Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 536 Wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Wet auteurscontractenrecht in verband met de verdere versterking van de positie van de maker en de uitvoerende kunstenaar bij overeenkomsten betreffende het auteursrecht en het naburig recht (Wet versterking auteurscontractenrecht)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 27 mei 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGEMEEN
2
1.
Inleiding en doelstelling wetsvoorstel
3
2.
Belangrijkste voorstellen tot wetswijziging
3
2.1.
Schriftelijkheidsvereiste in plaats van aktevereiste
3
2.2.
Collectieve onderhandelingen over de billijke vergoeding
3
2.3.
Opzegging in plaats van ontbinding
5
2.4.
Mogelijkheid verplichte aansluiting bij geschillencommissie auteurscontractenrecht
voor met publieke middelen gefinancierde exploitanten
5
3.
Flankerende maatregelen
5
3.1.
Artikel 25c, 25ca en 25d van de Auteurswet (billijke vergoedingen en transparantieplicht)
5
3.2.
Artikel 25f van de Auteurswet (onredelijk bezwarende bedingen) en artikel 25g van
de Auteurswet (geschillencommissie)
6
4.
Regeldrukeffecten
6
5.
Advies en consultatie
7
5.1.
Onderscheid billijke vergoeding en honorarium
7
5.2.
Vaststellen billijke vergoeding op eenzijdig verzoek
7
5.3.
Verplicht collectief beheerde proportionele billijke vergoeding bij video on demand
7
5.4
Varia
7
II.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
8
ARTIKEL I (Auteurswet)
8
ARTIKEL II (Wet op de naburige rechten)
8
ARTIKELEN III en IV (Overgangsrecht Wet auteurscontractenrecht en de Wet versterking
auteurscontractenrecht)
8
ARTIKEL V (evaluatiebepaling inzake de billijke vergoeding voor video on demand)
8
ARTIKEL VI (Inwerkingtredingsbepaling)
8
ARTIKEL VII (Citeertitel)
8
III.
OVERIG
8
I. ALGEMEEN
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
voor de Wet versterking auteurscontractenrecht. Deze leden delen de mening dat makers
en uitvoerende kunstenaars maximaal beschermd moeten worden en hebben hier nog een
aantal vragen over.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het wetsvoorstel met veel interesse
gelezen. Deze leden ondersteunen het doel van het wetsvoorstel, namelijk om een aangescherpte
en bredere bescherming te bieden aan makers en uitvoerende kunstenaars ten opzichte
van exploitanten. De evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht in 2020 liet volgens
deze leden duidelijk de noodzaak van wijziging en verdere aanscherping zien. Zij zijn
van mening dat de wet, waarvan het wetsvoorstel in 2012 werd ingediend en in werking
trad vanaf 2015, gezien de toegenomen macht van onder andere streamingplatforms aan
herziening toe was. Deze leden achten het van groot belang dat makers en uitvoerende
kunstenaars beter kunnen delen in de opbrengst van de exploitatie van door hun gemaakte
werken en zijn van mening dat een spoedige inwerkingtreding van de wet daarom wenselijk
is, ook gezien de rechtszekerheid die met de wet geboden wordt. Wel hebben zij enkele
vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
voor de Wet versterking auteurscontractenrecht. Deze leden achten het van belang dat
makers en uitvoerende kunstenaars een eerlijke boterham kunnen verdienen met hun belangrijke
werk. In dat licht ondersteunen zij de aanbevelingen van de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht
en de aanbevelingen van de commissie auteursrecht. Het is goed dat de bescherming
van makers en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van de exploitanten van hun beschermde
prestaties wordt versterkt en verbreed. Hierdoor kunnen makers en uitvoerende kunstenaars
beter delen in de opbrengst van de exploitatie van hun werken en uitvoeringen of hun
rechten eenvoudiger herkrijgen indien de exploitant die niet of onvoldoende exploiteert.
Deze leden stellen nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden onderstrepen het belang van het versterken van de positie van makers en
uitvoerende kunstenaars ten opzichte van exploitanten die hun werk exploiteren. Zij
juichen dit wetsvoorstel dan ook toe, maar vragen zich af of het voldoende is. Deze
leden hebben in dit licht nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel voor de Wet versterking auteurscontractenrecht
gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.
1. Inleiding en doelstelling wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat filmmakers een eerlijke vergoeding
dienen te ontvangen voor de exploitatie van hun filmwerken via video on demand. Deze
leden hebben met instemming kennisgenomen van de overeenstemming die op hoofdlijnen
is bereikt over een proportionele billijke vergoeding voor alle filmmakers van filmwerken
van de Nederlandse producenten. Kan nader worden toegelicht welke punten door partijen,
parallel aan het wetsvoorstel, nog nader worden uitgewerkt?
Deze leden vragen ook hoe deze kwestie in de ons omringende landen wordt opgelost.
Kan de laatste stand van zaken worden geschetst van het onderdeel «video on demand»
in België, Spanje, Frankrijk en Duitsland? Welke ervaringen zijn er opgedaan met vergelijkbare
afspraken en hoe worden die betrokken bij de uitwerking van afspraken die worden uitgewerkt?
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de nieuwe bepalingen uit het
wetsvoorstel ter bescherming van makers en uitvoerende kunstenaars. Deze leden vragen
waarom niet alle versterkingen gelden voor makers van alle vormen van cultuur. Kan
de regering uitleggen waarom makers van films in het wetsvoorstel een sterkere positie
krijgen omtrent billijke vergoedingen dan makers van andere vormen van cultuur? Deelt
de regering de mening van deze leden dat dit gelijk zou moeten worden getrokken voor
alle makers? Zo nee, kan zij haar oordeel toelichten?
De leden van de SP-fractie vragen of er sprake is geweest van het uitvoeren van een
uitvoeringstoets. Kunnen de uitkomsten van deze uitvoeringstoets worden gedeeld? Op
welke wijze is deze uitgevoerd? Deelt de regering de mening van deze leden dat deze
wijziging van de wet geen sluitstuk kan zijn, maar een voortdurend proces van aanpassing
is met het oog op de (internationale) markt en bijvoorbeeld de ontwikkelingen op het
gebied van artificiële intelligentie (AI)? Worden daarbij telkens alle (vergoedings)rechten
in ogenschouw genomen?
2. Belangrijkste voorstellen tot wetswijziging
2.1. Schriftelijkheidsvereiste in plaats van aktevereiste
2.2. Collectieve onderhandelingen over de billijke vergoeding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat dit wetsvoorstel in de artikelen
25c en 25h van de Auteurswet wettelijk verankert dat een vereniging van makers en
een exploitant of een vereniging van exploitanten bij collectieve overeenkomst nader
invulling mogen geven aan alle rechten en verplichtingen uit het auteurscontractenrecht.
Hierbij wordt het vermoeden geïntroduceerd dat de vergoeding die tot stand komt na
deze onderhandelingen, billijk is. Hoewel deze leden positief tegenover deze vereenvoudiging
tot collectief onderhandelen staan, kunnen zij zich ook vinden in de zorgen die leven
bij Stichting Platform Makers. Zo wordt in de evaluatie van het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Datacentrum (WODC) over de Wet auteurscontractenrecht gesteld dat er in sectoren
als de «journalistiek», «gesubsidieerde popmuziek» en de «(publieke) omroep» weliswaar
dringend behoefte is aan collectieve vaststelling van minimumvergoedingen, maar dat
het bovenliggende probleem is dat makers in deze sectoren exploitanten niet aan tafel
krijgen. Daardoor kan het gesprek over een billijke vergoeding überhaupt niet worden
gevoerd. Zonder een werkelijke prikkel om partijen aan tafel te krijgen, met name
de sterke marktpartijen, blijft de regeling omtrent collectief onderhandelen volgens
het WODC dan ook een dode letter.1 Kan de regering hier nader op ingaan? Hoe wordt ervoor gezorgd dat van de bevoegdheid
om collectief te onderhandelen daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt en ook sterke,
dominante marktpartijen aan tafel zullen komen? Hoe beziet de regering de mogelijkheid
om (publiek gefinancierde) exploitanten zo nodig te dwingen tot het maken van collectieve
afspraken met (verenigingen van) makers?
De leden van de NSC-fractie constateren dat het wetsvoorstel in artikel 25h van de
Auteurswet vastlegt dat een vereniging van makers en een exploitant of een exploitantenvereniging
collectief kunnen onderhandelen over de nadere invulling van de auteurscontractenrechtelijke
rechten en verplichtingen. Dit betekent dat aan de kernbepalingen van het auteurscontractenrecht
(artikelen 25c tot en met 25f van de Auteurswet), die een open karakter kunnen hebben,
nadere invulling gegeven kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan het recht op een
(aanvullende) billijke vergoeding. Hoe kan er volgens de regering voor worden gezorgd
dat daadwerkelijk gebruikgemaakt gaat worden van de mogelijkheid tot collectief onderhandelen?
Hoe zullen de nieuwe mogelijkheden onder de aandacht van bijvoorbeeld makers worden
gebracht en hoe gaat ervoor gezorgd worden dat makers goed op de hoogte zijn van hun
rechten?
De leden van de NSC-fractie merken ook op dat het erop lijkt dat er geen monitoring
zal plaatsvinden van de collectieve onderhandelingen als deze plaatsvinden. Deze leden
lezen dat is gekozen voor zelfregulering, maar zien hierbij wel het risico dat makers
zonder monitoring alsnog geen sterkere positie zullen krijgen in de praktijk. Kan
de regering aangeven hoe zij dit risico inschat? Is de regering van oordeel dat er
toch een vorm van monitoring moet plaatsvinden als het gaat om deze collectieve onderhandelingen?
Zo nee, kan de regering dit toelichten?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is zo nodig direct of indirect
publiek gefinancierde exploitanten en producenten van auteursrechtelijk beschermd
materiaal te dwingen tot het maken van collectieve afspraken. Deze leden vragen op
welke wijze de regering ervoor gaat zorg dragen dat van de bevoegdheid tot collectief
onderhandelen daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt en met welk instrumentarium. Wat
is daarbij de stok achter de deur? Is de regering bereid alsnog de mogelijkheid van
het op de gehele branche van toepassing verklaren van collectieve overeenkomsten te
behouden?
De leden van de SP-fractie vragen wat de beweegredenen zijn om het bewijsvermoeden
van billijkheid wél op te nemen voor de filmmaker(s) en niet voor de overige makers.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is een wettelijk recht op
billijke proportionele vergoeding expliciet te formuleren voor alle werken en dit
alsnog op te nemen in een wijziging bij het wetsvoorstel. Waarom staat er geen sanctie
op het niet-naleven van de transparantieverplichting?
2.3. Opzegging in plaats van ontbinding
De leden van de SP-fractie vragen of overwogen kan worden de maker meerdere mogelijkheden
te bieden voor opzegging en ontbinding van het contract met de exploitant dan thans
het wetsvoorstel biedt. Is de regering bereid deze mogelijkheid te verruimen naar
werken waarbij sprake is van scheidbare overeenkomsten?
2.4. Mogelijkheid verplichte aansluiting bij geschillencommissie auteurscontractenrecht
voor met publieke middelen gefinancierde exploitanten
De leden van de PVV-fractie vragen welke maatregelen er genomen zullen worden om de
vrijwillige deelname aan de geschillenregeling te stimuleren. Ondanks dat artikel
21 van de richtlijn inzake de digitale eengemaakte markt (DSM-richtlijn) het hanteren
van een algemene verplichting in de weg staat, wordt er aangeraden om aansluiting
bij de geschillencommissie onderdeel te maken van subsidievoorwaarden. Welke mogelijkheden
ziet de regering om makers te stimuleren zich te wenden tot de geschillencommissie?
Zijn er nog meer mogelijkheden om deelname aan een geschillencommissie verplicht te
stellen?
De leden van de PVV-fractie lezen daarnaast dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW) de vaste kosten van de geschillencommissie zal gaan betalen. Hoeveel
verzoeken verwacht de regering op jaarlijkse basis? Wat gaat de regering doen om ervoor
te zorgen dat de geschillencommissie geen papieren tijger blijft?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat de vrees voor het zogeheten blacklisting
bij de maker ertoe kan leiden dat hij een geschil niet aanhangig maakt bij de rechter.
Exploitanten hebben namelijk de bevoorrechte positie om te bepalen met wie zij in
zee gaan, met als gevolg dat makers uit angst voor hun baan de rechten verkopen tegen
een te lage prijs. Welke maatregelen gaat de regering buiten dit wetsvoorstel nemen
om blacklisting tegen te gaan?
3. Flankerende maatregelen
3.1. Artikel 25c, 25ca en 25d van de Auteurswet (billijke vergoedingen en transparantieplicht)
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het een goede zaak dat de regering
aandacht besteedt aan flankerend beleid met als doel om (verenigingen van) makers
en exploitanten te bewegen met elkaar in overleg te treden over de invulling die zij
in de praktijk geven aan het auteurscontractenrecht. Deze leden lezen dat het Platform
Creatieve Media Industrie en het Platform Makers hebben aangegeven de mogelijkheden
te willen verkennen voor collectieve afspraken op auteurscontractenrechtelijk terrein
(zelfregulering), waarbij zij in de eerste plaats denken aan sectorgerichte uitwerkingen
van de transparantiebepaling (artikel 25ca van de Auteurswet). Gaat de regering de
voortgang van deze gesprekken monitoren om deze zelfregulering te bevorderen?
Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat bij de inrichting van auteursrechttafels
voor sectorspecifiek overleg Platform Arbeidsmarkt Creatieve en Culturele Sector (Platform
ACCT) een rol zal spelen. Hierbij wordt aangetekend dat de subsidiëring van Platform
ACCT vooralsnog tot eind 2024 loopt en dat momenteel wordt bezien of en, zo ja, op
welke wijze de functie van dit Platform kan worden voortgezet.2 Hoe ziet de huidige regering dit met het oog op het aantreden van het nieuwe kabinet
en de mogelijke bezuinigingen in de culturele sector? Hoe gaan de belangen van makers
gewaarborgd worden als dergelijke subsidies mogelijk niet langer worden voortgezet?
En welke gevolgen kan dit hebben voor de uitwerking van dit wetsvoorstel in de praktijk?
De leden van de VVD-fractie vragen in het kader van het toekomstbestendig maken van
ons auteurscontractenrecht graag om een reactie van de regering op het volgende. Deze
leden vragen hoe de onlangs aangenomen AI Act zich verhoudt tot het auteursrecht.
Zij vragen ook wanneer (gedeeltelijk) door generatieve AI vervaardigde output auteursrechtelijk
is of zou moeten worden beschermd. Als hierover niets in de AI Act is afgesproken,
wat is dan het antwoord van de Nederlandse regering op deze vraag? Kan de regering
concreet toelichten of en, zo ja, onder welke voorwaarden een exploitant met behulp
van generatieve AI output kan generen op basis van auteursrechtelijk beschermd materiaal
waarop hij een exploitatiebevoegdheid heeft?
3.2. Artikel 25f van de Auteurswet (onredelijk bezwarende bedingen) en artikel 25g
van de Auteurswet (geschillencommissie)
Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat actieve monitoring
van het proces van zelfregulering via de beoogde auteursrechttafels minimaal op zijn
plaats is? Zo ja, op welke wijze denkt de regering hier invulling aan te gaan geven?
Is de regering bereid hier jaarlijks over te rapporteren?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan aangeven of en wanneer gesprekken
aan de beoogde auteursrechttafels beginnen. Hieraan verwant: kan de regering aangeven
of en wanneer gesprekken met beeldmakers en de commerciële theater- en musicalsector
ook aan de auteursrechttafel gevoerd gaan worden?
4. Regeldrukeffecten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het procesreglement van de geschillencommissie
auteurscontractenrecht is aangepast, zodat ook de mogelijkheden ontstaan voor collectieve
klachtbehandeling en anonieme klachtbehandeling, wat ervoor zorgt dat makers en uitvoerende
kunstenaars minder beducht hoeven te zijn voor blacklisting. Deze leden vinden dit
een goede zaak, maar vragen zich af of dit voldoende is. Ook bij anonieme of collectieve
klachtbehandeling is voor de exploitant immers in gevallen te achterhalen van wie
de klacht afkomstig is. Ziet de regering mogelijkheden om makers hierin beter in bescherming
te nemen, zeker tegen dominante marktpartijen? Welke rol ziet de regering hierin voor
zichzelf weggelegd en welke rol voor de markt?
De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR) dat de regeldrukgevolgen van een aantal onderdelen van het wetsvoorstel niet
of niet voldoende in beeld zijn gebracht. De ATR benoemt de uitbreiding van de billijke
vergoeding naar video on demand, de uitbreiding naar alle makers en het wettelijke
collectieve beheer daarvan, en de aansluiting van de collectieve beheersorganisaties
bij de reeds lopende afspraken voor vergoeding.3 Kan de regering aangeven bij elk van deze elementen wat is gedaan om de gevolgen
van de regeldruk (nader) in beeld te krijgen?
5. Advies en consultatie
5.1. Onderscheid billijke vergoeding en honorarium
5.2. Vaststellen billijke vergoeding op eenzijdig verzoek
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de aanbeveling van de onderzoekers
in de WODC-evaluatie, om artikel 25c, tweede lid, van de Auteurswet uit te breiden
met de mogelijkheid van een eenzijdig verzoek tot vaststelling indien een poging om
tot een bilaterale afspraak te komen niet tot resultaat heeft geleid, niet is overgenomen.
Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat daar geen behoefte aan zou zijn,
omdat de Europese Commissie en de Autoriteit Consument en Markt hebben aangegeven
niet langer handhavend te zullen optreden tegen collectieve overeenkomsten.4 Hoe beziet de regering de opmerking van Stichting Platform Makers dat dit niet klopt,
en dat aan de mogelijkheid van een eenzijdig verzoek bij makers en bij de Stichting
aangesloten organisaties wel degelijk nog steeds een grote behoefte bestaat? Is de
regering over dit specifieke punt met de sector in gesprek getreden? Zo ja, op welke
wijze is uit deze gesprekken gebleken dat de mogelijkheid van een eenzijdig verzoek
niet bijdraagt om makkelijker tot overeenkomsten te komen tussen makers en exploitanten?
En deelt de regering de mening dat de mogelijkheid van een eenzijdig verzoek als stok
achter de deur zou kunnen dienen om wel tot overeenstemming te komen? Zo ja, waarom
is dit niet opgenomen in het wetsvoorstel? Is de regering bereid dit te heroverwegen?
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de aanbeveling
van onderzoekers om de mogelijkheid te creëren van een eenzijdig verzoek tot vaststelling
van een billijke vergoeding, niet is overgenomen. Dit zou dan moeten kunnen indien
een bonafide poging om tot een bilaterale afspraak te komen niet tot resultaat heeft
geleid. De regering geeft aan dat hier geen behoefte meer aan bestaat.5 Deze leden wijzen erop dat vanuit Stichting Platform Makers wordt aangegeven dat
bij makers wel degelijk grote behoefte bestaat aan deze mogelijkheid. Zij zien dit
als een stok achter de deur om wel tot overeenstemming te komen. Kan de regering hierop
reageren en aangeven of zij bij nader inzien bereid is om dit aspect alsnog in het
wetsvoorstel op te nemen?
5.3. Verplicht collectief beheerde proportionele billijke vergoeding bij video on
demand
5.4 Varia
De leden van de PVV-fractie lezen dat de suggestie, om vast te leggen dat het niet-naleven
van de transparantieplicht leidt tot een vermoeden dat de overeengekomen vergoeding
niet billijk is, niet overgenomen wordt. Kan de regering toelichten welke sanctie
volgt wanneer er niet wordt voldaan aan de transparantieplicht en of er überhaupt
nog wel gesproken kan worden over een billijke vergoeding wanneer de exploitant niet
de juiste informatie verstrekt over de opbrengsten?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een reactie kan geven op de suggesties
van het Platform Makers om het wetsvoorstel (verder) aan te scherpen.6
De leden van de VVD-fractie vragen de regering een reactie op het artikel «Verdergaan
als hologram» in het tijdschrift Auteursrecht, waarin wordt gepleit het amendement-Haars
na vijftig jaar terug te draaien en de zinsnede «en bij gebreke van dien aan zijn
nabestaanden» weer toe te voegen aan artikel 25, tweede lid, van de Auteurswet en
aan artikel 5, tweede lid, van de Wet op de naburige rechten.7 Deze leden vragen wat de voor- en nadelen zijn om deze suggestie te volgen en vooruitlopend
op een eventuele Europese regeling in Nederland al te regelen dat de positie van nabestaanden
van overleden artiesten wordt versterkt. Zij ontvangen graag een reactie van de regering.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
ARTIKEL I (Auteurswet)
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in onderdeel G van het wetsvoorstel
(artikel 25g; grondslagverplichte aansluiting bij de geschillencommissie auteurscontractenrecht)
dat de tweede wijziging van dit onderdeel het mogelijk maakt dat bij algemene maatregel
van bestuur exploitanten die met publieke middelen worden gefinancierd, zoals de publieke
omroepen, worden verplicht om zich aan te sluiten bij de door de Minister van OCW
(in overeenstemming met de Minister van J&V) aangewezen geschillencommissie. Klopt
het dat tot op heden echter noch de publieke en commerciële omroepen, noch de meeste
andere producenten zich hebben aangemeld bij de geschillencommissie? Zo ja, wat is
de reactie van de regering hierop?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat bij algemene maatregel van bestuur
nadere regels en voorwaarden kunnen worden gesteld over de verplichte aansluiting,
wat ruimte biedt om bijvoorbeeld uit te werken bij welke omvang van financiering uit
publieke middelen de verplichte aansluiting geldt. Geeft het feit dat deze omroepen
en producenten zich nog niet hebben aangemeld bij de geschillencommissie aanleiding
om dit nu al nader uit te werken? Deelt de regering de zorgen over het uitblijven
van aansluiting van omroepen, producenten en exploitanten bij de geschillencommissie?
En hoe beziet de regering in het licht hiervan de zorgen van de Raad van State over
aansluiting bij de geschillencommissie en de verhouding tussen de voorgestelde bepaling
en artikel 21 van de DSM-richtlijn?8
ARTIKEL II (Wet op de naburige rechten)
ARTIKELEN III en IV (Overgangsrecht Wet auteurscontractenrecht en de Wet versterking
auteurscontractenrecht)
ARTIKEL V (evaluatiebepaling inzake de billijke vergoeding voor video on demand)
ARTIKEL VI (Inwerkingtredingsbepaling)
ARTIKEL VII (Citeertitel)
III. OVERIG
De leden van de PVV-fractie constateren dat AI ook degelijk invloed heeft/zal hebben
op de Wet auteurscontractenrecht. Kan de regering aangeven hoe zij hiernaar kijkt
en aangeven of werken die met behulp van AI-systemen tot stand zijn gebracht, beschermd
worden? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat bijvoorbeeld (stem)acteurs, van wie
bijvoorbeeld hun stem wordt gebruikt zonder dat zij hiervoor toestemming hebben gegeven,
een vergoeding hiervoor krijgen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de implementatie van dit wetsvoorstel
een lange aanlooptijd heeft gehad. Zo was al ten tijde van het WODC-onderzoek in 2020
duidelijk dat de Wet auteurscontractenrecht aan herziening toe was en verder moest
worden aangescherpt om makers beter te beschermen. Deze leden maken zich zorgen of
binnen afzienbare tijd niet weer tegen hetzelfde probleem aangelopen wordt en de wet
op punten weer tekort zal schieten. Inmiddels lijken we namelijk weer te worden ingehaald
door de realiteit, onder meer door de steeds snellere opkomst van AI en het feit dat
deze techniek steeds toegankelijker wordt voor een steeds groter wordende groep. Vooral
de opmars van generatieve AI leidt tot onrust in de creatieve sector, ook op het gebied
van auteursrecht. Hoe kijkt de regering hiertegenaan? Worden de zorgen van de sector
hierover erkend en/of gedeeld? Hoe beziet de regering de ontwikkelingen in AI in relatie
tot het huidige wetsvoorstel? Op welke manier kan de regering zich (op Europees niveau)
inzetten om de rechten van makers en hun auteursrechtelijk materiaal in bescherming
te nemen in het kader van deze ontwikkelingen?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering de door Platform Makers geuite zorg
deelt over het uitblijven van aansluiting van producenten, omroepen en exploitanten
bij de geschillencommissie auteurscontractenrecht.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is een eerlijke contractpraktijk
naar de letter en de geest van de wet c.q. het naleven van de Auteurswet, zoals geadviseerd
in het WODC-rapport, op te nemen als subsidievoorwaarde in het cultuur- en mediabeleid.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom de wetgevers
in Duitsland en België een andere interpretatie van de DSM-richtlijn met betrekking
tot wettelijke vergoedingsrechten voor online-exploitatie hanteren. Kan de regering
ingaan op het standpunt van Platform Makers dat er op basis van de Europese DSM-richtlijn
geen grond bestaat om filmmakers hun aanspraak op een proportionele en billijke vergoeding
voor bioscoop- en andere vormen van (commerciële) vertoning van hun films te onthouden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke ruimte zij in dit wetsvoorstel
nog ziet om nader vast te leggen wat makers en artiesten kunnen doen bij het geval
dat er deepfakes van ze worden gemaakt. De zorg over het gebrek aan rechten hierop
werd al eerder besproken in een artikel in het Nederlands Juristenblad9 en in een editorial in het blad Auteursrecht begin dit jaar10. Deze leden hebben hier de volgende vragen over. Wat is er momenteel in dit wetsvoorstel
of andere wetten geregeld als het aankomt op de rechten van makers en artiesten wanneer
deepfakes van ze worden gemaakt? Zouden artiesten (en nabestaanden) niet het recht
moeten krijgen om deepfakes van hun stem of uiterlijk te verbieden, of juist toe te
staan? Als deze leden het goed begrijpen, bevat de recente Europese AI Act wel een
transparantieplicht ten aanzien van deepfakes, maar geen verbodsrecht. Zou zo’n verbodsrecht
niet in dit voorliggende wetsvoorstel kunnen worden opgenomen, dan wel via een in
te voegen artikel in de Wet op de naburige rechten waarmee de uitvoerende kunstenaar
en ieder ander natuurlijk persoon uitsluitend het recht wordt toegekend om toestemming
te verlenen voor het vervaardigen, reproduceren, in het verkeer brengen of openbaar
maken van een deepfake, waarbij voor de definitie van deepfake wordt aangesloten bij
de recent aangenomen Europese AI Act, en waarbij het gebruik voor satire blijft toegestaan,
mits aan de transparantieplicht wordt voldaan?
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen
De adjunct-griffier van de commissie, Paauwe
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
B.A. Paauwe, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.