Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op op vragen van het lid Welzijn over de uitvoering en effecten van het programma Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER)
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de uitvoering en effecten van het programma Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER) (kenmerk 2025-0000395533) (ingezonden 24 juni 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
14 juli 2025)
Vraag 1
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de aangenomen motie
van het lid Welzijn waarin wordt verzocht om in kaart te brengen hoeveel extra woningen
gerealiseerd kunnen worden dankzij de voorstellen uit het programma Schrappen Tegenstrijdige
en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER)?
Antwoord 1
Tijdens het commissiedebat Bouwregelgeving van 12 juni jongstleden heb ik aangegeven
dat verdere duiding op deze motie wordt meegenomen in de kabinetsreactie ná deze zomer
op het eindrapport van de commissie. Het adviesrapport geeft op een aantal onderwerpen
(technische bouweisen, bezwaar en beroep) aan wat de besparing bij benadering kan
zijn.
Vraag 2
Kunt u concreet aangeven hoeveel extra woningen (bovenop de bestaande prognoses) er
naar verwachting zullen worden opgeleverd als gevolg van de voorstellen uit STOER
fase 1?
Antwoord 2
Tijdens het commissiedebat Bouwregelgeving van 12 juni jongstleden
heb ik aangegeven dat verdere duiding op deze motie wordt meegenomen in de kabinetsreactie
na de zomer op het eindrapport van de commissie.
Vraag 3
Kunt u uitsplitsen welke wet- en regelgeving precies gewijzigd moet worden om de voorstellen
uit de Kamerbrief uit te voeren?
Antwoord 3
In mijn reactie op het STOER-adviesrapport 1e fase heb ik uiteengezet welke wet- en regelgeving met instemming van uw Kamer moet
worden gewijzigd. Deze beoogde wijzigingen zijn gericht op
– het doorvoeren van aanpassingen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), namelijk
wat betreft het aanpassen van 5 technische eisen bij gebouwen,
– het Omgevingsbesluit, namelijk wat betreft het aanpassen van de bepalingen omtrent
ministeriële toestemming bij maatwerk en het aanpassen van de inbrengwaarde bij kostenverhaal,
– binnen de lopende wijzigingsronde van de Omgevingswet, namelijk wat betreft de experimenteerbepaling
en wijzigingen in relatie tot grondbeleid (aanpassen termijnen voorkeursrecht en intensivering
van het kostenverhaal).
Middels het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting voorzie ik een aantal
procedurele versnellingen in de beroepsprocedure in de Omgevingswet.
Het definitieve adviesrapport ontvang ik later deze maand. De integrale kabinetsbesluitvorming
over dit rapport na de zomer zal nog meer wijzigingen van wet- en regelgeving met
zich meebrengen.
Vraag 4
Wilt u daarbij ook aangeven op welke onderdelen dit een wijziging van wetten (zoals
de Omgevingswet, het Bbl of het Omgevingsbesluit) en op welke onderdelen dit een wijziging
van lagere regelgeving of beleidsregels betreft?
Antwoord 4
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Wordt overwogen om op termijn een geïntegreerde wetswijziging (omnibuswet) op te stellen
waarin alle noodzakelijke wetsaanpassingen voor STOER in één pakket worden verwerkt?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De voorgestelde wijzigingen zijn gericht op het wijzigen van bestaande regelgeving,
die onder de ministeriële verantwoordelijkheid van diverse Ministers vallen. De wijzigingen
zullen zodanig worden ingericht dat de vorm past bij het onderwerp dat het betreft
en de soort regelgeving die wordt aangepast (bijvoorbeeld een ministeriële regeling,
een besluit of wet). Dit is nodig, omdat verschillende onderwerpen en vormen van regelgeving
verschillende vormen van afstemming en te doorlopen procedures behoeven.
Vraag 6
Wat zijn de geschatte kosten van de volledige uitvoering van de maatregelen uit STOER
fase 1, inclusief beleidsvoorbereiding, wetgeving, communicatie, toezicht en eventuele
ICT-aanpassingen?
Antwoord 6
De voorgestelde wijzigingen zijn erop gericht om kostenbesparingen voor bouwers en
ontwikkelaars te realiseren. De nalevingskosten van de verschillende wijzigingen in
regelgeving worden in kaart gebracht bij de betreffende wijzigingsbesluiten en wetswijzingen;
dit zal in beeld worden gebracht in de memories van toelichting bij de concrete voorstellen
voor de te wijzigen regels en eisen.
Vraag 7
Kunt u onderbouwen hoe zelfs de optie voor meer experimenteerruimte niet tot hogere
uitvoeringskosten leidt?
Antwoord 7
Ik wil meer experimenteerruimte mogelijk maken door de experimenteerbepaling uit de
Omgevingswet (artikel 23.3) te verbreden met de mogelijkheid om ook te experimenteren
met het oog op het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving
ter vervulling van maatschappelijke behoeften. Wonen is één van die maatschappelijke
behoeften. Hierdoor zijn experimenten gericht op goedkopere en snellere woningbouw
mogelijk. Het is vervolgens aan een gemeente om hiervoor daadwerkelijk een experiment
op te zetten en hiertoe een concreet verzoek in te dienen bij mij. Bij een dergelijk
verzoek moet worden aangegeven van welke regels men wil afwijken en met welk doel.
Ik beoordeel dit experiment dan en zal daarbij vooral kijken of het experiment inderdaad
leidt tot goedkopere en snellere woningbouw. Het experiment zal dus zeker niet mogen
leiden tot hogere uitvoeringskosten. Pas nadat ik het experiment positief heb beoordeeld,
wordt het experiment met een algemene maatregel van bestuur (AMvB) vastgelegd en kan
de gemeente en bouwende partijen hiermee aan de slag.
Vraag 8
Kunt u ook aangeven welke opbrengsten u voorziet, in termen van gemiddelde kostenreductie
per woning, versnelling in doorlooptijd van planvorming en vergunningverlening, vermindering
van bezwaar- en beroepsprocedures?
Antwoord 8
In het adviesrapport fase 1 heeft de adviesgroep op een aantal thema’s
aangegeven wat de besparing bij benadering zou kunnen zijn. Dit is verder uitgewerkt
in het Eindrapport dat begin juli wordt gepubliceerd. In de integrale kabinetsreactie
zal ik hier verdere duiding aan geven.
Vraag 9
Hoe wordt verder voorkomen dat de aanpak van STOER verzandt in schrappen om het schrappen,
zonder dat dit leidt tot wezenlijke versnelling of kwaliteitsverbetering in de woningbouw?
Antwoord 9
In mijn eerste reactie op het adviesrapport heb ik aangekondigd dat naast het wijzigen
van regelgeving versnelling ook mogelijk is door het beter gebruik maken van de mogelijkheden
van de Omgevingswet en de bewezen werkwijze bij lokale planvorming. Zo worden regels
geen blokkade, maar juist een instrument om woningbouw sneller en doelgerichter mogelijk
te maken.
Daarnaast zijn veel voorstellen gericht niet zozeer gericht op het schrappen, maar
veeleer op het aanpassen van bestaande regelgeving, waarbij een voldoende kwaliteit
van leefomgeving het ijkpunt blijft.
Vraag 10
Deelt u de opvatting dat kwaliteit, duurzaamheid en bruikbaarheid van woningen ook
publieke waarden zijn, en dat deze niet ondergeschikt gemaakt mogen worden aan de
snelheid van bouwen? Hoe wordt dit binnen STOER geborgd?
Antwoord 10
De adviescommissie geeft aan in haar advies oog te behouden voor voldoende kwaliteit
van de leefomgeving. Ik volg dat uitgangspunt. De huidige nieuwbouwwoningen komen
in juridische zin in Nederland zeer zorgvuldig tot stand en zijn van hoge kwaliteit.
Dit wordt dan ook gereflecteerd in de bouwkosten en diverse onderzoekskosten. Daarnaast
speelt de grote doorlooptijd een rol, die gepaard gaat met financieringslasten. Met
de voorstellen in het STOER-advies wordt daar kritisch naar gekeken en een weging
geven van nut en noodzaak. Goed dat hier kritisch naar is gekeken.
In mijn reactie op het STOER-adviesrapport 1e fase heb ik bijvoorbeeld aangegeven, dat ik de regels in het Besluit bouwwerken leefomgeving
aanpas, die onnodig kostenverhogend werken, met blijvend oog voor de basiskwaliteit
van woningen die het Bbl biedt. Met deze regels is daarmee landelijk en uitputtend
geregeld waar bouwwerken aan moeten voldoen. Daarom omarm ik het pleidooi van de adviescommissie,
om echt werk te maken van de ongeoorloofde sturing door gemeenten op bovenwettelijke
kwaliteitseisen. Deze maken de woningbouw alleen maar duurder. Ik weeg de positie
van de woningzoekende, die moet wachten op een woning nu zwaarder dan veelal lokale
extra duurzaamheidseisen.
Vraag 11
Wat is de rol van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) bij de monitoring en
evaluatie van STOER? Wanneer vindt de eerste review plaats, en welke indicatoren zullen
daarin centraal staan?
Antwoord 11
De adviesgroep heeft aangegeven om door de ATR elke twee jaar een review te laten
uitvoeren op de woningbouwregelgeving. In mijn eerste reactie op het adviesrapport
heb ik aangegeven om dit over te nemen en over de praktische uitwerking met de ATR
in gesprek te gaan.
Vraag 12
Bent u voornemend om in lijn met de MPG die zo goed als gereed was, de WLC eerder
dan 2030 de implementeren, en kunt u uw keuze toelichten?
Antwoord 12
Ik heb in mijn schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens het commissiedebat
klimaatakkoord gebouwde omgeving van 9 april 2025, aangegeven, dat ik voor de zogeheten
whole life cycle, global warming potential, kortweg wlc-gwp, weinig mogelijkheden
zie om de implementatie te versnellen.1 Ik verwijs in voornoemd antwoord naar mijn brief over de wijze waarop ik de EPBD-IV
inclusief de wlc-gwp zal implementeren. In die brief ga ik inhoudelijk uitgebreider
in op het proces dat moet worden doorlopen voor de invoering van de wlc-gwp conform
het tijdspad dat de EPBD-IV hieraan stelt. Dit tijdspad omvat onder meer een aantal
stappen die lidstaten achtereenvolgens moeten doorlopen om te komen tot de invoering
van eisen voor de wlc-gwp in 2030. Het feit dat de wijziging van de mpg (milieuprestatie
gebouwen) al zo goed als gereed is, geeft geen aanknopingspunten om dat proces te
versnellen.
Vraag 13
Per wanneer verwacht u dat de effecten van het Landelijk Actieplan Netcongestie ervoor
zullen zorgen dat netcongestie geen risico meer is voor de woningbouwopgave, is dit
op tijd in uw ogen en kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 13
Netcongestie, ofwel drukte op het elektriciteitsnet, is een urgente uitdaging voor
de woningbouw. Congestie treedt op, op een specifiek moment en plek, op het hoog-
midden- of laagspanningsnet. Die momenten doen zich steeds vaker en op meer plekken
voor. Door de variatie aan locatie en exacte knelpunt verschilt de oplossing per plek.
De voor de hand liggende oplossing is het uitbreiden van het net. Dit is in uitvoering,
maar vraagt tijd, geld, mensen en ruimte. Bovendien is alleen netverzwaring niet voldoende
voor een toekomstbestendig net. We werken toe naar een nieuw energiesysteem met meer
lokale opwek, opslag en gebruik om minder afhankelijk te zijn van andere landen voor
onze energievoorziening.
Aangezien we nu al problemen ondervinden bij woningbouwprojecten door netcongestie,
is dit niet op tijd. Met alle partijen bij het Landelijk Actieplan Netcongestie moet
daarom alles op alles gezet worden om de last van netcongestie zo veel mogelijk tegen
te gaan. Naast de benodigde netverzwaring en alle maatregelen waaraan wordt gewerkt,
is een goede samenwerking tussen de verschillende partijen van groot belang.
Om de nieuwbouw meer netbewust te maken, heb ik op de Woontop afspraken gemaakt met
vertegenwoordigers uit de woningbouw- en technieksector, netbeheerders en provincies
om netbewust bouwen te stimuleren. Hiervoor wordt deze zomer de menukaart voor netbewust
bouwen opgeleverd en wordt er ook onderzocht hoe deze bouwprincipes toegepast kunnen
worden. Hiermee kunnen we zoveel mogelijk blijven bouwen binnen de bestaande netcapaciteit.
Vraag 14
Kunt u deze vragen binnen drie weken één voor één beantwoorden?
Antwoord 14
Ja, dat heb ik gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.