Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Werf en Sneller over de internationale aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit en criminele geldstromen
Vragen van de leden Van der Werf en Sneller (beiden D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de internationale aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit en criminele geldstromen (ingezonden 21 oktober 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 11 november
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het interview met criminoloog Fijnaut, «De meest voor de hand liggende
oplossingen tegen de drugsindustrie worden niet ingezet. Raadselachtig»?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met het interview met criminoloog Fijnaut en heb hierna ook op eigen
initiatief een gesprek gevoerd met professor Fijnaut op 29 september jl.
Vraag 2
Onderschrijft u zijn pleidooi voor meer samenwerking tussen Nederland en België in
de bestrijding van drugscriminaliteit?
Antwoord 2
Ik sta zeker achter zijn pleidooi voor meer samenwerking tussen Nederland en België.
Ik ben ervan overtuigd dat een nauwe samenwerking nodig is om drugscriminaliteit te
bestrijden. Om die reden ben ik intensief in gesprek met mijn Belgische collega’s,
de Belgische Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie en Noordzee, om op alle
niveaus de samenwerking te verstevigen. Criminelen trekken zich niets aan van landsgrenzen
en dus moeten landen een gezamenlijk front vormen tegen illegale drugssmokkel. Dit
doe ik niet alleen met België, ik zet tevens in op het verstevigen van de samenwerking
met andere landen, zowel in Europa als daarbuiten. Specifiek met België heeft de Nederlandse
Douane bijvoorbeeld een samenwerkingsovereenkomst met de Belgische Douane op basis
waarvan onder meer informatie-uitwisseling plaatsvindt over drugssmokkel. De samenwerking
zal op korte termijn verder worden geïntensiveerd door het plaatsen van een operationeel
risico-analist van de Nederlandse Douane bij de Belgische Douane. Een ander terrein
waarbij Nederland en België al nauw samenwerken betreft de ontwikkeling van Artificial
Intelligence als het gaat om de analyse van scanbeelden van containers, zodat veel
makkelijker en sneller opgemerkt kan worden of er sprake is van bijvoorbeeld de aanwezigheid
van cocaïne.
Vraag 3
Hoe kijkt u aan tegen de suggestie van Fijnaut om een gemeenschappelijk politie- en
douanecentrum op het grensgebied van Nederland en België op te richten? Kunt u de
eventuele belemmeringen voor en de voordelen van een centrum schetsen?
Antwoord 3
Het is belangrijk dat de organisaties die verantwoordelijk zijn voor opsporing, vervolging
en handhaving in staat zijn hun werkzaamheden ook op grensoverschrijdend vlak te vervullen
en ik wil daarbij inspelen op hun behoeften. Het heeft de voorkeur van de operationele
ketenpartners om bestaande waardevolle vormen van samenwerking waar nodig te verbeteren
en te intensiveren, in plaats van een nieuwe vorm te introduceren met risico’s voor
duplicatie in werkzaamheden, informatiedeling en extra inzet van personele capaciteit
en aanvullende kosten.
Er gebeurt veel op het gebied van internationale samenwerking in de grensregio en
om die samenwerking te ondersteunen zijn structuren en voorzieningen reeds aanwezig.
Bij deze bestaande internationale samenwerkingsstructuren moet gedacht worden aan
de volgende bilaterale activiteiten: de aanwezigheid van liaisons in beide landen,
nauwe samenwerking tussen politie-eenheden in de grensregio’s met hun Belgische collega’s,
evenals goede structurele samenwerking tussen de Koninklijke Marechaussee met hun
Belgische en Duitse partners en de intensievere samenwerking in en tussen de havens
van beide landen ook op handhaving en opsporing. Ook trekt de Nederlandse Douane samen
op met de Belgische Douane in de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
Zo is er een gezamenlijk reis geweest naar Zuid-Amerika, en is er een nauwe samenwerking
tussen de liaisons en worden gezamenlijke acties uitgevoerd met behulp van de inzet
van een analist in Antwerpen. Verder is er sprake van samenwerking binnen de volgende
internationale verbanden: de hechte bilaterale en Europese samenwerking tussen douaneautoriteiten
in de douane-unie én de Benelux- en Hazeldonk-samenwerkingsstructuren, inclusief de
mogelijkheden die het nog in werking te treden Benelux politieverdrag zal bieden.
Ook de intensieve samenwerking tussen beide landen in EU-verband, via het zogenoemde
EMPACT-instrument, zorgt ervoor dat multidisciplinair grote opsporingsonderzoeken
en controleacties worden uitgevoerd, ondersteund door EU-agentschappen zoals Europol
en Eurojust. Beide landen maken via landendesks integraal deel uit van deze agentschappen.
Ook maken de samenwerkingen in INTERPOL-verband deel uit van de reeks intensieve samenwerkingsverbanden.
Gelet op de bijzondere geografische situatie van Limburg is bovendien sprake van de
samenwerkingsstructuur EPICC tussen België, Duitsland en Nederland. Nederlandse bijdragen
aan EPICC- werkzaamheden vinden plaats via het Nederlandse Internationale Rechtshulpcentrum
Limburg. Vanuit de Nederlandse politie wordt ook bijgedragen aan de potentiële doorontwikkelingsmogelijkheden
van het EPICC. Samen met de operationele partners blijven we dus kijken naar hoe de
bestaande samenwerking verder kan worden versterkt.
Vraag 4
Kunt u tevens ingaan op de suggestie om een joint investigations teams (JIT) op te
richten? Leent de aanpak van (bepaalde zaken binnen) de georganiseerde drugscriminaliteit
zich volgens u voor het oprichten van een JIT?
Antwoord 4
Op basis van EU-wetgeving en die van de Raad van Europa kunnen zogenoemde Joint Investigation
Teams (JIT’s) worden opgericht met als doel de samenwerking tussen autoriteiten te
bevorderen wanneer onderzoeken in landen lopen. Deze teams, waarin de informatiedeling
en samenwerking op basis van een gezamenlijk vastgesteld kader wordt vergemakkelijkt,
zijn nuttig en belangrijk. Het gebruik van dit instrument onderschrijf ik van harte
en vindt in de praktijk veel plaats.
De oprichting van en uitvoering door de teams wordt ondersteund door de nationale
JIT-experts en kan voorts ook (financieel) ondersteund worden door Europol en Eurojust.
Al jaren neemt Nederland deel aan Joint Investigation Teams met verschillende landen
en in opsporingsonderzoeken gericht tegen criminele fenomenen. Zo zijn de grote onderzoeken
waar Nederland aan deelneemt in verband met de onderschepping van versleutelde berichten
van criminelen bij Sky ECC en Encrochat opgezet met behulp van een JIT. Voor onderzoeken
verbonden aan Encrochat is een JIT opgericht door Nederland, België en Frankrijk.
Ook operatie Pollino in 2018, gericht op de Italiaanse maffiaorganisatie Ndrangheta,
vloeide voort uit een Joint Investigation Team, waarin Nederland, Italië, Duitsland,
België en Luxemburg samenwerkten.2 In 2021 ondersteunde Eurojust 21 JIT’s waaraan Nederland deelnam.
De samenwerking binnen JIT’s is dus een belangrijk instrument in de strijd tegen de
georganiseerde criminaliteit. Het is echter niet het enige instrument. Daarom is belangrijk
dat elke situatie afzonderlijk bekeken wordt en het OM als gezag eigenstandig een
afweging maakt of een JIT meerwaarde kan bieden. In die afweging wordt ook rekening
gehouden dat andere samenwerkingsmogelijkheden en instrumenten beschikbaar zijn.
Vraag 5
Kunt u nader toelichten hoe de samenwerking tussen Nederland en België in het project
Fortius in de haven van Antwerpen functioneert?
Antwoord 5
Het project Fortius, een samenwerkingsverband tussen de Belgische en Nederlandse diensten,
is specifiek gericht op het tegengaan van drugssmokkel die via de Antwerpse haven
Nederland binnenkomt. Vanuit dit project is er een Quick Response Unit gestart, die
een goede start heeft gemaakt met verschillende aanhoudingen en cocaïnevangsten. Dit
succes is te danken aan de goede samenwerking tussen de Nederlandse autoriteiten met
de Belgische; het Federaal Parket, de Federaal Gerechtelijke Politie Antwerpen en
de Belgische Douane. Door de nauwe samenwerking binnen het project is het mogelijk
om sneller informatie uit te wisselen, wat leidt tot een vergroot zicht op en inzicht
in criminele organisatiestructuren. De samenwerking tussen de politie en de bijzondere
opsporingsdiensten levert bovendien een breder palet aan interventiemogelijkheden
op. Daarom ben ik blij met de komst van dit samenwerkingsproject en zie ik uit naar
de verdere resultaten.
Vraag 6
Kunt u toelichten of de vier doelstellingen die u formuleert in de «Toekomstagenda
internationaal offensief tegen georganiseerde criminaliteit» ook gekoppeld worden
aan meetbare indicatoren, en zo ja welke?3
Antwoord 6
Zoals uiteengezet in de Najaarsbrief georganiseerde criminaliteit die in de eerste
week van november naar uw Kamer is gestuurd, wordt uw Kamer in 2023 nader geïnformeerd
over de beoogde prestaties, beleidsinstrumenten, financiële gevolgen, doelmatigheid
en doeltreffendheid van de investeringen die worden gedaan met de coalitieakkoordgelden.
Dit is conform de werkwijze zoals vastgesteld in artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet
(CW3.1). Deze prestaties worden voor de internationale aanpak gekoppeld aan de doelstellingen
van de Toekomstagenda Internationaal Offensief.
Vraag 7
Kunt u toelichten hoe het staat met het voornemen om het netwerk van liaison officers
uit te breiden?
Antwoord 7
Vanuit de op Prinsjesdag 2021 vrijgekomen middelen worden er in verschillende landen
in de wereld liaison officers (LO’s) geplaatst. Doel van deze plaatsingen is het versterken
van de (gezamenlijke) informatie- en samenwerkingspositie in en met andere landen.
Bij de plaatsing van LO’s wordt afgewogen in welke landen een dergelijke plaatsing
naar verwachting het meeste effect sorteert en wordt ook gekeken hoe LO’s van verschillende
organisaties elkaar kunnen helpen en versterken. Het gaat in Latijns-Amerika bijvoorbeeld
om de plaatsing van een LO van de politie met als taakaccent haven en LO’s van de
Kustwacht CARIB en Koninklijke Marechaussee (KMar). De Douane zal met aan haar toegekende
gelden een aantal liaisons voor specifieke transitlanden gaan werven, zoals Panama.
Ook in Suriname, Curaçao en Washington is plaatsing van Douane-liaisons voorzien.
Tot slot breidt het Openbaar Ministerie (OM) eveneens haar magistratennetwerk uit
in verschillende landen.
Overigens wordt er niet alleen ingezet op uitbreiding van het netwerk van liaisons,
maar ook op uitbreiding van de juridische basis om gemakkelijker en sneller informatie
uit te wisselen tussen Nederland en de autoriteiten in de regio. Onder meer de Douane
voert in dat kader gesprekken met haar collega-diensten in meerdere landen in Latijns
Amerika. Daarnaast wordt er ook gekeken naar mogelijkheden om meer aan training en
opleiding te doen van de betreffende douanediensten.
Vraag 8
Kunt u toelichten hoe het staat met het voornemen om vanuit Caribisch Nederland de
operationele samenwerking met de maritieme autoriteiten in Colombia te versterken?
Antwoord 8
Er wordt op verschillende niveaus gesproken tussen de Colombiaanse autoriteiten en
Defensie/Kustwacht Caribisch gebied om invulling te geven aan het voornemen om de
samenwerking met betrekking tot maritieme drugsbestrijding voor het gehele Caribische
deel van het Koninkrijk te verstevigen. In de zomer heeft de Commandant Zeemacht Caribisch
gebied, tevens Directeur Kustwacht Caribisch gebied, een werkbezoek gebracht aan Cartagena
(Colombia), waarbij een protocol voor informatie-uitwisseling en operationele samenwerking
is getekend. Op werkniveau wordt geïnventariseerd wat de wederzijdse behoeften zijn
op het gebied van analyse en informatiedeling en welke capaciteiten daarin kunnen
voorzien.
Vraag 9
Deelt u de analyse van Fijnaut dat de uitgangspunten er zijn «voor een serieus Europees
gesprek over legalisering» van cannabis in de Europese Unie (EU)? Bent u bereid zich
binnen de EU in te spannen voor de legalisering van cannabis?
Antwoord 9
Ik stel een beleid voor dat gebaseerd is op wetenschappelijke inzichten. Gedurende
het experiment gesloten coffeeshopketen wordt daarom wetenschappelijk onderzocht of
een gesloten coffeeshopketen kan worden gerealiseerd en wat de effecten zijn op de
openbare orde, veiligheid, overlast en volksgezondheid. Het is goed om over deze zaken
en over het juridisch kader, de mogelijkheden en onmogelijkheden daarvan, serieus
in gesprek te zijn met partners in de EU, maar het zou voorbarig zijn om al conclusies
te trekken voordat deze inzichten geïnventariseerd en breed gesteund zijn.
Vraag 10
Deelt u de mening dat naast de directe aanpak van drugscriminaliteit middels de aanpak
van drugssmokkel, deze criminelen alleen effectief kunnen worden bestreden als we
ook achter hun geld aan gaan?
Antwoord 10
Ja, die mening deel ik. Ons land is helaas een cruciale spil in de wereldwijde drugshandel.
Dat waar we op andere momenten zo trots op zijn, onze open economie en onze uitstekende
(digitale) infrastructuur, werkt hier fors tegen ons. Want ook criminelen maken hier
dankbaar misbruik van. Het is daarom van belang de cruciale rol van Nederland op het
wereldtoneel als drugshandels- en productieland te verstoren en doorbreken. Als er
minder kan worden verdiend, wordt misdaad minder aantrekkelijk. Financieel gewin is
immers hét onderliggende motief van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Het
crimineel verdienmodel zie ik dan ook als een essentieel aanknopingspunt voor de aanpak
van georganiseerde criminaliteit. Mijn doel is om het criminele verdienmodel te verstoren
en criminele geldstromen terug te dringen. Want geld vormt, naast de aantrekkingskracht,
ook het machtsmiddel van criminelen.
Vraag 11
Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel versterking aanpak ondermijnende criminaliteit?
Kunt u in het bijzonder ingaan op de regeling non conviction based confiscation (NCBC),
waarmee de mogelijkheden om criminele goederen te confisqueren verbreed moeten worden?
Antwoord 11
Het conceptwetsvoorstel versterking aanpak ondermijnende criminaliteit II wordt binnenkort
voor advies voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Daarnaast
is een wettelijke regeling voor «non conviction based confiscation» (wetsvoorstel
confiscatie criminele goederen) in voorbereiding. Dit betreft een civielrechtelijke
procedure voor de confiscatie van waardevolle goederen met een criminele herkomst.
Het doel is deze goederen uit de maatschappij te halen, zodat deze niet (meer) kunnen
worden ingezet voor het plegen van nieuwe strafbare feiten en misdaad, ook als er
geen verdachte voor een specifiek strafbaar feit wordt veroordeeld. Ook dit wetsvoorstel
wordt binnenkort voor advies voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van
State.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat er voldoende capaciteit beschikbaar is bij de politie en het
Openbaar Ministerie om straks uitvoering te geven aan de NCBC-wetgeving?
Antwoord 12
Voor de dekking van de geraamde uitvoeringskosten die zijn verbonden aan de implementatie
en uitvoering van de procedure NCBC zijn reeds financiële middelen beschikbaar gesteld
uit de € 25 mln. voor de aanpak van criminele geldstromen. Deze middelen maken onderdeel
uit van de Ondermijningsmiddelen die bij Ontwerpbegroting 2022 (Prinsjesdag 2021)
door het kabinet structureel beschikbaar zijn gesteld. Hiermee is geborgd dat er voldoende
financiële middelen zijn voor de capaciteit bij onder meer het Openbaar Ministerie
die benodigd is voor de uitvoering van de NCBC-wetgeving. In de voorbereiding van
de implementatie zal aandacht worden besteed aan het tijdig gereed hebben van de personele
capaciteitsuitbreidingen bij de betrokken organisaties, mede in samenhang met de krapte
op de arbeidsmarkt en de eventueel noodzakelijke opleidingen voorafgaand aan de operationele
inzetbaarheid.
Vraag 13
Welke maatregelen neemt u om het zicht te vergoten op crimineel vermogen dat buiten
de formele financiële sector blijft en meteen verdwijnt in het criminele betalingsverkeer?
Wie heeft de regie over de bestrijding van witwassen van crimineel vermogen dat is
vergaard middels drugssmokkel? Hoe verschilt dat van een situatie waarin een deel
van het vermogen in Nederland en een deel in België is vergaard of zich bevindt?
Antwoord 13
Uw Kamer is onlangs in de technische briefing geïnformeerd over de aanpak van criminele
geldstromen. Een van de uitdagingen die daar belicht is, is dat criminele geldstromen
steeds meer buiten het legale financiële stelsel blijven en meteen verdwijnen in het
criminele betalingsverkeer. Daarom is het – naast het voorkomen van witwassen – van
belang om meer zicht te krijgen op ondergronds bankieren en het terug te dringen.
Om dit te bereiken, werken op zowel internationaal, landelijk als op regionaal en
lokaal niveau verschillende (overheids-)partijen samen om het fenomeen ondergronds
bankieren aan te pakken. De Politie (meer specifiek de Dienst Landelijke Recherche)
en het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie hebben binnen de Taskforce Underground
Banking een systeemaanpak ontwikkeld voor het bestrijden van de meest ondermijnende
criminele ondergronds bankiersnetwerken. Ook de Serious Crime Taskforce, de Fintell
Alliance en de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs) zijn actief op dit
thema.
Daarnaast is het voorkomen en bestrijden van ondergronds bankieren benoemd als één
van de vervolgacties in de beleidsagenda aanpak witwassen. Deze vervolgacties worden
de komende periode met verschillende publieke en private partners uitgewerkt.4 Omdat het criminele betalingsverkeer bij uitstek een internationaal fenomeen is,
vraagt Nederland op internationaal en Europees niveau aandacht voor dit onderwerp
en is ons land nauw betrokken bij internationale en Europese initiatieven die als
doel hebben de kennis over en het optreden tegen ondergronds bankieren te versterken.
Gebleken is dat er ook binnen Nederland behoefte is aan meer inzicht in het fenomeen
ondergronds bankieren en hoe symptomen hiervan herkend kunnen worden. Het WODC verricht
daarom onderzoek hiernaar.5
Het blijft daarnaast van belang om ervoor te zorgen dat crimineel vermogen ons legale
financiële stelsel niet kan vervuilen en niet kan worden witgewassen. Voor een effectieve
aanpak van witwassen van crimineel vermogen zet het kabinet zowel in op het voorkomen
van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen als op het bestrijden van
witwassen. Hierbij benadruk ik dat het voorkomen en bestrijden van witwassen een gezamenlijke
opgave is van zowel kabinet als publieke en private partijen. Bij de aanpak van witwassen
zijn dan ook verschillende partijen betrokken, ieder met hun eigen taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden. Er is daarbij geen sprake van één regiehouder, samenwerking tussen
partijen (publiek-publiek, publiek-privaat en privaat-privaat) blijft van cruciaal
belang om de effectiviteit van de aanpak van witwassen verder te verbeteren. Dit is
neergelegd in de hiervoor genoemde beleidsagenda aanpak witwassen, die de Minister
van Financiën en ik op 13 september jl. aan uw Kamer hebben toegestuurd.
Voorgaande geldt op nationaal, en ook op internationaal niveau. In het geval dat het
crimineel vermogen deels in Nederland en België is vergaard of zich daar bevindt,
wordt samengewerkt tussen de betrokken autoriteiten. Ook is het bestrijden van het
witwassen van crimineel vermogen onderdeel van de coalitie van Europese landen in
de strijd tegen zware en georganiseerde misdaad, waar Nederland en België beide deel
van uitmaken.6
Vraag 14
Erkent u dat het herkennen van financiële geldstromen van criminelen van belang is
om drugssmokkel te bestrijden? Hoeveel signalen van witwassen zijn in 2021 opgepakt
door de Financial Intelligence Unit (FIU) en hoeveel daarvan leidde tot een verdenking
van drugssmokkel? Hoe verhoudt zich dat tot het aantal signalen van financiële instellingen
dat naar de FIU is gestuurd?
Antwoord 14
Een goede informatiepositie over de met de drugsproductie en drugshandel samenhangende
criminele financiële geldstromen is van cruciaal belang in de aanpak ervan.
Als een transactie aanleiding geeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden
met witwassen, de onderliggende delicten, waaronder drugsgerelateerde misdrijven,
of het financieren van terrorisme, moet de transactie worden gemeld bij de FIU-Nederland.
FIU-Nederland analyseert de ontvangen ongebruikelijke transacties en verklaart deze
ongebruikelijke transacties al dan niet verdacht. De verdacht verklaarde transacties
worden door de FIU-Nederland gebundeld in dossiers en ter beschikking gesteld aan
de (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In 2021
zijn ruim 1,2 miljoen ongebruikelijke transacties gemeld door meldingsplichtige instellingen.
De FIU-Nederland verklaarde in 2021 96.676 transacties verdacht, gebundeld in 18.238
dossiers, die allemaal ter beschikking zijn gesteld aan de (bijzondere) opsporingsdiensten.7 De verdacht verklaarde transacties in 2021 kunnen ook betrekking hebben op gemelde
ongebruikelijke transacties uit voorgaande jaren.
Indien uit eigen analyse door de FIU-Nederland blijkt dat er een verband is met een
onderliggend delict, dan kent FIU-Nederland delictsvormen toe aan haar dossiers. Zo
heeft FIU-Nederland in 2021 aan 223 dossiers (2.940 transacties) een delictsvorm in
relatie tot drugscriminaliteit toegekend. Hierbij wordt door de FIU-Nederland opgemerkt
dat de toekenning van een delictsvorm niet uitsluit dat ook andere dossiers raakvlakken
hebben met drugscriminaliteit.
Om beter zicht te krijgen op het gebruik en de bruikbaarheid van door de FIU-Nederland
verdacht verklaarde transacties binnen de opsporing is een verbetertraject gestart
door FIU-Nederland, FIOD, politie en OM. Dit zal ook resulteren in een betere terugkoppeling
aan meldingsplichtige instellingen, oftewel het vergroten van de feedbackloop van
publieke naar private partijen.
Vraag 15
Bent u bereid ook op vlak internationale politiesamenwerking te intensiveren, om de
kans te vergroten verdachten transacties op te merken en deze sneller gevolg te geven?
Kan Nederland een leidende rol nemen in het vormen van dergelijke internationale allianties?
Antwoord 15
Internationale samenwerking is van cruciaal belang bij het herkennen van financiële
geldstromen en de aanpak van georganiseerde, ondermijnende (drugs)criminaliteit. Nederland
neemt reeds een leidende rol in het vormen van internationale allianties om de aanpak
van criminele geldstromen verder te versterken. Een voorbeeld hiervan is de coalitie
die gesloten is met België, Frankrijk, Spanje, Duitsland en Italië om samen op te
trekken in de strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit. Het verstoren van criminele
verdienmodellen is een essentieel onderdeel van het actieplan dat als onderdeel van
deze coalitie is vastgesteld.
Een ander voorbeeld van nauwe internationale samenwerking is de samenwerking tussen
FIU’s wereldwijd binnen de mondiale Egmont Group of FIU’s en het Europese FIU.net,
waarin FIU-Nederland een leidende rol speelt. FIU-Nederland deelt spontaan en op verzoek
informatie binnen dit internationale FIU-netwerk. Ook worden gezamenlijke initiatieven
opgepakt binnen de Egmont Group of FIU’s en het EU FIU Platform. De Egmont Group biedt
FIU’s een veilig platform voor het uitwisselen van expertise en financiële inlichtingen
om witwassen, daaraan gerelateerde gronddelicten (waaronder drugscriminaliteit) en
terrorisme financiering te bestrijden.
Als ongebruikelijke transacties bij de FIU-Nederland worden gemeld door meldingsplichtige
instellingen dan is het aan het hoofd van de FIU-Nederland om deze na nadere analyse
al dan niet verdacht te verklaren. De verdacht verklaarde transacties worden, zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 14, door de FIU-Nederland aan diverse (bijzondere)
opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten verstrekt die vervolgens,
afhankelijk van de zaak, samenwerking kunnen zoeken met hun buitenlandse partners.
Vraag 16
Deelt u de opvatting dat het voorkomen van vermenging van criminele gelden met de
legale economie, als onderdeel van het weerbare openbaar bestuur, samen met het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zou moeten worden opgepakt? Zo, nee,
waarom niet? Zo, ja, hoe gaat u dit vorm geven?
Antwoord 16
Het voorkomen van deze ondermijnende vermenging raakt veel domeinen binnen onze maatschappij
die om tegenwicht vanuit een kabinetsbrede inzet vragen. Daarom slaan we als kabinet
nadrukkelijk de handen ineen. Om vermenging tussen onder- en bovenwereld tegen te
gaan, is gezamenlijke versterking van de weerbaarheid van private en publieke sectoren
nodig, waaronder die van het openbaar bestuur. Samenwerking met andere ministeries
vindt in verschillende vormen plaats, zoals in de Ministeriële Commissie Aanpak Ondermijning
(MCAO), waaraan ook het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deelneemt.
In de Najaarsbrief bent u geïnformeerd over de kabinetsbrede aanpak en het werkprogramma
dat daarbij hoort.
Vraag 17
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het commissiedebat Criminaliteitsbestrijding, ondermijning
en georganiseerde criminaliteit van 10 november a.s. beantwoorden?
Antwoord 17
Ik beantwoord deze vragen nominaal binnen de gebruikelijke termijnen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.