Schriftelijke vragen : Schade die de Palestijnse NGO UAWC lijdt door opschorting van Nederlandse financiering
Vragen van het lid Kuzu (DENK) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over schade die de Palestijnse NGO UAWC lijdt door opschorting van Nederlandse financiering (ingezonden 11 december 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Israël frustreert EU-projecten voor Palestijnen»?1
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de opschorting van Nederlandse financiering «nu al grote gevolgen»
voor de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) heeft, in het bijzonder voor
het strategische project in de C-gebieden op de Westelijke Jordaanoever dat Nederland
sinds 2013 heeft gefinancierd?
Vraag 3
Wilt u de financiële en economische schade en de humanitaire gevolgen die de opschorting
van Nederlandse financiering bij projecten, begunstigden (vooral boeren) en onderaannemers
van UAWC in de periode tot 1 december 2020 heeft veroorzaakt en gehad, nader toelichten
en zoveel mogelijk kwantificeren? Wilt u in uw antwoord de verscherpte omstandigheden
als gevolg van de coronacrisis betrekken?
Vraag 4
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op Kamervragen, te weten:
– «Uit het Nederlands toezicht is niet gebleken dat Nederlandse bijdragen [voor UAWC]
voor andere doeleinden zijn gebruikt dan overeengekomen.»2
– «[E]r zijn geen aanwijzingen bekend bij Nederland en andere donoren dat UAWC banden
onderhoudt met de PFLP»?3
Vraag 5
Deelt u de mening dat het buitengewoon wrang is dat een vitale NGO als UAWC door Nederlands
toedoen reeds substantiële schade heeft geleden, nog voordat onafhankelijk en zorgvuldig
onderzoek enige vorm van nalatigheid bij UAWC heeft vastgesteld? Zo neen, waarom niet?
Vraag 6
Wat heeft het kabinet gedaan om de schade die UAWC tot dusver heeft geleden tot een
minimum te beperken, zolang geen bewijs is geleverd dat UAWC zijn verplichtingen onder
de financieringscontracten met Nederland heeft geschonden?
Vraag 7
Welke stappen gaat het kabinet zetten om de continuïteit van UAWC gedurende het Nederlandse
onderzoek te waarborgen en verdere schade zoveel mogelijk te voorkomen?
Vraag 8
Betreurt u dat deze gang van zaken de Israëlische regering en organisaties als Regavim,
die de Palestijnse aanwezigheid in de C-gebieden gericht ondermijnen en NGOs als UAWC
proberen te ontwrichten, in de kaart speelt? Zo neen, waarom niet?
Vraag 9
Onderkent u het gevaar dat door deze dynamiek, waarin organisaties als Regavim en
NGO Monitor oprukken en organisaties als UAWC steeds meer in het defensief raken,
de kritische maatschappelijke ruimte in Israël en Palestina verder krimpt, hetgeen
zou indruisen tegen de nadrukkelijke doelstelling van het kabinet om die ruimte te
beschermen? Zo neen, waarom niet?
Vraag 10
Deelt u de mening dat «het zwartmaken van Palestijnse organisaties tegenover buitenlandse
donoren onderdeel [is] van de Israëlische strategie» om internationale donoren te
ontmoedigen projecten in de C-gebieden te financieren? Zo neen, waarom niet?4
Vraag 11
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, graag binnen de reguliere termijn?
Indieners
-
Gericht aan
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Gericht aan
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Indiener
T. Kuzu, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.