Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Klink over ‘Meer haat tegen lhbti'ers in sommige Afrikaanse landen, hoe komt dat?’
Vragen van het lid Klink (VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Meer haat tegen lhbti'ers in sommige Afrikaanse landen, hoe komt dat?» (ingezonden 1 juni 2023).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 4 juli 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten van de NOS, onder andere over de voorgestelde anti-LHBTI
wet in Ghana1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u van mening dat de voorgestelde wetgeving in Ghana haaks staat op Nederlandse
normen en waarden en de doelen die het ministerie heeft op het gebied van minderheidsbescherming?
Antwoord 2
Ja, deze ontwikkeling staat haaks op waar Nederland voor staat zoals beschreven in
het mensenrechtenbeleid, alsmede op de uitgangspunten van het feministisch buitenlandbeleid.
Het kabinet zet zich met het feministisch buitenlandbeleid in om ongelijkheid te verkleinen
en streeft wereldwijd naar een gelijkwaardige positie van mannen, vrouwen en non-binaire
mensen. Het heeft daarbij bijzondere aandacht voor de positie van lhbtiq+-personen.
Vraag 3
Heeft u al via diplomatieke kanalen uw zorgen geuit over de nieuwe anti-LHBTI wet
in Ghana?
Antwoord 3
Ja. Nederland en Ghana hebben goede bilaterale relaties waardoor er ruimte is om allerlei
onderwerpen van wederzijds belang te agenderen, zoals onze internationale verplichtingen.
In dat kader is er regelmatig dialoog over mensenrechten en bescherming van minderheden
in den brede en ook specifiek in het kader van deze voorgestelde wet, zowel bilateraal
als samen met gelijkgezinde landen. Nederland trekt voornamelijk met andere landen
op in Equal Rights Coalition-verband, alsook met andere gelijkgezinde landen en internationale
organisaties.2 Daar waar opportuun wordt het wetsvoorstel besproken met de meest betrokken partijen,
bijvoorbeeld met parlementariërs die het voorstel steunen, de voorzitter van het parlement
en autoriteiten zoals de Minister van Justitie. In EU-verband, bijvoorbeeld tijdens
de jaarlijkse Ghana-EU partnerschapsdialoog, worden de zorgen over het anti-lhbtqi+-wetsvoorstel
ook besproken met de Ghanese autoriteiten.
Ook deed Nederland afgelopen januari in de Mensenrechtenraad de aanbeveling aan de
Ghanese autoriteiten om ieder individu te beschermen tegen geweld en discriminatie
op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van de OS-gelden die Nederland besteed in Ghana?
Antwoord 4
De bilaterale relatie van Nederland en Ghana staat in het teken van de overgang naar
een intensievere handelsrelatie. Ghana behoort daarom tot de categorie combinatielanden,
waarbij het kabinet inzet op een combinatie van handel en ontwikkelingssamenwerking.
Nederland investeert jaarlijks zo’n € 10 mln. in projecten op het gebied van private
sector en arbeidsmarkt. Via multilaterale en maatschappelijke organisaties wordt er
daarnaast nog zo’n € 16 mln. aan BHOS-middelen ingezet op thema’s zoals SRGR en hiv/aids,
vrouwenrechten en gendergelijkheid, maatschappelijk middenveld en onderwijs. De Nederlandse
ambassade in Ghana besteedt additioneel jaarlijks € 425.000 aan projectfinanciering
op het gebied van mensenrechten.
Vraag 5
Kunt u een overzicht geven bij welke programma’s de Nederlandse overheid is betrokken
met betrekking tot rechtshandhaving in Ghana?
Antwoord 5
Nederland heeft geen programma’s die betrekking hebben op de rechtshandhaving in Ghana.
Vraag 6
Bent u van mening, naar aanleiding van berichtgeving over de recent aangenomen anti-LHBTI
wet in Oeganda, dat de Nederlandse overheid een proactieve rol moet spelen in het
uiten van ongenoegen over de voorgestelde wetgeving in Ghana?
Antwoord 6
Ja en dat doen we. Nederland speelt samen met internationale partners, waaronder de
leden van de Equal Rights Coalition, al lange tijd een actieve rol bij het verbeteren
van de positie van lhbtiq+-personen in Ghana en het uitspreken van zorgen over dit
soort wetgeving. Hierbij staan uiteraard de belangen, de veiligheid en het welzijn
van de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana voorop («nothing about them without them»). Vanwege
de kwetsbare positie van lhbtiq+-personen in Ghana, de gevoeligheid van het onderwerp,
de autonomie van het Ghanese parlement, en het scherpe publieke debat, bekijkt het
kabinet voortdurend bij welke steun en benadering de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana
het meeste baat heeft. Lokale lhbtiq+-organisaties verzoeken Nederland, gezien bovenstaande
overwegingen, om stille diplomatie in te zetten en geen publieke uitspraken te doen.
Vraag 7
Bent u bereid om samen met gelijkgezinde landen, zoals de Verenigde Staten en partners
in de Europese Unie, meer druk uit te oefenen op Ghana en andere OS-landen die soortgelijke
wetgeving introduceren of behandelen?
Antwoord 7
Ja. Nederland trekt bij soortgelijke kwesties bij voorkeur op met gelijkgezinde landen
en organisaties. Dit leidt niet alleen tot een sterker signaal maar stimuleert tevens
een coherente reactie van donoren.
Vraag 8
Bent u van mening dat OS-middelen als drukmiddel moet worden ingezet om dit soort
wetgeving te voorkomen?
Antwoord 8
De inzet van OS-middelen als drukmiddel moet per geval zorgvuldig bekeken worden,
rekening houdend met de verwachte effectiviteit en onbedoelde neveneffecten. Het kan
een stevig signaal zijn. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat vanwege het geven
van een signaal aan de regering, vooral de bevolking, waar de meeste programma’s op
gericht zijn, getroffen wordt door stopzetting van OS-programma’s. Van belang is ook
te realiseren dat OS-middelen altijd een langetermijndoel hebben en dat Nederland
geen bilaterale begrotingssteun verstrekt. Gezamenlijk optrekken met andere landen
heeft de sterke voorkeur, daar dit de effectiviteit van eventuele maatregelen vergroot.
Vraag 9
Bent u van mening dat alle OS-middelen onmiddellijk moeten worden stopgezet als het
Ghanese parlement deze wet aanneemt?
Antwoord 9
Nee. Een overweging om OS-middelen al dan niet stop te zetten moet zorgvuldig gebeuren
en kritisch worden getoetst op effectiviteit en vergt een bredere afweging waarbij
ook neveneffecten in acht moeten worden genomen. Vrijwel alle OS-middelen voor Ghana
komen direct ten goede aan private partijen en organisaties, waaronder organisaties
die de lhbtiq+-gemeenschap steunen. In het scenario van aanname van deze wet, is het
juist van belang dat deze steun doorgang blijft vinden. Zie verder het antwoord op
vraag 8.
Ter aanvulling, aanname van de wet door het Ghanese parlement betekent niet meteen
dat deze wet ook daadwerkelijk van kracht zal worden. Zo heeft de Ghanese president
de mogelijkheid om niet in te stemmen met de wet en deze terug te sturen naar het
parlement, of door te verwijzen naar de Council of State. Ook bestaat de mogelijkheid dat tegenstanders een juridische zaak aanspannen tegen
de wet. Het is dus van belang om bij elke stap in het proces te bekijken welke handeling
het meest effectief zou zijn.
Vraag 10
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van steeds strengere anti-LHBTI wetten in Afrikaanse
landen een zorgelijke ontwikkeling is die haaks staat op de Nederlandse OS-doelen?
Zo ja, is er een plan van aanpak om adequaat en snel te reageren op deze ontwikkeling?
Antwoord 10
Ja, lhbtiq+-personen en organisaties worden wereldwijd geconfronteerd met toenemende
beperkingen, ook in een toenemend aantal Afrikaanse landen. Dit is een zeer zorgelijke
ontwikkeling. Naast het groeiend aantal landen dat wetgeving voorstelt om lhbtiq+-organisaties
monddood te maken, ageert een aantal overheden tegen steun uit het buitenland voor
gelijke rechten voor lhbtiq+-personen. Bijvoorbeeld in de (momenteel) 67 landen waar
consensuele seksuele relaties tussen personen van gelijk geslacht, of diverse genderidentiteiten,
strafbaar gesteld zijn.
Op het Afrikaanse continent is sprake van een trend van anti-lhbtiq+-wetgevingsinitiatieven,
waarbij ontwikkelingen in verschillende landen elkaar beïnvloeden. De recent in Oeganda
aangenomen «Anti-Homosexuality Act» is al door diverse parlementariërs in enkele andere
landen genoemd als «voorbeeld».
Nederland volgt deze ontwikkelingen nauwgezet via onze ambassades, in coördinatie
met gelijkgezinde landen (waaronder via de Equal Rights Coalition) en via contacten
met het maatschappelijk middenveld. Daarbij zet het kabinet samen met onze partners
de verschillende instrumenten in die wij tot onze beschikking hebben. Via strategische
partnerschappen worden lhbtiq+-organisaties in diverse Afrikaanse landen gesteund3, zowel financieel als via capaciteitsopbouw en met diplomatie
Als grote donor van het Global Equality Fund draagt Nederland ook bij aan noodondersteuning
voor lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers. Daarnaast is dit jaar Safety for Voices (2023–2027)
van start gegaan, waarmee mensenrechtenverdedigers, journalisten en mediawerkers online
en offline beschermd worden. Deze instrumenten zijn tevens beschikbaar voor lhbtiq+-mensenrechtenactivisten
en journalisten die rapporteren over lhbtiq+ zaken op het Afrikaanse continent. Daarnaast
zetten onze ambassades in deze landen zich in voor lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers,
bijvoorbeeld door directe projectfinanciering, het bieden van een veilige ruimte,
en door het samenbrengen van partijen die bondgenoten van de lhbtiq+-gemeenschap kunnen
zijn.
Vraag 11
Kunt u uiteenzetten met welke landen Nederland een OS-relatie onderhoudt en waar tegelijkertijd
anti-LHBTI-wetten van kracht zijn of binnenkort worden geïntroduceerd?
Antwoord 11
Zoals uiteengezet in de BHOS nota, onderhoudt Nederland een partnerrelatie met 21
landen op het Afrikaanse continent, waarvan 10 landen met een brede OS-relatie, 3
landen met een beperkte OS-relatie, 6 zogenaamde combilanden en 2 landen die in twee
categorieën vallen. Van deze groep landen is in Oeganda een nieuwe en strengere anti-lhbtiq+-wet
van kracht. In Ghana zijn voorbereidingen in een vergevorderd stadium. Anti-lhbtiq+-sentimenten
spelen echter in meerdere landen waar Nederland een OS-relatie mee onderhoudt; dit
heeft echter nog niet geleid tot concrete stappen richting strengere anti-lhbtiq+-wetgeving.
Vraag 12
Bent u het eens dat er verschil moet zijn in de strategische keuzes die Nederland
maakt waar het gaat om Nederlands belastinggeld of anderzijds gelijkwaardige handelsrelaties?
Antwoord 12
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid
toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Mocht
er sprake zijn gebruikmaking van handels- en financieringsinstrumentarium van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken is bovendien sprake van een proportionele IMVO-toetsing.
Het overgrote deel van de ondernemers die gebruik maken van dit instrumentarium zijn
Mkb’ers die zonder deze ondersteuning niet in staat zijn om in Afrikaanse markten
te investeren.
Vraag 13
Hoe gaat Nederland ervoor zorgen dat we in Afrika de trend van meer haat tegen LHBTI’ers
tegengaan?
Antwoord 13
Op het Afrikaanse continent, alsook daarbuiten, is inderdaad een zeer zorgelijke trend
gaande van meer haat tegen de lhbtiq+-gemeenschap. Lhbtiq+-organisaties en lhbtiq+-personen
zijn het doelwit van mensenrechten-ondermijnende actoren, en haat wordt online en
offline opgestookt. Deze sentimenten worden gevoed en benut door een verscheidenheid
aan conservatieve, religieuze, maatschappelijke en politieke krachten, zowel uit eigen
land als daarbuiten, die deze sentimenten gebruiken voor het ondermijnen van mensenrechten,
specifiek de gelijke rechten van lhbtqi+-personen, en van verworvenheden op het terrein
van SRGR en gendergelijkheid.
Via de eerdergenoemde programma’s (zie vraag 10) blijft het kabinet zich inzetten
voor dialoog, meer begrip en praktische ondersteuning. Daarbij luisteren we in eerste
instantie naar de wensen en behoeften van lhbtiq+-ers zelf. Bewustzijn over culturele
en lokale percepties over lhbtiq+-personen is hierbij tevens van belang. Hoe men over
mensenrechten of lhbtiq+-personen denkt, verschilt per land en hangt af van diverse
culturele, religieuze, economische, politieke en maatschappelijke factoren. Tegelijkertijd
mogen gevoeligheden nooit een reden zijn voor het schenden van mensenrechten. Daarom
is het belangrijk dat in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen wordt
gekeken naar deze factoren en op basis daarvan de meest effectieve aanpak – en het
bijpassende narratief – gekozen wordt, altijd in samenspraak met lokale lhbtiq+-organisaties.
Van belang is om vooral ook in gesprek te blijven met en te investeren in de relatie
met overheden en andere relevante partijen. Het benadrukken van het universele karakter
van de mensenrechten voor iedereen, inclusief lhbtiq+-personen en het ontkrachten
van het beeld dat dit een typisch westers verschijnsel is, is daarbij belangrijk.
Soms kan het helpen om in aanvulling op het mensenrechten perspectief, ook een minder
gevoelige invalshoek te benoemen, bijvoorbeeld door zorgen uit te spreken over de
impact van anti-lhbtiq+-wetgeving op de veiligheid en toegang tot gezondheidzorg voor
lhbtiq+, in navolging van de aanpak van grote mondiale organisaties op hiv/aids gebied,
zoals het Global Fund, UNAIDS en Pepfar (VS). Of door te wijzen op de gevolgen voor
het investeringsklimaat en het internationale bedrijfsleven, dat ook een verantwoordelijkheid
heeft richting de eigen lhbtiq+-werknemers, zoals Convening for Equality dat heeft
gedaan.
Ten slotte wordt gekeken hoe zuidelijke landen met een meer positief track record op lhbtiq+ een bevorderende rol kunnen spelen in het voorkomen van het verder doorzetten
van de negatieve trend.
Vraag 14
Hoe zorgen we ervoor dat Oeganda en Ghana geen precedent gaan scheppen voor andere
landen waar we een OS-relatie mee hebben?
Antwoord 14
Zie vraag 10 en 13.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.