Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Minhas en Van den Hil over het bericht 'Kwart Zeeuwse waterkeringen voldoet niet aan veiligheidsnorm'
Vragen van de leden Minhas en Van den Hil (beiden VVD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Kwart Zeeuwse waterkeringen voldoet niet aan veiligheidsnorm» (ingezonden 22 september 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 12 oktober
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kwart Zeeuwse waterkeringen voldoet niet aan veiligheidsnorm»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat ruim een kwart van de duinen en zeedijken in Zeeland niet voldoet aan
de gestelde veiligheidsnorm en – als gevolg van de door het Rijk bijgestelde Waterwet
– de waterkeringen voor 2050 moeten worden versterkt om aan de veiligheidseisen te
voldoen? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Antwoord 2
De waterschappen en Rijkswaterstaat zijn in 2017 gestart met het beoordelen van de
primaire keringen op basis van de wettelijke normen (zie ook antwoord 5). Voor de
keringen in Zeeland is dit uitgevoerd door het Waterschap Scheldestromen. De uitvoering
van de beoordelingen is in de afrondende fase en loopt tot eind dit jaar. De uitkomst
van de beoordelingen wordt gecontroleerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT). Daarna wordt er een definitief beeld opgemaakt van de primaire waterkeringen
die in Nederland niet voldoen aan de gestelde veiligheidsnormen. De Kamer wordt, conform
de wet en eerdere toezeggingen, eind 2023 over de landelijke uitkomsten van deze beoordelingen
geïnformeerd. De uitkomsten van de beoordelingsronde vormen de basis voor het programmeren
van versterkingsmaatregelen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). In 2050
moeten alle primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke normen. Zie verder ook
het antwoord bij 3 en 4.
Vraag 3
Klopt het dat het versterken van de waterkeringen richting 2050 zo’n 1,5 miljard euro
zal bedragen? Zo ja, hoe is dit bedrag tot stand gekomen? Zo nee, hoeveel gaat deze
operatie wel kosten?
Antwoord 3
Het is IenW niet bekend waar het bedrag van € 1,5 miljard precies op gebaseerd is.
Na een beoordeling zijn vooral inschattingen van opgaven mogelijk op basis van kengetallen.
Voor een scherper beeld zal daarna nog een projectopgave moeten worden gemaakt van
de delen van de keringen die moeten worden versterkt. Verdere concretisering vindt
vervolgens plaats als een dijkversterkingsopgave wordt opgenomen in de programmering
van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Zie ook het antwoord bij vraag 7.
Vraag 4
Kunt u toelichten waarom het waterschap Scheldestromen 114 kilometer zeewering heeft
afgekeurd uit het totale aantal waterkeringen van 425 kilometer?
Antwoord 4
Het waterschap heeft als beheerder bij het beoordelen van haar primaire waterkeringen
het wettelijk beoordelingsinstrumentarium toegepast. Daarmee wordt voor een aantal
faalmechanismen (zoals hoogte of stabiliteit) beoordeeld in hoeverre de kering voldoet
aan de norm. Zo ontstaat dan een beeld van het deel van de keringen dat wel of niet
aan de norm voldoet.
Als bepaalde keringen op dit moment nog niet voldoen aan de norm betekent dat niet
dat er sprake is van een onveilige(r) situatie, want beheerders zorgen vanuit hun
zorgplicht continu dat de veiligheid voldoende geborgd blijft.
Bij het vaststellen van de wettelijke normen is ver vooruitgekeken naar de verwachte
situatie in 2050. Op basis van de beoordelingen van de keringen worden de benodigde
versterkingsmaatregelen geprioriteerd, gepland en uitgevoerd. Niet alle keringen kunnen
en hoeven met dezelfde urgentie te worden verbeterd. Op deze manier wordt er naartoe
gewerkt dat in 2050 alle keringen wel aan de veiligheidsnormen voldoen en we ook gesteld
zijn voor de toekomst.
Zie ook het antwoord bij vraag 5.
Vraag 5
In hoeverre verhoudt zich dit tot de verhoging van de wettelijke veiligheidsnorm door
het Rijk in 2017?
Antwoord 5
De waterveiligheidsnormen zijn sinds 2017 gebaseerd op de risicobenadering: hoe groter
de gevolgen van een overstroming, hoe strenger de norm. Iedereen die zich bevindt
achter een primaire waterkering heeft eenzelfde hoog basisbeschermingsniveau. Echter,
er wordt een strengere norm toegepast daar waar risico is op grote aantallen slachtoffers
of waar grote economische schade kan optreden. In de normen is ook rekening gehouden
met verwachte ontwikkelingen richting 2050, zoals groei in bevolking, economische
waarden en invloeden van klimaatverandering. In alle beoordelingen wordt met de meest
actuele (technische en klimatologische) kennis getoetst of aan deze nieuwe norm wordt
voldaan en welke verbeteropgave er is voor 2050.
Vraag 6
Heeft u in beeld hoe de overige 90% van de kosten van de versterkingsoperatie exact
zal worden verdeeld over het Rijk en alle waterschappen in Nederland?
Antwoord 6
In de Waterwet is geregeld dat het Rijk en de waterschappen gezamenlijk een gelijke
financiële bijdrage leveren aan de versterking van de primaire waterkeringen in beheer
bij de waterschappen. Het Rijk betaalt 50%, de gezamenlijke waterschappen 40% en het
individuele waterschap een projectgebonden bijdrage van 10%.
Vraag 7
Op welke wijze wordt voorkomen dat waterschappen de kosten van de versterkingsoperatie
op de lange termijn niet kunnen betalen? En welke maatregelen gaat u treffen als een
of meerdere waterschappen niet aan de betalingsverplichting van de herstelkosten kunnen
voldoen?
Antwoord 7
Zoals hierboven aangegeven, wordt in 2023 bepaald wat de resultaten van de landelijke
beoordeling zijn en welke duiding daarbij hoort. Op basis daarvan zal ook een inschatting
moeten worden gemaakt van te verwachte kosten van de benodigde totale versterkingsopgaven
tot 2050 in Nederland.
Om de doelmatigheid van het HWBP te vergroten is in 2014 bij wijziging van de Waterwet
de subsidie beperkt tot 90% van de geraamde kosten van een sober en doelmatig ontwerp.
Daarmee werd ook het projectgebonden aandeel in de kosten van 10% geïntroduceerd.
Destijds is ook afgesproken dat op basis van de eerste (nu lopende) beoordelingsronde,
die gebaseerd is op de nieuwe normering, zal worden bezien of aanvullende financiële
afspraken nodig zijn.
De bijdrage van het Rijk en de bijdrage van de waterschappen aan het HWBP worden tot
2028 niet verhoogd. Deze afspraak is in 2016 bij de wijziging van de Waterwet vastgelegd.
De Waterwet wordt in 2023 en 2024 geëvalueerd en de financiering van het HWBP is een
van de onderwerpen die daarbij nader worden beschouwd.
Vraag 8
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de versterkingsoperatie daadwerkelijk in 2050 is afgerond
en de veiligheidseisen niet alsnog in het geding komen?
Antwoord 8
Het doel van het HWBP is dat in 2050 alle primaire keringen op een sobere en doelmatige
wijze zijn versterkt, zodat deze voldoen aan de wettelijke normen zoals die zijn vastgelegd
in de Waterwet. Om dit doel te bereiken wordt door RWS en de waterschappen gezamenlijk
gestuurd op de voortgang van het programma, inclusief het beschikbare budget. In de
aankomende evaluatie van de Waterwet wordt gekeken of de nu beschikbare budgetreeksen
langjarig toereikend zijn.
Vraag 9
Heeft u in beeld hoe hoog de zeespiegel tot 2050 maximaal mag stijgen zonder dat hierbij
acute veiligheidsproblemen optreden? Op welke wijze wordt rekening gehouden met het
scenario dat de zeespiegel in 2050 sneller zou kunnen stijgen dan verwacht?
Antwoord 9
Met het HWBP voldoen de primaire keringen in 2050 aan de normen. Bij een versterking
wordt er rekening gehouden met zeespiegelstijging voor de verwachte levensduur van
de kering (afhankelijk van de situatie 50 tot 100 jaar). Aan de kust wordt bij versterking
van keringen bijvoorbeeld rekening gehouden met een maximum van 85 cm zeespiegelstijging
in 2100 ten opzichte van 1990. De inzichten op het gebied van zeespiegelstijging worden
in 2023 geactualiseerd op basis van de KNMI-klimaatscenario’s. Deze inzichten worden
gebruikt in de periodieke beoordelingen van de primaire keringen. Als de zeespiegelstijging
sneller doorzet is de levensduur van de kering mogelijk korter dan eerder aangenomen.
Door adaptief te versterken, waarbij ook ruimte is om in de toekomst aan te passen
aan nieuwe inzichten, kan tijdig op toekomstige risico’s worden ingespeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.