Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Veltman over bevoegdheden van gemeenten en provincies voor het verbeteren van verkeersveiligheid
Vragen van het lid Veltman (VVD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Justitie en Veiligheid over bevoegdheden van gemeenten en provincies voor het verbeteren van verkeersveiligheid (ingezonden 8 maart 2024).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 26 april 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1373.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Vier grote steden willen eigen flitspalen: «Met campagnes
redden we het niet»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het slecht gaat met de verkeersveiligheid en dat er actie moet
worden ondernomen om de verkeersveiligheid te verbeteren?
Antwoord 2
Het aantal verkeersdoden lag in 2023, met een aantal van 648, weliswaar lager dan
het jaar ervoor, zo zagen we in cijfers van het CBS2. Maar de meerjarige trend is negatief. Het aantal ernstig verkeersgewonden stijgt,
zo blijkt uit de nieuwste «Staat van de Verkeersveiligheid» van de Stichting Wetenschappelijk
Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)3. De trend is verontrustend. Het onderstreept de noodzaak om keihard te blijven werken
aan verkeersveiligheid.
Verkeersveiligheid is daarom topprioriteit. Om de verkeersveiligheid te verbeteren,
is het van belang dat de infrastructuur veilig is ingericht dat verkeersdeelnemers
de regels kennen en zich veilig kunnen en willen gedragen en dat voertuigen veilig
zijn. Ook moet effectief worden opgetreden tegen mensen die de verkeersregels overtreden.
Daarom werkt het Rijk er hard aan om het verkeer zo veilig mogelijk te maken. Er wordt
ingezet op veilige infrastructuur, veilige voertuigen en veilig gedrag van verkeersdeelnemers.
Bijvoorbeeld door gemeenten, provincies en waterschappen te helpen bij het veiliger
maken van de wegen waarvoor zij verantwoordelijk zijn met de investeringsimpuls Strategisch
Plan Verkeersveiligheid (SPV) van 500 miljoen euro. En door via de overheidscampagnes
BOB en Mono mensen bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid.
Wat betreft verkeershandhaving wordt ingezet op zowel het vergroten van de pakkans
als het effectief en streng straffen van verkeersovertreders.4 Zo wordt er met het extra geld uit de Voorjaarsnota 2023 de komende jaren aan een
aanzienlijke uitbreiding van het aantal geautomatiseerde handhavingsmiddelen gewerkt.
Het gaat om een uitbreiding van het aantal vaste flitspalen van 642 naar 750, het
aantal flexflitsers van 50 naar 125 en het aantal focusflitsers van 10 naar 50. Omdat
de flexflitsers en focusflitsers routeren over 3 locaties neemt het aantal handhavingslocaties
toe van 642 locaties naar 1275, dit is bijna een verdubbeling. Daarnaast zijn per
1 januari de bevoegdheden van de boa’s op het gebied van verkeershandhaving uitgebreid
met het handhaven op het negeren van rood licht door voetgangers en fietsers, het
voeren van geen of onjuiste fietsverlichting en het handheld gebruik van een mobiele
telefoon op de fiets. Voorts neemt het aantal staandehoudingen door de politie toe:
618.003 in 2023 ten opzichte van 517.273 in 2022.
Ook zijn er middelen vrijgemaakt voor het wetsvoorstel Verbetering aanpak rijden onder
invloed om rijden onder invloed en andere ernstige verkeersovertredingen effectiever
te bestraffen. Deze wet regelt dat voor alle verkeersfeiten waarvoor een ontzegging
van de rijbevoegdheid kan worden opgelegd – dus niet alleen voor bestuurders die onder
invloed hebben gereden – strengere en effectievere maatregelen en straffen kunnen
worden opgelegd. Zo wordt bijvoorbeeld een rijontzegging direct van kracht, ook in
afwachting van een eventueel hoger beroep. En wordt de mogelijkheid gecreëerd om aan
een veroordeelde die een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid schendt,
vervangende hechtenis op te leggen.
Vraag 3
Steunt u de voorgestelde aanpak genoemd in het artikel om gemeenten en provincies
meer bevoegdheden te geven om zo de verkeersveiligheid te verbeteren? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om deze bevoegdheden toe te delen?
Antwoord 3
Wij begrijpen de behoefte van de gemeenten om stevig in te zetten op de verkeersveiligheid.
En dat doen we ook, zoals in het antwoord op vraag 2 beschreven. Daarnaast nodigen
wij de betrokken partijen bij verkeershandhaving binnenkort uit om in gesprek te gaan
over de zorgen en voorstellen zoals deze in de propositie met ons zijn gedeeld. Het
doorvoeren van deze aanpak brengt grote en financieel kostbare wijzigingen met zich
mee en ook kleven aan het overhevelen van bevoegdheden aan gemeenten, zoals voorgesteld
in de propositie van de vier grote gemeenten, diverse juridische en praktische belemmeringen.
De voorgestelde aanpak dient daarom eerst nader uitgewerkt en bestudeerd te worden,
alvorens wel of geen steun kan worden uitgesproken.
Wel merken wij op dat gemeenten op dit moment al verschillende mogelijkheden hebben
om de verkeersveiligheid te verbeteren. In de eerste plaats doordat zij wegbeheerder
zijn van de gemeentelijke wegen. Het merendeel van het Nederlandse wegennet bestaat
uit gemeentelijke wegen. Door aanpassingen aan de weginrichting kan de verkeersveiligheid
veelal flink verbeterd worden. Dit is echter kostbaar en vergt veel tijd om uit te
voeren. Daardoor is hier niet altijd voldoende geld en tijd voor beschikbaar. Het
Rijk ondersteunt hier met de middelen uit de investeringsimpuls verkeersveiligheid
wel bij. Daarnaast kunnen gemeenten, namelijk de betrokken burgemeesters, aandacht
vragen voor de inzet van politie op verkeershandhaving in de lokale driehoek. Daar
vindt de prioritering voor de politie plaats. Tot slot kunnen gemeenten bij het Parket
CVOM een aanvraag indienen voor de plaatsing van een flitspaal. Er zijn op dit moment
nog palen beschikbaar.
Vraag 4 en 5
Op welke wijze kunnen gemeenten en provincies sturen op het plaatsen van flitspalen?
Wijzigt dit als de financiering voor het plaatsen van de flitspalen voor rekening
komt van provincies en gemeenten? Ziet u of de voorgestelde aanpak inderdaad kan leiden
tot verbetering van de verkeersveiligheid en het voorkomen van slachtoffers?
Bent u bereid de Wegenverkeerswet artikelen 158–174 en de «Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften» te wijzigen zodat gemeenten zelf de kans krijgen
om flitspalen aan te schaffen en in te zetten?
Antwoord 4 en 5
Zoals hierboven genoemd, wordt er momenteel al gewerkt aan een aanzienlijke uitbreiding
van het aantal flitspalen de komende jaren. Hierdoor komen er voor gemeenten en provincies
de komende jaren veel meer palen beschikbaar. Gemeenten en provincies kunnen bij Parket
CVOM een aanvraag indienen voor de plaatsing van een flitspaal. Parket CVOM bekijkt
vervolgens, in samenspraak met politie en in afstemming met de wegbeheerder (de gemeente
of provincie), of plaatsing van een flitspaal op die locatie opportuun is. Een flitspaal
wordt geplaatst op locaties waar deze de verkeersveiligheid kan vergroten. Van belang
is dat in de aanvraag een analyse van de verkeersveiligheid van de locatie is opgenomen.
In deze analyse moet conform het Beleidskader flitspalen een aantal zaken worden uitgewerkt
zoals het overtredingsgedrag, de risico’s, de maatregelen die de wegbeheerder al genomen
heeft, de resultaten van eventuele controles van de politie, een ongevallenanalyse
en een analyse van de inrichting van de weg. Bij dat laatste onderdeel moet worden
bekeken of de inrichting past bij de geldende maximumsnelheid of dat de inrichting
van de weg eerst moet worden aangepast om de naleving van de maximumsnelheid te bevorderen.
Goede weginrichting zorgt immers voor een veel groter en duurzamer effect op de verkeersveiligheid.
Een flitspaal zorgt vooral voor aanpassing van de snelheid in de buurt van de paal,
terwijl een goede weginrichting op de hele weg voor verkeersveiligheid zorgt. Daarnaast
is het goed om te beseffen dat handhaving op een níet goed ingerichte weg ook maakt
dat gedrag vaak snel weer terugvalt bij het stoppen van de handhaving.
In de propositie waar het artikel naar verwijst, wordt voorgesteld dat gemeenten en
provincies zelf de flitspalen aanschaffen en dan ook zelf mogen bepalen waar deze
komen te staan. Hoewel meer handhaving kan leiden tot een grotere pakkans en daarmee
een verbetering van het nalevingsgedrag van bestuurders, leidt dit voorstel tot een
mogelijke perverse prikkel voor gemeenten en provincies om vooral in te zetten op
handhaving in plaats van aanpassing van de infrastructuur wat over het algemeen veel
duurder is, maar zoals eerder genoemd meer bijdraagt aan de verkeersveiligheid.
Naast bovenstaande risico’s levert het overhevelen van deze bevoegdheid naar gemeenten
en provincies ook nog problemen voor de uitvoering op. Als gemeenten zelf flitspalen
gaan plaatsen, is er geen centrale regie meer op het totaal aantal handhavingsmiddelen
dat in gebruik is of waar deze worden geplaatst. Hierdoor ontstaat er mogelijk een
te grote druk op de strafrechtketen, want boetes moeten nog steeds via het Parket
CVOM, CJIB en,als burgers het er niet meer eens zijn, via de rechtbank worden afgehandeld.
Met name de rechtspraak loopt nu al vast op de beschikbare capaciteit voor zaken die
op zitting moeten worden gebracht. Verkeerszaken maken nu al een groot deel uit van
de totale werkvoorraad in de strafrechtketen en met de uitbreiding van het aantal
flitsers de aankomende jaren zal deze druk verder toenemen. Met nog meer geautomatiseerde
handhavingsmiddelen van gemeenten en provincies, bovenop de huidige uitbreiding van
het aantal geautomatiseerde handhavingsmiddelen, zal het zwaartepunt nog meer naar
verkeer verschuiven ten koste van andere (mogelijk zwaardere) zaken zoals gewelds-
en zedenmisdrijven of georganiseerde criminaliteit. Dat is onwenselijk. Gemeenten
stellen in de propositie ook voor om de inning en afhandeling van de boetes eventueel
zelf op zich te nemen. Decentraal innen is echter niet in lijn met rijksincassovisie
en één overheidsgedachte. Bovendien komt een deel van deze overtredingen uiteindelijk
voor de rechter. Het probleem van de beperkte zittingscapaciteit wordt met inning
door de gemeenten niet opgelost. Daarnaast is de optie dat gemeenten verkeersovertredingen
bestuursrechtelijk gaan handhaven met bijvoorbeeld een last onder dwangsom ter voorkoming
van herhaling (zoals genoemd in de propositie) ook geen optie, omdat de Wahv geen
mogelijkheid bevat tot het opleggen van een last onder dwangsom.
Wel zijn we, zoals eerder benoemd, van harte bereid om in gesprek te gaan met de bij
de propositie betrokken partijen en het Openbaar Ministerie om te kijken hoe wij mogelijk
tegemoet kunnen komen aan de zorgen die leven en de verkeersveiligheid verder kunnen
verbeteren.
Vraag 6
Bent u bereid de inzet van boa’s op snelheidsovertredingen en alcoholcontroles in
de landelijke «Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar» op te nemen?
Zo ja, wanneer wordt hier inzet op gepleegd?
Antwoord 6
Onlangs zijn de bevoegdheden van boa’s op het gebied van verkeershandhaving reeds
uitgebreid en worden de implementatie en landelijke uitrol hiervan gemonitord. Het
gaat hierbij om het negeren van rood licht door fietsers en voetgangers, handheld
telefoongebruik door fietsers en het niet voeren van de juiste fietsverlichting. Momenteel
wordt er ook in kaart gebracht welke extra verkeersovertredingen gehandhaafd zouden
kunnen worden door boa’s en de wenselijkheid daarvan. Bij een eventuele bevoegdheidsuitbreiding
voor boa’s dient er rekening gehouden te worden met het in 2022 – in samenspraak met
de partners, waaronder gemeenten – geactualiseerde inzetcriterium. Voor wat betreft
de verkeershandhaving door boa’s betekent dit inzetcriterium dat het takenpakket is
beperkt tot ongemotoriseerd (rijdend) verkeer. Overtredingen met gemotoriseerd verkeer
raken al snel aan veiligheid en aan het strafrecht, brengen een grotere gevaarzetting
voor de boa en omgeving met zich mee en hebben een hogere complexiteit, bijvoorbeeld
in termen van achtervolgingen, invorderingen en technische hulpmiddelen die nodig
zijn om een overtreding te kunnen constateren. Hiervoor zijn boa’s momenteel niet
toegerust. Het ligt niet in de rede om dit, zo recent en in samenspraak afgestemde
inzetcriterium, nu alweer te herzien.
Het betreffende verzoek in de propositie voor de inzet van boa’s op snelheidsovertredingen
en alcoholcontroles moet binnen het bredere geheel van het boa-bestel worden bezien
en worden meegenomen in de gesprekken die momenteel worden gevoerd over bevoegdheden
en verantwoordelijkheden van boa’s. Het vraagstuk over de uitbreiding van bevoegdheden
van boa’s speelt namelijk ook op andere terreinen waar boa’s actief zijn en vraagt
om een integrale blik op de bevoegdheden van boa´s en de aanvullende maatregelen die
moeten worden getroffen bij een uitbreiding hiervan. De afweging voor een mogelijke
uitbreiding zal binnen deze bredere scope plaats moeten vinden. Ik zie daarom nu geen
taak voor boa’s in de verkeershandhaving wanneer het gaat om snelheidsovertredingen
en alcohol- en drugscontroles. Indien de gemeente vindt dat er op dit terrein meer
zou moeten worden gehandhaafd, dan kunnen zij hierover in de lokale driehoek afspraken
maken met de politie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.