Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 998 Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bestuurlijke boete
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 24 juni 2022
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de vaste
Commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik dank de leden van de commissie
voor hun inbreng en spreek de hoop uit dat het wetsvoorstel met deze beantwoording
van de gestelde vragen op korte termijn kan worden geagendeerd voor plenaire behandeling.
Hieronder ga ik graag in op de vragen en opmerkingen van de leden van de verschillende
fracties. Ik ga daarbij uit van de volgorde van de vragen in het verslag, waarbij
in een aantal gevallen naar antwoorden op samenhangende vragen wordt verwezen.
I ALGEMEEN
1. Aanleiding en doel
De leden van de CDA-fractie vragen waar de behoefte voor een lik-op-stukbeleid vandaan
komt?
De behoefte aan een lik-op-stukbeleid komt voort uit de wens de naleving van visserijregelgeving
te verbeteren. Versterking van de handhaving en een betere naleving van de regels
is een belangrijk speerpunt van mijn beleid. Met de bestuurlijke boete krijgt de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) een instrument om snel en slagvaardig op
te treden. De verwachting is dat de inzet hiervan ertoe zal leiden dat de visserijregelgeving
beter zal worden nageleefd.
Zoals op verschillende plaatsten in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel
is aangestipt, geven daarnaast ook ontwikkelingen op Europees niveau aanleiding tot
invoering van een bestuurlijke boete voor de handhaving van de visserijregelgeving
ter uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna: GVB). Zo heeft de
Europese Commissie naar aanleiding van de in 2013 en 2014 uitgevoerde auditmissies
naar de effectiviteit van het controlesysteem in Nederland, overeenkomstig artikel
102, vierde lid, van de zogenoemde controleverordening1 een actieplan opgesteld. In dit actieplan heeft de Commissie onder meer aangedrongen
op de introductie van de bestuurlijke boete voor bepaalde overtredingen van de regels
van het GVB teneinde de effectiviteit van het sanctiestelsel te vergroten. Het belang
dat de Europese Commissie in dit verband hecht aan de inzet van een stelsel van bestuurlijke
boete, blijkt ook uit het in de memorie van toelichting gememoreerde voorstel tot
wijziging van de controleverordening. Hierbij wordt onder andere voorgesteld dat lidstaten
bestuursrechtelijke sancties moeten invoeren om het sanctiesysteem afschrikwekkender
en doeltreffender te maken en in alle lidstaten een gelijk speelveld te waarborgen.
Ook in de over dit voorstel door de Landbouw- en Visserijraad vastgestelde algemene
oriëntatie van 24 juni 20212 en de door het Europees Parlement op 11 maart 2021 aangenomen amendementen3 speelt de introductie van de bestuurlijke boete een grote rol. Hoewel de onderhandelingen
over het voorstel tussen voornoemde Europese instellingen nog niet zijn afgerond,
lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de verplichting tot introductie van de bestuurlijke
boete in de controleverordening zal worden doorgevoerd.
De leden van deze fractie vragen tevens of ik duidelijk kan maken wat de gevolgen
zijn voor overtreders wanneer de herstelsancties waar zij nu mee worden geconfronteerd,
worden vervangen door een bestuurlijke boete.
Herstelsancties zijn gericht op het ongedaan maken of beëindigen van overtredingen
of het voorkomen van herhaling van overtredingen. Herstelsancties zijn niet gericht
op het bestraffen van overtredingen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Nu
de herstelsancties een ander doel treffen dan de bestuurlijke boete, kunnen zij naast
elkaar worden opgelegd. De bestuurlijke boete is dus geen vervanging van de herstelsancties.
Overigens kan een bestuurlijke boete niet worden gecombineerd met strafrechtelijke
vervolging omdat deze sancties hetzelfde doel dienen, namelijk leed toevoegen aan
een overtreder vanwege de begane overtreding(en). Het combineren van deze sancties
is in strijd met artikel 6 (het recht op een eerlijk proces) van het Europees Verdrag
voor de bescherming van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen hoe de regering gaat bewaken
dat ernstige overtredingen niet worden afgedaan met een bestuurlijke boete? Hoe zal
de regering voorkomen dat bestuurlijke boetes in de plaats komen van strafrechtelijke
vervolging wanneer dat niet is gewenst?
Het doel van invoering van een bestuurlijke boete voor overtredingen van visserijregelgeving
is om de naleving van deze regelgeving te verbeteren. De gedachte is dat de bestuurlijke
boete een effectief instrument is, doordat de tijd tussen overtreding en sanctie aanzienlijk
kan worden verkort.
Als aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zal de bestuurlijke
boete over een periode van vijf jaren stapsgewijs worden ingevoerd, te starten met
lichte overtredingen en langzaam uitbouwend naar zwaardere overtredingen. Met het
Openbaar Ministerie (hierna: OM) zullen in de komende periode afspraken worden gemaakt
over welke overtredingen door de NVWA aan het OM zullen worden voorgelegd. De afspraken
tussen het OM en de NVWA zullen worden neergelegd in het specifieke interventiebeleid
van de NVWA. Deze beleidsregel zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant.
Bij deze afspraken zal een lijst met verzwarende omstandigheden worden opgesteld die
aanleiding geven om een overtreding aan het OM voor te leggen. Voorbeelden van dergelijke
verzwarende omstandigheden zijn: er is sprake van een veelpleger, het behaalde voordeel
is erg groot of er is significante schade aangebracht aan de visbestanden of de natuur.
Genoemde leden vragen ook of de regering kan aangeven hoeveel overtredingen er in
de afgelopen jaren zijn geconstateerd en tot welke sancties die hebben geleid.
In 2019 zijn op het gebied van de zeevisserij in totaal 228 overtredingen en voor
de kust- en binnenvisserij 79 overtredingen geconstateerd. In 2020 waren dat voor
de zeevisserij in totaal 241 overtredingen, terwijl het aantal overtredingen voor
de kust- en binnenvisserij 53 bedroeg. Ten slotte zijn het afgelopen jaar, in 2021,
voor de zeevisserij in totaal 190 overtredingen en voor de kust- en binnenvisserij
66 overtredingen geconstateerd. Het is nog niet mogelijk aan te geven tot welke sancties
deze overtredingen hebben geleid, omdat de meeste zaken weliswaar zijn voorgelegd
aan het OM, maar nog niet zijn behandeld. De opgelegde sanctie bestaat meestal uit
het opleggen van een geldboete.
Voorts vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hoe de voorliggende
wetswijziging calculerend gedrag gaat verminderen. Hoe wordt voorkomen dat calculerend
gedrag zal plaatsvinden wanneer een overtreding wordt afgedaan met een bestuurlijke
boete?
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt aangegeven dat met overtreding
van visserijregelgeving aanzienlijk financieel gewin kan worden behaald. In combinatie
met de geringe normatieve lading van een deel van de regelgeving, leidt dit tot calculerend
gedrag van visserij-ondernemingen. Met de invoering van de bestuurlijke boete zal
dit calculerend gedrag niet helemaal verdwijnen. De verwachting is wel dat de uitkomst
anders zal uitvallen. Een bestuurlijke boete is afschrikwekkender dan een schriftelijke
waarschuwing en ook afschrikwekkender dan de dreiging van bestuursdwang, en daarmee
zal een visserij-ondernemer naar verwachting eerder geneigd zijn de regelgeving na
te leven.
Deze leden vragen verder of de geldboetes of andere sancties via de bestuurlijke boete
hoger zullen zijn dan de mogelijke financiële winst van de overtreding. Hoe wordt
dit beoordeeld en geborgd?
Een wettelijk gefixeerde bestuurlijke boete is een instrument dat in mindere mate
dan een strafrechtelijke sanctie de mogelijkheid biedt om rekening te houden met de
omstandigheden van het geval. Om uit te komen op een passende boete zal bij het bestuurlijke
boetestelsel dat thans wordt uitgewerkt, onderscheid worden gemaakt naar de ernst
van de overtreding en naar de overtreder.
Als in bepaalde casus de inschatting is dat de bij die casus behorende bestuurlijke
boete veel lager uitvalt dan het behaalde voordeel, kan de casus aan het OM worden
voorgelegd met het advies om strafrechtelijke vervolging in te stellen.
Het is overigens vaak niet eenvoudig vast te stellen wat exact het behaalde voordeel
van een zekere overtreding is.
Tevens vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie aan welke boetebedragen
of sancties wordt gedacht bij de invoering van de bestuurlijke boete voor de respectievelijke
overtredingen?
De boeteregels zijn nog in ontwikkeling. Momenteel worden deze regels met inbreng
van de NVWA en het OM verder uitgewerkt. Zoals hiervoor al is aangegeven, is het voorlopige
voorstel om in de eerste plaats onderscheid te maken tussen de ernst van de overtredingen.
Hierbij kan gedacht worden een categorie met de meer administratieve overtredingen
die niet direct gevolgen hebben voor de visbestanden of de natuur. De meeste logboekovertredingen
vallen hier niet onder omdat deze vaak direct gevolg hebben voor de visbestanden.
De tweede categorie overtredingen bestaat uit overtredingen die wel een direct gevolg
hebben voor de visbestanden of de natuur. Ten slotte is er de zwaarste categorie die
ziet op visstroperij; dat is visserij zonder vergunning, of visserij in gebieden die
gesloten zijn voor alle visserij of voor visserij met bepaalde vistuigen.
Naast dat er onderscheid wordt gemaakt naar de ernst van de overtreding, wordt er
onderscheid gemaakt naar de persoon van de overtreder. Zo is het de bedoeling dat
een sportvisser een lagere boete krijgt dan een kapitein en een onderneming met lang
vissersvaartuig een hogere boete dan een onderneming met een klein vissersvaartuig.
Op deze manier ontstaat er een matrix waarin verschillende boetebedragen een plek
zullen krijgen. Gedacht wordt aan boetebedragen die variëren van € 250 tot € 10.000
of indien dat meer en passend is, 10 procent van de jaaromzet. In het geval dat een
omzet gerelateerde boete wordt opgelegd, wordt dit bedrag gemaximeerd tot het maximale
boetebedrag dat in dit wetsvoorstel is opgenomen.
Genoemde leden vragen verder of de inspecteurs de mogelijkheid zullen hebben om de
hoogte van de boete vast te stellen. Zo ja, op basis van welke criteria zullen inspecteurs
komen tot het vaststellen van de hoogte van een bestuurlijke boete?
Het wetsvoorstel gaat uit van een wettelijk gefixeerd stelsel van bestuurlijke boetes.
Dit betekent dat via de boeteregels die in de algemene maatregel van bestuur worden
neergelegd, in de ministeriële regeling per overtreding wordt bepaald hoe hoog de
bestuurlijke boete zal zijn. Op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene
wet bestuursrecht (hierna: Awb) is het bestuursorgaan echter verplicht om een lagere
boete op te leggen als de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke
boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is. Het uitgangspunt is dus dat de
NVWA het boetebedrag oplegt dat in de ministeriële regeling is opgenomen, maar dit
bedrag kan door de NVWA vanwege bijzondere omstandigheden, zoals financiële moeilijkheden,
worden verlaagd.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen ook op grond van welke criteria
een overtreding wordt beschouwd als licht. Kan de regering aangeven welke overtredingen
gezien worden als licht en welke als zwaar?
Zoals ik in een vorig antwoord heb aangegeven, zijn de boeteregels nog in ontwikkeling.
Voorlopig wordt qua ernst van de overtreding gedacht aan een driedeling: administratieve
overtredingen die geen direct gevolg hebben voor de visbestanden of de natuur, overtredingen
die wel directe gevolgen hebben voor de visbestanden of de natuur en overtredingen
die zien op visstroperij.
Deze leden lezen dat het opleggen van een bestuurlijke boete niet als afdoende wordt
gezien bij illegale visserij en vragen ook wat gezien wordt als illegale visserij.
In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is aangegeven dat bij illegale
visserij een bestuurlijke herstelsanctie niet afdoende is. Een bestuurlijke boete
zou in deze gevallen juist wel passend zijn. In algemene zin is alle visserij waarbij
visserijregelgeving wordt overtreden illegale visserij. Van visstroperij wordt gesproken
als er sprake is van visserij zonder vergunning of visserij in gebieden die gesloten
zijn voor alle visserij of voor visserij met bepaalde vistuigen.
Indien er sprake is van visstroperij zal een hogere bestuurlijke boete worden opgelegd.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen tevens of de regering
het inzicht deelt dat sommige overtredingen, zoals het niet naleven van de aanlandplicht,
zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk vervolgd dienen te worden, gezien de
gevolgen voor het ecosysteem. Zo nee, waarom niet?
De bestuurlijke boete is een punitieve sanctie die als doel heeft om de overtreder
leed toe te voegen. Hetzelfde geldt voor strafrechtelijke vervolging. Daarom bepaalt
artikel 5:44 van de Awb dat er geen samenloop mag zijn van strafrechtelijke vervolging
en het opleggen van een bestuurlijke boete. Als de officier van justitie vervolging
instelt, verliest het bestuursorgaan de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te
leggen. Anders zou er sprake zijn van dubbele vervolging en bestraffing, hetgeen als
onderdeel van het recht op een eerlijk proces verboden is. Dit is het zogenoemde ne
bis in idem-beginsel.
Het is wel mogelijk strafrechtelijke vervolging te combineren met een bestuurlijke
herstelsanctie, zoals de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Deze
bestuurlijke herstelsancties hebben tot doel om een overtreding te beëindigen of herhaling
ervan te voorkomen. Er dient echter wel sprake te zijn van een situatie waarin het
opleggen van een herstelsanctie zinvol is. Indien dit naar het oordeel van de toezichthouder
zo is, kan strafrechtelijke vervolging worden gecombineerd met een bestuursrechtelijke
herstelsanctie.
2. Introductie bestuurlijke boete
2.1 Bestuursrechtelijke punitieve sanctie
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd wanneer het omslagpunt plaatsvindt van bestuursrechtelijke
handhaving naar strafrechtelijke handhaving. Kan hier een nadere toelichting op gegeven
worden?
Zoals ook in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven, is het
uitgangspunt dat een overtreding in beginsel wordt afgedaan met een bestuurlijke boete.
De bestuurlijke boete zal gefaseerd worden ingevoerd, te beginnen met de lichte overtredingen.
Met het OM zullen afspraken worden gemaakt voor welke overtredingen door de NVWA aan
het OM worden voorgelegd vóórdat de invoering van de bestuurlijke boete zich zal uitstrekken
tot zwaardere overtredingen.
Genoemde leden vragen ook wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor de (vermeende) overtreders
wanneer eventuele herstelsancties worden vervangen door een bestuurlijke boete?
Herstelsancties zijn gericht op het beëindigen van overtredingen of het voorkomen
van herhaling daarvan. Er is echter geen sprake van genoegdoening voor overtredingen
die in het verleden hebben plaatsgevonden. Met de bestuurlijke boete kan er een lik-op-stukbeleid
worden gevoerd waarbij de overtreder direct met de gevolgen van zijn overtreding wordt
geconfronteerd, ook als de overtreding niet voortduurt of wordt herhaald. Nu de herstelsancties
een ander doel treffen dan de bestuurlijke boete, kunnen zij naast elkaar worden opgelegd.
De bestuurlijke boete is dus geen vervanging van de herstelsancties.
Overigens kan een bestuurlijke boete niet worden gecombineerd met strafrechtelijke
vervolging omdat deze sancties hetzelfde doel dienen, namelijk leed toevoegen aan
een overtreder vanwege de begane overtreding(en). Het combineren van deze sancties
is in strijd met artikel 6 (het recht op een eerlijk proces) van het EVRM.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen waarom voor de algemene maatregel
van bestuur niet is gekozen voor een voorhangprocedure. Kan de regering dat alsnog
doen?
In aanwijzing 2.35 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is bepaald dat er geen
formele betrokkenheid van het parlement bij gedelegeerde regelgeving wordt geregeld,
tenzij daarvoor bijzondere reden bestaat. In het onderhavige geval is geen bijzondere
reden gezien om deze formele betrokkenheid te regelen. Het wetsvoorstel regelt de
belangrijkste punten ten aanzien van het bestuurlijke boetestelsel, namelijk de maximale
hoogte van de bestuurlijke boete. Dat de verdere uitwerking wordt gedelegeerd, is
geen bijzonderheid.
Overigens sta ik wel open voor betrokkenheid van uw Kamer bij de algemene maatregel
van bestuur. Daarom heb ik in het voorgaande van deze nota naar aanleiding van het
verslag inzicht gegeven in de voorlopige keuzes die zijn gemaakt in de concept algemene
maatregel van bestuur.
Leden van de genoemde fractie vragen ook of de hoogte van de bestuurlijke boete wordt
afgestemd op de grootte of de omzet van een bedrijf. Zo nee, hoe wordt ervoor gezorgd
dat een bestuurlijke boete doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend is voor grote
bedrijven, zoals multinationals?
Zoals ook is aangegeven in antwoorden op eerdere vragen, zal bij de bepaling van de
hoogte van de bestuurlijke boete ook onderscheid worden gemaakt naar de aard van de
overtreder. Dit zal zijn beslag krijgen in de boeteregels die thans worden ontwikkeld.
Voorlopig wordt gedacht aan een vierdeling. Sportvissers, schepen met een lengte van
minder dan 10 meter, schepen met een lengte tussen de 10 en 59 meter en schepen met
een lengte van meer dan 59 meter. De sportvisser zal een lagere boete krijgen dan
de overtreder met een schip van meer dan 59 meter. Ook zal het in bepaalde gevallen
mogelijk zijn een bestuurlijke boete op te leggen van 10 procent van de jaaromzet.
In het geval dat een omzet gerelateerde boete wordt opgelegd, wordt dit bedrag gemaximeerd
tot het maximale boetebedrag dat in dit wetsvoorstel is opgenomen. Hiermee is de bestuurlijke
boete ook afschrikwekkend voor multinationals.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering erkent dat het zeker voor de kleine
bedrijven in de visserij vaak lastig is te doorgronden welke materiële normen in welke
situatie precies van toepassing zijn.
Ik onderken dat de visserijregelgeving uitgebreid en complex is. Het gaat om regels
die gelden voor een specifieke beroepsgroep waarvan verwacht mag worden dat men op
de hoogte is van de geldende normen. Op de website4 van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) kunnen ondernemers handzame
informatie vinden over visserijregelgeving. Bij vragen over die regelgeving kunnen
zij contact opnemen met de RVO.5
Deze leden vragen de regering bij de uitwerking van de algemene maatregel van bestuur
rekening te houden met de soms beperkte kenbaarheid van normen omdat dit wringt met
een rigide, lik-op-stukbeleid. Worden alleen bestuurlijke boetes vastgesteld voor
overtredingen van voldoende kenbare regels en normen?
Ik onderschrijf niet dat er sprake is van beperkte kenbaarheid van regels en normen.
Door de RVO wordt met jaarlijks een infobulletin uitgegeven om vissers op de hoogte
te stellen van de relevante wijzigingen in regelgeving. Ook is op de website van de
RVO de nodige informatie te vinden over visserijregelgeving.
Daarnaast is visserijregelgeving opgenomen in de Visserijwet 1963 en de daarop gebaseerde
regelgeving. Deze regelgeving is bekendgemaakt overeenkomstig de Bekendmakingswet
en is daarmee voldoende kenbaar. Overigens zijn de geconsolideerde versies van de
Visserijwet 1963 en de daarop gebaseerde regelgeving ook vindbaar op www.wetten.nl.
Voor zover in de nationale regelgeving wordt verwezen naar Europese regelgeving, geldt
dat deze zijn bekendgemaakt in het officiële publicatieblad van de Europese Unie.
Hiermee zijn ook deze normen voldoende kenbaar. Ook voor de Europese regelgeving geldt
dat geconsolideerde versies beschikbaar zijn op eur-lex.Europa.eu.
De leden van de SGP-fractie vragen ook of de regering nader inzicht kan geven in de
wijze waarop de algemene maatregel van bestuur ingevuld zal worden. Is de regering
bereid een concept algemene maatregel van bestuur tegelijk met de beantwoording van
deze vragen naar de Kamer te sturen?
In antwoorden op eerdere vragen van de fractie van de Partij voor de Dieren heb ik
een voorlopige schets gegeven van de boeteregels, zoals die in de algemene maatregel
van bestuur zullen worden vormgegeven. Momenteel ben ik nog bezig deze regels verder
uit te werken met inbreng van de NVWA en het OM.
Tevens vragen de leden van deze fractie waarom er onder meer bij de vaststelling van
het boetemaximum geen onderscheid is gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen,
gelet op het feit dat bedrijfsgrootte en -type in de visserij behoorlijk uit elkaar
lopen, van hobbyvissers en eenmanszaken tot grote rederijen.
Bij de vaststelling van het wettelijk boetemaximum is geen onderscheid gemaakt naar
de aard van de overtreder. Bij de nadere invulling van het bestuurlijke boetestelsel
in de algemene maatregel van bestuur zal dit wel gebeuren. Voor meer uitleg hierover
verwijs ik naar eerdere antwoorden op vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
over dit onderwerp.
2.2. Gemeenschappelijk visserijbeleid van de Europese Unie
De leden van de VVD-fractie vragen hoe andere landen van de Europese Unie omgaan met
de voorgestelde wijziging van de controleverordening en hoe dat zich verhoudt tot
de door het kabinet voorgestelde invoering van de bestuurlijke boete.
Voor de stand van zaken met betrekking tot de voorgestelde wijziging van de controleverordening
verwijs ik naar mijn antwoord op vragen van de CDA-fractie over het lik-op-stukbeleid.
Zodra de verplichting om een stelsel van bestuurlijke boete te introduceren is doorgevoerd
in de controleverordening, zullen alle lidstaten van de Europese Unie moeten voorzien
in dergelijke bestuurlijke sancties. Het wetsvoorstel tot invoering van de bestuurlijke
boete, beoogt mede uitvoering te geven aan voornoemde verplichting.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen wat de invoering van de
bestuurlijke boete zal betekenen voor Europese en internationale vissers. Beaamt de
regering dat reefers slechts op papier worden gecontroleerd aan de hand van vangstcertificaten
omdat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit geen capaciteit heeft voor fysieke
controles? Erkent de regering dat dit fraude in de hand werkt? Hoe zal het uitbreiden
met een bestuurlijke boete hier verandering in kunnen brengen?
Voor alle aanlandingen van visserijproducten door vissersvaartuigen in een haven van
de Europese Unie geldt de hoofdregel dat alle visserijproducten bij aanlanding moeten
worden gewogen. Bij bevroren visserijproducten wordt het gewicht bepaald door het
totale aantal dozen of blokken te vermenigvuldigen met een gemiddeld nettogewicht
per doos of blok. Het nettogewicht per doos of blok wordt berekend op basis van een
steekproefmethode conform Bijlage XVIII van de uitvoeringsverordening bij de controleverordening.6
Het beeld dat reefers slechts op papier worden gecontroleerd door de NVWA is niet
correct. Daarmee is de aanname dat dit fraude in de hand werkt eveneens niet juist.
Voor de controle bij aanlanding van vaartuigen uit derde landen (waaronder reefers)
zorgt de NVWA ervoor jaarlijks op zijn minst 5 procent van de aanlandingen en overladingsactiviteiten
fysiek te inspecteren conform artikel 9 van de IOO-verordening. Voor de soorten haring,
makreel, blauwe wijting en horsmakreel, aangeland door EU-vaartuigen (diepvriestrawlers),
zorgt de NVWA ervoor dat ten minste 7,5 procent van de aangelande hoeveelheden en
ten minste 5 procent van de aanlandingen worden geïnspecteerd (conform artikel 107
in samenhang met artikel 78 van de uitvoeringsverordening bij de controleverordening).
De invoering van de bestuurlijke boete maakt het voor de NVWA eenvoudiger om geconstateerde
overtredingen tijdens inspecties door vaartuigen sneller en slagvaardiger te sanctioneren.
3. Duaal stelsel
De leden van de VVD-fractie vragen of de afspraken tussen het Openbaar Ministerie
en de NVWA over welke overtredingen bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk worden
afgedaan, openbaar gemaakt zullen worden zodat voor iedereen duidelijk is op welke
manier welke overtredingen worden afgedaan?
De afspraken tussen het OM en de NVWA zullen worden neergelegd in het specifieke interventiebeleid
van de NVWA. Deze beleidsregel zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant. Hiermee
zal voor iedereen kenbaar worden welke indicaties een rol zullen spelen bij de afweging
of een overtreding strafrechtelijk of bestuursrechtelijk zal worden afgedaan.
Tevens vragen deze leden op welke termijn de voornoemde afspraken worden gemaakt.
De afspraken tussen het OM en de NVWA over welke overtredingen strafrechtelijk en
welke bestuursrechtelijk zullen worden afgedaan, zullen worden gemaakt voordat de
invoering van de bestuurlijke boete zich zal uitstrekken tot zwaardere overtredingen
waarbij een keuze tussen strafrechtelijke of bestuursrechtelijke vervolging aan de
orde is. Dit zal naar verwachting in 2025 zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen toe te lichten wat verzwarende omstandigheden kunnen
zijn voor strafrechtelijke vervolging en op welke wijze hierover besloten zal worden.
Als uiteengezet in paragraaf 4 van de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel,
kan een overtreding zodanig van aard zijn dat wordt geoordeeld dat alleen een financiële
sanctie onvoldoende is, bijvoorbeeld omdat het gaat om herhaalde overtreding, bewuste
misleiding of als met de overtreding aanzienlijk financieel voordeel is behaald. Zoals
ook aangegeven in mijn eerdere antwoord op een vraag van de VVD-fractie, zullen, vóórdat
de invoering van de bestuurlijke boete zich zal uitstrekken tot zwaardere overtredingen,
afspraken worden gemaakt tussen het OM en de NVWA over de keuze tussen strafrechtelijke
vervolging of bestuurlijke boete. Daarbij zal ook worden afgesproken welke omstandigheden
als verzwarend worden aangemerkt.
Ook vragen de leden van deze fractie naar de stand van zaken en inhoud van de afspraken
tussen het Openbaar Ministerie en de NVWA.
Zie hiervoor mijn antwoorden op eerdere vragen van de leden van de VVD-fractie over
dit onderwerp.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe wordt gegarandeerd dat er altijd
gekozen wordt voor een juridische weg waarbij de meeste bescherming en waarborgen
worden gegeven aan de visser.
Het opleggen van een bestuurlijke boete of het instellen van strafrechtelijke vervolging
zijn twee verschillende instrumenten in twee verschillende rechtsgebieden. In beide
rechtsgebieden wordt qua rechtsbescherming voldaan aan de vereisten die op grond van
artikel 6 (het recht op een eerlijk proces) van het EVRM gelden. Het is niet in algemene
zin te zeggen welk van deze systemen voor de visser de meeste bescherming en waarborgen
biedt. Zo wordt in het strafrecht meer naar de persoon van de dader gekeken, wat zowel
positief als negatief voor de visser kan zijn. Wanneer er een strafrechtelijke sanctie
wordt opgelegd, volgt er een aantekening op het strafblad van de visser. In hoeverre
dit nadelig is voor de visser, is niet in algemene zin te bepalen. Daarom zal de keuze
om de strafrechtelijke weg te bewandelen of een bestuurlijke boete op te leggen, worden
bepaald aan de hand van de ernst van de overtreding. Hoe zwaarder de overtreding hoe
meer het voor de hand ligt dat deze door middel van een strafrechtelijke sanctie wordt
afgedaan.
4. Rechtsbescherming
De leden van de SGP-fractie horen graag of de regering gelet op de complexiteit van
de regelgeving voor de visserij heeft overwogen om aan de fase van bezwaar en beroep
opschortende werking toe te kennen en waarom zij hiervoor niet heeft gekozen.
Voor visserij, zeker voor zeevisserij, gelden veel verschillende regels. Deze veelheid
komt deels voort uit het feit dat alle regels tot in detail zijn uitgewerkt. Hierdoor
zijn de regels niet complex, maar juist heel concreet. Voor het overige geldt dat
in de Awb is gekozen voor het uitgangspunt dat aan bezwaar en beroep geen opschortende
werking wordt toegekend. Ik heb in het onderhavige wetsvoorstel geen reden gezien
om van dit uitgangspunt af te wijken. Indien een individuele visser opschortende werking
wenst, kan hij hierom verzoeken bij de rechter door middel van een voorlopige voorziening.
Het is dan wel noodzakelijk dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hiervan zal
in het geval van een bestuurlijke boete niet snel sprake zijn.
5. Uitvoering
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de wettelijke grondslag
is voor de uitwisseling van gegevens tussen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
en de NVWA over de geconstateerde overtredingen.
In de eerste plaats moet er op worden gewezen dat de gegevens met betrekking tot geconstateerde
overtredingen over het algemeen bedrijfsgegevens zijn en geen persoonsgegevens. Voor
de verwerking van bedrijfsgegevens is geen wettelijke grondslag noodzakelijk. Bij
eenmansbedrijven of bij overtredingen van een natuurlijke persoon, zoals een kapitein
of sportvisser, kan er echter toch sprake zijn van de uitwisseling van persoonsgegevens.
In dat geval gaat het echter om de uitwisseling tussen de NVWA en de RVO die bij de
uitoefening van de genoemde taken beide werken in mandaat voor de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit. Hoewel de gegevens worden uitgewisseld tussen twee verschillende
uitvoeringsorganisaties, blijft het binnen hetzelfde bestuursorgaan. De Algemene Verordening
Gegevensbescherming bepaalt in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, dat de verwerking
van persoonsgegevens rechtmatig is als deze noodzakelijk is voor de vervulling van
een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het
openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen. Dit is de wettelijke
grondslag voor de uitwisseling van deze gegevens.
Genoemde leden vragen voorts of de regering een toelichting kan geven op de mogelijke
financiële consequenties en werklast voor de NVWA en de RVO.
Zoals toegelicht in de memorie van toelichting, zal de invoering van het wetsvoorstel
niet leiden tot een verzwaring van de werklast van de RVO. De werklast van de NVWA
wordt verzwaard doordat meer overtredingen bestuursrechtelijk zullen worden afgedaan.
De afhandeling van deze overtredingen, inclusief bezwaar- en beroepsprocedures, komt
dan geheel bij de NVWA te liggen. Dit betekent een verzwaring van de werklast. De
kosten voor afhandeling van de bezwaar- en beroepsprocedures zijn geraamd op € 1,4
miljoen per jaar bij volledige invoering. Daarbovenop komen de extra kosten voor de
rechtbanken. Deze extra kosten zijn geraamd op € 600.000 per jaar bij volledige invoering.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie waarom de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren en de Wet dieren niet voldoende aanknopingsmiddelen bieden voor de RVO en de
NVWA om bestuurlijke boetes op te leggen. Kan de regering uiteenzetten waar deze wetswijziging
aanvullend kan zijn op eerder genoemde wetten?
Per 21 april 2021 is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vervangen door de
nieuwe Europese diergezondheidsverordening die wordt uitgevoerd in de Wet dieren.
Op basis van de Wet dieren kunnen sancties, waaronder bestuurlijke boeten, worden
opgelegd voor overtredingen ten aanzien van door de mens gehouden dieren. Op grond
van de Visserijwet 1963 worden regels gesteld met als doel om doelmatige bevissing
te bevorderen en dus overbevissing tegen te gaan. Daarnaast worden regels gesteld
om schade aan de natuur door visserijactiviteiten te voorkomen of te beperken. Het
gaat hier dus om regels ten aanzien van in het wild levende vissen tot en met het
moment van vangst en het vaststellen van de hoeveelheden die zijn gevangen. Beide
wetten streven dus andere doelen na en zijn aan elkaar complementair. Het feit dat
het bestuursorgaan een bestuurlijke boete kan opleggen op grond van de Wet dieren,
is dus niet voldoende voor een effectieve handhaving van de regels gesteld bij of
krachtens de Visserijwet 1963.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het klopt dat er voor 15,2
fte aan inspecteurs zal zijn voor 400 miljoen pelagische vis die jaarlijks in Nederland
aan land wordt gebracht. Bevestigd de regering dat dit niet voldoende zal zijn voor
een effectieve uitvoering?
Op 30 oktober 2020 heeft Nederland een ingebrekestelling ontvangen van de Europese
Commissie vanwege vermeende niet nakoming van verplichtingen met betrekking tot onder
andere het wegen van visserijproducten. Naar aanleiding daarvan is er bij de NVWA
structureel extra capaciteit van 9,7 fte aan inspecteurs beschikbaar gesteld. Deze
inspecteurs worden niet alleen ingezet voor inspectie van de aanlanding van vissersvaartuigen
met bevroren visserijproducten (diepvriestrawlers en reefers), maar ook voor het fysieke
toezicht bij het aanlanden van vissersvaartuigen met verse vis (viskotters). Met deze
extra inzet aan fte kan worden voldaan aan de Europese verplichtingen met betrekking
tot de controle bij het aanlanden van visserijproducten.
Genoemde leden vragen ook of de regering kan aangeven of het klopt dat de NVWA vissers
controleert met behulp van data die zijn aangeleverd door de vissers zelf, zoals die
afkomstig uit een elektronisch logboek en vangstcertificaten.
Kapiteins van vissersvaartuigen zijn op grond van de controleverordening verplicht
om vangstdata, in de vorm van een voorafgaande kennisgeving, elektronisch logboek
en aangifte van aanlanding correct en tijdig aan te leveren. Kapiteins van vissersvaartuigen
uit derde landen moeten de vangstdata op grond van de IOO-verordening verstrekken
door middel van vangstcertificaten die door de bevoegde autoriteit van het betrokken
derde land zijn gevalideerd. Aan de hand van de aldus verstrekte vangstdata kan de
NVWA via kruiscontroles, inspecties uitvoeren conform artikel 109 van de controleverordening7. Kruiscontroles zijn controles waarbij verschillende vangstgegevens, zoals de logboekgegevens,
de gegevens uit de aangifte van aanlanding en voorafgaande kennisgeving vergeleken
worden met andere gegevens zoals de gegevens uit vervoersdocumenten en verkoopdocumenten
en gegevens van het volgsysteem voor vaartuigen.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen verder of de regering
kan aangeven of het klopt dat visserijbedrijven verantwoordelijk zijn voor het controleren
van de hoeveelheid gevangen vis, via een door de EU voorgeschreven steekproef, waarbij
een commercieel bedrijf dat wordt ingehuurd door de vissers de dozen wel op gewicht
controleert, maar niet op inhoud. Erkent de regering dat het mogelijk is voor vissers
om te sjoemelen met de data, zoals het verkeerd doorgeven van de aantallen pallets
aan boord, of het naar voren schuiven van lichtere dozen tijdens een steekproef? Zo
nee, waarom niet?
De marktdeelnemer (visser) zelf is verantwoordelijk voor het (laten) wegen van alle
aangelande visserijproducten bij aanlanding. Deze weging kan een 100 procent weging
van alle aangelande visserijproducten zijn. Bij bevroren visserijproducten wordt het
gewicht bepaald door het totale aantal dozen of blokken te vermenigvuldigen met een
gemiddeld nettogewicht per doos of blok. Het nettogewicht per doos of blok wordt berekend
op basis van een steekproefmethode conform Bijlage XVIII van de uitvoeringsverordening
bij de controleverordening.
Bij de aanlanding van diepvriestrawlers (bevroren visserijproducten) in Nederland
wordt de steekproefmethode uitgevoerd door een extern bedrijf die handelt in opdracht
van de verantwoordelijke marktdeelnemer. Het fysieke toezicht op de aanlanding, het
wegen, de weegresultaten en de inhoud van dozen of blokken vis wordt uitgevoerd door
de NVWA. Daarnaast voert de NVWA administratieve controles uit op weeggegevens, vangst-
en verkoopdata.
Deze leden vragen ook of de regering beaamt dat bij het wegen van bevroren vis de
doos waarin de vis is verpakt, ongeacht uit welk materiaal deze bestaat, meegewogen
wordt. En dat desalniettemin voor een doos altijd anderhalve kilo wordt gerekend?
Zo ja, onderschrijft de regering dat het gewicht per doos en per vissoort verschilt
en dat een foutmarge in het wegen betekent dat op een totale jaarvangst kilo’s vis
niet meegenomen worden bij het vaststellen van het quotum? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, is de regering het eens met de NVWA dat anderhalve kilo aan de ruime kant is?
Bent u bereid om deze regelgeving in Europa aan te kaarten?
De 1,5 kg tarragewicht per doos of blok dat geldt voor bevroren vis is een wettelijk
voorschrift opgenomen in bijlage XVIII van de uitvoeringsverordening bij de controleverordening.
Nederland kan een ander tarragewicht hanteren, indien dit door de Europese Commissie
wordt goedgekeurd. Hiervoor is niet gekozen om een gelijk internationaal speelveld
te creëren.
De Europese Commissie is thans bezig met een onderzoek naar deze 1,5 kg tarragewicht.
Indien de uitkomsten van dit onderzoek daartoe aanleiding geven, zal een aanpassing
van dit gewicht plaatsvinden.
Voorts vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren of de regering
beaamt dat het huidige Nederlandse controlesysteem niet in staat is om fraude met
gewicht en quota, dus illegale visserij, effectief tegen te gaan. Zo nee, waarom niet?
Het onderhavige wetsvoorstel breidt de sanctiemogelijkheden uit. Na constatering van
een overtreding kan straks worden gekozen om deze met een bestuurlijke boete af te
doen. Op dit moment bestaat voor de NVWA alleen de mogelijkheid om het OM te verzoeken
strafrechtelijke vervolging in te stellen of om zelf bestuursdwang toe te passen.
Natuurlijk is het daarnaast van belang om het Nederlandse controlesysteem op orde
te hebben zodat overtredingen kunnen worden geconstateerd. Onlangs is de capaciteit
van de NVWA uitgebreid om aan onze controleverplichtingen te voldoen. Daarnaast lopen
verschillende trajecten – zoals digitalisering van het controlesysteem – om de handhaving
verder te verbeteren.
Genoemde leden vragen tevens of de regering kan aangeven hoe een bestuurlijke boete
ingezet kan worden zonder visuele waarnemingen die voor een strafrechtelijke procedure
nodig zijn. Kan de regering aangeven hoe de wetswijziging uitvoering van het handhavingsinstrumentarium
effectiever zal maken, gezien vele overtredingen die niet worden geconstateerd? Hoe
zal de voorgestelde wetswijziging bijdragen aan een effectiever Nederlands controlesysteem?
Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er een overtreding is geconstateerd.
In die zin verandert er niets met de invoering van de bestuurlijke boete. Wat wel
verandert, is dat er altijd een sanctie kan worden opgelegd als een overtreding is
geconstateerd. Momenteel worden niet alle geconstateerde overtredingen door het OM
vervolgd, bijvoorbeeld omdat het om geringe overtredingen gaat. De visser ontvangt
dan alleen een schriftelijke waarschuwing. Met de bestuurlijke boete heeft het bestuursorgaan
zelf een instrument in handen om een punitieve sanctie op te leggen en is daarvoor
niet afhankelijk van de capaciteit en prioriteit bij het OM.
Daarnaast kan een bestuurlijke boete relatief snel na het constateren van de overtreding
worden opgelegd. Bij het opleggen van een strafrechtelijke sanctie gaat er vaak meer
tijd overheen. Hierdoor zorgt het bestuurlijke boetestelsel voor een lik-op-stukbeleid,
waar een grotere afschrikkende werking vanuit gaat.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of en hoe de afstemming met de
sector over de verdere invulling van de soorten overtredingen en hoogtes van de boetes
vormgegeven zal worden.
De algemene maatregel van bestuur waarin de boeteregels zullen worden opgenomen, zal
worden geconsulteerd via internet. Hetzelfde geldt voor de nog op te stellen ministeriële
regeling waarin per specifieke overtreding wordt bepaald in welke boetecategorie deze
valt. Daarnaast zullen hierover voorlichtingsbijeenkomsten voor de sector worden georganiseerd.
Verder vragen deze leden hoe de regering gaat voorkomen dat er buitenproportioneel
gereageerd wordt op oprechte vergissingen.
De overheid mag van vissers verwachten dat zij zich op de hoogte stellen van de geldende
wet- en regelgeving voordat zij gaan vissen. Dit geldt zeker waar het gaat om beroepsmatige
visserij. Daarom zal er ook onderscheid gemaakt worden tussen sportvissers en beroepsmatige
visserij in het boetebedrag dat zal worden opgelegd.
Voorts geldt dat artikel 5:46, derde lid, van de Awb bepaalt, dat het bestuursorgaan
verplicht is om een lagere boete op te leggen als de overtreder aannemelijk maakt
dat de vastgestelde bestuurlijke boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.
Indien er dus sprake is van bijzondere omstandigheden, moet de bestuurlijke boete
worden verlaagd om te voorkomen dat er buitenproportioneel wordt gereageerd.
Ook vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe de regering zorgt voor zoveel
mogelijk betrouwbaarheid en rechtsgelijkheid voor de burger als er gebruik wordt gemaakt
van de in de wet gegeven mogelijkheid om wijzigingen over het type overtreding per
ministeriële regeling door te voeren.
De regels waarmee de hoogte van de bestuurlijke boete voor een concrete overtreding
wordt bepaald, worden neergelegd in een algemene maatregel van bestuur. De uitwerking
daarvan voor elke individuele gebods- of verbodsbepaling in de visserijregelgeving,
wordt neergelegd in een ministeriële regeling. Hierin wordt voor elke individuele
gebods- of verbodsbepaling de boetehoogte bepaald. De extra flexibiliteit die nodig
is voor de boetebepaling van overtredingen in de visserijregelgeving, is nodig omdat
deze regelgeving, met name op Europees niveau, zeer regelmatig wijzigt. Deze inhoudelijke
wijzigingen worden op nationaal niveau doorgevoerd in een ministeriële regeling. Het
zou zeer omslachtig en tijdrovend zijn als dan telkens een wijziging van een algemene
maatregel van bestuur moet worden voorbereid om voor deze overtreding de bestuurlijke
boete te bepalen. Hiermee zouden ook de uitvoeringstermijnen die gelden voor de Europese
regelgeving in de knel kunnen komen. Om die reden is ervoor gekozen om de uitwerking
van de boeteregels in de algemene maatregel van bestuur neer te leggen en voor de
individuele bepalingen uit te werken in een ministeriële regeling.
6. Advisering en consultatie
6.1. Advies Raad voor de rechtspraak
6.1.1 Concentratie rechtspraak bij rechtbank Rotterdam
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nogmaals te reflecteren op alle argumenten
voor en tegen het exclusief bevoegd verklaren van de rechtbank Rotterdam.
In de consultatieversie van het wetsvoorstel werd inderdaad voorgesteld om de rechtbank
Rotterdam exclusief bevoegd te verklaren om kennis te nemen van beroepen tegen boetebesluiten
op grond van dit wetsvoorstel. Gekeken is naar de criteria die in het Toetsingskader
wettelijke concentratie8 worden gehanteerd. Voor deze concentratie pleitte het feit dat de rechtbank Rotterdam
al specifiek belast is met het behandelen van beroepen tegen besluiten op het terrein
van het economische bestuursrecht en landbouwrecht. Zo is de rechtbank Rotterdam bijvoorbeeld
belast met rechtspraak op het terrein van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
en de Wet dieren. Daarnaast vereisen de aard en de omvang van de visserijregelgeving
een bijzondere rechterlijke expertise. Ook is aansluiting met ketenpartners, met name
de NVWA, gewenst.
De Raad voor de rechtspraak heeft echter negatief geadviseerd over het voornemen om
de rechtspraak op grond van dit wetsvoorstel te concentreren bij de rechtbank Rotterdam.
Uitgegaan dient te worden van vermelde schattingen van het te verwachten aantal rechtszaken,
namelijk 180 zaken per jaar. Dat aantal voldoet niet aan het Toetsingskader wettelijke
concentratie, waarin is opgenomen dat concentratie wenselijk is indien zich jaarlijks
een beperkt aantal zaken van de betreffende categorie zaken aandient. Daarom was concentratie
bij de rechtbank Rotterdam volgens de Raad voor de rechtspraak niet wenselijk. Ingevolge
dit advies is alsnog besloten om de algemene bevoegdheidsregels van afdeling 8.1.1
van de Awb van toepassing te verklaren op beroepen in eerste aanleg.
6.1.2 Hoger beroep bij CBb
De leden van de VVD-fractie vragen een andere toelichting op de keuze voor hoger beroep
tegen de bestuurlijke boete bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aanvankelijk werd overwogen hoger beroep mogelijk te maken bij het College van Beroep
voor het bedrijfsleven. Kan de regering toelichten of de Raad voor de Rechtspraak,
de ABRvS en het CBb zijn geconsulteerd over deze laatste wijziging, en zo ja, wat
de reactie was van deze gerechtelijke colleges? Is er brede consensus onder deze rechtscolleges
dat hoger beroep bij de ABRvS het meest aangewezen is?
Het aanvankelijke voorstel om hoger beroep bij het College van beroep voor het bedrijfsleven
(CBb) in te stellen, hing samen met het voorstel om de rechtbank Rotterdam te belasten
met het kennisnemen van beroepen tegen boetebesluiten op grond van dit wetsvoorstel.
Het CBb functioneert dan ook als hoogste bestuursrechter op het terrein van het sociaaleconomisch
bestuursrecht. Volgens de Raad voor de rechtspraak was een rechtsgang die eindigt
bij het CBb, overtuigend, maar de Raad heeft daarbij opgemerkt dat deze rechtsgang
afwijkt van de rechtsgang die geldt bij andere besluiten op grond van de Visserijwet
1963. Voor de last onder dwangsom of bestuursdwang (artikel 54b van de Visserijwet
1963) of de intrekking van een vergunning functioneert de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State (ABRvS) als de rechter in hoogste instantie. Het was volgens
de Raad voor de rechtspraak onwenselijk dat de rechtsgang voor de bestuurlijke boete
zou afwijken, gezien het (wetgevings)beginsel dat wordt gestreefd naar zoveel mogelijk
uniformiteit in de rechtsbescherming binnen één wetgevingscomplex.
De Raad voor de rechtspraak heeft daarom in haar advies voorgesteld om het CBb bevoegd
te maken voor alle beroepszaken op grond van de Visserijwet 1963. Dit zou betekenen
dat ook alle andere beroepszaken op grond van de Visserijwet 1963 overgeheveld zouden
moeten worden naar de rechtsmacht van het CBb, hetgeen een omvangrijke wijziging zou
zijn voor de praktijk. Er is daarom besloten een minder omvangrijke wijziging voor
te stellen en hoger beroep tegen bestuurlijke boeten onder de Visserijwet 1963 ook
bij de ABRvS te behandelen. Hierdoor kunnen ook de overige beroepszaken onder de Visserijwet
1963 door de ABRvS worden behandeld en wordt recht gedaan aan het beginsel van zoveel
mogelijk uniformiteit in de rechtsbescherming binnen één wetgevingscomplex.
Over dit besluit is uiteraard aanvullend contact geweest met de Raad voor de rechtspraak
als overkoepelende instantie die de regering en de Staten-Generaal adviseert over
wetgeving en beleid die gevolgen hebben voor de rechtspraak. De Raad heeft het niet
nodig gevonden om over het besluit om het hoger beroep bij de ABRvS te beleggen in
plaats van bij het CBb, opnieuw te adviseren. Daarnaast heeft over deze wijziging
ook afstemming plaatsgevonden met het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De ABRvS
en het CBb zijn niet afzonderlijk geraadpleegd.
6.1.3 Werklast van de rechtspraak
De leden van de VVD-fractie vragen ook of de gevolgen voor de rechtspraak uitputtend
in kaart zijn gebracht, nu de regering in afwijking van het aanvankelijk consultatievoorstel
voorstelt om de ABRvS als hoogste rechter aan te wijzen.
De gevolgen voor de rechtspraak zijn met de nu voorgestelde werkverdeling voor de
rechtspraak uitputtend in kaart gebracht. De Raad voor de rechtspraak heeft op basis
van het aantal verwachte hoger beroepszaken de financiële gevolgen voor het ABRvS
in kaart gebracht. De nieuwe tekstvoorstellen zijn opnieuw afgestemd met de Raad voor
de rechtspraak en met het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De Raad voor de rechtspraak
heeft aangegeven dat de wijziging in de appelinstantie alleen de werklastinschatting
voor de rechtspraak raakt. Hiermee kwam, volgens de Raad voor de rechtspraak, het
belang voor een nader advies te vervallen. Overigens worden de financiële gevolgen
voor de rechtspraak gedekt binnen de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit.
6.2. Internetconsultatie
De leden van de CDA-fractie vragen de regering toe te lichten waarom de sector niet
vooraf is betrokken of geïnformeerd over het onderhavige wetsvoorstel, maar pas van
het wetsvoorstel heeft vernomen via de internetconsultatie. De doelgroep van het wetsvoorstel
is een afgebakende groep die bestaat uit vissers. Dit suggereert dat het betrekken
van deze groep tot de mogelijkheden moet hebben behoord.
Ik heb regulier overleg met de visserijsector. Verbetering van de naleving van visserijregelgeving
is daarbij een van de terugkerende onderwerpen. Het plan om naleving van de visserijregelgeving
te verbeteren door invoering van de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen,
is meermaals aan de orde geweest bij deze gesprekken. De sector heeft daarbij consequent
aangegeven niet principieel tegen dit plan te zijn en het streven om de naleving te
verbeteren, te steunen.
Deze leden vragen ook of de regering wil omschrijven hoe zij bij toekomstige wetsvoorstellen
zal trachten de betrokken sector in een vroeger stadium te betrekken en te informeren.
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vorige vraag; ik heb regulier overleg met de sector.
Toekomstige wetsvoorstellen zullen daar in een vroegtijdig stadium aan de orde worden
gebracht.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering voornemens is om over de afstemming
tussen de verschillende strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sanctioneringsinstrumenten
via het interventiebeleid van de NVWA meer duidelijkheid te geven.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn eerdere antwoord op vragen van
de leden van de VVD-fractie over dit onderwerp. In dat antwoord heb ik aangegeven
dat de afstemming tussen strafrechtelijk en bestuursrechtelijke interventie zal worden
neergelegd in het specifieke interventiebeleid van de NVWA.
6.2.1 Uitwerking en waarborgen
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering per boetebepaling nader kan toelichten
voor wie de bestuurlijke boete zal gelden, bijvoorbeeld voor de onderneming, de kapitein
of een individuele visser.
Uit de formulering van de gebods- of verbodsbepaling blijkt wie degene is die wordt
aangesproken, bijvoorbeeld de onderneming, de kapitein of een individuele visser.
De invoering van een bestuurlijke boetestelsel verandert hier niets aan. Ook voor
het opleggen van een strafrechtelijke sanctie is nu al van belang om na te gaan wie
precies de overtreder was.
6.2.2 Diverse onderwerpen
De leden van de VVD-fractie vragen ook of de regering alsnog met de visserijsector
in gesprek wil gaan over de effecten van het wetsvoorstel in de praktijk en de Kamer
hierover wil informeren.
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie
hierover. Ik heb regulier overleg met de sector. Verbetering van de naleving van visserijregelgeving
is daarbij een van de terugkerende onderwerpen.
Deze leden vragen voorts hoe de regering de visserijsector verder wil betrekken bij
de communicatie over de nieuwe wet.
Ik onderken dat het belangrijk is de sector tijdig en helder te informeren over de
voorgenomen wijzigingen en wat deze voor de vissers gaan betekenen. Ik zal zorgen
dat de sector tijdig en helder wordt geïnformeerd. Ik juich het toe als de vertegenwoordigende
organisaties van de sector ook willen bijdragen aan het informeren van de visserijondernemingen.
Gezamenlijk streven wij naar een verbetering van de naleving van de visserij-regelgeving.
Daar zijn ook de visserijondernemingen zelf bij gebaat, want naleving van de visserijregelgeving
zorgt ervoor dat de visstand wordt beschermd en er ook in de toekomst nog gevist kan
worden.
II ARTIKELEN
Artikel I, onderdeel B, artikel 54c
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering het aspect weegt dat verdeling
van de boetebepalingen over een algemene maatregel van bestuur en een ministeriële
regeling afbreuk doet aan de gewenste kenbaarheid ervan.
Een ministeriële regeling wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en een algemene
maatregel van bestuur in het Staatsblad. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van de
Bekendmakingswet en is de inhoud van het besluit en de regeling kenbaar. Daarnaast
is de doorlopende tekst van een algemene maatregel van bestuur en een ministeriële
regeling vindbaar op wetten.nl. De verdeling van de boetebepalingen over een algemene
maatregel van bestuur en een ministeriële regeling doen dus geen afbreuk aan de kenbaarheid
ervan.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.