Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de voortgangsrapportage Emancipatie 2022-2023 (Kamerstuk 30420-386)
30 420 Emancipatiebeleid
Nr. 393 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 20 maart 2024
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 1 december
2023 inzake de Voortgangsrapportage Emancipatie 2022–2023 (Kamerstuk 30 420, nr. 386).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 maart 2024. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
1
Kunt u cijfers geven van het aantal vrouwen dat in Nederland wordt besneden? Kan dit
zowel in absolute als relatieve cijfers?
Er zijn geen aanwijzingen dat vrouwen in Nederland worden besneden. Er zijn wel schattingen
over het aantal Nederlandse vrouwen dat is besneden. Zo wordt geschat dat 43% van
de vrouwen die afkomstig zijn uit een land waar vrouwenbesnijdenis een cultureel gebruik
is ook daadwerkelijk is besneden1.
2
Kunt u aangeven op welke plekken in Nederland vrouwenbesnijdenis het meest voorkomt?
Er zijn geen aanwijzingen dat vrouwelijke genitale verminking in Nederland wordt uitgevoerd.
Hierdoor zijn er ook geen cijfers beschikbaar over op welke plekken in Nederland dit
(het meest) voorkomt. Het risico op vrouwelijke genitale verminking ontstaat vooral
bij bezoeken aan het land van herkomst.
3
Kunt u cijfers geven over schooluitval, bij voorkeur uitgesplitst naar leeftijd, geslacht
en seksuele oriëntatie?
Jaarlijks deelt de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs cijfers over verzuim
en schooluitval met de leerplichttelling2. De nieuwste cijfers worden ook dit voorjaar met uw Kamer gedeeld bij de volgende
brief over passend onderwijs. In deze cijfers wordt op dit moment een splitsing gemaakt
per gemeente en – bij absoluut verzuim (niet-ingeschreven kinderen maar wel leerplichtig)
en langdurig relatief verzuim (langer dan 4 weken aaneengesloten niet op school) –
een onderscheid naar schoolsoort. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar leeftijd,
geslacht en seksuele oriëntatie.
4
Kunt u aangeven hoeveel scholen in Nederland met een zogenaamde «anti-homoverklaring»
werken, bij voorkeur uitgesplitst naar levensbeschouwelijke achtergrond?
Ik kan niet aangeven hoeveel scholen er met een «anti-homoverklaring» werken. De Inspectie
van het Onderwijs houdt geen registratie bij van scholen die met verklaringen werken.
Wanneer de inspectie verklaringen tegenkomt (bijvoorbeeld toelatingsverklaringen of
identiteitsverklaringen), ziet zij er altijd op toe dat dergelijke verklaringen niet
in strijd zijn met wet- of regelgeving. Indien daar wel sprake van is, geeft de inspectie
een opdracht tot herstel, aangezien er nergens plek is voor «anti-homoverklaringen.»
5
Kunt u recente cijfers over de loonkloof tussen mannen en vrouwen geven? Hoeveel verdient
de gemiddelde vrouw ten opzichte van de gemiddelde man in Nederland? Kunt u dit ook
uitsplitsen naar opleidingsniveau?
De meest recente cijfers zijn afkomstig uit de CBS Monitor Loonverschillen mannen
en vrouwen 20223, die op 7 december 2023 door de Minister van SZW4 aan uw Kamer is toegestuurd.
In 2022 verdienden vrouwen bij de overheid gemiddeld € 29,70 per uur en mannen € 31,30
per uur. In het bedrijfsleven waren de gemiddelden € 22,90 voor de vrouwen en € 27,40
voor de mannen. In 2022 lag het ongecorrigeerd uurloon van vrouwen in het bedrijfsleven
gemiddeld 16,4% lager dan het ongecorrigeerd uurloon van mannen. Bij de overheid was
dit verschil 5,1%. Het gecorrigeerde beloningsverschil laat het verschil zien wanneer
gecorrigeerd wordt met factoren waarvan bekend is dat deze samenhangen met beloning,
zoals het soort werk, functie en ervaring. In het bedrijfsleven was het gecorrigeerde
beloningsverschil in 2023 6,9% en bij de overheid 1,8%.
Ongeacht het opleidingsniveau hebben mannen gemiddeld een hoger uurloon dan vrouwen.
Voor elk opleidingsniveau gold bij de overheid in 2022 dat het gemiddelde uurloon
van vrouwen bijna 10% lager lag dan dat van mannen met eenzelfde opleidingsniveau.
In het bedrijfsleven waren de verschillen in het uurloon van mannen en vrouwen per
opleidingsniveau groter. Onder vrouwen met alleen basisonderwijs, vmbo, mbo, havo
of vwo lag daar het gemiddelde uurloon van vrouwen ongeveer 15% lager dan dat van
mannen en bij hbo of wo opgeleiden 20%.
6
Kunt u cijfers geven over de loonkloof tussen mannen en vrouwen in verschillende sectoren
van de arbeidsmarkt?
In de CBS Monitor Loonverschillen zijn de loonverschillen tussen mannen en vrouwen
uitgesplitst naar sectoren.5 Uit die monitor blijkt dat de ongecorrigeerde en de gecorrigeerde loonverschillen
tussen mannen en vrouwen in het bedrijfsleven het grootst waren in de financiële instellingen
en de handel.
Loonverschillen tussen vrouwen en mannen naar sector in 20226:
7
Kunt u cijfers geven over straatintimidatie jegens vrouwen, bij voorkeur zowel landelijke
als gemeentelijke cijfers?
Landelijke cijfers7 laten zien dat in 2021 2 op de 3 vrouwen in de leeftijd van 12 tot 25 jaar weleens
(minstens 1 keer) zijn lastiggevallen op straat. Vrouwen van 18 tot 21 jaar geven
dit het vaakst aan, en vrouwen van 12 of 13 jaar het minst vaak.
Uit de Quick scan straatintimidatie 20238 kunnen beperkte cijfers over het voorkomen van straatintimidatie in de 103 responderende
gemeenten worden ontleend. Meer dan de helft van de ondervraagde gemeenten geeft aan
dat ze niet weten hoeveel inwoners van hun gemeente (naar schatting) in één jaar te
maken krijgen met straatintimidatie. Gemeenten die wel over informatie beschikken
variëren in hun antwoord van 0–10% van de inwoners tot 30–80% van de inwoners.
8
Kunt u aangeven in hoeveel gemeenten er beleid is tegen straatintimidatie?
Uit de Quick Scan staatintimidatie komt naar voren dat 25% van de 103 verschillende
responderende gemeenten heeft aangegeven een aanpak tegen straatintimidatie te hebben
of bezig te zijn deze te ontwikkelen.
9
Kunt u landelijke cijfers geven over huwelijkse dwang en achterlating? Is hier een
ontwikkeling in te herkennen in de tijd?
Onderstaande tabel laat een overzicht zien van het aantal meldingen van huwelijksdwang
en achterlating in het buitenland. Het betreffen meldingen die van 2019 tot en met
2023 zijn binnengekomen bij het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating
(LKHA). Het aantal meldingen fluctueert zonder duidelijk patroon. Volgens het LKHA
is deze fluctuatie te verklaren doordat het voor slachtoffers vaak moeilijk is om
hulp te vragen, bijvoorbeeld omdat hun telefoon wordt afgepakt en/of omdat zij geen
toegang hebben tot internet.
In onderstaande tabel worden de adviezen over huwelijksdwang en achterlating van 2019
tot en met 2023 weergegeven. Dit betreft adviesaanvragen die worden gedaan bij het
LKHA en deze adviezen kunnen uit verschillende hoeken komen. Een «adviesaanvraag complexe
casuïstiek» verwijst naar advies en ondersteuning zoals beschreven voor Veilig Thuis
in het handelingsprotocol 2019 en kan bestaan uit meerdere gesprekken. Deze cijfers
fluctueren ook zonder duidelijk patroon.
Tabel 2 Adviesvragen over huwelijksdwang en achterlating in het buitenland 2019–2023
10
Kunt u aangeven in hoeveel gemeenten er beleid is tegen huwelijkse dwang en achterlating?
Huwelijksdwang en achterlating zijn vormen van huiselijk geweld. Gemeenten zijn eerstverantwoordelijk
voor de aanpak van huiselijk geweld. Er is landelijk geen zicht op hoeveel gemeenten
specifiek beleid voeren op huwelijksdwang en achterlating.
11
Hoe ziet u de relatie tussen financiële onafhankelijkheid en praktische randvoorwaarden
zoals beschikbaarheid van kinderopvang, invoering van een rijke schooldag of ervoor
zorgen dat meer werken meer loont bij het faciliteren van vrouwen richting financiële
onafhankelijkheid? Hoe zijn deze praktische randvoorwaarden, naast aandacht voor rolpatronen,
opgenomen in het emancipatiebeleid?
Het kabinet zet zich in voor gendergelijkheid op de arbeidsmarkt en voor de financiële
onafhankelijkheid van vrouwen. Om dit te realiseren, is volgens het kabinet de inzet
op het faciliteren van een balans tussen werk en privé en een gelijkwaardige verdeling
van zorgverantwoordelijkheden tussen partners cruciaal. Het is van belang dat de randvoorwaarden
hiervan, zoals kinderopvang en verlofregelingen, goed geregeld zijn. Emancipatie is
echter niet met één oplossing te regelen. Om die reden heeft het kabinet in de Emancipatienota
een breed scala aan maatregelen aangekondigd, die helpen zorgverantwoordelijkheden
gelijkwaardiger te verdelen en de financiële onafhankelijkheid van vrouwen te verbeteren.
Een voorbeeld hiervan is het betaald ouderschapsverlof dat in augustus 2022 is ingevoerd,
met een uitkering van 70% van het dagloon.
12
Hoe is de achtergestelde positie van het vrouwenlichaam in farmaceutisch en medisch
wetenschappelijk onderzoek opgenomen in het emancipatiebeleid?
Ik ondersteun de Alliantie Gezondheidszorg op Maat in de periode 2023–2027 met in
totaal € 5.059.320. Deze alliantie, bestaande uit Women Inc., het COC en Rutgers,
zet zich in voor een gendersensitieve en lhbti-sensitieve gezondheidszorg. Vanuit
het Ministerie van VWS is de taakopdracht Gender en Gezondheid voortgezet die gericht
is op het stimuleren van duurzame aandacht voor en integratie van sekse en gender
in onderzoek en onderzoeksprogrammering in gezondheid en zorg. Daarbij is het uitgangspunt
goede gezondheid en passende zorg voor iedereen te realiseren ongeacht sekse en/of
gender. Zie ook het antwoord bij vraag 96.
13
Hoe is het voorkomen van femicide opgenomen in het emancipatiebeleid?
De Staatssecretaris van VWS, de Minister voor Rechtsbescherming en ik werken gezamenlijk
aan een plan van aanpak om femicide tegen te gaan. In dit plan wordt toegelicht op
welke manier het emancipatiebeleid bijdraagt aan het voorkomen van femicide. Zoals
toegezegd wordt het plan van aanpak in het voorjaar 2024 naar uw Kamer gestuurd.
14
Heeft u zicht op en cijfers betreffende het aantal benoemingen van vrouwen in RvB’s9 in verhouding tot het tal benoemingen van vrouwen in RvC’s10? Kunnen deze met de Kamer gedeeld worden? Waarin ziet u een oorzaak voor eventuele
verschillen?
Op 29 januari 2024 ontving ik uit handen van SER-voorzitter Kim Putters de SER Scorecard
202411. Dit document brengt de genderbalans in het Nederlandse bedrijfsleven in beeld. De
cijfers in de scorecard zijn gebaseerd op de rapportages die grote bedrijven over
het boekjaar 2022 hebben ingediend via het SER Diversiteitsportaal. Het percentage
vrouwen in het bestuur nam tussen 2020 en 2022 toe van gemiddeld 13,8% naar 14,7%.
En in raden van commissarissen van gemiddeld 21,9% in 2020 naar 26,2% eind 2022. Het
volledige SER-rapport, met de nadere analyse, is nog niet gereed. Ik wacht die nadere
analyse, en een onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB), af voordat ik met een
duiding kom. Ik verwacht voor het meireces dit rapport met de voortgangsbrief «Genderdiversiteit
in de top» naar de Kamer te kunnen sturen.
15
Kunt u de Kamer periodiek op de hoogte houden van de € 30 miljoen die per jaar vrij
wordt gemaakt voor burgerschapsprofessionalisering in het onderwijs? Is het niet beter
om één breed professionaliseringsbudget in te stellen waar docenten gebruik van moeten
maken maar daarbinnen wel een vrije keus hebben waarin zij willen professionaliseren?
Uit onderzoek naar de professionele achtergrond van mbo-docenten basisvaardigheden
blijkt dat slechts een klein deel van deze docenten een langdurige training of cursus
heeft in het vakgebied waarin wordt lesgegeven. Ik vind het belangrijk dat mbo-docenten
zich professionaliseren in het onderdeel waarin zij lesgeven. Gezien het belang van
het versterken van de basisvaardigheden, heb ik in de Werkagenda mbo12 met de sector afgesproken om goede professionalisering van docenten die rekenen,
Nederlands en burgerschapsonderwijs geven mogelijk te maken.
In de kwaliteitsagenda’s die de mbo-instellingen opstellen om aanspraak te maken op
kwaliteitsmiddelen13 geven instellingen aan welke maatregelen ze nemen om professionalisering van het
onderwijspersoneel met betrekking tot Nederlands, rekenen en burgerschap te bevorderen.
De € 30 miljoen die is toegevoegd aan de mbo-lumpsum kan hiervoor worden ingezet en
is naast burgerschapsprofessionalisering ook bedoeld voor professionalisering gericht
op rekenen en Nederlands.
De afspraken uit de Werkagenda mbo worden gemonitord. Hierover wordt uw Kamer jaarlijks
geïnformeerd. Aanvullend kunnen mbo-instellingen in overleg met mbo-docenten eigen
keuzes maken hoe ze inzetten op professionalisering.
16
Kunt u de definitie van «gender» geven zoals zij bedoeld is in deze brief?
Met gender wordt in de Emancipatienota en de Voortgangsrapportage verwezen naar de
sociale en culturele kenmerken van mannen, vrouwen en non-binaire personen. Het gaat
dan om verschillen in hoe mensen worden behandeld, hoe zij zich voelen of wat er van
hen wordt verwacht14.
17
Waarom wordt in zowel de brief als het rapport overal gesproken over «gender» in plaats
van «sekse»?
Bij sekse gaat het om de puur biologische en lichamelijke verschillen. Voor het emancipatiebeleid
is meestal gender relevanter, omdat met beleid de sociale en culturele ongelijkheid
kan worden verkleind.
18
Hoe verhoudt intersectionaliteit zich tot alle oplossingen in de brief?
In de Emancipatienota 2022–2025 is de ambitie opgenomen om intersectioneler te werken
met meer oog voor de samenhang tussen de verschillende discriminatiegronden. In het
beleid gericht op gender- en lhbtiq+-gelijkheid wordt gekeken naar de invloed van
verschillende kenmerken en posities van vrouwen en lhbtiq+ personen. Hierbij kan gedacht
worden aan intersecties op het vlak van bijvoorbeeld genderidentiteit, seksuele oriëntatie,
beperking, huidskleur, sociaaleconomische status, etc. De inzet is erop gericht is
om per onderwerp te kijken hoe een intersectionele benadering ingezet kan worden voor
effectievere beleidsinterventies.
In de voortgangsrapportage zijn verschillende maatregelen en trajecten genoemd waar
intersectionaliteit expliciet is meegenomen. Zo is in de komende edities van de lhbtiq+-monitor
expliciet aandacht voor vrouwen met en zonder beperking. Ook in de monitor over representatie
in de media wil het kabinet kijken naar meer achtergrondkenmerken om intersectioneel
te kijken naar de representatie van groepen in de samenleving.
Intersectioneel denken en werken ten aanzien van de emancipatieopdracht is nog in
ontwikkeling. Om die intersectionele lens in beleidsontwikkeling te ontwikkelen is
een pilot ontwikkeld en uitgevoerd door Expertisecentrum Diversiteitsbeleid (ECHO).
In de pilot, een samenwerking tussen de Ministeries van OCW en SZW, zijn vier producten
ontwikkeld: een handelingskader, een verdiepingsdocument, een voorbeelduitwerking
van een casus en een sjabloon om de casus zelf uit te werken. Deze documenten moeten
beleidsmedewerkers verder helpen bij het incorporeren van intersectionaliteit in de
beleidsontwikkeling. Het vervolg bestaat uit een tweede pilot in samenwerking met
ECHO waarbij wordt onderzocht hoe intersectioneel denken en werken beter kan worden
ingebed binnen het OCW-beleid aan de hand van de documenten die er liggen. Doel is
teams verder te begeleiden in toepassing van het handelingskader, voorbeelden in kaart
te brengen waar begrip voor intersecties heeft geleid tot gelijkwaardig beleid en
intersectionaliteit daar waar noodzakelijk in te bedden in de dagelijkse praktijk
van OCW-beleidsmedewerkers.
19
Waarom worden vrouwen in dezelfde categorie geplaatst als lhbtiq+15door overal «vrouwen en lhbtiq+» te schrijven?
Vrouwen en lhbtiq+ personen behoren niet tot één categorie, al overlappen de categorieën
uiteraard wel. Het emancipatiebeleid richt zich op beide groepen en de maatschappelijke
opgaven lopen ook vaak parallel. Daarom worden zij in beleidsstukken vaak samen genoemd.
20
Welke aanvullende maatregelen heeft het kabinet genomen om de afname in de acceptatie
van lhbti+ personen in Nederland te keren, sinds uit de emancipatiemonitor 2022 van
het SCP16 is gebleken dat er voor het eerst in vele jaren sprake is van stagnatie bij de acceptatie
van lhbti+ personen in Nederland?
Het kabinet heeft de afgelopen tijd ingezet op de acceptatie van lhbtiq+ personen
in o.a. het onderwijs, de sport, op straat, op het werk en in de zorg. Zo werkt het
kabinet aan de aanpak van discriminerend geweld, het verbeteren van wetgeving zoals
een expliciet verbod op lhbti-discriminatie in art. 1 van de Grondwet, het bevorderen
van lhbtiq+ acceptatie op school en het tegengaan van onnodige sekseregistratie bij
de overheid.
Ik ondersteun in de periode 2023–2027 verschillende allianties van organisaties in
het maatschappelijk middenveld die zich inzetten voor de acceptatie van lhbtiq+ personen.
Voorbeelden zijn de Alliantie Kleurrijk en Vrij, de Alliantie Verandering van Binnenuit
2.0 en de Alliantie Jong Gelijk. Een overzicht van deze allianties, de betrokken partners
en wat zij doen, treft u aan bij het antwoord op vraag 66.
Daarnaast is in 2023 vanuit het Ministerie van OCW subsidie verleend aan COC Nederland
voor het project «Aan het begin van de regenboog». Het hoofddoel van dit project is
dat elke school een fijne en veilige plek is voor leerlingen en leerkrachten om zichzelf
tot hun volle potentieel te ontwikkelen, ongeacht genderexpressie en gezinsvorm, seksuele
oriëntatie en genderidentiteit. Het aantal deelnemende scholen aan Paarse Vrijdag
is dit jaar wederom gegroeid. Ook worden «gender and sexuality alliances» (GSA’s)
op scholen door het ministerie ondersteund. GSA’s zijn allianties waarin lhbti+ en
niet lhbti+ jongeren zich inzetten voor een school waarin iedereen zichzelf kan zijn,
ongeacht seksuele oriëntatie of genderidentiteit.
Verder zet ik samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de «Alliantie
Gelijkspelen» voort tot en met 2025. Hiermee bevorderen we, samen met maatschappelijke
partners en andere stakeholders, de acceptatie van lhbtiq+ personen in de sport. Daarnaast
is in 2023 het Programma «Ons voetbal is van iedereen 2» (OVIVI2) gestart als gezamenlijk
initiatief van de Ministeries van VWS, OCW, SZW, JenV en de KNVB. Met OVIVI2 zetten
we in op een effectieve aanpak van discriminatie en racisme in het voetbal waarbij
racisme en discriminatie (zoals antisemitische of homofobe uitingen, gedragingen of
spreekkoren) op en rond de voetbalvelden niet wordt getolereerd. Tot slot is er gestart
met een verkenning naar hoe vrijheid, gelijkwaardigheid en sociale veiligheid van
gender- en seksediverse personen in de (top)sport gewaarborgd kan worden.
21
Welke maatregelen treft het kabinet ter bevordering van de emancipatie van aseksuele
personen nu uit een inventarisatie van kenniscentrum Movisie17 blijkt dat ruim 82% van de aseksuele personen te maken krijgt met seksueel geweld,
en dat deze groep ook andere vormen van geweld en discriminatie ondervindt?
Het kabinet treft momenteel geen specifieke maatregelen voor de emancipatie van aseksuele
personen. Wel wordt aseksualiteit als categorie toegevoegd in de lhbtiq+ monitor.
Hiermee komt meer zicht op de situatie waarin aseksuele personen zich bevinden. Daarnaast
draagt het beleid op het gebied van veiligheid voor lhbtiq+ personen ook bij aan de
veiligheid van aseksuele personen. Door het bevorderen van bewustwording en acceptatie
en het bestrijden van discriminatie gaat het (seksuele) geweld tegen minderheidsgroeperingen
afnemen. Het kabinet zet daar op vele manieren op in. Bijvoorbeeld door middel van
de aangescherpte inzet in het onderwijs ten aanzien van sociale veiligheid of met
het Nationaal Actieprogramma tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel
geweld.
22
Kunt u de definitie van «genderdiversiteit» geven zoals zij bedoeld is in deze brief?
De term genderdiversiteit wordt op twee manieren gebruikt, die ook beide in deze brief
voorkomen:
1. Het streven naar diversiteit binnen een bepaalde groep, zodat niet één gender te zeer
domineert: bijvoorbeeld het percentage mannen, vrouwen binnen de top van het bedrijfsleven;
2. Het feit dat er verschillen in genderidentiteit bestaan. Er zijn bijvoorbeeld mannen,
vrouwen en non-binaire mensen, maar ook cisgender en transgender mensen.
23
Kunt u aangeven waarom er aandacht moet komen voor «genderdiversiteit»?
Aandacht voor genderdiversiteit in de eerste betekenis (zie vraag 22) is belangrijk
voor gelijke kansen en voor het meenemen van verschillende perspectieven in bijvoorbeeld
de top van het bedrijfsleven of de overheid. Aandacht voor genderdiversiteit in de
tweede betekenis is belangrijk omdat deze diversiteit een gegeven is in de samenleving.
Als de omgeving zich hiervan bewust is, is dat goed voor veiligheid, welzijn en acceptatie
van mensen die niet (volledig) in het hokje man of het hokje vrouw passen of waarvan
de genderidentiteit niet past bij het geslacht dat hun bij geboorte is toegewezen.
24
Kunt u aangeven wat «desinformatie» precies is, of heeft u hier voorbeelden van?
Met desinformatie wordt in de Voortgangsrapportage bedoeld: het doelbewust verspreiden
van feitelijk onjuiste informatie die erop gericht is om het publieke debat te beïnvloeden
en zo, in het geval van emancipatie, het draagvlak voor vrijheid of gelijkheid van
bepaalde groepen te verminderen.
Een voorbeeld is dat over De Week van Lentekriebels wordt gezegd dat expliciete informatie
wordt gegeven aan kinderen die daar nog te jong voor zijn. Dat klopt niet. Het lespakket
wordt voor elke leeftijdscategorie samengesteld op basis van wetenschappelijke inzichten.
Bovendien vertaalt de leraar de inhoud van het lespakket naar de klas en past de inhoud
waar nodig aan.
25
Wie bepaalt binnen een ministerie wat desinformatie is als het gaat over emancipatie
als onderwerp?
Het is niet zo dat iemand binnen het ministerie bezig is te bepalen wat desinformatie
op het gebied van emancipatie is. Wel is het van belang dat in (politieke) discussies
feitelijk correcte informatie wordt gebruikt, zodat mensen op basis van feiten tot
een oordeel kunnen komen.
26
Vindt u gelijkheid en veiligheid van mannen ook niet een kernwaarde op basis van ook
het later genoemde artikel 1 van de Grondwet als deze ook als kernwaarde gelden voor
«vrouwen en lhbtiq+ personen»?
Artikel 1 van de Grondwet garandeert de vrijheid voor iedereen om gelijk te worden
behandeld. Waar in het Emancipatiebeleid naar gendergelijkheid wordt verwezen, gaat
het niet alleen over vrouwen. Dat in de Voortgangsrapportage Emancipatie specifiek
vrouwen en lhbtiq+ personen worden genoemd, is omdat genderongelijkheid en gendergerelateerd
geweld vooral hen treffen en daar dus vooral beleidsinzet op nodig is. Dat neemt niet
weg dat er – ook binnen het emancipatiebeleid – aandacht is voor de rol van mannen
in het tegengaan van genderongelijkheid en gendergerelateerd geweld.
27
Kunt u de definitie van «gendergelijkheid» geven zoals zij bedoeld is in deze brief?
Met gendergelijkheid wordt in de Emancipatienota en de Voortgangsrapportage een situatie
bedoeld waarin het voor je positie in de maatschappij geen verschil maakt of je man,
vrouw, of non-binair bent. Het gaat zowel om juridische gelijkheid, als om gelijke
kansen, keuzevrijheid, zelfbeschikking, en mogelijkheden om aan de samenleving deel
te nemen.
28
Kunt u de definitie van «intersectioneel» geven zoals zij bedoeld is in deze brief?
Intersectioneel is een juridisch concept dat in 1989 door Amerikaanse hoogleraar in
de rechten, Prof. dr. Kimberlé Crenshaw, is geïntroduceerd om de samenhang te kunnen
benoemen en analyseren tussen verschillende vormen van uitsluiting. Een individu heeft
meerdere identiteiten en achtergrondkenmerken die allemaal invloed kunnen uitoefenen
op de sociaal-maatschappelijke posities van individuen en daarmee ook groepen. Sommige
groepen in de samenleving ervaren verschillende uitdagingen of vormen van uitsluiting
tegelijkertijd. Voor het emancipatieproces geldt dat niet alle vrouwen en lhbtiq+
personen te maken hebben met dezelfde uitsluitingsgronden of vooroordelen, en dat
zij niet allemaal in dezelfde maatschappelijke positie verkeren. Ieders maatschappelijke
situatie wordt gevormd door een kruising van verschillende kenmerken en posities;
zoals genderidentiteit, geslachtskenmerken, genderexpressie, seksuele oriëntatie,
leeftijd, beperking, huidskleur, sociaaleconomische status, religie, culturele identiteit,
migratiegeschiedenis, etc. Intersectionaliteit dient dus als analysekader waarbij
er oog is voor hoe verschillende uitsluitingsmechanismen elkaar beïnvloeden. Hier
kan worden gedacht aan zwarte vrouwen die bijvoorbeeld zowel seksisme als racisme
tegelijkertijd kunnen ervaren.
29
Is in dit rapport ook onderzocht welk percentage van de vrouwen in Nederland fulltime
wil werken?
Dit is niet onderzocht. Wel blijkt uit de Emancipatiemonitor 202218 dat bijna tweederde van de vrouwen die deeltijd werken meer uren zouden willen werken
als een bepaalde situatie zich voor zou doen of als aan bepaalde voorwaarden zou worden
voldaan. Deze voorwaarden en situaties zijn onder andere: de werktijden beter kunnen
afstemmen op het privéleven, deels kunnen thuiswerken en gevraagd worden om meer te
komen werken.
30
Is er in het rapport onderzocht welk percentage van de werkende vrouwen in Nederland
fulltime werkt omdat zij om financiële redenen niet anders kunnen, maar dit niet zouden
willen?
Uit de eerder genoemde Emancipatiemonitor 2022 blijkt dat van alle vrouwen die in
2021 voltijds werkten, 21,8% minder uren zei te willen werken. Bij de voltijds werkende
mannen was dit 20,6%. In hoeverre financiële redenen meespelen is hierbij niet onderzocht.
31
Welke maatregelen zijn getroffen om de ontwikkeling te keren, nu uit recent onderzoek19 blijkt dat online haat tegen lhbti+ personen de afgelopen vijf jaar met een factor
drie tot vijf is toegenomen?
De cijfers zijn verontrustend. Daarom vraagt de aanpak van online discriminatie inzet
van veel partijen in onze samenleving, en ook om een interdepartementale aanpak. Met
de Ministers van Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de toenmalige Minister voor Langdurige Zorg en Sport
heb ik uw Kamer op 22 februari 202320 geïnformeerd over het feit dat momenteel wordt samengewerkt aan een plan van aanpak
op dit thema. Ik streef ernaar om uw Kamer hierover in de zomer van 2024 te informeren.
32
Heeft het onderzoek er ook rekening mee gehouden dat de interesses van mannen en vrouwen
niet altijd hetzelfde zijn, en dat ook dit mee kan wegen in een verschil in participatie
in bepaalde beroepen en vakken als het gaat over de stimulering van representatie
en participatie van vrouwen in verscheidene velden, waaronder de politiek?
In 2023 heeft de Alliantie Politica onderzoek gedaan naar de barrières die vrouwen
ervaren om politiek actief te worden, zijn en blijven. Het rapport laat zien dat allerlei
barrières een doorslaggevende rol spelen om wel of niet de politiek in te gaan21. Voorbeelden van barrières zijn een gebrek aan rolmodellen, netwerk en/of informatie.
Individuele interesse of ambitie kunnen aanvullend een rol spelen in de keuze voor
de politiek. Bij het vormen van deze interesse of ambities speelt mee hoe gender in
de politiek en de samenleving wordt gezien een belangrijke rol.
33
Op welke termijn zal het aantal discriminatierechercheurs bij de politie worden uitgebreid
tot ten minste veertig, nu blijkt dat circa zeven op de tien lhbti+ personen in hun
leven te maken krijgen met fysiek of verbaal geweld om wie ze zijn, jaarlijks zo’n
2.600 mensen melding of aangifte doen en er toch jaarlijks minder dan vijf daders
voor lhbti+ discriminatie worden veroordeeld terwijl de politie nu slechts over vier
discriminatierechercheurs beschikt voor de aanpak van alle vormen van discriminatie?
De meerjarige pilot van het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie (hierna:
ECAD-P), waar de discriminatierechercheurs deel van uit maken, is in 2022 van start
gegaan. Op dit moment wordt het ECAD-P geëvalueerd. Wanneer deze evaluatie is afgerond
wordt er gekeken naar een eventueel vervolg van het ECAD-P, alsook naar een eventuele
uitbreiding van het aantal discriminatierechercheurs.
34
Is het waar dat een nieuwe faciliteitenregeling bij de politie inhoudt dat er per
politie-eenheid ongeveer één medewerker voor één dag in de week vrijgemaakt kan worden
voor activiteiten voor netwerken als Roze in Blauw? Zo nee, wat houdt de regeling
wel in? Op welke wijze kunnen deze faciliteiten verder worden uitgebreid zodat politienetwerken
als Roze in Blauw hun werk optimaal kunnen uitvoeren?
Iedere politie-eenheid met een voorzitter Roze in Blauw krijgt 9 uur per week om te
besteden aan Roze in Blauw activiteiten. Binnen deze beschikbaar gestelde uren kan
de voorzitter het netwerk van leden binnen de eenheid coördineren, bijdragen aan casussen
en vakmanschap delen. Dit betreft werkzaamheden die worden uitgevoerd naast de reguliere
werkzaamheden zoals het behandelen van zaken. Leden van Roze in Blauw krijgen twee
dagen per jaar om te besteden aan bijvoorbeeld (netwerk)bijeenkomsten of jaardagen.
Daarnaast heeft het Netwerk Divers Vakmanschap (NDV) een nieuwe rol afgesproken; een
Liaison Roze in Blauw. Deze liaison kan 18 uur per week besteden aan het coördineren
van vraag en aanbod van divers vakmanschap op landelijk niveau. Ook zorgt deze liaison
voor het coördineren en door ontwikkelen van het totale netwerk van leden en (regionale)
voorzitters.
35
Hoeveel personen worden er op dit moment jaarlijks vervolgd voor online discriminatie?
Het Openbaar Ministerie (OM) publiceert jaarlijks discriminatiecijfers. Het gaat hierbij
om het aantal geregistreerde discriminatiefeiten die instroomden in een bepaald jaar
bij het Openbaar Ministerie, niet om het aantal verdachten of strafzaken. Zo kan één
verdachte meerdere feiten hebben gepleegd, of kan er in één zaak sprake zijn van meerdere
verdachten, die meerdere feiten hebben gepleegd, die alle apart worden geregistreerd.
Bij de beantwoording van deze vraag wordt daarom ingegaan op het aantal discriminatiefeiten
waarbij het internet als pleegplaats is geregistreerd en waarvoor werd vervolgd.
In 2022 werd voor 10 specifieke discriminatiefeiten die plaatsvonden op het internet
vervolgd. In 2021 werd voor 8 specifieke discriminatiefeiten die plaatsvonden op het
internet vervolgd en in 2020 werd voor 18 feiten vervolgd. Bij specifieke discriminatiefeiten
gaat het om delicten als groepsbelediging (art. 137c Wetboek van Strafrecht) of het
aanzetten tot haat, geweld of discriminatie (art. 137d Wetboek van Strafrecht).
Voor wat betreft de commune delicten met een discriminatieaspect, zoals eenvoudige
belediging (art. 266 Wetboek van Strafrecht) of bedreiging (art. 285 Wetboek van Strafrecht),
geldt dat in 2022 voor 14 commune feiten met een discriminatieaspect die plaatsvonden
op het internet werd vervolgd. In 2021 werden 14 feiten vervolgd en in 2020 werden
15 feiten vervolgd.
Het gaat hierbij over het aantal dat voor een discriminatiefeit is vervolgd waarbij
het internet als. pleegplaats is geregistreerd. Door het Openbaar Ministerie wordt
onder de pleegplaats «internet» verstaan: discriminatiefeiten gepleegd via sociale
media en via digitale communicatiediensten als e-mail, WhatsApp of Telegram.
36
Is het kabinet voornemens om elementen uit de «Duitse aanpak» van online haat en discriminatie
over te nemen, waarbij mensen een reëel risico lopen om vervolgd te worden voor online
discriminatie en haatzaaien? Zo ja, welke elementen?
Op dit moment wordt gewerkt aan de vormgeving van een interdepartementaal plan van
aanpak om online discriminatie tegen te gaan. Daarnaast wordt ook gekeken naar andere
landen die specifiek beleid of wetgeving hebben op dit thema. Binnen dit traject wordt
ook geïnventariseerd welke elementen daarvan ook effectief kunnen zijn in de Nederlandse
context. Het streven is om Kamer rond de zomer van 2024 het Plan van Aanpak toe te
sturen.
37
Kunt u onderbouwen dat jongeren op dit moment in Nederland bij hun studiekeuze worden
gehinderd door gendernormen?
Uit onderzoek van de Onderwijsraad22 in 2020 naar de verschillen tussen jongens en meiden in het onderwijs blijkt dat
op drie punten verschillen bestaan tussen onderwijs- en beroepsloopbanen van jongens
en meisjes:
1. Jongens hebben minder gunstige schoolloopbanen dan meiden.
2. Vrouwen hebben minder gunstige beroepsloopbanen dan mannen.
3. Jongens en meiden zijn ongelijk verdeeld over onderwijssectoren en beroepen.
Uit het onderzoek komt verder naar voren dat de verschillen in loopbanen van jongens
en meiden met name afhangen van onderwijsfactoren en maatschappelijke en culturele
factoren waaronder opvattingen over gender (bijvoorbeeld over wat een typisch mannen-
of vrouwenberoep is). Deze opvattingen werken door in het gedrag van mensen, de manier
waarop ze met elkaar omgaan en de keuzes die ze maken. Leraren, docenten, leerlingen
en studenten handelen bewust of onbewust op basis van deze stereotiepe denkbeelden.
Bij leraren kan dat tot uiting komen in hun verwachtingen en gedrag en de manier waarop
ze leerlingen begeleiden en stimuleren. De invloed van genderstereotiepe verwachtingen
kan leiden tot belemmeringen in het maken van keuzes en daarmee tot onderbenutting
van wat kinderen en jongeren in feite kunnen. Om genderverschillen in het onderwijs
tegen te gaan ondersteun ik o.a. de Alliantie «Worden wie je bent». Deze alliantie
is gericht op het doorbreken van genderstereotypen die de keuzes van leerlingen kunnen
beïnvloeden. Een voorbeeld van een activiteit van deze alliantie zijn workshops waarin
de alliantie gesprekken voert met docenten over eigen bias en inclusieve didactiek.
Ook ondersteun ik de Alliantie «Divers voor de klas». Het hoofddoel van de Alliantie
is het vergroten van gender- en culturele diversiteit in het onderwijs en het versterken
van de inclusieve cultuur in de pabo’s en de schoolorganisaties. Hieronder valt het
vergroten van het aantal mannen voor de klas. Daarnaast zet ik in op het verhogen
van het aantal meiden en vrouwen in techniek. Een voorbeeld hiervan is de concept-subsidieregeling
Sterk Techniekonderwijs 2025–2025. Met het programma Sterk Techniekonderwijs (STO)
wordt 100 miljoen per jaar geïnvesteerd in kwalitatief, hoogstaand en toekomstbestendig
vmbo. In de concept-subsidieregeling is «het tegengaan van genderstereotyperingen
en bevorderen van inclusie in de techniek» een nieuw (verplicht) aandachtspunt. STO
is onderdeel van het Actieplan Groene en Digitale Banen.
38
Kunt u uitleggen wat er precies wordt bedoeld met een «cultuurverandering» in de context
van deze brief?
Het kabinet streeft naar veiligheid van iedereen in Nederland, dus ook van lhbtiq+
personen en vrouwen. Iedereen moet de ruimte en vrijheid krijgen om zichtbaar en openlijk
zichzelf te kunnen zijn, zonder negatieve invloed van seksuele en gendernormen, en
zonder geconfronteerd te worden met verbaal of fysiek geweld.
Een gebrek aan veiligheid van vrouwen en lhbtiq+ personen komt vaak voort uit vooroordelen,
misverstanden, negatieve stereotypen of uit ongelijke sociale machtsstructuren23. Zo hangt gendergerelateerd geweld samen met maatschappelijke verschillen tussen
mannen en vrouwen. Denk aan het feit dat mannen op dit moment nog gemiddeld meer macht
en meer geld hebben, en vrouwen vaker afhankelijk zijn. Het hangt ook samen met stereotiepe
verwachtingen en rolpatronen zoals dat mannen en jongens «stoer» moeten zijn en vrouwen
en meiden «lief en verzorgend». Ook geweld tegen transgender personen komt vaak voort
uit angst, afkeer en haat jegens transgender personen (ook wel transfobie genoemd),
dat kan leiden tot verbaal, fysiek en seksueel geweld.24
39
Wat zijn de kosten van de vier nieuwe discriminatierechercheurs die zijn aangesteld
en de diversiteitsnetwerken die bij de politie worden versterkt?
Naar aanleiding van de motie Paternotte c.s.25 is het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie Politie (ECAD-P) als meerjarige pilot
vormgegeven met tijdelijke middelen. In totaal bedragen deze middelen € 7 miljoen,
verspreid over vijf jaar. De discriminatie-rechercheurs maken hier deel van uit. Naar
aanleiding van de motie Hermans26 is meerjarig € 2 miljoen per jaar vrijgemaakt voor de aanpak van geweld tegen lhbtiq+
personen. De politie heeft met deze gelden verschillende initiatieven opgezet die
in lijn zijn met het realisatieplan Politie voor Iedereen. Een deel van deze gelden
gaat naar onderzoeken rondom geweld jegens lhbtiq+ personen. Ook worden de middelen
ingezet voor de netwerken van het Netwerk Divers Vakmanschap, waaronder het netwerk
Roze in Blauw.
40
Wat zijn de aantoonbare effecten van de vier nieuwe discriminatierechercheurs die
zijn aangesteld en de diversiteitsnetwerken die bij de politie worden versterkt?
Het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie Politie (ECAD-P), waar de discriminatierechercheurs
onder vallen, staan in nauw contact met het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie.
Zij werken samen om de manier waarop wordt omgegaan met discriminatiezaken verder
te verbeteren door werkwijzen op elkaar af te stemmen en te zorgen dat bij zowel het
Openbaar Ministerie en de Politie voldoende kennis is om de strafrechtelijke aanpak
van discriminatie succesvol te laten verlopen.
Op dit moment wordt het ECAD-P, waar de discriminatierechercheurs onder vallen, geëvalueerd.
De evaluatie zal onder andere ingaan op de effectiviteit en resultaten van het ECAD-P
en de discriminatierechercheurs. Wanneer deze evaluatie is afgerond wordt uw Kamer
hierover geïnformeerd.
41
In de brief wordt gesproken over de rol van het onderwijs en wordt er aangegeven dat
er op scholen aandacht moet zijn voor seksuele vorming en seksuele diversiteit; kunt
u uitleggen waarom dit een taak is die scholen op zich dienen te nemen?
Het onderwijs is een plek waar kinderen een basis aan kennis en vaardigheden opdoen
om veilig en gezond op te groeien in een pluriforme samenleving. Kinderen leren immers
niet alleen thuis, maar ook op school. Naast dat kinderen lezen, bewegen en rekenen
op school, leren zij met elkaar om te gaan. Ook leren kinderen grenzen en wensen aan
te geven over vriendschap en verliefdheid. De thema’s sociale omgang, vriendschap,
verliefdheid en diversiteit komen aan bod in de klas. Op school komen kinderen in
aanraking met leeftijdsgenoten die uit gezinnen met verschillende perspectieven komen.
Daarnaast ontwikkelt het menselijk lichaam zich in de puberteit, bijvoorbeeld met
het starten van de menstruatiecyclus. Deze lichamelijke ontwikkeling is geen keuze.
Het is dan ook belangrijk dat leerlingen leren hoe hun lichaam verandert in de puberteit.
Deskundige leerkrachten begeleiden de leerlingen daarbij en zorgen voor een goede
aansluiting van de lesinhoud op de belevingswereld en leeftijd van het kind.
Daarnaast zijn scholen wettelijk verplicht aandacht te besteden aan kerndoelen. In
de kerndoelen (kerndoel 38 voor het primair onderwijs en kerndoel 53 voor het speciaal
onderwijs) is opgenomen dat leerlingen op de basisschool respectvol leren omgaan met
seksualiteit en met diversiteit in de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
Het kerndoel moet natuurlijk op een leeftijdsadequate manier worden aangeboden, zoals
dat voor alle leergebieden geldt. Op deze manier krijgen kinderen kennis en vaardigheden
mee om veilig en gezond op te groeien en zich te ontwikkelen tot zelfverzekerde, weerbare
en zelfstandige jongeren die beter hun eigen grenzen kunnen bewaken. Scholen hebben
de vrijheid om volgens eigen onderwijskundige of levensbeschouwelijke visie invulling
te geven aan de kerndoelen. Scholen kiezen zelf welke lespakketten of lesmethode ze
gebruiken en wanneer ze dat doen.
42
Heeft u maatregelen getroffen om docenten op de universitaire lerarenopleidingen en
eerste graadsopleiding beter toe te rusten zodat die optimaal kunnen bevorderen dat
lhbti+ en andere jongeren zich op school veilig voelen en zichzelf kunnen zijn, terwijl
«homo» op school nog altijd een van de meest gebruikte scheldwoorden is, lhbti+ jongeren
tot vier keer vaker dan gemiddeld worden gepest en suïcidecijfers daardoor bijna vijf
keer hoger dan gemiddeld liggen27?
Het is belangrijk dat iedereen zich sociaal veilig voelt in het onderwijs. De Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs en ik maken werk van sociale veiligheid in alle
onderwijssectoren. Docenten kunnen een belangrijke rol spelen bij het creëren en borgen
van een veilige leeromgeving. Het is daarom belangrijk dat zij over voldoende kennis
beschikken om dat te doen.
In het hbo en wo bepalen de onderwijsinstellingen zelf het curriculum. De hbo-lerarenopleidingen
werken met kennisbases, waarin ook aandacht is voor seksuele- en gender diversiteit.
Ook in de opleidingsprogramma’s van de universitaire lerarenopleidingen komt een veilig
leerklimaat, ook specifiek voor lhbtiq+ aan bod. Daarnaast is het «Expertisepunt Burgerschap»
gelanceerd.28 Dit expertisepunt heeft ook de opdracht de lerarenopleiders te ondersteunen bij de
implementatie van burgerschap en sociale veiligheid in het curriculum van de lerarenopleidingen.
De vorige herijking van de kennisbases startte in 2016–2017; de implementatie vond
plaats in 2018–2019 en de aanpassing van de landelijke kennistoetsen vond plaats in
2019–2020. Voor pabo’s en tweedegraadsopleidingen is bij die herziening ook aandacht
besteed aan (vormen) van seksuele- en genderdiversiteit, of voorlopers daarvan. Voor
leraren en lerarenopleiders die zich meer willen verdiepen in het pedagogisch vakmanschap
bestaat er lesmateriaal voor de bevordering van sociale veiligheid van lhbtiq+-studenten,
waaronder de handreiking «De fijne kneepjes van het vak» van Stichting School en Veiligheid.29 Bovendien kunnen leraren gebruik maken van het lesmateriaal voor Paarse Vrijdag,
dat beschikbaar wordt gesteld door COC Nederland. Leraren die meer willen weten over
het ondersteunen van een GSA op school, kunnen terecht op de website gsanetwerk.nl.
De lopende herijking van de kennisbases is recent gestart; de thema’s diversiteit
en inclusie zijn hier opnieuw onderdeel van.
43
Kunt u meetbaar aantonen dat aandacht aan kerndoelen rond seksuele vorming en seksuele
diversiteit bijdragen aan het feit dat elke leerling en student zich veilig en geaccepteerd
weet op school?
Er is geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen aandacht aan kerndoelen rond seksuele
vorming en seksuele diversiteit, en het gevoel van sociale veiligheid dat leerlingen
en studenten ervaren. Onderzoek toont wel aan dat jongeren die onderwijs over seksuele
vorming en seksuele diversiteit hebben gehad, later beter zelf keuzes kunnen maken
over wat ze wel en niet prettig vinden en weerbaarder worden30. Daarnaast geven jongeren zelf aan dat zij meer behoefte hebben aan goede seksuele
vorming31. Aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit in de kerndoelen slaat dus een
brug tussen inzichten uit wetenschappelijk onderzoek, hoe we onze kinderen en jongeren
veilig en gezond willen laten opgroeien en hen klaarstomen onderdeel uit te maken
van een pluriforme samenleving en inzichten uit onderzoek naar de behoeftes van jongeren
zelf.
44
Kunt u nader toelichten waarom in vergelijking met het buitenland de beroepssegregatie
in Nederland hoog is?
De relatief hoge beroepssegregatie in Nederland kent waarschijnlijk meerdere oorzaken.
Onderzoek van de Onderwijsraad32 uit 2020 laat zien dat de beroepssegregatie in Nederland met name samenhangt met
genderstereotiepe verwachtingen binnen de samenleving.
Daarbij wordt bij internationale vergelijkingen rondom dit thema meestal vooral gekeken
naar de zogenaamde STEM beroepen (exacte wetenschap, techniek) en EHW beroepen (zorg,
onderwijs). Nederland behoort tot de landen waar de segregatie tussen seksen in STEM
beroepen het grootst is. Maar binnen deze beroepsgroepen bestaan grote verschillen
per land. In Nederland is bijvoorbeeld de ict-sector de grootste beroepsgroep binnen
STEM. Dit is tegelijkertijd een sector met een sterke ondervertegenwoordiging van
vrouwen. In Bulgarije (waar segregatie tussen sekse in STEM lager is) worden de STEM-beroepen
gedomineerd door de categorie bedieningspersoneel van installaties en machines. Dit
is een categorie waarin in Bulgarije van oudsher veel vrouwen werkzaam zijn.
Hetzelfde geldt voor de EHW beroepen. Binnen EHW is gendersegregatie het grootst in
de categorie «verzorgend personeel en vergelijkbare werknemers» (bijvoorbeeld thuiszorg,
kinderopvang). De (grote) omvang van deze laatste beroepsgroep verklaart voor een
belangrijk deel waarom bijvoorbeeld Zweden een relatief hoge segregatie in EHW beroepen
kent (waar 7% van alle werknemers in deze beroepsgroep werkzaam is). Verklaringen
op het niveau van een individueel land kunnen dus ook een rol spelen in de uitkomst
van internationale vergelijkingen.
45
Onderzoek heeft uitgewezen dat een belangrijke reden voor het gebrek aan vrouwen in
de techniek is omdat vrouwen geen rolmodellen hebben; welke mogelijkheden ziet u op
dit vlak om het aantal vrouwen in bèta-technische opleidingen toe te laten nemen?
Ik onderschrijf het belang van vrouwelijke rolmodellen in de techniek. Daarom financier
ik verschillende initiatieven gericht op het enthousiasmeren van meiden voor techniek
en ICT die gebruikmaken van rolmodellen. Een voorbeeld hiervan is het jaarlijkse event
Girls’ Day, georganiseerd door VHTO (expertisecentrum voor genderdiversiteit in bèta,
techniek en IT). Tijdens Girls’ Day openen door heel Nederland bèta-, technische,
IT-bedrijven hun deuren voor meisjes van 10 tot 15 jaar. De meiden kunnen deelnemen
aan interessante activiteiten, maken kennis met vrouwelijke medewerkers en leren meer
over bèta/technische werkzaamheden. In 2023 deden circa 9.000 meisjes door heel Nederland
mee aan Girls’ Day.
Daarnaast financier ik de Alliantie «Worden wie je bent». Deze alliantie is gericht
op het doorbreken van genderstereotypen die de keuzes van leerlingen kunnen beïnvloeden
(po, vo, mbo). Een voorbeeld van een activiteit waarbij rolmodellen worden ingezet
zijn de zogenaamde «Beeldenbrekerslessen» (po). Tijdens een Beeldenbrekersles maken
leerlingen kennis met een (bèta)technisch beroep.
46
Er wordt gesproken over weerstand van een kleine groep bij meer aandacht besteden
aan kerndoelen rond seksuele vorming en seksuele diversiteit; kunt u aangeven hoe
groot deze groep is?
Het is niet precies te zeggen hoe groot deze groep is. In 2023 was er bij de Inspectie
van het Onderwijs sprake van enkele tientallen telefoontjes met vragen. Er zijn geen
formele klachten ingediend. Tegelijkertijd zijn er vorig jaar leraren, maar ook medewerkers
van Rutgers bedreigd. Ook dit jaar waren er voorafgaand aan de Week van de Lentekriebels
signalen van weerstand rond dit thema.
47
Er wordt gesproken over weerstand van een kleine groep bij meer aandacht besteden
aan kerndoelen rond seksuele vorming en seksuele diversiteit; kunt u uitleggen wie,
of wat voor soort mensen zich in deze groep bevinden?
De vrijheid van richting en inrichting van het onderwijs maakt dat scholen volgens
hun eigen onderwijskundige visie, levensbeschouwelijke overtuiging en met oog op de
populatie van leerlingen keuzes kunnen maken in de vormgeving van het onderwijs, zo
ook wat betreft seksuele vorming en seksuele diversiteit.
Deze vrijheid van richting en inrichting biedt ruimte voor eigen invulling. Ondanks
die vrijheid lijkt er ook een groep te zijn die tegen elke vorm van les over deze
kerndoelen is. Weerstand wordt op verschillende manieren geuit, bijvoorbeeld op sociale
media of bij de desbetreffende school. Dat kan gaan om ouders, familieleden van kinderen,
levensbeschouwelijke organisaties of politieke partijen.
48
Kunt u nader toelichten welke onderdelen in welke mate worden afgenomen van het professionaliseringsaanbod
van het Expertisecentrum Burgerschap, waar jaarlijks € 30 miljoen (tussen 2024–2027)
aan wordt besteed?
Naast de € 30 miljoen die is toegevoegd aan de mbo-lumpsum (zie ook de antwoorden
op de vragen 15 en 85), ontvangt het Expertisepunt Burgerschap in de periode 2023–2025
incidenteel € 5,5 miljoen voor professionalisering van burgerschapsdocenten, zoals
een leergang voor mbo-docenten en trainingsaanbod van experts voor deskundigheidsbevordering
van po-, vo- en mbo-docenten bij het voeren van het gesprek over maatschappelijk lastige
en/of polariserende onderwerpen in de klas. De leergang burgerschap voor mbo-docenten
is ontwikkeld in samenwerking met hogescholen. De leergang wordt sinds medio januari
2024 aangeboden, kent op dit moment 135 goedgekeurde aanvragen en biedt capaciteit
voor 750 docenten. In het funderend onderwijs kunnen scholen gebruik maken van burgerschapsexperts
en ondersteuning bij «schurende» gesprekken binnen de school. Tevens biedt het Expertisecentrum
leraren in het funderend onderwijs lesmateriaal en handreikingen.
49
Bestaat er – mede in het licht van de tussen de 1.000 en 2.000 dak- en thuisloze lhbti+
jongeren die Nederland volgens kenniscentrum Movisie kent33, die bijvoorbeeld door hun ouders op straat zijn gezet, – voor dak- en thuisloze
lhbti+ jongeren onder de 18 jaar inmiddels een dekkend netwerk van veilige, specifieke
opvang?
De komende jaren wordt vanuit het «Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis»
blijvend aandacht gevraagd om voor deze doelgroep sensitief aanbod te ontwikkelen
en professionals handelingsperspectief te bieden. Dit actieplan wordt gecoördineerd
door de Staatssecretaris van VWS. Naar aanleiding van de verkenning waar aan uw Kamer
refereert is geïnvesteerd in het vergroten van het handelingsperspectief van professionals.
Dit moet ervoor zorgen dat lhbtiq+ jongeren overal in Nederland terecht kunnen en
zo direct de juiste ondersteuning en hulp ontvangen. Zo zijn er trainingen en e-learnings
ontwikkeld voor professionals in de maatschappelijke opvang, onderwijs en jeugdzorg.
In lijn met de nieuwe visie van het «Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis»
is het niet gewenst om voor verschillende subgroepen nieuwe aparte opvangvoorzieningen
te realiseren, maar juist dat gemeenten veel steviger inzetten op preventie en Wonen
Eerst zodat ook jongeren geen gebruik hoeven te maken van een aparte opvang locatie.
50
Welke maatregelen neemt het kabinet om de hoge suïcidecijfers onder lhbti+ personen
tegen te gaan?
Suïcidepreventie richt zich op alle Nederlanders en kent een aantal hoog risicogroepen
waar specifieke acties op worden ingezet. Die acties zijn onderdeel van de derde landelijke
agenda suïcidepreventie die door Stichting 113 Zelfmoordpreventie wordt uitgevoerd.
Binnen de doelstelling «bereik van specifieke doelgroepen vergroten» is aandacht voor
de lhbtiq+ groep. Het gaat onder meer om lokale lhbtiq+ netwerken die activiteiten
en aandacht organiseren voor suïcidepreventie onder lhbtiq+ personen, maar ook om
een initiatief als de leesinterventie «Lief, Liever, Liefst» die gericht is op scholieren
en op scholen wordt aangeboden. Daarnaast is voor mensen met suïcidale gedachten de
hulplijn suïcidepreventie dag en nacht bereikbaar via 0800-0113 (gratis) en 113. Suïcidepreventie
begint met het versterken van de mentale gezondheid. Het kabinet zet met de aanpak
«mentale gezondheid: van ons allemaal» in op het versterken van de mentale gezondheid
van alle Nederlanders.
51
Kunnen mannen die seks hebben met mannen, transgender personen en andere risicogroepen
inmiddels weer in heel Nederland binnen enkele dagen terecht voor een soa34-test en soa-zorg bij de GGD35 en de CSG36 opdat verdere verspreiding van soa’s wordt voorkomen, nu uit onderzoek blijkt dat
het Ministerie van VWS37 liet verrichten door AEF38 dat de afgelopen jaren slechts ongeveer 50% van de mensen die als risicogroep zijn
aangemerkt geholpen worden met soa-zorg?
In de toekomstverkenning naar de Regeling aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG-regeling)
constateert AEF een aantal knelpunten, waardoor GGD’en maar plek hebben voor de helft
van de personen die hen benaderen voor soa-zorg. Bovendien is er vaak pas plek binnen
enkele weken, terwijl de medische richtlijn aangeeft dat bij klachten diagnostiek
en zorg binnen enkele dagen nodig is. Deze knelpunten zijn met name financieel van
aard, maar gaan ook over het stelsel en de verhouding tot de curatieve zorg.
Op 11 december 2023 hebben de Minister van VWS en de Staatssecretaris van VWS aan
uw Kamer gemeld dat het aan een volgend kabinet is om een beslissing te nemen over
het stelsel van de aanvullende seksuele gezondheidszorg en de daarbij horende financiële
middelen.39 Dit betekent dat de toegankelijkheid van de soa-zorg bij de GGD momenteel niet verbeterd
is. Echter hechten de bewindspersonen van VWS eraan te benadrukken dat eenieder wél
terecht kan bij de huisarts voor deze zorg. De huisarts is de primaire plek waar soa-zorg
plaatsvindt, de GGD biedt aanvullende zorg voor groepen met een verhoogd risico op
een soa en die een drempel ervaren om naar de huisarts te gaan.
52
Om te voorkomen dat niet-medisch noodzakelijke en non-consensuele behandelingen van
intersekse kinderen plaatsvinden, wordt onderzocht hoe dit kan worden voorkomen; welke
rol kunnen goede begeleiding van ouders en goede informatie voor ouders hierin spelen?
In de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is vastgelegd dat ouders toestemming
moeten geven voor iedere behandeling van hun kind tot twaalf jaar. Zorgverleners zijn
op grond van de WGBO verplicht om ouders te informeren over onder andere de alternatieven
en eventuele gevolgen en risico’s van een behandeling, zodat ouders goed geïnformeerde
beslissingen kunnen nemen. Zorgprofessionals hebben dus een belangrijke rol in het
begeleiden en informeren van ouders bij het nemen van een beslissing over het al dan
niet opereren van hun kind met intersekse/DSD. Bij een dergelijk traject is een multidisciplinair
team betrokken waarbij naast medisch specialisten, onder andere ook gespecialiseerd
verpleegkundigen, psychologen en een medisch-ethicus betrokken is.
Op dit moment wordt er gewerkt aan de kwaliteitsstandaard DSD. Verwacht wordt dat
deze kwaliteitsstandaard in het tweede kwartaal van 2024 wordt opgeleverd. Het opstellen
van professionele standaarden zoals richtlijnen en protocollen, waarin wordt beschreven
wat goede zorg is, wordt in Nederland overgelaten aan medische professionals zelf.
In de kwaliteitsstandaard wordt bijvoorbeeld ook beschreven welke disciplines betrokken
zijn bij keuzes rondom behandeling en hoe «shared decision making» (Samen Beslissen)
plaatsvindt.
53
Kunt u aangeven wat de correlatie is tussen «gendergelijkheid» en «klimaatverandering»?
Klimaatverandering kan bestaande genderongelijkheid vergroten. Europees onderzoek
geeft zicht op de correlatie tussen gender, energie, water en armoede,40, 41 evenals de correlatie tussen gender, levensonderhoud, gezondheid en welzijn, alsook
toegang tot leningen in relatie tot klimaatverandering.42 Zo hebben vrouwen vaker te maken met energiearmoede43 en/of zijn ze vatbaarder voor de nadelige gevolgen van energiearmoede.44, 45 Oo
k is middels Europese casestudies in beeld gebracht hoe dit bij oudere vrouwen samenhangt
met mentale problemen als eenzaamheid.46 Ze zetten dan bijvoorbeeld de verwarming niet aan op koude dagen en nodigen uit schaamte
geen bezoek uit, wat verband houdt met een verhoogd risico op eenzaamheid.
54
Kunt u aangeven wat klimaatverandering en klimaatbeleid te maken hebben met «genderongelijkheid»?
De WRR adviseert om in het klimaatbeleid rekening te houden met rechtvaardige verdelingsprincipes
en dit expliciet mee te nemen in (voorgenomen) klimaatbeleid47. De impact van klimaatverandering raakt verschillende groepen, waaronder vrouwen,
anders. Zoals in het antwoord op vraag 53 beschreven, bestaat er een verband tussen
gendergelijkheid en klimaatverandering. Effectief klimaatbeleid houdt dan ook rekening
met gender-gerelateerde verschillen en is nodig om vooruitgang op de positie van vrouwen
en klimaat te boeken.48
55
Welke projecten zijn er de afgelopen tien jaar gefinancierd vanuit het programma gender
en gezondheid bij ZonMW49 en hoeveel hiervan betrof onderzoek naar vrouwspecifieke aandoeningen?
Binnen het Kennisprogramma Gender en Gezondheid (2016–2020) zijn in totaal 66 projecten
gefinancierd50. Er zijn 3 projecten gefinancierd binnen het thema Vrouwspecifieke en seksuele aandoeningen.
Verder zijn binnen verschillende projecten op met name het thema «Hart- en vaatziekten»
vrouwspecifieke risicofactoren zoals zwangerschapsvergiftiging en menopauze expliciet
meegenomen.
Daarnaast is vanuit de Taakopdracht Gender en Gezondheid (2021–2026) opdracht verleend
aan een consortium van NVOG, Kennisinstituut, Women Inc. en diverse beroeps- en patiëntenverenigingen
om de kennishiaten op het gebied van vrouwspecifieke aandoeningen inzichtelijk te
maken. Fase 1 van dit project is in december 2023 afgerond en het rapport51 is overhandigd aan het Ministerie van VWS.
56
Op welke wijze hangt het onderzoek naar genderspecifieke aandoeningen in Nederland
samen met de The Gender Equality Strategy 2020–2025 van de Europese Commissie? Welke
samenwerkingen vinden op dit onderwerp plaats in de Europese context?
Vanuit het Ministerie van VWS wordt een gendersensitieve aanpak gefaciliteerd in de
vorm van de Taakopdracht Gender en Gezondheid. De Minister van VWS heeft de Taakopdracht
Gender en Gezondheid verlengd tot halverwege 2026 en hiervoor financiële middelen
beschikbaar gesteld. Doel van de Taakopdracht Gender en Gezondheid is het stimuleren
van duurzame aandacht voor en integratie van sekse en gender in onderzoek en onderzoeksprogrammering
in gezondheid en zorg, teneinde goede gezondheid en passende zorg voor iedereen te
realiseren ongeacht sekse en/of gender. Deze inzet staat los van het feit dat het
belang van gendersensitieve zorg ook wordt benadrukt in de Strategie voor Gendergelijkheid
2020–2025 van de Europese Commissie52 In de strategie wordt opgemerkt dat vrouwen en mannen genderspecifieke gezondheidsrisico’s
ervaren. Zoals ook aangekondigd in de strategie is er een genderdimensie opgenomen
in het EU-actieplan voor kankerbestrijding53. Deze ziet toe op de genderverschillen waarin kanker optreedt en geconstateerd kan
worden, de gender sensitieve wijze waarop het behandeld kan worden én de sterke mate
waarin de zorgsector is gesegregeerd naar gender. Daarnaast geeft de Europese Commissie
in de strategie aan dat het de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten
en de belanghebbenden over de genderaspecten van gezondheid zal vergemakkelijken,
onder meer inzake seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
57
Welke verplichtingen hebben farmaceuten om in hun onderzoek naar nieuwe medicijnen
rekening te houden met genderverschillen?
In de richtlijnen voor geneesmiddelonderzoek en -beoordeling staat beschreven dat
effecten van geneesmiddelen in relevante subgroepen, waaronder sekse, moeten worden
onderzocht en geëvalueerd. De informatie over deze onderzoeken is standaard onderdeel
van het door de fabrikant ingediende onderzoeksdossier. Indien er een sprake is van
een verschil in effect, dan zien het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)
en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) erop toe dat deze informatie in de productinformatie
en het openbaar beoordelingsrapport beschikbaar is.
58
Op welke wijze worden geneesmiddelenproducten gestimuleerd om onderzoek te doen naar
medicijnen voor genderspecifieke aandoeningen?
Eerder informeerde de Minister voor Medische Zorg u over het voornemen om ZonMw te
vragen een kennisprogramma vrouwspecifieke aandoeningen op te zetten.54 Deze kennisagenda en nationale strategie kunnen het startpunt zijn van nader onderzoek
naar behandelingen of specifiek geneesmiddelen voor genderspecifieke aandoeningen.
Het is primair aan de farmaceutische of academische onderzoekers om geneesmiddelen
te ontwikkelen. Factoren die een rol spelen bij keuzes voor onderzoek zijn de wetenschappelijk
kennis van de ziekte en mogelijke aangrijpingspunten, beschikbare technologische innovatie,
beschikbare financiering, maar ook het potentiële rendement op de investering. In
algemene zin is de Minister voor Medische Zorg voorstander van meer vraag-gestuurde
geneesmiddelenontwikkeling, om zo te beantwoorden aan de grootste maatschappelijke
en medische behoefte. Zij acht het daarbij noodzakelijk om duidelijker aan te geven
aan welke geneesmiddelen de maatschappij behoefte heeft en wat we bereid zijn om daarvoor
te betalen. Zij kan nu geen uitspraak doen of geneesmiddelenontwikkeling tegen genderspecifieke
aandoeningen vanuit overheidswegen aanvullend gestimuleerd moet worden. De resultaten
van het kennisprogramma kunnen daarbij richtinggevend in zijn.
59
In het gehele rapport wordt niet gesproken over mannen, gelijkheid voor mannen en
over gelijkheid tussen mannen en vrouwen; waarom worden mannen volledig buiten beschouwing
gelaten?
Het emancipatiebeleid is, onder andere, op gendergelijkheid gericht. Het begrip gender
heeft betrekking op de maatschappelijke positie van zowel mannen als vrouwen en non-binaire
personen.
Genderongelijkheid pakt niet alleen in het nadeel van vrouwen uit, maar wel in grotere
mate dan in het nadeel van mannen. Het beleid is daarom grotendeels gericht op verbetering
van de positie van vrouwen, maar ook op verbetering van de positie van mannen en op
het betrekken van mannen bij het verkleinen van de ongelijkheid.
In de Voortgangsrapportage Emancipatie komt de positie van mannen aan de orde, bijvoorbeeld
aangaande stereotype opvattingen over mannen, de gendertoets en de verwachtingen vanuit
de samenleving ten aanzien van de rol die mannen behoren te hebben op het werk of
in het gezin. In het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld is mannenemancipatie een belangrijk onderdeel, omdat ongelijke
machtsverhoudingen en stereotiepe opvattingen over vrouwelijk- en mannelijkheid een
rol spelen bij het ontstaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.
Om stereotiepe opvattingen te doorbreken en mannen te betrekken om seksueel grensoverschrijdend
gedrag te voorkomen wordt daarom het project «Mannenemancipatie als deel van de oplossing»
van Emancipator gefinancierd.
60
Hoe groot is het deel precies in Nederland dat positief staat tegenover lhbtiq+ personen?
Kan dit deel worden afgezet tegen de aantallen van afgelopen jaren? Is er sprake van
een stijging of juist een daling?
Het aandeel Nederlanders dat positief staat tegenover homo- en biseksualiteit is tussen
2006/2007 en 2019/2020 gestegen van 53% naar 76%. Dat blijkt uit cijfers van het Sociaal
en Cultureel Planbureau. Het aandeel Nederlanders dat hier negatief tegenover staat
is in die periode juist gedaald van 15% naar 4%. Wel is er in 2019/2020 voor het eerst
een stagnatie zichtbaar in de stijgende acceptatie ten opzichte van twee jaar eerder,
toen het aandeel met een positieve houding iets hoger lag. Het aandeel Nederlanders
met een neutrale houding is in die twee jaar juist licht toegenomen.
Wat betreft houdingen tegenover transgender personen stelt het Sociaal en Cultureel
Planbureau dat het aandeel Nederlanders met een positieve houding tussen 2012/2013
en 2019/2020 is gestegen van 43% naar 60%. Het lijkt hier met name te gaan om een
verschuiving van neutrale naar positieve houdingen. Zo is het aandeel Nederlanders
met een neutrale houding in deze periode juist gedaald van 45% naar 32%. Ook hierbij
geldt dat de stijgende acceptatie is afgevlakt, met name sinds 2016/2017. Het aandeel
Nederlanders met een negatieve houding is sinds 2012/2013 redelijk stabiel gebleven
en lag in 2019/2020 op 9%.
Voor een meer volledig cijferoverzicht verwijs ik de leden graag naar de publicatie
«Opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa 2022» van het Sociaal en Cultureel Planbureau. De eerstvolgende, vernieuwde Lhbtiq+-monitor
zal later dit jaar verschijnen en meer recente cijfers bevatten. De zal ik ook toesturen
aan uw Kamer. Hierin zullen voortaan ook de houdingen van Nederlanders tegenover non-binaire,
intersekse en aseksuele personen aan bod komen.
61
Is er ook onderzoek gedaan naar negatieve houdingen tegenover lhbtiq+ personen in
Nederland? Hoe uiten deze negatieve houdingen zich in Nederland richting de lhbtiq+
gemeenschap? Is er meer bekend over de achtergrond van deze negatieve houdingen?
Uit de LHBT-monitor 2022 blijkt dat lesbische, homoseksuele en bi+ personen vaker
slachtoffer zijn van geweldsdelicten, respectloos gedrag en cyberpesten dan heteroseksuele
personen. Ook voelen zij zich vaker onveilig. Dat geldt het sterkste voor bi+ personen,
lhb jongeren en lhb personen met een migratieachtergrond. De Landelijke Veiligheidsmonitor
2021–2022 voor het primair en voortgezet onderwijs55 laat zien dat lhbt leerlingen significant vaker worden gepest dan gemiddeld en vaker
slachtoffer zijn van geweldsincidenten.
62
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Van der Woude inzake landelijk
onderzoek naar daderprofielen voor straatintimidatie en seksueel grensoverschrijdend
gedrag in de openbare ruimte56?
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in de Voortgangsbrief aanpak online seksueel
kindermisbruik en zeden van 5 juli 202357 uw Kamer geïnformeerd over deze motie. Er zijn meerdere pogingen ondernomen om hier
meer informatie over te verzamelen. Zo is door het WODC onderzoek verricht, is een
quick scan gedaan en is er bij gemeenten uitvraag gedaan door JenV en door OCW in
het kader van het programma Veilige Steden. Dit heeft geen eenduidig beeld opgeleverd
over kenmerken van daders van straatintimidatie. Grootste beperking daarin is dat
straatintimidatie nog niet strafbaar is en er geen eenduidige cijfers over de kenmerken
van daders zijn. Met de aangepaste Wet seksuele misdrijven wordt straatintimidatie
wél strafbaar gesteld en hoopt het kabinet middels monitoring meer informatie te vergaren
over de daderprofielen.
63
Hoe staat het met de houdingen tegenover de positie van vrouwen in Nederland en dan
specifiek tegenover de gelijkwaardigheid, vrijheid en veiligheid van vrouwen? Hoe
zet dit sentiment zich af tegen dat van voorgaande jaren?
Er is in Nederland een duidelijke meerderheid voorstander van gelijkwaardigheid, vrijheid,
en veiligheid van vrouwen. Zo blijkt uit de World Values Survey58 van 2022 dat 91% van de Nederlanders gelijke rechten van vrouwen en mannen een (zeer)
essentiële eigenschap van de democratie vindt. Deze steun voor gelijke rechten is
gemiddeld gezien hoger naarmate men een afgeronde hbo- of universitaire studie heeft
gevolgd, ouder of minder religieus is. Wel blijkt dat de steun voor gelijke rechten
van vrouwen en mannen is gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Zo was dit in
2017 nog 95% en in 2005 nog 94% van de Nederlanders. Desondanks blijft het algemene
beeld dat Nederlanders zeer positief staan tegenover gelijke rechten van vrouwen en
mannen.
Uit verschillende voorbeelden blijkt een positieve houding ten opzichte van de gelijkwaardigheid
van vrouwen, zoals de houding tegenover werkende vrouwen, het recht op abortus of
de aanpak van seksuele intimidatie. Onderzoek van het Europees Bureau voor de grondrechten
uit 202059 laat zien dat 92% van de Nederlanders vindt dat werkgevers moeten zorgen dat vrouwen
evenveel verdienen als mannen voor hetzelfde werk, tegenover 1% die het hiermee oneens
is. Daarnaast is 47% van mening dat vrouwen niet per se als eerste thuis hoeven te
blijven om te zorgen voor zieke kinderen, tegenover 25% van de Nederlanders die dit
wel als een verantwoordelijkheid ziet die in de eerste plaats bij vrouwen ligt.
De steun voor abortus blijft toenemen over de afgelopen twee decennia. Zo vindt 79%
van de Nederlanders abortus gerechtvaardigd volgens de World Values Survey uit 2022,
tegenover 50% van de Nederlanders in 2005.
Wat betreft de veiligheid van vrouwen meldt de Emancipatiemonitor 2022 van het CBS60 dat 78% van de vrouwen en 66% van de mannen vindt dat de samenleving te lang heeft
weggekeken van seksuele intimidatie jegens vrouwen. Dat is ook een stijging ten opzichte
van voorgaande jaren.
64
Is er ook onderzoek gedaan naar negatieve houdingen tegenover vrouwen in Nederland?
Hoe uiten deze negatieve houdingen zich in Nederland? Is er meer bekend over de achtergrond
van deze negatieve houdingen?
Zie ook mijn antwoord bij 63 aangaande cijfers over houdingen tegenover de positie
van vrouwen in Nederland. Er is geen onderzoek bekend dat een algemeen beeld geeft
van hoe negatieve houdingen tegenover vrouwen zich uiten in Nederland en de achtergronden
hiervan.
65
Welke organisaties en instellingen zijn betrokken bij de opgezette dialoog? Op basis
waarvan zijn deze organisaties en instellingen gekozen?
De dialoog SamenSpraak wordt uitgevoerd door Afdeling Buitengewone Zaken (A/BZ), in
samenwerking met Diversion en Multitude, in opdracht van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid. Deze partij is als opdrachtnemer naar voren gekomen uit
een aanbestedingsprocedure. Tijdens deze procedure werden voorstellen onder andere
beoordeeld op de voorgestelde (gespreks-)methoden, de uitstraling en communicatie,
de haalbaarheid en de kennis en ervaring van het onderzoeksteam. In de aanloop naar
de dialoog is met tal van experts en organisaties gesproken over de voorgenomen aanpak
en reikwijdte, waaronder het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), Stichting voor
Werkende Ouders, Universiteit Utrecht, WOMEN Inc., MOVISIE, Stichting VDRS, Stichting
Het Potentieel Pakken en werkgevers- en werknemersorganisaties.
66
Met welke allianties van organisaties zijn partnerschappen gesloten? Kan uiteen worden
gezet hoeveel subsidies worden verstrekt en welke concrete doelen deze organisaties
moeten zien te behalen met deze gelden?
Met mijn brief van 13 februari 202361 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de acht allianties waarmee ik partnerschappen heb
afgesloten voor de periode van 2023–2027. De allianties krijgen hiervoor een totaalbedrag
van € 46.714.032.
Het gaat om:
• Alliantie Kleurrijk en Vrij: de alliantie Kleurrijk en Vrij is een samenwerkingsverband
tussen COC Nederland, TNN, NNID en Bi+ Nederland die gezamenlijk werken aan het landelijk
bevorderen van lhbtiq+ gelijkheid en gelijkwaardigheid op de terreinen onderwijs,
veiligheid, gezondheid, arbeidsmarkt, media, politiek, recht en leefvormen. De alliantie
zet zich in voor een diverse en inclusieve maatschappij, die doorlopend werkt aan
gelijkheid, gelijkwaardigheid en emancipatie, zodat mensen volledig kunnen participeren
en zich tot hun volle potentieel kunnen ontwikkelen, ongeacht hun seksuele oriëntatie,
genderidentiteit of -expressie, geslachtskenmerken en leefvorm. Het subsidieplafond
voor de periode 2023–2027 is vastgesteld op € 12.781.440.
• Alliantie Financieel Sterk door Werk: de alliantie Financieel Sterk door Werk is een
samenwerkingsverband tussen Women Inc, Bureau Clara Wichman en Het Potentieel Pakken,
die zich inzetten voor het vergoten van duurzame financiële onafhankelijkheid van
praktisch opgeleide vrouwen, als basis voor een autonome deelname in de samenleving.
De alliantie voert bijvoorbeeld activiteiten uit die gericht zijn op vrouwen die werken
binnen de sectoren zorg, schoonmaak en kinderopvang. Het subsidieplafond voor de periode
2023–2027 is vastgesteld op € 5.139.204.
• Alliantie Verandering van Binnenuit 2.0: de alliantie Verandering van Binnenuit 2.0
is een samenwerkingsverband tussen Movisie, IOT, en LKP, die gezamenlijk werken aan
realiseren van gendergelijkheid en lhbti+-gelijkheid in de Nederlandse samenleving.
De alliantie zet zich in op het van «binnenuit» verandering bevorderen in gesloten
gemeenschappen, met mensen die zelf onderdeel zijn van zulke gemeenschappen. Dit wordt
bijvoorbeeld gedaan door het geven van workshops. Het subsidieplafond voor de periode
2023–2027 is vastgesteld op € 4.699.309.
• Alliantie Act 4 Respect Unlimited: de alliantie Act 4 Respect Unlimited is een samenwerkingsverband
tussen Rutgers, COC Nederland en Atria, die gezamenlijk werken aan het bevorderen
van de (sociale) veiligheid van vrouwen en lhbtiq+-personen in de privésfeer en in
de publieke ruimte. Het subsidieplafond voor de periode 2023–2027 is vastgesteld op
€ 5.059.320.
• Alliantie Politica (voorheen: Gelijke Representatie in de Politiek): de alliantie
Politica is een samenwerkingsverband tussen WO=MEN, Stem op een Vrouw en de Nederlandse
Vrouwen Raad. De alliantie zet zich in op een duurzame gelijke representatie van vrouwen
in de Nederlandse politiek. Het subsidieplafond voor de periode 2023–2027 is vastgesteld
op € 4.793.040.
• Alliantie Jong Gelijk: de alliantie Jong Gelijk is een samenwerkingsverband tussen
Rutgers, Colored Qollective, Femmes for Freedom en de Nederlandse Jeugdraad. Gezamenlijk
zetten zij zich in voor een samenleving waarin jongeren elkaar meer ruimte geven om
zich in vrijheid te ontwikkelen en uit te drukken op het gebied van gender en seksualiteit.
Het subsidieplafond voor de periode 2023–2027 is vastgesteld op € 4.727.002.
• Alliantie Worden Wie je Bent: de alliantie Worden Wie je Bent is een samenwerkingsverband
tussen VHTO en SSV, en zet zich in om gendergelijkheid in het onderwijsveld te bevorderen.
Het uiteindelijke doel is een onderwijssector waarin alle leerlingen zich vrij voelen
zichzelf te zijn en te worden wie ze willen worden, in een (sociaal) veilige omgeving
waarin genderstereotypen worden doorbroken die de keuzes van leerlingen kunnen beïnvloeden.
Een voorbeeld is de jaarlijkse «Girls’ Day» van VHTO. Tijdens Girls’ Day maken meisjes
in het voortgezet onderwijs op een interactieve manier kennis met technische bedrijven.
In 2023 deden ongeveer 250 bedrijven en 9.000 meisjes mee aan Girls’ Day. Het subsidieplafond
voor de periode 2023–2027 is vastgesteld op € 4.455.396.
• Alliantie Gezondheidszorg op Maat2: de alliantie Gezondheidszorg op Maat2 is een samenwerkingsverband
tussen Women Inc, COC Nederland en Rutgers. De alliantie zet zich in voor gelijkwaardige
gezondheidszorg voor vrouwen en lhbtiq+-personen. Het doel is dat de overheid, zorgverleners
en zorgvragers voldoende kennis hebben van de verschillen in gezondheidszorg die samenhangen
met diversiteit in sekse, gender en seksuele oriëntatie. Door de alliantie is bijvoorbeeld
een toolkit ontwikkeld voor zorg- en hulpverleners. De trainingen, e-learnings en
factsheets die vanuit deze toolkit beschikbaar worden gesteld gaan over diversiteit
in sekse, gender en seksuele oriëntatie en helpen zorgverleners om beter passende
zorg te bieden. Het subsidieplafond voor de periode 2023–2027 is vastgesteld op € 5.059.320.
67
Is er ook onderzoek gedaan naar de arbeidsparticipatie van vrouwen op de arbeidsmarkt
en hun financiële onafhankelijkheid binnen meer gesloten (religieuze) gemeenschappen?
Hoe staat het met arbeidsparticipatie van vrouwen binnen deze groepen ten opzichte
van de algemene arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland? Kunnen deze cijfers
worden afgezet tegen die van voorgaande jaren?
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid richt zich met het Meerjarenplan
Zelfbeschikking op gesloten gemeenschappen. Onder deze gesloten gemeenschappen vallen
verschillende groepen, zoals sommige migranten-, vluchtelingen- en orthodox christelijke
gemeenschappen. Er zijn geen landelijke cijfers beschikbaar over arbeidsparticipatie
van de diverse groepen die onder deze gesloten gemeenschappen vallen.
Wel wordt in het Meerjarenplan Zelfbeschikking aangegeven dat uit het Jaarrapport
Integratie 2020 van het CBS62 blijkt dat diverse groepen vrouwen met een migratieachtergrond achterblijven qua
sociaaleconomische positie ten opzichte van vrouwen zonder migratieachtergrond. Hierbij
gaat het vooral om Nederlandse vrouwen met herkomst uit Marokko, Afghanistan, Eritrea,
Somalië, Irak, Syrië die relatief vaker uitkeringsafhankelijk zijn of geen inkomen
hebben. In het Jaarrapport Integratie 2020 staat ook een uitsplitsing van de sociaaleconomische
positie van vrouwen naar migratieachtergrond.63
68
Hoeveel geweldsincidenten richting lhbtiq+ personen hebben zich in 2023 voorgedaan?
Kunnen deze cijfers worden afgezet tegen die van 2022, 2021 en 2020? Hoe ziet de geografische
spreiding van deze geweldsincidenten er uit?
Uit cijfers van de politie64 blijkt dat bijna eenderde van de door de politie geregistreerde incidenten betrekking
heeft op discriminatie op grond van seksuele gerichtheid. Net als in voorgaande jaren
is dit na herkomst de grootste categorie in de politiecijfers. Opvallend is dat bij
zowel geweld als bedreiging de discriminatiegrond seksuele voorkeur vaker in de politieregistraties
voorkomt dan gemiddeld: 41% van de geregistreerde geweldsincidenten en 42% van de
bedreigingen hebben te maken met deze grond. Uit het rapport «Discriminatiecijfers
2022» blijkt verder dat er in 2022 316 geweldsincidenten in combinatie met een discriminatoire
uitlating zijn geweest op grond van seksuele gerichtheid. De politie heeft in 2022
296 bedreigingen, 4 geweldsuitingen vanwege seksuele gerichtheid en 14 bedreigingen
vanwege geslacht geregistreerd.
Tabel 14 op pagina 65 van het rapport «Discriminatiecijfers 2022» biedt inzicht in
het aantal bij de gemeentelijke Anti-Discriminatie Voorzieningen binnengekomen meldingen
per discriminatiegrondslag per politie-eenheid. Het is niet mogelijk om uit deze cijfers
conclusies te trekken.
69
Hoeveel geweldsincidenten richting vrouwen hebben zich in 2023 voorgedaan? Kunnen
deze cijfers worden afgezet tegen die van 2022, 2021 en 2020? Hoe ziet de geografische
spreiding van deze geweldsincidenten er uit?
In de Veiligheidsmonitor 2023 rapporteerde 6,5% van de vrouwen dat zij in het voorgaande
jaar slachtoffer zijn geweest van een geweldsdelict (versus 6,3% van de mannen). 2,4%
van de vrouwen rapporteerden dit jaar slachtoffer te zijn geweest van online bedreiging
en intimidatie (versus 2,6% van de mannen). In 2021 rapporteerde 5,0% van de vrouwen
dat zij in het voorgaande jaar slachtoffer zijn geweest van een geweldsdelict (versus
5,4% van de mannen). 2,3% van de vrouwen rapporteerde dat jaar slachtoffer te zijn
geweest van online bedreiging en intimidatie (ook 2,3% van de mannen).
De Veiligheidsmonitor is een enquêteonderzoek onder personen van 15 jaar en ouder
naar veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap van veelvoorkomende criminaliteit.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voert dit onderzoek in de oneven jaren
uit. Voor 2020 en 2022 zijn er daarom geen cijfers uit enquêteonderzoek beschikbaar.
De geografische spreiding van het totale aantal geweldsdelicten (met mannelijke en
vrouwelijke slachtoffers) zoals die in de Veiligheidsmonitor 2023 is gerapporteerd
is als volgt:
Uit de Slachtoffermonitor van het CBS, die tot stand komt op basis van incidenten
die zijn geregistreerd bij de politie, blijken de volgende aantallen van geregistreerde
incidenten voor de jaren 2021, 2022 en 2023:
Voor nadere informatie over regionale spreiding van geregistreerde incidenten bij
de politie verwijs ik naar de tabel op de website van het CBS.65
70
Wordt het partnership «Financieel Sterk door Werk» geëvalueerd? Zijn hier al concrete
cijfers uit voortgekomen?
De door mij gesteunde allianties, waaronder de alliantie «Financieel Sterk door Werk»,
dragen zorg voor een tussenevaluatie waaruit blijkt in hoeverre de ingezette activiteiten
bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen. Deze tussenevaluatie vindt begin
2025 plaats. Daarnaast draag ik zorg voor een eindevaluatie in 2027.
71
Kan er een overzicht worden gegeven van de financiële afhankelijkheid van vrouwen
uitgesplitst naar achtergrondkenmerken zoals opleidingsniveau, woonplaats en nationaliteit?
Van alle vrouwen in Nederland is 58,7% financieel onafhankelijk. Dat blijkt uit gegevens
van het CBS.66 Er is een groot verschil naar opleidingsniveau. Van de vrouwen met basisonderwijs,
vmbo, 3 jaar havo/vwo of mbo1 is 25,8% financieel onafhankelijk. Van degenen met havo/vwo
of mbo 2-3-4 gaat het om 55,5%. Van degenen met hbo of wo 78,1%.
Ook leeftijd maakt veel uit. Van de vrouwen van 25–35 jaar is bijvoorbeeld 70% financieel
onafhankelijk, en van de vrouwen tussen 55 jaar en de AOW-leeftijd 43,2%.
Van de vrouwen die in Nederland zijn geboren is 61,7% financieel onafhankelijk. Als
van hen 1 of 2 ouders buiten Nederland geboren zijn, is dat niet veel lager (60,0%).
Vrouwen die eerste generatie migrant zijn, zijn met 45,6% wel minder vaak financieel
onafhankelijk.
72
Wordt er meer gebruik gemaakt van het betaald ouderschapsverlof na de verhoging van
50% naar 70%? Zo ja, kan dit overzicht met de Kamer worden gedeeld? Kan het ook worden
uitgesplitst naar de verdeling man/vrouw?
De gevraagde vergelijking in gebruiksgegevens kan niet worden gemaakt, omdat het uitkeringspercentage
van het betaald ouderschapsverlof bij inwerkingtreding van de Wet betaald ouderschapsverlof
direct is verhoogd van 50% naar 70%. Dit betekent dat er sinds het wettelijke betaald
ouderschapsverlof in de praktijk bestaat, er altijd een uitkeringspercentage van 70%
is geweest. Op dit moment wordt de invoeringstoets betaald ouderschapsverlof uitgevoerd,
die een eerste beeld zal geven van de ervaringen van burgers, werkgevers en UWV met
het betaald ouderschapsverlof. Zodra deze gereed is, worden de resultaten hiervan
met uw Kamer gedeeld. In de evaluatie van de Wet betaald ouderschapsverlof, die drie
jaar na inwerkingtreding plaatsvindt, zal worden gekeken naar het gebruik en de effecten
van de invoering van het betaald ouderschapsverlof.
73
Wordt er voor het informatiepakket ook samengewerkt met partners door het Ministerie
van SZW67?
Ja, daarvoor is samengewerkt met partners. Het Ministerie van SZW heeft in 2023 twee
folders met betrekking tot zwangerschap en werk laten ontwikkelen. Eén folder voor
werkgevers en één voor werkenden. Ook is een infographic van alle verlofregelingen
ontworpen. De folder voor werkenden wordt verspreid via verloskundigen en kraamzorg.
Daarnaast zijn de folder voor werkenden en de infographic over verlof verspreid onder
de bezoekers van de Negenmaandenbeurs. De folder voor werkgevers is gedeeld met werkgeversorganisaties,
salarisadministrateurs en organisaties voor HR-professionals en leidinggevenden, die
de folder onder de aandacht kunnen brengen bij hun achterban.
74
Wie zijn de doelgroepen van de dialoog «Samenspraak»? Hoe is gekomen tot deze specifieke
doelgroepen?
De doelgroep van de dialoog is de beroepsbevolking van Nederland. Om recht te doen
aan de grote diversiteit in deze groep, wordt met veel verschillende mensen en op
verschillende plekken in het land gesproken. Daarnaast is er specifiek aandacht voor
bepaalde doelgroepen, zoals mannen, mensen uit verschillende religieuze en culture
gemeenschappen, praktisch opgeleide mensen en lhbtiq+ personen. Bijvoorbeeld omdat
hun perspectief op dit thema tot nu toe nog onderbelicht is gebleven. De keuze is
tot stand gekomen in gesprekken met 20 experts op het gebied van gendergelijkheid
op de arbeidsmarkt.
75
In de voortgangsrapportage staat: «Om een cultuurverandering te bereiken waarbij de
hele maatschappij betrokken is»; Worden bij deze cultuurverandering specifieke doelgroepen
getarget?
Zie ook mijn reactie op vraag 38. Het kabinet vindt het belangrijk dat iedereen in
Nederland veilig is, dus ook vrouwen en lhbtiq+ personen. Daarbij richt zij zich onder
andere op domeinen als de fysieke openbare ruimte, thuis, het werk, online, het asielbeleid,
de sport, het onderwijs, de wetenschap en de zorg. Er wordt niet gericht op specifieke
groepen.
76
Wat zijn concrete acties vanuit het kabinet die tot gevolg hebben dat lhbtiq+ personen
en vrouwen ook daadwerkelijk kunnen merken dat hun veiligheid wordt vergroot?
Onlangs is een onderzoek afgerond dat inzicht zal geven in daders van geweld tegen
lhbtiq+ personen. Dit onderzoek wordt binnenkort openbaar. Daarnaast wordt het Actieplan
Veiligheid lhbtiq+ 2019–2022 momenteel geëvalueerd. De uitkomsten van bovengenoemde
trajecten zullen een belangrijke basis vormen voor het bepalen van de nieuwe inzet.
Op verschillende manieren worden maatregelen getroffen:
• Het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie Politie (ECAD-P) is ingericht als pilot
n.a.v. motie Paternotte68. De pilot loopt af in 2025, en wordt nu geëvalueerd. Resultaten van de evaluatie
worden rond de zomer van 2024 verwacht. Onderdeel van het ECAD-P zijn de vier discriminatierechercheurs.
Het ECAD-P levert operationele ondersteuning in de behandeling van discriminatiezaken
en helpt basisteams bij het herkennen en oppakken van meldingen en aangiftes. Verder
geeft het ECAD-P advies aan de politieorganisatie, ADV’s en het Openbaar Ministerie.
• Het politienetwerk Roze in Blauw maakt deel uit van het netwerk divers vakmanschap
(NDV). Hun inzet draagt bij aan het versterken van kennis over de manier waarop omgegaan
kan worden met meldingen en aangiftes van discriminatie in lhbtiq+ groepen. Ze staan
waar dat mogelijk is burgers terzijde die melding of aangifte willen doen, maar ook
de collega’s die hier opvolging aan geven. Naar aanleiding van de motie Hermans69 is meerjarig € 2 miljoen per jaar vrijgemaakt voor de aanpak van geweld tegen lhbtiq+
personen, waarvan een deel ook gaat naar Roze in Blauw. Iedere politie-eenheid met
een voorzitter Roze in Blauw krijgt 9 uur per week voor activiteiten voor Roze in
Blauw. Hierin kan de voorzitter het netwerk van leden binnen de eenheid coördineren,
bijdragen aan casussen en vakmanschap delen.
• Middels de Alliantie Verandering van Binnenuit, beogen OCW en SZW de veiligheid van
vrouwen binnen gesloten gemeenschappen te verbeteren. Zij zijn bovengemiddeld kwetsbaar
voor onveiligheid en kunnen zich vanwege sociale of culturele druk minder veilig voelen
om dit bespreekbaar te maken en/of aangifte te doen. Deze alliantie wordt samengewerkt
met partners die ervaring hebben met effectieve manieren om kwesties bespreekbaar
te maken, ondersteuning te bieden en voorlichting te geven op een wijze die aansluit
bij het specifieke karakter van deze groep.
• In het bevorderen van de veiligheid van lhbtiq+ personen en vrouwen is ook de samenwerking
met gemeenten van belang. Gemeenten zetten zich dagelijks in voor een veilige leefomgeving
en zij hebben goed zicht op wat er moet gebeuren in de openbare ruimte om ervoor te
zorgen dat lhbtiq+ personen en vrouwen zich veilig voelen. Daarom financiert het kabinet
de programma’s Regenboogsteden en Veilige Steden.
77
Met welke maatschappelijke organisaties wordt samengewerkt om tot cultuurverandering
te komen?
Graag verwijs ik naar mijn reactie op vraag 66 voor een overzicht. Met mijn brief
van 13 februari 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de totstandkoming van strategische
partnerschappen met allianties van maatschappelijke organisaties binnen het Emancipatiebeleid.70 Het gaat hier om een breed en divers scala aan organisaties die elk op hun eigen
wijze werken aan gender- en lhbtiq+ gelijkheid. Naast de strategische allianties zijn
er ook beperkt middelen beschikbaar zijn om (andere) maatschappelijke organisaties
te ondersteunen door projectsubsidies met vaak kortere doorlooptijd.
78
Zijn er al signalen bekend dat het programma «Ons Voetbal» acceptatie en veiligheid
van lhbtiq+ personen bevordert?
In de «Verdiepende opbrengstenrapportage 2022» over het actieplan «Ons voetbal is
van iedereen» (OVIVI) geeft het Mulier Instituut71 aan dat het nog te vroeg is om de concrete impact van de OVIVI maatregelen goed te
bepalen. Het meten van opbrengsten en veranderingen is lastig omdat er bij aanvang
van het actieplan nog niet veel passende indicatoren – zoals registratiecijfers discriminatie –
beschikbaar waren. Ook was er door corona geen goede vergelijking over de afgelopen
jaren mogelijk. Daarnaast, zo geeft het rapport aan, zijn diverse gemeten en ervaren
veranderingen niet eenduidig toe te schrijven aan OVIVI maatregelen, omdat deze niet
volledig losstaan van andere programma’s en ontwikkelingen in het voetbal, de (top)sport
en de samenleving. Met deze kanttekeningen in het achterhoofd stelt het Mulier Instituut
op basis van verzamelde cijfers en gesprekken met betrokkenen vast dat de door OVIVI
gegenereerde aandacht en maatregelen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan
de agendering van discriminatie als probleem en aan een verhoogde inzet op het tegengaan
van racisme en homonegativiteit in het (prof)voetbal.72
Om verder toe te werken naar een brede cultuur- en gedragsverandering op en rond het
voetbalveld intensiveren de betrokken partners hun inzet in OVIVI2. Ook OVIVI2 wordt
jaarlijks gemonitord. De rapportage over 2023 komt binnenkort uit en zal met uw Kamer
gedeeld worden.
79
Wat zijn concrete acties die worden ondernomen vanuit het programma «Veilige Steden»
om de veiligheid van vrouwen en meisjes te versterken? Zijn er specifieke groepen
vrouwen en meisjes het doel? Zijn er specifieke steden/plekken waar meer voor is binnen
dit programma?
Veilige Steden zetten in op een aanpak straatintimidatie die aansluit op wat er speelt
in hun gemeente. De aanpak straatintimidatie bij Veilige Steden richt zich over het
algemeen op preventie en bewustwording, het vergroten van meldingsbereidheid, het
betrekken en trainen van relevante partners en het vergroten van de veiligheid op
straat. Veel Veilige Steden hebben een meldpunt ingesteld voor slachtoffers van straatintimidatie.
Ook worden slachtoffers waar nodig doorgeleid naar hulpverlening. Enkele gemeenten
hebben een sociale normcampagne opgezet om in de gemeente de norm te stellen dat straatintimidatie
niet oké is en gedragsverandering te stimuleren. Dit gebeurt dan vaak met lokale rolmodellen.
Andere zaken waar gemeenten op inzetten zijn: lesprogramma’s op scholen, het trainen
van professionals (boa’s, horecapersoneel) of studenten. Movisie is als kennispartner
aangehaakt om kennisdeling en samenwerken te stimuleren.
Afhankelijk van hoe straatintimidatie speelt wordt in sommige gemeenten extra ingezet
op studenten, jonge meiden en vrouwen of lhbtiq+ personen. De G4 krijgen extra middelen
en binnen de steden wordt afhankelijk van waar de problematiek speelt soms extra ingezet
op bepaalde buurten of bijvoorbeeld in het nachtleven.
80
Zijn er cijfers bekend wat het effect is van Roze in Blauw op geweld en agressie tegen
vrouwen en lhbtiq+ personen?
Het politienetwerk Roze in Blauw is opgenomen in het Actieplan Veiligheid LHBTI 2019–2022.
Het Actieplan, en daarmee ook de inzet van Roze in Blauw, wordt op dit moment geëvalueerd.
Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd wanneer de evaluatie is afgerond.
81
Is er een samenwerkingsverband tussen ministeries om femicide te bestrijden? Zo ja,
hoe ziet dit samenwerkingsverband eruit? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van VWS, de Minister voor Rechtsbescherming en ik werken gezamenlijk
aan een plan van aanpak om femicide tegen te gaan. Zoals toegezegd wordt het plan
van aanpak in het voorjaar 2024 naar uw Kamer gestuurd.
82
Wordt er voor het integraal plan tegen femicide samengewerkt met meerdere ministeries?
Zo ja, welke ministeries? Zo niet, waarom niet?
Graag verwijs ik naar mijn antwoorden bij de vragen 13 en 81.
83
Op welke manier heeft het kabinet invloed wat er op scholen wordt gedaan tegen discriminatie
van lhbtiq+ personen?
De sociale veiligheid van leerlingen in het funderend onderwijs is geregeld via de
wettelijke zorgplicht sociale veiligheid. Dit betekent dat scholen al het mogelijke
moeten doen de sociale veiligheid van alle leerlingen te borgen. Dat betekent onder
meer dat de school jaarlijks de veiligheidsbeleving en het welbevinden van leerlingen
moet monitoren, het veiligheidsbeleid zo nodig kan aanpassen en de monitoringsgegevens
aan de inspectie stuurt. Per algemene maatregel van bestuur bereidt de Minister voor
Primair en Voortgezet Onderwijs een aanpassing van de monitor voor, met daarin de
verplichting om leerlingen op specifieke vormen van onveiligheid te bevragen, waaronder
discriminatie. Dat stelt scholen in de gelegenheid het veiligheidsbeleid op specifieke
uitingen van onveiligheid toe te spitsen. Ook is er de tweejaarlijkse Landelijke Veiligheidsmonitor
voor het funderend onderwijs in opdracht van OCW, die ook informatie over de sociale
veiligheid van lhbtiq+ leerlingen geeft.
Daarnaast vraagt de wettelijke burgerschapsopdracht de school ervoor te zorgen dat
alle leerlingen zich veilig en gerespecteerd weten, ongeacht diversiteit, waaronder
diversiteit naar godsdienst, culturele achtergrond of seksuele gerichtheid.
De overheid stimuleert en faciliteert scholen om de sociale veiligheid van leerlingen
te bevorderen, bijvoorbeeld met initiatieven als de gender and sexuality alliances
(GSA’s), Paarse Vrijdag en Gay&School. Dit doet het kabinet onder meer middels verschillende
projectsubsidies en instellingssubsidies aan organisaties als COC Nederland en Stichting
School en Veiligheid.
84
Wordt er tijdens de inspectie op scholen gelet op hoe scholen omgaan met mogelijke
discriminatie richting lhbtiq+ personen? Zo ja, koppelt de Inspectie van het Onderwijs
hier consequenties aan?
Ja. De inspectie houdt toezicht op de wettelijke eisen die op dit terrein voor scholen
gelden, zie het antwoord op vraag 83. Het betreft stelselmatig toezicht op de jaarlijkse
monitoring van de sociale veiligheid, met aandacht voor verbetering van het veiligheidsbeleid
als dat nodig is, ook voor specifieke groepen, zoals lhbtiq+ leerlingen. Daarnaast
reageert de inspectie op signalen en incidenten, en kunnen leerlingen, ouders en scholen
terecht bij de vertrouwensinspecteurs. Ook houdt de inspectie toezicht op de wettelijke
burgerschapsopdracht, onder meer waar het gaat om bevordering van basiswaarden met
aandacht voor gelijkwaardigheid, non-discriminatie en verdraagzaamheid. Onderdeel
van de burgerschapsopdracht is dat het schoolklimaat de basiswaarden van de democratische
rechtsstaat weerspiegelt. Daarnaast ziet de inspectie toe op de kerndoelen, waaronder
de kerndoelen met betrekking tot respectvolle omgang met diversiteit, inclusief seksuele
diversiteit.73, 74, 75 Naast toezicht vanwege signalen en risico’s, krijgen deze onderwerpen ook structureel
aandacht. Burgerschap (als een van de basisvaardigheden) en sociale veiligheid komen
in veel onderzoeken op scholen en bij besturen aan de orde. Als een school niet aan
wettelijke eisen voldoet geeft de inspectie een herstelopdracht en ziet toe op de
realisering daarvan.
85
Hoe kunnen mbo76-scholen aanspraak maken op een bijdrage vanuit de pot van € 30 miljoen?
Zie ook de antwoorden op vraag 15 en 48. De € 30 miljoen is via de lumpsum verdeeld
over alle mbo-instellingen.
86
Zijn er cijfers bekend van de suïcidaliteit problematiek bij transgender personen?
Uit onderzoek gericht op trends in het risico op suïcide bij transgender personen77 blijkt dat het gemiddelde aantal zelfdodingen onder transgenders in de jaren 2013–2017
hoger was ten opzichte van de Nederlandse bevolking. Het rapport «Worden wie je bent»78 van het SCP bevestigt dit beeld en concludeert dat meer dan twee derde van de transgender
personen ooit aan zelfmoord heeft gedacht en 20% (heel) vaak. Ruim 20% deed ooit een
zelfmoordpoging, dat is tien keer zoveel als onder de Nederlandse bevolking.
87
Hoe wordt op scholen aandacht gegeven om jonge kinderen te leren dat iedereen gelijk
is en iedereen er mag zijn?
De wettelijke burgerschapsopdracht vraagt van alle scholen dat ze leerlingen kennis
en respect bijbrengen van en voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat;
vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. De wettelijke burgerschapsopdracht vraagt
ook van scholen dat ze leerlingen kennis en respect bijbrengen van en voor verschillen,
bijvoorbeeld in levensovertuiging of seksuele gerichtheid, en van en voor de waarde
dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden. Het is aan scholen zelf invulling te
geven aan deze opdracht. Scholen die hierbij ondersteuning verlangen, kunnen terecht
bij het Expertisepunt Burgerschap.
88
Hoe kan in het beleid meer samenhang worden bereikt tussen het bestrijden van seksueel
grensoverschrijdend gedrag en het bestrijden van uitbuiting van vrouwen in de prostitutie?
Hoe is de inzet op het destigmatiseren van sekswerk te verenigen met de inzet voor
de waardigheid van de vrouw?
Vanuit het programma Samen tegen mensenhandel79, de Aanpak versterking sociale en juridische positie van sekswerkers80 en het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel
geweld (NAP)81 wordt ambtelijk en maatschappelijk samengewerkt. Hoewel er verschillen zijn -die
een separate aanpak noodzakelijk maken- bestaan veel overkomsten. Zo zijn maatschappelijke
bewustwording van de gevaren en de gevolgen, de rol van omstanders, normstelling en
sanctionering, voorlichting en een adequate meld- en ondersteuningsstructuur voor
(potentiële) slachtoffers, factoren die van groot belang zijn bij het voorkomen en
bestrijden van uitbuiting van sekswerkers én van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
De cultuurverandering die het kabinet met het NAP beoogt te bereiken draagt ook bij
aan veiligheidspositie van sekswerkers. Concrete inspanningen zijn dat alle jongeren
in Nederland leren over respectvolle seksuele omgang, dat seksuele intimidatie strafbaar
wordt gesteld en dat hulp aan slachtoffers wordt verbeterd. De betrokken ministeries
zoeken de samenhang waar mogelijk, en ontwikkelen specifiek beleid indien nodig. Samenwerking
en kennisdeling tussen betrokken maatschappelijke partners stimuleren we.
De effecten van stigmatisering van sekswerk zijn veelzijdig. Stigma heeft een negatieve
impact op de sociale positie van sekswerkers, waardoor ze kwetsbaarder zijn voor geweld
en uitbuiting82. Ook zorgt stigmatisering voor het ondermijnen van de juridische positie van sekswerkers.
Verder draagt stigma bij aan onder andere verminderde toegang tot zorg of politie,
uitsluiting van essentiële diensten83 zoals hypotheken of bankrekeningen, negatieve bejegening door familie vrienden of
derden, en psychologische klachten.
Om het stigma op sekswerk te verminderen is in 2020 de Sekswerk Alliantie De-stigmatisering
(SWAD), bestaande uit 22 sekswerkorganisaties en -initiatieven, opgericht. Samen met
het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
draagt OCW bij aan de activiteiten die de SWAD uitvoert.
Daarnaast heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid vorig jaar de «Aanpak versterking
sociale en juridische positie van sekswerkers»84 naar de Kamer verstuurd. Het doel van deze aanpak is het versterken van de sociale
en juridische positie van sekswerkers. Gezamenlijk met de seksbranche zijn concrete
initiatieven en oplossingsrichtingen geformuleerd op de thema’s zakelijke dienstverlening,
zorg, politie, gemeenten en communicatie en media. Waar mogelijk zijn de oplossingen
genoemd in de aanpak reeds in uitvoering.
De initiatieven van de SWAD en de oplossingsrichtingen omschreven in de Aanpak dragen
bij aan de waardigheid van alle sekswerkers binnen de diverse sekswerk community.
Waar het gaat om vrouwelijke sekswerkers wordt dus ook bijgedragen aan de waardigheid
van de vrouw.
89
Waarom gebruikt u de aanduiding sekswerk terwijl de motie van het lid Bisschop85 spreekt van uitbuiting van vrouwen in de prostitutie? Wordt het thema prostitutie
in de volgende voortgangsrapportages uitgebouwd tot een zelfstandig thema, zoals de
motie vraagt?
In de voortgangsrapportage wordt gesproken over drie verschillende sporen waarlangs
wordt gewerkt aan een veiligere sekswerkbranche86. Eén van die sporen is het destigmatiseren van sekswerk en het versterken van de
maatschappelijke positie van sekswerkers. Er wordt gesproken van sekswerk vanwege
het stigma dat rust op de term prostitutie. Stigmatisering heeft verschillende negatieve
effecten voor sekswerkers tot gevolg, waaronder een grotere kwetsbaarheid voor geweld
en uitbuiting. Het is daarom van belang om ook in het taalgebruik rekening te houden
met destigmatisering. Bovendien is «sekswerk» een bredere term dan prostitutie. Wanneer
gesproken wordt over sekswerk worden alle vormen van sekswerk bedoeld, zoals prostitutie,
maar ook seksuele dienstverlening waarbij geen seksuele handelingen worden verricht.
90
Kunt u bevestigen dat de grenzen van artikel 23 van de Grondwet bepalend zijn voor
de burgerschapsopdracht? Hoe is dit te verenigen met de gedachte in de genoemde kabinetsreactie
dat de burgerschapsopdracht zou bepalen hoe artikel 23 gelezen moet worden?
Artikel 23 van de Grondwet en de onderwijsvrijheid die door het artikel wordt beschermd
zijn niet absoluut, maar moeten worden bezien in het licht van de samenleving waarin
ze een plaats hebben. De huidige samenleving wordt gekenmerkt door haar pluriformiteit
en haar democratische bestel en tegelijkertijd door een almaar sterker wordende polarisatie.
Tegen die achtergrond vindt dit kabinet het belangrijk dat waarden als vrijheid, gelijkwaardigheid
en solidariteit een centralere plek krijgen in het onderwijs en dat leerlingen leren
hoe zij deel uitmaken van en bijdragen aan de pluriforme en democratische samenleving.
Hierop is de burgerschapsopdracht gericht. De burgerschapsopdracht beoogt het draagvlak
voor de democratische rechtstaat en de Grondwet te vergroten, waaronder grondrechten
zoals artikel 23. De burgerschapsopdracht voorziet in wat door de Onderwijsraad de
«gemeenschappelijke kern» van het onderwijs wordt genoemd. Die burgerschapsopdracht
is een wettelijke regel die als zodanig de onderwijsvrijheid beperkt. De eigen visie
van een school kan een aanvulling zijn op de burgerschapsopdracht of kan worden gebruikt
om aan deze opdracht invulling te geven.
91
Welke nieuwe maatregelen trof het kabinet in 2023 om te bevorderen dat de aanpak van
discriminatie een afzonderlijk, herkenbaar en verplicht onderdeel wordt van het curriculum
op politieopleidingen?
De aanpak van discriminatie is op dit moment een verplicht onderdeel van het curriculum
van de politieacademie. Deze trainingen zijn gericht op discriminatie in het algemeen,
waarbij gebruikgemaakt wordt van verschillende casussen en voorbeelden, bijvoorbeeld
met betrekking tot discriminatie van lhbtiq+ personen.
92
Wordt het partnerschap «Politica» geëvalueerd? Zo ja, op welke manier en kan dit worden
gedeeld met de Kamer? Zo niet, waarom niet? Zijn er concrete doelen of streefcijfers
meegegeven aan de alliantie?
De door mij gesteunde allianties, waaronder de alliantie «Politica», dragen zorg voor
een tussenevaluatie waaruit blijkt in hoeverre de ingezette activiteiten bijdragen
aan het bereiken van de doelstellingen. Deze tussenevaluatie vindt begin 2025 plaats.
Daarnaast draag ik zorg voor een eindevaluatie in 2027. Er zijn geen concrete doelen
of streefcijfers meegegeven aan de alliantie. De allianties hebben in hun aanvraag
zelf een «theory of change» met bijbehorende doelstellingen geformuleerd.
93
Wat is de stand van zaken rond de door het kabinet toezegde steunpunten87 voor slachtoffers van conversiehandelingen nu uit onderzoek, dat het kabinet liet
verrichten, is gebleken dat er in Nederland nog zeker vijftien aanbieders zijn van
zogenaamde conversiehandelingen en dat deze vruchteloze pogingen tot het wijzigen
van de seksuele of genderidentiteit van mensen vaak leiden tot ernstige gezondheidsschade?
Stichting Wijdekerk heeft een steunpunt bij schade door conversiepraktijken ingericht.
Dit is een steunpunt voor mensen uit een christelijke gemeenschap. Verder ondersteun
ik de alliantie Verandering van binnenuit. Deze alliantie bevordert sociale veiligheid
en acceptatie van lhbtiq+ personen binnen gesloten gemeenschappen.
94
Welke maatregelen treft het kabinet om discriminerende spreekkoren tegen Joodse, lhbti+
en andere minderheden in de sport aan te pakken?
Het kabinet treft maatregelen tegen discriminerende spreekkoren in het programma «Ons
voetbal is van iedereen» (OVIVI). Dit is een gezamenlijk initiatief van de Ministeries
van OCW, VWS, SZW, JenV en de KNVB dat inzet op een effectieve aanpak van discriminatie
en racisme in het voetbal. Om discriminerende, racistische en antisemitische spreekkoren
aan te pakken heeft de KNVB een landelijke richtlijn opgesteld waaraan clubs zich
dienen te houden. Deze richtlijn stelt dat de clubs samen met de supportersverenigingen
verantwoordelijk zijn voor het bestrijden van discriminerende spreekkoren. Als een
spreekkoor zich voordoet, treedt de richtlijn in werking en wordt het publiek aangesproken
door stewards en de stadionomroeper. Ook bestaat de mogelijkheid om de wedstrijd tijdelijk
stil te leggen. Bij aanhoudende spreekkoren kan de wedstrijd zelfs volledig worden
gestaakt. Sinds het begin van seizoen 2023/2024 wordt in de voetbalstadions ook ingegrepen
als bezoekers in spreekkoren het woord «homo» als scheldwoord gebruiken voor bijvoorbeeld
een speler of scheidsrechter.
Aanstichters van ongewenste spreekkoren worden opgespoord en vervolgens gestraft via
de ketenbenadering: club, supportersvereniging, KNVB, politie en justitie. De KNVB
kan landelijke stadionverboden opleggen naar aanleiding van discriminerende spreekkoren.
Ook kan de KNVB aan leden, die zich schuldig maken aan spreekkoren, voorstellen om
een alternatief traject (deelname aan het Spreekkorenproject) te volgen in ruil voor
strafvermindering. Het Spreekkorenproject zet ook de komende jaren in op bewustwording
van het kwetsende effect van discriminerende spreekkoren. Hierbij wordt samengewerkt
met Feyenoord, FC Utrecht en FC Den Bosch.
Voor de signalering en opsporing is één van de maatregelen het ontwikkelen van technische
oplossingen die vroegtijdige signalen en duidelijke uitingen van racisme en/of discriminatie
vastleggen in beeld en geluid. Als onderdeel hiervan is recent gestart met het opschalen
en valideren van persoonsgebonden toegang, waarmee men precies weet wie er in een
stadion aanwezig zijn.
Daarnaast wordt onderzocht, mede geïnspireerd door de stevige aanpak van spreekkoren
in Engeland, welke mogelijkheden er zijn om in geval van discriminerende spreekkoren
de vervolgbaarheid, waarbij het individuele aandeel van verdachten moeilijk te bewijzen
is, te vergroten (uitbreiden Art. 141 Sr met scanderen van leuzen).
Naast het ingrijpen bij spreekkoren die zich voordoen, wordt ingezet op een spreekkorenaanpak
vanuit preventieve projecten.
Voor een overzicht van alle concrete maatregelen verwijs ik naar de brief en het «Plan
van Aanpak» van OVIVI die op 28 september 2023 met uw Kamer zijn gedeeld.88
95
Wanneer stuurt het kabinet een voorstel voor een verbod op de zogenaamde (identiteits-)
verklaringen die bepaalde scholen hanteren om de toelating van kinderen afhankelijk
te maken van een verklaring waarin ouders ervoor moeten tekenen dat ze lhbti+ personen
afwijzen, naar de Kamer, zoals de regering ook herhaaldelijk heeft toegezegd?
Op dit moment is de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs bezig met de uitvoering
van de motie. Uiteraard ziet de inspectie er in de tussentijd op toe dat identiteitsverklaringen
een vrije en veilige schoolcultuur niet in de weg staan. Een schoolcultuur moet in
overeenstemming zijn met de waarden vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit en
scholen moeten zorg dragen voor een omgeving waarin leerlingen en personeel zich veilig
en geaccepteerd weten, ongeacht hun seksuele gerichtheid.
96
Op welke wijze levert de overheid momenteel een bijdrage aan het stimuleren van onderzoek
naar genderspecifieke aandoeningen?
De Minister voor Medisch Zorg heeft aangegeven een gendersensitieve aanpak al te faciliteren.
Op 25 mei 2023 heeft ZonMw een verzoek van VWS ontvangen om een voorstel te doen om
de beweging die is ingezet met de Taakopdracht Gender en Gezondheid voort te zetten
en te bestendigen. Dit is nodig om de verankering van sekse en gender in gezondheidsonderzoek
en – programmering breed te laten beklijven. Verandering kost immers tijd. De Minister
van VWS heeft de Taakopdracht Gender en Gezondheid verlengd tot halverwege 2026 en
hiervoor financiële middelen beschikbaar gesteld.
Doel van de Taakopdracht is en blijft het stimuleren van duurzame aandacht voor en
integratie van sekse en gender in onderzoek en onderzoeksprogrammering in gezondheid
en zorg, teneinde goede gezondheid en passende zorg voor iedereen te realiseren ongeacht
sekse en gender. In de vervolgopdracht blijven kennisontwikkeling via andere ZonMw
programma's, verankering van sekse en gender in processen en procedures, en vergroten
van methodologische kennis belangrijk. In de komende drie jaar zal daarbij meer nadruk
komen te liggen op een bredere blik naar buiten en het zichtbaar maken van het proces
en de opbrengsten van de Taakopdracht.
97
Wanneer wordt het wetsvoorstel ingediend dat groepsbelediging (artikel 137 c Wetboek
van Strafrecht) van onder andere vrouwen, transgender en intersekse personen strafbaar
stelt, zoals de regering in het vierde kwartaal van 2023 heeft toegezegd? Welke wetgeving
en beleid is er volgens u nog nodig om beter te scoren op de Rainbow Europe Index89, nu Nederland momenteel blijft steken op de veertiende plaats van landen waar de
mensenrechten van lhbti+ personen goed geregeld zijn?
Het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) en het Wetboek
van Strafrecht i.v.m. de vervanging van de term «hetero- of homoseksuele gerichtheid»
door «seksuele gerichtheid» en explicitering in het Wetboek van Strafrecht van de
discriminatiegronden genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken is op
29 februari jl. bij uw Kamer ingediend.
Uit de Rainbow Europe Index van ILGA-Europe blijkt dat Nederland nog stappen zou kunnen
zetten op:
• Betere «transgenderwetgeving» die gebaseerd is op zelfbeschikking. Het wetsvoorstel90, dat zelfbeschikking het uitgangspunt maakt voor wijziging van de geslachtsvermelding
van trans- en intersekse personen, is door uw Kamer controversieel verklaard.
• Een steviger juridisch kader ten aanzien van geweld tegen lhbti+ mensen, bijvoorbeeld
door zwaardere straffen voor discriminerend geweld. Ook is er behoefte aan meer discriminatierechercheurs
en versterking van de Roze in Blauw-teams van de politie.
• Een wettelijk verbod op non-consensuele niet-noodzakelijke medische behandelingen
van intersekse kinderen (nnmb’s).
98
Wat is de stand van zaken bij het opstellen van een plan voor emancipatiebeleid voor
Caribisch Nederland?
OCW werkt aan een plan van aanpak gericht op het emancipatiebeleid voor Caribisch
Nederland. Er heeft een eerste inventarisatie van mogelijke thema’s, zoals gendergerelateerd
geweld en de financiële kwetsbaarheid van vrouwen, plaatsgevonden. In het tweede en
derde kwartaal van 2024 wordt samen met lokale partijen van Caribisch Nederland, zoals
de openbare lichamen en maatschappelijke organisaties, geconcretiseerd welke thema’s
prioriteit krijgen en welke inzet nodig is. Het plan wordt in het eerste kwartaal
van 2025 aan uw Kamer gestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.