Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Diederik van Dijk over het personeelstekort in de kraamzorg
Vragen van het lid Diederik van Dijk (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het personeelstekort in de kraamzorg (ingezonden 15 januari 2025).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 21 februari
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1206.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het recente bericht dat gezinnen de prijs betalen van het
personeelstekort in de kraamzorg?1
Antwoord 1
Ja, hier ben ik van op de hoogte. In de kraamzorg spelen al langere tijd capaciteitsproblemen,
met name in de zomer. De oorzaak hiervan is een tekort aan kraamverzorgenden, de vakantie
periode, een piek in de bevallingen in de zomer en ziekteverzuim. Het aanpakken van
de personeelstekorten is een speerpunt van mijn beleid.
Kraamzorgaanbieders en zorgverzekeraars onderkennen het tekort en vinden het van cruciaal
belang om moeder en kind de benodigde zorg te bieden. Daarom hebben Zorgverzekeraars
Nederland (ZN) en Bo Geboortezorg voor een toekomstbestendige sector:
– Een convenant2 afgesloten waarin zij onder andere afspraken gemaakt hebben over het opleiden van
extra kraamverzorgenden en het waarborgen van het minimaal aantal uren kraamzorg voor
elke kraamvrouw.
– Een gezamenlijke toekomstvisie opgesteld, die verder wordt uitgewerkt in een versnellingsagenda
kraamzorg3.
– Voor de korte termijn aanvullende afspraken gemaakt over de zorglevering in 2025.
Ik waardeer de verantwoordelijkheid die beide partijen nemen en steun deze inspanningen,
onder meer via kwaliteitsgelden voor de kraamzorg.
Vraag 2
Kunt u de omvang van dit probleem aangeven? Hoe vaak komt het voor dat gezinnen niet
het volledig aantal uren (standaard 49 uur) kraamzorg krijgen, slechts het wettelijk
minimum van 24 uur of zelfs minder dan dat?
Antwoord 2
Ik vind het van belang dat de continuïteit en kwaliteit van zorg zoveel als mogelijk
geborgd is. Hiervoor zijn zorgaanbieders en verzekeraars in eerste instantie verantwoordelijk.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de toegankelijkheid en zorgplicht
van de zorgverzekeraars. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet toe op de
kwaliteit en veiligheid van zorg. Exacte aantallen zijn bij mij, ook na navraag bij
de NZa en IGJ, niet bekend.
Vraag 3
Is bekend in welke plaatsen en/of regio’s het personeelstekort het grootst is en dus
het aantal uren kraamzorg het laagst?
Antwoord 3
Het is bekend in welke regio de problematiek het grootst is. Uitvraag bij ZN leert
dat dit voornamelijk delen van de randstad en het zuiden van het land betreft. ZN
en Bo Geboortezorg werken aan het verder inzichtelijk maken en duiden van de cijfers.
Zo betreffen bijvoorbeeld de huidige cijfers alle gevallen waarbij er minder dan 24
uur kraamzorg geleverd is, ook in de situatie waarbij gezinnen er zelf voor kiezen
om minder kraamzorg af te nemen, omdat zij deze zorg niet nodig achten. Om een gedetailleerder
beeld te krijgen van de regio’s waar de problematiek het grootst is, is aanvullende
informatie van belang.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe zorgverzekeraars invulling geven aan hun zorgplicht als gezinnen
minder dan het wettelijk minimum van 24 uur kraamzorg krijgen? Ziet de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa)hier actief op toe?
Antwoord 4
Allereerst wordt er gewerkt aan een structurele oplossing, zoals in antwoord 1 aangegeven.
Zorgverzekeraars en kraamzorgaanbieders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de
continuïteit en toegankelijkheid van kraamzorg. De zorgverzekeraar heeft zorgplicht,
de NZa ziet hierop toe en onderzoekt specifieke regionale casuïstiek. Zorgverzekeraars
en kraamzorgaanbieders stellen alles in het werk, om in ieder geval conform het convenant,
het minimale aantal uren te leveren aan elke kraamvrouw die dat wenst.
In het Normenkader4 zijn afspraken gemaakt over de te nemen stappen wanneer het wettelijk minimum van
24 uur kraamzorg niet gegarandeerd kan worden. De preferente zorgverzekeraar(s) monitort
dit samen met de betreffende regio.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe groot het probleem van zorgmijding is vanwege de verplichte eigen
bijdrage voor kraamzorg? Hoe vaak komt het voor dat (kwetsbare) gezinnen geen of minder
kraamzorg willen omdat zij de eigen bijdrage niet kunnen betalen?
Antwoord 5
Uit de Monitor Kansrijke Start 20235 blijkt dat 4,8% van de gezinnen in 2022 geen kraamzorg heeft ontvangen. Voor gezinnen
die te maken hebben met een kwetsbare situatie ligt dit percentage hoger (8,1%). De
monitor toont aan dat gezinnen zonder kraamzorg vaker een laag inkomen hebben, maar
geeft geen inzicht in waarom mensen afzien van kraamzorg.
Uit eerder onderzoek blijkt dat financiële overwegingen hierbij een rol spelen, maar
niet de enige factor zijn. Onvoldoende toegespitste informatie over kraamzorg en eigen
bijdrage kan ook van invloed zijn, vooral voor kwetsbare doelgroepen6. En de tekorten zijn ook een mogelijke factor.
Om te komen tot passende kraamzorg hebben Bo Geboortezorg en ZN een gezamenlijk visie
en versnellingsagenda ontwikkeld. Hierin willen zij ook aandacht besteden aan de eigen
bijdrage. Ik volg dit proces nauwgezet en houd vinger aan de pols.
Vraag 6
Zijn er mogelijkheden om in specifieke gevallen, bijvoorbeeld bij kwetsbare gezinnen,
geen eigen bijdrage te vragen, bijvoorbeeld via een hardheidsclausule?
Antwoord 6
De Zorgverzekeringswet (Zvw) biedt deze mogelijkheid niet. Er zijn wel andere maatregelen
die verzekerden tegemoet komen in het betalen van de eigen bijdrage, zoals aanvullende
verzekeringen die de eigen bijdrage dekken en gemeentepolissen voor minima. Daarnaast
bieden zorgverzekeraars de mogelijkheid om de nota’s in delen te betalen.
Bij de afweging of het opnemen van een hardheidsclausule voor de eigen bijdrage in
de Zvw mogelijk en wenselijk is, zijn er een aantal belangrijke overwegingen en uitdagingen,
bijvoorbeeld op het gebied van administratieve lasten en privacy. Zie ook de Kamerbrief
over een hardheidsclausule voor het eigen risico in de Zorgverzekeringswet7. Bovendien zijn er andere maatregelen beschikbaar. Om deze redenen ben ik geen voorstander
van het onderzoeken van de mogelijkheden voor en het eventueel invoeren van een hardheidsclausule.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoe de huidige indicatiestelling van het aantal kraamzorguren zich
verhoudt tot de beweging naar passende zorg? Hoe kan meer recht gedaan worden aan
de verschillende zorgbehoeften van gezinnen?
Antwoord 7
Om meer passende kraamzorg te kunnen bieden, werkt de sector aan een nieuwe indicatiesystematiek,
de Kraamzorg Landelijke Indicatie Methodiek (KLIM). Het verder uitwerken van de KLIM
is onderdeel van de versnellingsagenda van Bo Geboortezorg en ZN.
Vanwege de schaarste wordt op dit moment ook met de huidige systematiek van indicatiestelling
(Landelijk Indicatieprotocol (LIP)) al gekeken hoe de zorguren het beste verdeeld
kunnen worden over de cliënten die zorg nodig hebben. De huidige indicatiestelling
(LIP, KLIM pilot én Normenkader bij schaarste) blijft de manier van werken totdat
de nieuwe indicatiesystematiek gereed is. Dit vergt tijd, maar met de komst van deze
nieuwe indicatiestelling wordt de zorgbehoefte nauwkeuriger ingeschat. Daarmee krijgt
de beweging naar passende zorg structureel vorm.
Vraag 8
Kunt u bewerkstelligen dat de tarieven voor de kraamzorg reëel en kostendekkend zijn,
waardoor de kraamzorgorganisaties financieel gezonde bedrijven worden en ruimte hebben
om te investeren in de transitie van kraamzorg naar passende zorg?
Antwoord 8
De NZa voert kostprijsonderzoeken uit om tarieven vast te stellen, die jaarlijks worden
geïndexeerd op basis van de door VWS aangeleverde percentages. Deze tarieven zijn
kostendekkend en worden aangevuld met toeslagen voor de Vergoeding Gederfd Rendement
Eigen Vermogen (VGREV), zodat zorgaanbieders ruimte hebben voor investeringen. Beleidswijzigingen
worden elke 8 weken besproken en kunnen leiden tot structuur- en/of tariefwijzigingen.
Daarnaast kunnen normatieve elementen, mits deze goed onderbouwd zijn, meegenomen
worden.
Voor de eerstelijns kraamzorg en eerstelijns verloskunde zijn de kostprijsonderzoeken
recent gestart. In het kostprijsonderzoek van de eerstelijns kraamzorg wordt aanvullend
onderzoek gedaan naar normatieve kostenstijgingen in de jaren volgend (2024/2025)
op het onderzoeksjaar (2023) om te bepalen of deze kosten in de nieuwe maximumtarieven
eerstelijns kraamzorg van 2026 verwerkt moeten worden. Beide kostprijsonderzoeken
worden in het tweede kwartaal van 2025 voltooid om tijdig de nieuwe maximumtarieven
te kunnen vaststellen voor boekjaar 2026.
Vraag 9
Bent u bereid om extra middelen ter beschikking te stellen aan de kraamzorgsector
om de noodzakelijke transitie die in de toekomstvisie van de kraamzorg is opgenomen
uit te kunnen voeren?
Antwoord 9
Ik vind het belangrijk dat kraamvrouwen, hun pasgeborene(n) en gezin de zorg krijgen
die zij nodig hebben en dat kinderen een goede start maken. Ik ben daarom blij dat
Bo Geboortezorg en ZN hun verantwoordelijkheid hebben genomen en werken aan een toekomstbestendige
sector. Een aantal van de ontwikkellijnen uit de versnellingsagenda, kan gerealiseerd
worden vanuit de kwaliteitsgelden voor de kraamzorg, waarvoor ik jaarlijks € 500.000
via ZonMw beschikbaar stel. Verder loopt er een aanvraag voor transformatiemiddelen
(IZA) en zijn er vanuit het ZonMw programma Zwangerschap & Geboorte III middelen beschikbaar
voor onderzoek.
Vraag 10
Erkent u dat het vak van kraamverzorgenden aantrekkelijker gemaakt moet worden door
een beter passende beloning voor kraamverzorgenden te realiseren (onder meer de loonkloof
dichten en een hogere vergoeding voor wachtdiensten)?
Antwoord 10
De aantrekkelijkheid van werken in de zorg is niet enkel afhankelijk van het salaris.
Zaken als professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden spelen ook
een grote rol in de keuze om wel of niet in de zorg te (blijven) werken. Ik stel ieder
jaar extra marktconforme arbeidsvoorwaardenruimte (ova) beschikbaar via ophoging van
de financiële kaders en de gereguleerde tarieven. Zo ook voor de kraamzorg. Het is
aan sociale partners om op basis hiervan te komen tot passende cao-afspraken.
Daarnaast heb ik van Bo Geboortezorg meegekregen dat door vergrijzing en personeelstekorten
de uitstroom in de kraamzorg groter is dan de instroom. Daarnaast is ook de werk-privébalans
door zorgverdeling en een toename in het aantal zzp’ers, verder onder druk komen te
staan. Dit laat zien dat de oorzaak én oplossing niet (enkel) financieel is. De versnellingsagenda
bevat acties om de instroom van personeel, de werk-privébalans en de balans tussen
zzp'ers en kraamverzorgenden in loondienst te verbeteren.
Vraag 11
Kan het opleidingsfonds dat in 2024 beschikbaar was voor het opleiden van extra kraamverzorgenden
gecontinueerd worden?
Antwoord 11
Navraag bij ZN leert dat het opleidingsfonds en de effecten daarvan tot in ieder geval
2026 doorlopen. Het is de bedoeling dat hiermee maximaal 400 extra opleidingsplekken
gevuld worden die daarna zelfstandig hun vak kunnen uitoefenen. Naar verwachting zullen
de effecten hiervan de komende 2 jaar zichtbaar worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.