Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Weyenberg over het bericht 'Oude vervuilende zakelijke auto veel goedkoper dan schone Tesla'
Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Oude vervuilende zakelijke auto veel goedkoper dan schone Tesla» (ingezonden 21 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 17 juni 2019)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat de oude vervuilende zakelijke auto veel goedkoper
is dan schonere elektrische alternatieven?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom is bij de youngtimer-regeling, en daarmee de afwijkende waardering voor auto’s
die ouder zijn dan vijftien jaar, gekozen voor een termijn van vijftien jaar?
Antwoord 2
De afwijkende waardering voor auto’s die ouder zijn dan vijftien jaar wordt in het
spraakgebruik veelvuldig aangehaald als de youngtimerregeling. Anders dan de indruk
die kan ontstaan bij het woord regeling, beoogt de regeling niets anders dan een differentiatie
ten opzichte van de algemene bijtelling aan te brengen. Er is geen fiscaal voordeel
dan wel het geven van een prikkel tot het gebruik van auto’s die ouder zijn dan 15
jaar beoogd. Voor auto’s ouder dan 15 jaar geldt, ingeval van een terbeschikkingstelling
voor privégebruik, een ander bijtellingspercentage en een andere grondslag voor de
bijtelling. De youngtimerregeling (om ook hier het spraakgebruik te hanteren), is
onderdeel van de bijtellingsregels die van toepassing zijn als een ter beschikking
gestelde auto of een auto die tot het ondernemingsvermogen behoort (hierna: auto van
de zaak) ook voor privédoeleinden mag worden gebruiken. Deze bijtellingsregels zijn
bedoeld om het privévoordeel van dat gebruik te belasten door het tot het loon van
de werknemer of tot de winst uit onderneming van de ondernemer te rekenen. De wetgever
heeft besloten dat voordeel van het privégebruik op forfaitaire wijze in de inkomstenbelasting
en de loonbelasting te betrekken. Een dergelijke forfaitaire bepaling is niet vrij
van een zekere ruwheid; dit is een generiek kenmerk van forfaitaire regelingen. Dat
geldt ook voor de grens van 15 jaar voor de termijn waarna de grondslag van de waarde
in het economische verkeer een betere basis is dan de cataloguswaarde voor het bepalen
van het voordeel van de auto van de zaak.
Vraag 3
Hoeveel auto’s, uitgesplitst van nul tot vijf jaar oud, vijf tot tien jaar oud en
tien tot vijftien jaar oud, zijn door IB-ondernemers (ondernemers voor de inkomstenbelasting)
in de aangifte vermeld wegens privégebruik van de auto van de zaak?
Antwoord 3
Voor het antwoord op deze vraag is gekeken naar de aangifte IB 2016, omdat de gegevens
voor recentere jaren (mogelijk) nog niet voldoende volledig zijn.
In de aangifte over 2016 is voor circa 58.000 de leeftijdsklasse nul tot vijf jaar
vermeld. In de leeftijdsklasse vijf tot tien jaar was dit aantal circa 35.000 en in
de leeftijdsklasse tien tot vijftien jaar was dit aantal circa 15.000. In de aangifte
over 2016 is door IB-ondernemers voor circa 14.000 auto’s ouder dan vijftien jaar
een bijtelling wegens privégebruik van de auto van de zaak vermeld.
Vraag 4
Kunt u voor de drie modellen die het meest worden betrokken in de aangifte aangeven
hoe hoog de bijtelling is voor het model van meer dan vijftien jaar oud, en hoe hoog
de bijtelling is voor hetzelfde model van vijf, tien, dertien en veertien jaar oud?
Antwoord 4
Eerst is gekeken welke modellen auto’s van vijftien jaar of ouder relatief vaak in
de aangifte vermeld zijn door IB-ondernemers wegens privégebruik van de auto van de
zaak. Vervolgens is voor exact hetzelfde model (op basis van merk en type) gekeken
of ook voldoende jongere versies van dat model in de aangifte vermeld zijn. De uitkomsten
van deze analyse staan in onderstaande tabellen.
Het bleek voor deze modellen niet mogelijk om te vergelijken met exact hetzelfde model
van vijf jaar oud, omdat dezelfde auto’s op basis van merk en type niet in de data
voorkomen. Uit de tabellen volgt dat de bijtelling ongeveer twee keer zo hoog is in
het jaar voordat de auto onder de youngtimer-regeling valt vergeleken met het eerste
volledige jaar waarin de auto onder de youngtimer-regeling valt.
Citroën Berlingo 1.9D 600 (aangifte IB 2016)
Jaar eerste toelating auto
Youngtimer?
Gemiddeld berekend privégebruik
Gemiddelde grondslag voor bijtelling
Aantal observaties
1998
Ja
€ 952
€ 4.480
32
1999
Ja
€ 710
€ 3.886
42
2000
Ja
€ 1.048
€ 4.970
60
2001
Ja (deels)
€ 949
€ 7.963
67
2002
Nee
€ 2.066
€ 11.477
52
2003
Nee
€ 2.445
€ 13.246
39
2004
Nee
€ 2.018
€ 13.056
40
2005
Nee
€ 2.719
€ 13.596
31
2006
Nee
€ 3.315
€ 18.466
28
Volkswagen Caddy SDI 47KW (aangifte IB 2016)
Jaar eerste toelating auto
Youngtimer?
Gemiddeld berekend privégebruik
Gemiddelde grondslag voor bijtelling
Aantal observaties
1999
Ja
€ 933
€ 5.414
21
2001
Ja (deels)
€ 1.140
€ 8.641
63
2002
Nee
€ 2.245
€ 13.278
36
Peugeot Partner 170C 1.9D (aangifte IB 2016)
Jaar eerste toelating auto
Youngtimer?
Gemiddeld berekend privégebruik
Gemiddelde grondslag voor bijtelling
Aantal observaties
1999
Ja
€ 774
€ 5.309
31
2000
Ja
€ 1.070
€ 6.701
40
2001
Ja (deels)
€ 1.436
€ 8.805
40
2003
Nee
€ 1.904
€ 12.907
53
2004
Nee
€ 2.419
€ 12.319
53
2005
Nee
€ 2.599
€ 14.457
35
Vraag 5
Kunt u reageren op de stelling dat de youngtimer-regeling de prikkel geeft om minder
snel te kiezen voor een auto die nog geen vijftien jaar oud is en daarmee vaak ook
zuiniger en schoner, omdat het deze vijftien jaar oude auto’s relatief goedkoper maakt
ten opzichte van auto’s die bijvoorbeeld dertien of veertien jaar oud zijn?
Antwoord 5
Het is niet zo dat voor alle auto’s die ouder zijn dan 15 jaar geldt dat door toepassing
van de youngtimerregeling de bijtelling lager is dan wanneer de youngtimerregeling
niet van toepassing zou zijn. In dit kader citeer ik graag de achtergrond van de regeling
zoals die bij de introductie van deze regeling in de memorie van toelichting is opgenomen.
«Hiermee wordt een tweeledig doel beoogd. Enerzijds wordt het als bijtelling in aanmerking
te nemen bedrag verlaagd voor die belastingplichtigen die bijvoorbeeld op grond van
een gering aantal werkzaamheden of de financiële situatie van de werkgever of andere
ter beschikking steller slechts een oudere, vrijwel afgeschreven auto ter beschikking
krijgen. Anderzijds worden die auto's voor een reëel bedrag in de fictie begrepen
die door hun ouderdom – vergeleken met huidige auto's – een relatief lage catalogusprijs
hebben en die met grote, ten laste van de winst komende kosten in optimale staat worden
gebracht (zogenaamde old-timers) om vervolgens aan de belastingplichtige als auto
van de zaak ter beschikking te worden gesteld.»
2
De regeling heeft enerzijds tot doel om het privévoordeel van oudere, vrijwel afgeschreven
auto’s, beter te laten aansluiten bij de waarde die een vrijwel afgeschreven ten minste
vijftien jaar oude auto op dat moment heeft. Anderzijds heeft de regeling tot doel
de bijtelling voor de zogenoemde oldtimer vast te stellen op basis van de reële waarde
van de auto, een waarde die bij de echte gerestaureerde oldtimer vele malen hoger
kan/zal zijn dan de oorspronkelijke catalogusprijs van mogelijk 30 of 40 jaar terug.
Het fiscaal bevoordelen dan wel het geven van een prikkel tot het gebruik van auto’s
die ouder zijn dan 15 jaar is geen doel van de regeling.
Vraag 6
Kunt u reageren op de stelling dat zakelijke rijders zonder de youngtimer-regeling
niet of nauwelijks voor een meer dan vijftien jaar oude auto zouden kiezen?
Antwoord 6
Voor een deel van de auto’s van ouder dan 15 jaar zal zonder youngtimerregeling de
bijtelling hoger zijn dan met de youngtimerregeling (de vrijwel afgeschreven youngtimer).
Voor het andere deel zal de bijtelling juist lager zijn dan met de youngtimerregeling
(de waardevolle oldtimer). Dit hangt er immers van af of de cataloguswaarde hoger
of lager is dan de waarde in het economische verkeer. De hoogte van de bijtelling
zal effecten hebben voor te maken keuzes. Dat kan bijvoorbeeld het effect hebben dat
een werknemer of ondernemer er voor kiest om de auto van de zaak niet meer of juist
wel voor privédoeleinden te gaan gebruiken. Dat kan ook het effect hebben dat een
auto van de zaak van meer dan 15 jaar oud wordt ingeruild voor een nieuwere auto of
dat een auto van de zaak die bij de eerste aanschaf juist een lage cataloguswaarde
had voor privédoeleinden gebruikt gaat worden. De hoogte van de bijtelling kan bovendien
invloed hebben op de keus van de ondernemer om een auto als ondernemingsvermogen of
juist als privévermogen aan te merken.
Vraag 7
Op basis waarvan is de bijtelling voor youngtimers vastgesteld op 35% van de dagwaarde?
Antwoord 7
Ik verwijs voor dit antwoord ook naar mijn antwoorden op de vragen 2 en 5. Met een
bijtelling van 35% over de waarde in het economische wordt op forfaitaire wijze het
privévoordeel van oudere auto’s van de zaak belast. Net als bij vraag 2 waar gevraagd
wordt waarom gekozen is voor de termijn van 15 jaar merk ik op dat een dergelijke
forfaitaire bepaling niet vrij is van een zekere ruwheid en dat ruwheid een generiek
kenmerk is van forfaitaire regelingen. Dat geldt ook voor de vaststelling van de bijtelling
op 35% van de waarde in het economische verkeer.
Vraag 8
Hoe wordt de dagwaarde van youngtimers onder de youngtimer-regeling bepaald?
Antwoord 8
De dagwaarde is de individuele waarde van de betreffende auto. Deze kan op verschillende
manieren worden bepaald, met name door middel van een koerslijst of een taxatie.
Vraag 9
Hoe controleert de Belastingdienst of de dagwaarde in lijn met de werkelijke economische
waarde is?
Antwoord 9
De Belastingdienst controleert de door belastingplichtige opgegeven gegeven waarde
door middel van koerslijsten of een taxatie op aannemelijkheid. Hiervoor staan diverse
(openbare en commerciële) bronnen ter beschikking.
Vraag 10
Hoe verhoudt uw opmerking dat u eraan hecht op «het misverstand weg te nemen» dat
de youngtimer-regeling «een fiscaal voordeel is» zich tot het feit dat meerdere advertenties
en websites3 juist expliciet wijzen op de fiscale voordelen van de youngtimer-regeling, zoals
een website4 die wijst op de «bizar lage bijtelling» als gevolg van de youngtimer-regeling?
Antwoord 10
Ik verwijs voor dit antwoord ook naar mijn antwoord op vraag 6. Zoals ik daar aangaf
hangen de fiscale gevolgen van de youngtimerregeling af van de vraag of de cataloguswaarde
hoger of lager is dan de waarde in het economische verkeer. Indien de waarde in het
economisch verkeer van een youngtimer lager ligt dan de cataloguswaarde kloppen deze
citaten en is het mogelijk dat de youngtimerregeling tot een lagere bijtelling leidt
ten opzichte van de situatie waarin de algemene bijtelling 25%5 van de catalogusprijs bedraagt. Daarmee wordt echter zo goed mogelijk aangesloten
bij het privévoordeel en dat voordeel vervolgens te belasten. De youngtimerregeling
is niet bedoeld om fiscale voordelen te creëren.
Vraag 11
Hoe heeft het aantal youngtimers dat onder de youngtimer-regeling valt zich in de
periode 2014–2019 ontwikkeld? Hoe wordt het aantal youngtimers dat onder de youngtimerr-regeling
valt voor de periode 2020–2024 geraamd?
Antwoord 11
Omdat de aangiftes (van IB-ondernemers) voor meer recente jaren mogelijk nog niet
(voldoende) volledig zijn, zijn alleen de cijfers voor 2014–2016 bekend. Verder is
bij beantwoording van deze vraag alleen gekeken naar de youngtimers bij IB-ondernemers.
Het aantal ter beschikking gestelde auto’s ouder dan 15 jaar bij anderen dan IB-ondernemers
is niet bekend (zie vraag 13).
Jaar
Bijtelling wegens privégebruik auto van de zaak (bij IB-ondernemers en voor auto’s
van 15 jaar of ouder)
2014
10.000
2015
11.000
2016
14.000
In 2018 bestond het Nederlandse wagenpark overigens uit ruim 8,3 miljoen personenauto’s.
Hiervan waren er bijna 1,9 miljoen vijftien jaar of ouder. Slechts een heel klein
deel van deze auto’s valt onder de youngtimer-regeling. Er is geen raming voor het
aantal auto’s dat onder de youngtimer regeling valt in de periode 2020–2024.
Vraag 12
Hoe definieert u een vrijwel afgeschreven auto?
Antwoord 12
Ik doelde met een vrijwel afgeschreven auto niet op een gedefinieerde categorie auto’s.
Ik doelde daarmee op auto’s waarvoor de waarde naar maatschappelijke opvattingen zo
laag is dat het niet voor de hand ligt om voor het bepalen van het privévoordeel aan
te sluiten bij de oorspronkelijke cataloguswaarde.
Vraag 13
Klopt het dat het aantal leaseauto’s dat onder de youngtimer-regeling valt onbekend
is? Waarom is van deze leaseauto’s geen kenteken bekend? Bent u bereid om te onderzoeken
hoe groot het aantal leaseatuo’s, dat onder de youngtimer-regeling valt, is?
Antwoord 13
De inschatting is dat het aantal leaseauto’s ouder dan 15 jaar zeer beperkt is. Het
totaal aantal zakelijke auto’s ouder dan 15 jaar is onbekend bij de Belastingdienst.
De Belastingdienst beperkt zich in beginsel tot het uitvragen van informatie die relevant
is voor de heffing.
Vraag 14
Hoeveel auto’s die onder de youngtimer-regeling vallen zijn ooit in het bezit geweest
van een particulier? Klopt het dat ondernemers die gebruik maken van de youngtimer-regeling
een lager btw-tarief over privégebruik betalen dan wanneer zij kiezen voor een nieuwe
zuinigere auto, die nog niet in het bezit is geweest van een particulier?
Antwoord 14
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om goed te bepalen hoeveel auto’s die momenteel
onder de youngtimerregeling vallen ooit in bezit geweest zijn van een particulier.
Het is niet zo dat er een lager btw-tarief voor het privégebruik geldt voor ondernemers
die gebruik maken van de youngtimerregeling. Een ondernemer die de auto tot het ondernemingsvermogen
heeft gerekend en waarvoor aftrek van btw is genoten op aanschaf, gebruik en onderhoud
wordt btw verschuldigd als hij deze auto voor privédoeleinden gebruikt. Dit gebruik
voor privédoeleinden is een voor btw belaste dienst belast naar het algemene btw tarief.
De ondernemer moet van die dienst aantekening houden in zijn administratie en periodiek
aangifte doen van het privégebruik. De maatstaf die daaraan toerekenbaar is, is voorgeschreven
(artikel 5a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968). De ondernemer kan
in plaats van deze wettelijke regeling ook gebruik maken van een goedkeuring in geval
hij niet over de genoemde gegevens in zijn administratie beschikt. In grote lijnen
behelst deze goedkeuring dat de te betalen btw wordt bepaald op 2,7% van de cataloguswaarde.
Indien het privégebruik later plaatsvindt dan 4 jaar nadat de auto door de ondernemer
is aangeschaft en in gebruik is genomen of ingeval de auto zonder btw is aangekocht
(een zogenoemde margeauto of aangekocht van een particulier), dan wordt de te betalen
btw bepaald op 1,5% van de catalogusprijs. Voor de auto’s die onder de youngtimerregeling
vallen, geldt derhalve geen afzonderlijke regeling voor de btw.
Vraag 15
Klopt het dat youngtimers minder zuinig zijn dan nieuwere alternatieven? Hoe groot
is dit verschil?
Antwoord 15
Gemiddeld genomen klopt het dat youngtimers minder zuinig zijn dan nieuwere alternatieven.
Ter illustratie verwijs ik in dit verband naar cijfers van het compendium voor de
leefomgeving6. Uit die cijfers blijkt bijvoorbeeld dat de gemiddelde nieuw in Nederland verkochte
auto in 2002 een CO2-uitstoot had van 173 gram per kilometer en dat de gemiddelde nieuw in Nederland verkochte
auto in 2017 een CO2-uitstoot had van 119 gram per kilometer. Gemiddeld is het verschil 54 gram CO2 per kilometer.
Vraag 16
Klopt het dat youngtimers meer fijnstof uitstoten dan nieuwere alternatieven? Hoe
groot is dit verschil?
Antwoord 16
Gemiddeld genomen klopt het dat youngtimers meer fijnstof uitstoten dan nieuwere alternatieven.
Vooral oudere dieselauto’s zijn met name voor fijnstof veel vuiler dan meer moderne
dieselauto’s. Dit komt omdat oudere dieselauto’s geen roetfilter hebben. Voor dieselauto’s
die meer dan 15 jaar geleden op de markt gebracht zijn golden de Euronormen 1 (sinds
1 juli 1992) tot en met 3 (tot 1 januari 2005). Fijnstof wordt ook aangeduid in de
eenheid PM (Particulate Matter). Onder Euronorm 1 tot en met 3 bedroegen de gestelde
maxima fijnstof 0,14 PM tot 0,05 PM. Sinds 1 september 2014 is Euronorm 6 van toepassing
en bedraagt het gestelde maximum fijnstof 0,005 PM. De gemiddelde fijnstofuitstoot
voor Euronorm 1 dieselauto’s bedroeg 100 á 200 mg/km, terwijl dat voor Euronorm 6
dieselauto’s 1 á 2 mg/km bedraagt.
Vraag 17
Wanneer stuurt u het onderzoek naar de mogelijkheid om de youngtimer-regeling aan
te passen naar de Kamer?
Antwoord 17
Ik streef er naar de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid om de youngtimerregeling
aan te passen voor het zomerreces aan uw Kamer te sturen.
Vraag 18
Kunt u een uitputtend overzicht geven van fiscale regelingen in het autodomein waar
zakelijke rijders gebruik van kunnen maken? Wat is het budgettaire belang van deze
maatregelen?
Antwoord 18
Ik ga er vanuit dat met deze vraag bedoeld is welke fiscale regelingen gebruikt kunnen
worden als er sprake is van een auto van de zaak maar die niet openstaan voor particuliere
autobezitters/-rijders.
Er geldt een beperkt aantal regelingen voor het vaststellen van de fiscale bijtelling
in verband met privé gebruik. Voor auto’s die niet meer dan 15 jaar geleden voor het
eerst in gebruik zijn genomen geldt een bijtelling van 25% over de cataloguswaarde
en voor auto’s die meer dan 15 jaar geleden in gebruik zijn genomen geldt een bijtelling
van 35% over de waarde in het economische verkeer. Ongeacht het moment van in gebruik
name geldt een verlaging van de bijtelling van 18%-punt voor auto’s zonder uitstoot,
met dien verstande dat de verlaging van de bijtelling ten hoogste € 9.000 bedraagt.
De maximering van de verlaging van de bijtelling tot € 9.000 geldt niet voor auto’s
zonder uitstoot die worden aangedreven door een motor die kan worden gevoed met waterstof.
Het budgettaire belang van de verlaging van de bijtelling voor auto’s zonder uitstoot
wordt voor 2019 geraamd op € 190 miljoen.
Bij de aanschaf van een nieuwe, volledig elektrische auto kan door ondernemers de
milieu-investeringsaftrek (MIA) worden toegepast. Daarnaast kan voor waterstofauto’s
zowel de MIA als de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) worden
toegepast. Het budgettaire belang van de stimulering van nulemissievoertuigen via
de MIA en Vamil wordt voor 2019 geraamd op circa € 31 miljoen.
Vraag 19
Welke risico’s, voor- en nadelen biedt de afschaffing van de youngtimer-regeling?
Kunt u daarbij zowel op budgettaire gevolgen als milieueffecten ingaan?
Antwoord 19
Zoals aangegeven in mijn antwoord bij vraag 6 heeft de regeling enerzijds tot doel
om het privévoordeel van oudere, vrijwel afgeschreven auto’s, beter te laten aansluiten
bij de waarde die de vrijwel afgeschreven ten minste vijftien jaar oude auto op dat
moment heeft. Anderzijds heeft de regeling tot doel de bijtelling voor de zogenoemde
oldtimer vast te stellen op basis van de reële waarde van de auto, een waarde die
bij de echte gerestaureerde oldtimer vele malen hoger kan/zal zijn dan de oorspronkelijke
catalogusprijs van mogelijk 30 of 40 jaar terug. Het afschaffen van de youngtimerregeling
heeft als nadeel dat het in aanmerking genomen voordeel vanwege het privé gebruik
in grotere mate zal gaan afwijken van het werkelijke voordeel. De milieueffecten zijn
zeer afhankelijk van de gedragsveranderingen in de zin van te maken keuzes door het
hoger of lager worden van de bijtelling in verband met privégebruik van hun meer dan
15 jaar oude auto. Ik heb onvoldoende inzicht in deze gedragsveranderingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.