Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over seksueel misbruik Rooms-Katholieke Kerk
35 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
Nr. 15
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 november 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 25 juni 2018 over
seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 112).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 september 2018 aan de Minister voor Rechtsbescherming
voorgelegd. Bij brief van 16 november 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1. Inleiding
2
2. Informatie Rooms-Katholieke Kerk over afhandeling van meldingen
3
3. Uitkomsten gesprek met dhr. Deetman over het archief
4
4. Subsidie Koershuis
5
5. Reactie op het bericht van het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik
5
6. Zusters van de Goede Herder
6
7. Onderzoek verruiming aangifteplicht
7
II
Reactie van de Minister voor Rechtsbescherming
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de
Minister) voor de brief, waarin wordt ingegaan op een aantal moties en toezeggingen
betreffende seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. Zij hebben hierover enkele
vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemde brief waarin een
aantal moties en toezeggingen gestand wordt gedaan die betrekking hebben op seksueel
misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. Met de recente berichten over ontdekkingen binnen
de Rooms-Katholieke Kerk in de Verenigde Staten en Australië, maar ook de problematiek
rondom de Jehova’s Getuigen hier in Nederland laten zien dat het goed is alert te
blijven op mogelijke misstanden binnen gemeenschappen met een gesloten karakter. Sinds
de commissie-Deetman zijn belangrijke stappen gezet ten aanzien van de transparantie
en de erkenning en ondersteuning van het slachtoffer. Voornoemde leden hebben nog
enkele vragen over de brief.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemde brief over seksueel
misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. Deze leden vernemen graag hoe de Minister aankijkt
tegen de recentelijke nieuwsberichten over misbruik binnen de Rooms Katholieke Kerk
in landen als Duitsland, de Verenigde Staten, Australië en Chili. Ziet de Minister
aanleiding aan de hand van de recente ontdekkingen in andere landen verdere acties
te ondernemen in Nederland? Voornoemde leden hebben ook over deze brief nog enkele
vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief over seksueel misbruik en seksueel geweld in de Rooms Katholieke Kerk. Het bekend
worden van de misstanden bij de kloosterorde van de zusters van de Goede Herder maken
duidelijk dat kennelijk nog steeds niet een volledig beeld bestaat van de aard en
de omvang van het seksueel misbruik binnen de Rooms Katholieke kerk. Deze leden vragen
of niet meer inspanningen moeten worden verricht teneinde de waarheid aan het licht
te brengen en de slachtoffers in materiële en immateriële zin recht te doen. De Minister
laat na een overtuigende argumentatie te geven waarom het huidige beschikbare onderzoeksresultaat
volstaat teneinde vast te stellen wat zich nu precies bij de Goede Herder heeft voorgedaan
en welk leed precies de betrokken slachtoffers is aangedaan. Specifieke erkenning
van dit slachtofferschap kan bijdragen aan de verwerking. Het achterwege laten van
onderzoek is daarom naar het oordeel van voornoemde leden zeer ongewenst. Zij dringen
erop aan alsnog te voorzien in een diepgravend, onafhankelijk onderzoek naar de misstanden
bij de Goede Herder en eventuele andere gestichten.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
moties en toezeggingen die betrekking hebben op seksueel misbruik in de Rooms Katholieke
Kerk. Zij hebben hierover nog veel kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemde
brief. Zij hebben de volgende vragen.
2. Informatie Rooms-Katholieke Kerk over afhandeling van meldingen
a. Afspraak voor schrijnende gevallen
De leden van de D66-fractie vragen hoe de circa 120 slachtoffers, die zich hebben
gemeld sinds 2015 na de sluitingsdatum van de Klachtenregeling 2011 van de onafhankelijke
Stichting Beheer & Toezicht, zich verhouden tot het totaal aantal meldingen van 53
waarover gesproken wordt in het jaarverslag 2017 van het voorzittersoverleg tussen
de Bisschoppenconferentie, Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) en de Koepel
Landelijk Overleg Kerkelijk Kindermisbruik (KLOKK). Ook horen deze leden graag alle
maatregelen die zijn genomen door de Rooms-Katholieke Kerk in het kader van preventiebeleid
sinds 2010. Is de Minister van mening dat er op dit moment, in het kader van preventie,
alles gedaan wordt teneinde nieuwe mistanden te voorkomen of ziet hij nog extra maatregelen
die genomen kunnen worden?
De leden van de SP-fractie ontvangen signalen dat melders van wie de klacht voor de
sluiting van de klachtencommissie ongegrond is verklaard, niet op de hoogte worden
gebracht van nieuw steunbewijs. De regeling nagekomen meldingen zou daarin niet voorzien.
Kloppen deze signalen? Zo nee, waarom niet? Wat vindt u daarvan en welke mogelijkheden
hebben deze slachtoffers voor een herziening? In hoeverre zijn slachtoffers voor het
verkrijgen van steunbewijs afhankelijk van het kerkelijk gezag? Op welke manier wordt
de onafhankelijkheid en transparantie van dat proces gewaarborgd? Hoe wordt voorts
omgegaan met zogenaamde derden meldingen, dus meldingen over overleden lotgenoten?
Waar het gaat over de bisschoppen en oversten die jarenlang wegkeken en niets deden
tegen het seksueel misbruik en/of uitbuiting, willen deze leden weten hoe zij op hun
verantwoordelijkheid worden of zijn gewezen. Hoe gaat de kerk hiermee om?
Met betrekking tot het punt over de afhandeling van schrijnende gevallen zouden de
leden van de PvdA-fractie willen vragen of het bekend is in hoeveel gevallen het onafhankelijk
team van deskundigen een bindend advies heeft gegeven teneinde slachtoffers te erkennen,
een financiële genoegdoening te geven of hulpverlening te bieden? Zijn deze adviezen
daadwerkelijk opgevolgd?
b. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag
De leden van de SP-fractie lezen dat bij schrijnende gevallen door het Meldpunt Grensoverschrijdend
Gedrag hulpverlening wordt geboden. Om wat voor (soort) hulpverlening gaat dat? In
het geval van het preventiebeleid en meer specifiek de Gedragscode vragen deze leden
wat het betekent dat deze breed is verspreid en besproken. In hoeverre is deze code
door alle congregaties ondertekend? Klopt het, dat een aantal hier niet toe is overgegaan
en wat betekent dit concreet?
Aangegeven wordt dat bij iedere benoeming een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) wordt
gevraagd. Klopt het, dat een dergelijke verklaring geen zoden aan de dijk zet indien
er slechts sprake is van een gegronde klacht, maar geen strafrechtelijke veroordeling?
c. Preventiebeleid
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Rooms-Katholieke Kerk heeft gemeld dat
het beleid rond het antecedentonderzoek is verscherpt en bij iedere benoeming nu om
een VOG wordt gevraagd. Kunt u aangeven of dit ook geldt indien iemand intern wordt
overgeplaatst? In hoeverre wordt ervoor gewaakt dat men bij verdenkingen en/of veroordelingen
niet alsnog op een andere plek weer zomaar aan de slag kan? Deze vragen dienen ook
in het licht van het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik te worden gelezen waarin
wordt gesteld dat plegers van gegrond verklaarde klachten, overgeplaatst worden (mede)
omdat deze plegers hun VOG kunnen behouden.
3. Uitkomsten gesprek met dhr. Deetman over het archief
De leden van de VVD-fractie steunen het plan het archief van de commissie-Deetman
over te dragen aan het Nationaal Archief. Zij vinden het jammer en teleurstellend
te lezen dat de heer Deetman en de medewerkers van het Nationaal Archief geen akkoord
hebben kunnen bereiken over de voorwaarden van het overdragen van het archief. De
Minister schrijft dat hij het betreurt de heer Deetman niet te hebben kunnen overreden
nogmaals met het Nationaal Archief in gesprek te gaan. Op welke wijze heeft de Minister
de heer Deetman proberen te overtuigen nogmaals met het Nationaal Archief in gesprek
te gaan? Is de Minister bereid nog een laatste poging te wagen?
De leden van de D66-fractie betreuren het dat de heer Deetman en medewerkers van het
Nationaal Archief het niet eens zijn geworden over de voorwaarden waaronder het archief
overgedragen zou kunnen worden. Deze leden lezen dat dit vooral draaide om de vraag
hoe lang de door slachtoffers gedane meldingen vertrouwelijk zouden blijven. Voornoemde
leden vernemen graag hoe de twee partijen hierin stonden. Daarnaast vernemen deze
leden graag waarop de Minister zich baseert wanneer hij stelt dat hij erop vertrouwd
dat de integere werkwijze waarvan de heer Deetman blijk heeft gegeven er uiteindelijk
ook toe zal leiden dat het archief een bewaarplaats krijgt waarbij zowel het belang
van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers wordt gewaarborgd,
als het doen van wetenschappelijk onderzoek mogelijk is, hetgeen evenzeer een in de
kring van slachtoffers levende wens is? Wanneer voorziet de Minister dat het archief
een bewaarplaats zal krijgen en waar? Heeft de Minister een plan opgesteld teneinde
dit te bewerkstellingen?
De leden van de SP-fractie delen de teleurstelling dat de heer Deetman niet opnieuw
met het Nationaal Archief in gesprek wil gaan over het overhevelen van door zijn commissie
verzameld materiaal. Dit betekent namelijk dat het voor onderzoekers en slachtoffers
lastig wordt eventueel geanonimiseerd inzage te krijgen. Een voorbeeld is het NRC,
dat zelf opnieuw onderzoek moest doen en gesprekken moest voeren met slachtoffers
teneinde de historie te achterhalen. Wat is de reactie van de Minister daarop, wat
vindt hij daar nu van? Er wordt bovendien gesteld dat wetenschappelijk onderzoek mogelijk
blijft, wat zou betekenen dat het NRC gewoon onderzoek had moeten kunnen doen middels
datzelfde archief. Toch is dat niet mogelijk gebleken. Kan daar ook specifiek op in
worden gegaan? Op welke manier wordt gegarandeerd dat wetenschappelijk onderzoek mogelijk
blijft als het archief niet bij het Nationaal Archief wordt ondergebracht?
4. Subsidie Koershuis
De leden van de D66-fractie vernemen graag of er, sinds het schrijven van de brief,
contact is geweest tussen de diverse lotgenotenorganisaties voor slachtoffers en het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of het Ministerie van Justitie en
Veiligheid? Zo ja, wat is er uit deze gesprekken naar voren gekomen?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat wordt verwezen naar Slachtofferhulp Nederland
waar het gaat om doorverwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening voor slachtoffers
van misbruik in de Rooms Katholieke Kerk. Klopt het dat Slachtofferhulp Nederland
deze specifieke kennis niet zelf heeft? Wat zegt Slachtofferhulp Nederland hier eigenlijk
zelf over? Waarom kan het Koershuis niet bijdragen aan het opzetten of doorverwijzen
van deze gespecialiseerde hulpverlening gezien de ervaring, deskundigheid en contacten
die daar voorhanden is? Welke rol ziet de Minister weggelegd voor het Koershuis waar
het gaat om hulpverlening?
5. Reactie op het bericht van het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister schrijft dat hij geen voorstander
is van een centraal meldpunt om aangifte te doen van seksueel misbruik en seksueel
overschrijdend gedrag. Dit wordt niet uitgebreid onderbouwd. Kan de Minister nogmaals
toelichten waarom hij geen voorstander hiervan is?
Het valt deze leden op dat uit de brief een redelijk positieve toon doorklinkt wat
betreft de opstelling van de Rooms-Katholieke Kerk. De Minister schrijft dat de Kerk
bereid blijft tot overleg met slachtofferorganisaties, dat de Kerk graag de vrees
wil wegnemen dat meldingen worden toegedekt en dat de Kerk bereid is nieuwe groepen
slachtoffers waar mogelijk erkenning en financiële tegemoetkoming te bieden. Dit klinkt
bemoedigend. Kan de Minister in zijn algemeenheid zeggen wat hij vindt van de opstelling
van de Rooms-Katholieke Kerk in het licht van de misbruikschandalen? Is de Minister
tevreden met de opstelling van de Rooms-Katholieke Kerk? Zo nee, waar ziet hij kans
voor verbetering?
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of de Minister weet wat er uit het nieuwe
gesprek tussen het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik en de Rooms Katholieke
Kerk is voortgekomen. De Minister geeft voorts aan geen voorstander te zijn van een
centraal meldpunt voor alle domeinen. Is de Minister ook geen voorstander van een
centraal meldpunt dat uiteindelijk door kan verwijzen naar de juiste instantie en
kan bijhouden of er daadwerkelijk wat met de melding wordt gedaan, zodat slachtoffers
niet zelf hoeven uit te zoeken waar hun melding het beste thuishoort en/of van het
kastje naar de muur worden gestuurd? Uitbesteden aan de domeinen zelf, kan er bovendien
toe leiden dat de klacht niet de behandeling krijgt die het verdient. Graag ontvangen
deze leden een toelichting hierop.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik
van mening is dat er nog steeds een cultuur van geheimhouding in de Rooms Katholieke
Kerk zou heersen. Zo zou er geen transparantie bestaan over het overplaatsingsbeleid
van plegers van gegrond verklaarde klachten. Is de Minister wel bekend met de wijze
waarop de Rooms-Katholieke Kerk dergelijke plegers overplaatst? Zo ja, wat is zijn
indruk? Zo nee, acht de Minister het mogelijk dat plegers van seksueel misbruik elders
opnieuw aan het werk kunnen voor de Rooms-Katholieke Kerk? Hoe worden dergelijke plegers
gecontroleerd?
In de brief brief wordt gemeld dat de Rooms Katholieke Kerk bereid is met slachtoffers
van uitbuiting en dwangarbeid bij instellingen van de Rooms Katholieke Kerk in gesprek
te gaan en waar mogelijk erkenning en financiële tegemoetkoming te bieden. Wat is
de stand van zaken ten aanzien van deze gesprekken, erkenning en financiële tegemoetkoming?
6. Zusters van de Goede Herder
De leden van de CDA-fractie lezen dat er een onderzoek komt naar de mogelijkheid en
wenselijkheid van het verruimen van de aangifteplicht in gevallen van ernstige zedendelicten
anders dan verkrachting. In dit onderzoek zal ook worden gekeken naar de randvoorwaarden
waarmee averechtse effecten van de aangifteplicht kunnen worden voorkomen. Thans wordt
de zedenwetgeving gemoderniseerd met enkele wetswijzigingen tot gevolg. Kan de Minister
aangeven of bij de opzet van het onderzoek rekening is gehouden met de lopende modernisering
van de zedenwetgeving? Deze leden achten het wenselijk dat de uitkomsten van het onderzoek
nog kunnen worden meegenomen in deze modernisering indien de Kamer hiertoe besluit,
deelt de Minister dit?
De leden van de D66-fractie zijn blij met het onderzoek naar de verruiming van de
aangifteplicht. Uiteraard moet hierbij gekeken worden naar aangifte en verplichtingen
op andere relevante terreinen in Nederland zoals het onderwijs en de zorg. Deze leden
vernemen graag wanneer het onderzoek gereed is en of de Minister direct ook een inhoudelijke
reactie op het onderzoek kan geven. Daarnaast hebben deze leden eerder schriftelijke
vragen gesteld over hoe de aangifteplicht zich verhoudt tot de zogeheten «crimen sollicitationis».
De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie op het artikel van het NRC
over de Goede Herder.1 Klopt het, dat de overheid weet had of in ieder geval had kunnen weten van de misstanden
die plaatsvonden bij de wasserijen en naaiateliers van de Zusters van de Goede Herder?
Waarom werd niet ingegrepen? Welke consequenties verbindt de Minister hieraan? Is
de Minister zelf hierover in gesprek gegaan met het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik
en de slachtoffers? Zo nee, waarom niet en is hij bereid dit alsnog te doen? Zo ja,
wat waren de uitkomsten van dat gesprek?
Kan er in Nederland niet een dergelijk onderzoek worden gehouden zoals uitgevoerd
in Ierland? Zo nee, waarom niet? Bent u eigenlijk wel geïnteresseerd in deze geschiedenis
en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers? Waar wordt in het eindrapport van de
commissie- Deetman melding gemaakt van deze geschiedenis en de aard en omvang van
de onbetaalde dwangarbeid? Waaruit blijkt dat precies? Er wordt aangegeven dat de
aard, de duur en de zwaarte van de arbeid ook ter sprake is gekomen. Wat betekent
is ter sprake gekomen? Is dit hetzelfde als het onderzocht zijn hiervan?
De commissie-De Winter geeft aan, alleen onderzoek te kunnen doen naar meldingen wanneer
de tewerkstelling het karakter had van fysiek en psychisch geweld. Volgens u is uitbuiting
en dwangarbeid te beschouwen als een vorm van geweld. Betekent dit dat vrouwen die
op welke manier dan ook zijn uitgebuit melding kunnen doen bij de commissie De Winter
en deze dan sowieso onderzoek doet hiernaar? Zo nee, waarom niet en bent u bereid
daar alsnog specifiek opdracht toe te geven? Waar doet de commissie dan precies aanvullend
onderzoek naar en krijgen zij hiervoor extra budget en tijd?
Wat is de reactie van de Minister op de conclusie van emeritus-hoogleraar victimologie,
professor Van Dijk, van Tilburg University dat «de fenomenen dwangarbeid, arbeidsuitbuiting
en kinderarbeid in het onderzoek van de commissie-Deetman 2 naar seksueel geweld en
fysiek of psychisch geweld niet zijn onderzocht»?2
7. Onderzoek verruiming aangifteplicht
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister de toezegging teneinde inzicht
te geven in de opzet van het onderzoek naar verruiming van de aangifteplicht, ook
geldt voor organisaties. Op welke termijn zal het onderzoek afgerond zijn?
II. Antwoord / Reactie van de Minister voor Rechtsbescherming
Op 25 juni 2018 stuurde ik uw Kamer een brief met mijn reactie op een aantal moties
en toezeggingen aangaande seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk (RKK).3 Op 17 september jl. stuurde de Vaste commissie voor Justitie en Veiligheid mij het
verslag van een schriftelijk overleg met vragen en opmerkingen naar aanleiding van
deze brief.4 Tevens vroeg de Kamercommissie mij op 27 september jl. om in te gaan op het onderzoek
van de NRC naar misbruik in de RKK.5 Met deze brief beantwoord ik uw vragen en geef ik mijn reactie op de berichten die
op 15 en 16 september in de NRC zijn verschenen.
Uit het verslag van de Vaste commissie voor Justitie en Veiligheid spreekt zorg over
het verschijnsel seksueel misbruik en de wens om dat misbruik te bestrijden en te
voorkomen. Ik deel die zorgen en wensen van de Vaste Commissie. Seksueel misbruik
is onacceptabel en moet te allen tijde bestreden en waar mogelijk voorkomen worden.
De positie van slachtoffers van seksueel misbruik in gesloten, religieuze gemeenschappen
heeft daarbij in het bijzonder mijn aandacht. Deze boodschap wordt uitgedragen in
alle gesprekken die door mij en medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
over dit onderwerp worden gevoerd.
Preventie seksueel misbruik door de RKK
De leden van de D66 fractie vernemen graag welke preventiemaatregelen de RKK sinds
2010 heeft genomen en of zij er alles aan doen om nieuwe mistanden te voorkomen. Verder
willen de leden van de SP weten hoe breed de Gedragscode is verspreid en besproken
en willen zij samen met de leden van het CDA weten hoe het antecedentenbeleid ook
bij interne overplaatsingen is ingericht, ook in het licht van de constatering van
het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik (VPKK) dat plegers van gegrond verklaarde
klachten, overgeplaatst worden (mede) omdat zij hun Verklaring Omtrent het Gedrag
(VOG) kunnen behouden. Verder willen de leden van de PvdA-fractie weten hoe het overplaatsingsbeleid
van de RKK eruit ziet en of de «cultuur van geheimhouding» die de VPKK schetst nog
bestaat.
Uit navraag bij de RKK blijkt dat het preventiebeleid na de commissie Deetman is uitgebreid
en aangescherpt. Bewustwording en kennisverwerving maken nadrukkelijk onderdeel uit
van opleidingen, onder andere door bespreking van concrete casussen.
Daarnaast heeft de RKK een formeel kader ingericht door het opstellen van een Gedragscode
Pastoraat, geïnspireerd op codes van andere maatschappelijke organisaties en het Reglement
R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag.6 De gedragscode stelt regels die voor alle (in opleiding zijnde) priesters, diakens,
zendelingen, en religieuzen in opleiding gelden. Daarnaast wordt van alle vrijwilligers
verwacht dat zij zich in hun handelen richten naar de waarden en normen uit deze Gedragscode
Pastoraat. Het Reglement regelt tevens de wijze van afhandeling van klachten.
Het kader schrijft voor dat elke melding of klacht inzake grensoverschrijdend gedrag
leidt tot maatregelen die passen bij de ernst van het gedrag. De klachten en meldingen
worden behandeld door een onafhankelijke klachtencommissie. Ernstige feiten, meldingen
van mogelijk strafbare feiten en over seksueel misbruik van minderjarigen moeten direct
bij Openbaar Ministerie c.q. de politie worden gemeld. Sanctionering geschiedt volgens
Nederlands recht door daartoe bevoegde publiekrechtelijke instanties en door de RKK
zelf op basis van het canonieke recht.
De RKK heeft gemeld dat zij een zero-tolerance beleid voert voor medewerkers die schuldig
zijn bevonden aan seksueel misbruik van minderjarigen. Er worden direct tijdelijke
maatregelen getroffen als tegen een medewerker van een bisdom of congregatie een klacht
wordt ingediend. Een gegrondverklaring van een klacht wegens grensoverschrijdend gedrag
of een strafrechtelijke veroordeling wordt bestraft met ontneming van kerkelijk(e)
ambt/taak, een verbod om pastoraal actief te zijn of wegzenden uit de clericale staat.
Een VOG is voor de RKK een conditio sine qua non voor kerkelijke benoemingen of uitoefenen
van taken. Bij elke benoeming en overplaatsing moet een nieuwe VOG worden overlegd.
Bij overplaatsingen tussen bisdommen, congregaties en ordes wordt altijd navraag gedaan
bij de betreffende bisschop of hogere oversten. Dit verplichte antecedentenonderzoek
richt zich ook op grensoverschrijdend gedrag en is ook vereist voor priesters, diaken
en religieuzen die tijdelijk in Nederland willen verblijven voor pastoraal werk. Verder
heeft de RKK voorzieningen in het leven geroepen zoals een meldpunt voor slachtoffers,
een klachtencommissie die klachten en meldingen afhandelt en de aanstelling van vertrouwenspersonen.
De reacties op het seksueel misbruik zijn wat mij betreft vergelijkbaar met de maatregelen
die getroffen worden in de rest van de maatschappij. Ook constateer ik dat door middel
van de publicatie van verslagen het proces van meldingen en de afhandeling daarvan
voor buitenstaanders te volgen is.
Berichtgeving NRC over «cultuur van geheimhouding»
Uit de berichten in de NRC over de vermeende cultuur van geheimhouding in de RKK komt
naar voren dat slachtoffers ook zouden wensen dat daders strafrechtelijk worden gestraft.7 Zoals ik in de brief van 7 december 2016 (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 89) heb gemeld, is uit de onderzoeken van de heer Deetman gebleken dat er geen aanwijzingen
zijn gevonden voor beleid of algemene afspraken van het OM over een milde afdoening
of het niet vervolgen van zedenzaken tegen geestelijken. Wel onderstreept het rapport
van Deetman het belang van een uniform en consistent vervolgingsbeleid, zorgvuldige
behandeling van misbruikzaken met oog voor de positie van slachtoffers en verdachten.
Ook is het zo dat op het moment dat de klachten over het misbruik werden ingediend,
ruim 80% van de aangeklaagden reeds was overleden. De nog levende personen tegen wie
een klacht is ingediend en die gegrond is verklaard, zijn nu tussen de 70–90 jaar
oud en niet meer actief in het pastoraat. Voor nog actieve medewerkers geldt de Gedragscode.
Hulp aan slachtoffers
De leden van de D66-fractie vragen hoe het aantal slachtoffers dat zich heeft gemeld
sinds 2015, zich verhoudt tot het totaal aantal meldingen uit het jaarverslag 2017
van de RKK. De leden van de SP-fractie willen weten of melders van wie de klacht voor
de sluiting van de klachtencommissie ongegrond is verklaard ook op de hoogte worden
gebracht als er nieuw steunbewijs is, welke mogelijkheden deze slachtoffers hebben
voor een herziening en in hoeverre slachtoffers voor het verkrijgen van steunbewijs
afhankelijk zijn van de RKK. Zij willen daarnaast weten hoe onafhankelijkheid en transparantie
zijn gewaarborgd en hoe wordt omgegaan met meldingen van derden (overledenen). Ook
vragen zij mij te verduidelijken hoe bisschoppen en oversten op hun verantwoordelijkheid
zijn gewezen en daarnaast wat voor (soort) hulpverlening het Meldpunt Grensoverschrijdend
Gedrag biedt. De leden van de PvdA-fractie vragen naar het aantal afgegeven bindende
adviezen door het onafhankelijk team van deskundigen om slachtoffers te erkennen,
een financiële genoegdoening te geven of hulpverlening te bieden en of deze adviezen
daadwerkelijk zijn opgevolgd.
In reactie op deze vragen meld ik u dat het aantal van 120 meldingen in mijn brief
van 25 juni 2018 onder andere meldingen omvat van getuigen (26), meldingen zonder
seksueel misbruik (8) en meldingen van degenen die niet aan criteria voldoen (13).
Op 18 september 2017 waren er 15 gesprekken gevoerd, op 1 september 2018 waren dat
er 31. Het cijfer in het jaarverslag is van eerdere datum. Verder heeft de heer Deetman
in zijn slotmonitor geconcludeerd dat aan 98% van de slachtoffers hulpverlening, erkenning
en genoegdoening is geboden.8 Dit aantal groeit nog omdat slachtoffers op basis van de «Afspraak nagekomen meldingen»
tot op de dag van vandaag en zonder einddatum, zich kunnen melden bij het meldpunt
van de RKK.9
Het Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag RKK biedt hulp aan. Er zijn vertrouwenspersonen
voor pastorale opvang en er wordt hulp geboden via het Platform Hulpverlening. Mogelijk
wordt in de toekomst, als zich minder slachtoffers melden, naar alternatieven voor
hulpverlening gezocht bijvoorbeeld door samenwerking met organisaties als Slachtofferhulp
Nederland (SHN).
Meldingen van nabestaanden of getuigen (derden) worden geregistreerd en doorgestuurd
naar de kerkelijk verantwoordelijken. In voorkomende gevallen wordt een gesprek tussen
de melder en de kerkelijk verantwoordelijken georganiseerd. Er zijn bij het Meldpunt
Grensoverschrijdend Gedrag RKK geen zaken bekend die ongegrond zijn verklaard en waarvoor
na de sluiting van de herzieningsmogelijkheid nog steunbewijs is binnengekomen.
Ten aanzien van de geboden financiële genoegdoening en erkenning geldt dat de RKK
na uitkomst van de rapporten van de heer Deetman drie regelingen heeft ingesteld:
de regeling voor fysiek en psychisch geweld (uitgevoerd door de onafhankelijke commissie
HEG), de Slotactie voor bisschoppen en hogere oversten op advies van de Klachtencommissie
ongegrond verklaarde zaken (uitgevoerd door de commissie Slotactie onder leiding van
de heer Deetman) en de Afspraak nagekomen meldingen van seksueel misbruik (uitgevoerd
door een team van onafhankelijke deskundigen). Door dit laatste team van onafhankelijke
deskundigen zijn in 24 gevallen adviezen gegeven aan de betrokken bisschop of hogere
religieuze overste om erkenning en genoegdoening toe te kennen. De adviezen zijn alle
opgevolgd.
Vergelijking buitenland
De leden van D66 hebben mij gevraagd hoe ik aankijk tegen de recente nieuwsberichten
over misbruik in het buitenland en of ik daarin aanleiding zie tot verdere acties.
De situatie rondom seksueel misbruik in Nederland laat zich slecht vergelijken met
die in Australië, de VS (Pennsylvania), Chili en Duitsland. In Nederland zijn al langer
geleden onderzoeken verricht, is het misbruik uitvoerig beschreven en openbaar bekend
gemaakt.10 In de buitenlandse voorbeelden moeten die onderzoeken vaak nog starten of zijn die
net afgerond. In Nederland is door de RKK een systeem van klachtafhandeling ontwikkeld.
De RKK heeft dit inmiddels gedeeld met de instanties in Rome en de Amerikaanse Bisschoppenconferentie.
De Chileense, Australische, Engelse en de conferentie in Wales volgen later.
De Nederlandse Bisschoppenconferentie en de Konferentie van Nederlandse Religieuzen
(KNR) zijn verantwoordelijk voor de aanpak in Nederland. Bisschoppen en hogere oversten
zijn ook verantwoordelijk voor Nederlandse priesters en religieuzen die in het buitenland
werkzaam zijn.
Handelen van de RKK
De VVD-fractie vraagt naar mijn opvatting over de opstelling van de Rooms-Katholieke
Kerk in het licht van de misbruikschandalen. Ik constateer dat de adviezen van de
Commissie Deetman over seksueel misbruik binnen de RKK een centrale rol hebben gespeeld
in de manier waarop de RKK is omgegaan met klachten van seksueel misbruik. De RKK
heeft die adviezen opgevolgd en heeft gezocht naar de meest passende reactie om erkenning,
hulp en genoegdoening te bieden. Daarvoor zijn de Stichting Beheer en Toezicht, het
Meldpunt, de Klachtencommissie, de Compensatiecommissie en het Platform Hulpverlening
ingesteld. Zij hadden alle een onafhankelijke status. Ook de onafhankelijke Commissie
Hulp Erkenning en Genoegdoening (HEG) onderzocht klachten van geweld op basis van
de authenticiteit van het lijden van de klager. Op basis van dat onderzoek hebben
bisschoppen en hogere oversten een dwingend advies gekregen tot erkenning van authenticiteit
van het ondergane leed, hulp en genoegdoening.
Wat betreft de betrokkenheid van de lotgenotenorganisaties geldt dat tussen 2013 en
2018 zeer regelmatig overleg is gevoerd tussen RKK en de Koepel Landelijk Overleg
Kerkelijk Kindermisbruik (KLOKK) om de activiteiten van de RKK te coördineren en te
regisseren.
Verder constateer ik dat de RKK zijn reglementen heeft aangescherpt om maatregelen
tegen daders te kunnen nemen en altijd melding te doen van strafrechtelijke feiten
aan de politie. Ook zijn maatregelen getroffen waarmee misbruik moet worden voorkomen.
Voor slachtoffers zijn vindbare en onafhankelijke meldpunten opgericht, de beoordeling
van klachten is openbaar en via het internet te volgen. Er is en wordt met slachtoffers
gesproken en zij kregen of krijgen erkenning en soms ook (financiële) genoegdoening.
De RKK heeft met deze en andere maatregelen en voorzieningen stappen gezet om seksueel
misbruik te bestrijden en waar mogelijk te voorkomen. Zoals ik heb aangegeven is seksueel
misbruik voor mij een onderwerp van voortdurende zorg en aandacht en moet het dat
ook zijn voor instellingen als de RKK.
De kloosterorde van de Goede Herder
De leden van GroenLinks en de SP vragen om een onafhankelijk onderzoek naar misstanden
in de kloosterorde van de zusters van de Goede Herder. Ook willen de leden van de
SP-fractie weten of de overheid had kunnen weten van deze misstanden en de gedwongen
arbeid en waarom er niet is ingegrepen. Daarnaast vragen zij of ik in gesprek wil
gaan met het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik (VPKK) en willen deze leden
weten wat er uit het gesprek tussen VPKK en RKK is gekomen. Verder willen zij informatie
over het onderzoek van de Commissie De Winter.
In mijn brief van 25 juni 2018 heb ik aangegeven dat de heer Deetman de situatie in
de kloosterorde en het toezicht op de instelling heeft beschreven (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 112). Meldingen zijn door de onafhankelijke commissie HEG beoordeeld vanuit het perspectief
van fysiek en psychisch geweld, waaronder ook uitbuiting en dwangarbeid, op basis
van de authenticiteit van het lijden van degenen die een klacht wegens geweld hadden
ingediend. De bisschoppen en hogere oversten hebben dwingende adviezen gekregen om
over te gaan tot erkenning en financiële genoegdoening. Bij alle klachten die zijn
ingediend is dat ook gebeurd. Voor gevallen van seksueel misbruik door leden van genoemde
congregatie, kunnen nog steeds meldingen worden ingediend binnen het kader van de
«Afspraak nagekomen meldingen». Ik blijf bij mijn opmerking in de brief van 25 juni
jl. dat de burgerlijk rechter dient te beslissen over onrechtmatig handelen van instellingen
inzake de verplichting tot het verrichten van arbeid zonder dat daar bezoldiging tegenover
stond (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 112).
Mijn medewerkers hebben op 23 oktober jl. een delegatie vrouwen gesproken die als
kind in De Goede Herder waren geplaatst. In dat gesprek heeft deze delegatie onder
andere geschetst onder welke erbarmelijke omstandigheden zij als jonge meisjes hebben
verkeerd en welke sporen dit heeft achtergelaten in hun latere leven. Zij hebben mij
nadien een verzoek voorgelegd om onderzoek te doen naar het specifieke aspect van
de «dwangarbeid» en een verzoek voor een schaderegeling.
De Commissie De Winter zal in haar eindrapport, dat in mei 2019 verschijnt, een oordeel
geven over welk geweld heeft plaatsgevonden in de jeugdzorg, hoe dat heeft kunnen
gebeuren en wat de gevolgen zijn geweest in het latere leven van betrokkenen. Casussen
die de Commissie in haar onderzoek op het spoor komt, zoals De Goede Herder, worden
benut om dit algemene beeld te ondersteunen. Ik verwijs u voor een nadere uiteenzetting
over de aandacht die de Commissie geeft aan de gang van zaken in de Goede Herder naar
de brief die de Commissie recent aan mij heeft gezonden en die als bijlage bij deze
brief is opgenomen11. De RKK verleende medewerking aan de verkenning van de commissie.
Volgend jaar zal ik, na kennisname van de uitkomsten van het onderzoek van De Winter,
bezien of er mogelijk hiaten zijn in hetgeen alle voorgaande onderzoeken naar boven
hebben gebracht over wat zich in de Goede Herder heeft afgespeeld. Als ik tot de conclusie
kom dat dit het geval is, dan zal ik een vooronderzoek laten uitvoeren. Dit vooronderzoek
moet duidelijk maken of nader onderzoek haalbaar en zinvol is.
Uw vraag of de overheid wel voldoende geïnteresseerd is in de historie mag naar mijn
mening blijken uit het feit dat op nadrukkelijk aandringen van de overheid onafhankelijke
onderzoeken (Samson, Deetman) zijn en nog steeds worden (De Winter) uitgevoerd naar
de geschiedenis waarin geweld en seksueel misbruik zich heeft voorgedaan. Op uw vraag
naar de stand van zaken van de gesprekken tussen de RKK en de VPKK kan ik u meedelen
dat de VPKK niet op de uitnodiging van de RKK voor een gesprek in september jl. is
ingegaan. Momenteel voeren zijn schriftelijk overleg met elkaar.
Archief Deetman
De leden van de VVD-fractie vragen of ik nog een laatste poging wil wagen om de heer
Deetman ervan te overtuigen om met het Nationaal Archief in gesprek te gaan over de
overdracht van het archief van zijn commissie. De leden van de D66-fractie vragen
naar mijn plan voor de bewaarplaats van het archief en de leden van de
SP-fractie willen weten hoe wetenschappelijk onderzoek mogelijk blijft.
Ik heb in mijn brief van 25 juni (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 112) uiteengezet dat ik die ultieme poging reeds in het gesprek op 13 april 2018 heb
gedaan. Daar het een particulier archief betreft, heb ik ook geen zeggenschap over
dit archief.
Lotgenotencontact
De leden van de D66 en SP fractie vragen wat er uit het contact met de lotgenotenorganisaties
naar voren is gekomen. De leden van de SP-fractie willen weten welke hulpverlening
SHN biedt aan slachtoffers van seksueel misbruik in de RKK.
Bij de start van het onderzoeken van Samson en De Winter zijn met SHN afspraken gemaakt
dat slachtoffers voor hulpverlening door de meldpunten van de commissie worden doorverwezen
naar SHN. SHN biedt namens de overheid alle slachtoffers die daar behoefte aan hebben
reguliere kortstondige psychosociale, juridische en praktische hulp. Indien nodig
verwijst ze door naar de meer gespecialiseerde en verdiepende hulpverlening (traumahulp).
Soms blijkt er bij slachtoffers behoefte te bestaan aan contact met en ondersteuning
door slachtoffers die hetzelfde hebben meegemaakt (lotgenoten). SHN verwijst dan door
naar lotgenotengroepen, waarvan stichting Seksueel Kindermisbruik Instellingen Pleeggezinnen
(SKIP) de belangrijkste is. Deze groepen van vrijwilligers met ervaringsdeskundigheid
bieden telefonisch een luisterend oor, organiseren bijeenkomsten om ervaringen met
elkaar te delen en komen waar nodig op voor de belangen van slachtoffers. Op verzoek
biedt SHN ook wel eens ondersteuning tijdens bijeenkomsten van SKIP.
Al enige tijd gelden hebben zeven lotgenotenorganisaties het initiatief genomen voor
een samenwerkingsverband: Het Koershuis. Dit verband wil een rol spelen in de belangenbehartiging
en ondersteuning van de slachtoffers in het kader van de commissie De Winter. De zeven
organisaties willen organisatorisch gaan samen werken.
De Ministeries van Justitie en Veiligheid en VWS voeren op dit moment overleg met
betrokkenen van diverse lotgenotenorganisaties en onderzoeken welke mogelijkheden
er zijn voor financiële ondersteuning van lotgenotenorganisaties.
Algemeen beleid aangaande bestrijden en voorkomen seksueel geweld
Ik wil bewerkstelligen dat seksueel misbruik, vooral in situaties met een ongelijke
machtspositie, zoveel mogelijk wordt uitgebannen. Als misbruik zich wel voordoet,
dan wil ik dat dit passend strafrechtelijk wordt bestraft. De afgelopen periode is
er ruim aandacht in de maatschappij en binnen veel sectoren voor het voorkomen, opsporen
en bestraffen van seksueel misbruik. Met alle voorzieningen die er voor slachtoffers
zijn, zoals bijvoorbeeld de Centra Seksueel Geweld en de Hulplijn Seksueel Misbruik
van Slachtofferhulp Nederland, zie ik geen toegevoegde waarde in een centraal landelijk
meldpunt voor seksueel misbruik. Slachtoffers hebben recht op maatwerk en dat kan
naar mijn mening alleen worden geboden door diegenen die werkzaam zijn in de omgeving
waarin het misbruik zich heeft voorgedaan.
Als Minister van Rechtsbescherming sta ik voor slachtoffers van seksueel geweld. Langs
meerdere wegen wil ik bereiken dat slachtoffers de toegang tot de overheid als laagdrempelig
ervaren. Ten aanzien van het melden van seksueel misbruik acht ik het onderzoek naar
de mogelijkheden tot verruiming van de aangifteplicht in geval van wetenschap van
seksueel misbruik van kinderen van groot belang. In dat onderzoek wordt ook gekeken
naar de samenhang tussen de aangifteplicht en het verschoningsrecht.
Ik blijf daarnaast in het bijzonder het handelen van de RKK ten aanzien van seksueel
misbruik nauwlettend volgen. Begin volgend jaar stuur ik u weer een jaarverslag van
de RKK met daarbij mijn reactie. Ook in mijn contacten met de RKK blijf ik uitdragen
dat seksueel misbruik onacceptabel is en blijvend bestreden moet worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, adjunct-griffier