Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lahlah over ‘schuldhulpverlening’
Vragen van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over schuldhulpverlening (ingezonden 9 december 2024).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 21 januari 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 896.
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen in Binnenlands Bestuur en andere publicaties waarin
wordt gewezen op de beperkte effectiviteit van schuldhulpverlening en de uitdagingen
rondom inkomenszekerheid en bestaanszekerheid?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie dat slechts 2,47 procent van de huishoudens met problematische
schulden jaarlijks schuldenvrij wordt?
Antwoord 2
Het kabinet vindt dat mensen die niet meer op eigen kracht problematische schulden
kunnen oplossen, moeten kunnen rekenen op adequate en snelle hulpverlening. De noodzakelijke
hulpverleningsvorm kan per situatie verschillen.
Dat slechts 2,47 procent van de huishoudens met problematische schulden jaarlijks
schuldenvrij wordt is onjuist. In het artikel wordt ten onrechte de conclusie getrokken
dat een oplossing voor schulden enkel via het treffen van een schuldsaneringstraject
(minnelijk of wettelijk) wordt bereikt. Niet voor elk huishouden met schulden is schuldhulpverlening
noodzakelijk. Als inwoners gestopt zijn met afbetalen van schulden of dat voorzienbaar
is dat ze daarmee zullen stoppen, en niet in staat zijn om hun problemen zelfstandig
op te lossen, kan een schuldsaneringstraject een passend instrument zijn. Steeds vaker
komen inwoners zelf tot betalingsregelingen met schuldeisers. Hiervan zijn geen cijfers
bekend. Ook wordt steeds vaker gebruik gemaakt van lichtere vormen van hulpverlening.
Zo is bijvoorbeeld in 2023 een toename van 17% te zien in het gebruik van budgetcoaching2 voor het oplossen van schulden. Het kabinet erkent echter dat nog een grote groep
huishoudens wel baat zouden hebben bij een schuldhulpverleningstraject, maar de weg
hiernaartoe nog niet heeft gevonden. Het kabinet blijft daarom hard werken om het
aantal succesvolle schuldregelingen te vergroten.
Uit cijfers van de NVVK blijkt een stijging van het aantal aanmeldingen voor schuldhulpverlening3. De schuldhulp aan ondernemers is zelfs gestegen met 62%. Inwoners weten de weg naar
de gemeentelijke schuldhulpverlening steeds beter te vinden. Ook de instroomcijfers
in de wettelijke regeling (Wsnp4) zijn in 2024 gestegen ten opzichte van voorgaande jaren5.
Vraag 3
Welke verantwoordelijkheid ziet het kabinet voor zichzelf om deze cijfers substantieel
te verbeteren? Welke concrete handelingen verbindt het kabinet aan deze verantwoordelijkheid?
Antwoord 3
Het kabinet ziet het als haar verantwoordelijkheid om in te zetten op het terugdringen
van het aantal mensen met problematische schulden. Zoals in het regeerprogramma aangekondigd,
komt het kabinet met een integraal pakket aan maatregelen.6 In oktober 2024 heeft het kabinet in reactie op het IBO problematische schulden7 (hierna: IBO) zijn visie gegeven op het terugdringen van problematische schulden
en een uitgebreide beleidsagenda ontvouwd.8 Er wordt onder andere verder ingezet op vroegsignalering en voortgebouwd op de ingezette
ontwikkeling van de basisdienstverlening. De maatregelen worden momenteel verder uitgewerkt.
De uitwerking wordt opgenomen in het Nationaal programma Armoede en Schulden. In het
voorjaar van 2025 wordt de Kamer hier verder over geïnformeerd.
Vraag 4
Hoe reflecteert u op de afwachtende houding van schuldhulpverleners die in de artikelen
wordt genoemd?
Antwoord 4
In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is opgenomen dat de gemeente de
wettelijke taak heeft tot het aanbieden van schuldhulpverlening aan inwoners. Daarnaast
biedt de gemeente actief hulp aan door het inzetten van vroegsignalering. Op basis
van signalen die gemeenten ontvangen vanuit vastelasten partijen doen hulpverleners
proactief aan hun inwoners een hulpaanbod. Uit recente cijfers van Divosa blijkt dat
in 2024 naar verwachting circa 695.000 inwoners met een betalingsachterstand proactief
een hulpaanbod hebben gekregen van de gemeente, waarbij de gemeenten met ruim 132.000
inwoners in contact is gekomen9. Ik, de Staatssecretaris P&I, herken dan ook niet de afwachtende houding die het
artikel schetst. Daarnaast is het wetsvoorstel proactieve dienstverlening in voorbereiding.
Dit wetsvoorstel heeft tot doel dat gemeenten mogen onderzoeken wie mogelijk recht
heeft op schuldhulpverlening of een voorziening gericht op inkomensondersteuning,
maar daarvan geen gebruikmaakt. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om niet-gebruik
terug te dringen.
Vraag 5
Is het kabinet bereid structurele wijzigingen door te voeren in de toegang tot schuldhulpverlening,
zoals het schrappen van drempelverhogende procedures? Waarom wel of niet?
Antwoord 5
Het kabinet vindt laagdrempelige toegang tot de schuldhulpverlening belangrijk. Mensen
moeten zo eenvoudig mogelijk de weg naar hulp kunnen vinden. De Wgs geeft de gemeenten
de ruimte om binnen de kaders van deze wet de wijze van schuldhulpverlening naar eigen
inzicht vorm te geven. De rijksoverheid, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
en de branchevereniging voor financiële hulpverleners (NVVK) hebben op 21 maart 2024
bestuurlijke afspraken over de basisdienstverlening ondertekend.10 Doel van de basisdienstverlening is dat meer mensen met schulden eerder en betere
schuldhulpverlening ontvangen en dat gemeenten de dienstverlening in dat kader gelijktrekken.
Een element van de basisdienstverlening is aanmelding zonder drempels.11 Inwoners kunnen zich vormvrij aanmelden, bij het aanmeldgesprek wordt niet om papieren
gevraagd en inwoners kunnen voor alle soorten financiële zorg terecht bij hun gemeente
voor ondersteuning. Gemeenten worden middels het actieplan van de basisdienstverlening
geïnformeerd hoe ze het aanmelden zonder drempels verder vorm kunnen geven.
Vraag 6
Bent u bereid om de aanbevelingen van de Commissie sociaal minimum, zoals een toegankelijk
en houdbaar sociaal minimum, op te nemen in de hervormingsagenda sociale zekerheid?
Zo ja, welke concrete maatregelen kunnen we binnen deze kabinetsperiode verwachten?
Antwoord 6
Op 19 november jongstleden bent u geïnformeerd over de hervormingsagenda inkomensondersteuning. In de hervormingsagenda is aandacht voor de wijze waarop
we het bestaansminimum garanderen. De afhankelijkheid van aanvullende inkomensregelingen
als toeslagen en gemeentelijke regelingen is te groot geworden. Het kabinet wil de
balans herstellen. Wij zijn met VNG en Divosa in gesprek over hoe we uitwerking kunnen
geven aan de ambitie om het armoedebeleid te verbeteren. Daarbij is ook aandacht voor
de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeenten. Hierover wordt u geïnformeerd
in het voorjaar 2025.
Daarnaast zorgt het kabinet ook dat huishoudens op (of rond) het sociaal minimum meer
te besteden hebben. Het kabinet introduceert een extra schijf in de inkomstenbelasting
met een verlaagd tarief, wat doorwerkt in hogere nettolonen en via de koppeling ook
in hogere uitkeringen. Daarnaast worden zowel de huurtoeslag als het kindgebonden
budget verhoogd. Ook wordt het eigen risico fors verlaagd. Huishoudens houden hierdoor
meer over om te besteden.
Vraag 7
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat gemeenten voldoende middelen en expertise hebben
om de verantwoordelijkheid voor inkomenszekerheid en schuldhulpverlening op een effectieve
manier uit te voeren?
Antwoord 7
Gemeenten hebben een belangrijke rol bij de uitvoering van het armoede- en schuldenbeleid.
Zij staan dicht bij de burger en kunnen ondersteuning bieden op basis van de Participatiewet,
het gemeentelijk minimabeleid en de verbinding met het bredere sociaal domein. Het
Rijk heeft in de afgelopen jaren ook middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten voor
hun rol in het armoede- en schuldenbeleid. Zo heeft het kabinet vanuit de Aanpak geldzorgen,
armoede en schulden die in juli 2022 aan de Tweede Kamer is gepresenteerd, € 40 miljoen
aan jaarlijks structurele middelen voor betere dienstverlening door gemeenten op het
gebied van armoede en schulden beschikbaar gesteld.12 Dit is aanvullend op de structurele middelen die in 2014 (€ 90 miljoen) en 2017 (€ 85 miljoen)
voor de gemeentelijke dienstverlening op het terrein van armoede en schulden aan het
gemeentefonds zijn toegevoegd. Daarnaast reserveert het kabinet vanaf 2025 structureel
€ 20 miljoen voor vroegsignalering als onderdeel van een samenhangend pakket aan maatregelen
naar aanleiding van het IBO. Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het IBO13, wordt ook een kwaliteitskader voor gemeenten ontwikkeld. De schuldhulpverlening
wordt daarmee effectiever en doelmatiger. Het kabinet reserveert hiervoor structureel
€ 8 miljoen uit de enveloppe «Groepen in de knel». 14
Vraag 8
Welke stappen worden genomen om te voorkomen dat de verantwoordelijkheid van gemeenten
disproportioneel groot blijft door het ontbreken van een centrale aanpak op Rijksniveau?
Antwoord 8
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is voor gemeenten het kader waarbinnen
zij hun schuldhulpverlening mogen vormgeven. Het Rijk heeft een stelselverantwoordelijkheid.
In de praktijk heeft dit tot gevolg dat er verschillen tussen gemeenten en in de dienstverlening
aan hun inwoners kunnen ontstaan. Het kabinet vindt dat mensen moeten kunnen rekenen
op goede dienstverlening en een hulpaanbod dat toegankelijk is en in iedere gemeenten
bestaat uit minimaal dezelfde elementen. De routekaart Financiële Zorgen15 biedt de gemeenten een basis voor de uitvoering van preventie, vroegsignalering,
regelen van schulden, begeleiding en nazorg. Naast deze routekaart zet het kabinet
in op de voortzetting van de basisdienstverlening. De implementatie en de verbetering
van de schuldhulpverlening wordt nauwgezet gemonitord. Hierover zal de Kamer periodiek
worden geïnformeerd in de voortgangsrapportage van het Nationaal programma Armoede
en Schulden.
Vraag 9
Hoe ziet het kabinet de rol van gemeenten in het ondersteunen van mensen met complexe
hulpvragen, vooral gezien het versnipperde stelsel van loketten en regelingen? Welke
kansen ziet het kabinet hier op het gebied van vereenvoudiging?
Antwoord 9
Het kabinet ziet dat mensen soms met complexe hulpvragen worstelen waarbij ze om gebruik
te maken van regelingen of hulp langs verschillende loketten moeten. Het feit dat
regelingen verschillende definities en voorwaarden kunnen hebben of dat ze soms op
een onbedoelde wijze op elkaar door werken draagt hier niet aan bij. Het kabinet wil
daarom de sociale zekerheid, toeslagen en inkomstenbelasting hervormen.
We starten hiervoor een hervormingsagenda inkomensondersteuning met drie doelen.16 Inkomensondersteuning moet zekerheid bieden en makkelijk te begrijpen zijn. En (meer)
werken moet lonen. In de hervormingsagenda is aandacht voor de wijze waarop we het
bestaansminimum garanderen. De afhankelijkheid van aanvullende inkomensregelingen
als toeslagen en gemeentelijke regelingen is te groot geworden. Het kabinet wil de
balans herstellen.
Met de VNG en Divosa zijn wij in gesprek over hoe we uitwerking kunnen geven aan de
ambitie om het armoedebeleid te verbeteren.
Gemeenten hebben op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de taak om
inwoners met schulden te ondersteunen en hen een passend hulpaanbod te doen. Het is
aan gemeenten om een laagdrempelige financiële toegang te organiseren. De afgelopen
jaren is het aantal initiatieven toegenomen wanneer het gaat om een fysieke plek waar
mensen met (beginnende) geldzorgen terecht kunnen. Niet elke gemeente beschikt over
zo’n plek. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doet onderzoek naar
de verschillende initiatieven. Hierin wordt onder meer verkend welke initiatieven
de inwoners eerder weet te bereiken (best practices) en aan welke randvoorwaarden
deze initiatieven zouden moeten voldoen. Dit onderzoek wordt Q1 2025 afgerond. Op
basis van de uitkomsten wordt bezien welke maatregelen er lokaal nodig zijn om laagdrempelige
financiële dienstverlening te waarborgen.
Daarnaast is in 2022 het programma «inrichten overheidsbrede loketten» gestart. Hier
wordt gewerkt aan het vormgeven van een netwerk van professionals en de rol van de
overheidsdienstverlener, vanuit het principe «geen verkeerde deur». Dat betekent niet
dat men aan ieder loket ook direct financiële hulp kan krijgen, maar wel dat het (lokale)
netwerk zo samenwerkt dat burgers en ondernemers kunnen worden doorverwezen naar een
(overheids)organisatie die verder kan helpen.
Vraag 10
Is het kabinet bereid gemeenten te ondersteunen bij het ontwikkelen van integrale
en laagdrempelige toegang tot schuldhulpverlening, bijvoorbeeld door landelijke richtlijnen
of pilots? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals in het antwoord op vraag 9 aangegeven ondersteunt het kabinet gemeenten wanneer
het gaat om het versterken van de integrale samenwerking en zet het in op het versterken
van lokale vindplaatsen. Het bieden van een laagdrempelige toegang is volgens het
kabinet noodzakelijk om inwoners met schulden te signaleren en te ondersteunen bij
het oplossen van de schulden. Daarom is dit opgenomen als een element in de basisdienstverlening.
Gemeenten zijn onlangs geïnformeerd, met het actieplan van de basisdienstverlening,
over de wijze waarop zij de toegang op een laagdrempelige wijze kunnen aanbieden aan
hun inwoners.17 Daarnaast kan de gemeente de toegang vergemakkelijken door inwoners te ontzorgen
bij de informatieverstrekking die noodzakelijk is om iemand met schulden verder te
helpen. Samen met uitvoeringspartijen werkt het kabinet aan de optimalisatie hiervan.
Ook dit is een element van de basisdienstverlening en gemeenten worden hierover via
het actieplan geïnformeerd.
Vraag 11
Hoe wordt de effectiviteit van schuldhulpverlening gemonitord en geëvalueerd, en in
hoeverre is het kabinet bereid om aanvullende middelen beschikbaar te stellen om structurele
verbeteringen door te voeren?
Antwoord 11
Op dit moment wordt de schuldhulpverlening op verschillende manieren gemonitord. Zo
heeft Divosa de benchmark Armoede en Schulden en de monitor Vroegsignalering en houdt
de NVVK gegevens met betrekking tot schuldhulpverlening bij in haar jaarverslag. Met
een subsidie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werken de VNG,
Divosa en NVVK aan het project Data Delen Armoede en Schulden (DDAS). Doel van dit
project is dat gegevens periodiek en geautomatiseerd beschikbaar komen.
Hiermee worden de data met betrekking tot de dienstverlening rondom armoede en schulden
in het algemeen en financiële hulpverlening in het bijzonder in kaart gebracht. Ook
worden de data met betrekking tot vroegsignalering hieraan toegevoegd. De eerste resultaten
van dit project worden eind 2025 verwacht.
De effectiviteit van schuldhulpverlening wordt regelmatig onderzocht. Zo heeft de
Nederlandse Arbeidsinspectie in 2024 onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van
de gemeentelijke schuldhulpverlening.18
Op dit moment loopt een evaluatieonderzoek naar vroegsignalering door gemeenten. De
resultaten daarvan worden in het voorjaar van 2025 verwacht. Ook onderzoekt het Ministerie
van SZW de effecten van de verkorting van minnelijke schuldentrajecten van 36 naar
18 maanden. De resultaten hiervan worden rond de zomer van 2025 verwacht.
De middelen die het kabinet uittrekt voor de verbetering van schuldhulpverlening zijn
bij de beantwoording van vraag 7 uiteengezet.
Vraag 12
Wat doet het kabinet om ervoor te zorgen dat schuldhulpverlening niet alleen financieel
gericht is, maar ook rekening houdt met de bredere context van armoede, zoals gezondheid,
woonsituatie en sociale netwerken?
Antwoord 12
Wanneer er sprake is van toelating tot de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening dient
door de schuldhulpverlener een plan van aanpak opgesteld te worden. In dit plan wordt
tevens gekeken naar hulpvragen op andere leefdomeinen, zoals bijvoorbeeld psychosociale
problematiek, de woonsituatie, gezinssituatie, gezondheid en eventuele verslavingsproblematiek.
Ook heeft de schuldhulpverlener de wettelijke mogelijkheid om in deze fase een uitvraag
te doen bij andere domeinen zoals de WMO, de Jeugdwet en de Participatiewet. Voor
problematiek in andere leefdomeinen kan worden doorverwezen of samengewerkt met deze
domeinen. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het organiseren van de samenwerking
op gemeentelijk niveau. Het kabinet wil hierin faciliteren. Een van de elementen van
de basisdienstverlening is ook het versterken van de samenwerking tussen de lokale
partners. In dit traject wordt met name onderzocht welke privacy belemmeringen ervaren
worden in deze samenwerking en hoe deze kunnen worden weggenomen. Gemeenten worden
hierover geïnformeerd in het actieplan van de basisdienstverlening.19
Vraag 13
Welke concrete doelen stelt het kabinet zich om het aantal huishoudens met problematische
schulden significant te verminderen?
Antwoord 13
Zoals bij de beantwoording van vraag 3 vermeld, zet het kabinet in op het terugdringen
van het aantal huishoudens met problematische schulden. Het kabinet heeft hiervoor
een pakket aan integrale maatregelen aangekondigd. De uitwerking hiervan wordt meegenomen
in het Nationaal programma Armoede en Schulden. Uw Kamer wordt hierover in het voorjaar
van 2025 geïnformeerd.
Vraag 14
In hoeverre deelt het kabinet de visie dat het feit dat vermogen wel meeweegt in de
armoededefinitie, maar schulden niet, kan leiden tot een vertekend beeld van het aantal
mensen in armoede?
Antwoord 14
Door ontbrekende data is het nog niet mogelijk om schulden op te nemen in de armoededefinitie.
De definitie geeft daarom geen volledig beeld van het aantal mensen in armoede. We
zijn ons hiervan bewust.
Door de nieuwe armoededefinitie zijn er aanscherpingen gedaan waardoor de groepen
die onder en net boven de armoedegrens leven beter inzichtelijk zijn, gebaseerd op
wat een huishoudtype nodig heeft en op basis van werkelijke woon- en energielasten.
Vraag 15
Welke kansen of mogelijkheden ziet het kabinet om het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
(Nibud), Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Centraal Planbureau (CPB) in staat
te stellen nader te onderzoeken op welke wijze schulden in de toekomst meegewogen
kunnen worden in de armoededefinitie?
Antwoord 15
Het Nibud, SCP en CBS zijn de onafhankelijke instituten die op 17 oktober 2024 de
door hen ontwikkelde nieuwe armoededefinitie hebben gepubliceerd. Het kabinet hecht
aan deze onafhankelijkheid. De onderzoeksinstituten willen de armoededefinitie elke
vier jaar herijken en mogelijke verbeteringen doorvoeren. Op het moment van herijking
maken de genoemde partijen een afweging in de verschillende mogelijkheden om de armoededefinitie
aan te scherpen. Hierbij zal ook de wens om in de toekomst schulden mee te wegen in
de armoededefinitie worden meegenomen.
Vraag 16
Is het kabinet bereid om een nationaal actieplan tegen problematische schulden op
te stellen, waarin gemeenten, schuldhulpverleners, ervaringsdeskundigen en andere
betrokkenen worden samengebracht? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Zoals in het regeerprogramma al aangekondigd, wil het kabinet met een integrale, interdepartementale
aanpak met (o.a.) gemeenten, vakbonden, werkgevers, maatschappelijke en private organisaties
en ervaringsdeskundigen binnen het Nationaal Programma Armoede en Schulden de armoede
bestrijden en de schuldenproblematiek aanpakken. Zoals in antwoord op vraag 3 is vermeld,
wordt uw Kamer hierover in het voorjaar van 2025 geïnformeerd.
Vraag 17
Is het kabinet bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Antwoord 17
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.