SP):
Dank voor uw clementie!

De voorzitter:
U ook hartelijk dank voor het tempo waarin u deze motie kon voorlezen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. We hebben een goed AO gehad, waarvoor ik de staatssecretaris dank. Ook dank ik haar voor het feest aan toezeggingen. Heel veel onderwerpen zijn de revue gepasseerd, maar ik heb er een paar die ik nog wil benadrukken.

Het eerste gaat over e-waste, elektronisch afval dat wordt afgedankt. Ik zou graag willen dat de bestaande kennis in de sector door de inspectie en het ministerie wordt gebruikt, zodat we die ook op een hoger niveau kunnen tillen. Daarvoor is het naar mijn mening noodzakelijk dat wij overleg hebben en dat de ILT effectief kan optreden waar dat nodig is. Ik krijg daarop graag een antwoord van de staatssecretaris.

Het tweede punt is dat de VVD graag ziet dat er een jaarlijkse rapportage komt vanuit Wecycle, de organisatie die dat regelt, zodat wij dat eventueel ook hier in de Kamer kunnen betrekken.

Het derde punt is dat ik graag wil weten of de staatssecretaris vaart wil maken met de certificering, zodat die daadwerkelijk ook voor de geregistreerde partijen per 1 januari 2015 kan ingaan.

Ten slotte wil ik nog een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse overheid streeft naar een circulaire economie waaraan het zo veel mogelijk hergebruiken van secundaire grondstoffen een bijdrage levert;

constaterende dat door het strikte gebruik van normeringen zoals NEN, EN, ISO, IEC, NPR, NTA, NVN en overige, het hergebruik van secundaire grondstoffen in nieuwe producten gehinderd kan worden;

verzoekt de regering om op zowel Nederlands als Europees niveau te bezien welke aanpassingen van specifieke normeringen mogelijk zijn om de bijdrage van secundaire grondstoffen in de circulaire economie te bevorderen en zich hiervoor in te zetten;

verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover voor de zomer van 2014 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (30872).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dit is ook een van de punten die de CDA-fractie naar voren heeft gebracht. Hoe gaan we om met afval; wanneer is iets afval en wanneer is iets grondstof? Tijdens het feest van toezeggingen heeft de staatssecretaris hier ook een toezegging over gedaan. Ik neem aan dat deze motie er integraal deel van uitmaakt, maar ik beschouw haar wel als iets extra's.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, dit is een ander verhaal. Het gaat over end-of-wastecriteria. Mevrouw Mulder heeft het over de vraag wanneer iets afval of wanneer iets grondstof is. Mijn motie gaat specifiek over de NEN-normeringen die in Europa en Nederland gelden. Vaak moet een product bijvoorbeeld uit maagdelijk materiaal bestaan, terwijl je daarin ook heel goed secundaire grondstoffen, secundaire plastics, kunt verwerken. Ik noem het voorbeeld van een buizenfabrikant voor waterleidingen. De kern daarvan bestaat uit maagdelijk materiaal, maar de buitenkant, de randen die toch niet in contact komen met water dat voor mensen bedoeld is, kan heel goed uit secundaire grondstoffen bestaan. Vaak zitten die NEN-normeringen in de weg. Dat is dus echt een ander verhaal.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, op Europees niveau afspraken te maken over het percentage recyclaat in elektronische apparatuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (30872).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de eerste prestatiegarantie voor het eventueel vrijgeven van statiegeld op petflessen verplicht tot zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van ten minste 90 kt kunststof verpakkingsafval;

constaterende dat op basis van het Basisdocument Monitoring Verpakkingen uitsluitend informatie zal worden geleverd over de hoeveelheid recycling, maar niet over de kwaliteit van het eindproduct van recycling;

constaterende dat hierbij al het gesorteerde materiaal dat binnenkomt bij recyclingsbedrijven meetelt, waarbij geen rekening wordt gehouden met de verliezen binnen de laatste fase van het recyclingsproces terwijl de ILT heeft aangetoond dat hierin nog rendementsverliezen tot 30% kunnen optreden;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de komende jaren bij de monitoring van de recycling van kunststof verpakkingsafval wordt gerapporteerd:

  • wat de kwaliteit was van het eindproduct van de recycling en te onderbouwen dat dit het meest hoogwaardig mogelijk was;
  • wat de daadwerkelijke hoeveelheid gerecycled materiaal was na afronding van het recyclingsproces,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156 (30872).

De staatssecretaris heeft behoefte aan vijf minuten schorsing om haar antwoord voor te bereiden. Excuus, ik vergeet een spreker! Dat kan toch bijna niet. Ik geef als laatste het woord aan de heer Leenders namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Leenders (PvdA):
Voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:
Excuus, gaat uw gang.

De heer Leenders (PvdA):
Wij hebben tijdens het AO gesproken over de overcapaciteit van verbrandingsinstallaties. Dat kan zorgen voor een negatieve druk op recyclen, omdat er voldoende toevoer van brandbaar materiaal moet zijn waaronder te recyclen grondstoffen. Daardoor wordt er meer verbrand dan op basis van de huidige mogelijkheden voor recycling nodig zou zijn. Dat willen wij niet en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het zo hoogwaardig mogelijk hergebruiken van afval het beste is voor het milieu;

constaterende dat er door de overcapaciteit van verbrandingsovens en de daardoor veroorzaakte lage prijzen druk ontstaat om afval niet hoogwaardig te gebruiken maar te verbranden;

constaterende dat een deel van die overcapaciteit gebruikt kan worden om buitenlands afval te verbranden dat anders wellicht gestort zou worden;

verzoekt de regering om in kaart te brengen wat de omvang van de overcapaciteit is, hoelang deze naar verwachting nog aanhoudt en in hoeverre deze capaciteit deels te gebruiken is om buitenlands afval te verbranden, zodat die landen in de tussentijd investeren in recyclingscapaciteit;

verzoekt de regering tevens om in kaart te brengen welke prikkels er gebruikt kunnen worden om afval zo hoogwaardig mogelijk te hergebruiken, waarbij tevens in kaart wordt gebracht wat de financiële effecten voor de aandeelhouders van afvalverbrandingsinstallaties zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leenders en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157 (30872).

De heer Van Gerven (SP):
Ik begrijp niet zo goed waarom de PvdA-fractie deze motie indient. Feitelijk is dit toch een vrijbrief om te mogen verbranden? De heer Leenders pleit er uit economische overwegingen voor om afval uit het buitenland te verbranden als er geen afval uit Nederland komt. Zou het niet veel beter zijn om bijvoorbeeld de verouderde afvalverbrandingsinstallaties te sluiten als sprake is van overcapaciteit, wat inderdaad het geval is?

De heer Leenders (PvdA):
Ik heb juist gevraagd om in kaart te brengen hoe groot de overcapaciteit is, in welke mate erin is geïnvesteerd en door wie, en wat daarvan de financiële gevolgen zijn. Ik wil daarom graag afwachten wat de resultaten van dat onderzoek zijn, indien de staatssecretaris deze motie overneemt.

De heer Van Gerven (SP):
Tijdens de inleiding van de heer Leenders ging het duidelijk om het bekijken of wij geen afval uit het buitenland hier zouden kunnen verbranden, zodat ze daar orde op zaken kunnen stellen. Ik denk dat wij die weg moeten afkappen. Zou voor de PvdA-fractie de consequentie van de discussie kunnen zijn dat zij tot de conclusie komt dat het beter is om verouderde afvalverbrandingsinstallaties te sluiten in plaats van maffia-afval uit Napels of afval uit Engeland, waar men 20 jaar achterloopt, te importeren?

De heer Leenders (PvdA):
Het is denkbaar dat verouderde installaties kunnen worden gesloten. Dat zou inderdaad kunnen.

De vergadering wordt van 17.10 uur tot 17.15 uur geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 150 zie ik als ondersteuning van beleid, maar ik weet niet goed of ik 1 januari 2015 ga halen. Ik ben bereid om naar alles te streven, maar als ik een deadline moet noemen die ik zeker ga halen, zou dat 1 juli 2015 zijn. Mijn vraag aan de indieners van de motie is of ik de motie zo mag lezen. Als 1 januari een deadline is en als streven bijna hetzelfde is als garanderen, kom ik in de problemen met het nakomen van de motie.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Garanties zitten op een stofzuiger. Dit is een streven. Doe dus uw best!

Staatssecretaris Mansveld:
Dan lees ik de motie zo dat de Kamer coulance toont als het iets later is.

De motie op stuk nr. 151 is ingediend door de heer Van Gerven. In de raamovereenkomst is afgesproken dat bedrijven aan bepaalde afspraken moeten voldoen voordat het middel statiegeld kan worden vrijgegeven. Dit zal ongeveer halverwege 2014 bekend zijn. Zoals in de raamovereenkomst is afgesproken en overeenkomstig een motie die in de Tweede Kamer is aangenomen, zullen de statiegeldartikelen niet in de nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur terugkomen. Ik ontraad deze motie.

De heer Van Gerven (SP):
De staatssecretaris refereert aan de raamovereenkomst. Ik weet wat daarin staat, maar ik geef een aantal inhoudelijke argumenten in mijn motie. Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Zijn die toch niet steekhoudend?

Staatssecretaris Mansveld:
Ik denk dat ik inmiddels voor de vierde of vijfde keer de statiegelddiscussie voer. Ik vind het prima en ook terecht dat de SP opnieuw een poging doet via deze motie, maar ik heb al zeer vaak onderbouwd waarom wij dit doen en welke afspraken wij hebben gemaakt in de raamovereenkomst. Daaraan wil ik mij houden en daarom ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 152 gaat over de metingen en de aannames. Ook hierover heb ik eerder met de heer Van Gerven gesproken. De cijfers zijn gebaseerd op metingen. Als dat niet mogelijk is, worden er aannames gedaan, maar dat zijn onderbouwde aannames. Het is niet zo dat wij een natte vinger in de lucht steken en dan maar zien waar de wind vandaan komt. Bijvoorbeeld voor de verhouding tussen papier en karton is een aanname gedaan. Dat is een onderbouwde aanname. Dit is vastgesteld in het basisdocument en straks in regelgeving. Ik ontraad dan ook de motie.

Ik kom nu bij de derde motie van de heer Van Gerven, de motie op stuk nr. 153. Ik ben groot voorstander van het betrekken van de sector. Ik betrek die graag bij de doorlichting van het kennisinstituut. Ik zal vragen om de sector hierbij te betrekken en ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer.

De motie op stuk nr. 154 is ingediend door de heer Dijkstra. In het programma "Van afval naar grondstof" wordt naar belemmeringen gekeken. Hetgeen in de motie gevraagd wordt, zullen wij daarin meenemen. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van het beleid.

In de motie op stuk nr. 155 vraagt mevrouw Dik-Faber mij om op Europees niveau afspraken te maken over het percentage recyclaat in elektronische apparatuur. Dit kan worden opgepakt in het kader van de richtlijn voor ecodesign. Ik zal dit naar voren brengen in het overleg. In die zin zie ik de motie als ondersteuning van het beleid. Naar aanleiding van de motie op stuk nr. 156, van mevrouw Dik-Faber, zeg ik dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt in de Raamovereenkomst verpakkingen. Die afspraken voer ik uit. Mevrouw Dik-Faber vraagt in haar motie om een kop op de afspraken te leggen. Dat leidt tot extra lasten. Ik wil eerst gewoon de raamovereenkomst uitvoeren. Ik ontraad daarom het aannemen van de motie.

Ik kom op de motie op stuk nr. 157, van de heer Leenders. Laat ik eerst benadrukken dat ik wil dat er zo veel mogelijk afval wordt gerecycled en zo min mogelijk recyclebaar afval wordt verbrand. We zijn een heel eind op weg met afval en dat willen we op deze wijze optimaliseren. In het eerste deel van de motie wordt om feitelijke informatie gevraagd. Die kan ik leveren. Ik ga ervan uit dat ik dat voor de kerst kan doen. Wat in het tweede deel van de motie wordt gevraagd, wordt opgepakt binnen de doelstellingen over meer en betere recycling van het programma Van afval naar grondstof, het Vang. Ik verwacht daar in 2015 meer zicht op te krijgen. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van beleid.

Ik moet nog antwoorden op drie vragen van de heer Dijkstra. De eerste vraag betreft elektrische apparatuur. Hij vroeg om kennis te gebruiken voor de ILT. Ja, hierover wordt al overlegd met de ILT. Dit gebeurt dus al.

De tweede vraag ging over de jaarlijkse rapportage van Wecycle. Het lijkt er op dit moment op dat ik die vraag volmondig met "ja" kan beantwoorden, maar ik wil dit nog even opnemen met de uitvoeringsorganisatie. Mocht mijn antwoord wijzigen, dan zal ik de Kamer daarover berichten. Ik ga er echter van uit dat wij de informatie aan de Kamer kunnen leveren.

De derde vraag komt overeen met de eerste motie. Daarop heb ik dus reeds antwoord gegeven.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor haar bondige beantwoording. Mevrouw Dik-Faber wil nog een vraag stellen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik voel behoefte om even iets recht te zetten. De staatssecretaris zei over mijn motie op stuk nr. 156 dat ik daarin zou vragen om een kop op de bestaande afspraken. Ik bestrijd dat. Volgens mij is hier sprake van een definitiekwestie. Ik vind het namelijk erg belangrijk dat we een hoogwaardig inzamelingssysteem vervangen door een ander hoogwaardig systeem. Daarom zou je niet moeten meten wat er wordt ingezameld, inclusief alle reststromen, maar juist wat er aan het einde van de rit daadwerkelijk is gerecycled. Het gaat hierbij gewoon om afspraken die kunnen worden gemaakt. Dit betreft geen kop op de bestaande afspraken, maar is echt een definitiekwestie.

Staatssecretaris Mansveld:
Ik meen dat het iets anders ligt. Ik wil gewoon heel graag de raamovereenkomst uitvoeren en daarbij geen wijzigingen aanbrengen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris hartelijk. Ik verzoek de leden die daarvoor mogelijkheden hebben, om nog even in de zaal te blijven in verband met het volgende VAO, over Internationale Veiligheidsstrategie. Wij hebben daarvoor een quorum van ten minste vier in de zaal aanwezige leden nodig.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Internationale Veiligheidsstrategie

Internationale Veiligheidsstrategie

Aan de orde is het VAO Internationale Veiligheidsstrategie (AO d.d. 16/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Er zijn genoeg leden aanwezig. De voorzitter kan meegeteld worden. Wij kunnen dus verdergaan.

Er is een spreker, de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. We hebben onlangs het algemeen overleg over de Internationale Veiligheidsstrategie van de regering gevoerd met de minister van Buitenlandse Zaken. Daar ligt een brief aan ten grondslag waarin allerlei ideeën zijn ontvouwd over de wijze waarop de regering de internationale veiligheid ten dienste van Nederland kan bevorderen. Daar staan allerlei goede ideeën in, maar het komt toch op mij over als een benadering van het verschijnsel vuur, waarin je zegt "we hebben een hekel aan vlammen, dus die gaan we doven, maar we kijken niet naar de brandstichter". Daar gaat mijn motie over. Die ga ik nu voordragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Internationale Veiligheidsstrategie de dreiging uitgaande van islamitisch geweld onvoldoende onderkent;

constaterende dat islamitisch geweld het merendeel van de conflicten in de wereld in stand houdt;

overwegende dat een succesvol veiligheidsbeleid alleen kans van slagen heeft als het aanpakken en voorkomen van islamitisch geweld een constante wordt in het buitenlands beleid;

verzoekt de regering, een speerpunt aan de Internationale Veiligheidsstrategie toe te voegen, gericht op het terugdringen van islamitisch geweld en het beschermen van Nederland en de Nederlandse belangen daartegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (33694).

Mevrouw Hachchi (D66):
Ik heb een verduidelijkende vraag. Gaat het de PVV-fractie alleen om islamitisch geweld? Is ander geweld voor haar niet aan de orde? Hoeven we daar niets tegen te doen? Ik vind de motie heel specifiek, terwijl we weten dat er heel wat geweld is in deze wereld. Dat is natuurlijk niet alleen vanuit islamitische hoek, zoals de PVV pretendeert.

De heer De Roon (PVV):
Ik ben het graag met mevrouw Hachchi eens dat de islam niet het alleenrecht of het patent op het verschijnsel geweld heeft. Ook anderen passen het te pas en vooral te onpas toe. Ik constateer wel dat veel van de branden die in onze wereld gaande zijn, woeden in de islamitische wereld en met name ook aan de randen van de islamitische wereld. Ik noem bijvoorbeeld de Centraal-Afrikaanse Republiek, waar de vlam van het islamitische vuur nu ook naar uitslaat. Er zijn dus veel geweldsconflicten waarin de islam een belangrijke rol speelt. De islam is de veroorzaker van al die branden. Als je de internationale veiligheid wilt bevorderen, moet je bij de grootste en meest voorkomende branden beginnen. Dat zijn op dit moment de branden die door de islam worden veroorzaakt, die zich afspelen in de islamitische wereld afspelen en vandaar uit ook over de niet-islamitische wereld uitslaan.

De voorzitter:
Mevrouw Hachchi, tot slot.

Mevrouw Hachchi (D66):
Ik begrijp dat de PVV-fractie toch een soort prioritering geeft. Ze erkent daarmee dat er ook andere vormen van geweld zijn. Ik vind wel dat ik afstand moet nemen van de interpretatie van de PVV dat de islam de reden is voor geweld. Het zijn nog altijd mensen die geweld gebruiken. Of zij religieus of anderszins geïnspireerd zijn, is een tweede. Dat wil ik nog even gezegd hebben.

De heer De Roon (PVV):
Toen we in de jaren dertig met het nazisme en het fascisme werden geconfronteerd, die ook enorme wereldbranden hebben veroorzaakt, konden we ook niet volstaan met zeggen: laten we dan maar zeggen dat we de SS slecht vinden en dat die aangepakt moet worden, en de SA en weet ik veel wat voor organisaties nog meer. Nee, je moet kijken waar het vandaan komt, wat de bron is van al dat handelen. Dan moet je gewoon durven zeggen: het is het nazisme, het is het fascisme. Het communisme heeft de wereld een hele tijd gevaarlijk gemaakt. Op dit moment vinden wij de islam een belangrijke gevaarlijke factor in de wereld. Dat moet je dan ook durven benoemen.

De heer Ten Broeke (VVD):
De minister gaat zo ongetwijfeld zijn eigen oordeel geven, maar stel nu eens dat hij straks gaat zeggen dat de Nederlandse regering serieus zou overwegen om deze dimensie aan de Internationale Veiligheidsstrategie toe te voegen. Is dat dan voor de PVV ook ineens reden om militair in te grijpen, dat wil zeggen met Nederlandse militairen?

De heer De Roon (PVV):
Als de regering het voorstel dat in deze motie besloten ligt, overneemt, dan moet dat natuurlijk nader uitgewerkt worden. Ik verwacht dan een voorzet van de regering en ik wil daar dan graag verder met de minister over spreken. Wat moeten we dan doen? Wat gaan we dan doen? Ik ga daar nu niet op vooruitlopen. Ik ga nu niet zeggen: dan staat dus het Nederlandse leger klaar om overal ter wereld islamitische landen aan te vallen. Dat zou onzin zijn en dat is op dit moment ook helemaal niet nodig. Ik wil echter wel bereiken dat onze regering gaat onderkennen dat de islam de bron is van veel branden en dat zolang we dat niet durven en willen benoemen, we eigenlijk onze ogen gesloten houden voor de brandstichter. Dat moeten we gewoon niet doen!

De heer Ten Broeke (VVD):
De Internationale Veiligheidsstrategie van dit kabinet is echter heel helder. Ik zou bijna zeggen: kraakhelder. Het kabinet probeert het Nederlands belang te beschermen door daar waar brandstichters zich opwerpen, met bluswater een oplossing te komen bieden en door mee te doen aan internationale acties. Als u zich richt op het terugdringen van islamitisch geweld en het beschermen van Nederland en de Nederlandse belangen, vraagt dat van u ook een opvatting daarover. Daarom nog een keer de vraag: houdt dit nu in dat de PVV, als dit wordt toegevoegd aan de Internationale Veiligheidsstrategie, ervoor is dat Nederland eventueel met militairen internationaal ingrijpt? Dat zou toch wel nieuws zijn.

De heer De Roon (PVV):
Militair ingrijpen zie ik als een laatste redmiddel. Daar moet je pas toe overgaan als je geen andere middelen meer ziet om de gevaren en de bedreigingen aan de kaak te stellen. Ik zie op dit moment nog heel veel andere mogelijkheden. Ik wil echter graag dat de regering het gevaar onderkent en benoemt en vandaaruit verder redeneert, samen met ons mag ik hopen.

De voorzitter:
Ik zie dat de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Timmermans, direct kan antwoorden. Dat doet mij deugd. Het woord is aan hem.


Termijn antwoord

Minister Timmermans:
Mevrouw de voorzitter. Als je de motie leest en je zou "islamitisch geweld" vervangen door "terrorisme" of "geweld" of "jihadisme", kan ik mij er van alles bij voorstellen. Dan gaat het nog steeds om de finetuning en de vraag of we daar nu wel of niet voldoende aan doen, maar dan hebben we een discussie. Als ik echter ook in het interruptiedebat hoor, in reactie op een vraag van mevrouw Hachchi, dat de motivering is dat de islam als zodanig de oorzaak is van al dit geweld en dat de motie daarom wordt ingediend, dan scheiden zich echt onze wegen. De islam is namelijk een wereldgodsdienst met meer dan een miljard gelovigen, van wie het overgrote merendeel niet gelooft in datgene wat extremisten in naam van de islam doen. Dus als de heer De Roon zijn motie zou aanpassen en van ons zou vragen om nog nadrukkelijker te kijken naar de bestrijding van extremisme en naar de bescherming van Nederland en de Nederlandse belangen tegen terroristen, dan hebben we een discussie. Daar kunnen we over praten, maar als de achterliggende gedachte — zo bespeur ik het toch een beetje — is dat we de islam de schuld moeten geven van alles wat er nu gebeurt, dan moet ik de motie ontraden, want dat is een gedachte die niet door het kabinet wordt gedeeld.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO over de Internationale Veiligheidsstrategie. Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken en de leden.

De vergadering wordt van 17.34 uur tot 18.30 uur geschorst.

Begroting Buitenlandse Zaken

Begroting Buitenlandse Zaken

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2014 (33750-V).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Timmermans, van harte welkom. Zijn ondersteuning zie ik niet en heet ik dus nog niet van harte welkom, maar waarschijnlijk is die er al wel. Ook heet ik alle mensen die meekijken welkom. Wij beginnen vanavond met de eerste termijn van de Kamer.

De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. De wereld is aangenaam verrast met een belangrijke diplomatieke stap, het nucleaire akkoord met Iran. Na jaren van oorlogsdreiging zijn er nu eerste afspraken gemaakt over de begrenzing van het nucleaire programma en verlichting van de sancties. Het komt nu aan op het vervolg. Heeft de minister vertrouwen in de oprechtheid van het akkoord? Wat betekent die sanctieverlichting nu precies? Wat betekent die in de eerste plaats voor de Iraanse bevolking? Ik denk aan de toegang tot medicijnen. En wat betekent die voor Iraanse jongeren in Nederland? Kunnen zij hun collegegeld straks weer door hun ouders overgemaakt krijgen naar hun rekeningen in Nederland?

Een onaangename verrassing kwam er uit Afghanistan. Daar dreigt steniging weer als straf te worden ingevoerd. Na meer dan tien jaar investeren in de wederopbouw zou dat een enorme terugval zijn. De minister zei in de media dat de herinvoering daarvan gevolgen zal hebben voor de relatie tussen Nederland en Afghanistan. De vraag die zich natuurlijk opdringt, is waar hij concreet aan denkt. De relatie tussen westerse landen en Afghanistan lijkt in het algemeen te verslechteren, ondanks de enorme inspanningen van de internationale gemeenschap. De goede doelen worden daar, net als eerder in Irak, niet of nauwelijks gehaald. Militaire interventie blijkt bepaald geen wonderolie voor vastgelopen samenlevingen. De westerse aanwezigheid lijkt even vaak bij te dragen aan nieuw geweld, omdat het groepen een legitimatie verschaft om de wapens op te nemen. Dit alles neemt uiteraard niet weg dat militairen, ook de Nederlandse, ter plaatse goed werk kunnen leveren, zoals de Nederlanders in Uruzgan. De problemen bleken echter groot en de cultuur te verschillend om structurele verandering teweeg te brengen.

Inmiddels liggen er plannen voor een nieuwe militaire missie, nu in Mali. De huidige onrust in Mali is deels een resultaat van een andere westerse militaire interventie die verwoestende gevolgen had, die van de NAVO in Libië. Onbedoeld leidde deze interventie ertoe dat strijders en veel wapens uit de opslagplaatsen van Kadhafi via de immense woestijn hun weg vonden naar het noorden van Mali, waarna de ellende in het land begon. Er moet worden voorkomen dat in Mali dezelfde fouten worden gemaakt als in Irak, Afghanistan en Libië. Welke lessen zijn er geleerd uit die militaire interventies?

In het geval van Syrië lijkt de kans op een militaire interventie nu verruild voor een vredesconferentie in januari. Ook dat is toe te juichen. De SP vindt het van groot belang dat alle relevante groepen daarbij aan tafel komen. Er moet dus druk op het Vrije Syrische Leger komen om ook deel te nemen. Ook moet er ruimte zijn voor de grote groep christenen die klem zit tussen de oppositie en het regime. Humanitaire hulp bereikt deze groep nauwelijks. Hoe gaan Nederland en de Europese Unie bevorderen dat alle betrokken groepen hulp krijgen en mee mogen praten over de toekomst van Syrië?

Een heel ander thema betreft nucleaire ontwapening. Nederland is hiervoor, maar in de praktijk wordt dat niet waargemaakt. Toen 129 VN-leden onlangs een resolutie aannamen voor het vastleggen van 26 september als de internationale dag voor de volledige afschaffing van kernwapens, stemde Nederland tegen. Eerder werd geweigerd een verklaring te steunen waarin wordt gesteld dat het in het belang van het voortbestaan van de mensheid is dat kernwapens onder geen enkele omstandigheid meer worden gebruikt. De SP maakt zich hierover grote zorgen. Is de regering oprecht in haar wens tot nucleaire ontwapening? Is de regering bereid om op zijn minst een "no first use"-standpunt binnen de NAVO te bespreken? Ook het verbod op chemische wapens is er gekomen na die eerste belangrijke stap van een "no first use"-verklaring. Wij waren recent bij de OPCW op werkbezoek. Vorige week nam de Kamer een motie aan waarin staat dat de opvolger van de F-16 geen nucleaire taak mag hebben. Wat betekent dat voor de Nederlandse kernwapentaak in de NAVO?

Een volgend thema betreft het Amerikaanse beleid van targeted killing. De SP vraagt opnieuw aandacht voor de drone-oorlog, die al duizenden slachtoffers heeft gemaakt, onder wie vele burgers. De reden hiervoor is simpel: onderdelen van dit Amerikaanse beleid en specifieke targeted killings die de VS uitvoeren, zijn in strijd met het internationaal recht. Dat geldt bijvoorbeeld voor zogenaamde signature strikes, waarbij de VS in Pakistan en Jemen raketten afvuren op mensen van wie men de identiteit niet kent. Ook specifieke targeted killings zijn illegaal, zoals de tot in detail gedocumenteerde aanval met kruisraketten met clustermunitie in 2009 in Jemen. Daarbij kwamen tientallen burgers om het leven. Mensenrechtenorganisaties en andere ngo's hebben hier inmiddels al veel over gepubliceerd. De minister reageert op mijn opmerkingen hierover steeds met een verwijzing naar de door de Verenigde Staten opgeworpen blokkade van ondoorzichtigheid. De eenvoudige vraag of ten minste een van de honderden drone-aanvallen het internationaal recht heeft geschonden, wordt dan ook niet bevestigend beantwoord. Dat is ridicuul. Omdat de VS zich niets aantrekken van de kritiek op het gebruik van drones, vraag ik de minister om een internationale bijeenkomst op statelijk niveau te organiseren over de juridische beperkingen aan de inzet van drones en targeted killings. Ook vraag ik de minister, te verzekeren dat inlichtingen die Nederland met de VS deelt, niet gebruikt zullen worden voor illegale targeted killings. Kan de minister dat toezeggen?

Ik kom te spreken over de relatie met Israël. De SP is het zeer met de minister eens dat uitbreiding van de nederzettingen de grootste bedreiging vormt voor een tweestatenoplossing. Van groot belang is dan ook dat tegenwicht wordt geboden aan deze uitbreiding. Nederland, de EU en de internationale gemeenschap falen daarin. Sinds de start van de huidige onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen heeft de regering-Netanyahu immers de bouw van bijna 9.000 nieuwe woningen in bezet gebied goedgekeurd. Een middel om tegenwicht te bieden is eerlijke etikettering van producten uit nederzettingen. Mijn fractie constateert teleurgesteld dat hierover al sinds het jaar 2000 gesproken wordt in de Tweede Kamer, dus al dertien jaar lang, maar dat het vooralsnog wachten is op een einde aan deze consumentenmisleiding. Wanneer komt hier nu eindelijk eens verandering in? Moeten we ook niet de vraag stellen waarom überhaupt wordt toegestaan dat producten uit nederzettingen worden geïmporteerd? Juridisch gezien mag het, maar feitelijk dragen we daarmee bij aan de instandhouding van nederzettingen.

Bilateraal wordt begin december het Nederlands-Israëlische samenwerkingsforum opgericht. Voor de SP is hierbij van cruciaal belang dat de nederzettingeneconomie uitgesloten wordt van dit forum. Dat kan door een clausule op te nemen waarin de overeenkomst expliciet wordt beperkt tot de lijn van 1967. Die clausule geldt ook per 1 januari 2014 voor EU-subsidies. Is de minister bereid, dit na te streven? Meer algemeen is de vraag waarom juist nu de betrekkingen worden verdiept. Ligt het niet veel meer voor de hand om dit voorwaardelijk te maken aan vorderingen in het vredesproces?

Wat doet de minister ter uitvoering van de motie om meer aandacht te besteden aan mensenrechtenschendingen in Saudi-Arabië? Concreet vraag ik waarom niet wordt gevraagd om toegang tot het proces van de prominente mensenrechtenactivist Fadel al-Manasef. Morgen is vermoedelijk de laatste zitting. Het verzoek van Amnesty International hiertoe ligt al enige tijd bij de Nederlandse ambassade.

Ten slotte ga ik in op het Nederlandse koloniale verleden in Indonesië. De SP complimenteert het kabinet vanwege het besluit om claims van weduwen van standrechtelijk geëxecuteerden in voormalig Nederlands-Indië in gelijke gevallen gelijk te behandelen. Dit besluit moet royaal uitgevoerd worden, maar de kous is daarmee niet af. Er waren immers veel meer slachtoffers door Nederlandse oorlogsmisdaden. De laatste maanden blijven hierover nieuwe schokkende gegevens naar buiten komen, over Nederlandse, maar ook over Indonesische misdaden. Het belang van een breed onderzoek naar het militaire geweld in Indonesië in de tweede helft van de jaren veertig blijft dus overeind staan. Deelt de minister dit oordeel en is hij bereid naar mogelijkheden te zoeken, zodat dit onderzoek alsnog kan worden uitgevoerd?

De voorzitter:
Fantastisch binnen de tijd, mijnheer Van Bommel.

De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. 2013 was voor de internationale politiek een opmerkelijk jaar. Het was een jaar van radicale omwentelingen in de mondiale machtsverhoudingen waarbij ijzersterke allianties op de proef werden gesteld en soms ook opmerkelijke allianties werden gesloten. Het was een jaar van grote democratische hervormingen, maar het was helaas ook het zevende jaar op rij waarin volgens het Freedom House de vrijheid in de wereld er meer op achteruitging dan vooruitging.

Nergens in de wereld leek er zoveel te veranderen als in het Midden-Oosten. We zagen ook hoe de Europese Unie zichtbaarder werd en tegelijkertijd hoe de Amerikaanse regering zich als strategische partner langzamerhand terugtrok uit een aantal gebieden. Het machtsvacuüm dat de VS en Egypte in het Midden-Oosten hebben achtergelaten, lijkt nu te kunnen worden opgevuld door de hoogste bieder. Zo probeerde Turkse premier Erdogan een alternatief te vormen voor de Pax Americana door toenadering tot de Arabische wereld te zoeken. De Sinaïwoestijn, ooit de geboorteplaats van de wet, is verworden tot een wetteloos niemandsland, waar Egyptische veiligheidsdiensten, christenen en toeristen niet langer veilig zijn voor oprukkende jihadisten. Pakistan en Saudi-Arabië werken intussen samen op het gebied van nucleaire technologie. Naast Rusland en China dingt ook Frankrijk tegenwoordig mee naar een rol van formaat in hetzelfde Midden-Oosten.

Dé gebeurtenis van 2013 was natuurlijk de inzet van chemische wapens in Syrië. De norm van het niet vergassen van je eigen bevolking is een absolute ondergrens van onze beschaving. De internationale gemeenschap moet die norm willen handhaven als het zich "internationale gemeenschap" wil blijven noemen. Iedereen is het daarover eens: 190 landen, 98% van het wereldoppervlak en van de wereldbevolking, worden gecoverd door de conventie voor chemische wapens. Het is de enige conventie van de drie conventies — chemisch, biologisch en nucleair — die universeel is in haar handhavingsregime. Iedereen is gelijk: leden van de Veiligheidsraad worden niet anders behandeld dan andere landen. Toen die norm werd overschreden, werd de internationale gemeenschap zelf op de proef gesteld. Dat we waarde hechten aan deze normen, aan deze ondergrenzen van de internationale gemeenschap, is niets nieuws. Op 15 januari 1946, 67 jaar geleden, hield onze toenmalige minister-president Schermerhorn een toespraak voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Daarbij benadrukte hij het belang van morele ondergrenzen en waarschuwde hij voor de gevolgen van een internationale gemeenschap die die ondergrenzen niet erkent, niet langer wenst te handhaven of alleen toepast als dat haar goed uitkomt. Hij vreesde voor de terugkeer van het verwerpelijke concept van het recht als "what is useful to the state" en voor de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor de legitimiteit van de toen nog piepjonge Verenigde Naties. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Eelco van Kleffens, waarschuwde voor dreigend misbruik van het vetorecht in de VN-Veiligheidsraad.

Als wij niet oppassen, zijn er gelijkenissen met vandaag. Het is terecht dat onze minister van Buitenlandse Zaken zijn zorgen heeft geuit over het misbruik van het vetorecht in de VN-Veiligheidsraad en over de gevolgen voor de legitimiteit van de VN. Ik leg hem de vraag voor of het vrijwillig opgeven van een veto een voldoende overtuigende bijdrage is om de doctrine van Responsibility to Protect een praktische en vooral ook overtuigende invulling te geven. Ik kom daar straks op terug.

Het jaar 2013 begon als het jaar van diplomatiek falen en escalatie. De wereld bleek niet in staat om de gruwelen in Syrië via de diplomatieke weg op te lossen. We zagen in de Arabische wereld de sjiitisch-soenitische scheidslijn zich verder verdiepen. Syrië zit in een geloofsoorlog, maar waar men elkaar niet de hoofden inslaat, zet men elkaars ambassadeurs wel uit, zoals vorige week gebeurde door Turkije en Egypte. De VS hebben de grootst mogelijke moeite om de aloude betrekkingen met aloude belangrijke bondgenoten zoals Israël en Saudi-Arabië goed te houden. Eind vorige week liep ook de spanning tussen China en Japan voor het eerst in jaren weer gevaarlijk op, nadat China een luchtverdedigingszone instelde boven de betwiste Senkaku-eilanden in de Oost-Chinese Zee. Dit lijkt me een mooi moment om de heer Van Bommel het woord te geven.

De voorzitter:
Ik hoorde ook een punt.

De heer Van Bommel (SP):
Ik weet niet of dit inderdaad een mooi moment is. Daarom aarzelde ik even, want ik wilde een vraag stellen over Syrië. Misschien komt de heer Ten Broeke daar nog verder over te spreken. Het ging even heel snel, maar hij had een duidelijk punt over Syrië, over de norm. We hebben daar ook in het publieke debat met elkaar de degens over gekruist. Toen verweet de heer Ten Broeke mij bijna dat ik kies voor de vorm, namelijk de VN, terwijl hij kiest voor de norm dat er geen chemische wapens mogen worden ingezet. Dat standpunt deelden wij. De heer Ten Broeke gaf toen onverkort steun aan het idee dat het gebruik van gas moest worden bestraft met een militaire aanval. Die is er niet van gekomen. Wij kunnen dus eigenlijk vaststellen dat ik met mijn positie in het kamp van de Amerikaanse president zat en dat de heer Ten Broeke tamelijk alleen stond. Komt hij daar nu op terug of zegt hij dat Obama wel de juiste keuze heeft gemaakt?

De heer Ten Broeke (VVD):
Het is natuurlijk een gotspe om te beweren dat iemand in deze zaal graag had gezien dat Obama kruisraketten had afgevuurd op Damascus. Ik kan ook niemand aanwijzen van wie ik zelfs maar het vermoeden heb dat hij dat zou willen. De wereld is behoed voor deze aanval en dat heeft ook mijn steun. Anders dan heel veel partijen in deze Kamer, inclusief de partij van de heer Van Bommel, gaf de VVD van tevoren wel helderheid. Mijn fractie gaf wel helderheid over het handhaven van de norm en zij verkoos op dat moment niet de vorm van de Veiligheidsraad. De heer Van Bommel kent de positie van mijn fractie op dit vlak. Wij hebben die bij het debat in deze Kamer over de commissie-Davids uitgebreid voor het voetlicht gehad. Als je alles hebt gedaan om uniformiteit in de Veiligheidsraad te bereiken, is er dan een situatie denkbaar waarin je toch met een veto, dat een dergelijke norm niet kan handhaven, een norm die dus door 190 landen, inclusief alle leden van de Veiligheidsraad, wordt onderschreven, daaraan voorbijgaat? Mijn fractie en mijn partij zeggen al jaren: ja, dat is zo. Wij gaan niet voor het legalistische argument, maar voor het legitieme argument. Het is legitiem om op dat moment de burgerbevolking te hulp te schieten, om de norm te handhaven en niet de vorm die de heer Van Bommel kennelijk laat prevaleren en om de principes te handhaven boven de procedures.

De heer Van Bommel (SP):
De heer Ten Broeke heeft veel woorden nodig voor een antwoord op mijn vraag. Dat is meestal geen goed teken. Mijn vraag was namelijk heel eenvoudig. De fractie van de heer Ten Broeke was er toen voor dat de Amerikanen als strafexercitie, om die norm te handhaven, bombardementen zouden uitvoeren. Ze zouden wel bombardementen uitvoeren, maar niet op Damascus. Dat is echter niet gebeurd. Is de heer Ten Broeke achteraf niet gelukkig dat men niet naar hem geluisterd heeft? Dat is de kern van mijn vraag.

De heer Ten Broeke (VVD):
Normaal gesproken zou ik met de heer Van Bommel nooit een debat kunnen voeren, als ik het gevoel had dat hij mij bewust verkeerd zou interpreteren. In dit geval denk ik — ik roep bijna mijn collega's hierbij als getuigen op — dat niemand mij heeft horen zeggen dat ik een aanval op Syrië wenste, integendeel. Integendeel! De VVD-fractie was echter wel de enige fractie die in alle eerlijkheid vooraf zei dat er zich een situatie zou kunnen voordoen, als het hele VN-spoor afgewandeld zou zijn, waarin een aanval op Syrië gelegitimeerd zou zijn. Vele anderen dachten dat en zouden die positie misschien achteraf hebben moeten innemen. Mijn fractie nam die van tevoren in.

Mijnheer Van Bommel, nog één ding: ik denk dat die positie ook de positie van de Amerikaanse regering was. Ik denk dat die positie ertoe heeft geleid dat, weliswaar op het allerlaatste moment, deze aanval gelukkig niet hoefde door te gaan. Laten wij elkaar wel serieus blijven nemen. Ik heb mijn houding in dat debat geëxpliciteerd. Ik heb nooit opgeroepen tot een aanval. Ik heb altijd de hoop uitgesproken dat die vermeden kon worden. Het overtreden van deze norm, het inzetten van gifgassen tegen de eigen bevolking en het bezitten van die wapens en ze ook inzetten, kunnen echter niet onbestraft blijven. Dat is een vrijbrief voor terroristen. Dat is een vrijbrief voor staten die denken dat ze daarmee weg kunnen komen. Op dat moment — ik zeg dit speciaal tegen de heer Van Bommel — ben ik blij dat ik behoor tot een partij die dan het principe boven de procedure stelt.

Aan het einde van dit opmerkelijke jaar zien wij toch een aantal diplomatieke successen. Waar een diplomatieke faux pas in het verleden tot oorlog leidde, leidde de verspreking van John Kerry tot het afblazen van een vergeldingsactie. Gelukkig! Dezelfde John Kerry verdient alle lof voor de wijze waarop hij Israël en de Palestijnen weer aan de tafel wist te krijgen. Deze week gingen de historische besprekingen tussen Iran en de P5 plus 1 van start. Die hebben ook een resultaat opgeleverd. Bovendien zagen wij in eigen land hoe kundige diplomatie, zowel van minister Timmermans als van de minister-president, ervoor zorgde dat de broodnodige de-escalatie werd aangebracht in onze relatie met Rusland. Ik heb hier weleens gezegd dat wij de plicht tot optimisme moeten hebben, en die voel ik ook. Ik denk dat 2014 het jaar kan worden van echte diplomatieke doorbraken. Daarvoor hebben we nodig: een opvolger van het interim-akkoord met Iran, waar ik straks op terugkom; natuurlijk, bij voorkeur, liefst na zoveel jaar een Israëlisch-Palestijns vredesakkoord, en heel misschien wel enige diplomatieke vooruitgang in de gesprekken tussen de Syrische regering en de oppositie, die in elk geval weer aangekondigd zijn. Deze konden niet in de laatste plaats tot stand komen omdat de Amerikanen in elk geval nog bereid waren om hun vergeldingsinstrument in te zetten, mijnheer Van Bommel. Al zijn deze onderhandelingen fragiel, we moeten realistisch zijn. Wie falen voorspelt, heeft in dit soort gevallen altijd de grootste kans op gelijk. Maar toch zou het zomaar kunnen dat de diplomatie van 2014 ons gaat verrassen.

Stabiliteit, vrede en veiligheid in de wereld kunnen nog steeds niet zonder een internationale organisatie. Om aan zo'n wereld bij te dragen richtten wij in 1945 de Verenigde Naties op. Ik hoef u niet te vertellen dat de legitimiteit van diezelfde VN enorm onder druk staat. Dat geldt voor de VN Veiligheidsraad, dat geldt voor de VN Mensenrechtenraad en dat geldt zelfs voor de Algemene Vergadering.

Mag ik daar een voorbeeld van geven? Op 14 november jongstleden nam de Algemene Vergadering 9 resoluties aan ter veroordeling van Israël. Geen enkel ander land werd die dag middels een resolutie veroordeeld. Zwartepieten? De VN weet er alles van. Een VN-tolk was vergeten haar microfoon uit te zetten. In de veronderstelling dat haar microfoon inderdaad uit stond, sprak zij haar collega als volgt aan: "I think, when you have like a total of ten resolutions on Israel and Palestine, there's got to be something… C'est un peu trop, non? There's other really bad shit happening, but no one says anything about the other stuff." De zaal moest lachen, de tolk schrok zich dood en bood direct haar excuses aan. De anekdote is behalve grappig ook exemplarisch voor de toestand van de Algemene Vergadering van de VN, en zeker voor het gedrag van de VN Mensenrechtenraad. Hier spatte de nobele droom van liberale internationalisten uiteen in een politieke nachtmerrie.

Wanneer de Algemene Vergadering volgende maand afgelopen is, heeft zij 22 resoluties tegen Israël en 4 tegen andere landen aangenomen. Hypocrisie, selectiviteit, politisering, in het enige orgaan waarin de hele wereld overtuigend kan samenkomen. Israël, dat Syrische vluchtelingen verzorgt. Israël, dat als enige land in het Midden-Oosten gay prides toestaat. De enige liberale democratie in het Midden-Oosten. Dat Israël krijgt 22 resoluties aan zijn broek. Dat moet ook een kandidaat voor de Veiligheidsraad zich aantrekken, zeg ik tegen de minister.

De VVD-fractie is zich maar al te bewust van de beperkte mogelijkheden om hier heel veel aan te kunnen veranderen, maar de ambitie van deze regering om zich te kandideren voor een zetel in de Veiligheidsraad biedt ook bescheiden kansen. Dan heeft Nederland de uitgelezen kans om zich in te zetten voor de bevordering van de internationale rechtsorde, zoals wij dat in de Grondwet hebben genoemd, maar ook en vooral voor de praktische afdwingbaarheid daarvan. Dat is ook nog altijd in ons eigen belang.

De VVD steunt de Nederlandse kandidaatstelling voor de VN Mensenrechtenraad, zij het schoorvoetend, zoals ik al eerder heb gezegd. Dan willen wij graag zien dat de Nederlandse regering zich inspant om Israël uit te dagen lid te worden van die Mensenrechtenraad. Ik heb begrepen dat Israël die bereidheid heeft. Graag wil ik van de minister weten of hij pogingen heeft ondernomen om Israël lid te laten worden van een onderdeel van die Mensenrechtenraad, namelijk de Western European and Others Group. Heeft de minister in dit kader wat ondernomen? Wat gaat Nederland doen om Israël lid te laten worden van deze groep?

Terug naar de Veiligheidsraad. Kunnen we deze materialisering van de naoorlogse wereldorde, die nu zo onder druk staat, omdat de architecten ervan niet langer bij machte lijken om de orde te handhaven, institutioneel hervormen? Iedereen is het erover eens dat de gevolgen van een zwakke Veiligheidsraad voor Nederland niet gunstig zijn. Misbruik van het veto-instrument levert immers een vrijbrief op voor verdere proliferatie van chemische wapens, of de inzet daarvan, zeg ik tegen de heer Van Bommel.

Dat bully's op het schoolplein de dienst uitmaken, kunnen we nog wel accepteren, want dat is de realiteit van internationale verhoudingen, maar dat zij met het overtreden van zelfs de meest basale normen van de internationale gemeenschap wegkomen, dat is niet te accepteren. Minister Timmermans heeft bij zijn toespraak tot de Algemene Vergadering gezegd dat hij de permanente leden van de Veiligheidsraad vrijwillig zou willen laten afzien van het inzetten van hun veto-instrument, bijvoorbeeld bij humanitaire interventies, die noodzakelijk worden bij grote mensenrechtenschendingen. Als het aan mijn fractie ligt, mag dat wel wat specifieker en concreter. De permanente leden zouden vrijwillig moeten afzien van het gebruik van hun veto bij bijvoorbeeld de inzet van chemische wapens. Die norm is in het Verdrag chemische wapens immers al door iedereen onderschreven, op zes landen na, waarvan vier ondertussen overwegen om het verdrag te ondertekenen. Is de minister bereid om dit hard te maken en om dit concreter te maken? Wat is zijn inzet op dit punt? Is die inzet gekoppeld aan de kandidatuur van Nederland?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik kom nog even terug op Israël. Ik vond het verhaal van de heer Ten Broeke over de eenzijdigheid in het kader van het aanklagen van Israël wel ontroerend. Het ging over die 22 resoluties et cetera. Wat vindt de heer Ten Broeke van de bijdrage van 65 miljoen per jaar die Nederland levert aan de Palestijnse Autoriteit? Wat vindt hij van het amendement van mijn fractie waarmee wordt beoogd te bekijken of we die 65 miljoen misschien iets moeten omvormen, opdat er echte samenwerking tot stand komt? Zo gaat ook daar de eenzijdigheid er een beetje af. Laten we proberen met elkaar die projecten te ondersteunen die vrede van onderop stimuleren. Hoe kijkt de heer Ten Broeke daartegenaan?

De heer Ten Broeke (VVD):
Al jaren steunt mijn fractie de bijdrage aan de Palestijnse Autoriteit. Het is de enige kans op vrede. De Palestijnse Autoriteit moet gesteund worden. De legitimiteit daarvan is wat mij betreft boven elke twijfel verheven. Dat niet al het geld goed terechtkomt en goed wordt gebruikt, is wel degelijk een punt van zorg. Dat moet ook altijd worden besproken. Gelukkig neemt Nederland voortdurend initiatieven om dat te verbeteren. Ik ben er echter van overtuigd dat er maar één weg is naar vrede, namelijk de weg waarbij we beide partijen, zoals ook in het regeerakkoord staat vermeld, zo even-handed mogelijk benaderen. Dat geldt dus ook voor de steun.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik dank de VVD voor die opening. De heer Ten Broeke heeft het over even-handed benaderen, maar onderschrijft hij dan ook de inspanningen van bijvoorbeeld dit kabinet in het kader van verzoeningsprojecten en samenwerkingsprojecten waarbij Palestijnen, Arabieren en Israëli's op het grondvlak met elkaar samenwerken? Misschien moeten we dat soort projecten wat meer gaan stimuleren. Staat de VVD ook open voor dat soort projecten?

De heer Ten Broeke (VVD):
Ik heb een grote voorkeur voor projecten die uiteindelijk het dagelijks leven van mensen verbeteren. Als het gaat om verzoening, is er sprake van een intrinsieke waarde om een en ander te doen. Het moet dus vanuit de mensen zelf komen. Tijdens alle bezoeken die ik aan deze gebieden heb gebracht, heb ik nooit de indruk gekregen dat hardwerkende Palestijnen en hardwerkende Israëli's niet uit zichzelf die behoefte al zouden vervullen. Misschien is het nodig om dat met subsidies en projecten aan te kleden. Het lijkt me prachtig, maar ik heb veel liever dat de economie wordt gesteund en dat er echte projecten komen waaraan bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven deelnemen. Ik heb het dan bijvoorbeeld over waterzuiveringsprojecten. De heer Voordewind kan zich daar ongetwijfeld wel iets bij voorstellen. Ik wil liever dat met dit soort projecten het praktische leven van mensen verbetert dan dat ze proberen met overheidsgelden uit andere landen verzoening na te streven. Dat zouden ze uit zichzelf moeten doen.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. De VVD erkent dat er in de Veiligheidsraad grote veranderingen nodig zijn, maar dat die niet overnight mogelijk zijn. We zijn ons bewust van de consequenties. Als de VN-Veiligheidsraad er niet voor kiest zichzelf te delegitimeren — hetgeen wat ons betreft de afgelopen twee jaar bij Syrië gebeurd is — dan rest ons niets anders dan hem te passeren en in urgente gevallen, bijvoorbeeld na de inzet van chemische wapens, buiten de Veiligheidsraad om te gaan. Niet de vorm maar de norm telt, zoals de heer Van Bommel goed heeft onthouden. Niet de procedure maar het principe moet hier uiteindelijk overleven. De belangen van de burgers moeten immers worden behartigd door de VN. Dat geldt net zo hard in Syrië als dat ooit gold in Halabja.

Onze zorgen over de VN gaan verder. We willen niet alleen een meer eigentijdse uitwerking van het vetorecht zien. Ik hoor overigens straks graag het oordeel van de minister daarover. We willen ook dat moderne humanitaire overwegingen worden meegenomen, ook als het gaat om iets waar we eigenlijk vandaag nog wat aan moeten doen, namelijk de budgetcontrole. Het budgetrecht van de Kamer is misschien wel ons meest fundamentele parlementaire wapen. Gelet op de begroting van Buitenlandse Zaken, zie ik dat we elk jaar opnieuw een keurige lijst krijgen waarbij de vrijwillige afdrachten aan VN-organisaties op een rij zijn gezet. Ik controleer die begroting graag. Dat is mijn taak. Dat is ons aller taak namens de Nederlandse bevolking. Met de vaste uitgaven is op zichzelf niet zo heel veel mis. Maar ik constateer ook dat in de loop van het jaar aan sommige organisaties tientallen miljoenen meer wordt betaald dan verplicht is, zonder dat wij dat van tevoren exact weten. Ik hoef het niet per se te weten, maar ik zou in ieder geval willen dat het achteraf wordt uitgelegd, want dan kan ik mijn controletaak vervullen. Daarover zou ik graag wat meer duidelijkheid krijgen, evenals over het Nederlandse belang dat gediend is met die extra uitgaven. Het gaat om organisaties die we meer geld geven dan waartoe we verplicht zijn, zoals de ILO, UN Women, UNAIDS, UNDP, UNEP — de environmental organisatie van de VN — de UNESCO, UNRWA, UNHCR, het World Food Programme, maar ook de Wereldgezondheidsorganisatie. Het zijn alle organisaties van de VN die vele miljoenen meer krijgen dan waartoe wij via onze vaste bijdrage verplicht zijn. Ik wil er twee voorbeelden uithalen.

Voor de UNESCO draagt Nederland de verplichte contributie af ter waarde van 15 miljoen — de dertiende bijdrage in de wereld — maar in 2012 kwam er maar liefst 24 miljoen aan vrijwillige bijdragen bij. Dat is vijf keer zo veel als de verplichte bijdrage en dat op het moment dat de Amerikanen de subsidiekranen aan UNESCO hebben dichtgedraaid om redenen die iedereen kent, namelijk omdat de UNESCO zo onverstandig was om geheel tegen de mening van de Algemene Vergadering in de Palestijnen al een volwaardig lidmaatschap te bieden. Dat is een positie waar Nederland zich gelukkig van stemming heeft onthouden. Zo staat Nederland plotseling in de top vijf van de wereld. Het mag toch niet zo zijn dat wij gaan bijstorten omdat de Amerikanen niet langer betalen?

Ik kan ook een andere organisatie noemen, de ILO, the International Labour Organization. Nederland geeft daaraan 5,1 miljoen per jaar, maar alleen al tussen 2009 en 2013 kwam daar een vrijwillige bijdrage van in totaal 58 miljoen bij. Welk belang heeft Nederland erbij om ILO's vierde grootste donor te zijn?

De scorekaart die het ministerie van Buitenlandse zelf hanteert, geeft aan dat de ILO wel degelijk onderhevig kan zijn aan kritiek. Het personeelsbeleid laat te wensen over, de uitvoerig van het beleid wordt als matig gekwalificeerd en er is zelfs sprake van een grote mate van inefficiëntie bij de veldkantoren. Niet alleen Nederland dacht er zo over, ook de Britse inspectiedienst dacht er zo over.

De voorzitter:
De heer Sjoerdsma staat al enige tijd klaar om een vraag stellen.

De heer Ten Broeke (VVD):
Zeker! Mijn excuses daarvoor.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dat is niet erg, want wij wachten even op het punt van de heer Ten Broeke en dat kwam alsnog. Ik heb een vraag over een stukje eerder in het betoog, namelijk dat over de parlementaire controle. Ik ken de heer Ten Broeke als zeer zuiver op de graat. Het gaat om de parlementaire controles achteraf.

De heer Ten Broeke (VVD):
We doen ons best.

De heer Sjoerdsma (D66):
Wat ik mij wel afvraag, is hoe de heer Ten Broeke staat ten opzichte van het voorstel van zijn collega, mevrouw de Caluwé, die zegt dat het parlement natuurlijk wel verwittigd moet worden met brieven als de minister noodhulp gaat uitgeven van meer dan 5 miljoen. Dat kan niet zomaar gebeuren en zij vraagt waarom Nederland toch altijd als eerste in de rij moet staan. Dat strookt toch niet met elkaar?

De heer Ten Broeke (VVD):
Nee hoor. Ik zie twee liberalen van dezelfde fractie die hun controletaak buitengewoon serieus nemen. Misschien is mevrouw De Caluwé nog wel wat zuiverder op de graat als ik het idioom van de heer Sjoerdsma moet volgen. Zij wenst parlementaire controle op de grote uitgaven die wij doen. Wij roepen niet alleen maar buiten deze Kamer wanneer iets nodig is; wij kijken ook binnen de Kamer altijd heel scherp waaraan Nederlandse belastingcenten worden besteed.

De heer Sjoerdsma (D66):
Maar zo werkt het natuurlijk niet.

De heer Ten Broeke (VVD):
Nee?

De heer Sjoerdsma (D66):
Parlementaire controle is achteraf. Had minister Ploumen dan in het geval van de Filipijnen, toen zij 5 miljoen gaf, een brief naar de Kamer moeten sturen om dat aan te kondigen? Had de VVD als liberale fractie moeten zeggen "Goed idee! Dat doen we"? De manier waarop noodhulpgelden zijn uitgegeven, is toch iets wat aan het einde van het jaar verantwoord kan worden? Dat is toch een heel raar voorstel van de VVD.

De heer Ten Broeke (VVD):
Nee, ik vind het een uitermate goed voorstel. De noodzaak voor noodhulp wordt door ons niet betwist. Wel zien we dat noodhulp soms pondspondsgewijs wordt gegeven. Daar zou je veel meer beleid op kunnen zetten en controle vooraf — opiniëring van deze Kamer vooraf — is een instrument dat door mijn fractie net zo vaak wordt gebruikt als door de fractie van de heer Sjoerdsma. Wat mij betreft, is er geen enkel bezwaar om de minister tevoren te vragen om dat even toe te lichten aan de Kamer wanneer hij voornemens is om grote hulpbedragen over te maken. Dat lijkt mij een uitermate goed idee.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb een vraag over de vrijwillige bijdrage. Eerlijk gezegd, ben ik enigszins verbaasd over deze vragen. De heer Ten Broeke laat zich erop voorstaan dat de begroting altijd heel goed gecontroleerd moet worden. Maar wat vraagt hij? Hij stelt een vraag over iets wat we sinds 1949 doen. De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is zo ongeveer begonnen met een vrijwillige bijdrage aan de Verenigde Naties. We doen dit inmiddels een jaar of 50. In 2013 vraagt de heer Ten Broeke nu voor het jaar 2014 aan de minister waarom wij eigenlijk zo'n hoge vrijwillige bijdrage betalen. Ik zeg tegen de heer Ten Broeke dat wij dit al 50 jaar doen. Wat is de reden dat hij nu van de minister wil weten waarom wij dat eigenlijk in die mate doen?

De heer Ten Broeke (VVD):
Dit is een opmerkelijk pleidooi van de heer Van Ojik. Eigenlijk zegt hij tegen mij: wij geven die miljoenen al heel lang zonder dat daar al te veel controle op plaatsvindt, maar laten wij dat vooral zo houden. De VVD-fractie zal dat nooit accepteren. Wij zullen voor elke cent die wordt uitgegeven waar mogelijk scherp begrotingstoezicht houden. Onze fractie doet ook altijd buitengewoon scherpe begrotingsonderzoeken. Wat dat betreft kan dat geen verrassing zijn. Men kan zich afvragen waarom wij nu pas naar de vrijwillige bijdrage vragen. Ik heb hier overigens vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling ook al een punt van gemaakt, maar dat doe ik nu opnieuw. Wat mij opviel is dat de eigen inspectiedienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken bij een aantal organisaties zelf aangaf twijfels te hebben over de besteding van het geld. De heer Van Ojik kent die inspectiedienst volgens mij buitengewoon goed. Als ik het niet mis heb, heeft hij daar zelf ooit leiding aan gegeven. Ook de rapporten uit zijn periode zijn, zonder enige uitzondering, terecht kritisch. Waarschijnlijk heeft dat de dezelfde reden als waarom ik er met een kritische blik naar kijk, namelijk dat Nederlands belastinggeld altijd zorgvuldig moet worden uitgegeven. Ik reken dus op uw steun, mijnheer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De VVD-fractie en de GroenLinks-fractie zijn het er volledig over eens ...

De heer Ten Broeke (VVD):
We hadden afgesproken dat u dit niet meer zo vaak zou zeggen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
… dat onze internationale hulpgelden zorgvuldig moeten worden besteed. Het grote verschil van mening tussen ons betreft de omvang van de gelden. De VVD wil er 3,5 miljard van afhalen, maar heeft slechts ten dele haar zin gekregen op dit punt. GroenLinks wil er juist wat bij doen, maar wij zijn allebei voor zorgvuldige besteding. De heer Ten Broeke zegt dat hij er vorig jaar ook al naar heeft gevraagd. Al die kabinetten waar de VVD altijd in heeft gezeten, hebben echter ondanks al die kritische rapporten van de inspectie — ik zeg tegen de heer Ten Broeke dat er inderdaad heel veel kritische rapporten zijn — altijd ingestemd met de vrijwillige bijdrage. Ik ben dus benieuwd wat op dit moment precies de reden is dat de heer Ten Broeke dit punt ter sprake brengt. Wil hij misschien nog meer bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking? Dat zou kunnen, maar dan is het misschien goed om dat gewoon te zeggen.

De heer Ten Broeke (VVD):
Integendeel, ik zal zo meteen aangeven hoe een kritischer blik kan voorkomen dat geld mogelijk niet wordt besteed. Ik zal geen voorstel doen voor extra bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking; daar hoeft de heer Van Ojik niet bang voor te zijn. Ik wil wel het werk van de mensen op het ministerie, de oud-collega's van de heer Van Ojik, buitengewoon serieus nemen. Ik reken wat dat betreft op zijn steun, al is het steunen van een motie over dit onderwerp wellicht niet mogelijk. Ik vraag de minister of hij bereid is om de Kamer een brief te sturen met een overzicht van al die afdrachten en of hij daarin wil ingaan op de omvang van de vrijwillige bijdrage. Ik vraag hem ook om daarbij aan te geven wat de hem moverende redenen zijn geweest om de vrijwillige bijdrage op die manier in te boeken. Zoals de heer Van Ojik weet, fluctueert die vrijwillige bijdrage nogal eens. Tevens vraag ik de minister om de scorecard over het functioneren en de doelmatigheid van organisaties, een mooi systeem dat de heer Van Ojik beter kent dan ik, mee te nemen.

De voorzitter:
Volgens mij bent u nu alweer bezig met uw betoog.

De heer Ten Broeke (VVD):
Dat zou zomaar kunnen, mevrouw de voorzitter.

Ik maak nog een laatste opmerking over de VN. Een betere besteding van geld in VN-verband is wat mijn fractie betreft het UNHCR-noodfonds. Ook dat punt hebben wij al eens eerder gemaakt.

De heer Omtzigt (CDA):
De VVD-fractie stelt voor om bijdragen vanaf 5 miljoen aan noodhulp aan de Kamer te melden. Vindt de VVD-fractie het ook een goed idee dat de regering forse schuldhulpverlening van tevoren aan de Kamer meldt? Ik doel op het kwijtschelden van schulden, zoals de regering vorig jaar in het geval van Sudan van plan was.

De heer Ten Broeke (VVD):
Sterker nog, ik herinner mij dat ik de heer Omtzigt van harte en als eerste heb ondersteund in zijn oorspronkelijke pleidooi daarvoor. Dat doe ik hier vandaag opnieuw.

De heer Omtzigt (CDA):
Mooi. Ondersteunt de heer Ten Broeke dus mijn pleidooi dat forse bedragen van tevoren aan de Kamer gemeld moeten worden?

De heer Ten Broeke (VVD):
Ja, als het om heel forse bedragen gaat, zoals bij Sudan, waarbij je ook nog twijfels kunt hebben of het helemaal strookt met het regeringsbeleid. Dat punt maakte de heer Omtzigt destijds, geloof ik. Ik meen mij zelfs te herinneren dat ook de regering daarop welwillend reageerde. Of het praktisch altijd mogelijk is, is een tweede, maar als principe, als uitgangspunt, lijkt het mij volkomen terecht. Ik steun dan ook de heer Omtzigt op dat punt.

Het laatste punt over de VN betreft het noodfonds van de UNHCR, het Central Emergency Response Fund, het CERF. Op dit moment is dat noodfonds onvoldoende gekapitaliseerd om bij een opstapeling van humanitaire problemen hulp te bieden zonder dat eerst met de pet wordt rondgegaan. Nederland trekt dan vaak, terecht en vooral ook braaf, de portemonnee. Andere landen doen dit veelal niet. Dat zijn niet zelden ook landen met een heel grote mond als het aankomt op de conflicten die de oorzaak zijn van grote vluchtelingenstromen. Ze hebben een grote mond, ze doen alsof hun neus bloedt of ze politiseren hun hulpstromen — landen in de Golfregio zijn daarvan een voorbeeld — omdat ze nu eenmaal een eigen agenda hebben. Nederland geeft gul aan Syrische vluchtelingenstromen en nu ook aan de Filippijnen. Landen als China en Rusland geven zelden of nooit thuis. Deelt de minister deze analyse? Is de minister bereid de mogelijkheden tot het kapitaliseren van het CERF te verkennen, bij voorkeur als alternatief voor eventuele overschietende vrijwillige afdrachten van de VN-organisaties?

We gaan iets dichter bij huis kijken, net over de grens. De minister doet dat in Limburg. Ik doe dat elders, het liefst met de heer Omtzigt in Twente. Wij hebben al eerder in de Kamer een groot debat gevoerd over de zogenaamde grenseffecten. Ik wil hier niet pleiten voor een apart instrument voor grenseffecten. Wij hebben dat debat destijds gevoerd. Ik denk dat dat niet nodig is, ook gezien onze drang om de regelzucht wat te beteugelen. Er wordt echter in het algemeen aangenomen dat ministeries bij het opstellen van nieuwe wetgeving wel degelijk rekening houden met grenseffecten. Nu is het vervelende dat niet bij alle wetsvoorstellen en niet bij alle ministeries die grenseffecten in beeld worden gebracht. Ik zou dat graag zien. Ik wil daarop geen aparte toets zetten, maar wil wel graag dat dit altijd inzichtelijk wordt gemaakt, zodat wij ook daarop betere parlementaire controle — achteraf, zeg ik tot de heer Sjoerdsma — kunnen uitoefenen.

In Oost-Europa veranderen de verhoudingen heel snel. Wij zien dat in het bijzonder in Oekraïne een machtsstrijd gaande is die tegelijkertijd een strijd is waarbij Oekraïne een keus moet maken. Het lijkt een keus voor Europa te zijn of een keus om terug te keren in de oude invloedssfeer van een nieuw Sovjetrijk, maar dan onder een andere naam en met een andere tsaar. De associatieakkoorden die nu met Oekraïne, Moldavië en Georgië kunnen worden gesloten, zijn voor de EU vanuit economische belangen en veiligheidsbelangen van grote waarde. Oekraïne speelt daarin een bijzondere rol. Oekraïne is nummer drie in Europa wat betreft schaliegasvoorraden. De Oekraïense markt bedraagt ongeveer 150 miljard. Er zijn zo'n 250 Nederlandse bedrijven actief. Verder beschikt Oekraïne over de derde aardgasvoorraad van Europa en over de derde schaliegasvoorraad van Europa. Ik wil graag van de minister horen hoe het staat met de onderhandelingen met Oekraïne, of dat muizengaatje al is gevonden en of hij het met mij eens is dat er met name voor Nederland sprake is van economische belangen.

Georgië heeft zich de afgelopen jaren ontpopt als de hervormer van de Kaukasus. Vijf jaar geleden was het land nog vooral bezig met het bestrijden van de grote buur, of de grote beer zo u wilt, Rusland. Van het bnp ging 6% op aan een leger, dat uiteindelijk in een confrontatie met Rusland twee gebieden moest prijsgeven: Abchazië en Zuid-Ossetië. De laatste twee verkiezingen waren de eerste twee democratische machtsoverdrachten sinds de onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie en de meest democratische in de regio. Het land hervormt ook op economisch gebied sterk. Het staat zesde op de Ease of doing business index. Ik dacht eerst dat dit geen serieuze index was, maar hij is van de Wereldbank, dus ik neem hem serieus. Nederland is als jaren actief met Matra. De onderhandelingen met de EU over een associatieakkoord lopen goed. Dankzij deze betrokkenheid zat de Nederlandse ambassadeur op de dag na de verkiezingen van 2012 al met de nieuwe premier, Ivanisjvili, om de tafel. Ook Moldavië heeft grote stappen gezet en is momenteel een van de weinige landen in de wereld met een volledig liberale regering. In een land dat vijf jaar geleden nog werd geleid door pro-Russische communisten, is nu sprake van buitenlandse en binnenlandse verzoening.

Deze landen zijn wat de VVD betreft geen kandidaat-toetredingslanden voor de EU. Dit is geen voorportaal voor de EU, maar economische integratie helpt Nederland en de EU wel, ook om de regio te stabiliseren en op die manier de belangen te dienen op het gebied van veiligheid, economie en zelfs migratie. De landen in de regio hebben dan ook een alternatief voor aansluiting bij Europa, zoals Armenië liet zien. De VVD wil alleen wel graag dat de positieve impuls die is uitgegaan van de Matra-fondsen die wij op dit vlak hebben ingezet, wordt voortgezet. Dat hebben wij vorig jaar al per amendement laten weten. Het is een vrij goedkope manier om invloed uit te oefenen. Vorig jaar hebben wij met de PvdA een amendement ingediend om 3 miljoen toe te kennen aan het Matra-fonds voor de oostelijke partnerlanden. Kan de minister aangeven op welke wijze het amendement voor Matra-programma's in de pre-EU-accessielanden, maar ook in de oostelijke partnerships- en prioriteitslanden wordt uitgevoerd? Wij konden dit niet helemaal opmaken uit de begroting. Wij konden ook niet uit de begroting opmaken waarom dit niet structureel is geworden, hoewel dat nadrukkelijk de strekking van het amendement was. Wij zouden dit vandaag graag opnieuw regelen.

Ik maak nu een sprong naar onze eigen regio. Door de terugtrekkende beweging van de Amerikanen in Noord-Afrika wordt deze instabiele regio steeds meer een Europees probleem, dat op onze stoep ligt. Ook Nederland heeft op dit gebied veel te verliezen. De EU is wat de VVD-fractie betreft gebaat bij een assertief buitenlands beleid dat gericht is op handel, migratie en veiligheid. De VVD heeft altijd gepleit voor een sterkere Europese grensbewaking. De huidige grensbewaking, Frontex, doet op zichzelf goed werk, maar dat is onvoldoende om de migratiebelangen van Nederland en de EU te kunnen dienen. De VVD is dan ook van mening dat Europese landen zo veel mogelijk moeten samenwerken om militair te kunnen optreden in Noord-Afrika als dat gevraagd wordt. Dat hebben wij gedaan ineerdere crises, bijvoorbeeld in Mali; dat is toch een beetje een draaischijf van ellende: wapens en terrorisme, en ook nog eens op onze stoep. Ook in Libië hebben wij die houding laten zien. Dat geldt zelfs voor Somalië. Tijdens de crisis in Somalië tussen 2009 en 2012 leverde dat land Nederland een stroom aan asielverzoeken op met 13.000 aanvragen. Dergelijke zaken komen nu uit Afrika en baren ons zorgen. Hiervoor kunnen Europese oplossingen worden gevraagd.

De minister en ik zijn het grotendeels eens over Frontex, maar ik roep hem op om samen met de staatssecretaris van Justitie en de minister van Defensie te zorgen voor drie punten. Ten eerste willen wij meer regionale opvang en betere terugnameovereenkomsten, dus niet alleen met Tunesië. Wij willen dit ook afdwingen bij andere landen in de Noord-Afrikaanse regio. Ten tweede willen wij aanpassing van het Europees asielbeleid, met meer gemeenschappelijkheid, zodat de eventuele inzet van boten, die wij vaak bepleiten, niet gaat werken als een soort shuttleservice voor migranten. Ten derde willen wij verruiming van de bevoegdheden van Frontex, zodat het een echte kustwachtorganisatie wordt. Ik heb dat al vaker genoemd. Ik verzoek de minister dan ook om met de staatssecretaris van Justitie en de minister van Defensie met een Europees plan van aanpak te komen langs de punten die ik zojuist noemde, met een justitie- en een defensiecomponent; Frontex valt op dit moment nog onder Justitie.

Ten slotte ga ik in op Iran. Het interim-akkoord met Iran was de meest opvallende gebeurtenis van de afgelopen dagen. Ik beoordeel dit akkoord voorlopig als volgt: het legt een bodem in de race tussen Iran en de rest van de wereld om een nucleaire bom te maken dan wel te voorkomen, maar beide uitkomsten zijn met dit akkoord niet uitgesloten. Het akkoord onderwerpt Iran aan beperkingen van het nucleaire programma en een intensief verificatieproces. In de komende zes maanden mag Iran geen nieuwe centrifuges bouwen en de meest geavanceerde centrifuges mogen niet in gebruik worden genomen. Daarnaast mag de voorraad verrijkt uranium niet toenemen en wordt het werk in de zware reactor bevroren.

Deze deal is niet historisch, maar het is ook geen historische vergissing. Beide oordelen kunnen wat mij betreft pas worden gegeven als het inspectieregime heeft gefaald dan wel heeft waargemaakt wat wij hopen dat het zal waarmaken. Daarom heb ik een paar vragen. Hoe verklaart de minister de verschillen tussen de Iraanse en de Amerikaanse samenvatting van het interim-akkoord? Hoe beoordeelt hij het feit dat Iran beweert dat het recht op uraniumverrijking nu is erkend, terwijl Secretary of State Kerry precies het tegenovergestelde beweert? Hoe kunnen we voorkomen dat sanctieverlichting leidt tot herbewapening van Hezbollah, Hamas en andere terreurorganisaties? Is de minister het met ons eens dat een permanent akkoord afspraken over Iraanse ballistische capaciteiten moet behelzen? Acht de minister Saudi-Arabië in staat om met behulp van Pakistan een eigen nucleair programma te gaan verkennen? Kan de minister bij het IAEA navragen of men daar voldoende in staat denkt te zijn om het verificatieproces dagelijks naar behoren uit te voeren? Is het IAEA daartoe in staat, of zal de wereld weer worden misleid?

Tot slot herhaal ik, terughoudend, maar hoopvol nog maar eens dat 2014 het jaar van de diplomatie zou kunnen worden. "Diplomacy roaring back" noemde de columnist van The New York Times Roger Cohen de ontwikkelingen van de afgelopen dagen treffend. Collega Servaes haalde gisteren een uitspraak van Churchill aan. Op de vraag wat een diplomaat is, antwoordde Churchill ooit: dat is iemand die de kunst verstaat om tien mensen te vertellen dat ze naar de hel kunnen lopen, waarna ze je allemaal de weg vragen. Voor zowel Iran als voor Syrië en het Midden-Oosten Vredesproces lijken er nu voorzichtig wegen te worden geopend. Laat ik bij dezen de hoop uitspreken dat diplomaten erin slagen om ons uit die hel te houden.

De heer Van Bommel (SP):
Ik hoorde een aantal eisen voorbijkomen van de VVD over een akkoord met Iran. Ze werden aan de minister voorgelegd. Iedereen kan er gelukkig mee zijn dat er nu diplomatieke stappen worden gezet. Ook de VVD heeft daarover voorzichtig blijdschap geuit. Waarom wil die fractie het zetten van verdere diplomatieke stappen bemoeilijken door de eis te stellen dat ook ballistische raketten onder het akkoord zouden moeten vallen?

De heer Ten Broeke (VVD):
In de eerste plaats heb ik geen eisen gesteld, maar heel normaal vragen gesteld. Wellicht heeft dit iets met dialectiek te maken, en met een verschil tussen de politieke opvoeding van de heer Van Bommel en die van mij. Ik stelde gewoon vragen. Een van die vragen betreft inderdaad de mogelijkheid om ballistische raketten onderdeel te laten zijn van het uiteindelijke akkoord. Ik meen dat de wereld vooral bang kan zijn voor die raketten. In ieder geval landen in de regio zijn daarvoor bang, maar ook Europa kan daar bang voor zijn. Het zou mij daarom een lief ding waard zijn als wordt getracht om dit een onderdeel te laten zijn van een eventueel definitief akkoord. Ik weet dat zeker zal worden getracht om dit te doen.

De heer Van Bommel (SP):
Volgens mij heeft de wereld, Europa, en ook Nederland juist moeite met mogelijke nucleaire ambities van Iran. De inzet van het International Atomic Energy Agency richt zich op inspecties van dit nucleaire programma. Waarom wil de heer Ten Broeke die onderhandelingen nu juist verzwaren met ook nog wensen, verzoeken of vragen op ballistisch gebied? Ik snap daarvan werkelijk helemaal niets

De heer Ten Broeke (VVD):
Het is mij de afgelopen jaren weleens vaker geworden dat de heer Van Bommel denkt dat de bedreigingen vanuit Iran uitsluitend op het vlak van de verrijking van uranium liggen. Het gaat uiteraard uiteindelijk om de combinatie met een wapenprogramma. Daarop letten, is de inzet van de internationale gemeenschap. Ik formuleer de vraag hier gewoon heel scherp.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Roon. Hij spreekt namens de PVV-fractie. Ook de heer Madlener zal straks namens die fractie het woord voeren.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik zal vanavond, in mijn beperkte spreektijd, drie onderwerpen aan de orde stellen. In de eerste plaats wil ook ik het hebben over de Verenigde Naties. Verder zal ik spreken over de Palestijnse Autoriteit. Tot slot zal ik het hebben over internetvrijheid in het internationale verkeer. De legitimiteit van de Verenigde Naties staat enorm onder druk. De vorige spreker voerde dat ook al aan. De regering weet dat ook. De regering heeft ook in haar stukken aan ons laten weten dat zij streeft naar verbetering van alle gebreken binnen de VN. Ik denk dus dat het goed is om het daar vanavond nog eens over te hebben.

Op 25 juni 1945 — de Tweede Wereldoorlog was eigenlijk nog niet eens helemaal afgelopen — kwamen 50 landen bijeen in San Francisco voor het opstellen van een handvest. Na ondertekening van dat handvest sprak president Truman de overige regeringsleiders toe met de volgende woorden. "Dat charter van Verenigde Naties dat jullie zojuist hebben ondertekend, is een solide structuur waarop we een betere wereld gaan bouwen. Met dat charter van Verenigde Naties kunnen we vooruitkijken naar een tijd waarin alle mensen de mogelijkheid krijgen om fatsoenlijk te leven in vrijheid." Truman voegde er nog aan toe dat het handvest alleen zou werken als de volkeren vastbesloten zijn om het te laten slagen. Als we toelaten dat een groep van landen ermee aan de haal gaat, zou dat volgens Truman als een vorm van verraad gekwalificeerd moeten worden. Verraad aan al die mensen die in de jaren eraan voorafgaand voor de vrijheid gesneuveld waren.

Vier maanden later, op 24 oktober 1945, werden de Verenigde Naties formeel opgericht. Er waren toen 51 staten bij aangesloten en er werkten 300 mensen voor het VN-secretariaat. De VN had in de beginjaren — ik kon het terugvinden tot 1947 — een regulier budget van 31 miljoen dollar. Nederland droeg in dat jaar 434.000 dollar bij. Op dit moment omvat het reguliere VN-budget 2,6 miljard dollar — dan heb ik het dus nog niet over de bijzondere budgetten, maar over het reguliere budget — telt de VN 193 lidstaten — zij is bijna vier keer zo groot geworden — en is zij uitgegroeid tot een organisatie met 44.000 medewerkers.

We zijn zo ongeveer 55 jaar verder. Het is dan goed om er nog eens kritisch naar te kijken. Want ook al bestaat de VN dan 55 jaar, we moeten het niet zonder meer als een vanzelfsprekendheid beschouwen dat we er maar op dezelfde manier mee doorgaan. Het is goed om stil te staan bij de waarschuwing die Truman aan de Verenigde Naties meegaf bij haar oprichting. Is de VN een succes geworden? Of is er verraad gepleegd aan al die mensen die hun leven hebben opgeofferd voor vrede en veiligheid? Je kunt de vraag ook anders stellen. Wat hebben Nederland en de wereld nu eigenlijk teruggekregen van de VN? We hebben er gigantisch in geïnvesteerd in al die jaren, maar wat is ervoor teruggekomen?

Ik kan natuurlijk niet alle projecten van de VN nu gaan bespreken. Daar is de tijd veel te kort voor. Je zou daar misschien dagen over moeten praten. Ik zal mij concentreren op een paar belangrijke zaken. Dat zijn om te beginnen de vredesoperaties. Dat zijn dus de operaties die internationale vrede en veiligheid moeten brengen. Daarnaast spreek ik over aandacht voor de vrijheid van het individu en mensenrechten. Tot slot zal ik enige woorden wijden aan de financiële bijdrage van Nederland aan de VN.

Het creëren van een wereld waarin de komende generaties behoed zouden worden voor de gesel van oorlog was de drijvende kracht achter het ontstaan van de VN. Sinds het ontstaan van de VN zijn er 68 vredesoperaties uitgevoerd. De laatste missie vond vorig jaar plaats: een waarnemersmissie naar Syrië. Die was in ieder geval allesbehalve succesvol. Sowieso is het hele VN-optreden ten aanzien van de humanitaire catastrofe in Syrië een mislukking. De Veiligheidsraad is hopeloos verdeeld over een gezamenlijke aanpak en de Office for the Coordination of Humanitarian Affairs kampt met een chronisch geldgebrek omdat landen als Saudi-Arabië en Rusland wel aan de lopende band wapens sturen maar nauwelijks geld. Van de overige 67 missies kun je er misschien, als je van goede wil bent, ongeveer twintig aanmerken als min of meer succesvol, maar de meeste missies hebben toch tot niet meer geleid dan een tijdelijke bevriezing van een conflict. Daar komt dan nog bij dat een organisatie genaamd Transparency International, u wel bekend, vorige maand met een rapport is gekomen, genaamd Corruption and peacekeeping. In dat rapport wordt de VN verweten dat er helemaal geen beleid is voor hoe te opereren te midden van wijdverbreide corruptie, terwijl het inherent is aan vredesmissies dat er gewerkt wordt in landen die tot op het bot corrupt zijn. Door de corruptie simpelweg te negeren worden vredesmissies makkelijk meegezogen in een modderpoel van corruptie, zoals is gebleken in Congo, Sudan en de Balkan, om er maar een paar te noemen.

Als we kijken naar de aandacht die de VN-organen in 2012 aan de mensenrechten schonken, dan vallen er toch een paar dingen op. Ik ga het niet allemaal helemaal preciseren, want de heer Ten Broeke heeft daar in zijn inbreng ook al een paar dingen over gezegd, maar het volgende wil ik toch nog wel naar voren brengen. Terwijl er in het jaar 2012 in Syrië tienduizenden doden vielen, besteedden de Verenigde Naties 60% meer aandacht aan Israël dan aan Syrië. Israël staat in de Verenigde Naties veruit op de eerste plaats als het meest bekritiseerde land ter wereld. Landen als Afghanistan, Saudi-Arabië, Mali en Egypte haalden de top tien niet eens. Tijdens de 68ste sessie van de Algemene Vergadering van de VN zijn 22 resoluties voorgesteld tegen Israël en de overige vier gingen over Syrië, Iran, Noord-Korea en Myanmar. De rest van de wereld blijft helemaal buiten schot.

Op 14 november werden er negen resoluties aangenomen door het vierde comité van de Algemene Vergadering van de VN en die waren allemaal tegen Israël gericht. Een resolutie ging zelfs zover — dat was een resolutie over de Golan — dat Israël daarin weer werd opgeroepen de Golan te overhandigen aan Syrië. De VN deinst er dus niet voor terug om de Syriërs die in vrede en rust op de Israëlische Golan wonen, in de armen te jagen van een bloedige oorlog. Geen woord ook, uiteraard zou ik zeggen, over de Palestijnse vluchtelingen die in Syrië worden dood gebombardeerd of worden tegengehouden bij grenzen van buurlanden. Dit is te bizar voor woorden.

De VN-vertaalster is al door de heer Ten Broeke aangehaald. Zij heeft terecht laten blijken dat er allemaal rare dingen gebeuren zodra het over Israël gaat en dat dat niet in verhouding is tot allerlei andere ernstige zaken die onderbelicht blijven in de VN.

Die excessieve obsessieve aandacht voor Israël is overigens logisch te verklaren, want de VN wordt in niet geringe mate gedomineerd door een blok van maar liefst 57 islamitische landen die deel uitmaken van de organisatie OIC. Die zien Israël het liefst verdwijnen. Het voortdurend bekritiseren van Israël door die landen en door die organisatie is ook een mooie bliksemafleider voor de eigen wandaden. Ik vraag de minister wat zijn oordeel is over de blokvorming van de OIC-landen in de VN als je die afzet tegen de waarschuwing van Truman dat de VN niet gebruikt moet worden voor de eigen belangen van een land of een groep van landen.

De roep om VN-hervormingen, met name van de Veiligheidsraad, wordt steeds luider. Eén onderdeel van de VN heeft al een hervorming ondergaan, dat is de VN-Mensenrechtencommissie. De Mensenrechtencommissie was tandeloos geworden doordat er te veel leden in zaten die zelf ook de mensenrechten schonden. Door een obsessieve aandacht voor Israël bleef er weinig over van het bevorderen van mensenrechten wereldwijd. Die VN-mensenrechtenraad, die dus is opgericht om de VN-Mensenrechtencommissie, die zo jammerlijk faalde, te vervangen, gaat nu weer precies op dezelfde punten mank.

De voorzitter:
De heer Sjoerdsma heeft een vraag voor u. Ik wijs u er verder op dat u niet veel tijd meer over hebt.

De heer Sjoerdsma (D66):
De heer De Roon spreekt veel over Israël. Dat snap ik wel, want zijn partij ziet zichzelf als een trouwe bondgenoot van Israël. In dat kader heb ik een vraag. Hoe kan de heer De Roon die warme gevoelens ten opzichte van Israël nu verenigen met de samenwerking die zijn partij wil aangaan met het Front National waar Jean-Marie Le Pen erevoorzitter van is en bovendien nog lid van het Europees Parlement ook?

De heer De Roon (PVV):
Die samenwerking is gericht op het versterken van onze posities in het Europees Parlement. Verder gaat die samenwerking niet. Ik zie daar dan ook helemaal geen probleem.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dat vind ik toch een heel summiere samenvatting van wat de PVV in Europa doet. Als je bekijkt waar de partij Front National voor staat en als je kijkt naar de uitspraken van Jean-Marie Le Pen, kan ik mij niet anders voorstellen dan dat ook de heer De Roon afstand wil nemen van diens uitspraken over de Holocaust, Israël en joden. Wil de heer De Roon echt met deze meneer samenwerken in Europa?

De heer De Roon (PVV):
Het gaat de PVV er niet om om met een bepaalde meneer samen te werken. Het gaat ons erom dat er in het Europees Parlement door partijen wordt samengewerkt die veel vraagtekens zetten bij nut, noodzaak en functioneren van de Europese Unie. Daarbij vinden wij in mevrouw Le Pen, de dochter van de door de heer Sjoerdsma genoemde Jean-Marie Le Pen, naar ons idee een goede bondgenoot.

Ik was bezig met de VN-Mensenrechtenraad, die de niet-functionerende mensenrechtencommissie al heeft vervangen. Die haalde ik aan als voorbeeld dat het blijkbaar niet werkt in de VN. Wat blijkt nu weer? Twee weken geleden werden China, Rusland, Saudi-Arabië, Algerije, Cuba en Vietnam verkozen tot leden van de VN-Mensenrechtenraad. Ik vraag de minister of hij het met mij eens is dat deze landen in het rijtje van de grootste mensenrechtenschenders thuishoren. Als wij ons dat realiseren, hoe schat de minister dan vervolgens de kansen in dat er een nieuwe en effectieve hervorming van de VN-Mensenrechtenraad tot stand komt? Als die hervorming er niet kan komen, wat ik persoonlijk denk, hoe kan die raad met zulke leden dan nog enig gezag uitoefenen en effectief werken, als de ergste mensenrechtenschendende landen daarin zitten? Hoe beoordeelt de minister ook het feit dat de mensenrechtensituatie in China, Cuba, Egypte, Pakistan, Rusland, Saudi-Arabië en Zimbabwe nog nooit heeft geleid tot een VN-resolutie? Wat zegt het feit dat de VN-Mensenrechtenraad dezelfde mankementen vertoont als diens voorganger, de VN-mensenrechtencommissie, over de slagingskansen van hervormingen van de VN-Veiligheidsraad? Zal de VN-Veiligheidsraad niet eerst en vooral een politiek orgaan blijven, ongeacht wie er zitting in neemt?

Ik rond af met een aantal woorden over het budget. Nederland is al jaren een van 's werelds grootste donoren van de VN. Ons land behoort tot de top vijftien van de grootste donoren met een contributie van 40 miljoen euro. Wij betalen een kwart meer dan Turkije en twee keer zoveel als het schatrijke Saudi-Arabië. Wij behoren tot de braafste jongetjes van de klas. Wij behoorden ook tot de 23 van de 193 landen die hun contributie op 31 januari 2013 volledig hadden betaald. Nederland worstelt de laatste jaren met de VN om een eerlijker contributieverdeling te bereiken. Ook wat een eerlijke contributieverdeling betreft blijkt er geen schot in de zaak te zitten. Ziet de minister enige kans op een doorbraak?

Ik realiseer mij dat ik de andere twee punten die ik had aangekondigd, binnen mijn spreektijd niet aan de orde kan laten komen. Misschien zal ik dat nog doen in tweede termijn.

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Ik wil het hebben over Europa, want er staat in deze begroting Buitenlandse Zaken ook een behoorlijke passage over Europa. De Europese Unie telde in september dit jaar om en nabij de 26,9 miljoen werklozen. In Nederland zijn inmiddels zo'n 674.000 mensen werkzoekend. De OESO voorspelt dat de Nederlandse economie zwak blijft. De werkloosheid zal alsmaar blijven stijgen, totdat die in 2015 hopelijk stabiliseert op ruim 8% van de beroepsbevolking. In 2015 zou de groei 1,2% kunnen zijn. Daarmee doet Nederland het slechter dan alle eurolanden en dan de EU-lidstaten gemiddeld.

Dat komt door het kabinet. Het kabinet verzwaart onder druk van de Europese Unie de lasten, waardoor de crisis verergert. Het kabinet is helemaal niet bezig om Nederland uit de crisis te loodsen, maar loopt aan de teugels van Brussel. Het kabinet heeft bovendien oogkleppen op, zodat het de ramp die het aanricht in de Nederlandse samenleving, niet ziet. Honderdduizenden Oost-Europeanen zitten inmiddels in Nederland en ons geld vliegt het land uit. Dit gebeurt allemaal omdat Brussel dit eist. Er komen echter verkiezingen aan en nu gaan de VVD en de Partij van de Arbeid ineens eurokritisch doen. Zo is minister Timmermans al begonnen met het zaaien van verwarring bij de Nederlandse kiezer. Afgelopen 14 november uitte hij stoere taal in de Financial Times. Hij pleitte voor een smaller, reformed commission, een kleinere Europese Commissie dus, met minder Eurocommissarissen. Wij vragen ons af waarom de minister dan heeft ingestemd met een uitbreiding van de Europese Commissie in mei dit jaar. We kunnen het antwoord natuurlijk wel raden. Deze minister wil en gaat gewoon niets doen aan de onstuitbare regelbrij die uit Brussel over ons land wordt uitgestort, behalve af en toe voor de bühne een beetje kritisch doen om zo de kiezer voor de gek te houden. In een toelichting op zijn gepresenteerde voorstel zei de minister later dat de kleinere Commissie pas iets is voor 2019, dus pas over vijf jaar. Of aast minister Timmermans wellicht zelf op een dikbetaalde baan als Eurocommissaris of misschien zelfs als de nieuwe Lady Ashton?

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik sloeg even aan op "voor de bühne". Ik luisterde de eerste toespraak van de heer Madlener in het Europees Parlement nog even terug. Daarin zei hij over het verhuiscircus tussen Straatsburg en Brussel: ophouden daarmee! Maar wat lees ik dan tot mijn verbazing enkele weken terug? Het hele Europarlement wil stoppen met het verhuiscircus, maar de partij van de heer Madlener niet. Zij wil liever twee Europese hoofdsteden hebben. Mijn vraag aan de heer Madlener is: bent u soms eurofiel?

De voorzitter:
Een uitdagende vraag, mijnheer Madlener.

De heer Madlener (PVV):
Het is een goede vraag, want er is wat verwarring over gerezen. U hebt vast ook verder gelezen dan het stuk dat u hier laat zien. Er was namelijk een goede reden om te stemmen zoals mijn collega's gestemd hebben. De PVV heeft er nooit een misverstand over laten bestaan dat zij tegen het verhuiscircus is. Maar de stemming zoals die afgelopen keer is geweest, gaf helemaal geen uitsluitsel dat er enkel één vergaderplaats zou zijn. Dat is de reden — u moet dat maar even lezen in Elsevier, waarin mijn collega een uitgebreide toelichting heeft gegeven — waarom mijn collega's zo gestemd hebben. Dat lijkt mij een afdoende toelichting.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dan concludeer ik dat dit toch echt voor de bühne is. Dat hele verhuiscircus moet weg, maar als we erover gaan stemmen in het Europees Parlement, als die beslissing voorligt, als het Europees Parlement de bevoegdheid wil om niet meer naar Straatsburg te gaan, zegt uw partij: ja, we zijn er altijd tegen geweest, maar we zullen er niet voor stemmen. Dat noem ik voor de bühne.

De heer Madlener (PVV):
Deze onjuiste voorstelling van zaken is weer zo'n poging om de kiezer zand in de ogen te strooien. Natuurlijk is de PVV tegen het verhuiscircus! Dat is zij altijd geweest. Dat weet u ook. U vertelt een halve waarheid. Ik vertel u de hele waarheid en die is dat de PVV tegen het verhuiscircus is en ook zo heeft gestemd.

De heer Ten Broeke (VVD):
Dat is dan de waarheid die alleen door de heer Madlener zo wordt beleefd. Werkelijk iedereen die heeft gekeken naar deze stemming en de voorliggende motie, kan maar tot een conclusie komen: de PVV is van haar geloof gevallen nu zij Straatsburg mogelijk wil maken. Ik hoef daarvoor toch niet Elsevier te lezen? Mijnheer Madlener, kunt u het tegenwoordig niet meer zelf? Waar is alle retoriek over "weg met Straatsburg"? U wilt er gewoon naartoe. Misschien wilt u er zelf wel naar terug.

De heer Madlener (PVV):
Ik heb met veel plezier daar gezeten om juist de eurofielen van uw fractie te bestrijden. Er is nooit een misverstand over geweest dat de PVV tegen het verhuiscircus is. Zij heeft zich daar altijd voor ingezet. Ik verwijs u nogmaals naar de uitleg in Elsevier, waarin zeer helder uiteengezet is waarom mijn collega's zo gestemd hebben.

De heer Ten Broeke (VVD):
Ik heb nog niet eerder meegemaakt dat de PVV hier niet in staat was om een heel simpel punt dat zij jarenlang heeft gemaakt, namelijk "geen Straatsburg", zelf toe te lichten en dat we naar de media moeten om te kijken wat de PVV precies bedoeld heeft met die stemming. Ik zal er nog eens naar kijken, maar één ding is zeker: als je van Straatsburg af wilt, ben je bij de PVV niet meer aan het juiste adres.

De heer Madlener (PVV):
Dat is onjuist. Het is net zo onjuist als dat uw partijleider, de heer Rutte, net doet alsof wij niet in een handelszone met de EU willen komen naar Zwitsers voorbeeld. Dat is precies wat ik bedoel. De verkiezingen komen eraan en ineens wordt er weer zand in de ogen gestrooid. Ik denk dat de kiezer daar niet in gaat trappen, mijnheer Ten Broeke.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik ben in de ongelukkige omstandigheid dat ik de Elsevier niet heb gelezen. Ik heb er ook geen abonnement op. Misschien kan de heer Madlener gewoon in zijn eigen woorden heel simpel, voor mensen zoals ik, die de Elsevier niet lezen, uitleggen waarom de PVV gestemd heeft zoals zij kennelijk heeft gestemd.

De heer Madlener (PVV):
Dat heb ik al gezegd: omdat de stemming zoals die heeft plaatsgevonden, niet uitsloot dat Brussel de enige plek was. Als u daar een toelichting op wilt lezen, verwijs ik u naar de toelichting van mijn collega's. Die is helder en die kunt u op internet zien. Ik neem aan dat u weet hoe een computer werkt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik begrijp dat de motie niet uitsloot dat Brussel de enige vergaderplaats zou worden en dat dat de reden is waarom de PVV de mogelijkheid om in twee steden te blijven vergaderen, heeft opengehouden. Is dat waarover ik mijn computer moet raadplegen om dat nog eens uitgelegd te krijgen?

De heer Madlener (PVV):
Ik verwijs u naar de uitgebreide toelichting die mijn collega heeft gegeven. Daarin zegt hij — en dat is heel juist — dat de stemming zoals die heeft plaatsgevonden, niet uitsloot dat Brussel niet de enige plek was. Daarmee was het dus een onduidelijk voorstel van het Parlement. Dat is de reden. Wij zijn voor duidelijke voorstellen en niet voor onduidelijke, zoals u. Daarom heeft mijn collega gestemd zoals hij gestemd heeft.

Ik heb al gezegd dat de heer Timmermans aast op een nieuwe baan, misschien zelfs als de nieuwe Lady Ashton. Ik denk dat hij dit jaar weleens hogere ogen zou kunnen gooien. Eerder wilde hij al Commissaris van de Mensenrechten worden bij de Raad van Europa. Dat is toen mislukt, maar inmiddels heeft hij het Nederlandse belang al langer verkwanseld en de macht van de EU vergroot. Misschien heeft hij nu dus meer kans. Met de verkiezingen in zicht is het spel om de dik betaalde Brusselse banen begonnen, met als hoofdprijs het voorzitterschap van de Europese Commissie, de nieuwe Barroso. De vacaturetekst is al geschreven: "Ben jij die eurofiel die het liefst alle landen wil opheffen en maling heeft aan de democratische natiestaat en haar burgers, meld je dan aan." De eerste kandidaat heeft zich al gemeld. Dat is de droomkandidaat van de VVD, de heer Guy Verhofstadt. Ik heb natuurlijk meteen zijn boek gekocht. "Voor Europa" is de veelzeggende titel, want dat is natuurlijk het nieuwe verkiezingsprogramma van de VVD. Eurocommissaris Kroes was meteen razend enthousiast over de kandidatuur van de heer Verhofstadt. Zij zei: "Verhofstadt is onze kandidaat om Barroso op te volgen". Ook de heer Van Baalen noemt hem "een uitstekende kandidaat" en "iemand die altijd meestemt met de VVD op het terrein van economische onderwerpen". Dat is natuurlijk net zoiets als Jan Marijnissen partijvoorzitter maken van de VVD of Ad Melkert mee laten doen aan een talentenjacht.

Alle gekheid op een stokje: je kunt van Verhofstadt zeggen wat je wilt, maar hij staat voor zijn zaak. Verhofstadt zegt heel duidelijk dat een echte omwenteling nodig is, namelijk het opzetten van een heuse federale unie met supranationale Europese instellingen. Concreet houdt dit in dat de Europese Commissie zo snel mogelijk moet worden omgevormd tot een heuse Europese regering. Dat schrijft hij ook in zijn boek. Verhofstadt houdt zijn kiezers in ieder geval niet voor de gek. Je weet waar je op stemt. Dat is een goede zaak, want de kiezer heeft recht op een eerlijk verhaal. Een stem op de VVD is een stem op de meest eurofiele fractie van het Europees Parlement: de ALDE-fractie van Guy Verhofstadt en D66.

De heer Sjoerdsma (D66):
Nu de vergelijking wordt gemaakt dat een stem op de VVD of op D66 een stem op Guy Verhofstadt is, roept dat in het verlengde daarvan de vraag op wat een stem op de PVV inhoudt als de PVV in Europa samenwerkt met onder andere het Front National. Dat heb ik ook in een interruptiedebatje met de heer De Roon gewisseld.

De heer Madlener (PVV):
Dat is helder: een stem op de PVV is een stem voor minder Europa. Dat is ook precies onze verkiezingsboodschap. Wij zeggen niet het één terwijl wij het ander doen. Wij zijn voor minder Europa, net zoals de partijen waarmee wij samenwerken. Dat is precies het verschil met de ALDE-fractie. Uw partij, D66, wil meer Europa, een federaal Europa. En u werkt samen met een partij die hier net doet alsof zij dat niet wil. Dat is precies het verschil.

De heer Sjoerdsma (D66):
Nu breekt mijn klomp. De heer Madlener neemt de VVD de maat. Zij zou op economisch vlak met de heer Verhofstadt meestemmen, maar voor de rest zou zij zich van hem distantiëren. Wat doet de partij van de heer Madlener zelf? Ja, zij werkt wel samen met mevrouw Le Pen op het gebied van minder Europa en de rest van die partij, het xenofobische karakter van die partij en het soms misschien zelfs antisemitische karakter van enkele leden van die partij, neemt zij maar voor lief. Staat de partij van de heer Madlener dat voor en gaan haar kiezers in Europa straks daarvoor kiezen?

De heer Madlener (PVV):
Een stem op de PVV is een stem voor minder Europa. Wij gaan dus niet samenwerken met partijen die meer Europa bepleiten. Dat doet de VVD wel. De partij van de heer Sjoerdsma doet dat ook, want zij zegt tegen haar kiezer "wij beloven een federaal Europa", maar gaat dan samenwerken met de VVD. Eigenlijk is dat de onduidelijkheid die hier bewust gecreëerd wordt, maar die nu gelukkig uit de wereld is met Guy Verhofstadt als kandidaat voor de VVD en met zijn boek, waarin hij heel helder schrijft waar hij voor staat. Daar roem ik de heer Verhofstadt om en ook de partij van de heer Sjoerdsma, want die is tenminste eerlijk naar de kiezer: een stem op D66 is een stem voor meer Europa. Maar ja, een stem op de VVD is dat helaas ook. Dat was mijn kritiek op de VVD.

Ik geef een ander voorbeeld van Europese misleiding. Afgelopen zomer werd er gewapperd met een lijstje, de subsidiariteitsexercitie. Hiermee kondigde het kabinet met veel bombarie aan, soevereiniteit terug te gaan halen. Waar bleek het om te gaan? Het was een flutlijst, klein bier, het waren kruimels. Het ging over schoolmelk en schoolfruit. Dat is natuurlijk heel irritant, maar het was een vrijblijvend lijstje zonder harde eisen. Want wat gebeurt er ondanks de kritische taal? Dit kabinet blijft maar tekenen bij het kruisje: meer geld naar de Grieken, de toetreding van Kroatië, het steunen van de EU-onderhandelingen met Turkije, meer begrotingsdiscipline en steeds tussentijdse ophogingen van de Europese begroting. Dat is wat er keer op keer aan de orde is. Dat gaat ergens over. Bovendien gaan de grenzen van onze arbeidsmarkt per 1 januari aanstaande wagenwijd open voor Roemenen en Bulgaren, die hoogstwaarschijnlijk massaal hun heil in Nederland gaan zoeken. Dat is er aan de hand! Dat gaat over meer dan schoolmelk en schoolfruit. Dat is heel goed nieuws voor de goed georganiseerde criminele bendes en daar zijn er een heleboel van in Roemenië en Bulgarije, zoals wij allemaal weten. Wat een onheil zal dit betekenen voor Nederland, maar dit kabinet vindt het fantastisch. Premier Rutte blijft kruisjes zetten, zolang een ander maar betaalt. Ik roep het kabinet nog één keer op om hier iets aan te doen voordat het te laat is. Minister Timmermans, u bent niet bang voor een diplomatieke rel op zijn tijd, dus houd die grenzen dicht!

In de begroting die wij nu bespreken, lopen de uitgaven aan de Europese samenwerking op van 6,5 miljard in 2012 tot maar liefst 8,6 miljard in 2018. Kan de minister dit uitleggen? Dit is toch een heel ander beeld dan wat de Kamer in februari voorgespiegeld kreeg met het rekenmodel van de minister toen?

Overigens stemde het kabinet bij het akkoord voor het Meerjarig Financieel Kader voor de komende zeven jaar ook in met een commissie die zal onderzoeken hoe de EU de komende tijd eigen middelen kan verkrijgen, dus eigen belastingheffing voor de EU. Waarom heeft het kabinet daarmee ingestemd? Belastingen zijn altijd een bevoegdheid van de nationale lidstaten geweest. De PVV vindt het heel belangrijk dat dit zo blijft. Waarom heeft het kabinet in hemelsnaam de deur naar eigen middelen voor de EU wagenwijd opengezet?

Het is tijd voor een andere koers voor Nederland. Het is tijd dat Nederland onder de greep van Brussel uitkomt. De PVV wil dat Nederland uit de monetaire unie en de EU stapt en dat Nederland lid wordt van de EVA-landen, de Europese Vrijhandelsassociatie. Aangezien de premier hier afgelopen weekend over loog om de mensen bang te maken, wil ik het hier nog eens luid en duidelijk zeggen. Wij hebben altijd gezegd: uit de EU, maar in de Europese Vrijhandelsassociatie! Wij willen met Europese landen vrijhandelsverdragen sluiten, net zoals Zwitserland dat heeft gedaan.

Tot slot. Dit kabinet heeft geen serieuze ambities om daadwerkelijk iets te doen aan het Brusselse monster. De Europese Unie blijkt een ramp voor ons land. De dramatische gevolgen voor ons eens zo welvarende land worden steeds duidelijker. Ons land wordt afgebroken. De Europese Unie en de euro zijn mislukt. Deze minister schreef mee aan die verschrikkelijke Europese grondwet die door 61% van de Nederlanders werd weggestemd, maar later toch kwam in de vorm van het Verdrag van Lissabon. Degene die ons in de positie heeft gebracht waarin wij nu zitten, komt nu met een begroting waarin de Brusselse trein gewoon doorgaat. Kritische taal af en toe doet daar niets aan af, evenmin als flutlijstjes. Maar, voorzitter, de Nederlandse kiezers laten zich niet voor de gek houden.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Ik geef het woord aan de heer Servaes.

De heer Servaes (PvdA):
Voorzitter. Nederland moet een toontje lager zingen, zo kopte een ochtendkrant vorige week. Aan het woord was werkgeverschef Wientjes. Je mag best idealen hebben, zei hij, maar houd ze in het buitenland maar liever even op zak, dat was zo'n beetje zijn boodschap. Een opmerkelijke uitspraak, vond ik. Een opmerkelijke timing ook, na de derde handelsmissie in evenzoveel weken. De Koning, de premier, het halve kabinet gingen bedrijvendelegaties voor, op zoek naar nieuwe partners en orders.

Blijkbaar stoorde het dat de politiek niet alleen aandacht vroeg voor die belangrijke economische dimensie van internationale betrekkingen, maar dat bij bezoeken aan landen als China en Indonesië ook thema's als mensenrechten en democratie op de agenda staan. De premier reageerde snel en adequaat, het kan niet anders gezegd worden. Hij oordeelde dat handel en politiek juist heel goed allebei aan de orde kunnen of zelfs moeten komen, en dat een tegenstelling tussen beide thema's berust op oude beelden, zoals hij dat formuleerde. Dat is precies zoals het is. Een goed functionerende rechtsorde en respect voor mensenrechten zijn doelen op zichzelf, maar zij zijn net zo goed dienstbaar aan een goed en voorspelbaar economisch klimaat en handelsklimaat.

Robin Cook, de eerste en mijns inziens beste minister van Buitenlandse Zaken onder Tony Blair, zei ooit: deze regering accepteert niet dat politieke waarden achtergelaten worden op het moment dat we met ons paspoort inchecken voor een buitenlandse reis. Hij legde de lat hoog, met zijn pleidooi voor een ethische dimensie in het buitenlands beleid, en zou daar later veelvuldig aan herinnerd worden.

Natuurlijk is het zo dat de internationale politiek in de praktijk weerbarstiger is dan in de studeerkamer. Natuurlijk is het zo dat belangen en waarden kunnen botsen. Het zijn de dilemma's waar ons politieke debat hier om draait. Daar ligt wat mij betreft de kern van wat verwacht wordt van ons, politici of buitenlandwoordvoerders, zo u wilt. Benoem je ijkpunten, je waarden, je idealen. Strijd er iedere dag voor om ze waar te maken. Wees ook eerlijk en open over hoe je dat stapje voor stapje voor elkaar probeert te krijgen.

De Partij van de Arbeid is een partij die met het gezicht naar de wereld staat. Betrokkenheid bij de rest van de wereld, ook bij hen die het minder getroffen hebben, zit in onze genen en is een van de pijlers van de sociaaldemocratie. Gelukkig staat ook het kabinet weer met het gezicht naar de wereld. In het eerste jaar Timmermans-Ploumen is een stevig fundament gelegd, met respect voor mensenrechten, Europese samenwerking en internationale solidariteit als hoekstenen van het buitenlands beleid. Soms als voortzetting van een goede Nederlandse traditie, soms ook terug van weggeweest, na de moeizame jaren van de gedoogcoalitie.

Het afgelopen jaar werden de kaders beleidsmatig overtuigend neergezet in nota's over Europese samenwerking, mensenrechten, internationale veiligheid, ontwapening en de modernisering van de diplomatie, waarover wij gisteren hebben gesproken. Ambities werden opgeschroefd, met de voorbereidingen voor de Nuclear Security Summit in maart volgend jaar in deze stad en met de kandidaturen voor de Mensenrechtenraad en de Veiligheidsraad.

Nog belangrijker is dat woorden en daden van dit kabinet getuigen van een grote betrokkenheid bij het voor Nederland zo belangrijke buitenland. Aan werklust en reislust ontbrak het in ieder geval niet. Opkomen voor homorechten van Moskou tot Kampala. De positie van vrouwen centraal stellen in de roerige Arabische regio. Vasthouden aan het VN-spoor in de escalerende Syrië-crisis. Verantwoordelijkheid nemen in missies van de EU, de NAVO en straks mogelijk ook in VN-verband. In de praktijk, hoe idealen in resultaten omgezet worden, bewijst een kabinet wat het waard is. De PvdA-fractie roept het kabinet op, vast te houden aan het ingeslagen ambitieniveau, in woord en in daad.

Ik zal vandaag op een drietal thema's wat dieper ingaan: het bevorderen van vrede en recht, het ondersteunen van democratische krachten en de strijd voor fatsoenlijk werk, wereldwijd.

De ontwikkelingen in het Midden-Oosten blijven ons bezighouden. Het gaat om drie grote kwesties in het bijzonder, die op allerlei manieren met elkaar verbonden zijn: de burgeroorlog in Syrië, de nucleaire dreiging van Iran en het hervatte vredesoverleg tussen Israël en de Palestijnen. Een debat als dit kan eigenlijk niet voorbijgaan zonder stil te staan bij de verschrikkingen van de oorlog in Syrië. Van de opluchting dat een gewapende interventie afgewend kon worden en het chemisch wapenarsenaal ontmanteld kon worden, is helaas weinig meer over. Nog dagelijks vallen er doden. Tot nu toe zijn er 113.735 doden gevallen, onder wie 11.420 kinderen. De schaal van de vluchtelingenstroom is nauwelijks te bevatten en legt een grote druk op de buurlanden. Hun gastvrijheid is te prijzen, maar de situatie brengt ook risico's met zich mee voor hun eigen stabiliteit. Een vredesconferentie en een politieke oplossing voor de complexe situatie in Syrië moeten de allerhoogste prioriteit van de internationale gemeenschap hebben.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik ben het met de heer Servaes eens wanneer hij de ellende in Syrië karakteriseert. Ik ben het ook met hem eens wanneer hij zegt dat de opvang van vluchtelingen in buurlanden langzaamaan een grens bereikt en dat die landen zuchten, steunen, kraken en piepen onder de enorme hoeveelheid mensen die zij moeten opvangen. De heer Servaes spreekt over de grote ambities van dit kabinet in woorden en daden. In dat kader vraag ik hem hoe hij de ambities van dit kabinet zou typeren met betrekking tot het zelf opvangen van Syrische vluchtelingen, al is het maar tijdelijk?

De heer Servaes (PvdA):
Er is een risico dat we hier in een debat belanden dat ook in andere samenstellingen in deze Kamer wordt gevoerd. Ik sprak over het buitenlandbeleid, maar de heer Sjoerdsma koppelt het aan het opvangbeleid in eigen land. Het is prima om die koppeling te maken. Ik ben het met hem eens dat we daar ruimhartig in moeten zijn. Mijn partij heeft dan ook samen met D66 en andere partijen ervoor gepleit om die opvang inderdaad ruimhartig vorm te geven. Gezien de vele miljoenen vluchtelingen die op drift zijn, hebben we het echter altijd over een druppel op een gloeiende plaat. We moeten zeker ruimhartig zijn, maar het overgrote deel van de opvang zal, hoe we dat ook duiden, in de regio moeten plaatsvinden.

De heer Sjoerdsma (D66):
Kwalificeert de heer Servaes, gelet op de huidige opvangcijfers van dit kabinet, de opvang als ruimhartig?

De heer Servaes (PvdA):
Waar we het hier over hebben, is heel lastig. Het asielbeleid is ruimhartig. Er wordt immers soepel omgegaan met de desbetreffende aanvragen. De staatssecretaris die hiervoor verantwoordelijk is, heeft onlangs nog aangegeven dat die aantallen snel oplopen. De heer Sjoerdsma weet ook dat er andere categorieën zijn. We hebben gevraagd om daar ook ruimhartig mee om te gaan. Ik geloof dat er goede stappen worden gezet. De situatie blijft dramatisch. Daar hoeven we niet moeilijk over te doen. Waar er mogelijkheden zijn, zal mijn partij hier ruimhartig mee omgaan.

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, gaat het over hetzelfde punt?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja. De dramatische situatie in Syrië wordt erkend door de Partij van de Arbeid, maar zij zegt dat we juist op dit punt ruimhartiger moeten omgaan met het uitnodigingsbeleid. Dan hebben we het over UNHCR-beleid. Maar op dit punt zien we het kabinet niet bewegen. Is de Partij van de Arbeid nu bij monde van de heer Servaes bereid om harder te duwen tegen dit kabinet, opdat er ruimhartiger met het uitnodigingsbeleid wordt omgegaan?

De heer Servaes (PvdA):
Ik vind het lastig om hier nu op in te gaan. Ik moet eerst weten wat er concreet wordt voorgesteld. Hard duwen is prima, maar dan wel op basis van een concreet voorstel. We hebben gezamenlijk opgetrokken om het aantal uitgenodigde asielzoekers te plaatsen buiten het vaste quotum dat daarvoor geldt. Op dat punt hebben we dus gezamenlijk geduwd. De heer Voordewind weet echter ook dat er heel wat praktische aspecten aan zitten. Ik vind het uitstekend om die discussie hier maar ook elders voort te zetten, maar de UNHCR zelf heeft aangegeven dat zij ongelofelijk veel moeite heeft met het selecteren van deze specifieke groep vluchtelingen, de uitgenodigden. Ik ben bang dat we in een herhaling van zetten terechtkomen als we dat spectrum hier weer langslopen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij moeten het debat over het asielbeleid van de vorige week of de week daarvoor niet overdoen, maar daarin zijn de PvdA en de ChristenUnie inderdaad gezamenlijk opgetrokken met betrekking tot het uitnodigingsbeleid van familieleden die in Nederland zouden verblijven. Het kabinet heeft juist gezegd, dat niet te willen doen en de grenzen gesloten te houden en uitgesproken dat familieleden er niet in komen. Is de PvdA bereid om nogmaals het kabinet op te roepen, de visamaatregel te verruimen, gezien de ernst van de situatie van de vluchtelingen?

De heer Servaes (PvdA):
We gaan er steeds verder op door, maar deze onderwerpen zullen in de betreffende commissie opnieuw worden besproken. Mijn partij zal daar zeer consistent in handelen, maar dit lijkt mij de plek noch de tijd om daarin concrete stappen te zetten. Laten wij dit debat voortzetten. Volgens mij staan wij op heel wat punten aan dezelfde kant.

De voorzitter:
Mijnheer Servaes, vervolgt u uw betoog.

De heer Servaes (PvdA):
Ik sprak over de vredesconferentie die in januari eindelijk zal plaatsvinden. Dat hopen wij althans. Dat kondigde Ban Ki-Moon gisteren aan. Tegelijkertijd vind ik het wel moeilijk te accepteren dat het nog twee maanden zal duren, maar de PvdA spreekt hoe dan ook haar waardering uit voor de inspanningen van het kabinet als het om een vredesconferentie, om samenwerking met de Syrische oppositie gaat en specifiek als het om de betrokkenheid van vrouwen en minderheden bij dat vredesoverleg gaat.

Het afgelopen weekend werd in Genève een voorlopig akkoord bereikt over het Iraanse kernenergieprogramma. De PvdA verwelkomt het interimakkoord en prijst de rol die Hoge Vertegenwoordiger Ashton in de onderhandelingen heeft gespeeld. Mijn fractie deelt de mening van Ashton dat het akkoord tijd en ruimte biedt voor een definitief akkoord over zes maanden. Natuurlijk mogen we niet naïef zijn; de komende maanden moet blijken hoe partijen de afspraken invullen en moeten we de druk op Iran opvoeren en behouden om ook de belofte over verbetering van de mensenrechtensituatie na te komen. De aandacht voor het nucleaire dreigt ten koste te gaan van de mensenrechten. Daar maak ik me zorgen over. Amnesty International wees gisteren nog op het grote aantal politieke gevangenen en op zelfs een toename van het aantal terechtstellingen in het land. Graag krijg ik een appreciatie van de minister van het gesloten akkoord, van het vervolgtraject en juist ook van deze mensenrechtendimensie.

In dezelfde regio werd deze zomer het Midden-Oostenvredesproces nieuw leven ingeblazen. De PvdA vindt dat Nederland de door Kerry geïnitieerde gesprekken moet steunen. In dat kader is het verstandig om goede contacten met beide partijen te onderhouden. Mijn fractie meent wel dat Nederland en vooral ook de Europese Unie een eigen rol in het vredesproces kunnen vervullen. Waar de VS vooral faciliterend zijn en daardoor zo neutraal mogelijk moeten zijn, kan Europa juist duidelijk maken welke consequenties, positief of negatief,verbonden worden aan het verloop van de vredesonderhandelingen. Dat heb ik al eerder betoogd.

In december brengt de premier met de ministers van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel en later ook met die van Economische Zaken een bezoek aan de regio, aan Israël en aan de Palestijnse gebieden. Het doel van het bezoek is, de goede betrekkingen met beide landen te verstevigen. Met beide autoriteiten zal een samenwerkingsforum gelanceerd worden. Zoals gezegd, steunt mijn fractie deze relaties als doel op zichzelf, maar ook als middel om invloed uit te oefenen. Ik vertaal dat in drie punten.

Ten eerste ga ik ervan uit dat het kabinet tijdens het bezoek zowel Israël als de Palestijnen aanspreekt op hun verantwoordelijkheid voor commitment aan het vredesproces, voor respect voor het internationaal recht en voor het afzien van eenzijdige acties die de onderhandelingen kunnen ondermijnen. Geen nieuwe nederzettingen dus, ook geen aankondigingen. Belemmeringen van de economische ontwikkeling van de Palestijnse gebieden moeten worden opgeheven. Vanzelfsprekend mag er geen geweld plaatsvinden of tot geweld worden aangezet. Ook moet het kabinet opnieuw het UNICEF-rapport over de behandeling van Palestijnse minderjarigen in Israëlische detentie onder de aandacht brengen, want wat dat betreft, is er te weinig voortgang.

Ten tweede dienen de samenwerkingsfora onderdeel te zijn van de evaluatie die na het eerste jaar zal plaatsvinden, omdat zij niet los gezien kunnen worden van de politieke context. Vanzelfsprekend gebeurt dit ook bij vroegtijdige beëindiging van de vredesbesprekingen. Wij hopen daar niet op, maar als het zover is, zal er in de woorden van de minister sowieso een heel andere situatie komen en zullen we daar dus naar moeten kijken.

Ten derde dienen bedrijven of organisaties uit bezette gebieden, in lijn met Europese afspraken, uitgesloten te zijn van participatie in deze samenwerkingsfora. Wellicht zeg ik dit ten overvloede, want volgens mij refereerde collega Van Bommel er ook al aan. Ik ga er wel van uit dat dit gebeurt. De Europese Unie onderhandelt op dit moment stevig over de Horizon 2020-programma's. Nederland moet die lijn vasthouden. Graag krijg ik een bevestiging op dit punt.

Ter afsluiting van dit blokje wil ik nog aandacht schenken aan twee landen, maar ik denk dat ik beter eerst collega Ten Broeke een vraag kan laten stellen.

De heer Ten Broeke (VVD):
Bij monde van de heer Servaes noemt de Partij van de Arbeid het optreden van de Amerikaanse regering en haar minister van Buitenlandse Zaken vooral faciliterend. Het is een beetje alsof mijnheer Kerry de koffie inschenkt en dat mevrouw Ashton moet langskomen om normerend te zijn. Ik noem dat echter in de weg lopen. Sinds heel lang geleden voeren de Palestijnen en de Israëlische regering weer gesprekken. Die gesprekken werden de afgelopen jaren door de fractie van de heer Servaes als niet waarschijnlijk beoordeeld. Voor zover die gesprekken wel als waarschijnlijk werden beoordeeld, werd daar altijd bij gezegd: dat moet dan zonder voorwaarden vooraf gebeuren! Israël is echter zonder voorwaarden vooraf aan tafel gaan zitten. Van Palestijnse kant zijn er wel voorwaarden gesteld, namelijk de vrijlating van zogenoemde pre-Oslo-gevangenen. Daar is door Israël aan voldaan. Nu wil de heer Servaes aan de hand van een samenwerkingsovereenkomst tussen Nederland en Israël weer allerlei nieuwe voorwaarden koppelen aan die samenwerking, die dan ook nog het vredesproces weer moeten beïnvloeden. Wat is het doel dat de Partij van de Arbeid hiermee beoogt? Moet dit slagen? Geven wij hiermee ruimte of gaan wij in de weg lopen?

De heer Servaes (PvdA):
Ik moet de heer Ten Broeke corrigeren, want het zijn bepaald geen nieuwe voorwaarden. Het gaat om het internationaal recht en de grenzen die sinds 1967 gelden. Het gaat dus om zaken die ver voor "Oslo" speelden. Het gaat om beleid van de Europese Unie dat al veeljarig staat en dat door kabinetten in Nederland, welke kleur die ook hadden, werd uitgedragen. Wij zeggen dus absoluut niet dat er nieuwe voorwaarden moeten worden gesteld. Wij zeggen: houd vast aan de eisen die wij altijd gesteld hebben.

De heer Ten Broeke (VVD):
De heer Servaes heeft zojuist drie mandjes met voorwaarden genoemd die gekoppeld zijn aan de samenwerking tussen Nederland en Israël en die tegelijkertijd implicaties hebben voor het vredesproces. Wij hebben geen enkel verschil van mening over nederzettingen en internationale afspraken. Bij monde van deze minister van Buitenlandse Zaken heeft de regering echter een- en andermaal aangegeven ruimte te willen bieden aan het zo unieke vredesspoor dat tot stand is gekomen. Dat is niet gebeurd omdat de Partij van de Arbeid dit zag aankomen. Zij zag dit namelijk niet aankomen. Dan had ik vandaag echter van de Partij van de Arbeid verwacht dat zij de minister op dit vlak zou steunen. Ik snap niet dat er allerlei nieuwe voorwaarden moeten worden gesteld aan de bilaterale samenwerking tussen Nederland en Israël of tussen Nederland en de Palestijnse Autoriteit. Ik noem simpelweg de voorwaarde die de heer Servaes wil stellen wat betreft de behandeling van kinderen die worden gedetineerd. Daarvoor heeft het Israëlische leger nota bene zelf al een initiatief genomen. Die voorwaarde snap ik niet en die kan de heer Servaes dus wellicht schrappen.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Ten Broeke (VVD):
Wat is de zin van deze voorwaarden, waarvan een deel al is vervuld en terwijl de minister van Buitenlandse Zaken al heeft gezegd dat het vredesspoor op dit moment prioriteit heeft?

De heer Servaes (PvdA):
Ik kan bijna niet kiezen waarop ik zal reageren. Ik kan ingaan op de voorspellende gave van verschillende politieke partijen in dit huis over de wereldpolitiek. Ik kan ook ingaan op de bezorgdheid over het ter sprake brengen van bepaalde onderwerpen als je ergens op bezoek gaat, zoals een rapport van een gerenommeerde VN-organisatie als UNICEF. Dat is een zeer serieus rapport. Minder dan een maand geleden kwam daarvan een update waarin werd gesteld dat tot nu toe helaas te weinig is gebeurd met de aanbevelingen die daarin staan. Het lijkt me niet meer dan redelijk dat je dat soort onderwerpen ter sprake brengt. Of gaat het uiteindelijk toch om de simpele voorwaarde dat beide partijen zich committeren aan dit vredesproces en het internationaal recht respecteren? Het is prima als de heer Ten Broeke zegt dat hij het internationaal recht of wat dan ook ter discussie wil stellen, maar ik geloof niet dat ik hier nieuwe zaken op tafel heb gelegd.

Voorzitter. Ter afsluiting van het blokje vraag ik aandacht voor twee landen buiten de regio: Colombia, waar na decennia van geweld een doorbraak in de vredesbesprekingen lonkt, en de Centraal-Afrikaanse Republiek, die juist, in de woorden van de VN, in een totale chaos dreigt te vervallen. Hoe duidt de minister de ontwikkelingen in deze beide landen? En wat acht hij een adequate reactie van de internationale gemeenschap?

Ik ga door naar het ondersteunen van democratische krachten. In Oekraïne gingen dit weekend tienduizenden mensen de straat op om te betogen tegen het besluit van hun regering om de onderhandelingen met de EU af te breken.

De heer Van der Staaij (SGP):
De heer Servaes noemde Colombia. Wij zijn benaderd door organisaties die verbonden zijn met het Colombiaplatform. Die vragen ons om erop te letten dat wij de missie van de OAS blijven steunen, juist nu die vredesbesprekingen lopen en wij zien dat een aantal landen er de handen van aftrekt. Hoe staat de PvdA-fractie daarin? Juicht ze het toe dat men ook komend jaar vanuit het stabilisatiefonds de OAS-missie blijft steunen?

De heer Servaes (PvdA):
Ik ken de details hiervan niet. Ik vind het interessant om van de minister te horen hoe het precies zit met die funding. Ik heb ervan gehoord, maar ik ken de details niet. Ik wil er wel het volgende over zeggen. Na al die doden die zijn gevallen in dit vreselijke conflict en na de moed die de onderhandelaars hebben getoond, is het heel goed dat wij hierbij betrokken zijn. Juist bij zoiets dat ver van ons af lijkt te staan — hoewel, wij hebben het over een buurland van Aruba — is het heel belangrijk dat wij steun blijven geven aan deze onderhandelingen.

Voorzitter. Ik was inmiddels in Oekraïne beland, waar dit weekend vóór Europa betoogd werd. Het associatieakkoord en het vrijhandelsakkoord werden door de Oekraïense regering opgegeven. Ik vind het doodzonde dat het zo is gelopen. In reactie op het Oekraïense besluit zijn stevige woorden gevallen. Van Poetin, maar ook van Barroso en van Van Rompuy. Hoezeer ik ook snap waar die frustratie bij de Europese Unie vandaan komt, ik geloof niet dat het de Oekraïners helpt om over hun hoofden heen de blame game uit te vechten. We moeten de deur openhouden, we moeten steun blijven geven aan de pro-Europese krachten in dat land en we moeten ervoor zorgen dat de blame game in een zero-sum game eindigt. Hoe beschouwt de minister de ontwikkelingen in Kiev en welke mogelijkheden ziet hij om de besprekingen voor of na Vilnius nieuw leven in te blazen? Hoe dan ook acht mijn fractie betrokkenheid bij en versterking van partijen en het maatschappelijk middenveld in de landen aan de oostgrens van Europa hard nodig. Wij pleiten er daarom voor om het Matra-programma, dat volgens de begroting alleen beschikbaar zou zijn voor kandidaat-lidstaten of potentiële kandidaat-lidstaten van de Europese Unie, ook open te houden voor de landen van het Oostelijk Partnerschap, zodat organisaties als het Netherlands Institute for Multiparty Democracy kunnen doorgaan met hun goede werk.

In de Arabische wereld gaat het proces van democratisering lang niet zoals wij gedacht, of in ieder geval gehoopt, hadden. Ontwikkelingen in Libië en Egypte baren grote zorgen. Aan andere landen lijkt de Arabische Lente überhaupt voorbij te zijn gegaan en de repressie neemt er eerder toe. Dit alles roept de vraag op of het huidige Nederlandse en Europese beleidsinstrumentarium dat wij de afgelopen jaren hebben ontwikkeld, wel goed is toegesneden op de laatste ontwikkelingen. Hoe kunnen democratie, goed bestuur en respect voor de mensenrechten, vrouwenrechten in het bijzonder, het meest effectief worden gestimuleerd? De PvdA-fractie acht het van belang dat het debat hierover op basis van goede analyses gevoerd blijft worden. Ik overweeg over dit punt een motie in te dienen, waarin wij de AIV vragen advies te geven over dit complexe vraagstuk.

Mijn derde en laatste onderwerp is een haast klassiek sociaaldemocratisch thema: de strijd voor fatsoenlijk werk wereldwijd. Die strijd gaat voort, zeker mondiaal, waar er nog veel misstanden zijn. Denk aan de ingestorte textielfabriek in Bangladesh, met meer dan 1.100 doden. Denk aan de voetbalstadions voor het wereldkampioenschap in Qatar, die worden gebouwd door moderne slaven. Wij kunnen het niet accepteren. Wat wij voor onszelf als een gegeven beschouwen, moeten wij elders in de wereld bevechten: de garantie van werknemersrechten, het recht op goede arbeidsomstandigheden, de vrijheid van vereniging in vakbonden en sociale bescherming voor iedereen. Dat kan op het niveau van een sector, zoals minister Ploumen met haar initiatief in Bangladesh heeft laten zien; gisteren liet zij op dit gebied overigens weer op uitstekende wijze van zich horen. Het kan ook door steun te geven aan multilaterale initiatieven en internationale samenwerking tussen vakbonden; ik zou bijna in een pleidooi voor de International Labour Organization terechtkomen. Het is sowieso verstandig om dit samen met andere Europese landen te doen door dit hoger op de EU-agenda te zetten, want van een coherente Europese agenda is op dit moment geen sprake. Ik verzoek het kabinet om zich in te blijven zetten voor dit thema en zich in te spannen voor een Europees actieplan voor fatsoenlijk werk wereldwijd.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik sluit mij uiteraard graag aan bij dat pleidooi. De discussie die wij hier het laatste jaar vaak hebben gehad, gaat over de vraag hoe je die garanties en rechten — die niet alleen een sociaaldemocratisch ideaal zijn, maar een ideaal dat gelukkig ook door veel anderen breed gedragen wordt — kunt effectueren en in de praktijk brengen. Vaak gaat de discussie over de vraag of dit veel of weinig richtlijnen zijn en of ze vrijwillig zijn of niet, maar zou het wellicht ook mogelijk zijn om toe te werken naar bepaalde internationale standaarden met een verplichtende werking? Ik zou graag horen of de heer Servaes er net als GroenLinks voor pleit om die richting op te gaan, naar een mooie set makkelijk handhaafbare, maar dus wel handhaafbare richtlijnen.

De heer Servaes (PvdA):
Ik herken mij zeer in dit pleidooi. In het kader van de mensenrechtennota hebben wij hierover uitgebreid met elkaar gesproken. Wij zullen dat ook nog doen als het Nationaal actieplan mensenrechten en bedrijfsleven het licht ziet. Wij zullen hier dus op terugkomen. De normen en afspraken die wij hebben, de OESO-normen en het zogenaamde Ruggie-framework, zijn op zich goed. Sterker nog, je zou daaruit al bepaalde verplichte elementen kunnen afleiden. Het gaat dus met name om een goede uitvoering daarvan en toezicht daarop. Daar zijn voorstellen voor gedaan, ook nationaal, bijvoorbeeld in de vorm van een nationaal contactpunt. Ik ben het dus met de heer Van Ojik eens. Ik denk dat wij de normen strikt moeten toepassen. Dat ontslaat ons niet van de plicht om ook andere initiatieven te ontplooien, zoals bijvoorbeeld het textielinitiatief van minister Ploumen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Net als de heer Servaes heb ik veel waardering voor het activisme van minister Ploumen op het gebied van de textielsector in Bangladesh, maar ook hier is het probleem dat ook de activistische minister Ploumen uiteindelijk niet beschikt over het instrumentarium om Nederlandse bedrijven in de kledingketen die weigeren om dergelijke convenanten te ondertekenen, tot de orde te roepen. Zij kan slechts zeggen dat je daar dan maar geen kleren moet kopen. Daarop krijgt zij het verwijt dat zij zich opstelt als actievoerder en niet als beleidsmaker. Er ontbreekt dus iets in het instrumentarium. Als wij het daarover eens zijn, kunnen wij de regering vragen om de hiaten in het instrumentarium te repareren; liefst in EU-verband, dat ben ik met de heer Servaes eens.

De heer Servaes (PvdA):
Ik waardeer het activisme in de minister zeer. Het bleek bovendien zeer effectief, want binnen een dag was het convenant wel ondertekend. Zo zie je maar hoe het kan gaan. In dit specifieke geval geloof ik dat de benadering goed is en goed werkt, maar dat het instrumentarium zich verder ontwikkelt, onder andere door beter toezicht en door andere landen ook aan te spreken op hun verplichtingen, in de eerste plaats landen in de Europese Unie. Daarover ben ik het met de heer Van Ojik eens. Ik kan mij ook zomaar voorstellen dat dit onderwerp morgen bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Handel nog terug zal komen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik wil even bekijken waar wij gezamenlijk op kunnen trekken. Minister Ploumen heeft inderdaad gezegd dat wij hier morgen op terugkomen, maar dan gaat het alleen om de textielindustrie in Bangladesh. Wij zouden toch een convenant moeten hebben dat breder is dan alleen Bangladesh? Zulke dingen gebeuren namelijk ook in Cambodja. Daar storten ook textielfabrieken in. Ook andere landen in Azië kunnen in dit verband worden genoemd. Is de Partij van de Arbeid er voorstander van om een breder convenant op te stellen, dat over meer landen gaat dan alleen over Bangladesh?

De heer Servaes (PvdA):
Goede voorbeelden uit een bepaalde sector of een bepaald land kunnen zeker ook elders worden toegepast. In de houtketen zijn we bijvoorbeeld heel goed bezig geweest. Er is daar meer inzicht geschapen in de keten en er is sprake van certificering. Die systematiek kunnen we nu toepassen in andere sectoren. Ik noem de kolensector of de energiesector in meer algemene zin. Als dit convenant in Bangladesh dus goed werkt, is het volgens mij inderdaad zeker de moeite waard om te bezien of we het ook op andere plekken kunnen toepassen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik neem aan dat ook de Partij van de Arbeid vindt dat hierbij niet alleen de brandveiligheid van belang is, maar ook leefbaar loon, de afwezigheid van kinderarbeid, het recht op vereniging en vergadering et cetera. Naar ik aanneem, hebben wij het hierbij over arbeidsvoorwaarden in brede zin.

De heer Servaes (PvdA):
Volgens mij zijn de zaken die de heer Voordewind zojuist noemde, precies de rechten die ik zojuist benoemde en die in deze discussie van belang zijn.

Ik wil daaraan nog één deel toevoegen, dat wat specifieker is dan de generieke aanpak van een Europees actieplan voor fatsoenlijk werk wereldwijd. Ik doel op de aandacht voor het respecteren van in het bijzonder de rechten van werknemers die zijn betrokken bij de organisatie van grote internationale sportevenementen zoals de Olympische Spelen en het wereldkampioenschap voetbal. Hoe is het toch mogelijk dat grote evenementen worden toegewezen aan landen waar zelfs de meest elementaire bescherming van werknemers ontbreekt? Hoe is het toch mogelijk dat de grote internationale sportbonden geen werk maken van de misstanden die nu voorkomen in onder meer Sotsji en vooral in Qatar? Ik realiseer me dat ons land niet op statelijk niveau in deze sportbonden is vertegenwoordigd. Toch roep ik het kabinet op om in actie te komen via multilaterale organisaties zoals de VN en de ILO. Men moet ook in actie komen in samenwerking met onze nationale sportbonden NOC*NSF en in het bijzonder de KNVB. Het moet toch mogelijk zijn om normen voor onder meer goede arbeidsomstandigheden opgenomen te krijgen in de regelementen van deze internationale bonden? Het moet toch mogelijk zijn dat wordt toegezien op de naleving van die normen? Sport hoort een feest te zijn, niet de aanleiding tot de misstanden die wij nu zien. Ook op dit punt hoop ik in de tweede termijn een motie in te dienen.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie wil de eerste termijn van dit debat vandaag dicht bij huis beginnen, want buitenland is binnenland. Den Haag is de stad van vrede en veiligheid. We hebben in de afgelopen dagen forse discussies gevoerd over het gedrag van buitenlandse diplomaten. Met de overgrote meerderheid van deze diplomaten is uiteraard helemaal niets mis. Toch wordt nog steeds de helft van de verkeersboetes die zijn opgelegd aan buitenlandse diplomaten niet betaald, ook na jaren aandringen. Dat gebeurt met boetes die zijn opgelegd in Den Haag, maar ook met boetes die daarbuiten zijn opgelegd. We hebben geen antwoord gekregen op de vraag hoe vaak er in de afgelopen twintig jaar is gevraagd om opheffing van de diplomatieke status. Hoe vaak is aan een diplomaat gevraagd om het land te verlaten? In deze twintig jaar hebben zich incidenten voorgedaan, bijvoorbeeld met diplomaten die hebben gereden onder invloed van alcohol en met mensen die op grote schaal rekeningen niet betaalden. Wij krijgen graag antwoorden op de vragen die wij hierover hebben gesteld.

Wij willen ook graag dat de regering hierover een plan opstelt. Diplomaten die zich echt misdragen, moeten minder CD-platen en geen vrije parkeerplaatsen krijgen. Het Nederlandse beleid moet bovendien officieel zijn dat wordt gevraagd om intrekking van de diplomatieke status als er sprake is van een diplomaat die wordt verdacht van iets waarop een behoorlijke gevangenisstraf staat. Ik hoor hierop graag een reactie.

Ik behoor tot een kleine fractie, dus ik moet mij helaas beperken tot een gedeelte van de wereld. Ik zou wensen dat ik het onderwerp Syrië niet zou hoeven aan te snijden. Het lijkt er misschien wat op dat de crisis daar een beetje is opgelost nu we het probleem met de chemische wapens aan het oplossen zijn, maar niets is minder waar. De oorlog daar wordt erger, harder en wreder. Er zijn nu ook meer dan 10.000 kinderen het slachtoffer en het lijkt erop dat uithongering als een strategie wordt gebruikt in die oorlog. We zijn vervallen in middeleeuwse taferelen. Er zijn bijna 100 Nederlandse jihadstrijders. Dat is een behoorlijk gevaar aan het worden. Ook bij de rol van Turkije zetten we vraagtekens.

Een massaal vluchtelingenprobleem voltrekt zich voor onze ogen. Als dit nog verder gaat, lopen we het risico dat landen als Libanon en Jordanië inklappen omdat al meer dan een kwart van hun bevolkingen bestaan uit vluchtelingen die daar lange tijd zullen blijven. Hoe gaat Nederland ze ondersteunen? Welke oplossing streeft de regering structureel na? Hoe zorgt het westen ervoor dat Al Qaida Syrië niet gaat overnemen?

De CDA-fractie zou van de regering willen weten of zij bereid is om in internationaal verband ervoor te pleiten dat het Internationaal Strafhof nu wel jurisdictie van de VN-Veiligheidsraad krijgt en daar een zo groot mogelijke coalitie voor te bouwen. We weten dat de minister deze mening deelt, maar nog steeds wordt het Internationaal Strafhof niet ingezet daar waar het het keihardst nodig is in deze wereld. Wil de regering dan ook meteen ervoor pleiten dat onder de Responsibility to Protect ook het uithongeren onderzocht gaat worden door de VN?

In Syrië speelt een tweede probleem en dat is dat minderheden keihard geraakt worden. Christelijke steden als Sadat, Saydnaya en Maaloula worden extra getroffen en de vluchtelingen daarvandaan kunnen vrijwel nergens naartoe. We zien het in grote delen van de islamitische wereld gebeuren. Als we niet oppassen vindt er een etnische schoonmaak plaats. 98 jaar na de genocide vindt er een nieuwe ronde plaats. Dat is dramatisch. Dramatisch niet alleen voor deze religieuze minderheid, maar ook voor andere religieuze en etnische minderheden die daar uitgedreven worden. Daar kunnen we onze kop niet voor in het zand blijven steken. De Responsibility to Protect moet er zijn. Op welke wijze spreekt Nederland landen aan die jihadisten daar sponsoren, waaronder ook bondgenoten als Saudi-Arabië en de Golfstaten?

Ten aanzien van de mensenrechten betreuren wij het dat godsdienstvrijheid een minder hoge prioriteit heeft. Wij denken dat de huidige ontwikkelingen helaas aanleiding geven om die prioriteit wel te stellen. Zou Nederland bereid zijn om samen met een land als Canada, Zuid-Afrika of Bolivia, met drie landen een initiatief te nemen — de Canadese regering is ermee bezig — om te kijken of burgerschap en godsdienstvrijheid als inclusief thema benoemd kan worden en dat we sektarisme niet aansporen, maar juist met andere projecten beginnen? Wanneer krijgen we trouwens de evaluatie van de pilots over godsdienstvrijheid?

Mensenrechtenbeleid moet goede woorden hebben maar ook tanden. Ik geef een paar voorbeelden. Ik krijg daar graag een reactie van de regering op. We geven 7,4 miljoen aan de presidentsverkiezing in Afghanistan en Afghanistan overweegt stenigen bij overspel opnieuw in te voeren. Welke actie heeft de minister in gedachten? Hij had daar gisteren overigens goede opmerkingen over. We werken samen met Turkije maar Turkije straft een Nederlandse journaliste levenslang. Deze journaliste wint zelfs een zaak bij het Hof in Straatsburg. Turkije heeft nog steeds de compensatie niet betaald. Wat doet Nederland? President Al-Bashir van Sudan wordt gezocht voor genocide. De Nederlandse regering was vorig jaar zelfs even bereid om honderden miljoenen schuld van Sudan kwijt te schelden. Dat land geeft overigens niets uit aan onderwijs en alles aan bommenwerpers, maar dat terzijde. Saudi-Arabië is onze bondgenoot, maar wat doen we met de motie die hier Kamerbreed is aangenomen? Want vrouwen, christenen en migranten hebben werkelijk waar nul rechten in dat land. Qatar is hier al aan de orde geweest. Wat doen we met Qatar? Als we Sotsji aanspreken, nou, dan zouden we van Qatar zeker iets moeten vinden. Tot slot Brunei. Vorig jaar nog ging onze koningin daar op staatsbezoek, maar nu voert het de sharia in, inclusief het stenigen. Afghanistan spreken we daar op aan. Hoe doen we dat bij Brunei?

Dan kom ik bij Sudan, het einde van de aarde, genocide, dagelijkse bombardementen van de eigen regering. Gaat de Nederlandse regering pleiten voor die humanitaire interventie in de Nuba Mountains? De minister zou pleiten voor de factfinding mission. Heeft hij zijn EU-collega's al gepolst? Wanneer vindt dat plaats? Blijft de steun voor Radio Dabanga op orde? Dat is de enige vrije radio die daar nog is.

Sudan zat vorig jaar bij de schuldkwijtschelding en ook dit jaar staat er 150 miljoen voor schuldkwijtschelding op de begroting. Het CDA zou graag een precieze lijst zien van landen waarvoor Nederland geld reserveert voor schuldkwijtschelding. Is de regering bereid om de Kamer bij de wat grotere bedragen — ik sprak hier zojuist al over met de heer Ten Broeke — van te voren, dus op het moment dat de verplichting nog niet is aangegaan, te informeren of dat landen zijn waarvan wij denken dat het geld in ieder geval op enige wijze goed terecht komt? Ik krijg graag een toezegging, want ik overweeg op dat punt een motie.

De heer Ten Broeke (VVD):
Even een toevoeging, want het moet heel helder blijven waar wij het met elkaar over eens zijn. Ik vind namelijk wel dat de regering gewoon haar eigen keuzes moet maken. Anders dan de heer Omtzigt heb ik niet de neiging om voortdurend voor regering te gaan spelen. Dus als de regering voornemens is om grote schulden kwijt te schelden en zij neemt dat besluit, dan is dat volgens mij het moment om de Kamer daar actief over in te lichten. Dat is althans zoals ik de heer Omtzigt oorspronkelijk verstaan heb. Voor Sudan geldt dat dan dus ook. Om een besluit van de regering als het ware afhankelijk te maken van toestemming vooraf, vind ik een beetje opmerkelijk, want dat zou de regering wel heel erg beperken in haar mogelijkheden om überhaupt een besluit te nemen. Ik krijg dan ook graag helderheid van de heer Omtzigt over wat hij exact wil en wat voor duidelijkheid en helderheid over dit soort besluiten moet worden gegeven. De regering moet namelijk wel kunnen blijven regeren.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik zou ten eerste graag een lijst willen hebben met de landen waarvoor schuldhulpverlening wordt overwogen. Er wordt hier namelijk gevraagd om ergens mee in te stemmen, terwijl wij pas achteraf horen om welk land het ging. Er zijn verschillende landen waarvoor ik mij dat heel wel kan voorstellen in een pakket, maar er zijn ook landen waarvoor ik daar absoluut niet mee wil instemmen. Daar wil ik niet hier in de begroting al mee instemmen. Als die lijst er in tweede termijn ligt, dan kunnen we het er dan over hebben op welke wijze we dat in de Kamer vorm gaan geven. Overigens verontrust dit antwoord van de VVD-fractie mij wel enigszins, want die fractie wilde graag dat als de regering ook maar 5 miljoen aan noodhulp geeft, er vooraf door de Kamer toestemming voor wordt gegeven, maar als er tientallen miljoenen schuld kwijtgescholden worden, hoeft dat niet. Ik zou denken: doe het dan in beide gevallen.

De heer Ten Broeke (VVD):
In beide gevallen willen wij graag dat de regering ons inlicht over een besluit. Maar dat besluit is wel een regeringsbesluit. We gaan niet een besluit afhankelijk maken van toestemming van de Kamer voordat het besluit genomen is.

De heer Omtzigt (CDA):
Een van de elementaire rechten van de Kamer is het budgetrecht. Dat probeer ik hier uit te oefenen. Dat budgetrecht houdt in dat wij van tevoren weten waar verplichtingen aangegaan worden. Op welk detailniveau dat moet gebeuren, daar kun je een hele lange lijst vragen over stellen. Ik hoef niet van elke ambtenaar te weten in welke salarisschaal hij zit, maar ik wil wel per land weten hoeveel er aan schuldhulpverlening op de lat staat. Dat lijkt mij toch wel het minimale detailniveau dat wij als Kamer kunnen vragen als het om schuldkwijtschelding gaat. Als de heer Ten Broeke dan zegt dat het ergens in een groot pakket voor minder dan een paar ton is, dan wil ik er best een minimum van 5 miljoen in leggen. Dat snap ik allemaal wel. Maar grote bedragen dienen wij hier gewoon van tevoren te weten, dus voordat de verplichting wordt aangegaan.

Voorzitter. Ik ga over op de nucleaire ontwapening. Daar heeft deze minister belangrijke woorden over gesproken. De CDA-fractie is van mening dat de motie-Omtzigt nog niet echt is uitgevoerd. Wij zouden graag nog even teruggaan naar 1960, toen zei minister Visser in deze Kamer: "De hoofdvraag van de geachte afgevaardigde" — dat was de heer Bakker, die een interpellatie hield — "is of het inderdaad juist is, dat in ons land atoomwapens zijn opgeslagen. Dat is inderdaad het geval, Mijnheer de Voorzitter". Daarna klaagde ook afgevaardigde Bakker dat hij nooit antwoord kreeg op zijn vragen, maar zo helder als deze heb ik ze nog nooit gezien de afgelopen 25 jaar. Kan de minister aangeven of die wapens hier nog steeds zijn, of hun opvolgers, en in welke aantallen? Dan zullen wij op een nader moment verder praten over hoe we met die ontwapening omgaan. Daar zal ongetwijfeld gelegenheid voor zijn voor de nucleaire top in maart 2014.

Tot slot kom ik op het misbruik van kinderen. In 2007 vroeg het Europees Parlement om de uitwisseling van gegevens van veroordeelde pedofielen en mensen die andere zedenmisdrijven hebben begaan binnen de Unie. In 2010 vroeg de Raad van Europa om de uitwisseling van die gegevens. Als die er was geweest, had Robert M., die veroordeeld is in Duitsland, wellicht geen verklaring omtrent het gedrag gekregen en was hij in ieder geval niet in een kinderdagverblijf aan het werk gegaan. Of hij ergens anders misbruik had begaan, weten wij niet. Ik wil graag weten met welke landen er op dit moment sluitende informatie wordt uitgewisseld.

Ik heb hierover een aantal zeer specifieke vragen. Indien een Nederlander in het buitenland veroordeeld wordt binnen de Unie, krijgen wij die informatie dan van alle 27 andere lidstaten? Betekent dit dat die persoon geen vog krijgt? Indien iemand veroordeeld wordt in Cambodja of Thailand, krijgen wij die informatie dan en kunnen wij die persoon vervolgens weigeren in een kinderdagverblijf? Met welke landen vindt er sluitende informatie-uitwisseling plaats? Overigens verplicht het verdrag van Lanzarote uit 2007 ons daar ook toe. Dat verplicht ons ertoe die informatie uit te wisselen. Er wordt dan in ieder geval ook over mensen met een andere nationaliteit informatie uitgewisseld in het Schengengebied. Wij willen vaak minder Europa, maar hierbij willen wij meer Europa. Dat is nodig om de allerkwetsbaarsten te beschermen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb een vraag over een onderwerp dat niet echt naar voren is gekomen in de brede toespraak van minister Omtzigt. Ik bedoel: de heer Omtzigt. Ik promoveer hem meteen tot een nieuw ambt! Hij is langs het onderwerp Israël gegaan. De heer Omtzigt heeft in een eerder stadium gezegd dat er, als het zo doorgaat met de nederzettingenbouw, op een gegeven moment een rode lijn in zicht komt. Dan zou daarop bijvoorbeeld iets met het associatieakkoord moeten volgen. Ik vraag hem vandaag dan ook het volgende. De minister reist af naar Israël en intensiveert het contact met Israël. Op welke wijze kijkt de heer Omtzigt hiertegenaan? Moeten daaraan niet ook voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld ten aanzien van het internationaal recht en het respecteren van mensenrechten?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik vraag graag aan de minister welke voorwaarden hij hieraan zelf stelt. Ik stel zelf vast dat ik blij ben dat de Amerikanen ingegrepen hebben na de aankondiging over de laatste nederzettingen. Eigenlijk zaten de Israëli's op dat moment over de rode lijn van de CDA-fractie heen. Ik vond dat de Israeli's op dit punt te ver gingen met de aankondiging van massale nederzettingenbouw. Dat is op dit moment niet het geval. Ik wil op dit moment het voortouw bij Kerry houden, maar ik kan mij heel wel voorstellen dat in de associatieverdragen die Nederland tekent zowel met de Palestijnse zijde als met de Israëlische zijde voorwaarden worden gesteld aan beide. De CDA-fractie denkt bij de Israëlische zijde inderdaad aan voorwaarden over de nederzettingenbouw, niet zozeer aan de muur. Ik heb dat debat hier met de heer Sjoerdsma gevoerd naar aanleiding van het burgerinitiatief van iemand die hier overigens wel als minister stond. Bij de Palestijnse kant denk ik onder andere aan de betaling van mensen die in Israëlische gevangenissen gevangen zitten en van de Palestijnse Autoriteit gewoon geld uitbetaald krijgen, terwijl zij na een eerlijk proces veroordeeld zijn voor terrorisme. Ik denk dan niet aan kindgevangenen. Ik kan mij op dit moment voor beide kanten best behoorlijke voorwaarden voorstellen.

De heer Sjoerdsma (D66):
De heer Omtzigt spreekt hier belangwekkende woorden, namelijk dat er voor beide zijden, zowel voor Israëlische zijde als voor Palestijnse zijde, sprake moet zijn van voorwaarden waaronder die intensivering kan plaatsvinden. Dat ben ik eigenlijk wel met hem eens. Ik vind dat de heer Omtzigt wijze dingen zegt over wat er aan Israëlische maar ook Palestijnse kant zou moeten gebeuren. Vindt hij ook dat het bilaterale akkoord ingebed moet zijn in de Europese afspraken? Dat wil zeggen dat elke bemoeienis, direct of indirect, met de Israëlische nederzettingenindustrie moet worden vermeden in dat bilaterale akkoord.

De heer Omtzigt (CDA):
Op dat laatste punt ben ik nog niet helemaal zo ver. Ik hoorde ook woorden van collega Van Bommel waar ik mij in alle eerlijkheid nog niet helemaal bij thuis voel. Ik ga dus niet zo ver als een aantal andere sprekers hier. Ik vind het van belang dat Nederland met beide kanten goede bilaterale betrekkingen blijft houden, zoals het altijd heeft gedaan en zoals de heer Sjoerdsma in een vroegere rol van hem buitengewoon goed deed.

De heer Servaes (PvdA):
Het is goed om te horen waar het CDA staat. Het zijn duidelijke woorden — de rode draad — die de heer Omtzigt eerder ook in een overleg heeft geuit. Ik heb het net geconcretiseerd in drie punten. Ten eerste moet je een aantal zaken ter sprake brengen als je die kant op gaat, inclusief de positie van Palestijnse minderjarigen in detentie. Ten tweede moeten de samenwerkingsfora worden geëvalueerd, ook op basis van politieke factoren, zoals het nederzettingenbeleid. Ten derde is er de kwestie dat je je aan de afspraken moet houden dat je bijvoorbeeld Israëlische bedrijven die in bezet gebied actief zijn, niet faciliteert middels onze eigen samenwerkingsfora. Kan de heer Omtzigt die drie punten onderschrijven?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik vond in alle eerlijkheid de insteek van de Partij van de Arbeid in die zin anders dan mijn insteek, omdat zij feitelijk alleen vragen aan de Israëlische kant voorlegde. Ik heb net een voorbeeld genoemd van een vraag die ik ook aan de Palestijnse kant zou voorleggen. Ik zou er nog een aantal kunnen noemen. Ik mis de even-handedness. Die mis ik in de internationale arena, maar die mis ik op meer plaatsen. Als er nu één punt van beleid is waarop ik deze minister behoorlijk even-handed vind, dan is het wel dit beleid.

De heer Servaes (PvdA):
Volgens mij zijn we het daarover volledig eens. Als de indruk al ontstaan is dat het om een van beide partijen in het samenwerkingsforum gaat, dan wil ik dat hier wegnemen. Het gaat om het commitment van beide partijen aan het vredesproces en het afzien van beide partijen van stappen die dat proces zouden kunnen ondermijnen. Als ik het zo uitwerk, neem ik aan dat de heer Omtzigt zich daar wel in kan vinden.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik kijk daar met een zeer positieve grondhouding naar. Maar iedereen die over de nederzettingen begint en tegelijkertijd niet ziet dat degenen die op dit moment de macht hebben op de Gazastrook nog niet erkennen dat er een bestaansrecht is voor de staat Israël en niet ziet dat diegenen die voorwaarden niet stellen, dan denk ik: jongens, het moet echt van beide kanten komen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik mag toch hopen dat het CDA niet aan de kant gaat staan van het stellen van voorwaarden. Dat zou wel heel erg bombastisch zijn voor die onderhandelingen. Ik mag toch aannemen dat we die onderhandelingen in alle vrijheid laten plaatsvinden.

De heer Omtzigt (CDA):
Even voor de helderheid, de heer Voordewind gebruikt dit trucje vaker. Hij legt mij iets in de mond wat ik niet heb gezegd. Dit ging niet over de onderhandelingen van Kerry, maar over de verdragen die Nederland zelf sluit met Israël en Palestina. Daaraan kan Nederland voorwaarden stellen. Er is hier niemand die denkt dat hij de tekstschrijver van Kerry of de VN is. Dat heb ik vandaag tot nu toe ook niemand horen doen in de Kamer.

De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan hebben we dat opgehelderd. Ik heb nog een vraag over de jihadstrijders. De heer Omtzigt zei dat er inmiddels 100 Nederlandse jihadstrijders zijn. Ik heb nog even op internet gekeken. Er zijn allerlei Nederlandse websites op dit moment waarop wordt opgeroepen om deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië. Het zijn Nederlandse teksten en Nederlandse websites. Vindt de heer Omtzigt niet met mij dat we de minister van Buitenlandse Zaken zouden moeten oproepen om samen met de minister van Justitie na te gaan wat er mogelijk is om dit soort websites, waarop actief wordt opgeroepen tot geweld, tegen te gaan?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik sta daar zeer sympathiek tegenover. Echter, ik ken het internet als een plek waar het bijzonder lastig is om websites uit de lucht te halen. Als je dat doet, zul je die binnenkort in een andere jurisdictie zien. Ik heb niet de illusie dat dit de belangrijkste manier is om deze strijd tegen te gaan. Ik denk dat het belangrijker is om — daarom heb ik ook dat voorstel gedaan — het Internationaal Strafhof onmiddellijk jurisdictie te geven. Het heeft die nu niet. Syrië als staat heeft het Verdrag van Rome niet ondertekend, waardoor het Strafhof niet kan ingrijpen, ook niet met terugwerkende kracht. Ik zie dat liever vandaag dan morgen gebeuren. Op dat moment vallen ook de misdaden van eventuele jihadistische strijders eronder. De CDA-fractie is volledig bereid om na te denken over het afnemen van paspoorten om die mensen hier niet alleen met open armen te ontvangen, maar ook met straf.

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, u hebt al twee vragen gesteld.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De eerste was geen vraag, maar een opmerking waarop ik meteen geïnterrumpeerd werd.

De voorzitter:
U hebt al twee vragen gesteld.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb toen geen vraag gesteld. Dan moet u het stenogram maar nalezen. Ik heb toen alleen een opmerking gemaakt en geen vraag gesteld.

De voorzitter:
De heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):
Dan was het gewoon een slechte interruptie. Nee, dat is flauw. Dat neem ik terug. Dat neem ik ogenblikkelijk terug. Ik doe dat niet vaak, maar dit neem ik ruimhartig terug.

De voorzitter:
Ik stel het op prijs dat u dat terugneemt, want dit soort oordelen hoort niet in deze Kamer.

De heer Van Bommel (SP):
Daar hebt u helemaal gelijk in, voorzitter. Schrapt u dat alstublieft uit de notulen.

Ik wil de heer Omtzigt een vraag stellen over de voorwaarden. Aan de ene kant bepleit hij even-handedness ofwel "trapje op, trapje af"; zo is het debat ook altijd door de minister gevoerd. De situatie is nu echter wel dat er concreet voorligt dat er een samenwerkingsforum overeen wordt gekomen. Ik verneem graag van de heer Omtzigt aan welke voorwaarden voldaan moet worden voor een beloning via zo'n samenwerkingsforum.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb zojuist een aantal voorwaarden genoemd over dat samenwerkingsforum. Ik ben ook heel benieuwd wat de regering zal voorstellen in de eerste termijn. Over het algemeen kan ik mij nog wel voorstellen dat beide samenwerkingsfora een clausule bevatten in de zin van: als de vredesbesprekingen mislukken en als de internationale gemeenschap van mening is dat een van de twee kanten daar schuldig aan is, wordt het desbetreffende samenwerkingsforum op dat moment bevroren.

De voorzitter:
Mijnheer Van Bommel, tot slot.

De heer Van Bommel (SP):
Ik zou iets concreter willen zijn, want met formuleringen als "als de vredesonderhandelingen mislukken" en "als er een schuldige aan te wijzen is", wordt het natuurlijk een discussie waar je nooit uit komt. De een zal immers zeggen dat het is gebeurd door iets wat het stopzetten van de onderhandelingen of het stellen van nieuwe eisen rechtvaardigt, terwijl de ander zal zeggen dat die nieuwe eisen onredelijk zijn. Wat zijn de concrete voorwaarden? De heer Omtzigt heeft in eerdere debatten steeds verwezen naar de nederzettingen en de uitbreiding daarvan. Hij zegt nu dat dit gelukkig tijdelijk is gestopt door minister Kerry, maar welke aanvullende eisen stelt het CDA, los van Kerry? Of is het CDA dik tevreden met de huidige situatie: handtekening, klaar?

De heer Omtzigt (CDA):
Nee, ik heb zojuist een aantal dingen genoemd, zoals samenwerking met de Amerikanen. Ik heb ook iets gezegd over de nederzettingen, het niet langer uitbetalen van veroordeelde terroristen in Palestijnse gevangenissen en medewerking op het terrein van internationaal recht. Dat laatste zou een voorwaarde kunnen zijn voor beide zijden. Dat is een goede frase waaronder je ook niet-gedefinieerde problemen al enigszins vat, ook al is het soms best lastig om daarmee om te gaan. Dat zijn de voorwaarden. Ik ben benieuwd of de regering bereid is om hier een aantal voorwaarden te noemen die zij zelf hanteert. Het lijkt overigens wel alsof ik in de Verenigde Naties ben, want het lijkt er weer op dat het probleem tussen Israël en de Palestijnen het enige probleem is dat dit parlement aan het oplossen is. Als ik zie wat er in Syrië en in Sudan gebeurt, verdient ook dat al onze aandacht. Ik zou de quote die ik heb gebruikt over het debat over nucleaire ontwapening, graag aan de Handelingen willen toevoegen.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Ten Broeke (VVD):
De betrokkenheid van ons allen, maar zeker die van de heer Omtzigt, bij Syrië is natuurlijk enorm groot. Hij vraagt bijvoorbeeld consequent aandacht voor de vervolging van christenen. Die betrokkenheid is helder, ook vandaag weer, bij de aanbieding van de petitie. Ik werd echter vooral getroffen door het eerste deel van zijn betoog. We worstelen allemaal een beetje met de mogelijkheid om de VN effectiever te maken in het optreden ten behoeve van grote mensenrechtenschendingen. Is de benadering van de heer Omtzigt, waarmee hij meer zaken onder "genocide" wil brengen, de meest pragmatische en gaat die benadering vervolgde groepen helpen? Bijvoorbeeld in Sudan zien we dat de internationale gemeenschap dan tracht om onder die formulering uit te komen. Mijn vraag aan de heer Omtzigt is heel concreet: wil hij die definities oprekken om R2P, de Responsibility to Protect, mogelijk te maken of gaat hij meer naar de door mij voorgestelde benadering, heel pragmatisch via conventies die al door alle landen zijn ondertekend, om juist op dat vlak vooruitgang te boeken?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik moet zeggen — en dat ligt in ieder geval niet aan de onwil van de mensen die hier zijn — dat ik het voor Syrië heel zwart inzie, zeker nu de afmeldingen voor tweede conferentie in Genève in januari van de belangrijke strijdende partijen vandaag zijn binnengekomen. Wij hebben het niet meer over conventies, want niemand houdt zich aan enige conventie. Daarom heb ik gezegd dat het Internationaal Strafhof er nu zo snel mogelijk in zal moeten komen. Wat mij betreft is het wapenembargo een optie die weer op tafel moet komen. Misschien zijn Iran en Rusland nu wel daartoe bereid. Als de heer Ten Broeke vraagt of ik op dit moment een kant-en-klare oplossing heb, is mijn constatering: nee, die heb ik niet. Ik zie alleen dat het daar ongelooflijk uit de hand aan het lopen is. Het eerste jaar van de oorlog was het conflict een burgeroorlog, zoals op veel plekken in de wereld, maar op dit moment is het een oorlog geworden waarbij een kwart van de Syrische bevolking niet meer op zijn plek woont. Mensen weten 's avonds niet of ze morgen nog te eten hebben. Het gaat om ongelooflijke aantallen. Er zijn op dit moment besmettelijke ziektes, zoals polio, aan het uitbreken en men staat aan de vooravond van een verschrikkelijke winter. De internationale gemeenschap moet dit zo snel mogelijk aanvliegen, zoals ik net al zei. De heer Ten Broeke sprak over de spillover naar Israël, maar ik ben op dit moment heel bang voor een spillover naar Jordanië en Libanon, want als het daar misgaat, is het bijna oncontroleerbaar. Wat kunnen wij dan nog doen?

De heer Ten Broeke (VVD):
De ernst van de analyse van de heer Omtzigt deel ik.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, dat is het probleem niet.

De heer Ten Broeke (VVD):
Dat is inderdaad niet het probleem. Volgens mij heeft niemand een pasklare oplossing bij de hand, maar doet wel iedereen ontzettend zijn best. De heer Omtzigt pleit vandaag in zijn betoog bijvoorbeeld voor humanitair ingrijpen in Zuid-Sudan en niet in Syrië. Hij pleit ervoor om allerlei landen aan te spreken, met name de landen waarin christenvervolging plaatsvindt. Tegelijkertijd wenst hij pragmatische oplossingen. Hij weet dat die twee bewegingen tegenstrijdig kunnen zijn. Als je gaat voor het oprekken van de definitie van bijvoorbeeld "genocide", terwijl je nu al ziet dat dit praktische problemen met zich brengt, omdat hier de medewerking is gevraagd van landen die zich soms ook schuldig maken aan de vervolging, moet je kiezen. Wij kiezen voor de meest pragmatische benadering, omdat die uiteindelijk het meeste effect sorteert. Is mijn constatering correct dat de CDA-fractie, die daar in het verleden ook voor koos, nu kiest voor de — laat ik ze maar zo noemen — "legalistische" benadering?

De heer Omtzigt (CDA):
Wij denken dat je genocide, als die plaatsvindt, ook zo moet noemen. Dan kun je pragmatisch omgaan met de manier waarop je dit het beste kunt oplossen, maar dat is er nu aan het gebeuren. Ik zie dat alle pragmatisme op dit moment eigenlijk helemaal nergens toe leidt. Daarom roep ik de regering op om een coalitie van landen te verzamelen die het Internationaal Strafhof onmiddellijk de jurisdictie geeft. Daartoe zal ik ook een motie indienen. Dan weten wij straks wie hiermee bezig zijn, zodat die personen vervolgd kunnen worden en alleen al die dreiging ertoe leidt dat bepaalde misdaden wat minder vaak begaan worden. Ik weet niet of een wapenembargo praktisch is of niet. Zolang alle landen daar strijdgroepen naartoe sturen, strijdgroepen steunen en trainingskampen opzetten, zie ik de oplossing niet dichterbij komen.

De voorzitter:
Ik dank de heer Omtzigt voor zijn bijdrage. Wij zijn nu tweeënhalf uur bezig. Voordat ik het woord geef aan de heer Sjoerdsma, schors ik de vergadering voor enkele minuten.

De vergadering wordt van 20.57 uur tot 21.06 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik begrijp dat Ajax met 1-0 voor staat, precies tijdens deze paar minuten schorsing. Het is u gegeven.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Een jaar minister Timmermans, een rollende roadshow, een wervelende wereldtournee, waar zelfs Springsteen jaloers naar zou kijken. 53 landen bezocht, 300.000 km gereisd, en veel handen geschud, heel veel handen geschud, we zagen het op de facebookcollage. Deze minister zette zichzelf tijdens zijn eerste begroting prachtig neer: van Pieter de la Court tot Spinoza. Grote ambities, high hopes.

Een man van de wereld, onder de snelknop van John Kerry, maar ook een man met ervaring, opgeleid als ondervrager van Russische krijgsgevangenen, en dus dé man om naar Moskou te sturen, toen het Nederland-Rusland-jaar een klein beetje stroef werd. In Italië vroegen kijkers van Rai Uno zich af bij welke partij die signore Timmermans eigenlijk zat. Waarom hadden ze deze Italiaanse politicus niet eerder gezien? We horen dus goede verhalen uit het buitenland. Nederland, zeggen ze, nieuw elan! Een positievere toon, een herkenbaar gezicht, en zelfs geruchten in Brussel. Komt na lady Ashton lord Timmermans?

Maar dit is ook een ongrijpbare minister. Ondoorgrondelijk. Een soort diplomatieke goochelaar, een politieke Hans Klok. Razendsnelle illusies. Houdini-achtig. Telkens als je denkt: hoe redt hij zich hier nu weer uit, komt er toch weer een politiek foefje: een emotioneel pleidooi, een draai verkocht als compromis.

Wat als wij kritisch kijken naar het motorblok van ons buitenlands beleid? Dan zien we dat het nog niet lukt om de beste diplomatieke dienst van de wereld te bereiken. Niet vanwege de kwaliteit van onze diplomaten, maar vanwege de voorgenomen bezuinigingen van het kabinet. In de hoge hoed verdween 25% van het budget. Vijf consulaten moesten verdwijnen. De minister had D66 nodig om de bezuiniging te halveren en vier consulaten open te houden. Ook minister Ploumen kan er wat van. Eén miljard eraf bij de steun voor mensen in arme landen. Een mooie show, maar toch voel ik mij een beetje bekocht.

Misschien moeten wij niet verbaasd zijn over die punten. Die stonden namelijk gewoon in het regeerakkoord. Eerlijker is het daarom om te kijken naar de resultaten. Minister Timmermans wilde Nederland weer op de kaart zetten. 2013: het jaar van de intensiveringen. Iedere week een nieuw persbericht. We intensiveren met België, we intensiveren met Duitsland, met Polen, met Indonesië, met Frankrijk, met Rusland, met Israël. Tientallen intensiveringen. Hoe gaat het daarmee? Wat gaan we precies doen? Wat betekenen die intensiveringen voor ons postennetwerk?

Hoe staat het in de praktijk met al die intensiveringsintenties? Intenties zijn goed, maar resultaten nog belangrijker, en die resultaten zijn gemengd. Geen Nederlandse stappen voor nucleaire ontwapening. Aan de zijlijn bij een historische stemming over de Palestijnen. Proberen uit een VN-organisatie te stappen. More for more, less for less, behalve voor Rusland en Israël. En Europa? In Europa is het stilstand, of: we moeten een kleinere Commissie.

Minister Timmermans speelde ook balletje-balletje met tanks en fregatten voor Indonesië. Tanks? Nee, die konden niet worden geëxporteerd naar Indonesië, maar patrouilleschepen, dat kon wel.

Wat vindt de minister eigenlijk van deze opsomming van zijn resultaten? Ik kan natuurlijk geen gedachten lezen, maar misschien denkt hij nu: stierenmest! Of: laat die Sjoerdsma maar brullen!

De minister zal wijzen op de eerste LHBT-bijeenkomst bij de VN, op de excuses aan Indonesië, op zijn nieuwe visie op mensenrechten, met een volstrekt andere toon en ambitie dan bij zijn voorganger. Hij zal wijzen op onze Patriots, die Turkije beschermen, en op de laatste militairen die terugkwamen uit Kunduz, die daar goed werk hebben gedaan.

Daar heeft de minister gelijk in. Natuurlijk is er veel verzet en natuurlijk is er veel gerealiseerd, maar toch … De minister zal niet ontkennen dat er sprake is van halve schoten.

Het eerste waar de minister over sprak toen hij na zijn beëdiging naar buiten liep, was een nieuwe koers inzake Israël. Maar waar is deze koers dan? Rutte I noemde alleen Israël in het regeerakkoord en blokkeerde een en ander in Europa. Deze minister ging het proberen, maar hij moest toekijken hoe de Palestijnse status werd opgehoogd, met een wegduikend Nederland. De minister probeerde het met correcte etikettering van producten uit bezette Palestijnse gebieden, maar ook op dat punt moest hij wegduiken. Er was sprake van een Europese vlucht naar achteren. Nu gaat het kabinet fora optuigen met de Israëli's en de Palestijnen. Dat is prima, met alle twee, maar wat D66 betreft, gebeurt het wel onder strikte voorwaarden: more for more, less for less. Mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal recht kunnen we niet belonen met versterkte banden. Krijgen wij de garantie dat wij niet onvoorwaardelijk zullen intensiveren? Krijgen wij de garantie dat onze bilaterale fora volstrekt binnen de EU-afspraken zullen vallen als het gaat om territorialiteit? Wij moeten immers direct noch indirect de nederzettingeneconomie steunen.

De winter komt eraan. Dat geldt letterlijk voor Syrische vluchtelingen. De situatie daar is onbeschrijfelijk. Meerdere collega's hebben dat al aangegeven. Iedereen in dit huis wil zo snel mogelijk een einde aan het geweld en wil zo snel mogelijk naar Genève. Iedereen wil dat landen zich houden aan beloften. De minister werkt hieraan. Hij geeft gul. We doen ontzettend veel aan humanitaire hulp; dat moet ik het kabinet nageven. Maar toch staan vluchtelingen hier voor een symbolische dichte deur. Staatssecretaris Teeven zei dat er totaal geen sprake is van een noodzaak om meer Syriërs op te nemen. Minister Timmermans noemde het gebaar van Duitsland om 5.000 vluchtelingen op te nemen "een druppel op een gloeiende plaat". Hij zei: "Ik wil het beeld wegnemen dat we uit xenofobie niet méér vluchtelingen uit Syrië opvangen." Misschien is het niet xenofoob om er in totaal 250 op te nemen, maar het is wel heel weinig. Houden de VVD en de PvdA echt vast aan dit aantal?

Naast de actualiteit, zijn er vier momenten die voor deze minister en voor Nederland in het bijzonder van belang zijn: de strijd om de zetel in de Veiligheidsraad, de strijd om de zetel in de Mensenrechtenraad, de nucleaire supertop volgend jaar en het EU-voorzitterschap van Nederland. Dat zijn hoogtepunten, maar het moet natuurlijk wel gaan om wat wij met die zetels willen bereiken en wat wij met het voorzitterschap voor elkaar willen boksen. Naar aanleiding daarvan zegt D66: minister, kies, selecteer, ga voor het resultaat en formuleer uw doelen, zodat de Kamer u daar helder op kan afrekenen. Graag wil ik hierop een reactie.

De voorzitter:
De heer Van der Staaij wil u hier iets over vragen.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik kom nog even op het punt van de Syriërs. Ik hoor de D66-fractie alleen spreken over het aantal uitgenodigde vluchtelingen. Maar is het de heer Sjoerdsma bekend hoeveel mensen uit Syrië dit jaar tot nu toe asiel hebben aangevraagd in Nederland en wat het gemiddelde inwilligingspercentage is tot nu toe?

De heer Sjoerdsma (D66):
Dat is mij zeker bekend. Ik heb daar laatst in een debat met staatssecretaris Teeven uitgebreid over gesproken. Hij zei dat het opnamepercentage van Syriërs die hier asiel aanvragen, zeer dicht bij de 100% ligt. Hij zei ook: als we asielaanvragen niet inwilligen, komt dat omdat die Syriërs eigenlijk asiel zouden moeten aanvragen in een ander Europees land. Los van de normale asielprocedure die Nederland terecht volgt …

Voorzitter, ik zie dat mijn tijd loopt.

De voorzitter:
Excuus, mijnheer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dat neemt niet weg dat de staatssecretaris wat mij betreft een stuitende cirkelredenering hanteert als hij zegt: we kunnen Syrische families niet tijdelijk opnemen, omdat zij na afloop van dat tijdelijke verblijf waarschijnlijk succesvol een asielverzoek zouden kunnen indienen. Dat is iets waar D66 helaas niet mee kan leven. Wij willen een ruimhartiger beleid voor Syrische vluchtelingen, naast het bestaande reguliere asielbeleid.

De heer Van der Staaij (SGP):
Begrijp ik het goed dat de heer Sjoerdsma de cijfers kent en onderschrijft waaruit blijkt dat het dit jaar al om meer dan 1.700 asielaanvragen gaat? Inderdaad wordt drie kwart tot 100% daarvan ingewilligd. Hoe zou hij dit soort aantallen willen kwalificeren?

De heer Sjoerdsma (D66):
Die kwalificeer ik simpelweg als onze plicht. Wij hebben ons verplicht aan bepaalde normen voor het opnemen van vluchtelingen. Duitsland heeft ook te maken met reguliere asielaanvragen en volgt hetzelfde stelsel als wij. Daarbovenop nemen zij nog eens 5.000 vluchtelingen extra op. Zij nodigen hen uit niet omdat het moet, maar omdat zij die blijk van solidariteit nodig vinden. Ik kan mij voorstellen dat de heer Van der Staaij vanuit zijn visie op solidariteit daar alleen maar mee kan instemmen.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog en ik zal de tijd nauwlettend in de gaten houden. U hebt nog 4,5 minuut.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dank u wel, voorzitter. D66 verwacht in ieder geval een sterke focus van de minister op mensenrechten. De minister citeerde vorig jaar Max van der Stoel: wat wezenlijk leeft in ons volk kan niet verzwegen worden. Voor mij is dat een prachtige samenvatting van de universaliteit van mensenrechten. Iedereen wil in vrijheid leven en niemand wil pijn lijden of onderdrukt worden. We hebben een dag lang met de minister over zijn nieuwe visie gesproken. De toon was verfrissend en natuurlijk ging het over verre oorden, waar situaties inderdaad soms schrijnend zijn. Kernprioriteit moet zijn om schendingen en straffeloosheid te voorkomen. Daarom vragen wij deze minister nogmaals om bijzondere aandacht voor het Internationaal Strafhof, voor de bijzondere verantwoordelijkheid die Nederland als zetelstaat heeft. Wij vragen ook aandacht voor mensenrechten op posten. Die aandacht moet op peil blijven, ook na de bezuinigingen. De minister heeft hierover al een harde toezegging gedaan, waarvoor wij hem dankbaar zijn. Wij zullen echter ook de vinger aan de pols houden.

Wij willen dat Nederland zich inzet op taboedoorbrekende thema's, bijvoorbeeld vrouwenrechten en homorechten. D66 is bijvoorbeeld verheugd dat we binnen de Nederlandse noodhulp aandacht gaan besteden aan het schenken van abortus aan vrouwen in conflictgebieden die als gevolg van verkrachting zwanger zijn geraakt.

Wij hebben in het debat over mensenrechten ook aandacht gevraagd voor het eigen huis. Het eigen huis moet op orde zijn om geloofwaardig te zijn. Ik vraag in dat kader opnieuw de aandacht voor onderzoek naar Nederland en Indonesië in de situatie net na de Tweede Wereldoorlog. Nieuwe feiten bewijzen dat nieuw onderzoek nieuwe inzichten kan opleveren. Dit verleden schreeuwt om aandacht. Dit verleden leeft. Zou de minister alsnog zijn financiële steun willen uitspreken voor dit onderzoek? Ik vraag in dit kader ook de aandacht voor het lot van de gewetensbezwaarde dienstweigeraars van destijds. Welke oplossing ziet de minister hier?

De excuses waar ik de minister in het geval van Indonesië voor complimenteerde, blijven helaas nog steeds uit voor Srebrenica. Na jarenlang procederen was het oordeel van de rechter dat Nederland verantwoordelijk was. Kunnen excuses nog uitblijven?

De heer Ten Broeke (VVD):
Ik wil graag een vraag aan de heer Sjoerdsma stellen over het onderzoek naar het verleden met Indonesië. De vorige week hebben wij de start gezien van iets moois: een nieuwe impuls aan de relatie tussen Nederland en Indonesië die is voorbereid door deze minister en die de vorige week mede is vormgegeven door de minister-president. Bij mij komt telkens het beeld naar boven dat Indonesië zelf geen enkele behoefte heeft aan dit onderzoek. Dat zou op zichzelf nog geen reden hoeven te zijn om het dan niet te doen, maar aan de kant van Indonesië bestaat die behoefte duidelijk niet. Er is wel behoefte aan een nieuwe start en die is vorige week gemaakt. Er is ook heel veel onderzoeksmateriaal beschikbaar en het staat historici volledig vrij om nu al een onderzoek te doen, zouden zij dat wensen. Wat moet dan in 's hemelsnaam de rol van de regering zijn? Moet zij daarin sturend optreden? Wat is de wens van D66? Wat belet historici om dat onderzoek nu reeds zelf uit te voeren? Waarom wil D66 hier een soort staatsonderzoek van maken?

De heer Sjoerdsma (D66):
Dat zijn terechte vragen van de heer Ten Broeke. Als je kijkt naar de relatie met Indonesië is het natuurlijk belangrijk dat wij vooruit kijken. Daarvoor zijn de rollen ook te zeer omgedraaid. Wij zaten ooit in de G20 en nu zit Indonesië erin. Maar wie door de voorruit wil kijken, moet af en toe ook in de achteruitkijkspiegel durven kijken. Voor Nederland is dat nodig, omdat wij een assertief mensenrechtenbeleid hebben. Als wij andere landen op een geloofwaardige manier willen aanspreken op wat zij hebben gedaan, moeten wij ook die zwarte pagina in onze geschiedenis onder ogen durven komen. Wij kunnen geen excuses aanbieden zonder die pagina in het geheel tot ons te nemen.

Wat is dan de rol van de regering? De regering moet wat mij betreft als opdrachtgever fungeren en gedeeltelijk financiële steun geven. Wat mij betreft moet 50% van het onderzoek door de regering worden betaald. Waarom? Vanwege de rol die ik net voor de regering schetste. Kunnen onderzoekers het dan niet zelf? Ja, onderzoekers kunnen het gedeeltelijk zelf. De drie instituten die daarvoor het beste geëquipeerd zijn, zijn echter buitenproportioneel hard geraakt door de bezuinigingen van dit kabinet en beschikken niet over het benodigde budget. Daarom zie ik daarbij ook een rol voor de overheid weggelegd.

Doet het ertoe dat de Indonesische regering, waarover de heer Ten Broeke spreekt, er niet op zit te wachten? Dat denk ik niet. Ik verwijs naar de nieuwsberichten die ons de afgelopen weken bereikten en waarin verschillende Indonesiërs figureerden. Het betrof getuigen en soms ook slachtoffers van Nederlandse acties die dolgraag zouden meewerken aan zo'n onderzoek en zich dolgraag met Nederlandse overheid en Nederlandse onderzoekers zouden verstaan. Wij moeten volgens mij ook naar die stemmen luisteren.

De heer Ten Broeke (VVD):
Ik constateer dat D66 duidelijk een staatsonderzoek wenst. Zij heeft al nagedacht over de hoeveelheid subsidie die dan naar onderzoeksinstellingen zou moeten gaan die door opeenvolgende kabinetten gekort zijn. Als het werkelijk zo'n belangrijk onderzoek is dat de heer Sjoerdsma hier naar voren brengt — het is een belangrijk onderdeel van zijn bijdrage in eerste termijn — vraag ik mij af of die onderzoeksinstellingen niet zelf de afweging kunnen maken en de daarvoor beschikbare budgetten kunnen gebruiken. Ik snap nog steeds niet waarom de heer Sjoerdsma de Nederlandse Staat niet eruit haalt als opdrachtgever, om de nieuwe kans, de nieuwe impuls, en het omslaan van de bladzijde mogelijk te maken.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik ben het natuurlijk helemaal met de heer Ten Broeke eens dat het in eerste instantie de functie van onderzoeksinstituten zelf is. Ik ben het ook met hem eens dat zij zo'n onderzoek in eerste instantie zelf zouden moeten financieren. De werkelijkheid is alleen dat zij niet meer in staat zijn om dit belangwekkende onderzoek zelf te financieren. De heer Ten Broeke weet beter dan ik dat de bezuinigingen van de afgelopen twee kabinetten dit onmogelijk hebben gemaakt. Waarom dan een staatsonderzoek? Ik zei het net al: de heer Ten Broeke vindt misschien dat de Nederlandse overheid geen verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van onze geschiedenis en dat zij kan weglopen voor de verantwoordelijkheid die zij destijds had, maar dat vind ik niet.

De heer Ten Broeke (VVD):
Ik heb helemaal niet gezegd dat de Nederlandse regering wegloopt of dat wij weglopen. In mijn geschiedenisonderwijs heb ik uitgebreid het slavernijverleden in Suriname behandeld en de Cubacrisis en het Indonesiëverleden van Nederland kwamen daarin ook uitgebreid aan de orde. Dat kon allemaal. Ik heb daar helemaal niets over gezegd en dat moet de heer Sjoerdsma mij ook niet in de mond leggen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik dank u voor uw steun.

De voorzitter:
De heer Sjoerdsma vervolgt zijn betoog.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik was erbij gebleven dat het eigen huis op orde moet zijn, hier maar ook in Europa. In Europa zien wij toenemend antisemitisme, toenemende discriminatie en homofobe politiek. Dat bespraken wij net ook al in een aantal interruptiedebatjes. In Frankrijk is het Front National de grootste in de peilingen. In Servië wordt de Gay Pride verboden. Ik nodig de minister uit om op deze ontwikkelingen te reflecteren. Ik vind namelijk dat wij moeten blijven staan voor onze Europese waarden. Wij moeten voorkomen dat extremisme mainstream wordt. Hoe kijkt de minister hiernaar? Wat kunnen wij hier samen aan doen? Wanneer krijgen wij een waakhond voor de grondrechten?

Een jaar minister Timmermans zit erop. Ik zei het: het was een rollende roadshow, een wervelende wereldtournee. De Britse schrijver Terry Pratchett zegt: als je weet hoe het werkt, is het nog steeds magie. En ja, het was een spectaculaire show waar mijn fractie met bewondering naar heeft gekeken, maar nu moet die show ook echt invulling, échte inhoud, krijgen. Laat deze minister zijn belofte waarmaken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Het gebeurt niet vaak dat de fracties van D66 en de ChristenUnie dezelfde teksten uitspreken, maar dat gaat nu toch gebeuren. Ik had in mijn inleiding ook de cijfers van de minister staan, namelijk hoe vaak hij landen heeft bezocht en hoe vaak dat ongeveer de wereld rond zou zijn: zeven en een halve keer. Ook in de Kamer is hij regelmatig aanwezig geweest: in verband met het Nederland-Ruslandjaar, humanitaire rampen in Syrië en ook de missies die wij gezamenlijk uitvoeren. Het mag duidelijk zijn dat deze minister heel ambitieus is, veel in zijn mars heeft en over veel deskundigheid beschikt en daar loven wij hem om. Zo hoorden wij hem gisteren nog spreken over Afghanistan en zeggen dat de steniging voor overspel echt niet heringevoerd mag worden. Wij steunen dit uitdrukkelijk.

Wel zoekt mijn fractie naar evenwichtigheid en consistentie wat het Midden-Oosten en de Arabische regio betreft. Ik zal daarvan drie voorbeelden noemen. Ten eerste noem ik Syrië. Wij denken aan de burgeroorlog die nog altijd voortduurt. Ook deze minister is ertoe overgegaan om de Syrische oppositie te erkennen. Tegelijkertijd is de minister een tegenstander, terecht overigens, van het leveren van wapens aan diezelfde oppositie, een oppositie die steeds meer wordt gekenmerkt door jihadistische bewegingen. Zoals wij net al tijdens het interruptiedebatje met de heer Omtzigt hebben besproken, zien wij dat veel meer van dit soort jihadistische websites ook in Nederland worden gepresenteerd. De Nederlanders die in Syrië zijn omgekomen, worden verheerlijkt. Er wordt opgeroepen om deel te nemen aan die gewapende strijd. Wij hebben eerder een debat gevoerd met de minister van Veiligheid en Justitie over de vraag wat wij kunnen doen om de jihadisten die terugkeren naar Nederland aan te pakken, zoals hun paspoorten afnemen. Ik vraag deze minister om, mogelijk in overleg met de minister van Veiligheid en Justitie, te bekijken wat er kan worden gedaan aan dit soort websites, die ook in het Nederlands worden gepresenteerd en waarop geweld en het oproepen tot geweld worden gepresenteerd. Ik heb hier een aantal voorbeelden voor de minister. Die kan ik straks aan hem geven. Ik ontvang graag een reactie van de minister over wat daartegen kan worden gedaan. Een ander voorbeeld is de positie van de christenen in Syrië. Ik heb het land zelf een aantal maanden geleden mogen bezoeken. Ook de minister erkent de penibele situatie van de christenen en natuurlijk in zijn algemeenheid de hele positie van de vluchtelingen en van de ontheemden in Syrië zelf, maar met name ook van de christenen. Tegelijkertijd — wij hebben het net al besproken — mogen christenen en vluchtelingen hier hun eigen familieleden niet bezoeken.

Een tweede voorbeeld van de consistentie die ik bij de minister van Buitenlandse Zaken zoek, betreft Egypte. Voormalig president Morsi van de Moslimbroederschap, de organisatie die de moederorganisatie is van Hamas, dat nog altijd raketten afstuurt op Israël, werd gesteund, zij het in beperkte mate. Toen deze president van de troon werd gestoten, werd de hulp weer bevroren.

Een derde voorbeeld betreft Saudi-Arabië. Nogmaals mijn complimenten voor het aan de kaak stellen van de vreselijke stenigingen die heringevoerd zouden kunnen worden in Afghanistan, maar Saudi-Arabië is niet veel anders dan Afghanistan, moet ik helaas zeggen. Daar zijn de afgelopen maanden ook weer 47 mensen publiekelijk onthoofd. Het gaat daarbij om dezelfde vergrijpen, bijvoorbeeld overspel, afvalligheid van het geloof et cetera. Daarover horen wij de minister van Buitenlandse Zaken minder. Dat moet in de marge van een handelsdelegatie worden besproken. Ik denk dan met weemoed terug aan Max van der Stoel, een voorbeeld voor deze minister, die in 1975 een bezoek aan Saudi-Arabië afblies omdat een Joodse journalist een visum werd geweigerd.

De boodschap van de ChristenUnie-fractie is helder: wij zoeken consistentie in het buitenlands beleid als het gaat om de Arabische regio. Mijn fractie hecht er dan ook aan dat de minister helder uitdraagt dat een, terechte, legitieme oproep tot meer democratie in die regio altijd gepaard moet gaan met een oproep tot het versterken van de rechtstaat. Dat is eerlijk, helder en geloofwaardig. Graag ontvang ik een reactie van de minister op dat punt.

Iran kan niet onbesproken blijven. Ik lees in de media dat de minister verheugd heeft gereageerd op het atoomakkoord. Voorziet hij ook risico's? Zo ja, welke? Ziet hij ook het risico dat Iran mogelijk meer tijd koopt met deze deal?

Een ander punt dat de ChristenUnie meerdere malen aan de kaak heeft gesteld, is de godsdienstvrijheid. Ik ben blij dat ook deze minister in zijn nota godsdienstvrijheid als een speerpunt heeft betiteld. Wij zien dat de Engelse minister voor geloofszaken, minister Warsi, deze minister bijvalt. Zij stelde onlangs dat godsdienstvrijheid een belangrijke pijler van het buitenlands beleid moet worden, niet alleen voor Engeland, maar ook voor de Europese Unie. Is de minister bereid om contact op te nemen met minister Warsi en te bekijken hoe zij gezamenlijk op kunnen trekken in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld daar waar het christendom in het Midden-Oosten dreigt uit te sterven door extreme vervolging? Welke acties is de minister bereid te ondernemen?

Wij hebben het ook gehad over het Europese richtsnoer voor godsdienstvrijheid. Dat is in de zomer uitgekomen en geeft heel veel handvaten om te kijken wat EU-lidstaten kunnen doen aan het promoten van godsdienstvrijheid. Ik heb de minister gevraagd om een reactie hierop, maar hij heeft gezegd dat hij er volgend jaar op terugkomt. Ik mis hier het gevoel van urgentie. Is de minister bereid om te bekijken of een inventarisatie kan worden gemaakt van landen die grove schenders zijn van godsdienstvrijheid? Punt 48 van het richtsnoer geeft daartoe aanleiding. Dan kan hierop gezamenlijke actie ondernomen worden in EU-verband.

Ik ga verder met het vredesproces in het Midden-Oosten. Wij hebben eerder Kamervragen gesteld over het betalen van salarissen van veroordeelde terroristen in de Israëlische gevangenissen. Eerdere Kamervragen meldden dat 7,5 miljoen euro wordt besteed aan het betalen van die salarissen. De minister zou nog kunnen zeggen dat het gaat om uitkeringen van Palestijnen die daar in de gevangenissen zitten, ware het niet dat de uitkeringen oplopen naarmate men tot een langere straf is veroordeeld. Naarmate het aantal doden is toegenomen, krijgt men meer salaris. Dat kan oplopen tot €2.500 per maand. Is de minister bereid om deze perverse stimulans tot terrorisme te veroordelen? Hoe verhoudt deze regeling zich tot de internationale antiterrorismewetgeving? Is de minister bereid om de EU-antifraudedienst OLAF te verzoeken om een onderzoek te laten doen naar de vraag of en in hoeverre EU-gelden hiervoor worden gebruikt?

Ik heb nog twee korte punten. Na zijn reis naar Israël heb ik de minister horen spreken over de verzoeningsprojecten in Israël. Ik heb daarvoor een amendement ingediend à 1 miljoen euro. Ik ben benieuwd hoe de minister dat amendement beoordeelt. Ik heb een aantal projecten die de minister heeft bezocht, ook zelf bezocht en ik ben er erg enthousiast over.

Net voor de zomer heeft de Kamer een motie ingediend over de dalits in India. Ik krijg berichten dat Nederland op dit moment geen voortrekkersrol meer op zich neemt ten aanzien van de positie van de dalits. Is de minister nog steeds bereid om dit wel te doen?

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Wij willen het graag zien en wij zien het soms ook: een voorzichtige, bescheiden revival van de internationale diplomatie; helaas altijd onvolkomen, in kleine stapjes en breekbaar. Dat lijkt een wetmatigheid. Maar toch, wij willen het graag geloven en wij zien het soms ook. Ook in de kwestie van het Greenpeace-activisme is de hoop op een spoedige diplomatieke oplossing nog steeds aanwezig, maar zeker is die niet. De heftige reactie van Rusland en het daaropvolgende diplomatieke spitsroeden lopen geven maar al te duidelijk aan hoe snel internationale spanningen kunnen oplopen wanneer economische belangen in het geding zijn. Die economische belangen zijn er als het om Rusland gaat. De banden tussen Nederland en Rusland op economisch gebied zijn inniger dan ooit.

Afgelopen week kwamen Faiza Oulahsen, Mannes Ubels en al die andere Greenpeace-activisten op borgtocht vrij. Het Internationaal Zeerechttribunaal oordeelde dat de Arctic Sunrise en haar bemanning direct vrijgegeven respectievelijk vrijgelaten moesten worden. De minister en zijn diplomatieke dienst verdienen lof voor hun optreden. Er was sprake van een goede combinatie van stille diplomatie en een openlijk beroep op internationale arbitrage. Maar we zijn er nog niet. Rusland geeft vooralsnog geen gehoor aan de uitspraak en de aanklacht is niet ingetrokken. Vreedzaam protest, mensenrechtendiplomatie en grote economische belangen verdragen elkaar niet altijd even goed.

In de begroting voor 2014 staat dat Nederland de relaties met belangrijke producenten en consumenten van energie wil versterken. Het gaat daarbij om landen als Rusland en China, en ook om opkomende producenten in Afrika. Ook willen we met andere landen strategische partnerschappen aangaan en willen we de internationale regelingen voor energie versterken, onder andere via het International Energy Agency. Kan de minister verduidelijken waar het hier precies om gaat? Wat zijn dat voor partnerschappen en regelingen? Aan welke landen denken we? Welke plek nemen, bij het aangaan van die partnerschappen en nieuwe regelingen, overwegingen in op het vlak van duurzaamheid, energieschaarste, milieuvervuiling, opwarming van de aarde, maar ook op het vlak van mensenrechten?

De minister heeft grote ambities. Dat siert hem. Er is niets mis met grote ambities. Maar de uitvoering valt soms een beetje tegen. Zo stuurde de minister eind oktober een teleurstellende brief over nucleaire ontwapening en non-proliferatie naar de Kamer. Toen we hier vorig jaar over spraken, vroeg hij tijd om met zijn toen net nieuw aantredende collega Kerry in Washington te kunnen overleggen. Dat was een redelijk verzoek, maar nu we na een jaar dan eindelijk het verslag van het gesprek krijgen toegestuurd, blijkt dat niets te hebben opgeleverd. De VS willen de voorraad tactische kernwapens in Europa ook wel terugdringen, maar niet alle bondgenoten denken daarover hetzelfde en Rusland werkt ook niet erg mee. Hoe gaan we deze impasse doorbreken? Welke rol wil Nederland daarbij spelen? Kunnen we samen optrekken met bondgenoten die de kernwapens — het Kamerlid Timmermans noemde ze ooit "relikwieën uit de Koude Oorlog" — ook liever kwijt zijn dan rijk? Wat is de kip en wat is het ei? Met andere woorden: welk aanbod heeft de VS in dit verband eigenlijk aan Rusland gedaan? Welke initiatieven nemen we om de impasse, die er kennelijk is, te doorbreken? Ik wil de minister vragen om op die vragen een antwoord te geven.

Een stabiele, veilige wereld is alleen te bereiken door duurzame oplossingen voor conflicten, door het respecteren van mensenrechten en het eerlijk delen van macht en welvaart. Dat geldt overal waar wordt gevochten en waar burgers worden onderdrukt. We hebben het in de Kamer al vaak gehad over het beschermen van burgers in conflictsituaties, maar het schiet niet erg op. Ik vraag de minister om zich sterk te maken voor de bescherming van burgers in conflictsituaties. Dat betekent bijvoorbeeld dat burgerbescherming duidelijk moet worden opgenomen in het toetsingskader voor de uitzending bij missies. Vorig jaar heb ik met toenmalig PvdA-collega Bonis hierover een motie ingediend. Op aandringen van de minister is die motie aangehouden om er een debat over te kunnen voeren. Dat debat is er nooit gekomen. Ook nog maar kort geleden hebben collega Voordewind en ikzelf een motie ingediend over deze kwestie. Ook die werd aangehouden, dit keer op verzoek van minister Ploumen. Wordt het niet eens tijd om concreet te worden over burgerbescherming? Kan de minister duidelijk maken hoe hij de bescherming van burgers veilig wil stellen bij de uitzending van militaire eenheden? Die vraag is nu weer zeer relevant door de missie naar Mali die op handen is.

Mijn laatste punt gaat over wat de "killer robots" zijn gaan heten. Tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Defensie heb ik het gehad over de ontwikkeling van autonome wapensystemen. Op aandringen van minister Hennis heb ik mijn motie over een in te stellen moratorium op dat punt aangehouden. Zij wilde hierover nog overleggen met minister Timmermans en zou hierover vervolgens de Kamer een brief sturen. Vandaag ontvingen wij die brief. Het kabinet deelt mijn zorgen over deze nieuwe wapensystemen, het zal nieuwe wapensystemen altijd toetsen aan het internationaal recht en het acht nadere gedachtevorming en een internationale discussie over dit thema wenselijk, zo vat ik de brief samen. Daar ben ik blij mee. Maar op de centrale vraag die ik in mijn motie heb voorgelegd en die de speciale rapporteur van de VN heeft gesteld, namelijk "bent u bereid om een moratorium in te stellen, ten minste zolang als de discussie gaande is?", geeft de brief geen antwoord. Daarom vraag ik de minister of hij met mij van mening is dat een moratorium voor deze onethische killerrobots, die geen verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun daden, gewenst is. Dit opdat er eerst een maatschappelijk debat gevoerd kan worden over de ethische en juridische aspecten van dergelijke wapensystemen.

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik was niet van plan om over het reisschema van de minister te spreken vanavond, maar nu zo veel collega's dat wel deden, heb ik die indrukwekkende schemaatjes toch ook even bekeken. Toen viel mij op hoe ontzettend goed België scoort. Dat is het meest bezochte land door deze minister; maar liefst 23 keer prijkt het in het schema. Dat geeft tegelijkertijd aan dat alle overzichtjes en schemaatjes beperkte waarde hebben, want wie zou denken dat de minister zich telkens weer in alle vezels van de Belgische samenleving verdiept, heeft toch een verkeerd beeld. Het bracht mij tot de vraag hoe het eigenlijk staat met het binnenlandse werkbezoek van deze minister van Buitenlandse Zaken. Want alle gekheid op een stokje, het is juist goed om breed draagvlak te hebben binnen de Nederlandse samenleving voor de manier waarop wij betrokken zijn bij het buitenland. Ik vind het altijd weer verrassend hoeveel mensen, ondernemers, maatschappelijke organisaties zich op allerlei manieren bemoeien met wat in het buitenland aan de gang is. Hoe onderhoudt de minister die contacten en hoe waardeert hij die aanvullende waarde van contacten met ondernemers en maatschappelijke organisaties in de vormgeving van het buitenlands beleid? Die onverwachte vraag kwam bij mij op naar aanleiding van het reisschema.

Om nog even in Europa te blijven: betalen voor onderzoek dat in eigen land verboden is, dat gebeurt in Europa. Vorige week stemde het Europees Parlement in met een budget van 70 miljard euro voor het programma Horizon 2020. Hieronder vallen ook zeer omstreden onderzoeken waarbij gebruik wordt gemaakt van embryonale stamcellen. De SGP heeft inhoudelijk grote ethische bezwaren tegen de Europese financiering van onderzoeken waarbij menselijke embryo's worden vernietigd. Maar ook los van deze inhoudelijke opstelling kan het toch niet zo zijn dat Europa van bovenaf de ethische afweging die lidstaten zelf moeten maken, overneemt? Die ethische afwegingen moeten bij uitstek op het niveau van de lidstaat zelf gemaakt kunnen worden. Volksgezondheid is hoe dan ook toch vooral een aangelegenheid van de lidstaten zelf. Hoe gaat de minister hiermee om?

Het bedrijven van buitenlandse politiek houd je niet vol zonder een dosis optimisme. Een jaar geleden had deze minister het over het zo dicht mogelijk bij elkaar brengen van wat haalbaar is en wat wenselijk is. Optimisme is ontzettend belangrijk, maar tegelijkertijd moeten we steeds weer voorkomen dat het in goedgelovigheid ontaardt. Dat denk ik in het bijzonder ook bij de discussie over de nucleaire ambities van Iran. Het is duidelijk dat Iran een andere toon aanslaat. Als het daadwerkelijk gaat om verbeteringen en aanpassingen van programma's, juichen we die zeer toe. Maar toch horen we graag een reactie van de minister op de critici die zeggen: we praten nu allemaal met Rohani, die een vriendelijk gezicht toont, maar is het in feite niet nog steeds Khamenei die aan de touwtjes trekt en is er wel echt enige aanwijzing dat Iran een andere koers wil varen sinds het vertrek van de vorige president? Wij voelen dan ook geen opluchting na het gesloten nucleaire akkoord. Het is slechts tijdelijk. Het bevat verlichting van sancties, maar geen ontmanteling van nucleaire installaties. Opnieuw koopt Iran tijd. Landen als Israël maar ook de Golfstaten hebben grote zorgen geuit. Rohani duidt aan dat met dit akkoord Iraans recht op verrijking is erkend. Klopt dat? Wij willen vasthouden aan de afgesproken internationale lijn zoals vastgelegd in resoluties van de Veiligheidsraad. Iran moet stoppen met iedere vorm van verrijking van uranium. Hieraan mogen geen concessies worden gedaan.

Geloofsvervolging is wereldwijd een indringend probleem, niet in de laatste plaats in de Arabische regio waar een massale exodus van christenen aan de gang is. Een recent gevonden massagraf in Sadad met daarin tientallen christenen, vormt hiervan een lugubere illustratie. Ook vanmiddag werd er nog een petitie aangeboden door een groep vanuit de Syrische gemeenschap die daar ook weer aandacht voor vroeg.

Wij zijn blij met de komst van de zogenaamde Europese guidelines op het vlak van godsdienstvrijheid, niet in de laatste plaats omdat hiermee een soort morele norm wordt geschapen. Uiteindelijk gaat het er echter om hoe deze guidelines in de praktijk worden gehanteerd en hoe ambassades hiermee aan de gang gaan. Worden bij de praktische uitvoering hiervan ook maatschappelijke organisaties ingeschakeld? Zij kunnen bijvoorbeeld trainingen geven op ambassades, maar ze beschikken ook over contacten die een ambassade soms niet heeft. Ik denk dan aan contacten met niet geregistreerde kerken. Daarom de vraag hoe de betrokkenheid van ngo's wordt geborgd.

Over het vredesproces in het Midden-Oosten hebben we al een aantal keren uitvoerig van gedachten gewisseld in afzonderlijke debatten, zoals trouwens voor nogal wat onderwerpen geldt die vandaag aan de orde zijn, zoals de mensenrechtennota en de verhouding met Rusland. Dat maakt deze begrotingsbehandeling misschien ook wat minder spannend dan andere keren, toen we nog in afwachting waren van de grote nota's en de besprekingen daarvan.

Ik wil nog even terugkomen op het punt waarover wij het in het algemeen overleg over het AIV-advies ook hebben gehad, namelijk dat de vredesbesprekingen tussen Israël en Palestijnen niet gediend zijn met haat zaaien in de officiële Palestijnse media en het belonen van terroristen of het vernoemen van openbare voorzieningen naar plegers van zelfmoordaanslagen. Dat staat haaks op eerder gesloten akkoorden. In dat licht is er ook gewezen op mijn motie uit 2011, die een Kamermeerderheid kreeg, waarin de minister werd opgeroepen om subsidies aan de Palestijnse Autoriteit afhankelijk te maken van effectieve maatregelen tegen het verheerlijken en vergoelijken van terrorisme. De minister zei toen dat hij niet direct voor ogen had waar het in die motie om ging. Vandaar dat ik dat toch nog even nadrukkelijk wil noemen. Het gaat om de motie op stuk 21501-02, nr. 1039, die op 17 maart 2011 is ingediend. Daarin wordt die koppeling nadrukkelijk gemaakt. Ik ben benieuwd op welke manier aan deze motie uitvoering is of wordt gegeven.

Heeft de minister ook de berichtgeving gevolgd waaruit blijkt dat Palestijnen die zijn vrijgelaten uit de Israëlische gevangenis, soms grote beloningen krijgen van de Palestijnse Autoriteit? Acht de minister dit een goede besteding van subsidies die Nederland en de Europese Unie schenken aan de Palestijnse Autoriteit? Zou dit niet juist een punt van bespreking moeten zijn?

We hebben het hier heel veel gehad over de vluchtelingenproblematiek, ook in het kader van het vredesproces in het Midden-Oosten. Daar is internationaal ook heel veel aandacht voor. Er is zelfs een aparte VN-organisatie voor de Palestijnse vluchtelingen. Het treft mij dan weer hoe weinig aandacht er is voor de joodse vluchtelingen vanuit allerlei Arabische landen. Het Canadese parlement heeft daar aandacht voor gevraagd en onderzoek naar laten verrichten. Pasgeleden hoorde ik op een internationale conferentie in Washington — dat wil ik hier toch nadrukkelijk noemen — dat daar nu een heel bijzondere expositie aan de gang is, en ook in New York in de nationale archieven. Destijds was bij de inval in Irak duidelijk dat er geen massavernietigingswapens gevonden zijn, maar wat toen wel gevonden is, zijn meer dan 2.700 documenten die het verhaal vertellen van de joodse vluchtelingen vanuit Irak en het beleid dat in de afgelopen decennia systematisch is gevolgd om hen uit het land te verdrijven. Van de 120.000 75 jaar geleden is nu nog maar een handjevol over. Is hier ook aandacht voor? Past dat ook niet in het kader van een breder oog hebben voor de vluchtelingenstroom in het Midden-Oosten?

De heer Sjoerdsma (D66):
De woorden van de heer Van der Staaij over zijn zorgen over joodse vluchtelingen zijn mij uit het hart gegrepen, maar andere delen van zijn betoog brengen mij een beetje in verwarring, als ik eerlijk moet zijn. Zegt de heer Van der Staaij nu dat de Nederlandse Staat Palestijnse terroristen en Palestijnse haatzaaiers subsidieert? Is dat de kern van zijn betoog?

De heer Van der Staaij (SGP):
De kern van mijn betoog was dat het mij geen goede zaak lijkt als Palestijnen die zijn vrijgelaten uit de Israëlische gevangenis, als het om terroristen gaat, een beloning krijgen van de kant van de Palestijnse Autoriteit. Dat is een beeld dat naar voren komt in de berichtgeving. Daar vraag ik de reactie van de minister op.

De heer Sjoerdsma (D66):
Oké, dan is dat duidelijk. Ik heb een vraag over het andere gedeelte waar de heer Van der Staaij over sprak, namelijk het haat zaaien. Ik denk dat wij elkaar kunnen vinden bij de overtuiging dat haat zaaien in algemene zin verwerpelijk is en dat dit niet zou moeten plaatsvinden. In dat kader vraag ik mij af waarom de heer Van der Staaij ervoor kiest om de minister alleen te bevragen op haat zaaien aan de Palestijnse zijde. Waarom is hij hierbij niet even-handed? Waarom vraagt hij niet om een reactie op wat er aan beide zijden gebeurt? Niet dat dit overigens de situatie verbetert, maar ik denk dat de heer Van der Staaij dat ook niet verwacht.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik vind dat er echt een duidelijk verschil is met de verhalen, documentatie en concrete voorbeelden in schoolboekjes en dergelijke die wij zien waarin geweld wordt vergoelijkt en verheerlijkt. Denk ook aan het vernoemen van straten naar zelfmoordstrijders. Daarvan weet ik geen voorbeelden in Jeruzalem of waar dan ook.

Aan het slot van mijn betoog besteed ik nog een kort woord aan Colombia en aan een punt dat door de SGP-jongeren is opgebracht en gaandeweg dit debat in mijn mailbox kwam. Ook daarvoor wil ik nog de aandacht vragen. Al veel jaren verleent het ministerie, de Nederlandse Staat, financiële steun aan de zogenaamde OAS-missie in Colombia. Die missie richt zich onder meer op ondersteuning van het vredesproces met paramilitaire groepen. De afgelopen jaren is er serieuze vooruitgang geboekt ten aanzien van de veiligheidssituatie. Dat heeft de fragiliteit van het land verkleind en ruimte gegeven voor economische ontwikkeling. Het herstel is echter fragiel en een terugval in het vredesproces zou grote schade berokkenen aan wat nu is opgebouwd. Daarom dring ik van harte aan op continuering van de Nederlandse steun. Het gaat maar om een bescheiden bedrag van 2 miljoen euro. Ik begreep dat dit vanuit het stabilisatiefonds komt. Ik begrijp dat de minister hierover binnenkort een knoop moet doorhakken. Mag ik rekenen op een positief besluit?

Ik kom op het laatste punt dat ik noemde. Het is altijd goed om bij het buitenlandbeleid te bekijken hoe dat binnenlands leeft en welk draagvlak daarvoor is. Daar begon ik mijn betoog mee. Ik vind het heel mooi dat politieke jongerenorganisaties ook vaak betrokkenheid hebben met allerlei landen. Ik kreeg net een mail door van de SGP-jongeren. Zij zijn in Moldavië geweest. Zij zeiden zich zorgen te maken op grond van hun contacten met jongeren daar over de gevolgen van de partnerschaps- en associatieovereenkomst die de Europese Unie met Moldavië wil sluiten. Men is namelijk ontzettend bezorgd dat heel veel mensen zullen wegtrekken uit dit land naar andere Europese landen. Het gaat dus om de braindrainproblematiek. Bovendien heeft het geld dat in Moldavië terechtkomt, gelet op de stand van corruptie, een heel verkeerde uitwerking. Er is in dat land dus heel veel bezorgdheid, ook onder de jongeren, over de vraag wat zo'n associatieovereenkomst met de Europese Unie eigenlijk betekent. Men was benieuwd hoe de Nederlandse regering en de Nederlandse minister daarover denkt. Ik hoor graag zijn reactie op dat punt.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer wat betreft de begroting van Buitenlandse Zaken. Ik dank de leden voor hun bijdrage en ik dank de minister voor zijn aanwezigheid. De beantwoording van de kant van de regering in eerste termijn en de tweede termijn vinden morgenavond plaats. Die is gepland om 18.30 uur. Ik verzoek u allen om het schema in de gaten te houden, maar dat weet u. Ik wens iedereen een goede avond, voor wat daar nog van over is.

Sluiting

Sluiting 21.52 uur.