Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de voortgang van de doelen wat betreft het emancipatiedossier
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de voortgang van de doelen wat betreft het emancipatiedossier (ingezonden 11 april 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 19 juni
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2421.
Vraag 1
Bent u tevreden met de uitvoering van het Regenboog Stembusakkoord 2021?1
Antwoord 1
«Tevreden» is een groot woord voor de Minister van Emancipatie. Ik ben pas echt tevreden
op het moment dat de emancipatie volbracht is. Op 18 november 2022 heb ik uw Kamer
namens het kabinet de Emancipatienota 2022–2025 gestuurd.2 Daarin geef ik aan wat het kabinet doet voor de emancipatie van vrouwen en lhbtiq+
personen. Bij de nota is een overzicht meegestuurd met concrete maatregelen om emancipatie
verder te bevorderen. De afgelopen 6 maanden is door de betrokken ministeries gewerkt
aan de verdere uitwerking van de Emancipatienota en deze maatregelen. Daarmee wordt
mede invulling gegeven aan de zorgvuldige uitvoering van het Regenboog Stembusakkoord.
De regenboogpunten kennen elk een eigen tijdspad. Sommige punten zijn al (bijna) uitgevoerd,
terwijl andere punten zo complex zijn in de uitvoering dat ze zich in de verkennende
fase bevinden.
Zo ben ik verheugd dat onlangs op initiatief van uw Kamer «seksuele discriminatie»
en «handicap» als discriminatiegronden zijn opgenomen in artikel 1 van de Grondwet.
Tegelijkertijd is er op een aantal punten ook nog veel werk te verzetten. Zo is het
traject voor het invoeren van een wettelijke regeling voor meerouderschap en meeroudergezag
complex vanwege doorwerking in bestaande regelgeving en systemen. Daarom is er voor
dit traject een interdepartementale werkgroep gestart met als doel te komen tot een
plan en planning voor de invoering van meerouderschap. In de voortgangsrapportage
van de Emancipatienota later dit jaar zal ik uw Kamer informeren over de voortgang
op elk van de regenboogpunten.
Emancipatie is niet denkbaar zonder de inzet van maatschappelijke organisaties. Daarom
heb ik met acht allianties strategische partnerschappen gesloten die elk voor de periode
2023–2027 een subsidie ontvangen. Op 13 februari 2023 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd3. Het gaat om de volgende allianties en middelen: Kleurrijk en Vrij (2,4 miljoen euro
per jaar), Gelijke Representatie in de Politiek (900.000 euro per jaar), Act 4 Respect
Unlimited (950.000 euro per jaar), Gezondheidszorg op Maat (950.000 euro per jaar),
Financieel Sterk door Werk (965.000 euro per jaar), Verandering van Binnenuit (882.400
euro per jaar), Worden Wie Je Bent (836.600 euro per jaar), Jong Gelijk (887.600 euro
per jaar).
Vraag 2
Hoeveel discriminatierechercheurs zijn er aangesteld door dit kabinet?
Antwoord 2
Er zijn vier discriminatierechercheurs aangesteld door de korpschef. Ze maken onderdeel
uit van de pilot Expertise Centrum Aanpak discriminatie van de politie.
Vraag 3
Is er meer tijd en geld uitgetrokken voor Roze in Blauw? Zo ja, hoeveel? Hoe staat
het met de uitvoering van de motie van de leden Mutluer en Westerveld die hierom vraagt?4
Antwoord 3
Vanaf 2022 worden meerjarige incidentele middelen toegekend aan de politie voor de
aanpak van geweld tegen lhbtiq+ personen. Het gaat om 2 miljoen euro per jaar. De
politie geeft dit geld onder het programma «politie voor iedereen» uit aan onder andere
onderzoek naar lhbti-geweld en aan steun voor de netwerken divers Vakmanschap, waaronder
het netwerk Roze in Blauw. Er wordt onder andere gewerkt aan faciliteiten voor de
leden en coördinatoren van het totale netwerk divers vakmanschap. De Minister van
Justitie en Veiligheid informeert hier met regelmaat uw Kamer over.
Vraag 4
Is de aanpak van discriminatie inmiddels een verplicht onderdeel van het curriculum
op de politieopleidingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, de antidiscriminatiebepalingen uit de Grondwet en het Wetboek van Strafrecht maken
onderdeel uit van de opleiding van Politieacademie voor politiemedewerkers. Binnen
het lesprogramma van de Politieacademie is via een doorlopende leerlijn ook nadere
aandacht voor discriminatie en de thema's onder de veranderopgave Politie voor Iedereen.
Op deze manier kan bij elk onderdeel van het curriculum stilgestaan worden bij actuele
voorbeelden en concrete vraagstukken van discriminatie en racisme. De Minister van
Justitie en Veiligheid informeert uw Kamer daar met regelmaat over.
Vraag 5
Hoe ziet de intensivering van de aanpak van discriminatie op internet eruit? Welke
acties vallen daaronder?
Antwoord 5
In ons land is geen plaats voor discriminatie, niet offline en niet online. Iedereen
moet zich vrij voelen om zichzelf te zijn. Dit vraagt inzet van veel partijen in onze
samenleving, en dit vraagt ook een interdepartementale aanpak. Met de Ministers van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
en Langdurige Zorg en Sport heb ik uw Kamer per brief op 22 februari geïnformeerd
over deze aanpak. In de Kamerbrief worden zes beleidslijnen genoemd, die op dit moment
worden uitgewerkt tot concrete acties.5 Deze beleidslijnen houden in dat de interdepartementale aanpak in samenwerking met
andere partijen wordt ontwikkeld en uitgevoerd, de preventieve aanpak wordt versterkt,
we ons inzetten voor een betere registratie van online discriminatie, voor ondersteuning
van (potentiële) slachtoffers, we nader onderzoek zullen doen en de internationale
samenwerking zullen opzoeken. In de actualisatie van het Nationaal Programma tegen
Discriminatie en Racisme, waar de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme
aan werkt, zal dit najaar een update worden gegeven over de interdepartementale aanpak
van online discriminatie.
Vraag 6
Wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering van nader onderzoek naar intersectionele
vormen van discriminatie, en naar oplossingsrichtingen om dergelijke vormen van discriminatie
aan te pakken, zoals gevraagd in de motie van de leden Mutluer en Westerveld?6
Antwoord 6
Het kabinet hecht belang aan het voorkomen en aanpakken van discriminatie en racisme,
waaronder ook een intersectionele aanpak. Het is belangrijk om een goed beeld te krijgen
van wat er al loopt binnen de Rijksoverheid op het tegengaan van intersectionele discriminatie.
De genoemde motie van Mutluer en Westerveld vraagt hier ook om. Dit interdepartementale
traject is inmiddels gestart. Over de uitkomsten hiervan informeren we uw Kamer in
2023, in overeenstemming met de termijn die genoemd is in de motie.
Vraag 7
Hoe staat het met de wettelijke regeling voor meerouderschap en meeroudergezag, in
lijn met het advies van de staatscommissie Herijking Ouderschap en de belofte uit
het Regenboogakkoord 2017?
Antwoord 7
Op dit moment inventariseert een interdepartementale werkgroep benodigde wet- en regelgeving
om te komen tot een plan en planning voor de invoering van meerouderschap. Hiervoor
zijn ook focusgroepen georganiseerd met meerouders, kinderen en betrokken organisaties
om de verschillende maatschappelijke behoeften in kaart te brengen. Het kabinet streeft
ernaar uw Kamer hierover vóór het zomerreces van 2023 te informeren.
Vraag 8 en 9
Wat is de stand van zaken wat betreft het voornemen om wetten en regels aan te scherpen
ter bevorderen van de acceptatie van lhbtqi+ personen door scholen en met de doelstelling
om een einde te maken aan de afwijzing van lhbtqi+ personen door scholen?
Hoe staat het met de wettelijke acceptatieplicht voor scholen?
Antwoord 8 en 9
Later dit jaar verstuurt de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs een brief
waarin hij ingaat op de moties Kwint c.s. en Gundogan/Simons die oproepen tot het
verbieden van (bepaalde passages in) identiteitsverklaringen. Daartoe voert de Minister
op dit moment zorgvuldig onderzoek uit.
Vraag 10
Hoe staat het met de doelstelling om te komen met een wettelijk verbod op non-consensuele,
niet-noodzakelijke medische behandelingen van intersekse kinderen en volwassenen?
Antwoord 10
In de Emancipatienota is opgenomen dat het uitgangspunt voor het kabinet is dat er
maximale borging is van zorgvuldigheid in de zorg voor intersekse kinderen en de afwegingen
die daarbij aan de orde komen tussen artsen, ouders, en kind.7 Om te voorkomen dat er niet-medisch noodzakelijke en non-consensuele behandelingen
plaatsvinden bij intersekse kinderen. Het huidige en toekomstige belang van het kind
moet altijd voorop staan. Het kabinet onderzoekt wat ervoor nodig is om dit verder
te bevorderen. Conform de motie Bergkamp en Van den Hul is door het Nederlands Instituut
voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL) onderzocht in welke mate in Nederland
niet-medisch noodzakelijke ingrepen plaatsvinden bij jonge intersekse kinderen. Het
onderzoeksrapport is op 22 december 2022 met uw Kamer gedeeld.8 Zoals eerder aangegeven zullen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en ik mede op basis van deze onderzoeksresultaten bezien welke maatregelen nodig zijn
om onze ambities te realiseren. Wij zullen uw Kamer hierover voor de zomer van 2023
informeren.
Vraag 11
Wat is de stand van zaken wat betreft een wettelijk transitieverlof voor transgender
personen, dat qua vorm vergelijkbaar is met het zwangerschapsverlof?
Antwoord 11
Een wettelijk transitieverlof kan helpen om mensen in transitie vrij te stellen van
werk en kan zodoende bijdragen aan de bevordering van een goed verloop van het transitieproces.
Ook draagt het bij aan de verbetering van de arbeidsmarktpositie van transgender personen
in het algemeen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik trekken op
dit onderwerp samen op.
Sinds het begin van deze kabinetsperiode wordt de vormgeving van een wettelijk transitieverlof
verkend. Hiervoor zijn door beide Ministers onder andere gesprekken gevoerd met verscheidene
betrokken actoren. Hierbij kunt u denken aan organisaties met een eigen transitieverlofregeling,
medewerkers van verschillende genderpoli’s, mensen die onder de doelgroep van de regeling
zouden vallen en maatschappelijke organisaties. Ook is de Rijksoverheid in 2023 in
de cao Rijk met een pilot transitieverlof gestart. Deze wordt na drie jaar geëvalueerd.
Hiernaast maken wij voor de vormgeving van het verlof gebruik van de inzichten uit
verschillende onderzoeken en rapporten, zoals de verkenning van een transitieverlof
in de Wet arbeid en zorg van TNN en de LHBT-monitor 2022 van het SCP.
Het kabinet heeft in de afgelopen voorjaarsbesluitvorming geen financiële middelen
kunnen vrijmaken voor transitieverlof. Het kabinet zal in de voorjaarsbesluitvorming
2024 nogmaals wegen of er middelen kunnen worden vrijgemaakt.
Vraag 12
Wat is de inzet om de lange wachtlijsten voor transgenderzorg te verminderen en wat
is het effect daarvan geweest op de lengte van de wachtlijsten?
Antwoord 12
Mede door de inzet van de kwartiermaker Transgenderzorg9 zal de capaciteit voor psychologische zorg (behandeling, diagnostiek en indicatiestelling
voor somatische zorg) tussen 2022 en 2023 naar verwachting met 32% stijgen, naar 6.675
plekken. De capaciteit voor endocrinologische zorg (hormoonbehandelingen) neemt in
dezelfde periode naar verwachting met 24% toe, naar 3.930 plaatsen in 2023. Ook het
aantal behandelplaatsen voor chirurgische behandelingen (operatieve ingrepen aan primaire
en secundaire geslachtsorganen en het gelaat) neemt toe.
Door deze toename zullen meer transgenderpersonen zorg ontvangen. Tegelijkertijd zien
we dat in de periode tussen januari en juli/augustus 2022 (peilmoment laatste uitvraag)
het aantal inschrijvingen voor transgenderzorg met 10% toegenomen tot 8.630 aanmeldingen
voor psychologische zorg. Dit maakt dat de gemiddelde wachttijd voor psychologische
zorg tussen januari en juli/augustus 2022 toch is gestegen van 51 naar 60 weken.
Deze recente ontwikkelingen in de zorgvraag en wachttijden in verhouding tot het zorgaanbod
maken duidelijk dat het nodig is dat alle betrokken partijen in de transgenderzorg
ook de komende jaren prioriteit blijven geven aan het verbeteren van de toegankelijkheid
van de transgenderzorg. Met de onlangs naar uw Kamer verstuurde brief van 9 mei jl.
heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport u, mede namens mij, geïnformeerd
over de twee onderzoeksrapporten op het gebied van transgenderzorg en hoe hier opvolging
aan wordt gegeven.10
Vraag 13
Wat is de inzet op het afschaffen van onnodige geslachtsregistratie door de overheid
en wat zijn de criteria voor onnodige geslachtsregistratie?
Antwoord 13
Onnodige registratie van geslacht door de overheid wordt zoveel mogelijk afgeschaft.
Ook stimuleer ik private partijen om onnodige registratie van geslacht verder te beperken.
We blijven daarom ook deze kabinetsperiode inzetten op het vergroten van de bewustwording
over onnodige sekseregistratie binnen de Rijksoverheid. Ook blijven we in deze periode
het bestaande instrumentarium toepassen, zoals de eerder ontwikkelde Toolkit Onnodige
Sekseregistratie.11 Zo heeft uw Kamer op 25 januari jl. het eindrapport van de Pilot Onnodige Sekseregistratie
ontvangen die bij DUO heeft plaatsgevonden.12 Naar aanleiding van deze pilot zal er een meer concrete overheidsbrede instructie
worden opgesteld over de registratie en het gebruik van seksegegevens en is er specifieke
aandacht voor het gebruik van seksegegevens voor communicatie en aanschrijfwijze.
Vooruitlopend op een overheidsbrede instructie zijn de criteria uit de Toolkit Onnodige
Sekseregistratie leidend om na te gaan of registratie van geslacht nodig of onnodig
is. Uitgangspunt van de Toolkit is dat sekseregistratie in principe onnodig is, tenzij
er een goede reden is om wel te registreren. Hierbij spelen de volgende criteria een
rol: Kan de doelstelling ook zonder registratie behaald worden (noodzakelijkheidscriterium)?
Weegt het gebruik van seksegegevens op tegen de nadelen op het gebied van o.a. privacy
en inclusie (evenredigheidscriterium)? Wordt het juiste type seksegegevens gebruikt,
zoals de juridische geslachtsregistratie of de genderidentiteit (geschiktheidscriterium)?
Op basis hiervan blijkt in de praktijk dat sekseregistratie voor bijvoorbeeld communicatiedoeleinden
vaak onnodig is, terwijl het voor onderzoeks- en emancipatiedoeleinden wel nodig kan
zijn.
Vraag 14
Hoe staat het met de doelstelling om meer te investeren in steun voor lhbtqi+ bewegingen
in de Russische regio en Centraal- en Oost Europa?
Antwoord 14
In lijn met het Regenboogstembusakkoord, het coalitieakkoord en de motie Sjoerdsma
stelt het kabinet meer financiële middelen beschikbaar voor lhbtiq+-organisaties in
Centraal- en Oost-Europa en de Kaukasus. Dit is via het gedelegeerde mensenrechtenfonds
van posten in deze regio’s beschikbaar gesteld.
Ook wordt uitvoering gegeven aan amendement-Hammelburg c.s. op de begroting BHOS 2023,
waarmee via het Civic Space Flex Fund 2,4 miljoen euro beschikbaar is gesteld voor
lhbtiq+-organisaties in Oost-Europa en de Kaukasus.
Daarnaast wordt diplomatiek geïnvesteerd in lhbtiq+-organisaties in deze regio’s.
Zo is bijvoorbeeld in 2022 het jaarlijkse Building Bridges bezoekersprogramma voor
lhbtiq+-activisten aan Nederland specifiek ingezet op activisten uit deze regio’s.
Voor 2023 is ook een extra bezoekersprogramma voor lhbtiq+-activisten uit Polen, Hongarije
en Slowakije goedgekeurd. Ook via de Equal Rights Coalition heeft Nederland zich ingezet
voor aandacht voor deze regio’s, door diplomatieke briefings te organiseren over de
situatie in Oekraïne, Servië (Europride), en Bosnië-Herzegovina en zich via gezamenlijke
verklaringen uit te spreken over de lhbtiq+-haatmoorden in Slovenië en de anti-lhbtiq+-wetgeving
in Rusland.
Vraag 15
Hoe staat het met het voornemen om een einde te maken aan het afwijzen van lhbtqi+
asielzoekers op basis van ondeugdelijke stereotypen, zoals het ontbreken van «processen
van bewustwording en zelfacceptatie»?
Antwoord 15
Het huidige kabinet heeft zich voorgenomen om de expertise bij de IND over de beoordeling
van lhbtiq+-asielzoekers te versterken waarbij externe expertise betrokken zal worden.
De IND besteedt hier al op verschillende manieren aandacht aan. Zo heeft de IND in
het coalitieakkoord als onderdeel van de nieuwe opgezette Basis Opleiding Asiel (BOA)
die iedere nieuwe hoor- en beslismedewerker volgt ook aandacht voor lhbtiq+-zaken,
waarbij lhbtiq+-coördinatoren betrokken zijn. De komende periode zal de IND de huidige
lopende initiatieven bestendigen, verdiepen, uitbreiden en verbreden. Over de wijze
waarop dit gebeurt en over de verdere invulling van deze maatregel uit het coalitieakkoord
is uw Kamer per brief van 4 november 2022 geïnformeerd.13
Vraag 16
Deelt u de zorgen dat lhbtqi+ acceptatie internationaal alleen maar verder is gedaald
en Nederland dus meer moet doen om hier tegenwicht aan te bieden?
Antwoord 16
Een brede en uitgebreide internationale inzet voor vrouwenrechten, seksuele en Reproductieve
Gezond en Rechten (SRGR) en gelijke rechten van lhbtiq+ personen blijft onverminderd
noodzakelijk. Ik maak mij zorgen over de toenemende druk op deze mensenrechten, die
de afgelopen jaren binnen en buiten Europa steeds zichtbaarder wordt. De Nederlandse
inzet ziet toe op het consistenter en proactiever beschermen van deze rechten, onder
andere via Europese en internationale afspraken, juridische en financiële middelen.14
Allereerst als grootste overheidsdonor binnen en buiten Europa via strategische partnerschappen
met het lhbtiq+ maatschappelijk middenveld in de Global South, het mensenrechtenfonds,
als donor van het Global Equality Fund en als enige EU-lidstaat dat EU lhbtiq+-koepelorganisaties
ILGA Europe, TGEU en ILGYO financieel ondersteunt. Via Safety for Voices komen ook
lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers en journalisten die verslag doen over lhbtiq+-kwesties
in aanmerking voor ondersteuning.
Ook besteden ambassades en RVO aandacht aan de mogelijkheden voor ngo’s om aanspraak
te maken op middelen uit het EU-programma «Gelijkheid, Burgerschap, Rechten en Waarden
(2021- 2027)».
Daarnaast maakt Nederland zich samen met gelijkgestemde landen hard voor de gelijke
rechten van lhbtiq+ personen, onder andere via de Equal Rights Coalition. Tot slot
blijft het kabinet de Commissie aanmoedigen om optimaal gebruik te maken van het EU-rechtstaatinstrumentarium.
Zo volgt Nederland nauwlettend de ontwikkelingen rond de inbreukprocedure tegen Hongarije,
naar aanleiding van de anti-lhbti-wetswijzigingen. De zaak is aanhangig gemaakt bij
het Europees Hof van Justitie, waarin Nederland aan de zijde van de Commissie zal
interveniëren, samen met tal van andere lidstaten en het Europees parlement. Nederland
vervulde een sleutelrol in het realiseren van een meerderheid aan EU-lidstaten dat
de Commissie in deze zaak zal steunen.
Vraag 17
Bent u tevreden met de uitvoering van de emancipatienota 2022–2025?
Antwoord 17
Zie vraag 1.
Vraag 18
Op welke wijze is de afgelopen twee jaar ingezet om een gelijk speelveld te creëren
voor mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt en wat is het resultaat daarvan? Hoe is
de positie van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt daarin meegenomen?15
Antwoord 18
Het kabinet zet breed pakket aan maatregelen in om de arbeidsmarktpositie van vrouwen
te verbeteren en te komen tot gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. De Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet namens het kabinet onder andere in op:
– Invoering van het betaald ouderschapsverlof en verhoging van het percentage van 50
naar 70 procent;
– Transparantie over beloningen (voorbereiding van Nederlandse implementatie van het
EU-richtijnvoorstel over loontransparantie);
– Het indienen van wetgeving met betrekking tot gelijke behandeling bij werving en selectie;
– Maatschappelijke dialoog over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt, die zich richt
op de vraag hoe gelijkwaardige kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt kunnen worden
bevorderd. De dialoog wordt gevoerd in drie fasen, start na de zomer van 2023 en loopt
tot einde 2024. Na oplevering van iedere fase wordt over de resultaten gerapporteerd
aan uw Kamer;
– Doorbreken van genderstereotypering (o.a. in loopbaanontwikkeling en beroepskeuze);
– Inzet op genderdiversiteit in de top van de private en (semi)publieke sector.
Ook voor de positie van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt is er specifieke
aandacht. Zo wordt op diverse plekken onderzoek uitgevoerd:
– Binnen het ZonMw-programma Vakkundig aan het Werk is een subsidieronde ingericht met
het doel de economische zelfstandigheid en financiële onafhankelijkheid van vrouwen
met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten.
– In het kader van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) worden met steun vanuit de Ministeries
van SZW en OCW een aantal grote projecten uitgevoerd om doorbraken te creëren om de
arbeidsparticipatie van economisch (potentieel) kwetsbare vrouwen te vergroten.
– Om de financiële zelfredzaamheid van vrouwen met een migratieachtergrond in een afhankelijkheidssituatie
in gesloten gemeenschappen te vergroten, zal het kabinet naar aanleiding van het amendement
Becker16 dit jaar een pilot op zetten. In de pilot worden interventies toegepast en getest
om emancipatie en (duurzame) participatie van deze doelgroep op de arbeidsmarkt te
bevorderen.
– Zoals in de Werkagenda VIA van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is
opgenomen, is de gemeente Almere gestart met een pilot om vrouwelijke nareizigers
met een buiten-Europese migratieachtergrond middels een integrale aanpak te begeleiden
naar duurzame participatie.
De uitkomsten van deze onderzoeken en pilots worden eind 2024 verwacht en worden dan
gedeeld met uw Kamer, gemeenten en andere stakeholders.
Vraag 19
Hoe heeft de inzet op een gelijke verdeling van arbeid en zorg eruit gezien en wat
is het effect daarvan?
Antwoord 19
Het kabinet zet met verschillende maatregelen in op het mogelijk maken van een gelijke
verdeling van arbeid en zorg. Zo is het betaald ouderschapsverlof in augustus vorig
jaar in werking getreden, nadat het kabinet het uitkeringspercentage heeft verhoogd
van 50 naar 70 procent. Om de (eerste) effecten van invoering hiervan in kaart te
brengen, wordt dit jaar een invoeringstoets op de Wet betaald ouderschapsverlof uitgevoerd
en zal in de evaluatie van deze wet in 2025 expliciet aandacht uitgaan naar de effecten
hiervan op de verdeling van zorgtaken tussen partners.
Naast de invoering van het betaald ouderschapsverlof is ook de invoering van het geboorteverlof
in 2019 en het aanvullend geboorteverlof in 2020 nog relatief kort geleden. Afgelopen
jaar heeft het kabinet de eerste evaluatie van de WIEG gedeeld met uw Kamer, waarin
onder andere aandacht uitging naar de eerste effecten van invoering hiervan.17 Uit deze evaluatie bleek dat een mogelijk effect van de invoering van het geboorteverlof
is dat moeders hun werk-privébalans een hogere waardering gaven. Ook bleken ouders
op deelaspecten een betere band met hun kind te ervaren. Overigens waren er ook beoogde
effecten, waaronder een hogere arbeidsparticipatie van moeders, die nog niet of nog
niet volledig waren opgetreden. Mogelijk zullen (een deel van) deze effecten zich
op langere termijn alsnog manifesteren. Bij aanbieding van de evaluatie van de WIEG
is aan uw Kamer toegezegd dat in de evaluatie van het betaald ouderschapsverlof onder
andere aandacht zal worden besteed aan het gezamenlijke effect van invoering van het
geboorteverlof en het betaald ouderschapsverlof op de verdeling van zorgtaken tussen
partners.
Daarnaast is kinderopvang een belangrijk middel voor ouders om de zorg voor hun kinderen
te combineren met een baan. Een goede start op de kinderopvang draagt bij aan de ontwikkeling
van kinderen, zeker voor kinderen in een kwetsbare positie. Zo draagt kinderopvang
ook bij aan het versterken van kansengelijkheid. Kwalitatief goede en toegankelijke
kinderopvang is van groot belang voor onze maatschappij, zowel voor een goede start
voor kinderen als voor de arbeidsparticipatie van ouders en voor de economische zelfstandigheid
van vrouwen.
Ook heeft mijn collega, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, recent aandacht
gevraagd voor het onderwerp arbeid en zorg in de campagne Wil je meer werken? Laat het merken. Het doel van deze campagne was om mensen die hun werkuren mogelijk willen uitbreiden
het gesprek hierover aan te laten gaan met hun werkgever en omgeving. Het gesprek
met de omgeving over de verdeling van werk en zorgtaken, zowel voor kinderen als voor
hulpbehoevende naasten, is daarbij essentieel. De campagne heeft het maatschappelijke
debat over de verantwoordelijkheid van vrouwen en mannen in de verdeling van zorgtaken
doen oplaaien. Hoe men werk en zorgtaken combineert is en blijft een persoonlijke
keuze. Het kabinet vindt het erg belangrijk dat het maatschappelijk debat en het gesprek
thuis aan de keukentafel worden gevoerd en men hier een bewuste, weloverwogen keuze
in maakt.
Het thema arbeid en zorg zal dan ook worden voortgezet in de maatschappelijke dialoog
over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt, die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
eind vorig jaar aan uw Kamer heeft aangekondigd18. In deze dialoog zal het gesprek worden gevoerd met verschillende groepen in de samenleving.
Hierin worden onder andere de arbeid- en zorgverdeling en de verschillende verwachtingen
die in de samenleving heersen over mannen en vrouwen op het werk, in het gezin en
breder op de arbeidsmarkt besproken. Het is uiteindelijk aan partners zelf om te bepalen
hoe zij onderling de zorgtaken in het huishouden verdelen en hoe zij deze combineren
met hun werk. Zoals in de brief van eind vorig jaar is aangegeven, vindt het kabinet
het belangrijk een antwoord te formuleren op de vraag in hoeverre de kennelijk heersende
sociale norm waarbinnen vrouwen zich meer dan mannen behoren te richten op zorgtaken
en onbetaald werk en mannen de hoofdkostwinner zijn, (nog steeds) breed gedragen wordt
en hoe deze norm van invloed is op het arbeidsmarktgedrag van individuen en werkgevers.
Vraag 20
Bent u bereid om het aanvullend geboorteverlof te verlengen van één naar drie weken
en het aanvullend geboorteverlof te verlengen van vijf naar zeven weken? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 20
Het kabinet is niet voornemens het (aanvullend) geboorteverlof uit te breiden. Zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 19, is het verlofstelsel in de afgelopen jaren
meermaals uitgebreid. Het kabinet denkt dat hiermee grote stappen zijn gezet. Op dit
moment loopt er, zoals toegezegd bij de aanbieding van de eerste evaluatie van de
WIEG, een onderzoek naar het niet-gebruik van het aanvullend geboorteverlof. Zodra
dit onderzoek is afgerond, zullen de resultaten hiervan worden gedeeld met uw Kamer.
Ook zal in de evaluatie van het betaald ouderschapsverlof aandacht uitgaan naar de
effecten van de recente uitbreidingen van het verlofstelsel met het (aanvullend) geboorteverlof
en het betaald ouderschapsverlof.19
Hiernaast is de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op dit moment bezig
met een verkenning van de vereenvoudigingsmogelijkheden in het verlofstelsel (de Wet
arbeid en zorg), zoals besproken in het commissiedebat Arbeid en Zorg van 26 januari
jl. In dit debat is toegezegd dat uw Kamer voor de zomer wordt geïnformeerd over de
vereenvoudigingsmogelijkheden van administratieve aard. Na de zomer 2023 wordt uw
Kamer geïnformeerd over de vereenvoudigingsmogelijkheden die een stelselwijziging
of grotere financiële gevolgen als gevolg hebben, naar verwachting in de vorm van
scenario’s.
Vraag 21
Hoe staat het met het streven om 45–55% vrouwen in de top voor benoemingen van zelfstandige
bestuursorganen (zbo’s) en adviescolleges te hebben?20
Antwoord 21
Ik houd mij aan het streven naar een evenredige genderverhouding bij benoemingen.
Op het Dashboard «Genderdiversiteit in de top van de (semi)publieke sector» worden
jaarlijks alle cijfers over het aandeel vrouwen in de top gepubliceerd. Aan het eind
van het jaar zullen de cijfers over 2022 bekend worden gemaakt.21
Vraag 22
Hoe staat het met de verkenning naar de achterliggende redenen voor de achtergestelde
positie op de arbeidsmarkt van mensen met een bi+ gerichtheid en naar aanknopingspunten
voor het verbeteren van die positie?22
Antwoord 22
In december 2022 is er aan Bi+ Nederland een subsidie toegekend om te starten met
een verkenning naar de ervaringen van bi+ personen op de arbeidsmarkt. Zij brengen,
in samenwerking met de Universiteit Leiden, de ervaringen in kaart van bi+ personen
om de ongunstige positie van bi+ personen op de arbeidsmarkt en de werkvloer beter
te kunnen verklaren. De uitkomsten van de verkenning zullen worden gebruikt om inzichten
en handvatten te verspreiden over het verbeteren van de positie van bi+ personen op
de arbeidsmarkt. De uitkomsten van dit project worden verwacht in 2024 en u wordt
hierover geïnformeerd via de voortgangsrapportage van de Emancipatienota.
Vraag 23
Wat is de stand van zaken wat betreft de brede aanpak van gendergerelateerd geweld?23
Antwoord 23
Ik werk samen met collega bewindspersonen, ketenpartners en veldpartijen aan het verbeteren
van de aanpak van gendergerelateerd geweld. Deze aanpak is gericht op verschillende
vormen van gendergerelateerd geweld, zoals huiselijk geweld, seksueel geweld en schadelijke
praktijken. De aanpak bouwt voort op bestaande inzet en verbindt en versterkt deze
inzet. Het is een integrale aanpak die zich richt op preventie, bescherming, vervolging
en beleid. De speerpunten worden op dit moment uitgewerkt. De aanpak wordt rond het
zomerreces door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met uw Kamer
gedeeld.
Vraag 24
Is al duidelijk welke instantie(s) op welke wijze en op welke termijn het monitoronderzoek
naar (lhbt-) emancipatie gaat (gaan) voortzetten?
Antwoord 24
Ik ben zoals in de Emancipatienota is aangegeven bezig te verkennen welke nieuwe onderzoeksbureaus
de voormalige taak van het SCP het beste kunnen overnemen. Voor de voortzetting en
doorontwikkeling van de LHBT-monitor heeft een eerste fase van verkenning plaatsgevonden
en wordt nu gewerkt aan het opzetten van een Europees aanbestedingstraject. Hierbij
zal zoals eerder toegezegd specifieke aandacht zijn voor het waar mogelijk structureel
meenemen van verschillende onderbelichte doelgroepen om zo tot een «Lhbtiq+-monitor»
te komen. In navolging van de motie Werner is bij beide verkenningen ook aandacht
voor waar mogelijk meenemen van respectievelijk vrouwen en lhbtiq+ personen met een
beperking/handicap.24 In hoeverre en op welke wijze er hierover cijfers beschikbaar zullen komen in de
volgende edities van beide monitoringsonderzoeken, hangt nog altijd af van de precieze
mogelijkheden die de onderzoekers straks bij de nadere opdrachtuitwerking zien. Het
streven blijft dat de volgende editie van beide monitoringsonderzoeken in 2024 gereed
zal zijn. Over de uitkomst van beide verkenningen wordt de Kamer nader geïnformeerd
in de eerstvolgende voortgangsrapportage van de Emancipatienota.
Vraag 25
Wat zijn de stappen op het gebied van gelijke rechten voor en acceptatie van lhbtiq+
personen en hoe ziet de inzet op een betere economische positie van vrouwen op de
BES-eilanden en de andere Caribische delen van het Koninkrijk eruit?25
Antwoord 25
Ten aanzien van de gelijke rechten en acceptatie van lhbtiq+ personen ben ik nog in
gesprek met COC over een herstart van het Pink Orange akkoord. Met dit project ben
ik voornemens de lhbtiq+-gemeenschap te steunen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius
en Saba en de autonome koninkrijksdelen Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Daarnaast
is in de Emancipatienota aangegeven dat het kabinet naar aanleiding van een verzoek
van Eerste Kamerlid Dittrich zou verkennen wat de mogelijkheden zijn tot het aangaan
van een huwelijk tussen partners van gelijk geslacht in de andere landen binnen het
koninkrijk en hierover met de regeringen van deze landen in gesprek gaan. Inmiddels
is door de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties gesproken met de Minister-Presidenten
over de mogelijkheid tot het aangaan van een huwelijk voor partners van gelijk geslacht.
Het parlement wordt voor september over de uitkomsten van deze gesprekken door de
Staatssecretaris geïnformeerd.
Ten aanzien van het verbeteren van de economische positie van vrouwen op de BES-eilanden
zijn de volgende stappen gezet. In het afgelopen jaar heeft een werkgroep bestaande
uit vertegenwoordigers van diverse ministeries en de BES eilanden zich gebogen over
de vraag hoe de economische zelfstandigheid van vrouwen in Caribisch Nederland vergroot
kan worden. De uitkomsten van de gesprekken met betrokken partijen, zoals de openbare
lichamen, worden verwerkt in een brief die voor de zomer door de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Intussen werkt het Ministerie van SZW onverminderd door aan het vergroten van de bestaanszekerheid
in Caribisch Nederland. Hierbij is aandacht voor de positie van vrouwen en (alleenstaande)
moeders, onder andere bij het verbeteren van de toegankelijkheid van de kinderopvang
en het uitbreiden van het verlofstelsel.
Vraag 26
Bent u voornemens om de Regenboogsteden uit te breiden door middel van financiering
voor andere geïnteresseerde steden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 26
Nee. Gegeven de beperkte financiële middelen, richt ik mij primair op de G50 gemeenten.
Deze gemeenten zijn landelijk verspreid over het land en hebben een groot bereik.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.