Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 600 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025
Nr. 10 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 31 oktober 2024
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 14 oktober 2024 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp. Bij brief van 31 oktober 2024 zijn ze door de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
Vragen en antwoorden
1
Kunt u een overzicht geven van de export van strategische goederen en diensten naar
conflictgebieden in de afgelopen twee jaar, inclusief Israël?
De maandelijkse rapportage uitvoer dual-use goederen en militaire goederen op rijksoverheid.nl
bevat op het moment informatie over alle afgegeven uitvoervergunningen van dual-use
goederen en militaire goederen tot en met, respectievelijk, september en augustus
2024. Hiermee worden de toegewezen uitvoervergunningen van dual-use goederen en militaire
goederen naar conflictgebieden in de afgelopen twee jaar, inclusief Israël, inzichtelijk.
De maandelijkse rapportage bevat geen informatie over de daadwerkelijke (aangiften
ten) uitvoer van dual-use goederen en militaire goederen.
Voor een volledige en correcte beantwoording van bovenstaande vraag is, vanwege de
complexiteit, meer tijd nodig voor afstemming met andere departementen en uitvoeringsorganisaties.
Inhoudelijke beantwoording zal derhalve worden nagestuurd.
2
Kunt u een overzicht geven van de financiering van hulporganisaties in Israël, Palestijnse
gebieden en Libanon van de afgelopen vijf jaar, het huidige jaar en het komende jaar?
Voor beantwoording van de vraag wordt uitgegaan van financiering voor humanitaire
doeleinden en opvang in de regio.
Vanuit de begroting voor BHO worden geen organisaties gefinancierd in Israël, dat
geen laag-inkomen land is.
In Libanon is de afgelopen jaren de belangrijkste financiering gegaan naar het PROSPECTS
partnerschap in het kader van opvang in de regio. Dit partnerschap tussen Nederland,
UNICEF, UNHCR, de International Labour Organization (ILO), de Wereldbank en de International
Finance Corporation (IFC), heeft als doel om sociaaleconomisch perspectief te bieden
aan vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen in onder andere de Syrië regio.
Libanon is hierbij een prioriteitsland. In de periode 2020–2022 is onder PROSPECTS
jaarlijks ongeveer EUR 22 miljoen in Libanon besteed. In 2023 gaat dit om bijna EUR 30 miljoen,
en in 2024 om ruim EUR 36 miljoen.
Via flexibel inzetbare financiering geeft Nederland ieder jaar een bijdrage aan de
VN, de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging, en de Dutch Relief Alliance. Zij kunnen
daardoor direct inspringen op de humanitaire noden die zich wereldwijd voordoen, inclusief
in Libanon en de Palestijnse Gebieden.
Daarnaast gaat er humanitaire hulp naar Libanon en de Palestijnse gebieden. Deze financiering
loopt via de VN, de Dutch Relief Alliance en de Rode Kruisbeweging. Op jaarbasis ging
dit in de periode 2020–2022 voor de Palestijnse Gebieden om gemiddeld ongeveer EUR 2,8 miljoen
op jaarbasis, inclusief additionele humanitaire bijdrage naar aanleiding van de geweldescalatie in Gaza van 2021. Voor Libanon betrof dit in deze periode een gemiddelde
van circa EUR 2,7 miljoen per jaar, inclusief additionele humanitaire bijdrage naar
aanleiding van de ontploffing in de haven van Beiroet in 2020.
Over plannen voor 2025 ontvangt de Kamer begin volgend jaar de beleidsbrief over ontwikkelingshulp.
3
Kunt u een overzicht geven van lopende Investor-State Dispute Settlement (ISDS)-zaken
die gestart zijn door bedrijven vanuit Nederland, inclusief het land waartegen geclaimd
wordt en de reden van de claim? Welke van deze zaken zijn gestart door Nederlandse
brievenbusmaatschappijen?
Nederland is niet betrokken bij investeringsgeschillen tussen Nederlandse bedrijven
en andere landen, en deze bedrijven hoeven hierover geen informatie te delen met Nederland.
Nederland heeft om deze redenen geen overzicht van lopende investeringsgeschillenbeslechting.
Het oordeel of Nederlandse bedrijven die investeringsgeschillenbeslechting starten
moeten worden aangemerkt als brievenbusmaatschappij is, indien relevant onder het
toepasselijke investeringsverdrag, voorbehouden aan een scheidsgerecht.
4
Bij hoeveel onderhandelingen over investeringsbeschermingsovereenkomsten heeft Nederland
de nieuwe modeltekst uit 2017 als basis gebruikt? Welke waren dat?
De modeltekst zoals op 14 maart 2019 besproken met uw Kamer1 is de basis voor de lopende onderhandelingen met Nigeria. Daarnaast hebben op basis
van deze tekst de onderhandelingen en verkennende gesprekken plaatsgevonden zoals
weergegeven in de reguliere Voortgangsrapportage handelsakkoorden.2
5
Wat is het verschil tussen bestuurlijk gebonden en beleidsmatig gereserveerd?
Een bedrag is bestuurlijk gebonden als er bestuursovereenkomsten, convenanten met
koepels en/of decentrale overheden of politieke toezeggingen e.d. aan ten grondslag
liggen.
Een bedrag dat beleidsmatig gereserveerd is, is gereserveerd voor een specifiek (beleids)doeleinde,
maar nog niet juridisch afdwingbaar of bestuurlijk gebonden.
6
Wat is het verschil tussen een subsidie en een opdracht?
Een subsidie is een financiële bijdrage aan een private organisatie waarmee deze wordt
gestimuleerd om activiteiten uit te voeren die bijdragen aan het behalen van beleidsdoelen.
Een opdracht betreft het uitvoeren van werkzaamheden waarmee de opdrachtgever zelf
is gebaat oftewel inkoop van goederen of diensten die de opdrachtgever zelf nodig
heeft.
7
Wat is de volledig vrij besteedbare ruimte op deze begroting?
In 2025 is in totaal EUR 17 miljoen vrij te besteden (nog niet juridisch verplicht,
bestuurlijk gebonden of beleidsmatig gereserveerd). Dit betreft vrije ruimte op artikel 3
Sociale vooruitgang. Voor een volledig overzicht verwijs ik u naar bijlage 6 Meerjarige
juridische verplichtingen bij de BHO-begroting.
8
Kunt u aangeven op welke specifieke artikelen nog vrij besteedbare ruimte zit?
In 2025 is op artikel 3 Sociale vooruitgang in totaal EUR 17 miljoen vrij te besteden.
Op de overige artikelen zijn de budgetten reeds juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden
of beleidsmatig gereserveerd. Voor een volledig overzicht verwijs ik u naar bijlage
6 Meerjarige juridische verplichtingen bij de BHO-begroting.
9
Welke begrotingsartikelen zijn beleidsmatig belegd, maar nog niet juridisch vastgelegd?
In 2025 staan beleidsmatig gereserveerde budgetten op artikel 2.1 Voedselzekerheid,
artikel 2.3 Klimaat, artikel 3.1 Mondiale gezondheid en SRGR, artikel 3.2 Vrouwenrechten
en gender, artikel 3.3 Maatschappelijk middenveld, artikel 3.4 Onderwijs, artikel 4.1
Humanitaire Hulp, artikel 5.2 Overig armoedebeleid en artikel 5.3 Oekraïne. Voor een
volledig overzicht verwijs ik u naar bijlage 6 Meerjarige juridische verplichtingen
bij de BHO-begroting.
10
Op welke begrotingsartikelen zijn bedragen bestuurlijk vastgelegd?
In 2025 staan bestuurlijk gebonden budgetten op artikel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem
incl. MVO, artikel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie, artikel 1.3
Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden, artikel 2.1 Voedselzekerheid,
artikel 2.2 Water, artikel 2.3 Klimaat, artikel 3.1 Mondiale gezondheid en SRGR, artikel 4.2
Opvang in de regio, artikel 4.3 Veiligheid en rechtsorde en artikel 5.3 Oekraïne.
Voor een volledig overzicht verwijs ik u naar bijlage 6 Meerjarige juridische verplichtingen
bij de BHO-begroting.
11
Kunt u een zo compleet mogelijke lijst geven van alle projecten en/of bijdragen die
niet doorgaan als gevolg van de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking?
Ik zal hier nader op ingaan begin volgend jaar. De effecten voor specifieke projecten
worden duidelijk na besluitvorming over het nieuwe beleid.
12
Voor hoeveel geld zijn er exportkredietverzekeringen verstrekt het afgelopen jaar
en dit jaar? Hoeveel daarvan is voor fossiele projecten, ofwel projecten die direct
of indirect onderdeel zijn van de upstream- of downstreamketen van fossiele brandstoffen?
Hoeveel is direct of indirect bestemd voor intensieve veehouderij of bedrijven in
de keten van de intensieve veehouderij?
De financiële resultaten van de ekv worden verantwoord op Begroting IX van Financiën3. Hierin staat dat in 2023 voor EUR 3,69 miljard aan nieuwe verplichtingen is aangegaan.
In 2024 is er tot en met september voor EUR 2,07 miljard aan nieuwe verplichtingen
aangegaan4.
In het kader van transparantie werd in de ekv-monitor 20235 gerapporteerd over alle fossiele energiesectortransacties die een ekv-dekking ontvangen,
met daarbij een toelichting of deze transacties onder de uitzonderingen of onder de
overgangsperiode van het COP26-beleid6 vallen. In 2023 is er in totaal op zes fossiele energiesectortransacties ekv-dekking
afgegeven. Hiervan kreeg één transactie doorgang op grond van het overgangsjaar 2023
uit het COP26-beleid. Deze transactie betrof een Floating Production Storage and Offloading unit (FPSO) voor een olieveld in Brazilië voor een bedrag van 340 miljoen USD. De overgangsperiode
liep af op 31 december 2023. Verder zijn in 2023 drie transacties verzekerd onder
de uitzonderingsgrond voor specifieke vaar- en voertuigen ten behoeve van ondersteunende
diensten voor bestaande fossiele infrastructuur, met verzekerde waardes van EUR 9,9 miljoen,
EUR 6,1 miljoen en EUR 1,9 miljoen. Ook is één transactie verzekerd onder de uitzonderingsgrond
van verbetering van de milieuprestatie, veiligheid, of gezondheid, met een verzekerde
waarde van EUR 3,3 miljoen en betrof het leveren van vacuümtrucks. De laatste transactie
is een verplaatsbaar LNG-tankstation. In de fossiele waardeketen is dit een downstreamtransactie,
en valt hierdoor buiten de onder reikwijdte van het de COP26-beleidverklaring.
In 2024 is er tot en met september op vier fossiele energiesectortransacties ekv-dekking
afgegeven voor een bedrag van EUR 9,3 miljoen. Het betrof de levering van een schip
voor een bedrag van EUR 3,9 miljoen en valt onder de uitzonderingsgrond voor specifieke
vaar- en voertuigen ten behoeve van ondersteunende diensten voor bestaande fossiele
infrastructuur. De overige drie transacties zijn voor de levering van verplaatsbare
LNG tankstations, downstreamactiviteiten die buiten de scope van het COP26-beleid
vallen.
De directe of indirecte verzekering van projecten in de intensieve veehouderij of
bedrijven in de keten van de intensieve veehouderij wordt niet apart bijgehouden.
13
Welk (verwacht) financieel effect heeft het loskoppelen van het budget voor Official Development Assistance (ODA) van de groei van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) voor het ODA budget van
2025?
Het kabinet heeft besloten het ODA-budget bij Miljoenennota niet aan te passen naar
aanleiding van de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, die deze zomer gepubliceerd
is. Indien de MEV verwerkt was in de begroting op basis van een koppeling van 0,7%,
dan het zou het ODA-budget in 2025 gestegen zijn met EUR 319 miljoen.
14
Welke (verwachte) financiële gevolgen zou het loskoppelen van BNI en ODA hebben tot
2029?
Het kabinet heeft besloten het ODA-budget bij Miljoenennota niet aan te passen naar
aanleiding van de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, die deze zomer gepubliceerd
is. Indien de MEV verwerkt was in de begroting op basis van een koppeling van 0,7%,
dan het zou het ODA-plafond tot en met 2029 cumulatief gestegen zijn met zo'n EUR 2 miljard.
15
Klopt het, zoals in de beslisnota asiel bij de miljoenennota valt te lezen, dat de
bezuinigingen op het budget voor Official Development Assistance (ODA) hoger uitvallen
dan voorgenomen in het Hoofdlijnenakkoord, namelijk een bezuiniging van 2,65 miljard
in 2027 in plaats van 2,4 miljard? Waardoor komt dit? Waar, wanneer, door wie, en
in welk document is dit afgesproken?
In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken structureel EUR 1 miljard te bezuinigen op
de asielkosten. Deze besparing wordt voor ongeveer een kwart toegerekend aan het ODA-budget,
waardoor de totale bezuiniging op het ODA-budget stijgt van 2,4 naar ca. 2,65 miljard
(pagina 34 van de set beslisnota’s). Deze aanvullende ODA-ombuiging is geboekt op de ODA-budgetten voor asiel op de
begroting van AenM en leidt daarom niet tot extra bezuinigingen op de BHO-begroting
(de OS-programma’s).
Daarnaast bestaat een deel van het apparaatsbudget op de begroting van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken uit ODA-middelen en het ODA-budget wordt daardoor ook geraakt
door de apparaatstaakstelling. De precieze omvang hiervan zal duidelijk worden nadat
is bepaald met welke maatregelen de apparaatstaakstelling wordt ingevuld.
16
Kunt u aangeven op welke begrotingsartikelen bezuinigd wordt en daarbij ook aangeven
op welke specifieke onderwerpen deze bezuinigingen betrekking hebben?
In 2025 is de ODA-bezuiniging verwerkt op de volgende begrotingsartikelen en thema’s
(bedragen in EUR miljoen).
Subartikel
Bezuiniging 2025
Resterend budget in 2025 (ODA)
1.1 Duurzaam handelssysteem
– 2
19
1.3 Private sector development
– 39
397
2.1 Voedselzekerheid
– 35
359
2.2 Water
– 17
170
2.3 Klimaat
– 37
378
3.1 Mondiale gezondheid en SRGR
– 43
446
3.2 Vrouwenrechten en gender
– 4
39
3.3 Maatschappelijk middenveld
– 15
154
3.4 Onderwijs
– 5
52
4.1 Humanitaire hulp
– 46
473
4.2 Opvang in de regio
– 29
297
4.3 Veiligheid en rechtsorde
– 18
180
5.1 Multilaterale samenwerking
– 5
196
5.2 Overig armoedebeleid
– 3
70
Totaal
– 297
3.230
De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en zijn daarom
tijdelijk naar rato verdeeld over de verschillende thema’s op de BHO-begroting. U
wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de
bezuinigingen.
17
Kunt u aangeven waar de taakstelling op de ambtenaren terecht gaat komen?
In het regeerprogramma is de apparaatstaakstelling voor Buitenlandse Zaken enigszins
verlaagd ten behoeve van een adequaat postennet. Onderstaande e tabel geeft de oplopende
reeks van deze taakstelling weer. Voor het kerndepartement en het postennet samen
moet in 2.025 EUR 27,2 miljoen worden gekort, dit loopt op tot een structurele taakstelling
van EUR 125,1 miljoen per jaar vanaf 2029. De invulling van de taakstelling op het
apparaat houdt nauw verband met de invulling van de ODA en non-ODA taakstellingen.
Momenteel worden mogelijkheden verkend voor het invullen van de bezuinigingsopdrachten
en de gevolgen voor het apparaat. De bezuiniging op apparaat is verwerkt in de BZ
begroting, hierover zult u door de Minister van Buitenlandse Zaken verder worden geïnformeerd.
Ministerie van Buitenlandse Zaken (bedragen x EUR 1 miljoen)
2025
2026
2027
2028
2029
Apparaatstaakstelling
27,2
57,0
85,3
113,7
125,1
18
Waarom wordt de teruggedraaide bezuiniging op het postennetwerk, wat ten koste gaat
van ander ODA budget, nergens in de begroting verklaard? Hoe slaat deze bezuiniging
van structureel 25 miljoen euro neer binnen het ODA-budget? Op welke artikelen en
programma’s?
Op pagina 12 van de BHO-begroting wordt toegelicht dat ODA-budget van de BHO-begroting
wordt ingezet om de bezuinigingen op het postennet te beperken tot 10% ten behoeve
van een adequaat postennet. Dit besparingsverlies wordt voor circa een derde deel
opgevangen door het inzetten van ODA-budget van de BHO-begroting (oplopend tot EUR 24,7 miljoen
structureel). Circa twee derde deel van het besparingsverlies (oplopend tot EUR 52,0 miljoen)
is aan de BZ-begroting toegevoegd uit algemene middelen.
Deze bezuiniging op ODA-budget op de BHO-begroting wordt volgens dezelfde werkwijze
als de rest van de bezuinigingen verdeeld over de verschillende beleidsthema’s en
is voor 2025 ook verwerkt in de tabel in het antwoord op vraag 16.
19
Functioneert vliegbasis Woensdrecht als onderhoudslocatie voor het F-35 programma?
Worden hier onderdelen van Israëlische F-35's onderhouden?
Vliegbasis Woensdrecht is een onderhoudslocatie voor het internationale F-35 programma
waar o.a. F-35 motormodules en componenten worden onderhouden. In het F-35-programma
geldt dat uitgebouwde onderdelen, ook motormodules, geen eigendom zijn van een specifieke
gebruiker maar Amerikaans eigendom zijn zodra deze zijn aangeboden in de logistieke
keten van het internationale programma. Op het moment dat een motormodule voor reparatie
wordt uitgebouwd wordt deze vervangen door een andere motormodule uit de wereldwijde
onderhoudspool. Voor motormodules geldt dus, net als voor andere onderdelen, dat zij
niet aan een specifiek land toebehoren.
Naar aanleiding van het arrest van 12 februari 2024 van het Gerechtshof Den Haag heeft
het kabinet de relevante algemene vergunningen voor de door- en uitvoer van militaire
goederen aangepast. Door deze aanpassingen is uit- en doorvoer van F-35-onderdelen
naar Israël niet langer toegestaan, dat geldt ook voor motoren.
20
Kan de rapportage wapenexportbeleid nog voor het herfstreces naar de Kamer worden
gestuurd?
Op het moment wordt de laatste hand gelegd aan het jaarrapport over het Nederlandse
exportcontrolebeleid in 2023. Het kabinet streeft er naar deze rapportage op een zo
kort mogelijke termijn met de Tweede Kamer te delen.
21
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot zogenaamde «Verdrag van Aken»?
Het kabinet heeft na het informeren van de Tweede Kamer over het voornemen toe te
treden tot het verdrag «inzake exportcontrole in het defensiedomein» de huidige verdragspartijen
(Duitsland, Frankrijk en Spanje) geïnformeerd over de Nederlandse toetredingswens.
Op het moment is het kabinet in afwachting van de reactie van de huidige verdragspartijen.
22
Kunt u een overzicht geven van de jaarlijkse (verwachte) uitgaven tussen 2017 en 2029
per land voor de volgende landen: Jemen, Syrië, DRC, Zuid-Soedan en Colombia?
Onderstaande tabel toont de directe naar land geoormerkte (verwachte) uitgaven op
de BHO-begroting voor Jemen, Syrië, DRC, Zuid-Soedan en Colombia. Tot en met 2023
betreft dit realisatiecijfers. Voor 2024 en later gaat het om de verwachte uitgaven
op basis van de reeds aangegane verplichtingen. De verwachte uitgaven kunnen wijzigen
ten gevolge van nieuw of gewijzigd beleid. In de verwachte uitgaven vanaf 2024 is
nog geen rekening gehouden met nieuwe nog aan te gane verplichtingen.
Bedragen x EUR 1.000
Jaar
Colombia
DRC
Jemen
Syrië
Zuid-Sudan
2017
1.080
18.350
37.453
21.197
48.976
2018
4.681
18.193
39.514
75.146
59.649
2019
576
10.735
18.371
8.823
40.665
2020
92
6.805
31.452
20.765
32.351
2021
1.901
6.432
25.556
6.621
26.370
2022
1.140
1.604
24.573
1.699
29.393
2023
988
995
37.683
3.133
29.952
2024
911
540
30.172
961
20.747
2025
50
1.553
7.101
249
6.826
2026
0
38
5.954
0
4.629
2027
0
2.698
0
4.044
2028
0
0
0
450
2029
0
0
0
0
23
Op welke wijze versterkt Nederland de komende periode haar concurrentiepositie?
Zoals geschetst in de Kabinetsreactie op het Draghi-rapport7 zal het kabinet op het gebied van buitenlandse handel en investeringen inzetten op
open en op regels gebaseerde internationale handel, gekoppeld aan maatregelen die
bijdragen aan een mondiaal gelijk speelveld, zoals geschetst in het rapport van dhr.
Mario Draghi. Het kabinet herkent ook de oproep van Draghi om tot een gecoördineerder,
meer geïntegreerd extern beleid van de EU te komen in de vorm van een Europees economisch
buitenlandbeleid. Het daarbij door Draghi genoemde meer strategisch gebruik van handelsverdragen
en partnerschappen om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen en toegang tot
sleuteltechnologieën veilig te stellen is in lijn met de Nederlandse inzet, waarbij
gelijke en redelijke standaarden van belang zijn.
Voor de interne aspecten van de Nederlandse en Europese concurrentiepositie verwijs
ik u graag door naar de kabinetsreactie op het Draghi-rapport.
24
Op welke wijze pakt Nederland, al dan niet in EU-verband, oneerlijke concurrentie
aan?
Waar het gaat om oneerlijke concurrentie uit derde landen heeft de EU een aantal instrumenten
in de handelspolitieke gereedschapskist zitten om een gelijk speelveld te bevorderen.
Hierbij kan worden gedacht aan bestaande handelsdefensieve instrumenten als antidumping-,antisubsidie-
of vrijwaringsmaatregelen, maar ook aan recenter aanvullingen zoals het internationaal
aanbestedingsinstrument of de buitenlandse subsidies verordening. Nederland ziet nauwlettend
toe op het tijdige en juiste gebruik van deze EU-instrumenten, ter bescherming van
de Nederlandse economische belangen.
25
Welke rol ziet het kabinet hier voor zich voor Europese partners en andere internationale
bondgenoten?
Samen werken in Europees en internationaal verband aan een mondiaal gelijk speelveld
vormt centraal onderdeel van de Nederlandse inzet bij het tegengaan van oneerlijke
concurrentie door derde landen. De Nederlandse inzet loopt grotendeels via de EU,
omdat handelspolitiek onder de exclusieve competentie van de Unie valt.
26
Welke markten vallen onder de in de begroting genoemde ondersteuning door het kabinet
van Nederlandse bedrijven die internationaal actief zijn, die zich richt op bekende
markten waar het meeste wordt verdiend, maar ook op complexere veelbelovende markten?
Wat is het potentieel van deze markten voor Nederlandse bedrijven?
Om de beperkte mensen en middelen zo effectief mogelijk in te zetten is handelsbevordering
en economische diplomatie voor een groot deel gericht op een select aantal markten.
De selectie van 25 prioritaire markten en twee strategische regio’s is tot stand gekomen
door een weging van objectieve economische data over:
• de totale economische omvang van een markt;
• de bilaterale handel tussen Nederland en die markt;
• de toegevoegde waarde van economische diplomatie.
Daarnaast zijn (geo)politieke trends en ontwikkelingen, veiligheid, mensenrechten,
innovatiekracht en innovatiesamenwerking en inzet op toekomstig verdienvermogen (als
de energietransitie) meegenomen in de selectie van deze markten.
Het postennetwerk en het handels- en financieringsinstrumentarium uitgevoerd door
RVO, ADSB en Invest International, zetten zich ook buiten de prioritaire markten in
voor het ondersteunen van bedrijfsleven bij het zakendoen in het buitenland. Economisch
werk is immers net als consulair werk, een kerntaak van een post. Het instrumentarium
is daarnaast vraaggestuurd ingericht. Ondernemers bepalen uiteindelijk zelf waar zij
kansen zien en de overheid helpt hen zo goed mogelijk daarbij.
27
Hoe gaat Nederland zijn positie als grote donor handhaven en welke strategische partnerschappen
worden hiervoor aangegaan?
Een positie voor Nederland als grote donor is geen doel op zich.
Het is nu nog niet duidelijk welke strategische partnerschappen Nederland aangaat,
dat is afhankelijk van de keuzes en de bezuinigingen die de komende periode zullen
worden aangekondigd.
28
Hoe reflecteren de besparingen op ontwikkelingshulp in 2025 de ambities van Nederland
in het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's)?
De korting op ontwikkelingshulp (ODA) stelt ons voor lastige keuzes. Minder ontwikkelingshulp
kan leiden tot minder internationale invloed en heeft een belemmerend effect op onze
relatie met ontwikkelingslanden. Tegelijkertijd dekt ODA slechts een deel van de totale
financieringsbehoefte voor de SDG’s. Nederland zet zich daarom al langer in voor de
diversificatie van financiële inzet voor het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDG’s). Hierbij moet gedacht worden aan het mobiliseren van privaat kapitaal voor
ontwikkeling en klimaat, of het vergroten van de belastinginkomsten in ontwikkelingslanden
zelf. Nederland zal ontwikkelingslanden hierin blijven steunen.
29
In hoeverre draagt de bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking bij aan de doelstellingen
van het kabinet inzake het tegengaan van irreguliere migratie?
De bezuinigingen op het ontwikkelingshulp budget zijn voor 2025 evenredig verdeeld
over de verschillende thema's, en raken dus ook het budget voor opvang in de regio
en migratiesamenwerking. Uit dat budget worden programma’s gefinancierd gericht op
het beschermen van migranten, het tegengaan van irreguliere migratie, en het bieden
van sociaaleconomisch perspectief voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen
in landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen in de regio van herkomst. Over
het budget voor de daarop volgende jaren zullen in 2025 beleidskeuzes worden gemaakt.
Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling
van de bezuinigingen, die aan zal sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma
en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
30
Welke maatregelen zijn getroffen om de vermindering van het budget voor ontwikkelingshulp
in 2025 te compenseren met alternatieve financieringsbronnen, zoals private investeringen?
Nederland kent reeds geruime tijd een inzet op innovatieve financieringsvormen, waarbij
private financiering wordt gemobiliseerd.
Er zijn op dit moment geen specifieke maatregelen getroffen om de vermindering van
het budget in 2025 te compenseren met alternatieve financieringsbronnen. Innovatieve
en private financiering zijn ook niet voor alle BHO-beleidsdoelen geschikt. Innovatieve
financiering wordt ingezet waar dit de meest effectieve en doelmatige manier is om
de BHO-beleidsdoelen te realiseren. Voorbeeld zijn de revolverende fondsen, die worden
ingezet voor bijvoorbeeld private sector ontwikkeling, voedselzekerheid en hernieuwbare
energie. Zo wordt ODA op doelmatige wijze ingezet en private financiering gemobiliseerd.
Met de inzet op innovatieve financiering worden alternatieve financieringsbronnen
gestimuleerd, zoals investeringen door Nederlandse bedrijven en institutionele investeerders.
Die kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de klimaat- en ontwikkelingsdoelen,
naast publieke middelen. In lijn met de motie Kröger (21 501-33, nr. 1087) zet het kabinet zich richting het COP-voorzitterschap dan ook in voor meer aandacht
voor mobilisatie van institutionele financiers voor klimaatactie.
31
Kunt u aangeven hoe de afgelopen tien jaar het budget zich in reële termen (gecorrigeerd
voor prijsstijgingen RVO) heeft ontwikkeld en kunt u dit ook aangegeven voor de beleidsdomeinen
afzonderlijk?
In onderstaande tabel wordt een totaaloverzicht gegeven van de bedragen van de uitvoeringskosten
RVO over de periode van 2014 t/m 2024 voor de BHO-beleidsdomeinen DGBEB (1.2) en DGIS
(1.3 t/m 4.4.). De cijfers 2014–2023 komen uit de jaarverslagen, cijfers 2024 zijn
afkomstig uit de BHO-begroting.
In dit overzicht is zichtbaar dat voor de domeinen 1,2 en 1,3 de kosten voor de uitvoering
oplopen en dat kosten voor de uitvoering van de domeinen 2,1, 2,2 en 2,3 vanaf 2020
redelijk stabiel blijft. Voor de overige domeinen 3,2, 4,1 en 4,4. worden na 2019
geen uitvoeringskosten meer doorgevoerd.
1.2
1.3.
2.1
2.2
2.3
3.1
3.2
4.1
4.4
Versterkte NL handels en investering-positie, bijdragen aan agentschappen (RVO)
Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelings-landen
Voedselzekerheid
Water
Klimaat
Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
Vrouwenrechten en gendergelijkheid
Humanitaire hulp
Noodhulpfonds
2014
27.560.000
11.767.000
0
0
0
0
0
0
0
2015
27.146.000
15.404.000
10.384.000
1.752.000
0
0
0
0
0
2016
28.892.000
42.838.000
5.981.000
1.640.000
0
0
0
0
0
2017
39.854.000
40.959.000
0
0
0
0
0
0
0
2018
35.349.000
29.387.000
0
3.059.000
1.386.000
0
0
0
989.000
2019
33.265.000
27.597.000
0
0
0
0
99.000
388.000
0
2020
48.137.000
33.259.000
2.204.000
2.676.000
3.472.000
92.000
0
0
0
2021
43.716.000
31.282.000
1.995.000
6.085.000
3.077.000
74.000
0
0
0
2022
46.742.000
25.434.000
1.973.000
4.113.000
4.858.000
78.000
0
0
0
2023
45.148.000
27.512.000
2.939.000
3.155.000
4.696.000
137.000
0
0
0
2024
45.240.000
24.000.000
3.1.32.000
2.000.000
3.400.000
139.000
0
0
0
32
Wat is de inzet van dit kabinet om de strategische afhankelijkheid af te bouwen en
aan welke maatregelen wordt dan gedacht? In hoeverre is daar in de EU draagvlak voor?
Uw Kamer is geïnformeerd over de kabinetsaanpak ten aanzien van risicovolle strategische
afhankelijkheden in de Kamerbrief Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden van
12 mei 2023 en de voortgangsrapportage van 15 december 2023.8 Begin november wordt uw Kamer opnieuw geïnformeerd over de voortgang middels een
Kamerbrief. Ook op EU niveau zijn er verschillende initiatieven van kracht die bijdragen
aan het versterken van de economische weerbaarheid, waaronder de Europese Economische
Veiligheidsstrategie, de Critical Raw Materials Act, de Net-Zero Industry Act, de
EU Chips Act, verschillende IPCEIs en een actief handelsbeleid ter bevordering van
handelsdiversificatie. Het belang van de aanpak van risicovolle
strategische afhankelijkheden op Europees niveau werd recent nog onderstreept in het
Draghi-rapport.
33
Is het implementeren van de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-richtlijnen) voor Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) in wetgeving een beleidsdoel van het
ministerie?
De OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights vormen de kapstok voor het bredere IMVO-beleid en ondersteunen het bedrijfsleven
in voorbereiding op wetgeving.
Nederland heeft bij de totstandkoming binnen de EU van de Corporate Sustainability
Due Diligence Directive (CSDDD) ingezet op de conformiteit met internationale standaarden
zoals de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk
verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen). Hierdoor worden nu de zes stappen van het
gepaste zorgvuldigheidsproces wettelijk verankerd. In de Kamerbrief «Reactie op de
NCP-analyse van de CSDDD» d.d. 10 oktober 2023 is de samenhang tussen de CSDDD en
de OESO-richtlijnen aan de orde geweest (Kamerstuk 26 485, nr. 428).
34
Onderschrijft de regering dat een gelijk speelveld en het beperken van regeldruk voor
bedrijven het meest haalbaar is als wordt gekozen voor een implementatie van de Europese
IMVO-wet in lijn met internationale standaarden zoals de OESO-richtlijnen, welke Nederlandse
bedrijven maar ook hun toeleveranciers buiten Europa al ruim een decennia toepassen?
Hoe ziet u in dit licht de bezuinigingen op artikel 1.3?
Nederland heeft bij de totstandkoming van de Corporate Sustainability Due Diligence
Directive (CSDDD) stevig ingezet op de conformiteit met internationale standaarden
zoals de OESO-richtlijnen. Hierdoor worden nu de zes stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces
wettelijk verankerd. Met totstandkoming van Europese regelgeving wordt een lappendeken
van nationaal divergerende regels voor gepaste zorgvuldigheid voorkomen. De CSDDD
zorgt voor harmonisatie van de regelgeving op Europees niveau, wat in het belang is
van het Nederlandse bedrijfsleven.
De CSDDD zal lastenluw en zuiver geïmplementeerd worden. Dit houdt in dat er geen
regels opgenomen zullen worden in de Nederlandse implementatiewet die niet strikt
noodzakelijk zijn voor omzetting van de CSDDD. Ook dat komt het gelijke speelveld
met bedrijven uit andere EU-lidstaten ten goede. Nederlandse ondernemingen die al
gestart zijn met het toepassen van gepaste zorgvuldigheid volgens de OESO-richtlijnen
kunnen voortbouwen op die inspanningen en ervaring. Voor die bedrijven zal de regeldruk
daardoor beperkt worden.
De bezuinigingen op artikel 1.3 hebben geen invloed op bovenstaande. De bezuinigingen
op artikel 1.3 betreffen de pro rata korting die voor de ODA middelen is afgesproken.
Zoals ook staat vermeld in de memorie van toelichting: «omwille van de zorgvuldigheid
van de nadere uitwerking van het beleid en de daaraan gekoppelde budgetten, is voor
2025 gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te verdelen over
alle subartikelen van de begroting.» In de komende maanden wordt het nieuwe beleid
voor ontwikkelingshulp nader uitgewerkt, waarbij ook een aanpassing van de begroting
zal plaatsvinden.
35
Welk deel van het budget voor ontwikkelingshulp (ODA-middelen) gaat er jaarlijks naar
Nederlandse bedrijven in euro's en in percentage van de ODA-middelen, voor de afgelopen
tien jaar, dit jaar en komend jaar?
Deze informatie is voor het totale ODA-budget niet beschikbaar. Er wordt bijgehouden
via welke kanalen ODA wordt uitgegeven; deze informatie laat echter niet zien hoeveel
van het ODA-budget bij Nederlandse bedrijven terecht komt. De gegevens per kanaal
zijn namelijk gebaseerd op de directe ontvanger, de contractpartner, hetgeen niets
zegt over de uiteindelijke begunstigde. Een voorbeeld betreft ODA-uitgaven via de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) als contractpartner, een overheidsorganisatie
(m.a.w. kanaal «overheid») die programma’s uitvoert die openstaan voor het Nederlandse
bedrijfsleven. Ook onder andere kanalen kunnen programma’s vallen waarin Nederlandse
bedrijven de uiteindelijke begunstigden zijn.
Een aantal vraaggestuurde instrumenten staat alleen open voor Nederlandse bedrijven.
Het gaat hier met name om het Dutch Good Growth Fund (DGGF) 1, DGGF 3 en het subsidieprogramma
voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidingsstudies
(DHI). Voor DGGF 1, 3 en DHI is van 2014 tot en met 2023 ongeveer EUR 463 miljoen
aan Nederlandse bedrijven gecommitteerd (EUR 279 miljoen voor DGGF 1, EUR 161 miljoen
voor DGGF 3 en EUR 23 miljoen voor DHI). Voor 2024 was dit ongeveer EUR 60 miljoen
en voor 2025 wordt verwacht dat dit ongeveer EUR 57 miljoen zal zijn.
De infrastructuurprogramma’s Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO),
Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) en Develop2Build (D2B)
zijn ook vraaggestuurd. Door de focus op sectoren waarin het Nederlandse bedrijfsleven
goed is gepositioneerd, ging van de in 2023 uitgekeerde EUR 57 miljoen 64% naar Nederlandse
bedrijven (EUR 36 miljoen). In de jaren voor 2023 werd dit percentage niet geregistreerd.
De verwachting is dat de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven in de komende jaren
verder zal toenemen.
Daarnaast wordt met ODA-middelen via de Oekraïne Partnerschapsfaciliteit (UPF) geïnvesteerd
in wederopbouw en economische ontwikkeling in Oekraïne, waarbij een substantieel deel
van de middelen ook bij Nederlandse bedrijven terecht komt via de inkoop van goederen
en diensten. Uit de eerste openstelling van UPF komt EUR 9,9 miljoen (40%) van de
EUR 25 miljoen bij Nederlandse bedrijven terecht en nog eens EUR 4,3 miljoen (17%)
bij Nederlandse stichtingen. De tweede ronde van UPF, ter waarde van EUR 32,5 miljoen,
wordt opengesteld per 30 oktober a.s. Hierbij zal bij elk partnerschap minimaal één
Nederlands bedrijf betrokken zijn, waardoor het percentage dat bij het Nederlandse
bedrijfsleven terecht komt naar verwachting nog groter zal zijn.
Tot slot is er een aantal kleinere programma’s waarbij bedrijven ODA-middelen ontvangen,
zoals de programma’s bij RVO voor de combitracks. In andere programma’s ondersteunen
we Nederlandse bedrijven op terreinen waar Nederland expertise heeft en op handel.
Via deze samenwerkingen kunnen bedrijven direct begunstigde zijn (ontvangers van financiering)
of indirect (via bijvoorbeeld ondersteuning op waardeketens).
36
Kunt u een overzicht geven van Nederlandse bedrijven en hoeveel ODA-geld zij krijgen
voor het afgelopen jaar, dit jaar en komend jaar?
Aangezien dit bedrijfsgevoelige informatie betreft, is het niet mogelijk een overzicht
te verstrekken van Nederlandse bedrijven en hoeveel ODA-geld zij jaarlijks ontvangen.
37
Was de aanvullende bijdrage aan het Least Developed Countries Fund (LDCF), waar nu
van wordt afgezien, al toegezegd? Wat was de voorziene bijdrage, en wat is de bijdrage
nu na de bezuinigingen? Hoe staat afzien van deze bijdrage in verhouding tot de beloftes
die in Dubai zijn gedaan voor de periode 2022–2026?
In 2022 is aan de beheerder van het LDCF – de Global Environment Facility – een bijdrage
van EUR 45 mln. toegezegd voor de periode van het huidige LDCF Strategisch Plan (2022–2026).
De aanvullende bijdrage aan het Least Developed Countries Fund (LDCF) is nooit toegezegd
of genoemd. Deze aanvulling was een intern voornemen. De aanvullende bijdrage waarvan
voor 2025 wordt afgezien bedraagt EUR 14 mln. Dit doet niet af aan beloftes die tijdens
COP28 in Dubai zijn gedaan.
38
Klopt het dat het LDCF nagenoeg de enige faciliteit is die uitsluitend is gewijd aan
het helpen van de minst ontwikkelde landen om zich aan te passen aan de nieuwe klimaatomstandigheden,
en dat andere fondsen een bredere groep landen bereiken? Hoe verhoudt het afzien van
extra investeringen in het LDCF zich tot de inzet van het kabinet – zoals uiteengezet
in de brief van de Minister voor Klimaat en Groene Groei voor COP29 – om juist te
focussen op de groep meest kwetsbare landen als het gaat om klimaatfinanciering?
Het Least Developed Countries Fund (LDCF) is inderdaad een faciliteit die uitsluitend
adaptatie in de minst ontwikkelde landen financiert maar het is niet de enige faciliteit.
Vanuit beleidsartikel 2.3 draagt Nederland bijvoorbeeld ook bij aan Africa Adaptation
Acceleration Program via het Climate Action Window en het African Disaster Risk Financing
fonds van de Afrikaanse ontwikkelingsbank die gericht zijn op de minst ontwikkelde
Afrikaanse landen. Ook buiten artikel 2.3 zijn er adaptatieprogramma’s gericht op
de minst ontwikkelde landen. Daarnaast zijn er nog andere fondsen zoals het Green
Climate Fund en het Global Environment Facility waar Nederland aan bijdraagt, die
binnen een breder mandaat ook adaptatie in de minst ontwikkelde landen steunen. De
Nederlandse bijdragen zijn consistent met de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen
om een nieuw collectief klimaatfinancieringsdoel te focussen op de groep meest kwetsbare
landen.
39
Hoeveel is er nog onverplicht in 2024 en 2025 op de post humanitaire hulp?
Er is voor 2025 nog EUR 49 mln. (waarvan EUR 1 mln. non-ODA) onverplicht op de post
Humanitaire Hulp. Humanitaire budgetten voor 2024 zijn vrijwel volledig verplicht.
40
Wordt het bedrag van ODA om de bezuiniging op het postennet te beperken al op deze
begroting ingeboekt?
Het bedrag vanuit het ODA-budget dat wordt ingezet om de bezuiniging op het postennet
te beperken is verwerkt in deze begroting. Deze bezuiniging is volgens dezelfde werkwijze
als de rest van de bezuinigingen naar rato verdeeld over de verschillende beleidsthema’s.
41
Wat valt er onder «overige mutaties» in figuur 2.2?
In 2025 betreft het een overheveling van EUR 10 miljoen naar de BZ-begroting ten behoeve
van Oekraïne voor de voortzetting van humanitaire ontmijning en een overheveling van
EUR 5 miljoen naar de begroting van het Ministerie van Financiën voor technische assistentie
ter ondersteuning van het financieel-economisch hervormingsprogramma van Oekraïne.
Daarnaast gaat het om een aantal technische mutaties, waaronder overhevelingen naar
andere departementen.
42
Wat is de reden dat de bijdragen van de Europese Investeringsbank (EIB) de komende
jaren lager zijn geraamd dan in 2024?
In de memorie van toelichting bij de Vaststelling van de begrotingsstaat voor BHO
zijn voor het jaar 2024 eenmalig EUR 12 miljoen hogere ontvangsten geraamd van de
Europese Investeringsbank (EIB) ten opzichte van latere jaren. Dit komt doordat er
eenmalig een terugbetaling wordt verwacht vanuit de EIB. Dit betreft een terugbetaling
vanuit een faciliteit voor investeringen in ACP-landen door middel van leningen, waar
Nederland in het verleden aan bijgedragen heeft. Deze leningen zijn terugbetaald aan
de EIB, waardoor Nederland eenmalig hogere ontvangsten vanuit de EIB verwacht.
43
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
35 miljoen euro op artikel 2.1 Voedselzekerheid neerslaat? Waarom wordt er op dit
artikel bezuinigd ondanks dat het een van de prioriteiten van dit kabinet is? Wat
zijn de gevolgen voor het bereiken van boeren en ondervoede kinderen zoals in het
jaarverslag op SDG 2 is aangegeven? Hoeveel minder boeren, ondervoede kinderen en
andere mensen worden bereikt met voedselzekerheidsmaatregelen door deze bezuiniging?
Wat betekent dit voor de institutionele duurzaamheid van de projecten en programma’s
die uit dit artikel gefinancierd worden?
Omwille van de zorgvuldigheid van de nadere uitwerking van het beleid en de daaraan
gekoppelde budgetten, is voor 2025 gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang
van het thema te verdelen over alle subartikelen van de begroting 2025.
Voor artikel 2.1 Voedselzekerheid is de bezuiniging zodanig vorm gegeven dat de evenredige
verdeling tussen de centrale en de via de posten uitgevoerde programma’s in stand
blijft. Hierbij geldt als uitgangspunt dat lopende juridische contracten en verplichtingen
worden gerespecteerd waardoor de institutionele duurzaamheid van de projecten en programma’s
wordt gewaarborgd. Een aantal nieuw geplande activiteiten en uitbreiding van bestaande
programma’s is komen te vervallen.
De streefwaarden voor het jaarlijks aantal te bereiken kleinschalige boerenhuishoudens
en kwetsbare consumenten zijn voor 2025 licht naar beneden bijgesteld, respectievelijk
een en twee miljoen, t.o.v. 2024. Omdat een directe koppeling tussen budget en de
jaarlijkse streefwaardes voor het bereiken van boeren en consumenten niet te maken
is met de vele verschillende uitvoerende programma’s, wordt een pro rata percentage
toegepast. De tabel met streefwaarden is recentelijk als bijlage bij deze begroting
aan uw Kamer toegestuurd.
44
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
17 miljoen euro op artikel 2.2 Water neerslaat? Waarom wordt er op dit artikel bezuinigd
ondanks dat het een van de prioriteiten van dit kabinet is? Wat zijn de gevolgen op
het bereiken van mensen met toegang tot schoon drinkwater en sanitatie en het bereiken
van mensen op het gebied van verbeterd waterbeheer zoals in het jaarverslag op SDG
6 is aangegeven? Wat betekent dit voor de institutionele duurzaamheid van de projecten
en programma’s die uit dit artikel gefinancierd worden?
Omwille van de zorgvuldigheid van de nadere uitwerking van het beleid en de daaraan
gekoppelde budgetten, is voor 2025 gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang
van het thema te verdelen over alle subartikelen van de begroting, waaronder water.
Voor artikel 2.2. Water is de bezuiniging zodanig vorm gegeven dat de evenredige verdeling
tussen de centrale en de via de posten uitgevoerde programma’s in stand blijft. Hierbij
geldt als uitgangspunt dat lopende juridische contracten en verplichtingen worden
gerespecteerd waardoor de institutionele duurzaamheid van deze projecten en programma’s
wordt gewaarborgd. Een aantal nieuwe programma’s is komen te vervallen, aangehouden,
of in omvang gereduceerd. Daarnaast heeft de vervolgfase van een aantal lopende programma’s
een kortere looptijd of is deze in omvang gereduceerd.
De streefwaarden voor het aantal mensen dat toegang heeft gekregen tot een verbeterde
waterbron, tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische
leefomstandigheden en het aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbeterd
stroomgebiedbeheer en veiligere delta’s zijn voor 2025 naar beneden bijgesteld t.o.v.
2024. Omdat een directe koppeling tussen budget en de jaarlijkse streefwaardes voor
toegang en het bereiken van mensen niet te maken is met de vele verschillende uitvoerende
programma’s, wordt een pro rata percentage toegepast. De tabel met streefwaarden is
recentelijk als bijlage bij deze begroting aan uw Kamer toegestuurd.
45
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
37 miljoen euro op artikel 2.3 Klimaat neerslaat? Wat zijn de gevolgen op het bereiken
van mensen met klimaatmitigatie- en adaptatiemaatregelen? Op welke activiteiten wordt
bezuinigd en hoeveel minder mensen kunnen geholpen worden door de bezuiniging? Welk
effect heeft dit op de positie van Nederland in internationale klimaatonderhandelingen?
Wat betekent dit voor de institutionele duurzaamheid van de projecten en programma’s
die uit dit artikel gefinancierd worden?
De bezuiniging van EUR 37 mln. in 2025 wordt hoofdzakelijk opgevangen door een lagere
bijdrage aan het vervolg van het DFCD in 2025 en door af te zien van de geplande aanvullende
bijdrage aan het LDCF. De bedragen voor deze programma’s waren nog niet omgezet naar
concrete projecten op basis waarvan doelgroepenbereik kan worden gemeten. Daarmee
is het niet te zeggen wat de gevolgen zijn voor het bereiken van mensen met klimaatmitigatie-
en adaptatiemaatregelen. Nederland heeft met veel verschillende klimaatrelevante programma’s
een sterke reputatie op internationaal klimaatbeleid. Deze bezuiniging heeft geen
effect op de Nederlandse positie in de internationale klimaatonderhandelingen. Ook
heeft deze bezuiniging geen effect op de institutionele duurzaamheid van projecten
en programma’s.
46
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
43 miljoen euro op artikel 3.1 Mondiale gezondheid en SRGR neerslaat? Waarom wordt
er op dit artikel bezuinigd nadat gezondheid is toegevoegd aan de prioriteiten van
dit kabinet?
De komende maanden worden de prioriteiten van het BHO-beleid voor de komende jaren
nader uitgewerkt. Zoals toegezegd aan uw Kamer wordt gezondheid hierin meegenomen.
De begroting voor 2026 en verder zal hier vervolgens op worden aangepast.
Omwille van de zorgvuldigheid van de nadere uitwerking van dat beleid en de daaraan
gekoppelde budgetten, is voor 2025 gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang
van het thema te verdelen over alle subartikelen van de begroting. Dit geldt dus ook
voor artikel 3.1 en de inzet op gezondheid in ontwikkelingslanden. Hierbij geldt dat
er geen bestaande verplichtingen worden opengebroken. In die zin slaan de bezuinigingen
niet «ergens neer». Wel is in 2025 de ruimte beperkt om nieuwe verplichtingen aan
te gaan.
47
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
4 miljoen euro op artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid neerslaat? Wat betekent
dit voor de institutionele duurzaamheid van de projecten en programma’s die uit dit
artikel gefinancierd worden?
De beoogde bezuiniging betekent minder ruimte voor nieuwe activiteiten gericht op
het beschermen en bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid. De aangekondigde
bezuiniging voor 2025 heeft geen directe invloed op lopende programmering, inclusief
activiteiten uit het programma Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM) kader.
Deze lopen af op 31 december 2025.
48
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
15 miljoen euro op artikel 3.3 Maatschappelijk middenveld neerslaat? Wat betekent
dit voor de institutionele duurzaamheid van de projecten en programma’s die uit dit
artikel gefinancierd worden?
De aangekondigde bezuiniging op artikel 3.3 treft geen lopende juridische verplichtingen,
maar zogenaamde vrije ruimte om nieuwe verplichtingen en bijbehorende betalingen aan
te gaan.
De institutionele duurzaamheid van lopende projecten en programma’s die uit dit artikel
gefinancierd worden komt door deze aangekondigde bezuiniging dan ook niet in gevaar.
49
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
5 miljoen euro op artikel 3.4 Onderwijs neerslaat? Wat betekent dit voor de institutionele
duurzaamheid van de projecten en programma’s die uit dit artikel gefinancierd worden?
De aangekondigde bezuiniging op artikel 3.4 treft geen lopende juridische verplichtingen,
maar zogenaamde vrije ruimte om nieuwe verplichtingen en bijbehorende betalingen aan
te gaan.
50
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
46 miljoen euro op artikel 4.1 Humanitaire hulp neerslaat? Kunt u een inschatting
geven van hoeveel minder kinderen, vrouwen en mannen in crisissituaties kunnen worden
geholpen met essentiële behoeften als water, voedsel, onderdak, en medische zorg?
Wat betekent deze bezuiniging voor landenspecifieke bijdragen? Wat betekent deze beslissing
voor de positie van Nederland in internationale fora?
De consequenties van de aangekondigde bezuiniging voor de inzet op humanitaire hulp
worden opgenomen in de gebruikelijke, jaarlijkse Kamerbrief Humanitaire Hulp die begin
2025 naar uw Kamer gestuurd zal worden.
51
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
29 miljoen euro op artikel 4.2 Opvang in de regio neerslaat? Kunt u een inschatting
geven van hoeveel minder volwassenen en kinderen kunnen worden geholpen met essentiële
behoeften als water, voedsel, onderdak, en medische en psychische zorg?
De korting is naar rato verdeeld over de twee thema’s die onder artikel 4.2 vallen;
opvang in de regio en migratiesamenwerking. Dit heeft als gevolg dat in 2025 de budgetten
op deze beide thema`s verlaagd zijn met zo`n 9%. Deze korting betekent dat een kleiner
budget beschikbaar is voor investeringen gericht op het beschermen van migranten en
het tegengaan van irreguliere migratie. Het betreft onder andere activiteiten op het
gebied van medische of juridische dienstverlening, steun bij de aanpak van mensenhandel
en -smokkel, voorlichting over de risico’s van irreguliere migratie, en ondersteuning
bij vrijwillige terugkeer en herintegratie van migranten. Daarnaast betekent deze
korting dat een kleiner budget beschikbaar is voor investeringen gericht op opvang
in de regio. Dit gaan ten koste van activiteiten gericht op sociaaleconomisch perspectief
(onder andere bescherming, onderwijs, werk, onderdak) voor vluchtelingen en kwetsbare
gastgemeenschappen in landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen in de regio
van herkomst.
52
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2025 van
18 miljoen euro op artikel 4.3 Veiligheid en rechtstaatontwikkeling neerslaat? Wat
betekent dit voor de institutionele duurzaamheid van de projecten en programma’s die
uit dit artikel gefinancierd worden?
De korting op artikel 4.3 is doorvertaald naar de sub thema’s en instrumenten, rekening
houdend met reeds aangegane verplichtingen. Dit houdt in dat in 2025 zowel de budgetten
van de ambassades in de Veiligheid en Rechtsorde (V&R) focuslanden als het budget
dat beheerd wordt in Den Haag verlaagd worden met ruim 9%. Deze korting betekent dat
een kleiner budget beschikbaar is voor nieuwe programma’s of voor vervolgfinanciering
van aflopende programma’s op het gebied van investeringen in Veiligheid en Rechtsorde.
Hierdoor kunnen minder resultaten worden behaald om veiligheid en stabiliteit te versterken
en rechtsstaat, democratie en vrede te bevorderen, met name in de V&R focuslanden.
De bezuiniging in 2025 heeft geen impact op de duurzaamheid van projecten en programma’s
die op dit moment uit dit artikel gefinancierd worden en waarbij geen vervolgprogrammering
voorzien is.
53
Kunt u aangeven hoe de 43 miljoen bezuinigingen in 2025 op mondiale gezondheid en
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) wordt gesplitst? Hoeveel wordt
bezuinigd op mondiale gezondheid en hoeveel op SRGR? Wat betekent dit voor de institutionele
duurzaamheid van de projecten en programma’s die uit dit artikel gefinancierd worden?
Het kabinet voert de ODA-bezuiniging met grote zorgvuldigheid uit. Ook met het oog
op de duurzaamheid van behaalde resultaten. Daarom geldt dat bestaande verplichtingen
niet worden opengebroken en lopende projecten en programma’s kunnen worden afgerond.
De bezuiniging betekent dat voor 2025 de ruimte om nieuwe verplichtingen aan te gaan
zeer beperkt is. De invulling daarvan moet nog nader worden vormgegeven. Dat betekent
dat op dit moment ook niet kan worden aangegeven hoe mondiale gezondheid zich daarin
verhoudt tot SRGR.
54
Kan worden aangegeven waarom artikel 1.2 als een van de weinige inhoudelijke subartikelen
van bezuiniging wordt gevrijwaard?
Artikel 1.2 betreft het non-ODA budget voor versterking van de Nederlandse handels-
en investeringspositie. Dit budget is in het Hoofdlijnenakkoord gevrijwaard van bezuinigingen.
55
Kan worden aangegeven hoe de aangekondigde bezuinigingen kunnen plaatsvinden zonder
juridische verplichtingen te verbreken?
Een deel van de budgetten is nog niet juridisch verplicht. De bezuinigingen worden
in beginsel alleen verwerkt op budgetten die nog niet juridisch verplicht zijn.
56
Is het garantieplafond van 675 miljoen euro voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF)
voldoende en zou dit garantieplafond nog verder kunnen worden opgehoogd?
Het garantieplafond is voldoende. Een verhoging van het garantieplafond ligt niet
voor de hand, aangezien er nog voldoende ruimte is binnen het bestaande plafond om
nieuwe garanties te verlenen.
57
Is de toegezegde ophoging van 100 miljoen euro aan Invest International al opgenomen
in het bedrag van 675 miljoen euro?
Nee, het kabinet heeft EUR 100 miljoen toegezegd aan Invest International ter versterking
van het kernkapitaal en deze komt ten laste van de begroting van de Minister van Financiën.
Het garantieplafond voor DGGF staat op de begroting van BHO en staat los van de beschikbare
middelen voor het kernkapitaal van Invest International. Het bedrag van EUR 100 miljoen
is derhalve niet opgenomen in het bedrag van EUR 675 miljoen voor DGGF.
58
Hoeveel exporttransacties vinden nu geen doorgang, terwijl die wel ontwikkelingsrelevant
zijn, en wat is de waarde van deze exporttransacties?
De totale contractwaarde van de 116 ontwikkelingsrelevante exporttransacties die via
DGGF 3 de afgelopen 10 jaar zijn gehonoreerd, bedraagt EUR 160 miljoen. Deze transacties
zouden via de reguliere exportkredietverzekering (EKV) geen doorgang hebben kunnen
vinden, omdat ze daarvoor te risicovol zijn (gezien het land, de sector etc.).
59
Hoe groot is de huidige vraag naar garanties vanuit DRIVE in euro’s en is het garantieplafond
hoog genoeg om aan deze vraag te voldoen?
De huidige vraag naar garanties vanuit DRIVE is klein. In de afgelopen jaren is slechts
1 keer gebruik gemaakt van het garantieplafond. Het huidige plafond is voldoende om
aan de vraag te voldoen.
60
Bent u voornemens om na 2026 het garantieplafond van DRIVE te herzien en zo ja, wat
zijn hierbij de criteria?
De DRIVE garantiefaciliteit loopt tot 2026. Over een eventuele herziening en de criteria
hiervan heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden; deze zijn mede afhankelijk van
de vraag naar het instrument.
61
Hoe reflecteren de investeringen in handelsakkoorden en bilaterale samenwerkingen
op de strategische doelstellingen van Nederland binnen de EU en internationale handelsorganisaties?
Handelsakkoorden en bilaterale samenwerkingen kunnen positief bijdragen aan de strategische
doelstellingen van Nederland, zoals aangegeven in het regeerprogramma. Dit vertaalt
zich onder meer in de Nederlandse inzet in de EU en internationale organisaties, waaronder
de Wereldhandelsorganisatie.
62
In welke mate worden Nederlandse bedrijven gestimuleerd om in ontwikkelingslanden
te investeren, ondanks de dalende budgetten voor handelsbevordering?
Het kabinet zet in op een combinatie van hulp, handel en investeringen, waarin Nederlandse
bedrijven en andere partners met hun kennis en kunde marktkansen benutten en tegelijkertijd
bijdragen aan lokale economische
ontwikkeling en werkgelegenheid. Hierbij worden met ODA-middelen private investeringen
in opkomende economieën gestimuleerd. Deze aanpak heeft al geleid tot investeringsmogelijkheden
in o.a. Ivoorkust, India en Nigeria. Inzet van ODA-middelen gebeurt meestal via het
instrumentarium van RVO en Invest International.
63
Kunt u uitleggen waarom de verplichtingen voor «Duurzame economische ontwikkeling,
handel en investeringen» in 2025 dalen terwijl de uitgaven toenemen?
Het verplichtingenbudget daalt omdat in de afgelopen jaren reeds meerjarige verplichtingen
zijn aangegaan die in de komende jaren tot uitgaven zullen leiden. Aangezien het artikel
«Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen» vrijwel volledig juridisch
en bestuurlijk is verplicht, is in de komende jaren weinig ruimte om nieuwe verplichtingen
aan te gaan (waardoor het verplichtingenbudget daalt).
64
Welke maatregelen zijn genomen om de efficiëntie van het budget voor «Duurzame economische
ontwikkeling, handel en investeringen» te verbeteren, gezien de verlaging van het
budget?
Het efficiënt inzetten van het beschikbare budget is een structureel onderdeel van
de beleidscyclus, waarin resultaten van activiteiten worden gemonitord en geëvalueerd,
op basis waarvan de inzet van het budget kan worden bijgestuurd. Dit is een doorlopend
proces dat niet wordt beïnvloed door verhogingen of verlagingen van het budget.
65
Kunt u aangeven hoe de verdeling van deze middelen tussen RVO inzet (mensen RVO) en
instrumenten zich heeft ontwikkeld?
De verdeling van middelen over RVO-capaciteit en de instrumenten is afhankelijk van
de opzet van elk instrument en de vraag daarnaar. Bij de start van een instrument
zal verhoudingsgewijs meer RVO-capaciteit worden ingezet, omdat het instrument moet
worden opgezet en alle subsidieaanvragen moeten worden beoordeeld. Na verlening van
de subsidie of opdracht zal de inzet van RVO minder worden. Jaarlijks ontstaan nieuwe
opdrachten en lopen andere opdrachten door of af. Ook moet rekening worden gehouden
met wijzigingen van het tarief dat RVO voor haar inzet berekent, aangezien die hun
weerslag hebben op het beschikbare budget voor de instrumenten.
66
Kunt u een internationale vergelijking geven van de budgetten voor handelsbevordering,
klimaatbeleid (internationale klimaatfinanciering), ontwikkelingshulp en multilaterale
samenwerking?
Deze informatie werd voorheen verzameld door de OESO, maar onder meer vanwege ontoereikende
datakwaliteit is in OESO-verband besloten om daarmee te stoppen. Nederland heeft deze
data zelf niet beschikbaar. Wel kan voor enkele thema’s een vergelijking worden gemaakt
van de uitgaven in de afgelopen jaren.
Zie in onderstaande tabel voor Nederland en een aantal omringende landen de totale
gerapporteerde uitgaven aan ontwikkelingshulp (ODA) van de OESO (in miljoenen dollars,
prijspeil 2022 constante prijzen). Afhankelijk per land betreft het voor 2023 voorlopige
cijfers.
x miljoen USD (pp 2022)
2020
2021
2022
2023
België
2.363
2.463
2.657
2.643
Denemarken
2.725
2.805
2.771
3.048
Frankrijk
13.611
14.195
16.014
14.251
Duitsland
28.730
31.149
35.640
33.559
Nederland
5.375
4.964
6.470
6.670
Verenigd Koninkrijk
18.744
14.807
15.762
17.667
Bron: DAC1: Flows by donor OESO tabel.
Zie in onderstaande tabel voor Nederland en een aantal omringende landen de totale
gerapporteerde uitgaven aan multilaterale organisaties (optelsom van zowel uitgaven
aan («to») als via («through») multilaterale organisaties) van de OESO (in miljoenen
dollars prijspeil 2022 constante prijzen). Data voor 2023 is nog niet beschikbaar.
x miljoen USD (pp 2022)
2020
2021
2022
België
1.408
1.415
1.606
Denemarken
1.701
1.723
1.411
Frankrijk
6.267
6.745
7.811
Duitsland
12.272
14.497
17.439
Nederland
2.628
2.477
3.437
Verenigd Koninkrijk
10.582
7.888
6.094
Bron: Evolution of core and earmarked multilateral contributions, OESO dashboard.
Voor handelsbevordering is er geen eenduidige maatstaf om de uitgaven hieraan internationaal
eenvoudig te kunnen vergelijken. Voor recente informatie hierover voor OESO-donorlanden
verwijs ik naar het laatste Aid for Trade at a Glance report van de OESO.
Ook ten aanzien van de uitgaven aan klimaatbeleid (internationale klimaatfinanciering)
is er geen eenduidig overzicht. Organisaties als de OESO en UNFCCC verzamelen de data,
maar rapporteren enkel een geaggregeerd cijfer. Wel zijn er diverse organisaties die
uiteenlopende cijfers per land publiceren. Eén van die organisaties is Donor Tracker, die de budgetten voor klimaatbeleid per land berekent aan de hand van de sectoren
waar ontwikkelingsprogramma’s op zien. Deze cijfers geven een grove indicatie van
de orde van grootte van de budgetten voor klimaatbeleid per land in 2021.
x miljoen USD
2021
België
270
Denemarken
415
Duitsland
7.998
Frankrijk
7.062
Nederland
1.125
Verenigd Koninkrijk
470
Bron: Donor Tracker
67
Wat zijn stappen die zijn genomen in het kader van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven
en welke stappen moeten er nog worden genomen?
Sinds 30 september 2022 kunnen bedrijven terecht bij het IMVO-steunpunt, ondergebracht
bij de RVO. Door middel van het IMVO-steunpunt verleent de Nederlandse overheid actieve
ondersteuning aan het Nederlandse bedrijfsleven bij de implementatie van de OESO-richtlijnen
en het toepassen van gepaste zorgvuldigheid in de bedrijfsvoering en waardeketen.
Het IMVO-steunpunt maakt een continue ontwikkeling door om een positie als centraal
kennispunt op het gebied van gepaste zorgvuldigheid en IMVO-wetgeving, zoals de Corporate
Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) en de anti-dwangarbeidverordening,
in te kunnen nemen. Verschillende bedrijven (groot, midden- en kleinbedrijf) hebben
hun weg naar het steunpunt weten te vinden met een hulpvraag. Op basis van de behoefte
van bedrijven en het soort vragen die binnenkomen, worden nieuwe tools en webinars
ontwikkeld, zoals de nieuwe «wetten tool» die aangeeft welke IMVO-wetten mogelijk
van toepassing zijn op bedrijven. Het steunpunt is hiervoor in nauw contact met diverse
stakeholders, zoals brancheorganisaties, maar ook MVO NL en de Sociaal Economische
Raad (SER). Ook binnen de EU is er contact, waaronder met de Duitse helpdesk voor
bedrijfsleven en mensenrechten, om kennis en ervaring uit te wisselen. Om de bekendheid
van het steunpunt onder bedrijven verder te bevorderen, is in 2024 extra ingezet op
communicatie.
68
Hoe wil de regering enerzijds bijdragen aan een implementatie van IMVO-wetgeving die
positief uitpakt voor ontwikkelingslanden, maar anderzijds significante bezuinigingen
doorvoeren in ODA en andere budgetten die deze stakeholders zouden moeten ondersteunen
om te verduurzamen en handelskansen te behouden? Welke extra inzet verwacht u van
bedrijven die onder de CSDDD vallen om de bezuinigingen te compenseren?
Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 34 is in de memorie van toelichting opgenomen
dat er voor 2025 gekozen is om de bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te
verdelen over alle subartikelen van de begroting. In de komende maanden wordt het
nieuwe beleid voor ontwikkelingshulp nader uitgewerkt, waarbij ook een aanpassing
van de begroting zal plaatsvinden.
Momenteel wordt gewerkt aan de toets op de effecten op ontwikkelingslanden van de
Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). In de memorie van toelichting
bij het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn zullen de resultaten van deze
toets worden beschreven en zal het kabinet toelichten in hoeverre er effecten op ontwikkelingslanden
verwacht worden. Implementatie van de CSDDD word ondersteund vanuit flankerend beleid
door multi-stakeholderinitiatieven en programma’s die zijn gericht op het wegnemen
van belemmeringen en uitdagingen in toeleveringsketens. De bezuinigingen op artikel 1.3
betekenen niet dat al deze interventies worden stopgezet.
Het kabinet verwacht dat bedrijven zich houden aan hun wettelijke verplichtingen.
Extra inzet op het compenseren van bezuinigingen is niet aan de orde. Ter ondersteuning
van het Nederlandse bedrijven zijn instrumenten als het IMVO-steunpunt en subsidie
voor sectorale samenwerking beschikbaar.
69
Hoe wil de regering ervoor zorgen dat de beoogde toezichthouder op de Europese IMVO-wetgeving
zijn taken goed kan uitvoeren, ten behoeve van effectieve implementatie van de wet
en duidelijkheid voor het bedrijfsleven? Hoe is dat te rijmen met bezuinigingen op
uitvoeringsinstanties, waaronder Autoriteit Consument en Markt (ACM)?
Om ervoor te zorgen dat de verplichtingen die volgen uit Europese IMVO-wetgeving worden
nageleefd, is het toezicht op de naleving van deze wetgeving van groot belang. Zo
moeten lidstaten op grond van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive
(CSDDD) ervoor zorgen dat de toezichthoudende autoriteit voldoende personele en financiële
middelen krijgt die nodig zijn voor de doeltreffende uitvoering van haar taken en
de uitoefening van haar bevoegdheden. In het kader van de nationale implementatie
van de CSDDD worden gesprekken gevoerd met de beoogd toezichthouder Autoriteit Consument
en Markt (ACM). Zodra het conceptwetsvoorstel voor de implementatie van de CSDDD waarin
de toezichthouder wordt aangewezen gereed is, zal de beoogd toezichthouder (ACM) ook
worden gevraagd om een toets te doen op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van
het concept wetsvoorstel. De resultaten van deze toets zullen worden meegenomen in
het implementatietraject en bij de inrichting van het toezicht. Bij Voorjaarsbesluitvorming
2024 zijn er HGIS-middelen gealloceerd op de BHO-begroting voor implementatie van
en toezicht op de IMVO-wetgeving.
70
Is de steun aan het Nederlandse MKB voor activiteiten in landen zoals Saoedi-Arabië
en de Verenigde Arabische Emiraten een prioriteit in het handelsbeleid? Zo ja, krijgt
het MKB extra steun vanuit de overheid voor de uitvoering van adequate Human Rights Due Diligence? Zo ja, hoe zien deze steunmaatregelen er concreet uit?
Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten behoren tot de top 25 prioriteitslanden
voor steun aan activiteiten voor het Nederlandse MKB. Het MKB krijgt geen extra steun
voor de uitvoering van gepaste zorgvuldigheid (due diligence) in financiële zin. Wel is er in de voorlichting richting bedrijven en bij de uitvoering
van activiteiten die worden gefinancierd met overheidssteun wel extra aandacht voor
IMVO, inclusief mensenrechten. Ook kan het MKB bij het IMVO-steunpunt terecht voor
gratis advies op dit gebied. Eindverantwoordelijkheid ligt uiteindelijk bij de bedrijven.
71
Klopt het dat er een «Conflictsensitiviteitsrichtlijn» wordt ontwikkeld? Welke hoge
risico landen vallen er onder zo'n richtlijn die ontwikkeld wordt voor het Nederlands
bedrijfsleven onder het nieuwe Nationaal Actie Plan Bedrijven en Mensenrechten? Op
basis van welke indicatoren wordt bepaald of een land onder deze richtlijn valt?
Nederlandse bedrijven informeren over conflictsensitiviteit is een van de doelstellingen
van het herziene Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten [Kamerstuk 32 735, nr. 344]. Een conflictsensitiviteitsrichtlijn kan gebruikt worden voor de contextanalyse
die bedrijven zouden moeten uitvoeren voordat zij daadwerkelijk zaken gaan doen in
een conflictgebied. Het klopt dat momenteel wordt onderzocht of de ontwikkeling van
een dergelijke richtlijn voor het Nederlands bedrijfsleven toegevoegde waarde kan
hebben. Dit is van belang omdat de Europese Commissie de komende jaren gaat werken
aan richtsnoeren voor het bedrijfsleven in de context van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), onder meer over risicofactoren bij het ondernemen in conflictgebieden. Dan
zal ook duidelijk worden welke landen vallen onder een dergelijke richtlijn en op
basis van welke indicatoren dat wordt bepaald.
72
Komen er extra mensenrechtenvoorwaarden voor diplomatieke en financiële steun aan
Nederlandse bedrijven die zaken willen doen in hoge risico landen? Zo ja, welke? Wanneer
treden deze in werking?
Nee, van extra voorwaarden is geen sprake. Wel zal er gerichter worden ingezet op
actieve voorlichting voor Nederlandse bedrijven die actief willen zijn of gebruik
willen maken van het BHO-instrumentarium in landen waar de IMVO-risico’s groter zijn.
Ten algemene geldt dat alle Nederlandse bedrijven in beginsel recht hebben op diplomatieke
steun (advies en informatie over het betreffende land, hulp bij het leggen van contacten
met bijvoorbeeld juridische adviseurs ter plaatse). Voor financiële steun aan Nederlandse
bedrijven die zaken willen doen in het buitenland blijven IMVO-voorwaarden van kracht,
waaronder het onderschrijven van de OESO-richtlijnen en de bereidheid tot het maken
van verbeterafspraken indien nodig.
73
Ziet de regering het belang in van het investeren in duurzame ketens, waaronder door
het ondersteunen van kleinschalige producenten en boeren en maatschappelijke organisaties
in ontwikkelingslanden, om effectieve IMVO-implementatie door Nederlandse bedrijven
mogelijk te maken?
Ja, wanneer dit relevant is voor de waardeketenspecifieke risico’s van de desbetreffende
Nederlandse bedrijven. Het IMVO-beleid vraagt bedrijven gepaste zorgvuldigheid uit
te voeren op basis van een risicobenadering, waar het de bedoeling is dat bedrijven
de grootste risico’s in hun waardeketens aanpakken. De risico’s kunnen inderdaad ook
optreden bij kleinschalige producenten en boeren in ontwikkelingslanden. Lokale maatschappelijke
organisaties zijn soms in een positie om de positie van dergelijke producenten en
boeren te versterken en te helpen bij de toepassing van de OESO-richtlijnen en aanstaande
Europese wetgeving.
74
Onderschrijft de regering dat de overheid en de private sector ondersteuning nodig
hebben van het maatschappelijk middenveld en vakbonden in de uitvoering van het IMVO-beleid,
bijvoorbeeld voor het monitoren van impact en het ondersteunen van kleinschalige boeren?
Op welke wijze wil de regering deze maatschappelijke organisaties, met name in ontwikkelingslanden,
ondersteunen om deze belangrijke rol uit te kunnen voeren?
Veel van de huidige programma’s die zijn toegespitst op de uitvoering van het IMVO-beleid
staan open voor Nederlandse bedrijven die samen met ketenpartners, waaronder vakbonden,
belemmeringen en uitdagingen in hun toeleveringsketen willen wegnemen. Het gaat bijvoorbeeld
om het subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen (SPVO) en sectorale samenwerking gefaciliteerd
door de Sociaal Economische Raad (SER). Deze inzet ben ik voornemens voort te zetten.
75
Kan worden toegelicht hoe in het nieuwe, door Nederland gefinancierde steunpunt voor
het bevorderen van sectorale samenwerking op het gebied van IMVO vrouwenrechtenorganisaties
betrokken worden?
Het in 2022 opgerichte IMVO-steunpunt geeft bedrijven voorlichting en advies over
de toepassing van gepaste zorgvuldigheid of verwijst, indien van toegevoegde waarde,
door naar de juiste organisatie. In de nieuwe due diligence e-learning die door het
steunpunt wordt ontwikkeld, wordt ook naar de effecten van bedrijfsactiviteiten op
de rechten van vrouwen verwezen. Ook werkt het OESO secretariaat met betrokkenheid/
ondersteuning van Nederland aan een nieuwe tool die bedrijven helpt bij het in kaart
brengen en beperken van risico’s voor vrouwen en meisjes in de waardeketen. Deze tool
wordt in overleg met verschillende stakeholders, waaronder vrouwenrechtenorganisaties,
vormgegeven en via het steunpunt in 2025 ontsloten. Daarnaast voert RVO de regeling
sectorale samenwerking uit. De IMVO sectorovereenkomsten die door de SER worden begeleid,
dienen gezamenlijk beleid op te stellen over de specifieke risico’s voor vrouwen en
meisjes in de waardeketen.
76
Kan worden verduidelijkt of in de ondersteuning die middels
het IMVO-steunpunt geboden wordt aan bedrijven er structureel aandacht is voor de
specifieke risico's die vrouwen, meisjes en LHBTIQ+-personen lopen in de waardeketen?
Door middel van het IMVO-steunpunt verleent de Nederlandse overheid ondersteuning
aan het Nederlandse bedrijfsleven bij het toepassen van de OESO-richtlijnen. Bedrijven
kunnen met uiteenlopende vragen bij het IMVO-steunpunt terecht, waaronder vragen over
de specifieke risico’s voor vrouwen, meisjes en LHBTIQ+ personen in de waardeketen.
In de nieuwe due diligence e-learning die door het steunpunt wordt ontwikkeld, wordt
ook naar de effecten van bedrijfsactiviteiten op de rechten van vrouwen verwezen.
Ook werkt het OESO secretariaat met betrokkenheid/ ondersteuning van Nederland aan
een nieuwe tool die bedrijven helpt bij het in kaart brengen en beperken van risico’s
voor vrouwen en meisjes in de waardeketen. Deze tool wordt in overleg met verschillende
stakeholders, waaronder vrouwenrechtenorganisaties vormgegeven en via het steunpunt
in 2025 ontsloten.
77
Kan worden toegelicht wat de Nederlandse inzet is voor het
bindend VN-Verdrag voor Bedrijven en Mensenrechten, en in hoeverre prioriteit gegeven
wordt aan gendergelijkheid en vrouwenrechten?
De tiende sessie van de Open-ended Intergovernmental Working Group on Transnational
Corporations and Other Business Enterprises with respect to Human Rights vindt plaats
van 16–20 december 2024. Dit is het gremium waarin het mogelijke VN-verdrag inzake
mensenrechten en bedrijfsleven besproken wordt. Voor Nederland is van belang dat een
eventueel verdrag het gelijke speelveld voor het bedrijfsleven waarborgt door voort
te bouwen op de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) en op de
bestaande internationale standaarden zoals de United Nations Guiding Principles on
Business and Human Rights (UNGP’s). Vrouwenrechten en gelijkheid tussen mannen en
vrouwen vormen een onderdeel van de internationaal erkende mensenrechten die ook onder
deze principes vallen. De Nederlandse inzet ten aanzien van dit verdrag zal met name
via de EU gestalte krijgen.
78
Kan worden toegelicht in hoeverre er aandacht is voor de rechten
en positie van vrouwen en meisjes in de totstandkoming en implementatie van de toekomstbestendige
bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen?
Bij de start van onderhandelingen over een handelsakkoord voert de Europese Commissie
een Sustainability Impact Assessment (SIA) uit om de verwachte impact van het akkoord te evalueren. In de SIA wordt onder
andere ingegaan op de impact op mensenrechten, waarbij ook de impact op vrouwenrechten
meegenomen wordt.
In de handelsakkoorden zelf worden vervolgens afspraken gemaakt over handel en duurzame
ontwikkeling. Deze gaan onder meer over naleving en implementatie van de VN Convention on the Elimination of Discrimination Against Women (CEDAW), maar ook de fundamentele principes van de International Labour Organisation. De EU zet in op mechanismen in het verdrag om deze bepalingen te handhaven.
79
In hoeverre wordt prioriteit gegeven aan de versterking van de toeleveringsketens
van kritieke grondstoffen uit ontwikkelingslanden, gezien de geopolitieke spanningen
en de verhoogde inzet op autonomie?
Vanwege de geopolitieke spanningen en het streven naar open strategische autonomie
is de versterking van de samenwerking op grondstoffen-waardeketens met grondstofrijke
(ontwikkelings-)landen essentieel. Zowel op Europees als op nationaal niveau wordt
gewerkt aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, via
de Critical Raw Materials Act en de Nationale Grondstoffenstrategie.9 Onderdeel van deze strategieën is het afsluiten van partnerschappen met derde landen.
Bij de inzet op partnerschappen is het van belang om de wensen en behoeften van deze
landen op het gebied van ontwikkeling en versterking van de eigen grondstoffenketen
mee te nemen. Lokale capaciteitsopbouw en waardetoevoeging zijn belangrijk voor succesvolle
samenwerking met grondstofrijke ontwikkelingslanden, het aanbod van verwerkte kritieke
grondstoffen geografisch te diversifiëren en daarmee geopolitieke risico’s te mitigeren.
De inzet op verbetering van productieomstandigheden van mijnbouw en raffinage voor
mens en milieu kan ook het risico op verstoring van ketens verkleinen. Zoals eerder
aangegeven zal het kabinet in dit kader onder meer de steun aan het Wereldbank Extractives Global Programmatic Support intensiveren, dat ontwikkelingslanden ondersteunt bij de ontwikkeling en versterking
van grondstoffenketens in hun eigen landen.
De EU heeft inmiddels grondstoffenpartnerschappen met verschillende landen, waaronder
de Democratische Republiek Congo (DRC), Rwanda en Zambia. In deze partnerschappen,
in de vorm van Memoranda of Understanding, zijn afspraken gemaakt over onder meer samenwerking op het gebied van integratie
van waardeketens, verbetering van productieomstandigheden, investeringen, kennis en
innovatie en capaciteitsopbouw. Nederland heeft zelf een samenwerkingsverband met
Vietnam. Dit richt zich voornamelijk op het in kaart brengen van grondstofreserves
en het ondersteunen van de lange termijnontwikkeling van een duurzame mijnbouwsector
in Vietnam.
80
Welke concrete maatregelen worden genomen om de afhankelijkheid van China en andere
dominante spelers te verminderen?
Afhankelijkheden zijn niet per se problematisch. Zij vormen de hoeksteen van het mondiale
handelssysteem waardoor specialisatie kan optreden, innovatie wordt gestimuleerd en
welvaart en koopkracht kunnen toenemen. De kabinetsaanpak richt zich daarom alleen
op die afhankelijkheden die strategisch van aard zijn en waarbij er een risico op
leveringsonderbrekingen bestaat. Dat laatste hangt nauw samen met het karakter van
de betrekkingen met het land waar Nederland van afhankelijk is.
In het kader van de afbouw van risicovolle strategische afhankelijkheden verwijs ik
naar initiatieven als de Taskforce Strategische Afhankelijkheden en de Nationale Grondstoffenstrategie
(NGS)10. Via voornoemde strategie zet het kabinet in op het vergroten van de leveringszekerheid
van kritieke grondstoffen op de middellange termijn. Tegelijkertijd zijn initiatieven
ten behoeve van het opbouwen van technologisch leiderschap in strategische waardeketens
noodzakelijk om onze weerbaarheid te versterken.
Voor de verdere kabinetsaanpak risicovolle strategische afhankelijkheden verwijs ik
naar het antwoord op vraag 32.
81
Kunt u een overzicht geven van de verwachte resultaten van de Nederlandse investeringen
in strategische autonomie, met name in kritische grondstoffen, in het jaar 2025?
Voor onze economische veiligheid en open strategische autonomie zet het kabinet in
op het beschermen van hoogwaardige technologieën, kennis en vitale infrastructuur
en pakt het kabinet risico’s van strategische afhankelijkheden aan, bijvoorbeeld op
het gebied van kritieke grondstoffen. Zowel op Europees als op nationaal niveau wordt
gewerkt aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, via
de Critical Raw Materials Act en de Nationale Grondstoffenstrategie. Onderdeel van
deze strategieën is samenwerking met derde landen. Ook start het kabinet een traject
richting het aanleggen van reserves voor kritieke grondstoffen.
82
Op welke termijn wordt de implementatiewet (CSDDD) aan de Kamer aangeboden en is daarbij
nog steeds het uitgangspunt dat er geen aanvullende nationale regels worden toegevoegd?
Naar verwachting zal de implementatiewet uiterlijk in het vierde kwartaal van 2025
aan de Kamer worden aangeboden. Het uitgangspunt bij implementatie is inderdaad zuivere
en lastenluwe implementatie, waarbij zuivere implementatie betekent dat er geen regels
worden meegenomen die niet strikt noodzakelijk zijn voor omzetting van de richtlijn.
Voordat de implementatiewet van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive
(CSDDD) aan de Kamer wordt aangeboden moeten nog een aantal stappen worden gezet die
invloed kunnen hebben op de precieze timing. Het gaat dan met name om de internetconsultatie
en het advies van de Raad van State.
83
Wanneer zult u het tijdspad delen voor het aanwijzen van een toezichthouder op de
anti-dwangarbeidverordening, die eind 2024 in werking treedt?
Op 5 maart jl. hebben de Raad, het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie
een voorlopig politiek akkoord bereikt over de anti-dwangarbeidverordening. De verordening
verbiedt het op de EU-markt brengen en aanbieden van met dwangarbeid vervaardigde
producten. Het EP heeft op 23 april jl. voor het politieke akkoord gestemd. Voordat
de verordening formeel kan worden vastgesteld zijn er nog een aantal stappen nodig.
Na de benodigde juridische vertalingen zal het EP opnieuw over de taalversies stemmen
en is het vervolgens aan de Raad om de verordening te bekrachtigen. De definitieve
tekst wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU en de verordening treedt
de dag erna in werking. Naar verwachting zal dit in het najaar gebeuren. Vanaf het
moment van inwerkingtreding van de verordening heeft Nederland een jaar de tijd om
een toezichthouder aan te wijzen.
84
Kan worden toegelicht hoe de uitkomsten van de verplichte toets
«effecten op gendergelijkheid» als onderdeel van het beleidskompas worden meegenomen
in de nationale wetgeving waarmee de Corporate Sustainability Due Diligence Directive
(CSDDD) wordt geïmplementeerd?
De verplichte kwaliteitseis om de effecten van de implementatiewet op gendergelijkheid
te toetsen wordt momenteel uitgevoerd. In de memorie van toelichting bij het implementatiewetsvoorstel
zullen de resultaten van deze toets worden beschreven en zal het kabinet toelichten
in hoeverre er effecten verwacht worden. De keuze van het kabinet voor een zuivere
en lastenluwe implementatie van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive
(CSDDD) zorgt ervoor dat er geen aanvullende verplichtingen («nationale koppen») zullen
voortvloeien uit de resultaten van deze toets. De resultaten kunnen wel inzichten
geven voor de verdere inrichting van flankerend beleid, toezicht en monitoring/evaluatie.
85
Kan worden toegelicht hoe in de Nederlandse implementatiewet als standaard onderdeel
van de risicobenadering wordt verankerd dat er aandacht is voor de specifieke risico's
die vrouwen, meisjes en LHBTIQ+-personen lopen in de waardeketen, aangezien het kabinet
verwacht van bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen en risico’s voor mens
en milieu identificeren en waar nodig tegengaan?
De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) zal lastenluw en zuiver
geïmplementeerd worden. Dit houdt in dat er geen regels opgenomen zullen worden in
de Nederlandse implementatiewet, die niet strikt noodzakelijk zijn voor omzetting
van de CSDDD. De CSDDD bevat geen verplichting voor bedrijven om altijd in hun risicobenadering
aandacht te besteden aan specifieke risico’s die vrouwen, meisjes en LHBTIQ+-personen
lopen in de waardeketen. De CSDDD verplicht bedrijven de grootste risico’s voor mens
en milieu in hun ketens in kaart te brengen en deze als eerste aan te pakken. Dit
zou uiteraard risico’s kunnen betreffen die vrouwen, meisjes en LHBTIQ+-personen lopen,
maar dat zal steeds moeten blijken uit de risicoanalyse van het bedrijf in kwestie.
86
Kan worden toegelicht op welke manier er bij uitgaande
economische missies rekening gehouden wordt met de lokale situatie op het gebied van
vrouwenrechten en hoe de expertise van lokale vrouwenrechtenorganisaties en vrouwenrechtenverdedigers
daarbij wordt benut?
Bedrijven die deelnemen aan een economische missie moeten voldoen aan IMVO-voorwaarden,
waaronder het onderschrijven van de OESO-richtlijnen, inclusief de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, het (proportioneel) uitvoeren van een IMVO-zelfscan, en de bereidheid tot het maken
van verbeterafspraken indien nodig. Daarnaast maakt IMVO-voorlichting integraal deel
uit van de economische missies zelf. Voorafgaand aan de missie worden deelnemende
bedrijven tijdens een voorbereidende bijeenkomst gebriefd over IMVO. Het ambassadenetwerk
speelt hierbij een belangrijke rol en onderhoudt ter plekke een netwerk met lokale
NGO’s. Bij deze onderdelen komen verschillende aspecten van IMVO aan bod, w.o. ook
vrouwenrechten. De mate waarin verschilt per markt en waar de missie naartoe gaat.
87
Als er proportioneel («met de kaasschaaf») wordt bezuinigd, hoe kan dan worden verklaard
dat binnen artikel 1 op subartikel 1.1 en 1.2 nauwelijks wordt gekort, terwijl op
artikel 1.3 maar liefst 39 miljoen wordt bezuinigd? Waarom zou dit niet gezien moeten
worden als het ontzien van het Nederlandse bedrijfsleven bij de bezuinigingen? Hoe
weegt u deze bezuiniging in het licht van de inzet op ketenverduurzaming en gelijkwaardige
partnerschappen in de 14 combi-landen?
In artikel 1.1 en 1.2 zijn non-ODA budgetten opgenomen. Deze budgetten zijn uitgezonderd
van bezuinigingen. De korting op artikel 1.3 betreft de pro rata korting die voor
de ODA-begroting is afgesproken. Hieronder vallen ook instrumenten zoals DRIVE en
DGGF die ten goede komen aan het Nederlandse bedrijfsleven.
Zoals vermeld in de memorie van toelichting is omwille van de zorgvuldigheid van de
nadere uitwerking van het beleid en de daaraan gekoppelde budgetten voor 2025 gekozen
om de ODA-bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te verdelen over alle subartikelen
van de begroting. In de komende maanden wordt het nieuwe beleid nader uitgewerkt.
88
Welke rol heeft de RVO bij het helpen van Nederlandse bedrijven voor het verkrijgen
van EU-gelden?
RVO adviseert Nederlandse bedrijven bij o.a. consortiumvorming en het meelezen met
en ontwikkelen van projectvoorstellen. Verder biedt RVO hulp bij het vinden van (Europese)
partners (o.a. via EEN) en verzorgt training voor het aanvragen van EU-fondsen. Deze
fondsen zijn vaak gericht op het ontwikkelen van kennis en innovatie (Eureka, Life,
Horizon Europe) of transnationale samenwerking (Interreg B). Ook verwijst RVO bedrijven
door naar de (Nederlandse) uitvoeringsinstanties van Europese programma’s waar dit
relevant is.
Daarnaast adviseert RVO Nederlandse organisaties die opdrachten willen uitvoeren,
gefinancierd vanuit het financieringsinstrumentarium voor ontwikkelingssamenwerking
van de EU, die ze via aanbesteding gegund kunnen krijgen.
89
Hoeveel en welke Nederlandse bedrijven heeft de ambassade in Riyadh tussen 1 januari
2022 en 10 oktober 2024 gefaciliteerd bij het doen van zaken of het onderzoeken van
kansen in NEOM?
Tussen 1 januari 2022 en 10 oktober 2024 heeft de ambassade in Riyadh twee thematische
missies (waterstof, water & horticultuur) georganiseerd naar NEOM voor in totaal 20
bedrijven. Daarnaast kunnen NL-bedrijven in contact komen met NEOM via brede netwerkbijeenkomsten
georganiseerd door de ambassade, waar onder andere NEOM aanwezig is.
90
Wat is de totale bijdrage aan Partners for International Business en wat levert het
ondersteunen van clusters van bedrijven op voor de Nederlandse economie?
Het jaarlijks budget voor PIB is ongeveer € 8,4 mln (programma- en uitvoeringskosten).
Volgens een in 2023 uitgevoerde evaluatie van het PIB instrument over de periode 2016–202011 blijkt op basis van exportcijfers van het CBS dat publieke investeringen van € 6,4 mln
in 2016–2017 via PIB heeft geresulteerd in € 22 miljoen extra export voor deelnemende
mkb-bedrijven. De effecten bij deelnemende grote bedrijven en kennisinstellingen zijn
hierin nog niet meegenomen en naast export van mkb-bedrijven zijn er ook nog andere
gerealiseerde effecten, zoals niet-export gerelateerde omzet, additionele investeringen
en ontwikkeling van onderzoeks- en innovatiesamenwerkingen.
91
Hoeveel economische missies is het kabinet voornemens om te houden in 2025?
Er is budgettaire ruimte voor 10 tot 15 economische missies per jaar. Deze missies
staan meestal onder leiding van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
maar kunnen ook door andere bewindspersonen of hoog ambtelijk worden geleid. De verantwoordelijkheid
voor en coördinatie van deze missies is belegd bij de Minister voor Buitenlandse handel
en Ontwikkelingshulp.
92
Hoe gaat u de intensiveringen in voedselzekerheid en watermanagement voortzetten,
ondanks de daling in totale uitgaven voor ontwikkelingshulp?
De daling in de uitgaven voor ontwikkelingshulp vragen een zorgvuldige weging en deze
dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking
van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. In de komende maanden wordt
het nieuwe beleid met de daarbij in het Regeerprogramma genoemde accenten nader uitgewerkt.
Uw Kamer zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 nader worden geïnformeerd
over de beleidsinhoudelijke inzet. Voor antwoord op deze vraag verwijs ik uw Kamer
naar deze aankomende beleidsbrief.
93
Welke maatregelen worden genomen en welke beleidsruimte is er om te voorkomen dat
bij de implementatie van de verordening ontbossingsvrije producten juist die kleine
producenten in arme landen worden geweerd uit de leveringsketens?
Gelet op de zorg of kleinschalige boeren kunnen voldoen aan de eisen die voortvloeien
uit de verordening ontbosssingsvrije producten (EUDR) en tegelijkertijd te werken
aan de versterking van internationale waardeketens zijn diverse maatregelen genomen
en initiatieven ontwikkeld. Zo heeft Nederland zich ten tijde van de totstandkoming
van de verordening samen met landen uit het Amsterdam Declarations Partnership (ADP) ingezet voor de versterking van bepalingen die betrekking hebben op samenwerking
met productielanden, met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van kleinschalige
producenten. Dit heeft o.a. geresulteerd in de formulering van een strategisch raamwerk
voor samenwerking met derde landen dat de Europese Commissie op 2 oktober jl. heeft
gepubliceerd. Ook als bijdrage aan het voor dit doel opgezette Team Europe-initiatief ondersteunt Nederland specifiek het Sustainable Agriculture for Forests Ecosystem (SAFE) programma dat productielanden en kleinschalige boeren ondersteunt met het voldoen
aan de voorwaarden van de EUDR. Waar mogelijk worden ook andere bestaande activiteiten
strategisch ingezet voor hetzelfde doel, zoals het NI-SCOPS programma gericht op kleinschalige
boeren in de palmoliesector. Tot slot wordt ook in dialoog met andere overheden (zoals
via het ADP en de Food, Agriculture & Commodity Trade
Dialogue (FACT)) gesproken over hoe uitsluiting van kleinschalige producenten het beste kan
worden voorkomen.
94
Welk percentage van de middelen voor voedselzekerheid heeft klimaatadaptatie als (subdoelstelling)?
In 2023 was het aan klimaatadaptatie toegerekende deel van de voedselzekerheidsfinanciering
circa 40%.
In totaal zijn er op dit moment 108 voedselzekerheids-activiteiten, waarvan er 105
(97%) klimaatadaptatie als hoofd- of nevendoelstelling hebben.
95
Kunt u een overzicht geven van de jaarlijkse (verwachte) uitgaven aan
klimaatfinanciering tussen 2017 en 2029?
Klimaatfinanciering komt uit meerdere beleidsartikelen en is een optelsom van publieke
uitgaven en privaat gemobiliseerde financiering. In de tabel onder vindt u de jaarlijkse
(verwachte) uitgaven aan klimaatfinanciering van 2017 t/m 2025. Voor de jaren daarna
is een voorspelling mede afhankelijk van de beleidskeuzes. Uw Kamer wordt hier nog
over geïnformeerd.
Jaartal
Publiek (in miljoenen euro’s)
Privaat gemobiliseerd (in miljoenen euro’s)
2017
394
405
2018
578
498
2019
570
864
2020
596
592
2021
638
620
2022
795
639
2023
925
918
Verwacht in 20241
835
680
Verwacht in 20251
900
715
X Noot
1
Zie HGIS nota 2024 en 2025. De relatief lage bedragen voor private klimaatfinanciering
is het gevolg van de genoemde rekenmethodiek met een voortschrijdend gemiddelde waarin
de flinke stijging van de gemobiliseerde private klimaatfinanciering in 2023 slechts
gedeeltelijk meeweegt.
96
Kunt u aangeven hoeveel en hoe de € 170.330 miljoen die onder artikel 2.2 (Water)
van de begroting voor 2025 is uitgetrokken voor watergerelateerde projecten, zal worden
besteed aan het verbeteren van water resilience in gebieden die te maken hebben met ernstige klimaat gerelateerde uitdagingen, en
welk percentage van deze projecten klimaatadaptatie heeft als (sub)doelstelling?
Naar schatting draagt 90% van de ruim 170 miljoen euro internationaal bij aan water
weerbaarheid («water resilience») in gebieden die te maken hebben ernstige klimaat gerelateerde uitdagingen. Het aan
posten gedelegeerde budget wordt voor 100% besteed in de 14 (water-)partnerlanden.
Van het centrale budget wordt naar schatting 80% wereldwijd uitgegeven in deze gebieden.
Van de 76 actieve projecten op het gebied van water hebben 67 klimaatadaptatie als
hoofd- of nevendoelstelling. Dat komt in totaal op een percentage van 88% van de projecten
en programma’s die deels of geheel bijdragen aan klimaatadaptatie.
97
Kunt u toelichten hoe de bezuiniging van € 21.8 miljoen op de begroting voor 2025
voor water gerelateerde initiatieven onder artikel 2.2 (Water) specifiek zal worden
uitgevoerd? Hoe wordt deze bezuiniging verdeeld over de geplande activiteiten en welke
bestaande programma's voor waterbeheer en klimaatbestendigheid worden getroffen?
De bezuiniging op water in 2025 bedraagt 16,61 miljoen Euro (tabel 2, pagina 14).
Deze bezuiniging komt bovenop eerdere bezuinigingen. De laatste bezuiniging wordt
evenredig verdeeld over de centrale en de via de posten uitgevoerde programma’s. Lopende
-overigens juridisch verplichte- programma’s zijn ontzien en worden in 2025 dan ook
niet getroffen. Als gevolg van de verschillende bezuinigingen zijn enkele nieuwe programma’s
geschrapt (Urban Water Catalyst Initiative met het Duitse ontwikkelingsagentschap
GIZ), aangehouden (Water Scarcity Initiative met de FAO) of in omvang gereduceerd
(UNICEF). Daarnaast heeft de vervolgfase van verschillende lopende programma’s een
kortere looptijd of is deze in omvang gereduceerd (Stichting International Water and
Sanitation Centre – International Water and Sanitation Centre, Aqua for All, FINISH
Mondial). Ook op posten kunnen een aantal eerder geplande programma’s in o.a. Bangladesh,
Ethiopië, Mozambique en Mali niet langer doorgaan.
98
Waarom is de bijdrage aan kritieke klimaatfondsen voor 2025 verlaagd, terwijl Nederland
internationaal zijn rol op dit gebied wil versterken?
Het beoogde vervolg op het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) is uitgesteld
om de keuzes rond een dergelijk fonds beter aan te laten sluiten bij het nieuwe BHO-beleid.
Daarom is in 2025 een lagere uitgave voorzien en is de budgetlijn «klimaatfonds» in
de begroting hierop aangepast.
99
Zijn er naast Oeganda nog meer voorbeelden waar in nauwe samenwerking met de private
sector wordt ingezet op lokale voedselketenontwikkeling en productiviteitsverbetering
bij kleinschalig opererende boeren en boerinnen en is het kabinet voornemens om hier
meer op in te zetten?
In bijna alle landen waar ingezet wordt op lokale voedselketenontwikkeling en productiviteitsverbetering
bij kleinschalig opererende boeren en boerinnen wordt nauw samengewerkt met de private
sector. Dat kunnen leveranciers zijn van zaaizaad, meststoffen en andere landbouwproductiemiddelen
(onder meer in Ethiopië en Burundi), afnemers van oogstproducten (o.a. in Kenia en
Mozambique) en voedselverwerkingsbedrijven (o.a. in Nigeria en Benin.
Ik verwijs naar de beleidsbrief waarin mijn voornemens m.b.t. mijn inzet zullen worden
toegelicht, die in het eerste kwartaal van 2025 met u zal worden gedeeld.
100
Zijn er nog meer mogelijkheden om aanspraak te maken op subsidies voor het versterken
van publiek-private samenwerking waar het gaat om voedselzekerheid, bijvoorbeeld door
te kijken naar EU-gelden of VN-gelden?
Er zijn verschillende subsidiemogelijkheden om publiek-private samenwerking te bevorderen
die bijdraagt aan betere voedselzekerheid. Dit betreft veelal programma’s die zich
richten op het verbeteren van de beschikbaarheid van landbouwproductiemiddelen, aggregatie
van landbouw- en veeteeltproducten, en voedselverwerking. Deze subsidies kunnen verstrekt
worden vanuit ambassades en het ministerie.
Het aanwenden van EU- en/of VN-gelden is in dit kader niet altijd mogelijk omdat deze
aan strikte regels moeten voldoen. De EU streeft er wel naar om meer met het bedrijfsleven
samen te werken en kijkt daarbij ook naar mogelijkheden om met Nederland samen te
werken. We spannen ons met ambassadenetwerk, Invest International en RVO in om de
toegang tot EU en VN subsidies te faciliteren.
101
Vanuit welke landen komt de meeste vraag naar Nederlandse expertise op het gebied
van waterbeheer en watermanagement en kan Nederland aan de vraag naar deze expertise
voldoen?
Er is veel vraag naar Nederlandse waterexpertise. Nederland staat wereldwijd bekend
als waterland als het om kennis en kunde gaat. Naast de Nederlandse expertise op watermanagement
en waterbeheer zien we een groeiende vraag en een groeiende capaciteit van het Nederlandse
MKB op watertechnologie. De meeste vraag komt uit de landen van de Europese Unie,
dus de markten dicht bij huis. Daarnaast is er veel vraag uit middeninkomenslanden
zoals Colombia, Egypte, Kenia, Mexico, Zuid-Afrika en gevestigde markten als Canada
en Verenigde Staten. Er is ook steeds meer vraag uit het Midden-Oosten. We kunnen
niet altijd aan de vraag voldoen. De vraag van ontwikkelingslanden naar Nederlandse
waterexpertise is onverminderd hoog. De Nederlandse watersector heeft de capaciteit
om meer te doen, maar middelen zijn beperkt. Prioriteit binnen ontwikkelingshulp ligt
op dit moment bij de 14 waterpartnerlanden waarmee Nederland een langjarige watersamenwerking
heeft.
102
Klopt het dat het kabinet programma’s wil financieren die het meeste perspectief bieden
op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van SRGR? Waarom kiest
u ervoor om eerst stevig te bezuinigen op de subsidieregelingen voor mondiale gezondheid
en SRGR in 2026 van 147 miljoen naar 108 miljoen, om vervolgens vanaf 2027 weer op
te bouwen met 118 miljoen?
De bezuinigingen op ontwikkelingshulp voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige en
integrale weging. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato «geparkeerd» op
de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting. De komende maanden wordt
het beleid nader uitgewerkt. Zoals toegezegd aan uw Kamer wordt mondiale gezondheid
hierin meegenomen. Dan zal ook nader worden ingegaan hoe het kabinet voortgang op
het terrein van SRGR wil verwezenlijken. De begroting voor 2026 en verder zal hier
vervolgens op worden aangepast.
103
Waarom is de financiering voor gezondheidsinitiatieven in ontwikkelingslanden afgenomen,
terwijl de pandemie en de SDG's nog steeds urgent zijn?
Het kabinet heeft ervoor gekozen om te bezuinigen op ODA-middelen in de jaren 2025
en daarna. Dat vraagt om scherpe keuzes. Omwille van de zorgvuldigheid van de nadere
uitwerking van het beleid en de daaraan gekoppelde budgetten, is voor 2025 gekozen
om de bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te verdelen over alle subartikelen
van de begroting. Dit geldt dus ook voor artikel 3.1 en de inzet op gezondheid in
ontwikkelingslanden.
Tegelijkertijd is het kabinet ervan doordrongen dat investeren in gezondheid voor
vrouwen en meisjes bijdraagt aan welzijn, stabiliteit en economische groei ontwikkelingslanden
en dat dit in het belang is van Nederland. Nederland blijft ook in 2025 een belangrijke
donor op het terrein van gezondheid en geeft het kabinet komend jaar meer uit aan
mondiale gezondheid en SRGR dan voor de COVID-19 pandemie.
104
Wat was het bereik van de Nederlandse bijdrage aan SRGR in de jaren 2023 en 2024?
Hoeveel mensen hebben daardoor geen HIV/aids gekregen of hoeveel minder impact van
ziekte is bereikt?
Het bereik van de Nederlandse bijdrage aan SRGR in 2023 wordt uitgebreid toegelicht
in de jaarlijkse resultaten rapportage aan uw kamer (ziewww.nlontwikkelingshulp.nl). De resultaten over 2024 wordt gepubliceerd in 2025.
Op het gebied van hiv/aids is Nederland al decennia een belangrijke speler. Nederlandse
kennis en kunde wordt internationaal erkend en ingezet om de hiv epidemie tegen te
gaan. Dit heeft effect. Data van UNAIDS toont aan dat het aantal mensen dat overlijdt
aan de gevolgen van hiv is gedaald van 1.3 miljoen in 2010 naar 630.000 mensen in
2023. Het aantal hiv-infecties nam bovendien af van 2.1 miljoen in 2010 naar 1.3 miljoen
in 2023. IOB heeft in 2023 geconcludeerd dat het Nederlandse SRGR beleid de afgelopen
10 jaar heeft geleid tot een afname van de verspreiding van hiv/aids in lage- en lage-middeninkomenslanden.
105
Hoeveel overhead is er gemoeid met SRGR?
Om toegang tot zorg voor vrouwen en meisje rond seksualiteit en zwangerschap wereldwijd
te vergroten werkt Nederland samen met een grote diversiteit aan partners. Zoals VN-organisaties,
mondiale gezondheidsfondsen en lokaal, nationaal en internationaal maatschappelijk
middenveld. Zij werken aan toegang in stabiele landen maar- in toenemende mate – ook
in minder stabiele landen met hogere veiligheidsrisico’s (en kosten).
Het is niet mogelijk om eenduidig aan te geven hoeveel overhead er is gemoeid met
SRGR.
Overhead verschilt per organisatie en per land of context waar de programma’s worden
uitgevoerd. Het kabinet stuurt er in alle gevallen scherp op dat middelen zo effectief
en efficiënt mogelijk worden ingezet. Afhankelijk van de partner gebeurt dit via de
beoordeling van projectvoorstellen of via de bestuursorganen.
106
Hoeveel minder is te bereiken met de budgetten van 2025 op het gebied van artikel 3?
De voor 2025 beschikbare budgetten op artikel 3 bewerkstelligen dat de doorlopende
verplichtingen kunnen worden gerespecteerd. Voor de geplande programmering zal als
gevolg van de door het kabinet gekozen bezuinigingen scherpe keuzes moeten worden
gemaakt. Hierdoor zullen minder mensen worden bereikt.
107
Waarom is het budget op versterking maatschappelijk middenveld met bijna 40 miljoen
gekrompen ten opzichte van 2024 en loopt het in de jaren na 2025 weer op? Hoe staat
de oplopende reeks in verhouding tot het besluit dat het kabinet in het najaar 2024
gaat nemen over de toekomst van het VMM-beleid (blz. 24)?
Het budget op artikel 3.3 is evenredig ingekort in 2025 om de aangekondigde bezuinigingen
te realiseren.
Over de budgetten na 2025 informeer ik uw Kamer in mijn Beleidsbrief die u in januari
2025 toegaat. De meerjarige doorkijk in de begroting 2025 is daar nog niet op aangepast.
Over de toekomstige samenwerking met maatschappelijke organisaties informeer ik u
voorafgaand aan de BHO-Begrotingsbehandeling.
108
Kunt u toelichten welke van de investeringen in «veilige bevallingen, anticonceptie,
veilige abortus, goede moeder-kindzorg en het
tegengaan van hiv/aids» zoals genoemd levens redden?
Al deze investeringen dragen bij aan het redden van levens. In feite gaat het om een
breed palet van diensten die vrouwen, meisjes maar ook kwetsbare groepen als sekswerkers
en mensen die drugs gebruiken, helpen aan levensreddende zorg. De Nederlandse inzet
draagt bijvoorbeeld bij aan het verlagen van moedersterfte, door te investeren in
toegang tot veilige bevallingen, goede moeder en kind zorg en ook toegang tot veilige
abortus. Ook door te investeren in het beschikbaar en toegankelijk maken van hiv behandelingen,
onder andere voor zwangere vrouwen, draagt Nederland bij aan het redden van levens.
109
Kunt u veilige abortus definiëren?
Veilige abortus is een intrinsiek onderdeel van een breed pakket aan gezondheidsdiensten,
zoals toegang tot informatie over seksuele en reproductieve gezondheid en toegang
tot anticonceptie. De Nederlandse internationale inzet op het terrein van veilige
abortus gaat uit van de door de WHO gestelde definities en richtlijnen. Dit betekent
dat er toegang moet zijn tot goede informatie en dat zorg verleend wordt door personeel
met de vereiste vaardigheden.
110
Wat zijn de prioriteitslanden waar de landenspecifieke bijdragen naartoe gaan op het
gebied van vrouwenrechten en op welke vrouwenrechten worden deze het meeste ingezet?
Via artikel 3.2 worden in 2025 projecten en programma’s gefinancierd in Bangladesh,
Democratische Republiek Congo, Egypte, Ethiopië en Jemen via gedelegeerde financiering
beheerd door ambassades. Het merendeel van deze programma’s zet in op het bestrijden
van geweld tegen vrouwen en meisjes, inclusief conflict-gerelateerd geweld.
111
Kent u de berekeningen van Gutmacher van oktober 2024, die aantonen dat elke verlaging
van de SRGR-financiering met 10 miljoen euro bijvoorbeeld 882.000 mensen anticonceptiediensten
zou ontzeggen, het aantal onbedoelde zwangerschappen met 273.000 zou verhogen en 290
gevallen van moedersterfte niet zou voorkomen? Onderschrijft u deze inschatting? Hoe
neemt u dit in uw afwegingen mee?
Ja, het kabinet kent de berekening van Guttmacher en onderschrijft dat Nederland een
belangrijke rol speelt op het terrein van gezinsplanning en het tegengaan van hiv
aids. Het rapport onderstreept dat bezuinigingen op SRGR-financiering de gezondheid
van vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen wereldwijd raakt. Het kabinet zal dit mee
nemen in een integrale en zorgvuldige afweging in relatie tot de bezuinigingen.
112
Kan specifiek worden aangegeven hoeveel minder vrouwen, kinderen en andere kwetsbare
groepen toegang krijgen tot basisgezondheidszorg en preventieve zorg? Hoeveel minder
vrouwen, kinderen en kwetsbare groepen zoals LHBTI-personen krijgen toegang tot levensreddende
zorg op het gebied van seksuele gezondheid, familieplanning en hiv/aids?
Voor 2025 is gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te verdelen
over alle subartikelen van de begroting. Bestaande verplichtingen zullen niet worden
opengebroken en lopende projecten en programma’s kunnen worden afgerond. Daarmee zal
de bezuiniging nog weinig impact hebben op de toegang tot basisgezondheidszorg van
kwetsbare groepen in 2025.
113
Welke programma's op vrouwenrechten en gendergelijkheid kunnen nu geen doorgang vinden?
Wordt er niet bezuinigd op bestaande programma's op vrouwenrechten en gendergelijkheid?
De beoogde bezuiniging betekent minder investering in nieuwe projecten en programma’s
die zich inzetten voor bescherming van vrouwen en meisjes tegen geweld, versterking
economische positie van vrouwen en een grotere rol voor vrouwen in (politieke) besluitvorming,
inclusief vrede en veiligheid. Er wordt niet bezuinigd op bestaande programma’s op
vrouwenrechten en gendergelijkheid, waarvan de financiering eind 2025 afloopt.
114
Is het kabinet voornemens om opnieuw te werken met strategische partnerschappen onder
het beleidskader Maatschappelijk Middenveld vanaf 2025?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik graag naar de Kamerbrief over de toekomstige
samenwerking met maatschappelijke organisaties, die uw Kamer voorafgaand aan de BHO-Begrotingsbehandeling
toegaat.
115
Kunnen voorbeelden worden gegeven van wat in 2025 niet meer kan worden gedaan op het
vergroten van de maatschappelijke ruimte en het versterken van maatschappelijke organisaties
door de beoogde bezuiniging op artikel 3.3? Op welke budgetregels van artikel 3.3
kan er nog wel worden bezuinigd zonder daar de juridische verplichting los te laten?
De beoogde bezuiniging op artikel 3.3 in 2025 betreffen geen juridische verplichtingen.
Door de beoogde bezuinigingen is er vrijwel geen geld beschikbaar voor nieuwe verplichtingen
of voor het verhogen van budgetten van lopende verplichtingen.
Zoals naar voren komt in tabel 30 «Uitwerking meerjarige juridische verplichtingen»
(pagina 87 en 88) is de vrije ruimte op artikel 3.3 vrijwel volledig juridisch verplicht,
daarnaast is een klein deel beleidsmatig verplicht. Alleen op dit deel kan eventueel
worden gekort zonder een juridische verplichting open te breken.
116
Kan specifiek worden aangegeven welke investeringen in beroeps- en hoger onderwijssystemen
worden geraakt door de beoogde bezuinigingen?
Dat kan op dit moment niet. Zoals ik in mijn eerdere beantwoording aangaf zullen we
aan onze lopende juridische verplichtingen voldoen. Voor nadere invulling met betrekking
tot de periode na 2025 verwijs ik u graag naar mijn Beleidsbrief, die uw Kamer begin
2025 toe zal gaan.
117
Wat is de impact van de stijging van uitgaven voor vrede en veiligheid in het budget
2025 op de financiering van humanitaire hulp en wederopbouw, specifiek in conflictgebieden?
De uitgaven voor artikel 4 vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling verminderen
in 2025 met in totaal 93 miljoen euro ten opzichte van 2024. Er is dus geen sprake
van een stijging van uitgaven op dit beleidsartikel binnen de BHO begroting.
118
Bij welke internationale conflicten lopen Nederlandse hulpverleners en zorgverleners
gevaar? Hoeveel Nederlandse hulpverleners en zorgverleners zijn de afgelopen jaren
overleden in conflictgebieden? Kunt u een uitsplitsing geven per conflict?
In veel internationale conflicten lopen hulpverleners gevaar. Volgens de Aid Worker
Security Database zijn er in 2023 280 hulpverleners gedood, waarvan meer dan de helft
(163) in Gaza. Op de tweede en derde plaats stonden Zuid Soedan (34) en Soedan (25).
Deze database maakt geen onderscheid in nationaliteit.
119
Kunt u een overzicht geven van activiteiten die Nederland onderneemt of heeft ondernomen
om voor de veiligheid van hulpverleners en zorgverleners in conflictgebieden op te
komen als onderdeel van onze verplichtingen conform internationaal humanitair recht?
Het kabinet spant zich op meerdere manieren in voor de veiligheid van hulpverleners
in conflict. Zo brengt het in bilateraal verband en via de VN en EU het belang van
het humanitair oorlogsrecht onder de aandacht.
Ook ondersteunt Nederland financieel organisaties die zich inzetten voor het bevorderen
van de veiligheid van humanitaire hulpverleners. Een voorbeeld is de International
NGO Safety Organization (INSO) die zich richt op het vergroten van de veiligheid van
humanitaire hulpverleners door training en het delen van veiligheidsdata in conflictsituaties
wereldwijd.
120
Op welke wijze geeft Nederland opvolging aan VN Veiligheidsraadresoluties 2286 (2016,
verbod op aanvallen op de medische sector) en 2417 (2018, verbod op inzet van honger
als oorlogswapen) en in relatie tot welke conflicten en landen?
Nederland zet zich op verschillende manieren wereldwijd in voor de naleving van het
humanitair oorlogsrecht, waaronder de veiligheid van hulpverleners en de bestrijding
van honger als oorlogswapen. Zowel diplomatiek als financieel. In VN- en EU-verband
en in bilaterale contacten oefent Nederland diplomatieke druk uit om schendingen van
het oorlogsrecht te voorkomen en te stoppen. Bijvoorbeeld om veilige en vrije humanitaire
toegang voor hulpverleners te verkrijgen, en bescherming te waarborgen tijdens het
bieden van noodhulp zoals in Soedan. Ook financiert Nederland het Internationale Comité
van het Rode Kruis (ICRC), dat een bijzonder mandaat heeft als hoeder van humanitair
oorlogsrecht.
Daarnaast steunt het Kabinet organisaties die het gebruik van honger als oorlogswapen
onderzoeken en juridische aansprakelijkheid hiervoor bevorderen.
121
Kunt u een overzicht geven van de financiële middelen die Nederland besteedt aan onderzoek,
documentatie en bewijsgaring over schendingen van het internationaal humanitair recht
in situaties van gewapend conflict en kunt u dat uitsplitsen per land, dan wel conflict?
Het kabinet zet zich in voor handhaving en bevordering van het humanitair oorlogsrecht
en de humanitaire principes. Dit doet het in de eerste plaats door diplomatieke inzet.
Zo benadrukt Nederland het belang van het respecteren van humanitair oorlogsrecht
en het bevorderen van aansprakelijkheid voor schendingen hiervan. Ook spreekt het
kabinet zich uit voor verbeteringen van humanitaire toegang en het vergroten van de
veiligheid van humanitaire hulpverleners die werken in omstandigheden van gewapend
conflict. Daarnaast financiert het kabinet enkele projecten die zich richten op het
vergroten van de humanitaire ruimte. De Stichting Global Rights Compliance voert met
Nederlandse steun onderzoek uit naar de inzet van honger als oorlogswapen in de oorlog
in Oekraïne. Dit betreft een bedrag van EUR 1.744.774. Ook ondersteunt het kabinet
een project van International NGO Safety Organization (INSO), dat bijdraagt aan de
verspreiding van kennis op het gebied van humanitair oorlogsrecht en het vergroten
van humanitaire toegang in crises wereldwijd. Dit betreft een bedrag van EUR 5 mln
voor 5 jaar.
Het kabinet ondersteunt ook initiatieven die zijn gericht op verzoening, heling en
gerechtigheid (transitional justice), via bijvoorbeeld de NGO’s Impunity Watch en
het International Centre for Transitional Justice. Deze richten zich in de eerste
plaats op verzoeningsprocessen en op ondersteuning voor mensen en gemeenschappen die
zijn getroffen door conflicten en niet primair op bewijsgaring.
Voor het merendeel van de hiervoor genoemde financiering geldt dat deze is gericht
op meerdere landen of conflicten tegelijk.
Projecten gericht op het tegengaan van straffeloosheid voor schendingen van het internationaal
recht door onderzoek, documentatie en bewijsgaring worden vooral gefinancierd met
middelen uit Hoofdstuk V van de Rijksbegroting, voor Buitenlandse Zaken. Budgetten
hiertoe worden decentraal per regio/ambassade toegekend en in beginsel niet per conflict.
Jaarlijks wordt achteraf door de ambassades gerapporteerd welk deel van het budget
is besteed aan accountability en gerechtigheid. In 2023 hebben posten in 13 landen
EUR 2,5 miljoen uitgegeven aan het thema «Tackling impunity for the most serious crimes».
Uitzonderingen hierop zijn de extra middelen voor accountability in Oekraïne en voor
het conflict tussen Israël en Hamas die centraal worden gefinancierd.
122
Is de bijdrage aan UNRWA juridisch verplicht? Zo ja, waaruit vloeit de verplichting
voort?
Ja. De financiële bijdrage aan UNRWA is door het vorige kabinet meerjarig vastgelegd
(2023–2025) in een arrangement met UNRWA. De voorwaarden op grond waarvan dit arrangement
kan worden beëindigd zijn met uw Kamer gedeeld in een brief van 8 oktober jl. (Kamerstuk
26 150, nr. 220).
123
Wat zijn de mogelijkheden om de juridisch verplichte bedragen aan UNRWA ongedaan te
maken? Staat ons budgetrecht hiërarchisch boven of onder deze verplichting?
Het arrangement met UNRWA bevat een aantal voorwaarden op grond waarvan tot beëindiging
van het arrangement kan worden overgegaan. Net zoals in alle andere arrangementen
is bijvoorbeeld vastgelegd dat de financiële bijdrage uitsluitend gebruikt mag worden
voor de verwezenlijking van het overeengekomen programma of project.
Ook bevat het arrangement een bepaling waarin is opgenomen dat de financiële bijdrage
wordt verstrekt onder voorbehoud van goedkeuring door het parlement van de (BHO-)begroting.
Daarmee staat het parlementaire budgetrecht hiërarchisch boven de afspraken om financiering
te verstrekken.
De voorwaarden op grond waarvan dit arrangement kan worden beëindigd zijn met uw Kamer
gedeeld in een brief van 8 oktober jl. (Kamerstuk 26 150, nr. 220).
124
Op welke manier verschilt het controlebeleid op medewerkers en hun (eventuele) banden
met terroristische organisaties van UNICEF ten opzichten van het UNRWA?
VN-organisaties beschikken niet over eigen inlichtingendiensten. Daarvoor is de VN
afhankelijk van VN-lidstaten. Wel doen VN-organisaties zoals UNICEF achtergrondchecks
voorafgaand aan het aanstellen van nieuw personeel. Daarnaast delen zij de namen van
nationale en internationale staf met de relevante autoriteiten voor de aanvraag van
visa en andere vergunningen. UNRWA deelt de namen van UNRWA-medewerkers in de hele
regio jaarlijks met de plaatselijke autoriteiten voor eventuele screening. Voor de
Palestijnse Gebieden deelt UNRWA de namen elk kwartaal met Israël. Dit laatste is
één van de verscherpte maatregelen ter verbetering van de screening van het personeel
die voortkomt uit de aanbevelingen van het Colonna-rapport, naar aanleiding van het
onderzoek naar de neutraliteit van UNRWA.
125
Klopt het dat UNRWA jaarlijks lijsten met medewerkers afstemt met de autoriteiten
(Israel)? Hoe vaak en wanneer heeft Israel hierop gereageerd met de opmerking dat
één of meerdere medewerkers banden zouden hebben met Hamas?
De namen van UNRWA-medewerkers in de hele regio worden jaarlijks gedeeld met de autoriteiten
voor eventuele screening. Voor wat betreft screening van het UNRWA-personeel in de
Palestijnse Gebieden geldt dat UNRWA de lijst van werknemers steeds met Israël deelt.
Voorheen gebeurde dit op jaarbasis en sinds de publicatie van het Colonna-rapport
is dit elk kwartaal geworden. Voor zover bekend hebben de Israëlische autoriteiten
tot en met 2023 geen reactie gegeven op dergelijke lijsten. In 2024 heeft Israël voor
het eerst gereageerd op de door UNRWA gedeelde lijst. Deze aantijgingen zijn doorverwezen
naar Office of Internal Oversight Services (OIOS).
126
Wat is het resultaat geweest van opvang in de regio in het jaar 2024? Hoeveel migranten
zijn er hierdoor minder naar Nederland gekomen?
In 2024 heeft Nederlandse steun aan opvang in de regio geresulteerd in meer en betere
toegang tot onder andere bescherming, onderwijs en werkgelegenheid voor vluchtelingen
en kwetsbare gastgemeenschappen in landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen
in met name de Hoorn van Afrika, de Syrië Regio, en de Afghanistan regio. In de periode
juli 2023 – juni 2024 kregen op die manier door Nederlandse steun bijna 850.000 mensen
toegang tot onderwijs en training, ontvingen meer dan 200.000 mensen ondersteuning
bij het ontplooien van inkomen-genererende activiteiten, en kregen meer dan 2.000.000
vluchtelingen toegang tot bescherming. In het afgelopen jaar werd tevens ondersteuning
verleend aan vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen in Armenië en Moldavië.
Hoeveel migranten door deze inzet minder naar Nederland gekomen zijn is niet te zeggen.
Uit onderzoek blijkt dat gebrekkige bescherming en het ontbreken van toegang tot onderwijs
en werkgelegenheid belangrijke factoren zijn voor vluchtelingen bij hun overweging
om verder te migreren. Tegelijkertijd is het niet mogelijk om aan te tonen hoeveel
vluchtelingen het besluit nemen niet door te reizen en wat de precieze redenen zijn
voor dit besluit.
127
Klopt het dat er minder geld beschikbaar is voor landenspecifieke hulp via VN-fondsen?
Gaat dit om de Country Based Pooled Funds? Kan worden aangegeven welke landenspecifieke
VN fondsen minder geld krijgen? Wat voor impact heeft dit, in bijvoorbeeld Soedan,
op het financieren van bijvoorbeeld Emergency Response Rooms? Wat voor impact heeft
het in andere landen? Wat zullen de gevolgen zijn voor lokale organisaties, die langdurig
in de frontlinies van conflicten opereren?
De consequenties van de aangekondigde bezuiniging voor de inzet op humanitaire hulp
voor 2025 worden opgenomen in de gebruikelijke, jaarlijkse Kamerbrief Humanitaire
Hulp die begin 2025 naar uw Kamer gestuurd zal worden. Overigens blijft de inzet van
lokale partners essentieel voor een goede uitvoering van het humanitaire werk en daar
zal bij de keuzes rekening mee worden gehouden.
128
Hoe coördineert u met de Minister van Asiel en Migratie over de gevolgen van de bezuinigingen?
Welke afweging is gemaakt rondom de bezuinigingen op opvang in de regio en op humanitaire
hulp? Welke effecten zien u en uw collega van de bezuinigingen in het algemeen en
met name in landen in de Sahel en het Midden Oosten?
De bezuinigingen op het ontwikkelingshulp budget zijn tot nog toe evenredig verdeeld
over de verschillende thema's. Daardoor geldt in algemene zin dat er in 2025 minder
budget beschikbaar is, ook in de Sahel en het Midden-Oosten. Uw Kamer wordt op een
later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen,
die aan zal sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking
van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Het beschikbare budget voor ontwikkelingshulp draagt ook bij aan de Nederlandse migratiedoelstellingen.
Hierop wordt intensief samengewerkt -en regelmatig overleg over gevoerd- tussen het
Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Asiel en Migratie.
129
Kan worden aangegeven welke landenspecifieke hulp via VN-fondsen minder geld krijgen?
De consequenties van de aangekondigde bezuiniging voor de inzet op humanitaire hulp
voor 2025 worden opgenomen in de gebruikelijke, jaarlijkse Kamerbrief Humanitaire
Hulp die begin 2025 naar uw Kamer gestuurd zal worden.
130
Hoe wilt de regering aan de ene kant minder perspectief bieden aan vluchtelingen en
gastgemeenschappen in de regio en aan de andere kant migratie naar Nederland beperken?
Uit onderzoek blijkt dat gebrekkige bescherming en het ontbreken van toegang tot onderwijs
en werkgelegenheid belangrijke factoren zijn voor vluchtelingen bij hun overweging
om verder te migreren. Nederland blijft de komende jaren perspectief bieden aan vluchtelingen
en kwetsbare gastgemeenschappen in opvanglanden door investeringen in opvang in de
regio, onder andere op het gebied van bescherming, onderwijs, en werkgelegenheid.
Het budget en daarmee de inzet voor opvang in de regio is de afgelopen jaren sterk
toegenomen vanwege de voortdurende noden van landen die in veel gevallen al meer dan
10 jaar miljoenen vluchtelingen opvangen. De korting op artikel 4.2 betekent dat de
ambities van deze inzet voor 2025 enigszins naar beneden moeten worden bijgesteld,
met name waar het gaat om het starten van nieuwe programma`s.
131
Op welke wijze wordt invulling gegeven aan de doelstellingen uit het hoofdlijnenakkoord
en het regeerprogramma om meer in te zetten op het bijdragen aan opvang in de regio
en het voorkomen van irreguliere migratie?
Om irreguliere migratie tegen te gaan, terugkeer te bevorderen en bescherming van
migranten te versterken zal Nederland blijven inzetten op brede, strategische partnerschappen
met relevante migratielanden, inclusief de aanpak van mensenhandel, mensensmokkel
en irreguliere migratieroutes. Ook zal Nederland zich inzetten voor veilige opvang
in de regio, door overheden te helpen om vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen
onder andere toegang te geven tot onderwijs, water en sanitatie, onderdak, bescherming,
en werk. Begin 2025 ontvangt de Kamer de beleidsbrief over ontwikkelingshulp. U wordt
dan verder geïnformeerd over deze inzet, en het beschikbare budget om deze inzet te
ondersteunen in de komende jaren.
132
Hoe verhouden de uitgaven voor multilaterale samenwerking zich tot de internationale
verplichtingen van Nederland binnen het kader van de VN en de EU?
De verplichte Nederlandse contributie aan de VN staat op de BZ-begroting, Hoofdstuk
5, artikel 1.1. en wordt voor 2025 geraamd op EUR 40.000.000. De verplichte Nederlandse
bijdrage aan VN-vredesmissies staat eveneens op de BZ-begroting, Hoofdstuk 5, artikel 2.4.
en wordt voor 2025 ingeschat op EUR 82.533.000. De verplichte afdracht aan de EU staat
ook op de BZ-begroting, Hoofdstuk 5, artikel 3.1. en wordt geraamd op EUR 6.288.611.000.
De Nederlandse bijdrage in het kader van de multilaterale samenwerking (BHO-begroting,
Hoofdstuk 17, artikel 5.1.) waar VN-organisaties, internationale financiële instellingen,
regionale ontwikkelingsbanken en overige multilaterale inzet onder vallen, wordt voor
2025 begroot op EUR 196.007.000.
133
Waarom is er in de begroting van 2025 een significante daling van ontvangsten onder
artikel 5 «Multilaterale samenwerking en overige inzet» vergeleken met 2024?
Zie ook het antwoord op vraag 42. In de memorie van toelichting bij de Vaststelling
van de begrotingsstaat voor BHO zijn voor het jaar 2024 eenmalig EUR 12 miljoen hogere
ontvangsten geraamd van de Europese Investeringsbank (EIB) ten opzichte van latere
jaren. Dit veroorzaakt de daling in ontvangsten in 2025 ten opzichte van 2024. Dit
komt doordat er eenmalig een terugbetaling wordt verwacht vanuit de EIB. Het betreft
een terugbetaling vanuit een faciliteit voor investeringen in ACP-landen door middel
van leningen, waar Nederland in het verleden aan bijgedragen heeft. Deze leningen
zijn terugbetaald aan de EIB, waardoor Nederland eenmalig hogere ontvangsten vanuit
de EIB verwacht.
134
Kunt u verduidelijken waarom de uitgaven voor multilaterale fondsen zijn verhoogd,
ondanks de besparingen in andere ontwikkelingshulpsectoren?
De post «middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen» betreft de Nederlandse
bijdragen aan economische ontwikkelingsfonden. In 2025 is de betaling aan het African
Development Fund (ADF) hoger dan in 2024, conform het overeengekomen meerjarige betaalschema
met het ADF. Dit betreft een reeds in 2023 aangegane juridische verplichting.
135
Op welke mensenrechtenstandaarden is het beleid aangaande sportieve initiatieven gebaseerd?
Welke stappen worden er door de regering ondernomen om de herstelbetalingen aan (nabestaanden
van) arbeidsmigranten in Qatar te versnellen? Dringt de overheid bij de FIFA aan op
het openbaar maken van het «Report on Remedy» in opdracht van de FIFA?
Het beleid aangaande sportieve initiatieven (van de FIFA) is gebaseerd op FIFA-statuten
en VN verdragen. De Nederlandse inzet is gericht op bijdragen aan de verbetering van
de mensenrechtensituatie in Qatar en specifiek de situatie van arbeidsmigranten in
het land door middel van constructief-kritisch beleid, waarin samenwerking en dialoog
centraal staan. Qatar heeft in de afgelopen jaren een aantal concrete stappen gezet
om de meest problematische en beperkende aspecten van het zogenaamde Kafala- of sponsorschapssysteem
af te schaffen, welke hebben bijgedragen aan verbetering van de situatie van arbeidsmigranten.
De regering is niet actief betrokken bij herstelbetalingen aan (nabestaande van) arbeidsmigranten
in Qatar.
De FIFA heeft toegezegd in 2023 een evaluatie te laten uitvoeren naar het WK in Qatar.
Tot op heden is dit rapport niet gepubliceerd of openbaar gemaakt. De Nederlandse
overheid staat niet in direct contact met de FIFA. Wel brengt de KNVB periodiek de
openbaarmaking onder de aandacht bij FIFA.
136
Wat is de reden voor de afname voor het Budget «Sociale vooruitgang» in de begroting
van 2025 ten opzichte van 2024?
In het hoofdlijnenakkoord kiest het kabinet ervoor om te bezuinigen op ODA-middelen
in de jaren 2025 en daarna. Deze bezuinigingen zijn in de begroting 2025 pro rata,
naar omvang van het thema en de subartikelen, verdeeld, waardoor ook het Budget «
Sociale vooruitgang» proportioneel daalt.
137
Klopt het dat er vanaf 2026 niets (0 euro) begroot is voor artikel 5.3 van de BHO-begroting,
bedoeld voor wederopbouw en humanitaire hulp aan Oekraïne? Kunt u hier een verklaring
voor geven? Acht het kabinet het mogelijk dat er in 2026 en later geen geld is voor
de wederopbouw van en hulp aan Oekraïne?
Het kabinet onderschrijft het belang van het actief en onverminderd steunen van Oekraïne
– politiek, militair, financieel en moreel, in tijd van oorlog, herstel en wederopbouw.
Dit betekent dat Nederland steun zal blijven leveren, zolang dat nodig is, ook na
volgend jaar. Bij de Voorjaarsbesluitvorming 2024 is financiering vanuit algemene
middelen voor wederopbouw en humanitaire hulp aan Oekraïne beschikbaar gesteld voor
2024 en 2025. Voor 2026 en later is vooralsnog geen budget beschikbaar gesteld vanuit
algemene middelen voor wederopbouw en humanitaire hulp. Besluitvorming over toekomstige
financiële steun zal plaatsvinden tijdens de volgende Voorjaarsbesluitvorming.
138
Hoe verhoudt zich het hechten aan opvang in de regio tot de vermindering van het budget
met 29 miljoen zoals in de begroting is opgenomen? Deelt u de mening dat een verruiming
van het budget voor de hand ligt, gezien uw prioriteit op dit gebied, en de realiteit
van dit moment waarin 70% van alle vluchtelingen wereldwijd wordt opgevangen in lage
en middeninkomenslanden? Zo ja, hoe, zo nee, waarom niet? Hoe weegt u deze bezuiniging
in het licht van de crisis in het Midden Oosten, waardoor alleen al in Libanon een
geschatte 1,5 miljoen mensen op de vlucht zijn, onder andere richting Syrië?
Ook met inachtneming van de vermindering van het budget voor 2025, is er nog steeds
sprake van een intensivering van de steun aan opvanglanden in de regio in vergelijking
met de afgelopen jaren. Deze intensivering is belangrijk omdat bijna 70% van de vluchtelingen
wordt opgevangen in buurlanden en volgens UNHCR voor 75% wordt opgevangen in lage
of midden inkomenslanden. De druk op deze landen wordt groter naarmate de opvang langer
duurt, zeker als het gaat om grote aantallen. In Libanon is er inderdaad sprake van
een nieuwe ontheemdingscrisis bovenop de bestaande opvangsituatie die al erg onder
druk stond. Nederland heeft al meer humanitaire hulp toegezegd en volgt de ontwikkelingen
nauwgezet.
139
Klopt het dat het ODA-budget niet is aangepast naar aanleiding van de Macro Economische
Verkenning? Klopt het dat deze beslissing een breuk is met de systematiek die de Nederlandse
overheid al 50 jaar voert, in lijn met de internationale afspraak binnen de OESO?
Wat zou de toevoeging aan bufferartikel 5.4 zijn voor de jaren 2024–2028 als er wél
naar aanleiding van de MEV werd bijgesteld?
Sinds 1975 zijn de ODA-uitgaven gekoppeld aan 0,7% van de BNI-groei. Het kabinet heeft
besloten het ODA-budget bij Miljoenennota niet aan te passen naar aanleiding van de
Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, die deze zomer gepubliceerd is. Indien
de MEV verwerkt was in de begroting op basis van een koppeling van 0,7%, dan het zou
het ODA-plafond tot en met 2029 cumulatief gestegen zijn met zo'n EUR 2 miljard.
Deze bijstelling zou initieel zijn toegevoegd aan het bufferartikel 5.4 en vervolgens
(mede afhankelijk van het precieze jaar) zijn uitgegeven aan ontwikkelingshulp.
140
Kunt u een tijdlijn geven van de besluitvorming over het ontkoppelen van het ODA-budget
met het BNI? Waar, wanneer, door wie, en in welk document is afgesproken om te breken
met 50 jaar lang staand beleid, en het ODA-budget niet bij te stellen met de MEV?
Op basis van welke criteria is dit besluit genomen? Welke bewindspersonen waren bij
deze beslissing betrokken? Is dit overlegd met de vier dragende partijen in het parlement?
Klopt de bewering van een van de coalitiepartijen dat het niet met hun fractie is
besproken en dat het niet aan bod is gekomen tijdens de augustusbesluitvorming? Is
de ontkoppeling eenmalig of structureel? Indien het eenmalig is, welke criteria liggen
onder de heroverweging van de ontkoppeling?
Het kabinet heeft in de Augustusbesluitvorming over de Miljoenennota besloten het
ODA-budget bij Miljoenennota niet aan te passen naar aanleiding van de Macro-Economische
Verkenning (MEV) van het CPB, die deze zomer gepubliceerd is. Hierover is de Staten
Generaal geïnformeerd op Prinsjesdag middels de Miljoenennota, de Ontwerpbegroting
van BHO en de HGIS-nota. Dit besluit is genomen op basis van de besluitvorming in
het kader van de bredere financiële problematiek die in augustus op tafel lag. De
resultaten van de augustusbesluitvorming vormen een kabinetsbesluit en de Miljoenennota
en bijbehorende stukken zijn aan de orde geweest in de ministerraad. Zoals zowel de
Minister-President als de Minister van Financiën hebben aangegeven tijdens de Algemene
Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen maakt het kabinet
in het voorjaar van 2025 opnieuw de balans op. Eventuele extra uitgaven zullen gedekt
moeten worden.
141
Klopt het, zoals in de beantwoording op feitelijke vragen over de Miljoenennota is
aangegeven, dat het ODA-budget 319 miljoen in 2025 misloopt doordat de systematiek
van vorige kabinetten wordt losgelaten? Hoe moet dit worden bezien in verhouding tot
de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord? Als de systematiek van de kabinetten-Rutte,
inclusief tweejaarlijks bijstellen met het bni, als uitgangspunt zou zijn genomen
bij de Miljoenennota voor 2025, hoe zou het ODA-budget voor 2025–2028 er dan uit zien?
Het kabinet heeft besloten het ODA-budget bij Miljoenennota niet aan te passen naar
aanleiding van de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, die deze zomer gepubliceerd
is. Indien de MEV verwerkt was in de begroting op basis van een koppeling van 0,7%,
dan het zou het ODA-plafond in 2025 gestegen zijn met EUR 319 miljoen.
Indien de bijstelling wel verwerkt zou zijn, dan zou het ODA-budget uitkomen op onderstaande
reeks.
142
Klopt het dat het buffer-artikel 5.4 in de BHO-begroting vrijwel volledig ingezet
is en dat er in 2025 en 2026 geen buffer is? Wat betekent dit voor het opvangen van
fluctuaties, zoals hogere uitgaven aan asielopvang? Hoe kunnen die worden opgevangen?
Zal een hogere asieltoerekening leiden tot ombuigingen op programmabudgetten?
De stand op het bufferartikel 5.4 bedraagt in 2.025 EUR –2 miljoen en in 2.026 EUR 0.
Dat betekent dat er op dit moment geen budget op de buffer beschikbaar is in die jaren.
Eventuele fluctuaties van of binnen het ODA-budget zullen in voorkomend geval moeten
worden opgevangen. Dat kan op diverse manieren waaronder onderuitputting op ODA-budgetten,
een kasschuif en verlaging van programmabudgetten. Een eventuele hogere asieltoerekening
hoeft dus niet per definitie direct te leiden tot ombuigingen op programmabudgetten.
143
Waarom wordt in de begroting op bladzijde 55 aangegeven dat de asieltoerekening op
dit moment lager dan 10% van het ODA-budget is, terwijl in beantwoording van feitelijke
vragen over de suppletoire begroting op 27 september werd aangegeven dat dit 18,9%
is? Hoe rijmen deze verschillende getallen met elkaar? Welk getal is de juiste? Welke
prognose hanteert u voor 2027, het jaar dat de 10% cap zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord
in werking gaat?
Het percentage van de asieltoerekening van het totale ODA-budget is niet elk jaar
gelijk. In het jaar 2024 bedraagt het percentage van het totale ODA-budget dat wordt
uitgegeven aan eerstejaars asielopvang 18,9%, zoals aangegeven in de feitelijke vragen
over de suppletoire begroting september. Vanaf 2027 is dit percentage momenteel lager
dan 10% van het totale ODA-budget. Dit komt o.a. doordat bij Voorjaarsnota 2024 de
asielraming verwerkt is tot en met 2026. Daarnaast zijn in samenhang met de asielmaatregelen
uit het Hoofdlijnenakkoord de asielgaven met 500 miljoen euro in 2027 en 1 miljard
in 2028 naar beneden bijgesteld. Hierdoor is ook de ODA-toerekening aan eerstejaars
asielopvang naar beneden bijgesteld. Het kabinet heeft in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken
dat vanaf 2027 het ODA-deel van de kosten van eerstejaars asielopvang maximaal 10%
van het ODA-budget bedraagt.
Onderstaand overzicht geeft de totale asieltoerekening aan het ODA-budget weer op
basis van het MPP 2024-I (Meerjaren Productie Prognose voor de migratieketen).
Bedragen in EUR miljoen
2024
2025
2026
2027
2028
2029
Totale ODA-toerekening (incl OCW-deel)
1.323
1.874
2.439
506
377
377
Percentage van totaal ODA
18,9
26,1
33,4
9,3
6,8
6,3
144
Waarom moet deze feitelijk extra bezuiniging van 319 miljoen als gevolg van de ontkoppeling
van ODA en bni via de media worden vernomen en met behulp van feitelijke vragen inzichtelijk
worden gemaakt?
Het kabinet heeft besloten het ODA-budget bij Miljoenennota niet aan te passen naar
aanleiding van de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, die deze zomer gepubliceerd
is. Dit besluit is inzichtelijk gemaakt in zowel de HGIS-nota 2025 op pagina 39 als
in de BHO-begroting 2025 op pagina 55. Beide stukken zijn op Prinsjesdag aangeboden
aan de Staten Generaal.
145
Hoe staat de aanpassing van BNI-raming voorjaar 2024 verwerkt in bijlage 6, tabel
15 van HGIS? Wat stellen de bedragen over BNI-raming voor in tabel 17 in de begroting
BHO? Waarom wordt in tabel 17 een verhoging van het ODA-budget weergegeven door BNI-raming
aanpassing terwijl daadwerkelijk een extra bezuiniging is toegepast door de Minister
van Financien door het ODA-budget in 2025 te ontkoppelen van de BNI-ontwikkeling?
Omdat het kabinet besloten heeft het ODA-budget bij de Miljoenennota niet aan te passen
naar aanleiding van de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, die deze zomer
gepubliceerd is, is deze bijstelling ook niet verwerkt in bijlage 6 van de HGIS-nota.
De beginstand in bijlage 6 is daarom gebaseerd op de ODA-stand bij voorjaarsnota.
In deze stand is de voorjaarsraming van het CPB (CEP) verwerkt en deze stand is ook
overgenomen in het Hoofdlijnenakkoord.
In tabel 17 van de BHO-begroting worden de mutaties op het verdeelartikel 5.4 (ook
wel bufferartikel) tussen Miljoenennota 2024 en Miljoenennota 2025 toegelicht. In
deze tabel is een verhoging van het budget op het bufferartikel in 2029 zichtbaar
als gevolg van de extrapolatie (het toevoegen van een nieuwe jaarkolom). In de jaren
2025 tot en met 2028 daalt het budget op artikel 5.4 daarentegen door de mutaties
zoals toegelicht in de tabel. Tabel 17 laat dus geen verhoging zien van het ODA-budget.
146
Kunt u de verhoging van uitgaven onder artikel 4 «Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling»
verklaren, terwijl de algemene internationale ontwikkelingshulp wordt verminderd?
Er is geen stijging in de uitgaven op artikel 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling.
De totale bezuiniging op artikel 4 in 2025 bedraagt EUR 93 miljoen.
147
Waarom neemt de post schuldverlichting eerst af en in 2029 weer snel toe? Is dit een
post waar genoeg capaciteit is om met nieuw budget snel meer te bereiken en op te
schalen?
Het budget op artikel 5.2 voor schuldverlichting daalt tot 2028 naar EUR 56,7 miljoen.
In 2029 bedraagt het beschikbare budget EUR 63,3 miljoen. De oorzaak hiervan is dat
de effecten van de ombuiging uit het Hoofdlijnenakkoord relatief minder zwaar drukken
op de programmamiddelen in 2029 ten opzichte van 2028. In tabel 2 uit de BHO-begroting
(pagina 14) zijn de belangrijkste beleidsmatige mutaties toegelicht. Daar is zichtbaar
dat de ombuiging op artikel 5.2. in 2029 lager is dan in 2028. Dat komt omdat een
groter deel van de taakstelling wordt ingevuld door inzet van de buffer binnen artikel 5.4.
Hierdoor is het budget voor schuldverlichting dus hoger in 2029 dan in 2028. Het kasritme
voor dit budget is nog aan veranderingen onderhevig en hangt samen met Nederlandse
middelenaanvullingen aan internationale financiële instellingen, waar doorgaans ook
een budgettaire bijdrage aan schuldverlichting wordt geleverd.
148
Hoe verhoudt zich «het doel van deze partnerschappen is het beperken van irreguliere
migratie, het bevorderen van terugkeer bij onrechtmatig verblijf en de bescherming
van migranten» tot de «gelijkwaardige, open en duurzame relatie etc»? Zijn dat geen
strijdige doelstellingen? Zo nee, hoe denkt u een en ander in samenhang te brengen?
De beleidsdoelen «bescherming van migranten», «beperking van irreguliere migratie»
en «bevordering van terugkeer bij onrechtmatig verblijf» zijn niet in strijd met een
gelijkwaardige relatie. Deze doelen worden nagestreefd binnen een brede partnerschapsaanpak,
waarbij Nederland op gelijkwaardige wijze samenwerkt met partnerlanden op verschillende
onderwerpen. Hierbij worden zowel de Nederlandse belangen behartigd als die van de
partnerlanden. Aandacht voor mensenrechten en de bescherming van migranten wordt daarin
geïntegreerd.
149
Wordt bij de bedoelde samenwerking gecoördineerd/afgestemd/samengewerkt met de Europese
Unie, die immers via het Europese Pact voor Migratie en Asiel exact hetzelfde beoogt?
Zo ja hoe? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot de melding van bilaterale
partnerschappen die worden genoemd in de begroting Asiel en Migratie (blz. 7) en die
een Europese aanpak immers in de weg kan staan?
Op het gebied van migratiesamenwerking wordt nauw samengewerkt met de Europese Unie.
EU-lidstaten, waaronder Nederland, hebben geregeld overleg met de Europese Commissie
over het thema migratie in relatie tot derde landen. Naast regulier overleg kan ook
eenmalig over specifieke spoedsituaties worden gesproken. Op strategisch niveau wordt
overlegd over de externe dimensie van migratie. Daarnaast bestaat regulier overleg
over de programmatische inzet van het EU-instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling
en internationale samenwerking (NDICI). Op deze manier krijgt Nederland informatie
en kan synergie worden gezocht met de Europese Commissie op het gebied van migratiesamenwerking.
Zoals vermeld in de begroting Asiel en Migratie ontwikkelt Nederland ook bilaterale
partnerschappen. Deze partnerschappen staan een Europese aanpak niet in de weg maar
vullen deze aan. Juist omdat Nederland en de EU een aantal overeenkomstige prioriteiten
hebben, zoals het bevorderen van terugkeer, het tegengaan van irreguliere migratie
en het beschermen van migranten, heeft Nederland de juiste kennis in huis om input
te leveren via bovenstaande overleggen op de koers van de EU. Daarnaast vindt afstemming
plaats zodat de inzet op partnerschappen van beide kanten zo complementair mogelijk
is.
150
Kan worden aangegeven waarvoor het op artikel 3 14 miljoen nog beschikbaar aan vrije
ruimte is bedoeld per deelartikel, dus 12 miljoen voor artikel 3.1, 2 miljoen voor
artikel 3.2 en 2 miljoen voor artikel 3.4? Waarom is er alleen nog in artikel 3 vrije
ruimte beschikbaar?
Vooruitlopend op nieuw beleid is ervoor gekozen terughoudend te zijn met het aangaan
van nieuwe verplichtingen op artikel 3. Op het thema Gezondheid en Seksuele en Reproductieve
Gezondheid en Rechten (artikel 3.1) liepen ook naar verhouding meer contracten af.
151
Kan per deelartikel worden aangegeven waarvoor de beleidsmatige gereserveerde ruimte
wordt gereserveerd?
De beleidsmatig gereserveerde ruimte is bestemd voor het behalen van de beleidsdoelstellingen
zoals deze in de BHO-begroting 2025 beschreven zijn bij de betreffende beleidsartikelen.
Zo is het beleidsmatig gereserveerde deel van het budget voor artikel 2.1 Voedselzekerheid
bestemd voor bijdragen aan activiteiten gericht op verbeterde voeding en het versterken
van duurzame voedselproductiesystemen, inclusief bodemvruchtbaarheid en de weerbaarheid
voor klimaatverandering in deze sector. De beleidsmatig gereserveerde middelen op
artikel 3.1 Mondiale gezondheid en SRGR hebben betrekking op de uitvoering van de
Mondiale Gezondheidsstrategie 2023–2030, de beleidsmatig gereserveerde middelen op
artikel 3.2 Vrouwenrechten en gender betreffen de uitvoering van het beleid op het
gebied van vrouwenrechten en de beleidsmatig gereserveerde middelen op artikel 3.3
Maatschappelijk middenveld betreffen middelen voor nieuwe ondersteuningsactiviteiten
voor het maatschappelijk middenveld. Op artikel 4.1 Humanitaire hulp zijn middelen
beleidsmatig gereserveerd voor verdere invulling van crisis-specifieke bijdragen voor
humanitaire hulp. Op artikel 5.3 Oekraïne zijn middelen gereserveerd die bestemd zijn
voor Oekraïne.
152
Zijn de posten op beleidsmatig gereserveerde ruimte en vrije ruimte voldoende om aan
de beoogde bezuiniging in 2025 te voldoen?
De bezuinigingen in 2025 zijn reeds verwerkt in de budgetten van deze begroting. Ook
in de tabel met meerjarige verplichtingen is daarmee reeds rekening gehouden. Bij
het verwerken van de bezuinigingen in 2025 zijn geen juridische verplichtingen opengebroken.
153
Waarom worden sommige artikelen niet ontzien van de beoogde bezuinigingen terwijl
het kabinet wel een aantal prioriteiten heeft aangegeven?
Omwille van de zorgvuldigheid van de nadere uitwerking van het beleid en de daaraan
gekoppelde budgetten, is voor 2025 gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang
van het thema te verdelen over alle subartikelen van de begroting. Hierbij geldt als
uitgangspunt dat lopende juridische contracten en verplichtingen zo veel mogelijk
worden gerespecteerd, vanuit het beginsel dat de overheid betrouwbaar wil zijn. Een
pro rata bezuiniging maakt het mogelijk om bestaande verplichtingen te respecteren,
meer dan wanneer op dit moment een inhoudelijke keuze gemaakt zou worden om te bezuinigen
op een specifiek beleidsterrein. Een groot deel van de budgetten in 2025 is namelijk
al juridisch verplicht.
De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en zijn daarom
tijdelijk naar rato «geparkeerd» op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting.
Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling
van de bezuinigingen, die aan zal sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma
en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
154
Zijn de posten op beleidsmatig gereserveerde ruimte en vrije ruimte voldoende om aan
de beoogde bezuiniging in 2025 te voldoen?
Zie antwoord op vraag 152.
155
Hoe vaak hebben de Nederlandse ambassades in Riyadh en Abu Dhabi het lokaal middenveld
betrokken bij handelsmissies vanuit Nederland? Welke missies en welke organisaties
waren dat?
Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten kennen geen georganiseerd maatschappelijk
middenveld vergelijkbaar met Nederland. De Nederlandse ambassades in Riyadh en Abu
Dhabi kunnen daarom niet op representatieve wijze het lokaal middenveld betrekken
bij handelsmissies vanuit Nederland. Wel wordt er tijdens missies informatie gedeeld
die deels gebaseerd is op gesprekken met het maatschappelijk middenveld. Zo zijn er
gesprekken geweest met de ILO, migrantrights.org, Gulf Sustain, UN Global Compact
en Sustain Global.
156
Hoe vaak is de Mensenrechtenambassadeur betrokken geweest bij de voorbereiding van
handelsmissies naar hoge risicolanden? Welke landen waren dit?
De Mensenrechtenambassadeur ondersteunt in het bevorderen van beleidscoherentie tussen
handel en mensenrechten. Hiertoe voert de Mensenrechtenambassadeur onder meer structureel
overleg met mensenrechtenorganisaties, alsook Nederlandse bedrijven. In een eerder
Breed Maatschappelijk-overleg dit jaar is besproken dat de Mensenrechtenambassadeur
mogelijk een rol zou kunnen spelen om bedrijfsleven – indien opportuun – nader te
informeren. Voor toekomstige missies zal dit worden afgewogen voor landen waar sprake
is van verhoogde IMVO-risico’s, incl. mensenrechten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 19 | Voor |
D66 | 9 | Tegen |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.