Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda JBZ Raad 25 en 26 januari2024 (Kamerstuk 32317-867)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 868 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 25 januari 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de volgende brieven:
• Geannoteerde agenda JBZ-Raad 25 en 26 januari (Kamerstuk 32 317, nr. 867)
• Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad 4 en 5 december
2023 (Asiel en migratie) (Kamerstuk 32 317, nr. 864)
• Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact (Kamerstuk 32 317, nr. 865).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 januari 2024 aan de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 23 januari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 25 en 26 januari 2024
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda JBZ-Raad 25 en 26 januari 2024 (deel vreemdelingen en asiel) en hebben naar
aanleiding daarvan, specifiek over het migratiepact, de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vragen op welke termijn een besluit wordt verwacht over
het opheffen van de landgrenscontroles voor wat betreft Roemenië en Bulgarije. Is
hier al zicht op?
Antwoord
Er is nog geen zicht op besluitvorming over de opheffing van personencontroles aan
de landgrenzen met Bulgarije en Roemenië. De lidstaten Oostenrijk, Roemenië en Bulgarije
schrijven in hun gezamenlijke verklaring dat zij in 2024 binnen de Raad willen spreken
over een mogelijke datum over het opheffen van de controles, en dat dit mede afhangt
van de implementatie van de maatregelen die zij gedrieën overeenkwamen om irreguliere
migratie tegen te gaan en buitengrensbeheer van Roemenië en Bulgarije te versterken.
Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact
Door de legal fiction of non-entry rust op lidstaten de verplichting om «maatregelen
te nemen om te zorgen dat de persoon zich tijdens de screening niet aan het toezicht
van de autoriteiten onttrekt». Voornoemde leden vragen welke maatregelen lidstaten
op basis van het EU-migratiepact precies moeten nemen om ervoor te zorgen dat ongescreende
irreguliere migranten zich tijdens de screening niet aan het toezicht van de autoriteiten
onttrekken. Hoe wordt voorts besloten of detentie moet worden toegepast teneinde onttrekking
van irreguliere migranten aan de autoriteiten te voorkomen? Wat is de ratio achter
het idee dat de screening van ongescreende migranten, die staande worden gehouden
op EU-grondgebied, niet binnen zeven dagen moet plaatsvinden, maar binnen maximaal
drie dagen?
Antwoord
Ten aanzien van de beantwoording van de vragen over het EU Asiel- en Migratiepact
in dit Verslag Schriftelijk Overleg, merkt het kabinet in algemene zin op dat de technische
en juridische uitwerking van de afspraken nog gaande is. De beantwoording van het
kabinet is op basis van het bereikte politieke akkoord en op de beschikbare teksten.
Uw Kamer zal geïnformeerd worden wanneer het formele akkoord ter besluitvorming in
de Raad voorligt.
Onderdeel van de buitengrensbewaking is de screening en daarna de grensprocedure,
waar de legal fiction of non-entry onderdeel van is. Ook nu is er reeds in veel lidstaten een grensprocedure, met een
vorm van screening aan het begin van de procedure, ook in Nederland. Ook nu is detentie
aan de buitengrens een mogelijkheid. Indien mogelijk kan ook met een vrijheidsbeperkende
maatregel worden volstaan, zodat de persoon zich binnen een geografisch gebied van
het reguliere personenverkeer afgeschermd deel van het grondgebied kan ophouden. Dit
zou bijvoorbeeld op een eiland kunnen, of een anderszins afgeschermd deel van de rest
van het grondgebied. In dat geval is detentie niet nodig om de toegangsweigering in
stand te houden. In de screeningsverordening is opgenomen dat het screeningsproces
na vijf dagen wordt afgesloten. Indien de vreemdeling ondanks de maatregelen aan de
buitengrenzen, in het territorium wordt aangetroffen zonder dan er een screeningsprocedure
is uitgevoerd, dan zal de lidstaat waar de persoon wordt aangetroffen die alsnog uitvoeren.
Ten aanzien van de duur van screening op het EU-grondgebied had de Raad een voorkeur
voor een screeningsduur van maximaal vijf dagen, in de triloog-onderhandelingen hebben
Raad en EP uiteindelijk de duur van de screening op het EU-grondgebied vastgesteld
op 3 dagen. De screeningsduur aan de buitengrenzen is 7 dagen. Ook hier geldt dat
de uitwerking van de afspraken nog gaande is.
Verder vragen de aan het woord zijnde leden hoeveel asielzoekers, zowel in absolute
als relatieve zin, op basis van het pact in Nederland en binnen de Europese Unie worden
verplicht zich te onderwerpen aan grensprocedures. Zijn er op basis van het pact in
Europees of nationaal verband al concrete criteria vastgesteld op basis waarvan wordt
vastgesteld of een asielzoeker de autoriteiten misleidt, of een veiligheidsrisico
vormt?
Antwoord
In de Asielprocedureverordening (APR) zal worden vastgelegd dat verdeeld over de EU
de totale capaciteit voor het uitvoeren van de grensprocedures uiteindelijk steeds
30.000 plekken moet zijn. Dit is een minimumaantal. De Commissie heeft de mogelijkheid
om jaarlijks, aan de hand van de feitelijke situatie, een hoger aantal te indiceren.
Zie hierover ook het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.
Deze plekken worden vervolgens verdeeld over de lidstaten volgens een formule waarin
het aantal irreguliere grensoverschrijdingen, het aantal search-and-rescue-operaties
en grensweigeringen per lidstaat wordt afgezet tegen de aantallen die gelden voor
de hele Unie. De verdeling wordt vastgesteld door de Commissie. Op dit moment zijn
derhalve nog geen aantallen te geven.
Onder misleiding wordt verstaan de situatie waarin de aanvrager valse informatie of
documenten heeft overgelegd, of juist relevante informatie of documenten die een negatieve
impact op beslissing zouden kunnen hebben heeft achtergehouden.
Onder een veiligheidsrisico moet volgens de tekst worden verstaan dat er redenen zijn
om aan te nemen dat de aanvrager een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of
de openbare orde. Op dit moment is een nadere uitwerking van deze APR-bepalingen niet
voorzien.
Ook vragen de leden van de PVV-fractie wat er gebeurt met migranten die op basis van
het pact de grensprocedure in zouden moeten, maar die zich in een lidstaat bevinden
waar de vastgestelde capaciteit voor grensprocedures reeds is overschreden. Hoe vindt
de verdeling plaats van de 120.000 migranten die per jaar door de grensprocedure heen
zouden moeten? Hoeveel migranten zouden, zowel in absolute als relatieve zin, op basis
van het pact de afgelopen tien jaar de grensprocedure zijn ingegaan? Is de grensprocedure
ook van toepassing op migranten die zich diep in EU-grondgebied bevinden? Wat zijn
de verwachte kosten van migranten die zich in de grensprocedure bevinden?
Antwoord
Indien een lidstaat het voor hem maximaal aantal vereiste grensprocedures heeft uitgevoerd,
wordt van die lidstaat verder niet verlangd de grensprocedure verder toe te passen,
tenzij het gaat om een zaak waarin sprake is van misleiding of een veiligheidsrisico. Als
de grensprocedure niet wordt toegepast, zal nog wel in de meeste gevallen de versnelde
procedure van toepassing zijn. Indien er sprake is van een Dublinclaimant op wie de
grensprocedure van toepassing is, kan de verantwoordelijke lidstaat ook de grensprocedure
toepassen. Van de kosten is op dit moment nog geen raming te geven.
Het Europees Parlement (EP) heeft bedongen dat er additionele voorwaarden moeten komen
voordat er sprake is van effectieve bescherming in een derde land. Voornoemde leden
vragen om welke criteria het precies gaat.
Antwoord
Over deze bepaling is het kabinet nog in afwachting van de teksten van het Raadsvoorzitterschap.
Voor het sluiten van deals met derde landen dient nu het Verdrag van Lissabon te worden
gevolgd, waardoor goedkeuring van het EP en in bepaalde gevallen ook het nationale
parlement is vereist. Het kabinet wil dat deze afspraken in 2027 worden herzien. Wat
is daar de reden van en hoe zou dit dan moeten worden gewijzigd, met name daar waar
het gaat om het begrip «veilig derde land»?
Antwoord
De in de vraag gestelde verbanden zijn niet gelegd in de brief van de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid van 21 december 2023. In die brief is verwezen naar de
bepaling in de Asielprocedureverordening dat binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding
van deze verordening de Commissie het begrip «veilig derde land» herziet en zij in
voorkomend geval gerichte wijzigingen voorstelt. Het kabinet hecht aan deze toezegging,
ook met het oog op het efficiënt kunnen toepassen van het begrip «veilig derde land»
in asielzaken.
Voorts voorziet het pact in langere verantwoordelijkheidstermijnen. Hierdoor is het
langer mogelijk om migranten, die zich eerst in het ene land en later in het andere
melden, terug te sturen. De aan het woord zijnde leden vragen wat precies de nieuwe
termijnen zijn en welke beroepstermijnen hier gelden.
Antwoord
De langere termijnen zien onder meer op de periode waarna de verantwoordelijkheid
eindigt van de lidstaat waar de asielmigrant de EU irregulier is binnengekomen. Onder
de huidige Dublinregels eindigt die verantwoordelijkheid indien het asielverzoek meer
dan 12 maanden na de datum waarop die grensoverschrijding heeft plaatsgevonden, wordt
geregistreerd. Deze termijn wordt verruimd naar 20 maanden, tenzij de migrant na een
opsporings- en reddingsoperatie op het grondgebied van een lidstaat is ontscheept.
Onder die laatste situatie geldt nog wel de 12 maanden termijn. Een andere verruiming
zit in de overdrachtstermijn indien de migrant de overdracht aan de verantwoordelijke
lidstaat onmogelijk maakt door voor de overdracht met onbekende bestemming te vertrekken.
Die termijn gaat van 18 maanden naar drie jaar. Deze verruimde termijn geldt ook indien
de betrokkene, of een familielid dat samen met de betrokkene zou worden overgedragen,
zich fysiek tegen de overdracht verzet, er opzettelijk voor zorgt dat hij of zij niet
in staat is te worden overgedragen, of niet aan de medische vereisten voor de overdracht
voldoet.
Een tegenvaller van het pact is volgens het kabinet dat het de prikkel voor migranten
om kinderen vooruit te sturen niet wegneemt. Hoe groot is deze groep migranten, zowel
nationaal als Europees bezien?
Antwoord
Cijfers over de instroom van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) worden
weliswaar geregistreerd, maar in hoeverre zij vooruit zijn gestuurd wordt niet separaat
geregistreerd. De volgende gegevens zijn bekend:
In totaal dienden in 2023 5.804 amv in Nederland een eerste asielaanvraag in, tegenover
4.207 in 2022. Dit betreft met name Syrische (48 procent), Eritrese (18 procent) en
Somalische amv (8 procent). Uit onderzoek van het WODC blijkt dat met name onder Syrische
vreemdelingen amv voorkomen die door de familie vooruit worden gestuurd met als doel
om gezinshereniging in Nederland aan te vragen, aangezien amv niet worden teruggestuurd
naar het eerste EU-land waar ze zijn ingereisd of een asielaanvraag hebben gedaan,
of zodat de vaders kunnen achterblijven om voor het gezin te zorgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 25 en 26 januari 2024
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende geannoteerde
agenda. Deze leden hebben vragen over de geannoteerde agenda.
Strategische discussie over migratiebeleid
Hoe kijkt het kabinet naar het starten van discussies voor het in werking stellen
van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming voor andere nationaliteiten asielzoekers waarvan
het inwilligingspercentage gemiddeld in Nederland boven de 95% ligt? Kan de Staatssecretaris
aangeven of hier gesprekken over lopen?
Antwoord
Een dergelijke discussie is momenteel niet gaande. Het kabinet zou er ook geen voorstander
van zijn. Het karakter van tijdelijke bescherming is wezenlijk anders dan dat van
internationale bescherming. De Richtlijn tijdelijke bescherming is daarom niet ontworpen
voor de geschetste situatie. De betreffende richtlijn biedt een gemeenschappelijk
Europees stelsel voor tijdelijke bescherming van ontheemden in geval van een massale
toestroom. Het verlenen van tijdelijke bescherming is een uitzonderlijke procedure
en kan alleen worden toegepast wanneer er een risico bestaat dat het asielsysteem
de toestroom van ontheemden niet op een goede manier kan verwerken (artikel 2, onder
a, richtlijn 2001/55). De massale toestroom van ontheemden wordt vastgesteld bij een
besluit van de Raad, en is geen besluit van een lidstaat alleen.
Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact
Afronding Asiel- en migratiepact
Een goed werkend Europees asielsysteem vereist een eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden
tussen EU-landen voor het behandelen van asielaanvragen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zien dat met dit akkoord enkele stappen worden gezet om te komen tot een eerlijker
en effectiever gemeenschappelijk asielsysteem. Tegelijkertijd hebben deze leden zorgen
bij de verschillende verordeningen, met name over de verslechtering van de rechten
van asielzoekers. Derhalve hebben voornoemde leden vragen over deze verordeningen.
Herziene Eurodac-verordening
Het oorspronkelijke doel van Eurodac was het vergemakkelijken van de toepassing van
de Dublinverordening door asielzoekers te identificeren die de EU binnenkomen, zo
constateren de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. Deze leden zien dat de reikwijdte
van de Eurodac-verordening de afgelopen jaren is uitbreid. Hoe ziet de mogelijkheid
tot dwang eruit om de naleving van de verplichting om biometrische gegevens te verstrekken
te garanderen? Welke dwangmiddelen hebben de lidstaten en hoe worden eventuele kwetsbaarheden,
bijvoorbeeld bij jonge kinderen, in acht genomen bij de inzet van deze dwangmiddelen?
Antwoord
In de Verordening is opgenomen dat wanneer het nationale recht van een lidstaat het
afnemen van biometrische gegevens door middel van dwang als laatste redmiddel toestaat,
deze maatregelen volledig in overeenstemming moeten zijn met het Handvest van de grondrechten
van de Europese Unie. De verordening kent verder nog de bepaling dat alleen in naar
behoren gemotiveerde omstandigheden en in laatste instantie, nadat alle andere mogelijkheden
zijn uitgeput, een evenredige mate van dwang kan worden toegepast om minderjarigen
en onderdanen van derde landen of staatlozen die als kwetsbaar worden beschouwd, te
dwingen te voldoen aan de verplichting om biometrische gegevens te verstrekken.
Wat zijn de gevolgen van een vermelding in het systeem dat iemand een bedreiging zou
kunnen vormen voor de interne veiligheid? Kan de Staatssecretaris concreet toelichten
wat de gevolgen daarvan zijn voor de verdere beoordeling van de status van de desbetreffende
persoon?
Antwoord
Voorop staat het belang dat de lidstaat waar de persoon (zonder toestemming) naar
is doorgereisd kennis heeft van het gegeven dat die persoon een gevaar is voor de
openbare orde/nationale veiligheid. Afhankelijk van de aard kan het ook gevolgen hebben
voor de uitkomst van de asielbeoordeling.
Welke bezwaarmogelijkheden zijn er voor de desbetreffende persoon en in welke fases
van het proces zijn die mogelijk?
Antwoord
In de Eurodacverordening wordt verwezen naar de procedures als neergelegd in hoofdstuk
III van Verordening 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens.
Wat vindt de Staatssecretaris van het feit dat jonge kinderen (vanaf zes jaar) ook
worden onderworpen aan de gedwongen afname van biometrische gegevens?
Antwoord
In het BNC-fiche dat op 27 mei 2016 naar uw Kamer is toegezonden is opgenomen dat
het kabinet positief staat tegenover de verlaging van de leeftijd om vingerafdrukken
af te nemen naar zes jaar. Deze wijziging maakt het mogelijk om jonge kinderen te
identificeren in het geval ze zijn gescheiden van familieleden wanneer uit vergelijking
van de gegevens blijkt dat zij eerder in een andere lidstaat hebben verbleven. Daarnaast
versterkt het de bescherming van alleenstaande minderjarige vreemdelingen doordat
zij niet altijd een asielverzoek indienen en zich onttrekken aan het toezicht van
jeugdzorginstellingen. In de huidige situatie kan hun identiteit niet worden vastgesteld.
De mogelijkheid om deze (ongedocumenteerde) kinderen te registreren, helpt bij het
vaststellen van hun identiteit indien zij doorreizen naar andere lidstaten in de EU.
Hoe meent de Staatssecretaris dat voorkomen kan worden dat migranten bij terugkeer
nadeel ondervinden van de overdracht van hun personsgegevens aan het herkomst- of
transitland, bijvoorbeeld omdat ze worden vervolgd vanwege illegale uitreis of vanwege
het hebben verzocht om bescherming elders?
Antwoord
Er is geen reden om te veronderstellen dat illegale uitreis consequenties zal hebben.
Indien een vreemdeling meent dat uitwisseling van gegevens leidt tot vervolging die
in strijd is met internationale afspraken kan hij dit aanvoeren en kan dat worden
beoordeeld.
Screeningsverordening
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de screeningsprocedure
voorafgaande aan de formele binnenkomst van asielzoekers in het opvangland, aan de
Europese buitengrenzen. Het baart deze leden zorgen dat deze groep asielzoekers pas
na beëindiging van die screening een beroep kan doen op asielwaarborgen die internationale
verdragen kennen. Hoe wil de Staatssecretaris voorkomen dat deze groep asielzoekers
zeer verregaande rechtsbeperkingen zal ondervinden, door de verplichte toepassing
van de juridische fictie van niet-binnenkomst, waardoor mensen op EU-grondgebied worden
behandeld alsof ze er nooit zijn binnengekomen? Kan de Staatssecretaris bevestigen
dat de bestaande verplichtingen op grond van bijvoorbeeld het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) ook van toepassing zijn
op mensen die zich in deze juridische fictie bevinden? Deze leden lezen dat lidstaten
verplicht worden maatregelen te nemen om te zorgen dat de persoon zich tijdens de
screening niet aan het toezicht van de autoriteiten onttrekt. Kan de Staatssecretaris
toelichten hoe deze maatregelen eruit komen te zien? Erkent de Staatssecretaris dat
de verplichting van derdelanders om binnen de screeningsfaciliteiten te blijven de
facto bewaring is? Zo ja, hoe strookt dit met de regel dat bewaring alleen mag worden
toegepast na een individuele beoordeling en alleen als er geen geschikte en minder
ingrijpende alternatieven voorhanden zijn om risico op onderduiken te voorkomen?
Antwoord
Als een persoon probeert irregulier de EU in te reizen, dat wil zeggen niet met een
paspoort en waar nodig een visum, en niet via een normale grensdoorlaatpost, dan acht
het kabinet het terecht dat niet zonder meer toegang tot het grondgebied van de lidstaten
wordt geboden. Dat personen die niet aan de voorwaarden voor toegang voldoen, niet
meteen de volle toegang tot het grondgebied van de lidstaten krijgen, betekent echter
niet dat zij zonder «eerlijk proces» worden teruggestuurd. Indien een irreguliere
migrant om bescherming vraagt, voor, tijdens of na de screeningsprocedure, dan zal
dat beschermingsverzoek in lijn met de procedureverordening in behandeling worden
genomen. Als de zaak zich leent voor afdoening in de grensprocedure, blijft de toegang
geweigerd. Indien de zaak complexer is, of waarschijnlijk voor inwilliging in aanmerking
komt, zal de grensprocedure worden gestopt en wordt op het territorium van de lidstaat
verder naar de zaak gekeken. Dat is het doel van de buitengrensbewaking, inclusief
screening en daarna de grensprocedure, waar de legal fiction of non entry onderdeel van is. In aanvulling wordt opgemerkt dat ook nu er in diverse lidstaten
een grensprocedure is, met een vorm van screening aan het begin van de procedure,
ook in Nederland. Dergelijke procedures, die ook nu al vallen onder het Europese asielrecht,
verhouden zich goed met de verplichtingen uit het internationale recht. Ook nu is
detentie aan de buitengrens een mogelijkheid. Indien mogelijk kan ook met een vrijheidsbeperkende
maatregel worden volstaan, zodat de persoon zich binnen een geografisch van het reguliere
personenverkeer afgeschermd deel van het grondgebied ophouden. Dit zou bijvoorbeeld
op een eiland kunnen, of een anderszins afgeschermd deel van de rest van het grondgebied.
In dat geval is detentie niet nodig om de toegangsweigering in stand te houden.
De Screeningsverordening biedt verschillende waarborgen voor een menswaardige behandeling
zonder willekeur. Zo is de maximale termijn voor screening aan de buitengrens zeven
dagen en moeten faciliteiten voldoen aan geldende Europese vereisten. Ook kunnen personen
terecht bij organisaties voor advies en wordt er in het bijzonder gekeken naar kwetsbaren,
zoals minderjarigen. De verplichte juridische fictie heeft geen effect op andere rechtsbronnen,
zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
(EVRM).
Voor de vragen over maatregelen om te voorkomen dat personen tijdens de screening
zich onttrekken aan het toezicht van de autoriteiten wordt verwezen naar het antwoord
op de vraag hierover van de leden van de PVV-fractie.
Hoe ziet de Staatssecretaris de «screening on the territory» precies voor zich? Stel
dat een vluchteling die aankomt in Griekenland, doorreist naar Nederland en hier zijn
asielverzoek indient. Doorloopt hij/zij dan de procedure in een regulier asielzoekerscentrum?
Vindt een «screening» plaats (als diegene niet is gescreend aan de buitengrens) en
zo ja, waar zal deze screening plaatsvinden? Wordt de juridische fictie van niet-binnenkomst
dan ook op deze mensen toegepast en, zo ja, wat zijn de concrete gevolgen daarvan
voor mensen die zich al op het grondgebied bevinden? Klopt het dat asielzoekers die
bijvoorbeeld jaren geleden ongeautoriseerd zijn binnengekomen en vervolgens een status
hebben gekregen met deze verordening alsnog op het grondgebied gescreend zouden worden?
Antwoord
Als een vreemdeling niet blijkt te zijn gescreend aan de buitengrens, dan is het van
belang dat die controle alsnog plaatsvindt. De vreemdeling is al ingereisd in het
grondgebied van de lidstaten, en een fictie van non entry zoals die aan de buitengrens kan worden gehanteerd, is daarmee niet aan de orde.
Het voorstel van de Raad en de Commissie is dat de lidstaten binnen de juridische
mogelijkheden van het nationale recht maatregelen nemen om te borgen dat de vreemdeling
beschikbaar is voor het proces. Dat kan op een regulier asielzoekerscentrum worden
vormgegeven met bijvoorbeeld een gebiedsgebod en een meldplicht, maar kan ook – in
het individuele geval – indringender maatregelen meebrengen tot vrijheidsontneming
indien de vreemdeling in het toezicht is aangetroffen.
Welke criteria worden gebruikt om mensen te identificeren die derdelanders zonder
indicaties van geautoriseerde binnenkomst zouden zijn? Klopt het dat er geen enkele
waarborg is opgenomen over de manier waarop deze derdelanders gevonden zouden worden?
Erkent de Staatssecretaris dat door het ontbreken van deze waarborgen het risico op
etnisch profileren op de loer ligt bij het identificeren van deze groep derdelanders
en, zo ja, wat wordt er concreet gedaan om dit risico te voorkomen? Op welke wijze
wordt toezicht gehouden op dit deel van het screeningsproces? Is er bijvoorbeeld een
vorm van evaluatie?
Antwoord
Bij implementatie blijft de wijze waarop toezicht binnen het grondgebied van de lidstaten
wordt uitgevoerd ongewijzigd, en zullen dus ook bestaande waarborgen om bijvoorbeeld
etnisch profileren te voorkomen onverkort gelden. Zie ook het antwoord op de vorige
vraag.
Indien een asielzoeker doorreist naar Nederland, hier zijn asielverzoek indient en
er vervolgens wordt beoordeeld dat een grensland verantwoordelijk is voor de asielprocedure,
wat is in deze situatie de status van het recht op opvang gedurende de termijn waarin
een terugnameverzoek wordt gedaan en de feitelijke overdracht nog niet heeft plaatsgevonden?
Antwoord
De verzoeker heeft vanaf het moment waarop hij of zij in kennis is gesteld van een
besluit om hem of haar over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat, in de overdragende
lidstaat geen recht op de opvangvoorzieningen meer, zoals vermeld in de artikelen 15,
16 en 17 van de herziene Opvangrichtlijn. Wel dient de overdragende lidstaat een levenstandaard
te waarborgen die in overeenstemming is met het Unierecht. Bijkomende voorwaarde is
dat de migrant reeds over het onthouden van de voornoemde voorzieningen is geïnformeerd
gedurende diens screeningsprocedure.
Wat gebeurt er als een rechter (net als nu) oordeelt dat een land als Griekenland
niet voldoet aan de normen c.q. sprake is van schendingen, waardoor een overdracht
niet mag?
Antwoord
Als een rechter de overdracht aan de primair verantwoordelijke lidstaat niet toestaat
kan de overdracht niet plaatsvinden. De lidstaat waar de asielzoeker zich ophoudt
moet dan bezien of er op basis van de criteria een andere lidstaat als verantwoordelijke
lidstaat kan worden aangewezen, en zo niet dan wordt deze zelf verantwoordelijk voor
de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het mensenrechtenmonitoringsmechanisme,
dat verplicht is tijdens de screening, bij de grenssurveillance niet van toepassing
is. Als gevolg hiervan kan mensenrechtennaleving alleen gemonitord worden tijdens
de screeningsprocedure zelf, terwijl het juist de pushbacks en andere mensenrechtenschendingen
aan de buitengrenzen zijn die maken dat derdelanders de screeningsprocedure niet altijd
kunnen bereiken. Hoe wordt met deze beperkte reikwijdte de naleving van het recht
op asiel en het principe van non-refoulement gewaarborgd? Welke maatregelen worden
ondernomen om de borging van de fundamentele rechten gedurende de grenssurveillance
te monitoren en zijn die voldoende volgens de Staatssecretaris?
Antwoord
De wetgeving waaruit het Asiel- en Migratiepact bestaat ziet niet op buitengrensbeheer,
in de zin dat het geen regels betreft over grenssurveillance of het verlenen van toegang
tot het Schengengebied. Regels hieromtrent zijn vastgelegd in andere regelgeving,
zoals de Schengengrenscode en de Europese Grens- en Kustwachtverordening (Frontex-verordening).
Monitoring van buitengrensbeheer en -surveillance is daarom geen onderdeel van het
Pact, specifiek de Screeningsverordening. Het kabinet zet zich er – los daarvan –
wel voor in dat lidstaten onafhankelijke monitoringsmechanismen opzetten om buitengrensbeheer
te monitoren en incidenten te onderzoeken. Zo wordt dit in bilaterale gesprekken door
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgebracht. Diverse lidstaten hebben
reeds zo’n mechanisme opgezet.
Asielprocedureverordening
In de verplichte grensprocedure worden asielverzoeken behandeld van aanvragers uit
landen met een gemiddeld EU inwilligingspercentage van minder dan 20 procent, mensen
die een «veiligheidsrisico» zijn én mensen die geen geldige documenten hebben verstrekt.
Voor wat betreft deze laatste categorie is het de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
onduidelijk welke personen hier allemaal onder vallen. Zo lezen deze leden dat het
moet gaan om het «misleiden van autoriteiten» en alleen een «vermoeden» daartoe is
al voldoende. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze categorie er concreet uit
komt te zien? Wat zijn de criteria voor misleiding en voor veiligheidsrisico? Zijn
die Europees of nationaal gedefinieerd? Welke maatregelen zorgen ervoor dat deze brede
toepassing niet de facto leidt tot wijdverbreide detentie aan de buitengrenzen?
Antwoord
Voor beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van gelijkluidende
de vragen van de PVV-fractie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat met deze verordening sprake
is van een uitbreiding van de reikwijdte op het gebied van terugkeer, waarbij veel
asielzoekers al kunnen worden teruggestuurd naar een derde land nog voordat hun beroep
in eerste instantie is gehoord. Is dit niet in strijd met jurisprudentie van het Hof
van Justitie van de Europese Unie, zoals in de zaak Gnandi tegen de Belgische Staat1? Graag ontvangen voornoemde leden een toelichting op dit punt.
Antwoord
De aanname dat veel asielzoekers zouden kunnen worden teruggestuurd voordat een beroep
in een eerste asielprocedure door een rechter is behandeld wordt niet herkend. De
vreemdeling die een beschermingsverzoek indient, kan indien er sprake is van een niet
onaannemelijke claim dat er een risico is op schending van het beginsel van non refoulement,
alleen worden teruggestuurd nadat hij het oordeel heeft kunnen vragen van ten minste
een eerste onafhankelijke rechterlijke instantie. Dit uitgangspunt volgt niet alleen
uit de hof jurisprudentie in de aangehaalde zaak Gnandi, maar ook uit vaste jurisprudentie
van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Indien een vreemdeling naar
een ander land dan zijn land van herkomst wordt gebracht, beperkt dat oordeel zich
uiteraard tot het risico dat direct of indirect bij de terugkeer naar dat land wordt
gelopen.
In de Opvangrichtlijn staat helder omschreven dat detentie een «last resort» is voor
een kind dat in de EU bescherming aanvraagt. De nieuwe Asielprocedureverordening verwijst
naar de Opvangrichtlijn voor wat betreft opvangomstandigheden, waaronder waarborgen/beperkingen
ten aanzien van detentie. Wat betekent dit voor grensprocedures van (gezinnen met)
kinderen in de Nederlandse context van grensdetentie?
Antwoord
Gezinnen met kinderen vallen onder de reikwijdte van de grensprocedure. Voor alleenstaande
minderjarige vreemdelingen is dat alleen onder bepaalde (uitzonderlijke) omstandigheden
het geval.
Personen in de grensprocedure verblijven op een locatie in de buurt van de buitengrens.
Zij hebben juridisch geen toegang tot het grondgebied, waardoor er een beperking van
de bewegingsvrijheid is. In Nederland zal het vaak om detentie gaan, maar in andere
lidstaten kunnen ook andere locaties worden gebruikt zonder dat er feitelijk of juridisch
toegang tot het grondgebied wordt verkregen. Bij de implementatie van de nieuwe wetgeving
in Nederland van deze regelgeving zal uiteraard rekening moeten worden gehouden met
de voorwaarden van de Opvangrichtlijn en een juiste uitvoering van de grensprocedure.
Asiel- en Migratiebeheerverordening
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de Asiel- en Migratiebeheerverordening.
Hoe duidt het kabinet «solidariteit» nu de grenslanden formeel hoofdverantwoordelijk
blijven voor de opvang en procedures van asielzoekers in de EU en de Dublinregels
zijn gekopieerd in de Asiel- en Migratiebeheerverordening? Het herverdelen van 30.000
asielzoekers in de hele EU (1.500 voor Nederland) is zo laag dat dit moeilijk als
solidariteit kan worden geduid, nog los van het feit dat dit kan worden afgekocht,
aldus de aan het woord zijnde leden. Ziet Nederland relocatie als primaire solidariteitsbijdrage?
Hoe groot acht de Staatssecretaris de kans is dat het nieuwe solidariteitsmechanisme,
dat nog altijd uitgaat van vrijwillige in plaats van verplichte herplaatsing, een
wezenlijk verschil zal maken ten opzichte van het huidige vrijwillige solidariteitsmechanisme?
Hoe uitvoerbaar acht de Staatssecretaris het nieuwe solidariteitsmechanisme, gelet
op de aanzienlijke rol die bij de EC wordt gelegd en gelet op de flexibiliteit en
complexiteit van het mechanisme?
Antwoord
Het in de vraag genoemde aantal van 30.000 betreft het minimumaantal. De Commissie
heeft de mogelijkheid om jaarlijks, aan de hand van de feitelijke situatie, een hoger
aantal te indiceren. Op de nationale keuze tussen de verschillende solidariteitsvarianten
(herplaatsing, financiële bijdrage, operationele ondersteuning) kan het huidige kabinet
niet vooruitlopen. Dit zal jaarlijks een nationale weging zijn, waarbij ook gekeken
moet worden naar de nationale situatie. Wel is het zo dat als de totale bijdrage van
alle lidstaten de drempel van een minimumaantal herplaatsingen niet haalt, de lidstaat
die recht heeft op solidariteit vanuit die andere landen tijdelijk geen Dublinterugkeer
hoeft te accepteren. Hoewel het stelsel complex is opgezet, acht de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid het wel uitvoerbaar, mede gelet op de ervaringen die in
de afgelopen jaren door lidstaten zijn opgedaan met het herplaatsen van asielzoekers
en het bieden van andere vormen van solidariteit.
Voornoemde leden constateren tevens dat ten opzichte van de te vervangen Dublinverordening
er langere verantwoordelijkheidstermijnen komen. Dat betekent dat het land van eerste
binnenkomst langer verantwoordelijk blijft voor de behandeling van een asielaanvraag
dan nu het geval is. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de oude termijnen en wat
de nieuwe termijnen zijn? De Staatssecretaris stelt in zijn brief over het akkoord
dat het onduidelijk is wat er precies is afgesproken over beroepsmogelijkheden. Is
hier inmiddels wel duidelijkheid over?
Antwoord
Voor een beantwoording van de deelvraag over de termijnen, wordt verwezen naar het
antwoord op een gelijke vraag van de leden van de PVV-fractie. De reikwijdte van het
rechtsmiddel beroep beperkt zich tot de vraag of (i) de overdracht aan de verantwoordelijke
lidstaat in strijd is met artikel 4 Handvest/artikel 3 EVRM, (ii) of er na uitvaardiging
van het overdrachtsbesluit omstandigheden zijn die bepalend zijn voor de correcte
toepassing van de verordening, en (iii) inbreuk is gemaakt op eén der gezin-/familiegerelateerde
bepalingen (artikelen 15 tot en met 18 en artikel 24) in het geval van (op grond van
artikel 26, lid 1, punt a) overgenomen personen.
Tenslotte stelt het kabinet te betreuren dat de prikkel blijft bestaan om kinderen
alleen vooruit te sturen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel migranten jaarlijks
naar Nederland nareizen op basis van vooruitgestuurde minderjarige kinderen?
Antwoord
Verwezen wordt naar het antwoord op een gelijke vraag van de leden van de PVV-fractie.
Crisisverordening
De crisisverordening voorziet in een afwijkend juridisch kader om situaties van crisis
en overmacht het hoofd te kunnen bieden. Kan de Staatssecretaris aangeven welke definitie
wordt gehanteerd voor «overmacht»? Kan de Staatssecretaris inzage geven in hoe mensenrechten
gewaarborgd zullen worden in «in tijden van crisis» en wie deze monitoring zal uitvoeren?
Hoe is de parlementaire controle geregeld op de activatie van de crisisverordening
en verlenging van de noodmaatregelen? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dit keuzemenu
aan afwijkingen van bestaande procedurele rechten en standaarden in het licht van
het doel van harmonisatie van het Europese asielbeleid?
Antwoord
De definitie van overmacht zoals deze wordt gehanteerd in het gevonden akkoord is
«een situatie van abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die buiten de macht van
de lidstaat liggen en waarvan de gevolgen ondanks alle betrachte zorgvuldigheid niet
hadden kunnen worden vermeden en waardoor de lidstaat wordt verhinderd om de verplichtingen
uit hoofde van het recht van de Unie na te komen». In de preambulen (recitals) van
de Raadspositie was als verdere invulling van deze definitie opgenomen dat bij een
situatie van overmacht onder andere gedacht kan worden aan pandemieën of natuurrampen
met de hierboven genoemde elementen en gevolgen genoemd. De definitieve voorstellen
voor de preambulen zijn echter nog niet met de lidstaten gedeeld. Zoals aangegeven
in het BNC-fiche over het Voorstel voor een Verordening betreffende de aanpak van
instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel2 is het kabinet van oordeel dat het van belang is dat de lidstaten de mogelijkheid
geboden wordt de asielverzoeken versneld maar zorgvuldig af te doen en daarbij ongewilde
secundaire migratie te voorkomen. Zoals gesteld staat voor het kabinet voorop dat
de betrokken lidstaten het recht op asiel en respect voor het principe van non-refoulement
zoals verankerd in het Vluchtelingenverdrag dienen na te leven. Het kabinet kon zich
daarom vinden in het voorstel van de Commissie. In het verslag van de JBZ-Raad van
28 september 20233 heeft het kabinet u aangegeven dat het eveneens kon instemmen met de Raadspositie
inzake de Crisisverordening.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat de crisisverordening ook van
toepassing zal zijn voor situaties van «instrumentalisering» van migranten en asielzoekers,
wat een reden tot grote zorgen is voor het naleven van mensenrechten, waaronder het
recht op asiel in Europa. Deze leden stellen dat het probleem van instrumentalisering
geopolitiek van aard is en een diplomatieke oplossing verreist, in plaatst van een
ondermijning van Europees asielacquis. Is de Staatssecretaris bekend met de plaatsvervangende
impact assessment uitgevoerd op verzoek van het EP4 en de vernietigende conclusies daarin over de Instrumentaliseringsverordening waarop
deze artikelen in de Crisisverordening zijn gebaseerd? Zo ja, wat vindt de Staatssecretaris
van de daarin opgenomen conclusie dat het afwijken van Europese asielstandaarden in
situaties van instrumentalisering ongerechtvaardigd en ineffectief is? Bovendien hanteert
de verordening een brede definitie van instrumentalisering, waarmee het lidstaten
erg makkelijk gemaakt wordt om het toe te passen op veel situaties om zo van bestaand
EU-asielrecht af te wijken. Zo kunnen ook handelingen van «non-state actors» mogelijk
onder instrumentalisering vallen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke definitie
gehanteerd wordt voor de term «non-state actors»? Kan de term ook gebruikt worden
door lidstaten als verwijzing naar niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die humanitaire
hulp verstrekken? Zo ja, erkent de Staatssecretaris dat hiermee het risico op het
belemmeren en mogelijk het verder criminaliseren van het werk van ngo’s wordt vergroot?
Antwoord
Het kabinet is het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat het probleem
van instrumentalisering vooral van geopolitieke aard is. In het voorstel gaat het
om doelbewuste pogingen om de Unie of een lidstaat te destabiliseren. Zoals aangegeven
in het BNC-fiche over het Voorstel voor een Verordening betreffende de aanpak van
instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel5
vindt het kabinet het van belang dat
lidstaten worden ondersteund indien zij worden geconfronteerd met een complexe situatie
waarin migratie wordt geïnstrumentaliseerd en dat de Unie daarvoor via de gewone wetgevingsprocedure
een algemeen geldend kader schept dat kan worden ingeroepen. Naar het oordeel van
het kabinet is de procedure met voldoende waarborgen omgeven. Het kabinet kan zich
daarom niet vinden in de conclusies van het plaatsvervangende impact assessment.
Ten aanzien van non-state actors is in het politiek akkoord opgenomen dat situaties
waarin niet-overheidsactoren betrokken zijn alleen mogen worden beschouwd als instrumentalisering
van migranten wanneer er het doel is om de Unie of een lidstaat te destabiliseren.
Daarnaast moet het gaan om «vijandige» non-state actors. In de Raadspositie is eerder
aanvullend in de preambulen (recitals) opgenomen dat humanitaire hulpoperaties niet
mogen worden beschouwd als instrumentalisering van migranten wanneer zij niet bedoeld
zijn om de Unie of een lidstaat te destabiliseren. Hoe deze preambulen in het akkoord
zijn geland is echter nog niet met de lidstaten gedeeld.
Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad 4 en 5 december
2023 (Asiel en migratie)
Tenslotte hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie enkele nadere vragen naar
aanleiding van het verslag van het schriftelijk overleg inzake de geannoteerde agenda
JBZ-Raad 4 en 5 december 2023.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen in de beantwoording van de Staatssecretaris
dat de EC de jaarlijkse landenrapportage over Servië onder andere concludeerde dat
de wetgeving op het gebied van asiel grotendeels in lijn is met het EU-acquis. Deze
leden vragen hoe dit antwoord zich verhoudt tot het AIDA report van de European Council
on Refugees and Exiles over Servië.6 Een essentieel onderdeel van de integratie van mensen op de vlucht is de mogelijkheid
om legaal te reizen naar andere landen door middel van reisdocumenten of een zogenaamd
vluchtelingenpaspoort. In Servië staat deze wetgeving momenteel stil.7 Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit gegeven in lijn is met het EU-acquis? Ook
wordt in het rapport aangegeven dat maar een handvol personen in 2022 een verblijfsvergunning
op basis van asiel heeft gekregen in Servië. Erkent de Staatssecretaris dat dit lage
aantal kan wijzen op obstakels qua toegang van de asielprocedure in Servië?
Antwoord
De wetgeving van de Servië op het gebied van asiel en migratie is grotendeels maar
nog niet volledige in lijn met het EU-acquis. De Europese Commissie concludeert in
de jaarlijkse landenrapportage over Servië dat wetgeving nog verder in lijn gebracht
moet worden op het gebied van: opvang, bezwaarprocedures, rechtsbijstand, rechten
en plichten voor personen die internationale bescherming genieten en de veilig derde
land procedure. Daarnaast is het ook van belang dat niet alleen het wettelijk kader
in lijn is maar dat dit ook als zodanig wordt uitgevoerd. Ook hier is het kabinet
het eens met de Europese Commissie dat Servië stappen moet maken om snelle en eerlijke
asielprocedures te garanderen, het verhogen van inwilligingspercentages is hier een
onderdeel van. Het kabinet blijft hier ook aandacht voor vragen bij de Europese Commissie,
alsook bilateraal met Servië.
De Staatssecretaris stelt dat binnen de programmering van het EU Facility for Refugees
in Turkey (FRIT) aandacht is voor de meest kwetsbare vluchtelingen. Zo prioriteert
het Emergency Social Safety Net (ESSN) de verschaffing van cash assistance aan kwetsbare
vluchtelingen. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze de continuering van
financiering binnen het ESSN programma wordt aangepast aan de hoge inflatie in Turkije?
De afgelopen jaren werd binnen het ESSN-programma de hoogte van de cash assistance
aangepast aan een «Minimum Expenditure Basket» waarbinnen inflatie één van de belangrijkste
parameters is.
Deze leden constateren dat de Staatssecretaris in het voorafgaand schriftelijk overleg
nauwelijks ingaat op de aanbevelingen die zijn gedaan in het rapport «Turkey: Hundreds
of Refugees Deported to Syria» van Human Rights Watch. Kan de Staatssecretaris nader
en concreet toelichten op welke wijze Nederland pleit en zorgt voor de implementatie
van deze aanbevelingen? Hoe monitort Nederland Europese voortgang hierop?
Het kabinet heeft kennisgenomen van het rapport van Human Rights Watch en de daarin opgenomen aanbevelingen. Op basis van Turkse wetgeving wordt Syrische
vluchtelingen, maar ook vluchtelingen uit andere herkomstlanden, internationale bescherming
geboden en hebben zij rechten die grotendeels in lijn zijn met het VN Vluchtelingenverdrag,
inclusief opvang, gezondheidszorg en onderwijs. Ook is Turkije gehouden aan het principe
van non-refoulement, zowel op basis van het Vluchtelingenverdrag als de eigen wetgeving.
Het kabinet is van mening dat terugkeer van Syriërs vanuit Turkije alleen op basis
van de door UNHCR gestelde voorwaarden kan plaatsvinden: veilig, vrijwillig en waardig.
Het kabinet onderstreept dit ook steeds in gesprekken met de Turkse autoriteiten.
NL blijft de ontwikkelingen in Turkije rondom berichten van gedwongen terugkeer nauwlettend
volgen, en bespreekt deze eveneens met de Turkse autoriteiten. Aanbevelingen van Human
Rights Watch zijn gericht aan de Turkse autoriteiten en de Europese Commissie.
Tot slot hebben de aan het woord zijnde leden enkele vragen over Tunesië. Kan de Staatssecretaris
delen wanneer de Associatieraad met Tunesië gepland zal worden? Kan de Staatssecretaris
toelichting geven op het recente bericht van de EC wat betreft het overmaken van een
bedrag van 150 miljoen euro naar de Tunesische overheid binnen het kader van het memorandum
van overeenstemming (MoU)?8
Antwoord
Het kabinet heeft van de Commissie vernomen dat het niet haalbaar is gebleken om de
Associatieraad met Tunesië voor het einde van 2023 plaats te laten vinden. Inzet van
de Commissie is om de Associatieraad in de eerste helft van 2024 plaats te laten vinden.
Het kabinet roept de Commissie op om dit zo snel mogelijk te realiseren.
Tunesië en de EU hebben op 20 december jl. aangekondigd een akkoord te hebben bereikt
over de vormgeving en voorwaarden van een programma van 150 miljoen euro begrotingssteun.
De financiering wordt niet getrancheerd en zal in zijn geheel beschikbaar worden gesteld
aan Tunesië in het eerste kwartaal van 2024.9 Ten aanzien van de uitkering van de steun zijn naast de algemene voorwaarden voor
EU-begrotingssteun enkele specifieke voorwaarden geformuleerd, waaronder publicatie
van de Tunesische begrotingsstaat voor 2024, implementatie van het actieplan voor
hervormingen van publieke financiën door de Tunesische ministerraad, en het voeren
van een dialoog over het macro-economische beleid van Tunesië.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 25 en 26 januari 2024
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele JBZ-Raad van 25 en 26 januari 2024.
De leden van de VVD-fractie realiseren zich dat er nog een besluit genomen moet worden
over de eventuele opheffing van personencontroles aan de landgrenzen met Bulgarije
en Roemenië. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hierover een besluit wordt verwacht?
Waarvan is deze timing afhankelijk? Worden hierin ook ontwikkelingen rondom reguliere
migratie meegewogen? Kan de Staatssecretaris nader toelichten welke aanvullende maatregelen
de komende tijd door Bulgarije en Roemenië worden genomen om de buitengrensbewaking
verder te versterken (zoals afgesproken in de gezamenlijke verklaring met Oostenrijk)?
Antwoord
Voor beantwoording op de vraag over de timing van besluitvorming verwijst het kabinet
graag naar het antwoord op de gelijkluidende vraag van de leden van de PVV-fractie.
De lidstaten Oostenrijk, Roemenië en Bulgarije hebben een gezamenlijke verklaring
afgelegd waarin zij zich committeren aan het voortzetten van de inzet om irreguliere
migratie tegen te gaan, inclusief aanvullende maatregelen om het buitengrensbeheer
door Bulgarije en Roemenië verder te versterken de komende tijd. Dit betreft op het
vlak van buitengrensbeheer onder andere het verdriedubbelen van de Frontex-aanwezigheid
op de Servisch-Bulgaarse grens, substantiële financiële steun van de Commissie voor
het verder verstevigen van buitengrensbeheer (zoals voertuigen, surveillancesystemen,
drones), en het verlengen van de eerder ingestelde pilots aan de (Bulgaars-Turkse
en Roemeens-Servische) buitengrenzen. Ook committeerden Roemenië en Bulgarije zich
aan het verstevigen van controles op de landsgrens tussen Roemenië en Bulgarije, evenals
op de grens tussen Roemenië en Hongarije. Ook zegden Roemenië en Bulgarije toe de
Dublin-verordening volledig te implementeren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten twee jaar de tijd krijgen om de herziening
van de GVVA-richtlijn te implementeren. Kan de Staatssecretaris toelichten welke obstakels
verwacht worden bij de implementatie van de herziende richtlijn, zowel voor Nederland
als voor andere lidstaten? Kan de Staatssecretaris toelichten welke voorbereidingen
Nederland neemt op het implementeren van de richtlijn?
Antwoord
De uitkomst van de onderhandelingen over de GVVA-richtlijn is zodanig dat deze past
binnen het huidige Nederlandse beleid, op één onderdeel na. Dat betreft de beslistermijn
voor een GVVA-aanvraag wanneer een arbeidsmigrant al in Nederland is en van werkgever
verandert. In plaats van de huidige beslistermijn van 90 dagen gaat voor bovengenoemde
specifieke situatie een beslistermijn gelden van 45 dagen met 15 extra dagen wanneer
het gaat om een complexe aanvraag. De arbeidsmarkttoets bij een wijziging van werkgever
blijft in stand. Dit betreft een redelijk eenvoudige wijziging in de regelgeving.
De termijn voor de implementatie is twee jaar na publicatie van de wijziging van de
richtlijn Na publicatie van de richtlijn zullen de betrokken departementen met elkaar
een implementatieplan opstellen.
Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verordeningen van het asiel- en migratiepact
zich in een afrondende fase bevinden. Kan de Staatssecretaris reeds toelichten hoe
het tijdspad eruit gaat zien (na instemming van de definitieve wetsteksten) voor de
implementatie van de diverse verordeningen? Wordt hierover tussen de lidstaten één
gezamenlijk tijdspad met diverse tussenstappen opgesteld en overeengekomen, of is
dit aan de lidstaten zelf? Ziet Nederland hierin voor zichzelf een aanjagersrol, om
ervoor te zorgen dat lidstaten zich houden aan de tijdslijnen en het pact zo snel
mogelijk wordt geïmplementeerd?
Antwoord
De wetgevende voorstellen van het Asiel- en Migratiepact treden in werking op de twintigste
dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Vervolgens
hebben de lidstaten twee jaar de tijd om deze nieuwe EU-wetgeving om te zetten in
hun nationale wetgeving- en praktijk. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor iedere
individuele lidstaat, maar is er ook een taak toebedeeld aan de Europese Commissie.
Zo is bijvoorbeeld in de Raadspositie van de APR opgenomen dat drie maanden na de
inwerkingtreding van deze verordening de Commissie, in nauwe samenwerking met de betrokken
agentschappen van de Unie en de lidstaten, een gemeenschappelijk uitvoeringsplan indient
om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende voorbereid zijn om deze verordening
uiterlijk op de datum van toepassing uit te voeren. Een bepaling over een gemeenschappelijk
implementatieplan is evenzo opgenomen in de AMMR. Het kabinet heeft zich daar tijdens
de onderhandelingen actief voor ingezet. Het ziet voor zichzelf inderdaad een rol
om correcte en volledige implementatie, gesteund door de EU-agentschappen en met behulp
van Europese financiering, aan te jagen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten welke maatregelen
op Europees niveau worden genomen om grip om migratie te krijgen in de periode tussen
nu en het moment dat het pact volledig is geïmplementeerd.
Antwoord
Het kabinet is al geruime tijd van mening dat naast nieuwe wetgeving er ook andere
korte-termijn maatregelen genomen moeten worden om grip op migratie te vergroten.
Het kabinet heeft daarom vorig jaar de discussie over migratie en asiel op het hoogste
niveau, namelijk dat van de Europese regeringsleiders, een impuls gegeven.10 Juist in aanvulling op het asiel- en migratiepact dienden op korte termijn acties
worden ondernomen. Het kabinet blijft via diverse niveaus pleiten voor de implementatie
van de Conclusies van de Europese Raad, en indien nodig ook de intensivering van de
maatregelen. Commissievoorzitter Von der Leyen rapporteert doorlopend over de uitvoering
over deze maatregelen. Inmiddels is op meerdere vlakken reeds resultaat behaald. Zo
hebben Bulgarije en Roemenië via pilots stappen gezet op hun grensbeheer, door versnelde
asielprocedures op te zetten en hun opvang- en terugkeercapaciteit te versterken.
Ze worden daarbij geassisteerd door de Europese Commissie en de EU-agentschappen Frontex
en het Europees Asielagentschap (EUAA). Daarnaast zet de Commissie stappen om tot
betere monitoring van visumvrije regimes te komen en de gronden waarop visumvrijstelling
kan worden opgeschort te verbreden.
Een essentieel element betreft de samenwerking met landen langs belangrijke migratieroutes.
Het kabinet blijft inzetten op het ontwikkelen van partnerschappen om irreguliere
migratie tegen te gaan, terugkeer te bevorderen en migranten te beschermen, en doet
dat zowel bilateraal als in Europees verband en op basis van een integrale aanpak
– gebruikmakend van alle instrumenten die tot de beschikking staan. De afspraken die
de Europese Commissie maakte met Tunesië, zijn hier een voorbeeld van. Het komend
jaar zal een nieuwe Europese Commissie aantreden, dat naar verwachting deze aanpak
zal voortzetten, maar ook eigen accenten zal willen leggen.
De leden van de VVD-fractie denken dat ook gesproken zal worden over de Richtlijn
Tijdelijke Bescherming voor Oekraïners. Deze leden kunnen zich voorstellen dat deze
richtlijn ook na 4 maart 2025 wordt verlengd. Welke concrete alternatieven liggen
op tafel? Hoe apprecieert de Staatssecretaris deze alternatieven?
Antwoord
Op dit moment heeft de Europese Commissie nog geen concrete voorstellen ingediend
voor verblijf van ontheemden uit Oekraïne voor de periode na 4 maart 2025. Tijdens
de informele JBZ-Raad in juli 2023 heeft de Europese Commissie benoemd dat zij een
juridische mogelijkheid ziet om de Richtlijn Tijdelijk Bescherming ook na 4 maart
2025 te blijven gebruiken. Hiertoe, of voor mogelijke alternatieven, heeft de Europese
Commissie nog geen concreet voorstel gedaan, maar is de verwachting dat de komende
periode in de JBZ Raad gesproken wordt over de nadere uitwerking hiervan.
In de Kamerbrief van 7 juli 2023 is aangegeven dat de voorkeur van het kabinet uitgaat
naar Europese oplossingen om grote verschillen tussen Lidstaten te voorkomen. Naast
de vormgeving van Europese afspraken over mogelijk verblijf na 4 maart 2025, werkt
het kabinet ook aan strategische beleidskeuzes voor verblijf en terugkeer in geval
Europese besluitvorming zou uitblijven.
Tot slot vinden de leden van de VVD-fractie het onbegrijpelijk dat de externe dimensie
van migratiebeleid niet prominent op de agenda staat. Welke recente inspanningen heeft
de Europese Commissie (EC) verricht om meer migratieafspraken te maken met herkomst-
en doorreislanden. Vindt de Staatssecretaris deze inspanningen van de EC voldoende?
Zo nee, gaat hij dit aankaarten tijdens de JBZ-Raad? Welke concrete voortgang verwacht
de Staatssecretaris de komende maanden in de migratieafspraken tussen de EC en herkomst-
en doorreislanden? Is de Staatssecretaris bereid om met gelijkgezinde landen een kopgroep
te smeden en het voortouw te nemen in het maken van migratieafspraken (mogelijk niet
namens de gehele EU, maar namens de betrokken EU-lidstaten)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet is het eens met de leden van de VVD dat de externe dimensie van migratie
van belang is om irreguliere migratie richting Europa te beperken. Sinds de Europese
Raad van februari jl. heeft migratie consequent op de agenda van de Europese Raad
gestaan en heeft Commissievoorzitter Von der Leyen steeds brieven aan de Raad gestuurd
waarin zij rapporteert over de voortgang t.a.v. de implementatie van de Raadsconclusies,
waaronder die op de externe dimensie. In haar laatste brief schrijft zij bijvoorbeeld
dat de Commissie voortgaat met haar voornemen om brede, ambitieuze partnerschappen
te ontwikkelen, o.a. over migratiesamenwerking. Zo wordt het MoU met Tunesië momenteel
uitgewerkt en werkt de Commissie aan een breed strategisch partnerschap met Egypte.
Daar is migratiesamenwerking ook onderdeel van. De Commissie verleent verder ondersteuning
aan landen in Noord-Afrika op het gebied van bescherming, SAR, grensmanagement en
anti-smokkelinzet, evenals terugkeer en herintegratie vanuit deze landen. Ook heeft
de Vice-President van de Commissie, dhr. Schinas, het afgelopen jaar bezoeken gebracht
aan enkele landen in West-Afrika om daar te spreken over visumbeleid, om irreguliere
bewegingen te verminderen. De Commissie continueert haar inzet op de Westelijke Balkan
en de migratiedialoog met Turkije.
Het kabinet verwelkomt de inzet van de Commissie op de externe dimensie, en zal zich
blijven inspannen om deze inzet op ambitieus niveau te continueren. Daarin trekt het
op met gelijkgezinde Lidstaten. Wanneer dit voor de hand ligt behoort een gezamenlijke
inzet met gelijkgestemde landen, zeker ook tot de mogelijkheden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het bereikte akkoord op het migratiepact.
Hoewel zij nog vraagtekens hebben bij de uitvoering van verschillende onderdelen,
staan zij in principe positief tegenover deze stap richting een hernieuwd Europees
asielbeleid. Deze leden betreuren wel dat het migratiepact slechts over asielmigratie
gaat en roepen het kabinet op om – ook in Europees verband – blijvend te spreken over
een breed migratiebeleid waar álle vormen van migratie betrokken zijn. Het is bijvoorbeeld
bekend dat afspraken over studie- en arbeidsmigratie kunnen bijdragen aan het beperken
van irreguliere migratie.
Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat het aantal te realiseren plekken
zowel voor de grensprocedure van kansarme asielzoekers als voor de herverdeling van
kansrijke asielzoekers is gesteld op 30.000. Het zal de Staatssecretaris bekend zijn
dat dit te weinig plekken zijn om alle asielzoekers fatsoenlijk op te vangen, dus
vragen voornoemde leden hoe de Staatssecretaris de uitwerking hiervan voorziet. Daarnaast
vragen zij of de Staatssecretaris voornemens is dit punt in te brengen bij de JBZ-Raad
en daarbij te pleiten dat plekken voor kansarme en kansrijke asielzoekers gelijk met
elkaar moeten blijven lopen, om te voorkomen dat we opnieuw in de situatie komen waarin
grenslanden alle lasten dragen.
Antwoord
Lidstaten dienen asielzoekers opvang te bieden conform de in de Opvangrichtlijn genoemde
materiële voorzieningen. De in de vraag genoemde aantallen staan hier los van. Die
aantallen zien enkel op de onder de Asielprocedureverordening afgesproken capaciteit
op het niveau van de Unie voor de uitvoering van de grensprocedures, en de onder de
AMMR afgesproken minimumaantal herplaatsingen. Aan de hand van de feitelijke situatie
kan de Commissie jaarlijks een hoger aantal herplaatsingen indiceren.
De leden van de D66-fractie hebben verder eerder hun zorgen geuit over de omstandigheden
in de gesloten opvang tijdens de grensprocedure. Zij vragen de Staatssecretaris welke
stappen hij reeds heeft ondernomen en nog zal ondernemen binnen de JBZ-Raad om te
zorgen dat deze opvang aan de juiste standaarden zal voldoen en op welke manier andere
lidstaten hieraan kunnen bijdragen.
Antwoord
In het akkoord op hoofdlijnen is een expliciete opdracht aan het Europese asielagentschap
opgenomen om de situatie te monitoren, en aan de Commissie om een publieke aanbeveling
te doen om met de grensprocedure te stoppen indien deze niet meer aan de voorwaarden
voldoet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact
De leden van de BBB-fractie zien het EU-migratiepact als een stap in de goede richting
en steunen een snelle implementatie hiervan. Wel vragen deze leden welke ruimte de
Staatssecretaris nog ziet om de afspraken aan te scherpen, specifiek als het gaat
om het maximaliseren van de instroom richting Europa. De staatscommissie demografische
ontwikkelingen is deze week in haar rapport duidelijk geweest over de noodzaak om
migratie te beperken. Is de Staatssecretaris van mening dat deze afspraken aan zo'n
doel kunnen bijdragen?
Antwoord
Op moment van schrijven vindt de technische en juridische uitwerking plaats van de
wetteksten op basis van de politieke akkoorden die het Voorzitterschap met het Europees
Parlement in december overeenkwamen. Het inhoudelijk aanscherpen van de afspraken
zou het bereikte politieke akkoord openbreken.
Het kabinet is verder van mening dat het politiek tussen Voorzitterschap en EP overeengekomen
asiel- en migratiepact kan leiden tot een beter functionerend Europees asielsysteem,
wat essentieel is voor meer grip op migratie en het tegengaan van secundaire migratiestromen
binnen de Unie.
Ook vragen de leden van de BBB-fractie wat de consequenties van het pact zullen zijn
op het verbindingscriterium. Verder zien zij graag snel een gedetailleerd overzicht
van de gemaakte afspraken tegemoet, om de controlerende functie naar behoren uit te
kunnen voeren.
Antwoord
Voor de beantwoording van deze vraag wordt in de eerste plaats verwezen naar de beantwoording
van de vragen van de PVV-fractie. Verder wordt er opgemerkt dat ondanks dat het kabinet
tijdens de onderhandelingen van het Asiel- en migratiepact heeft ingezet op een versoepeling
van de bepaling van het bandencriterium in de Asielprocedurerichtlijn, deze overeind
is gebleven in de nieuwe regeling. Wel wordt in de Asielprocedureverordening opgenomen
dat binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de Commissie
het begrip «veilig derde land» herziet en zij in voorkomend geval gerichte wijzigingen
voorstelt.
Ten aanzien van het Asiel- en Migratiepact is uw Kamer de afgelopen jaren middels
de geannoteerde agenda’s van de JBZ-Raden, de besprekingen in de algemene overleggen
JBZ-raad en de schriftelijke overleggen JBZ-Raad geïnformeerd. Uiteraard zal uw Kamer
ook geïnformeerd worden wanneer het formele akkoord ter besluitvorming in de Raad
voorligt.
Aangaande de verplichte grensprocedures voor veiligelanders, die gebaseerd zijn op
nationaliteiten met minder dan 20% inwilliging, vragen de leden van de BBB-fractie
of dit vereiste gaat om een Europees gemiddelde van inwilliging of van een specifiek
land.
Antwoord
Het gaat om een Europees gemiddelde.
Gezien het aantal plekken dat beschikbaar wordt gemaakt over de hele EU, namelijk
30.000, is er al zicht op hoeveel daarvan door Nederland beschikbaar moeten worden
gemaakt voor een grensprocedure? Hoe is de Staatssecretaris van plan deze plekken
te realiseren? Komen deze bovenop de taakstelling in de systematiek van de Spreidingswet,
indien deze wordt aangenomen? De leden van de BBB-fractie zijn tegenstander van het
voorstel om het EP een veto te geven over afspraken met derde landen, omdat dit in
hun ogen zo'n afspraak onnodig complex maakt.
Antwoord
De vraag hoeveel plekken Nederland beschikbaar moet hebben is nu nog niet te beantwoorden.
Indien de wetgevende voorstellen worden aangenomen, zal de Commissie door middel van
een uitvoeringshandeling een aantal vaststellen dat wordt geacht overeen te stemmen
met de toereikende capaciteit van elke lidstaat om de grensprocedures uit te voeren.
Gezien de geografische realiteit van Nederland is het moeilijk voorstelbaar dat de
grensprocedure anders dan door een vorm van vrijheidsontneming gestalte zal krijgen,
zoals ook nu het geval is. Dat betekent dat de benodigde plaatsen voor de grensprocedure
niet van invloed zijn op de capaciteit die het COA beschikbaar heeft. Indien de Spreidingswet
wordt aangenomen, zal deze hierop dan ook niet van toepassing zijn.
Het EP heeft geen formele besluitvormende rol in de totstandkoming van de Uitvoeringsbesluiten
op grond van de Crisisverordening. Het EP moet wel worden geïnformeerd zodra de Commissie
de situatie in een lidstaat gaat beoordelen.
De Dublinverordening wordt vervangen door een regeling die de verantwoordelijkheidstermijnen
uitbreidt. Dat steunen de aan het woord zijnde leden. Is de Staatssecretaris van mening
dat de afspraken (het terugsturen van asielzoekers die eerder elders in Europa asiel
hebben aangevraagd) nu wel nagekomen kunnen worden? Waarom wel of niet?
Antwoord
Het maken van betere afspraken is een belangrijke stap. Maar dan is vervolgens van
belang dat die afspraken ook door iedere lidstaat worden nagekomen. Een belangrijke
vernieuwing is de monitorende taak die het EU-asielagentschap heeft gekregen. Zodra
de wetgevende voorstellen van het Asiel- en migratiepact in werking treden, treden
ook in werking de bepalingen over de uit de monitoring volgende aanbevelingen en de
vervolgstappen ten aanzien van een lidstaat die onvoldoende opvolging geeft aan deze
aanbevelingen. Dit kan eraan bijdragen dat lidstaten de afspraken op juiste wijze
te implementeren en uit te voeren.
Daarnaast zet het kabinet zich er voor in om de komende periode Europese afspraken
te maken over implementatie van de overeengekomen wetsteksten.
De leden van de BBB-fractie steunen de crisisverordening zoals deze nu in de afspraken
is opgenomen. Geeft dit ruimte aan Nederland om ook een eigen asielnoodsituatie voor
te bereiden, in het geval dat deze zich voordoet? Voornoemde leden hebben geen behoefte
om het EP instemming te laten verlenen aan een crisissituatie die van nationale aard
is.
Antwoord
In de tekst van de verordening is gedefinieerd wanneer sprake is van een crisis of
overmacht. Mocht de Nederlandse regering van oordeel zijn dat in Nederland van een
dergelijke situatie sprake is, dan kan zij bij de Commissie een gemotiveerd verzoek
indienen waarin kan worden gevraagd om solidariteitsmaatregelen en/of toestemming
om af te wijken van bepaalde regels in de asiel- of terugkeerprocedure. Vervolgens
zal de Commissie beoordelen of sprake is van een crisis- of overmachtssituatie en
dit neerleggen in een besluit. Vervolgens zal de Raad een besluit nemen over de te
nemen maatregelen.
Het pact treedt op zijn vroegst in 2026 in werking. Wat wordt er in de tussentijd
op Europees niveau gedaan om migratie onder controle te houden? De Poolse premier
Tusk zei dat zijn land geen nieuwe asielzoekers zal opvangen vanwege het pact. Dit
is al langer de boodschap van Polen. Welke consequenties, opgelegd vanuit de EU, ervaart
Polen door deze opstelling?
Antwoord
Voor het antwoord op de eerste deelvraag verwijst het kabinet graag naar het antwoord
op een gelijkluidende vraag van de leden van de VVD-fractie.
Wanneer het asiel- en migratiepact formeel is aangenomen door de Raad en het parlement,
dienen de lidstaten de wetgeving te implementeren binnen de daarvoor gestelde termijnen.
Dat geldt ook voor Polen. Ook wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de
leden van de BBB-fractie over monitoring van Dublinwetgeving.
Wanneer een lidstaat verplichtingen onder het Unierecht niet nakomt, is het aan de
Commissie, als hoedster van de EU-verdragen, hierop vervolgstappen te ondernemen.
Op basis van Artikel 258 van het EU-werkingsverdrag kan de Commissie, indien zij van
oordeel is dat een lidstaat Europeesrechtelijke verplichtingen niet is nagekomen,
na een dialoogfase met de betreffende lidstaat de zaak aanhangig maken bij het Hof
van Justitie van de Europese Unie.
Onder de streep zijn de aan het woord zijnde leden van mening dat deze afspraken goede
stappen zetten in een Europese aanpak van asielproblematiek, maar geven de afspraken
nog niet voldoende middelen om de migratiestroom naar Europa te verminderen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact
De leden van de SP-fractie hebben de agenda voor de JBZ-Raad voor het onderdeel asiel
gelezen. Zij hebben hier nog een aantal vragen over
De leden van de SP-fractie constateren dat na het akkoord in de triloog over het migratiepact
nu ook een rol is weggelegd bij de lidstaten. Deze leden constateren ook dat deze
rol momenteel eigenlijk vrij beperkt is. Ook zien zij nog veel onduidelijkheden in
dit akkoord op het pact.
Een belangrijk onderdeel van dit pact is dat er richtgetallen zijn over de opvang
van het aantal asielzoekers. Wat is het richtgetal waar Nederland op moet rekenen?
Kan de Staatssecretaris hier een inschatting van geven? Kan de Staatssecretaris aangeven
of het de bedoeling is van de demissionaire kabinet om dit ook te gaan nastreven?
Betekent het ook dat er geld zal worden overgemaakt aan bepaalde landen als dit richtgetal
niet wordt gehaald? Hoe is dit in verhouding met het Dublinverdrag?
Antwoord
Anders dan de vraag lijkt te suggereren zijn richtgetallen over de opvang van het
aantal asielzoekers geen onderdeel van de wetgevende voorstellen van het Pact. Wel
zijn er aantallen genoemd die zien op het minimumaantal herplaatsingen vanuit lidstaten
die onder een disproportionele asieldruk staan. Verder wordt verwezen naar het antwoord
op gelijksoortige vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie.
Wat gebeurt er met migranten die op basis van inhoudelijke criteria de grensprocedure
in zouden moeten, maar zich in een lidstaat bevinden waar de capaciteit verbruikt
is? Gelet op de inhoudelijke criteria, hoeveel procent van de gemiddelde instroom
van de afgelopen vijf jaar zou dan de grensprocedure ingaan? Hoeveel procent is dat
van de kwantitatieve begrenzing van 120.000 procedures per jaar?
Antwoord
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vraag
van de PVV-fractie over hetzelfde onderwerp.
Ten opzichte van de te vervangen Dublinverordening komen er langere verantwoordelijkheidstermijnen.
Dat betekent dat een migrant die eerst in het ene land asiel aanvraagt en dan in het
andere, voor een langere periode kan worden teruggestuurd dan nu het geval is. Wat
waren de oude termijnen en wat zijn de nieuwe termijnen? Volgens de kabinetsbrief
is onduidelijk wat er precies is afgesproken over beroepsmogelijkheden. Is hier inmiddels
wel duidelijkheid over?
Antwoord
Verwezen wordt naar het antwoord op een gelijke vraag over de termijnen van de leden
van de PVV-fractie. Ook wordt verwezen naar het antwoord op een gelijke vraag over
beroep van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.
Hoe is de parlementaire controle geregeld op de activatie van de crisisverordening
en verlenging van de noodmaatregelen?
Antwoord
Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van de leden van de BBB-fractie
en de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, heeft het EP geen formele besluitvormende
rol in de totstandkoming van de Uitvoeringsbesluiten op grond van de Crisisverordening.
Het EP moet wel worden geïnformeerd zodra de Commissie de situatie in een lidstaat
gaat beoordelen.
Veel organisaties zoals Amnesty International, VluchtelingenWerk, Save the Children
en Oxfam zijn allemaal erg kritisch op het bereikte akkoord en zien het als een stap
terug waarbij de druk op landen als Italië en Griekenland evenmin groot blijft en
er meer situaties zullen ontstaan zoals Moria, vanwege strenge en langdurige grenscontroles.
Kan de Staatssecretaris op deze kritische reacties reflecteren? Deelt hij de zorgen
van deze organisaties? Landen langs de buitengrens van Europa kunnen de hoeveelheid
mensen momenteel niet aan. Dit zorgt voor overvolle vluchtelingenkampen, zoals het
Griekse kamp Moria, en illegale en gewelddadige push-backs. Heeft de Staatssecretaris
het idee dat dit pact hier überhaupt iets aan zal gaan veranderen?
Antwoord
In de Kamerbrief over het akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact
is de kabinetsappreciatie uitgebreid uiteengezet. Zoals hierboven ook in antwoord
op andere vragen benoemd is hecht het kabinet zeer aan de juiste implementatie van
de nieuwe regels, waaronder ook het respecteren van afgesproken minimumnormen, en
zal het kabinet zich daar de komende periode voor inzetten.
In de nieuwe regels is het voldoende om een land als veilig derde land te beschouwen
als een lidstaat of de EU een overeenkomst heeft gesloten met dat land en dat land
belooft dat de bescherming in lijn is met het Vluchtelingenverdrag. Een ondertekening
is niet nodig. Dat vinden de aan het woord zijnde leden een slechte zaak en zij maken
zich hier grote zorgen over. Heeft de Staatssecretaris het idee dat een belofte van
een derde land voldoende garantie is voor het naleven van mensenrechten? Zo nee, waarom
is er dan wel een akkoord getekend door Nederland?
Antwoord
De bedoelde bepaling heeft betrekking op de situatie waarin de EU een overeenkomst
heeft gesloten met een derde land, waarin is opgenomen dat migranten die op grond
van die overeenkomst worden toegelaten, bescherming genieten overeenkomstig de toepasselijke
internationale normen en met volledige inachtneming van het beginsel van non-refoulement.
In dat geval kan worden aangenomen dat is voldaan aan de voorwaarden voor het toepassen
van het concept veilig derde land. Op basis van een dergelijke overeenkomst mag verwacht
worden dat het derde land zich aan de overeenkomst zal houden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de informele
JBZ-Raad (asiel en migratie). Zij hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen.
Allereerst zouden deze leden willen weten of de Staatssecretaris tijdens de Raadsvergadering
aan de Eurocommissaris zou willen vragen wat er bij de EC bekend is over pushbacks
door lidstaten van de EU en hoe ertegen opgetreden wordt in het geval er pushbacks
worden geconstateerd.
Antwoord
De afgelopen jaren is gebleken dat de Commissie in samenwerking met Frontex actief
in gesprek treedt met lidstaten waarover berichtgeving bekend is waarin melding wordt
gemaakt van pushbacks. In deze gesprekken worden afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over
onafhankelijke monitoring. Het kabinet steunt de Commissie hierin, en benoemt dat
ook. Daarnaast is het positief dat in de nieuwe Schengenevaluatieverordening de aandacht
voor fundamentele rechten in de terugkerende evaluaties over het toepassen van het
Schengenacquis is verstrekt. Het kabinet blijft het belang van respect voor fundamentele
rechten aan de grens benadrukken. Op diverse niveaus en in diverse gremia wordt dit
wanneer opportuun naar voren gebracht, bijvoorbeeld in bilaterale gesprekken.
Verder zouden de leden van de ChristenUnie-fractie willen weten wat nu de stand van
zaken is omtrent de overeenkomst met Tunesië over het beperken van irreguliere migratie.
Met name zouden zij willen weten of de schendingen van de mensenrechten van migranten
in Tunesië, waarover verschillende keren bericht is, ter sprake zijn gebracht. Indien
dit niet het geval is, zouden deze leden willen weten waarom niet. Indien dit wel
het geval is, zouden zij willen weten wat de uitkomst van de gesprekken daarover is
geweest.
Op 17 en 18 januari jl. hebben de Europese Commissie en Tunesië in Tunis opnieuw gesproken
over de implementatie van het MoU. De gesprekken vonden in constructieve sfeer plaats
en zijn ingegaan op alle pilaren van het MoU, waaronder migratie. In dat kader heeft
de Europese Commissie de mensenrechten van migranten en de noodzaak om migranten te
beschermen opgebracht.
Een dergelijke vraag hebben de aan het woord zijnde leden ten aanzien van Libië. De
EC ondersteunt de Libische kustwacht. De Libische kustwacht is echter veelvuldig in
verband gebracht met mishandeling van migranten. Komt dit nog steeds voor, zo vragen
deze leden, en hoe wordt hier toezicht op gehouden? Voornoemde leden zijn ook van
mening dat de financiële ondersteuning van de Libische kustwacht opgeschort zou dienen
te worden zolang er sprake is van misstanden. Deelt de Staatssecretaris deze mening?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, is hij bereid in de Raad hier een voorstel voor te doen?
Het klopt dat de Europese Commissie inzet op het versterken van de capaciteit van
de Libische kustwacht op het gebied van grensbeheer, zoek- en reddingscapaciteit.
Het kabinet acht het aannemelijk dat financiële en technische steun van de EU, bijvoorbeeld
in de vorm van training op het gebied van navigatie en de levering en reparatie van
schepen, heeft bijgedragen aan de capaciteit van de Libische kustwacht voor het onderscheppen
van migranten op zee. Dergelijke versterkte capaciteit dient het specifieke doel van
de EU inzet in Libië om irreguliere migratie naar de EU te verminderen
Het kabinet verwijst naar de beantwoording van de Kamervragen gesteld door de ChristenUnie11. Steun in conflictsituaties gaat gepaard met risico’s, zo ook de EU steun aan de
kustwacht in Libië die, meer specifiek, gepaard gaat met het risico dat steun indirect
terecht komt bij personen en entiteiten die betrokken zijn bij mensenhandel en -smokkel
en mensenrechtenschendingen. De EU tracht dergelijke risico’s te beperken. De EU en
Nederland roepen doorlopend op tot het verbeteren van de behandeling van migranten
en vluchtelingen na ontschepingen tijdens hun verblijf in detentiecentra alsook dat
arbitraire detentie moet worden beëindigd, en toegang tot detentiecentra door internationale
organisaties.
De EU laat, mede op aandringen van Nederland en andere lidstaten, sinds 2020 onafhankelijke
monitoring verrichten door derde partijen om de waarborging van mensenrechten en do no harm procedures onder projecten gefinancierd door de EU in Libië te beoordelen. Het behalen
van duurzame resultaten op bovengenoemde inzet is moeizaam in de complexe Libische
context. Het kabinet blijft zich inspannen om de dialoog met de Europese Commissie
over de EU-steun aan te blijven gaan en blijft de situatie in Libië continue monitoren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 25 en 26 januari 2024
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de JBZ-Raad van 25 en 26 januari 2024. Zij hebben daarbij grote zorgen
over het waarborgen van de rechten van mensen op de vlucht en hebben daarover nog
enkele vragen.
Nadere informatie Schengentoetreding Roemenië en Bulgarije: besluit van de Raad betreffende
de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië
De leden van de Volt-fractie zijn positief over de gedeeltelijke toetreding van Bulgarije
en Roemenië tot de Schengenzone. Deze stap had al veel eerder gezet moeten worden.
Daarbij betreuren deze leden het dat de Raad niet de beslissing gemaakt heeft om ook
de personencontroles aan de landgrenzen op te heffen en daarmee het vrij verkeer van
personen in de EU te garanderen. Voornoemde zijn daarom verheugd dat het kabinet kan
instemmen met de volledige toepassing van het Schengenacquis en vragen het kabinet
dan ook om actief in te zetten op het zo spoedig mogelijk opheffen van de personencontroles
aan de landgrenzen.
Tegelijkertijd constateren de leden van de Volt-fractie dat er door Oostenrijk en
Nederland verwacht wordt van Roemenië en Bulgarije dat zij irreguliere migratie tegengaan.
Eerder gaf de Staatssecretaris in antwoord op schriftelijke vragen hierover aan dat
Nederland ondersteuning biedt aan Bulgarije bij het beschermen van de buitengrenzen
via Frontex en mogelijk ook via andere kanalen (bilateraal en internationaal)12. In juni en augustus kwamen er opnieuw zorgelijke ontwikkelingen aan het licht over
geweld tegen migranten, arbitraire detentie en pushbacks aan de Bulgaars-Turkse grens.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe ervoor wordt gezorgd dat de Oostenrijkse en Nederlandse
eis voor het tegenhouden van irreguliere migratie niet ten koste gaat van de rechten
van migranten en het principe op non-refoulement? Hoe worden pushbacks aan de Roemeense
en Bulgaarse grens te allen tijde voorkomen?
Antwoord
Het kabinet heeft de afgelopen jaren in het kader van Schengentoetreding van Roemenië
en Bulgarije aangegeven dat het verwacht dat zij hun buitengrenzen beheren conform
het Schengenacquis, en daarbij te allen tijde fundamentele rechten van asielzoekers
en irreguliere migranten respecteren. Daarnaast moedigt het Roemenië en Bulgarije
al geruime tijd aan inspanningen te blijven verstevigen om secundaire migratie tegen
te gaan, bijvoorbeeld door het opstarten van een versnelde asielgrens- en terugkeerprocedure
of politiecontroles in het binnenland. Tijdens gesprekken met de betrokken lidstaten
heeft Nederland alle bovenstaande elementen, waaronder het belang van respect voor
fundamentele rechten, doorlopend benadrukt. Daarbij heeft Nederland aangegeven er
in het bijzonder aan te hechten dat Bulgarije het bestaande monitoringsmechanisme
voor toezicht op fundamentele rechten aan de buitengrenzen (met o.a. UNHCR en Helsinki
comité) verder verbetert en zorgt voor een structurele opvolging van de aanbevelingen.
Deze verbetering wordt ook aangemoedigd door de Europese Commissie in het rapport
naar aanleiding van de derde fact-findingmissie naar Bulgarije van november 2023.
De leden van de Volt-fractie maken zich zorgen over het feit dat het koste wat kost
tegenhouden van irreguliere migratie aan de buitengrenzen als eis op tafel leggen
voor volledige Schengentoetreding wel zal leiden tot meer pushbacks aan de grenzen.
Hierover gaf de Staatssecretaris aan dat het aan de EC is om mensenrechten te monitoren.
Wordt dit in het geval van Bulgarije en Roemenië ook gedaan? Zo ja, hoe vaak wordt
hierover rapport uitgebracht? Hoe wordt gegarandeerd dat vluchtelingen die de EU bereiken
via de Bulgaars-Turkse grens een eerlijk proces krijgen? Zet Nederland er zich actief
voor in dat de mensenrechtensituatie aan de Bulgaars-Turkse buitengrens gerespecteerd
wordt? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Welke gevolgen koppelt Nederland aan mogelijke
mensenrechtenschendingen aan de Bulgaarse buitengrenzen?
Antwoord
De inzet van het kabinet op het vlak van Schengentoetreding en de betreffende voorwaarden
zijn eerder met uw Kamer gedeeld.13 In algemene zin monitort de Commissie de naleving van EU-wetgeving. In het kader
van de Schengentoetreding van Bulgarije en Roemenië hebben fact-findingmissies onder
leiding van de Commissie plaatsgevonden naar de betrokken lidstaten. Het kabinet hechtte
eraan dat het naleven van fundamentele rechten een onderdeel was van deze missies.
De Europese Commissie constateert in haar rapport van de fact-findingmissie van november
jl. dat de nodige processen aanwezig zijn om de naleving van het beginsel van non-refoulement
bij grensbeheer te waarborgen en te voorzien in toegang tot asielprocedures. Tegelijkertijd
werkt Bulgarije aan het verder verbeteren van het monitoringsmechanisme voor toezicht
op fundamentele rechten aan de buitengrenzen, zoals eerder uiteengezet. Het kabinet
moedigt Bulgarije aan daarmee door te gaan.
Wanneer Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied zijn toegetreden zullen Schengenevaluaties,
conform de Schengenevaluatieverordening, plaatsvinden. De verordening voorziet in
een volledige evaluatiemissie over alle elementen van het Schengenacquis (inclusief
fundamentele rechten) binnen een jaar na toetreding tot het Schengengebied.
Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact
De leden van de Volt-fractie maken zich grote zorgen over het asiel- en migratiepact
dat op 20 december 2023 is aangenomen. Met name elementen van de Screeningsverordening,
de Asielprocedureverordening (APR) en Crisisverordening baren zorgen. Bovendien betreuren
zij het gebrek aan ambitie en solidariteit om tot een werkende oplossing te komen
voor Dublin.
Screeningsverordening
De Staatssecretaris geeft aan dat er een verplichte screening zal gelden voor alle
asielzoekers die irregulier aankomen in de EU en dat daarbij het principe van de legal
fiction of non-entry geborgd is gebleven. De UNCHR merkte daarover op dat de internationale
wettelijke verplichting van een eerlijk proces hierbij geborgd moet blijven en dat
mensen op basis van de screening niet terug mogen worden gestuurd zonder een individueel
proces, omdat het principe van non-refoulement anders betekenisloos zou worden. Kan
de Staatssecretaris reflecteren op deze analyse van de UNCHR? Hoe wordt geborgd dat
mensen zich in de legal fiction of non-entry bevinden toch een eerlijk proces krijgen?
Welke lidstaat is hiervoor dan verantwoordelijk? Klopt het dat mensen ten tijde van
de screening in detentie gehouden worden? Wat is de tijdslimiet waarin mensen voor
hun screening in detentie geplaatst kunnen worden?
Antwoord
Het kabinet verwijst naar het antwoord op een gelijkluidende vraag van leden van de
leden van de Groenlinks-PvdA fractie.
Asielprocedureverordening (APR)
De leden van de Volt-fractie maken zich zorgen over de mogelijke detentie van kinderen
en alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv’s) onder de asielprocedureverordening.
Bovendien stellen zij vragen bij de langdurige detentie van asielzoekers in het algemeen.
Hoe verhoudt het detineren van kinderen zich tot het Kinderrechtenverdrag en het Vluchtelingenverdrag?
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe ervoor gezorgd wordt dat rechten van kinderen
ten alle tijden gewaarborgd worden?
Antwoord
Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie,
vallen gezinnen met kinderen vallen onder de reikwijdte van de grensprocedure. Voor
alleenstaande minderjarige vreemdelingen is dat alleen onder bepaalde (uitzonderlijke)
omstandigheden het geval.
Daaraan voegt het kabinet toe dat op Unieniveau is vastgelegd dat als grensdetentie
wordt gebruikt daaraan vanzelfsprekend voorwaarden zijn verbonden. Als er minderjarigen
bij zijn betrokken, zijn er nog extra waarborgen, vastgelegd in de Opvangrichtlijn,
die juist zien op het waarborgen van de rechten van het kind. In het akkoord zijn
ook afspraken gemaakt over een prioritering in de afhandeling van de asielverzoeken
van ouders die minderjarige kinderen hebben, en een expliciete opdracht aan het Europese
agentschap om de situatie te monitoren, en aan de Commissie om een publieke aanbeveling
te doen om met de grensprocedure te stoppen indien deze niet meer aan de voorwaarden
voldoet.
De Staatssecretaris geeft aan dat amv’ers alleen opgenomen worden in de grensprocedure
wanneer zij een veiligheidsrisico vormen. Kan de Staatssecretaris een uitleg geven
hoe «veiligheidsrisico» gedefinieerd wordt? Aan welke criteria wordt getoetst om amv’ers
wel of niet als een veiligheidsrisico te bestempelen?
Antwoord
Voor de beantwoording van deze vraag verwijst het kabinet naar de beantwoording van
de vragen van de PVV-fractie. De beoordeling of iemand een veiligheidsrisico vormt,
is voor amv’s niet anders dan voor meerderjarige vreemdelingen.
Over het monitoringsmechanisme lezen voornoemde leden dat dit mechanisme in het bijzonder
in de grensprocedure zorgt voor het waarborgen van fundamentele rechten. Dit vinden
de leden van de Volt-fractie positief, maar zij hebben daarover de volgende vragen.
Hoe werkt dit monitoringsmechanisme exact? Welke voorstellen worden hiertoe gedaan
in de technische onderhandelingen? Is net als nu de EC verantwoordelijk voor de monitoring
van fundamentele rechten in de grensprocedure? Zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat mensenrechten
gerespecteerd worden aan de buitengrenzen in geval van schending? Zal de EC hiervoor
meer bevoegdheden krijgen, of blijft dit bij de lidstaat zelf belegd? Hoe vaak wordt
er gerapporteerd over de naleving van fundamentele rechten en welke acties zijn er
mogelijk in geval van schending?
Antwoord
In het politieke akkoord is opgenomen dat een onafhankelijk monitoring gewaarborgd
moet zijn, in het bijzonder met betrekking tot het naleven van fundamentele rechten
in de grensprocedure. Dit ziet niet op buitengrensbeheer of surveillance.
De teksten met de uitwerking hiervan zijn nog niet beschikbaar. In algemene zin heeft
de Commissie, als hoedster van de verdragen, de taak om naleving van het EU-acquis
te handhaven.
Bovendien merken de aan het woord zijnde leden op dat het mogelijk is om gezinnen
met kinderen uit te zonderen van de grensprocedure als in een lidstaat niet voldaan
wordt aan de gestelde normen voor opvangomstandigheden. Waarom vindt de Staatssecretaris
het wel verantwoord om andere mensen (langdurig) op te sluiten in opvangomstandigheden
die niet voldoen aan de gestelde eisen?
Antwoord
Ook voor meerderjarige asielzoekers gelden normen voor de kwaliteit van de detentiefaciliteiten,
vastgelegd zowel in EU-normen als in andere internationale rechtsbronnen. Daarbij
gelden wel ander criteria dan voor kwetsbare groepen zoals minderjarigen. Vanzelfsprekend
dienen de omstandigheden te voldoen aan de gestelde eisen.
Daarnaast maken de leden van de Volt-fractie zich grote zorgen over het maken van
afspraken met veilige derde landen. Hierover geeft de Staatssecretaris aan dat het
bandencriterium niet is gewijzigd. Klopt het dat hierdoor lidstaten kunnen bepalen
of iemand banden heeft met een land van herkomst of transit? Op basis van welke criteria
wordt dit bepaald? Hoe zal worden voorkomen dat lidstaten door hoge druk mensen arbitrair
terugsturen, ook wanneer zij recht op asiel hebben?
Antwoord
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen
van de SP en BBB -fracties.
In de brief over het akkoord rondom het migratiepact staat de volgende zin: «Daarnaast
is geëxpliciteerd dat voor het sluiten van EU-overeenkomsten met derde landen de besluitvormingsprocedures
zoals vastgelegd in het Verdrag voor de Werking van de EU moeten worden gevolgd.»
Kan de Staatssecretaris duiden welke specifieke EU-overeenkomsten hij hiermee bedoelt?
Antwoord
Het gaat hier om overeenkomsten die de EU sluit met een derde land, waarin is opgenomen
dat migranten die op grond van die overeenkomst worden toegelaten, bescherming genieten
overeenkomstig de toepasselijke internationale normen en met volledige inachtneming
van het beginsel van non-refoulement. Zie hierover ook de beantwoording van de vragen
van de SP-fractie.
In het kader van migratiesamenwerking is recent toegezegd door de EC dat als onderdeel
van het MoU tussen de Tunesische overheid en de EC een bedrag van 150 miljoen euro
werd overgemaakt naar de Tunesische overheid. Kan de Staatssecretaris inzage geven
uit welk EU-financieringsinstrument dit project wordt gefinancierd, waarvoor dit bedrag
gebruikt zal worden en hoe de uitgave van dit bedrag gemonitord gaat worden? Op welke
wijze dienen de Tunesische autoriteiten te rapporteren aan de EC? Zijn deze rapportages
ook inzichtelijk voor lidstaten?
Zoals reeds aan uw Kamer meegedeeld wordt deze begrotingssteun verstrekt uit de enveloppe
voor Tunesië binnen het Instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale
Samenwerking (NDICI).14
De financiering wordt niet getrancheerd en zal in zijn geheel beschikbaar worden gesteld
aan Tunesië in het eerste kwartaal van 2024.15 Ten aanzien van de uitkering van de steun zijn naast de algemene voorwaarden voor
EU-begrotingssteun enkele specifieke voorwaarden geformuleerd, waaronder publicatie
van de Tunesische begrotingsstaat voor 2024, implementatie van het actieplan voor
hervormingen van publieke financiën door de Tunesische ministerraad, en het voeren
van een dialoog over het macro-economische beleid van Tunesië. De uitgave van dit
bedrag zal door de Europese Commissie worden gemonitord. De rapportages worden niet
openbaar gemaakt. Wel worden lidstaten waar relevant door de Commissie geïnformeerd
over implementatie van de steun.
Lidstaten kunnen ook zelf vragen om een update van de Commissie over de voortgang
van de implementatie van het gehele MoU, dat doet Nederland ook.
Recente berichtgeving van Euractiv geeft aan dat vanuit de EC in 2024 87 miljoen euro
en nieuw materiaal aan Egypte zal worden gegeven als onderdeel van een migratie gericht
project gestart in 2022. Kan de Staatssecretaris aangeven op welk project Euractiv
doelt binnen haar berichtgeving? Kan de Staatssecretaris inzage geven onder welke
voorwaarden het bedrag kan worden verhoogd worden naar 110 miljoen euro? Welke rol
speelt het International Monetary Fund (IMF) hierin? Is hierin een evaluatie onderhevig
van eerdere uitgaven en activiteiten?
Euractiv doelt in haar berichtgeving op een EU-project op het gebied van grensmanagement
in Egypte met een indicatieve omvang van 80 miljoen euro, dat reeds werd aangekondigd
door Eurocommissaris Várhelyi (DG NEAR) in 2022. Fase I van dit project, met een omvang
van 23 miljoen euro, was reeds in uitvoering. Fase II van dit project, met een uiteindelijke
omvang van 87 miljoen euro, is door EU-lidstaten goedgekeurd in juni jl. in het kader
van het jaarlijkse actieplan van het multi-landen migratieprogramma voor het Zuidelijk
Nabuurschap 2023.16 Daarmee komt de totale EU-bijdrage aan het grensmanagementproject met Egypte uit
op 110 miljoen euro. Deze financiering is afkomstig uit het Instrument voor Nabuurschap,
Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI). Het Internationaal Monetair Fonds
(IMF) speelt geen rol in de toekenning van EU-financiering uit NDICI. Het kabinet
acht het van belang dat er een gedegen monitoring van het project plaatsvindt. Nederland
heeft over de monitoring van het project reeds meerdere gesprekken met de Commissie
gevoerd. De Commissie heeft aangegeven momenteel een risk assessment uit te voeren
en zal de uitkomsten daarvan delen met de lidstaten.
In het bericht van Euractiv wordt aangegeven dat een deel van de financiering gericht
is op SAR gerelateerde activiteiten. Echter vertrekken er geen mensen op de vlucht
vanuit Egypte (zie rapport van het Asielagentschap van de EU (EUAA)). Vanuit welke
overwegingen is deze prioriteit van de financiering gekozen? Kan de Staatssecretaris
garanderen dat deze SAR-activiteiten, in lijn met OESO-richtlijnen, niet vanuit het
EU-ontwikkelingsbudget worden gefinancierd?
Antwoord
De Europese Commissie zet in op het tegengaan van irreguliere migratie vanuit de landen
in het Zuidelijk Nabuurschap, onder meer door bij te dragen aan het versterken van
grensmanagement aan de lands- en zeegrenzen in deze regio, waaronder Egypte. Het Instrument
voor Nabuurschap, Internationale Samenwerking en Ontwikkeling (NDICI) heeft een benchmark
van 93% van de financiering die moet kwalificeren als ODA volgens de OESO-DAC richtlijnen.
Dat laat uitdrukkelijk de ruimte om uit het instrument tot 7% te alloceren voor non-ODA
activiteiten. Inzake het specifieke project heeft de Commissie aangegeven dat het
betreffende project een ODA-component zal bevatten, met name voor het uitvoeren van
trainingen.
Afgelopen december heeft Human Rights Watch een brief uitgebracht omtrent de samenwerking
tussen de EU en de Egyptische overheid. Is de Staatssecretaris bekend met dit rapport?
In hoeverre worden de vijf afzonderlijke aanbevelingen van Human Rights Watch meegenomen
in de onderhandelingen met de Egyptische overheid in het gesprek over migratiesamenwerking?
Het kabinet is bekend met het rapport van Human Rights Watch. De vijf aanbevelingen
in het rapport gaan in op de mensenrechtensituatie in het land, waaronder willekeurige
arrestaties, voorlopige hechtenis, marteling, mishandeling, de behandeling van gedetineerden,
en wetgeving die basisvrijheden drastisch inperkt. Daarnaast gaan de aanbevelingen
ook in op het respecteren van de rechten van migranten, vluchtelingen en asielzoekers.
Het kabinet acht het waarborgen van de mensenrechten in het land een belangrijke prioriteit
in de besprekingen met Egypte. Het kabinet benadrukt het belang hiervan in zowel de
gesprekken in EU verband als met de Egyptische autoriteiten. Nederland blijft zich
hier ook in de toekomst voor inzetten.
In de bijlage van het EU-Egypt Association Council, 19 June 2022, wordt genoemd dat
in 2024 een mid-term review van het huidige strategisch partnerschap met Egypte wordt
gehouden. Kan de Staatssecretaris inzage geven in hoe deze mid-term review eruit gaat
zien? In hoeverre worden hierbij organisaties als Amnesty International en Human Rights
Watch betrokken? Kan de Staatssecretaris aangeven op welk niveau en met welke uitkomsten
gesprekken worden gevoerd vanuit de Nederlandse overheid en de EC omtrent de migratiesamenwerking
met Egypte? Is Nederland middels Team-Europe initiatieven aangesloten bij één van
de bovenstaande projecten?
Antwoord
De leden verwijzen naar de EU-Egypte Partnerschapsprioriteiten die door de Associatieraad
zijn vastgesteld voor de periode 2021–2027.17 In dit document staat dat in lijn met Raadsconclusies uit 2021 een mid-term review is voorzien, specifiek in het kader van een tussentijdse herziening van het beleidskader
van het EU Zuidelijk Nabuurschapsbeleid (de zgn. New Agenda for the Mediterranean). De herziening van dit beleidskader heeft nog niet plaatsgevonden en zal ook mede
afhangen van het verdere verloop en impact van de oorlog tussen Israël en Hamas op
de regio.
Nederland spreekt op regelmatige basis met zowel Amnesty International als Human Rights
Watch over de situatie in Egypte en neemt de informatie en positie van ngo’s waar
relevant mee in de afwegingen over de Nederlandse positionering in Raadsverband.
Ook de Commissie spreekt met regelmaat over o.a. migratie met Egypte, de prioriteiten
in deze dialoog worden in Raadsverband besproken en vastgesteld. Nederland verleent
geen aparte bilaterale financiële bijdrage aan de grensmanagementprojecten van de
Commissie in Egypte.
Nederland spreekt bilateraal op verschillende niveaus over migratiesamenwerking met
Egypte. Deze gesprekken gaan over de implementatie van de bilaterale intentieverklaring
uit 2021 t.a.v. migratiesamenwerking die een brede migratie-agenda beslaat (waaronder
opvang in de regio, terugkeer, hervestiging, legale migratie, aanpak van mensensmokkel
etc.).
Asiel- en Migratiemanagement-verordening (AMMR)
In het migratiepact is opgenomen dat lidstaten zelf mogen kiezen in welke vorm zij
solidariteit bieden. Dit kan bijvoorbeeld door het bieden van operationele steun.
Kan de Staatssecretaris specifiëren wat er onder operationele steun valt en hoe dit
in de praktijk vorm zal krijgen?
Antwoord
De alternatieve solidariteitsmaatregelen zijn gebaseerd op het specifieke verzoek
van de begunstigde lidstaat. Deze solidariteitsmaatregelen kunnen bijvoorbeeld gericht
zijn op capaciteitsopbouw.
Hebben er al lidstaten aangegeven gebruik te zullen willen van de flexibele solidariteit
in de vorm van financiële of operationele steun in plaats van deel te nemen aan herverdeling?
Zo ja, hoeveel?
Antwoord
Het solidariteitsmechanisme is nog niet in werking getreden. Zodra het mechanisme
in werking is getreden moeten de lidstaten jaarlijks hun invulling aangeven.
Acht de Staatssecretaris het aannemelijk dat de problemen met Dublin, zoals waargenomen
vanaf 2015, opgelost zullen worden door de AMMR?
Antwoord
Betere afspraken is een belangrijke stap, zowel op het vlak van verantwoordelijkheid
als solidariteit. Van belang is evenwel ook dat de lidstaten zich dan ook aan die
nieuwe afspraken gaan houden. Verder wordt verwezen naar het antwoord op een gelijke
vraag van de leden van de BBB-fractie en de VVD-fractie ten aanzien van de inzet van
het kabinet op implementatie.
Zal Nederland, indien de flexibele solidariteit niet blijkt te werken, zich inzetten
om toch een systeem van verplichte herverdeling te implementeren doorheen de hele
EU?
Antwoord
Het kabinet zet er op in dat alle lidstaten het Pact, wanneer formeel overeengekomen,
implementeren en naleven. Een evaluatie van de werking ervan zal pas in een volgende
fase aan de orde zijn.
Wat zijn de afwegingen van het kabinet om de definitie van gezin niet uit te breiden
naar broers en zussen?
Antwoord
In antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het BNC-fiche over de AMMR dat in november
2020 aan uw Kamer is toegestuurd. Daarin is opgenomen dat het kabinet negatief staat
tegenover de uitbreiding van de definitie van familieleden naar broers en zussen.
Het kabinet zette daarin vraagtekens bij de aanname van de Commissie dat het mogelijk
is de familieband, in voorkomende gevallen, snel vast te stellen. Het kabinet wees
erop dat dit kan leiden tot nieuwe vormen van misbruik. Het kabinet is daarom verheugd
over het politieke akkoord op dit punt tussen Voorzitterschap en EP.
Welke gevolgen heeft dit voor gezinnen en de mogelijkheid om in dezelfde lidstaat
asiel aan te vragen? Hoe wordt gegarandeerd dat minderjarige broers en zussen wel
op kunnen groeien in dezelfde lidstaat?
Antwoord
Er vanuit gaande dat in de vraag wordt gedoeld op de situatie dat de minderjarige
broer alleen de Unie is ingereisd, dan geldt de bepaling dat hij gezien kan worden
als een alleenstaande minderjarige en de lidstaat waar een familielid van hem verblijft
verantwoordelijk is voor het behandelen van het asielverzoek.
Crisisverordening
De leden van de Volt-fractie maken zich grote zorgen over het feit dat instrumentalisering
van migranten nu ook onder de scope valt van de crisisverordening. Instrumentalisering
leidt niet per definitie tot een situatie van crisis en het is dan ook zeer kwalijk
dat op arbitraire momenten afgeweken kan worden van de gebruikelijke procedures die
de rechten van asielzoekers waarborgen. Hierbij willen voornoemde leden benadrukken
dat zij het zeer betreuren dat humanitaire organisaties mogelijk onder de scope vallen
van de verordening, zoals ook al eerder aangegeven in het commissiedebat vreemdelingen-
en asielbeleid op 20 december 2023. De opmerking van de Staatssecretaris dat bijvoorbeeld
humanitaire organisaties die reddingsacties op de Middellandse Zee uitvoeren niet
onder deze scope vallen is weinig geruststellend, omdat dit uit de huidige definitie
blijkt. Intentie is niet voldoende om te waarborgen dat deze ngo’s inderdaad niet
gecriminaliseerd worden. Daarom vragen de aan het woord zijnde leden opnieuw aan de
Staatssecretaris de toezegging dat Nederland zich er via de technische onderhandelingen
voor zal inzetten om de definitie van humanitaire organisaties met als doel om de
EU te destabiliseren zo te formuleren dat deze ngo’s ook onder geen beding onder de
scope van de wetgeving zullen vallen.
Antwoord
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen
van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie over dit onderwerp.
Verder wordt verwezen naar hetgeen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
hierover met Uw Kamer heeft gewisseld in het twee-minuten-debat van 21 december 2023.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier