Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mutluer over het artikel ‘Cowboys azen op miljoenen die Rijk investeert in jeugdcriminaliteit’
Vragen van het lid Mutluer (PvdA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het artikel «Cowboys azen op miljoenen die Rijk investeert in jeugdcriminaliteit» (ingezonden 24 oktober 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) en van Minister Yeşilgöz-Zegerius
(Justitie en Veiligheid) (ontvangen 11 december 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2023–2024, nr. 396.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Cowboys azen op miljoenen die Rijk investeert in jeugdcriminaliteit»
in Trouw?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de signalen over cowboys die azen op de miljoenen van het Rijk die bedoeld
zijn voor de bestrijding van jeugdcriminaliteit? Zo ja, hoe wordt daarop geacteerd?
Worden gemeenten hier actief over voorgelicht en gewaarschuwd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
We horen van gemeenten dat zij worden benaderd door aanbieders van diensten en interventies
met het oog de aanpak van jeugdcriminaliteit. In die zin herkennen we de in het artikel
genoemde signalen.2 Het is goed dat we ons van deze ontwikkeling bewust zijn en we adviseren gemeenten
waar nodig kritisch te zijn richting aanbieders.
Met de bij Preventie met gezag betrokken gemeenten spreken we hier in algemene zin
over, omdat wij geen kennis hebben van specifieke lokale aanbiedingen. Om gemeenten
binnen (de lerende aanpak van) Preventie met gezag te stimuleren en faciliteren delen
wij wetenschappelijke kennis ten aanzien van risico- en beschermende factoren en daarop
gebaseerde werkzame bestanddelen met hen. Daar waar het aanbieders van bewezen effectieve
interventies betreft, kan dit een positieve ontwikkeling zijn, zodat de passende interventies
worden ingezet in meer gemeenten. Dit is ook goed voor de ontwikkeling, het erkend
houden en beschikbaar blijven van erkende interventies.
Vraag 3
Wat is het beleid om te zorgen dat de miljoenen die gereserveerd zijn voor de preventie
van jeugdcriminaliteit op een doelmatige manier worden ingezet? Op welke wijze wordt
de effectiviteit van dit beleid gecontroleerd? Vindt daar onderzoek naar plaats? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, door wie, en wat zijn de uitkomsten van deze onderzoeken?
Wordt naar aanleiding van deze uitkomsten bijgestuurd indien blijkt dat de gelden
niet doelmatig worden besteed? Zo ja, op welke wijze? Heeft u hier een concreet voorbeeld
van?
Antwoord 3
Vanaf de uitnodiging aan gemeenten om een plan van aanpak Preventie met gezag op te
stellen is bij gemeenten benadrukt om in te zetten op kansrijke en bewezen effectieve
interventies en wetenschappelijke inzichten. Gemeenten maken mede op basis van de
lokale probleemanalyse en de aangereikte informatie zelf keuzes in hun aanpak die
passen bij de lokale context. Preventie met gezag is een lerende aanpak waarin de
uitvoering in de (gebieden in de) gemeenten centraal staat; Rijk, gemeenten, regio’s
en partners leren gezamenlijk van de uitvoering en ontwikkelen deze verder.
In een jaarlijkse monitorings- en evaluatiecyclus worden geleerde lessen samen met
gemeenten en gezagspartners opgehaald uit de praktijk. De verzamelde voortgangsinformatie
wordt verrijkt met de resultaten van lokale (en regionale) evaluaties en onderzoeken.
Door bijstelling op basis van deze lessen verhogen we de doelmatigheid en effectiviteit.
Een voorbeeld van een evaluatieonderzoek is van het EPIC-consortium.3 In het tweede deel van deze NWA-studie wordt lokaal onderzoek gedaan naar de effectiviteit
van verschillende projecten en interventies. Het totaalpakket van alle monitorings-
en onderzoeksresultaten wordt jaarlijks ontsloten via het halfjaarbericht Ondermijning
en in een jaarlijkse uitgebreidere rapportage. De eerste rapportage wordt in 2024
naar uw Kamer gestuurd. De stand van zaken van Preventie met gezag wordt eveneens
in de jaarlijkse Brede preventiebrief gemeld, waarin ook de voortgang wordt gemeld
van bepaalde kansrijke en effectief bewezen interventies. Aanvullend wordt er via
het WODC een overkoepelend evaluatieonderzoek opgezet dat naar verwachting in 2026
uit zal komen.
Vraag 4
Hoeveel geld wordt de komende jaren geïnvesteerd in de bestrijding van jeugdcriminaliteit?
Hoe worden deze uitgaven verdeeld tussen gemeenten, politie, het Openbaar Ministerie
(OM) en andere organisaties? Heeft u een overzicht van deze verdeling? Zo ja, kan
deze gedeeld worden met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
In onderstaande tabel staat een overzicht van de verwachte uitgaven aan gemeenten
en de justitiële partners binnen de domeinoverstijgende gebiedsgerichte aanpak Preventie
met gezag voor de komende jaren.
Naast deze domeinoverstijgende gebiedsgerichte aanpak in 27 gemeenten investeren we
ook op de inzet van kansrijke en bewezen effectieve interventies, een flexibele aanpak
in andere (kleinere) gemeenten om een impuls te geven aan de lokale preventieve aanpak
van jeugdcriminaliteit, hebben we aandacht voor online jeugdcriminaliteit en versterken
we de jeugdstrafrechtketen op landelijk niveau. Deze uitgaven zijn terug te vinden
in de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024. De flexibele aanpak
wordt momenteel nog verder uitgewerkt. Hierover informeren we uw Kamer in de eerstvolgende
kamerbrief Preventie met gezag. Hierbij zal ook aandacht zijn voor de financiën.
Organisatie
2024
2025
2026 e.v.
27 gemeenten1
68,26
68,26
69,46
Nationale politie
6,2
6,7
6,7
OM
11,6
11,6
12,2
Raad voor de rechtspraak
10,75
10,9
11,8
Raad voor de Kinderbescherming
4,6
4,6
5,2
3RO
5,2
5,2
6
x 1 mln. euro
X Noot
1
Een deel van deze middelen wordt door de gemeenten gedeeld met organisaties zoals
Zorg- en Veiligheidshuizen, Stichting Halt of de Jeugdreclassering.
Vraag 5
Welke voorwaarden worden er aan de uitgaven van de verschillende partijen die zich
bezighouden met de preventie en bestrijding van jeugdcriminaliteit gekoppeld? Worden
alle doelgroepen daarin meegenomen en wordt daarin een onderscheid gemaakt in leeftijd?
Wordt er een onderscheid gemaakt tussen jongeren die al wel en niet in de criminaliteit
zitten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals bij het antwoord op vraag 3 aangegeven, maken de gemeenten lokale plannen die
toegespitst zijn op de lokale problematiek. Vanaf het begin is gestuurd op inzet op
de levensloopbenadering, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de verschillende doelgroepen,
zoals risicojongeren, jonge aanwas, doorgroeiers en de harde kern. Kort gezegd van
primaire preventie tot en met nazorg en re-integratie met specifieke aandacht voor
de levensfase van kinderen, jongeren en jongvolwassenen.
Vraag 6
Kunt u waarborgen dat het geld dat bedoeld is voor het voorkomen van jeugdcriminaliteit
ook aangewend gaat worden voor dat doel en dan ook nog voor plannen die daar effectief
aan bijdragen? Zo ja, hoe gaat u daar voor zorgen en aan de Kamer verantwoording afleggen?
Zo nee, waarom kunt u dat niet en betekent dat dan dat u het risico dat er belastinggeld
verkeerd wordt besteed voor lief neemt? Kunt u waarborgen dat alleen wordt geïnvesteerd
in plannen waarvan van tevoren al bewezen is dat die effectief zijn in het voorkomen
van jeugdcriminaliteit en dat het geld niet voor experimenten wordt gebruikt?
Antwoord 6
Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 3 richten wij een stevig monitoringssysteem
in waarmee we jaarlijks de voortgang ophalen. Hierop reflecteren wij samen met beleid,
praktijk en wetenschap om te leren en waar nodig de lokale aanpakken aan te passen.
Hierover wordt ook jaarlijks aan uw Kamer gerapporteerd.
Gemeenten zetten, mede gestimuleerd vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid,
zo veel mogelijk in op risico- en beschermende factoren en daarop gebaseerde werkzame
bestanddelen en kansrijke en bewezen effectieve interventies. De kennis van de wetenschap
wordt hierbij (steeds beter) benut door nauwere samenwerking. Zo breidt het netwerk
van gemeenten die samenwerken met wetenschappelijke onderzoekers en universiteiten
steeds verder uit. Wij stimuleren steeds dat gemeenten en andere (justitiële) partners
informatie met elkaar delen. Dit geldt ook voor de kritische geluiden vanuit de wetenschap
met als doel de aanpak effectiever te maken. Voor de nodige scherpte hierop onderschrijven
en delen we ook het door de wetenschap vaker aangehaalde adagium: baat het niet, dan
kan het wel degelijk schaden.
Van sommige doelgroepen of specifieke problematiek is nog maar weinig bekend over
wat effectief is, zoals de wijze waarop doorgroeiers weer uit de criminaliteit gehaald
kunnen worden. Daarom wordt er gekeken naar de werkzame bestanddelen in verschillende
interventies en hoe deze geïncorporeerd kunnen worden in nieuwe interventies. Daarnaast
ontwikkelen we samen met de wetenschap een kwaliteitskader, zoals ook genoemd in de
Initiatiefnota Verkuijlen. De daarbij te maken reflectietool gaat gemeenten ook praktisch
nog beter ondersteunen bij de te maken keuzes voor effectieve interventies.
Vraag 7
Hoe is gevolg gegeven aan de motie van het lid Mutluer c.s. over het laten onderzoeken
hoe invulling moet worden gegeven aan specialistisch jongererenwerk? (Kamerstuk 36 200, nr. 72). Wat is de precieze uitvraag geweest, wat zijn de kosten van het onderzoek en wat
is de huidige status van het onderzoek? Wanneer wordt de Kamer over de uitkomsten
geïnformeerd?
Antwoord 7
Zoals aangekondigd in de Halfjaarbrief Aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
van 22 mei jl.4 is er dit jaar een groot actieonderzoek naar jongerenwerk gestart, zoals de regering
ook is verzocht in de motie Mutluer c.s. over de invulling van het specialistisch
jongerenwerk. In 2022 is samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport een subsidie verstrekt aan Sociaal Werk Nederland om wetenschappelijk onderzoek
uit te laten voeren naar de rol en bijdrage van het professionele jongerenwerk aan
criminaliteitspreventie en ondermijning inzichtelijk te maken en te versterken. Voor
dit grootschalige onderzoek «Drop In», dat drie jaar zal duren, is ongeveer 2,7 miljoen
euro beschikbaar voor het in verschillende gemeenten opschalen van jongerenwerk, uitvoeren
van wetenschappelijk onderzoek en de coördinatie en kennisuitwisseling.
Voor Drop In worden momenteel drie regionale werkplaatsen in Twente (Saxion Hogeschool,
lectoraat Social Work), Zuid-Limburg (Hogeschool Zuyd, lectoraat Sociale Integratie)
en Noord-Holland (Hogeschool van Amsterdam, lectoraat Youth Spot/Voorkomen probleemgedrag
jongeren) gevormd. Onderzoekers van deze lectoraten gaan in samenwerking met jongerenwerkers
op zoek naar inzichten in wat werkt voor wie in welke omstandigheden en zullen een
proces in gang zetten om handelingsperspectieven voor jongerenwerkers gericht op criminaliteitspreventie
te onderbouwen en te versterken. In januari 2024 vinden er regionale Kick off-bijeenkomsten
plaatst, waarna het veldwerk van start gaat. In de tweede helft van 2024 worden tussentijdse
resultaten n.a.v. fase 1 van het onderzoek verwacht en gedeeld met uw Kamer in de
brief over de brede preventieaanpak Jeugdcriminaliteit. Om de kwaliteit van het onderzoek
te borgen is een wetenschappelijke adviesraad samengesteld waaraan vijf experts deelnemen
op het terrein van jeugd, criminaliteit en sociaal werk. Deze experts zijn ook betrokken
bij ander lopend onderzoek naar preventie van jeugdcriminaliteit, waaronder het bij
het antwoord op vraag 3 genoemde, grootschalige onderzoek EPIC. Daarnaast is er veel
aandacht voor kennisuitwisseling met onder andere de opleidingen Sociaal Werk (mbo/hbo)
in de regio’s, via een landelijk kennisnetwerk voor medewerkers van jongerenwerkorganisaties
om kennis te delen over het thema jeugdcriminaliteit. Ook brengt het project stakeholders
van het jongerenwerk, zoals jeugdreclassering, politie en HALT, regelmatig bij elkaar
voor afstemming en uitwisseling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.