Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 22 en 23 juli 2021
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2397 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 augustus 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 9 juli 2021 over de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 22 en 23 juli 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2395), over de brief van 25 juni 2021 over het verslag Raad Algemene Zaken van 22 juni
2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2377), over de brief van 25 mei 2021 over de verdeling Europese Interreg middelen, Rijkscofinanciering
bij Interreg A, projectstimuleringsregeling Interreg B en Rijkscofinanciering bij
EFRO (Kamerstuk 27 813, nr. 32) en over de brief van 11 juni 2021 over Uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma
over voorstellen om het anti-fraudemechanisme EDES te versterken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2312) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2357)
De vragen en opmerkingen zijn op 15 juli 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 21 juli 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Belhaj
De griffier van de commissie, Buisman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister van Buitenlandse Zaken voor de geannoteerde
agenda ten behoeve van de Raad Algemene Zaken van 22–23 juli 2021. De leden hebben
hier met interesse kennis van genomen en hebben op onderdelen een aantal aanvullende
vragen en opmerkingen evenals bij de overige geagendeerde stukken.
De leden van de D66-fractie bedanken de Minister voor de geannoteerde agenda van de
informele Raad Algemene Zaken op 22 en 23 juli en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda.
De leden van de SP-fractie hebben nog een aantal vragen over de agenda van de Raad
Algemene Zaken van 22 en 23 juli.
Agenda Raad Algemene Zaken van 22–23 juli 2021
Prioriteiten EU-Voorzitterschap Slovenië
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten van het Sloveens
voorzitterschap en willen nadrukkelijk aandacht vragen voor het onderwerp rechtsstatelijkheid.
De ontwikkelingen in met name Polen en Hongarije baren nog altijd zorgen en het is
van belang dat de Europese Unie zich onverkort ervoor blijft inzetten dat alle lidstaten
hun afspraken nakomen op dit gebied. Hoewel ook het Sloveens voorzitterschap het onderwerp
op de agenda heeft gezet lijkt de toon toch vooral verzoenend te zijn en te focussen
op een goede samenwerking in plaats van het inzetten van het volledige instrumentarium
als een lidstaat zich niet aan de afspraken houdt. Kan de Minister nader toelichten
hoe het kabinet deze inzet beoordeelt, ook gelet op de ontwikkelingen in Slovenië
zelf? En kan de Minister een stand van zaken geven over de ontwikkelingen en ingezette
acties vanuit de Europese Unie richting Hongarije en Polen? En wat zal de Nederlandse
inzet in deze zijn, ook gelet op de recente uitspraak van het Poolse Constitutioneel
Hof over de doorwerking van Europees recht?
1. Antwoord van het kabinet
Voor het kabinet is het van belang dat het volledige EU-instrumentarium op het gebied
van de rechtsstaat wordt gebruikt, toegesneden op de specifieke omstandigheden. Daar
waar lidstaten zich niet aan de rechtsstatelijke beginselen houden die in de Verdragen
vastliggen, betekent dat derhalve dat behalve preventieve instrumenten ook handhavende
instrumenten, bijvoorbeeld inbreukzaken, aan de orde kunnen zijn. Voor een weging
van de situatie van de rechtsstaat in Slovenië zelf verwijst het kabinet naar het
antwoord op vraag 12. Ten aanzien van de rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen
en Hongarije, is met name relevant dat de Europese Commissie vorige week een aantal
inbreukzaken is gestart op het terrein van fundamentele rechten voor LHBTI’s, waaronder
tegen de recente anti-LHBTI-wetgeving in Hongarije. Het kabinet verwelkomt deze nieuwe
stappen van de Commissie. Ook heeft het Europese Hof van Justitie de door de Commissie
gevraagde voorlopige maatregelen opgelegd in het kader van de inbreukzaak tegen Polen
vanwege de zgn. Muilkorfwet. Nederland intervenieert samen met een aantal gelijkgezinde
lidstaten in deze zaak, aan de zijde van de Commissie. Het Hof heeft Polen gelast
om met onmiddellijke ingang de toepassing van de nationale bepalingen op te schorten
die zien op de bevoegdheid van de tuchtkamer van het Hooggerechtshof in zaken die
rechtstreeks verband houden met de functie-uitoefening en rechtspositie van rechters,
zoals bijvoorbeeld opheffing van rechterlijke immuniteit, dienstbetrekking en sociale
zekerheid. Verder heeft het Hof einduitspraak gedaan in de inbreukzaak ten aanzien
van het Poolse tuchtregime voor rechters. Daarin komt het Hof tot het oordeel dat
het tuchtregime voor rechters in Polen onverenigbaar is het met EU-recht. Ook aan
deze Hofzaak nam Nederland, samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten, deel aan
de zijde van de Commissie. De Europese Commissie heeft de Poolse regering per brief
d.d. 20 juli jl. laten weten dat zij voor 16 augustus a.s. dient te bevestigen dat
het volledige uitvoering geeft aan deze twee recente, aan elkaar gerelateerde uitspraken
van het Hof. Als de Commissie vervolgens van mening is dat de reactie van de Poolse
regering onvoldoende is, zal zij het Europees Hof van Justitie om financiële sancties
vragen, zo bevestigde Commissaris Jourová op 20 juli jl. op een persconferentie na
de collegevergadering.
Het kabinet heeft verder met grote zorg kennisgenomen van de uitspraak van het Poolse
Grondwettelijke Hof dat voorlopige maatregelen van het Europese Hof van Justitie die
ingrijpen in de nationale rechterlijke organisatie onverenigbaar zijn met de Poolse
Grondwet. In reactie hierop uitte de Europese Commissie in een verklaring1 haar grote zorgen over de uitspraak, en liet zij weten dat zij van de Poolse regering
verwacht dat deze alle uitspraken van het Europese Hof van Justitie volledig en correct
implementeert. Ze benadrukte verder dat EU-recht voorrang heeft boven nationaal recht,
en dat alle uitspraken van het Europees Hof van Justitie, inclusief voorlopige maatregelen,
voor alle lidstaten bindend zijn. De Commissie onderstreepte ten slotte dat zij niet
zal aarzelen om gebruik te maken van haar bevoegdheden onder de Verdragen om de uniforme
toepassing en integriteit van het Unierecht te waarborgen. Het kabinet sluit zich
bij deze reactie aan, en steunt de Commissie in haar cruciale rol als hoedster van
de verdragen, ook op het terrein van de rechtsstaat.
De leden van de D66-fractie zien graag dat de artikel 7-procedure tegen landen die
ernstige afbreuk doen aan de rechtstaat, wordt ingezet. Kan de Minister toelichten
waarom het Sloveens voorzitterschap pas in december voornemens is om de procedure
(tentatief) te agenderen, tegen het eind van het voorzitterschap aan?
2. Antwoord van het kabinet
Het feit dat het Sloveens Voorzitterschap de artikel 7-procedures tentatief heeft
geagendeerd voor de Raad Algemene Zaken van december 2021, heeft hoogstwaarschijnlijk
te maken met het feit dat rechtsstatelijkheid op alle voorgaande Raden reeds geagendeerd
staat. Tijdens de Raad van september zal de Europese Commissie haar Rechtsstaatrapport
2021 presenteren, dat op 20 juli jl. verscheen2. Tijdens de Raad van oktober zal vervolgens de jaarlijkse, horizontale rechtsstatelijkheidsdialoog
plaatsvinden, en tijdens de Raad van november de landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog
met Kroatië, Italië, Cyprus, Letland en Litouwen. Verder wijst het kabinet op het
feit dat tijdens de Raad Algemene Zaken van 22 juni jl. hoorzittingen hebben plaatsgevonden
met Polen en Hongarije in het kader van beide artikel 7-procedures. Tijdens die hoorzittingen
is ook aandacht besteed aan de recente ontwikkelingen in Polen en Hongarije, waaronder
de anti-LHBTI-wetgeving in Hongarije.
De leden van de D66-fractie zien tevens een juridisch conflict ontstaan tussen het
Poolse Constitutioneel Hof en het Hof van Justitie van de Europese Unie over de voorrang
van het EU recht. Zal dit onderwerp ook aanbod komen?
3. Antwoord van het kabinet
Het genoemde juridische conflict tussen het Poolse Grondwettelijk Hof en het Europees
Hof van Justitie staat als zodanig niet geagendeerd voor de komende informele Raad.
Wel is het kabinet voornemens om het grote belang van onverkort respect voor de beginselen
van de rechtsstaat voor het functioneren van de Unie te benadrukken. Verder wijst
het kabinet er in dit verband op dat Nederland de Poolse regering op de hoorzitting
in het kader van de artikel 7-procedure op de Raad Algemene Zaken van 22 juni jl.
heeft bevraagd op het punt van de voorrang van het EU-recht.
De leden van de D66-fractie hechten veel belang aan een sterke en strategische autonome
Europese Unie. Geopolitieke verschuivingen, de COVID-19 pandemie en toenemende assertieve
digitale aanvallen laten zien dat de EU weerbaar moet zijn en niet volledig afhankelijk
voor vitale diensten en goederen van regio’s buiten de EU. Deze leden zijn dan ook
blij te lezen dat dit een prioriteit wordt voor het nieuwe voorzitterschap. De leden
van de D66-fractie horen graag welke rol EU-coördinatie in het voorkomen van ontwrichtende
cyberaanvallen kan spelen, en op welke manieren lidstaten van elkaar kunnen leren
nu er steeds vaker sprake is van grote ransomware aanvallen? Zijn er voldoende mogelijkheden
voor nationale organisaties zoals het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) om met
soortgelijke Europese partnerorganisaties samen te werken? In welke vorm vindt samenwerking
al plaats en zou hier niet meer Europese coördinatie wenselijk zijn?
4. Antwoord van het kabinet
In het Cybersecuritybeeld Nederland 20213 wordt vermeld dat de digitale risico’s onverminderd groot zijn. Mede gezien het inherente
grensoverschrijdende karakter van cyberdreigingen en -incidenten is Europese en internationale
samenwerking als het gaat om het verhogen van de weerbaarheid in verband tot genoemde
dreigingen en incidenten voor het kabinet van groot belang. Het kabinet zet zich dan
ook via de EU in om de ambities uit de Nederlandse Cyber Security Agenda, waarin het
weerbaar maken van Nederland tegen digitale dreigingen op geïntegreerde wijze wordt
geadresseerd4, te realiseren.
Het kabinet zet zich actief in binnen de verschillende Europese gremia die tot doel
hebben de digitale weerbaarheid in de EU te vergroten, zoals via het CSIRT-netwerk5, het Cyber Crisis Liaison Officers Netwerk (CyCLONe)6, de Samenwerkingsgroep7, en de Raadswerkgroep Cyber. Deze gremia bieden lidstaten en relevante EU-instellingen,
-organen en -agentschappen de mogelijkheid om samen te werken en informatie uit te
wisselen inzake cyberbeveiliging(beleid), cyberdreigingen, -crises en -incidenten.
Voor het NCSC geldt dat het duurzame bilaterale samenwerkingsrelaties onderhoudt met
partnerorganisaties van andere EU-lidstaten. Daarnaast is het NCSC vertegenwoordigd
in bovenbedoeld CSIRT-netwerk, dat eveneens mogelijkheden biedt om samen te werken
met andere EU-lidstaten. Het CSIRT-Netwerk is samengesteld uit vertegenwoordigers
van de CSIRT’s van de EU-lidstaten en CERT-EU8 en heeft tot doel om bij te dragen aan het opbouwen van vertrouwen tussen lidstaten
en om snelle en doeltreffende operationele samenwerking te bevorderen. Binnen dit
netwerk wisselt het NCSC met andere vertegenwoordigers van lidstaten informatie en
kennis uit over cyberdreigingen en -incidenten. Ook heeft dit netwerk tot taak om,
waar mogelijk, een gecoördineerde reactie op incidenten te bepalen en elkaar bijstand
bij de aanpak van incidenten te verlenen. Verder heeft het Europees agentschap voor
cybersecurity (ENISA9) een rol om Europese samenwerking en informatie-uitwisseling te ondersteunen met
oog op betere cyberbeveiliging en met als doel een hoog gemeenschappelijk cyberbeveiligingsniveau
te bereiken in de hele Unie.
Om meer coördinatie te kunnen laten plaatsvinden met betrekking tot bovengenoemde
inspanningen van de lidstaten en relevante EU-instellingen, -organen en -agentschappen,
heeft de Commissie op 23 juni 2021 een aanbeveling inzake het opzetten van een Joint Cyber Unit (JCU) gepubliceerd. Dit voorstel strekt tot het opzetten van een virtueel en fysiek
platform dat zich zal richten op technische en operationele samenwerking bij grootschalige
cyberincidenten en -crises. Met de JCU hoopt de Commissie te zorgen voor meer gecoördineerde
reacties vanuit de EU op grootschalige cyberdreigingen, -incidenten en -crises en
het verbeteren van het situationeel bewustzijn en gezamenlijke paraatheid. Uw Kamer
ontvangt binnenkort een beoordeling van de aanbeveling in een BNC-fiche.
De leden van de CDA-fractie hebben vooral een vraag over punt drie van de agenda van
het Sloveense voorzitterschap, namelijk «Een Unie van de Europese manier van leven,
de rechtsstaat en gelijke criteria voor iedereen». Deze leden delen met de Minister
dat dit een belangrijk speerpunt moet zijn van het EU-voorzitterschap. Zij verzoeken
de Minister om tijdens de Raad nadrukkelijk te vragen wat het Sloveense voorzitterschap
gaat doen om de Europese waarden te borgen in landen die onder artikel 7 procedure
staan. De leden van de CDA-fractie verzoeken de Minister tevens om aan het voorzitterschap
te vragen om een Europese campagne te starten waarbij vrijheden en gelijkheid voor
alle mensen ongeacht seksuele geaardheid worden uitgedragen als Europese waarde.
5. Antwoord van het kabinet
Nederland zal tijdens de komende Raad het grote belang benadrukken van respect voor
de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten. Dat geldt evenzeer voor
de landen waartegen een artikel 7-procedure loopt. Het Europese Hof van Justitie speelt
een cruciale rol als het gaat om het waarborgen van de Europese waarden die in het
Verdrag vastliggen. Het kabinet verwelkomt dan ook de recente inbreukzaken die de
Europese Commissie tegen Polen en Hongarije is gestart op het terrein van de Uniewaarden.
Ten aanzien van de gesuggereerde campagne en ten aanzien van vrijheid en gelijkheid
ongeacht seksuele geaardheid, verwijst het kabinet naar de «Strategie voor gelijkheid
van lhbtiq'ers» die de Europese Commissie op 20 november 2020 presenteerde10. Daarin presenteert de Commissie verscheidene acties die gelijkheid in de hele Unie
helpen bevorderen en de positie van LHBTI’s verder dienen te verbeteren.
Het Sloveens voorzitterschap is voornemens om in navolging van de twee voorgaande
voorzitterschappen, de algemene en landen specifieke rechtsstatelijkheidsdialoog op
basis van het jaarlijkse Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie te continueren.
Net als het kabinet juicht de CDA-fractie dit toe. Echter deze leden vragen de Minister
of het klopt dat het voorzitterschap beslist dat deze dialoog telkens wordt voortgezet?
Wanneer dat zo is, kan dit niet worden gecontinueerd ondanks welk land er voorzitter
is, dus dat de rechtsstatelijkheidsdialoog een permanent karakter krijgt. De leden
van de CDA-fractie vragen de Minister hier een toelichting op te geven en wanneer
het continueren van de rechtsstatelijkheiddialoog afhankelijk is van de grillen van
het EU-voorzitterschap een proces in werking te zetten waardoor deze dialoog standaard
onderdeel uit gaat maken van de jaarlijkse Europese rechtsstatelijkheidscyclus. De
leden van de CDA-fractie vragen bovendien of de Minister invloed heeft op welke specifieke
landen onder de loep worden gelegd in de rechtsstatelijkheiddialoog. Of wordt dit
besloten door de Commissie of het voorzitterschap?
6. Antwoord van het kabinet
In december 2014 nam de Raad bij consensus niet bindende Raadsconclusies11 aan, die de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in het leven riepen. In 2019 poogde
het Fins Voorzitterschap om wederom Raadsconclusies te doen aannemen waarmee de voltallige
Raad zich zou committeren aan een nieuw vormgegeven horizontale en landenspecifieke
rechtsstatelijkheidsdialoog op basis van het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie.
Deze stuitten echter op verzet van Polen en Hongarije, waardoor het Fins Voorzitterschap
terug moest vallen op eveneens niet bindende Voorzitterschapsconclusies12. Deze werden echter wel onderschreven door de overige 26 lidstaten, waaruit een grote
mate van politieke steun bleek voor van de dialoog. Verder geldt dat lidstaten zelf
het initiatief kunnen nemen de dialoog te agenderen. De volgorde van de lidstaten
die de landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog ondergaan wordt bepaald aan de
hand van de zogenaamde alfabetische protocolvolgorde13. Er worden vijf lidstaten per Voorzitterschap behandeld, waarbij een lidstaat die
aan de beurt is en tevens het Voorzitterschap bekleedt, ruilt met een lidstaat uit
het volgende cohort van vijf lidstaten.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe de Europese transparantie agenda
onderdeel uitmaakt van het Sloveense voorzitterschap. Deze leden vragen de Minister
bovendien hier nadrukkelijk naar te vragen en de Slovenen te verzoeken met voorstellen
te komen hoe bijvoorbeeld tijdens de Conferentie over de Toekomst van Europa transparantie
hoog op de agenda wordt gezet door de deelnemers vanuit de Raad en daarnaast aan te
geven wat de Europese instituties zelf nog kunnen doen om meer transparantie te realiseren
in hun besluitvormingsprocessen.
7. Antwoord van het kabinet
In de context van de Conferentie over de Toekomst van Europa heeft Slovenië in het
voorzitterschapsprogramma expliciet aangegeven dat zij nadruk zullen leggen op transparantie
van de Conferentie en dat zij de Raad regelmatig zullen informeren over de besprekingen
in de Raad van Bestuur.14 Het kabinet verwelkomt dit voornemen. Het sluit aan op het Raadsmandaat en de Gezamenlijke
Verklaring tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie over de
Conferentie over de Toekomst van Europa, waarin inclusiviteit, openheid en transparantie
gedefinieerd zijn als de grondbeginselen van de Conferentie.15 Het kabinet is daarnaast voornemens om, in lijn met de Nederlandse EU governance agenda, in het kader van de Conferentie ook inhoudelijk aandacht te vragen voor transparantie
als horizontaal thema, als belangrijke voorwaarde voor de EU om haar beleidsprioriteiten
te verwezenlijken en daarbij draagvlak te creëren.16 NL zal tijdens deze informele Raad Slovenië aanmoedigen om aandacht te blijven besteden
aan transparantie en zal hier op toezien.
Zoals bekend voert het kabinet een actieve agenda om het transparantiebeleid van de
EU te moderniseren en de EU-besluitvormingsprocedure inzichtelijker en toegankelijker
te maken voor geïnteresseerden.17 Mede door de inzet van Nederland is het Coreper op 14 juli 2020 akkoord gegaan met
een aantal maatregelen waarmee de transparantie in de Raad verbetert en belangrijke
wetgevingsdocumenten proactief openbaar worden.18 Net zoals tijdens het Portugese voorzitterschap zullen deze maatregelen tijdens het
Sloveense voorzitterschap van kracht blijven. Nederland zal samen met gelijkgezinde
lidstaten blijven optrekken om de reeds met uw Kamer gedeelde vervolgstappen op transparantiegebied
te realiseren.19
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tijdens de Raad in te brengen hoe het
staat met de voortgang van het aanstellen van een openbaar aanklager door Slovenië
die in dienst zal treden van het Europees Openbaar Ministerie. Deze leden vragen de
Minister bovendien te voorkomen dat er nog Europese middelen richting landen gaan
die nog geen openbaar aanklager hebben aangesteld ten behoeve van onderzoek naar mogelijke
fraude met Europees geld.
8. Antwoord van het kabinet
Het kabinet acht het van wezenlijk belang dat Slovenië alsnog zo snel mogelijk een
voordracht doet voor de aanstelling van gedelegeerde Europese aanklagers. De Sloveense
regering is 9 juli jl. gestart met een nieuwe selectieprocedure, het kabinet volgt
deze ontwikkelingen nauwgezet. De aanstelling van een onafhankelijke aanklager is
noodzakelijk om het Europees Openbaar Ministerie (EOM) in staat te stellen zijn rol
bij de bescherming van de financiële belangen van de EU ook in Slovenië optimaal te
kunnen vervullen. Het kabinet heeft daarom ook richting de Commissie haar zorgen hierover
uitgesproken en steunt de Commissie volmondig in haar inspanningen om Slovenië te
bewegen deze voordracht op korte termijn te doen. Ook blijft Nederland Slovenië hier
bilateraal op aanspreken. Het EOM is echter een instrument van nauwere samenwerking.
Het is niet mogelijk andere lidstaten te verplichten deel te nemen. Maar eenmaal besloten
tot deelname is een lidstaat wel gehouden de nodige maatregelen daarvoor te nemen.
Ook kan de CIE ten aanzien van deze lidstaten op basis van de MFK-Rechtsstaatverordening
maatregelen voorstellen indien zij niet effectief en tijdig samenwerken met het EOM.
Omdat aan lidstaten die niet deelnemen aan het EOM geen verplichtingen in dat kader
kunnen worden opgelegd, kan deelname aan het EOM, en daarmee ook de aanstelling van
een gedelegeerde Europese aanklager, niet als algemene voorwaarde gelden voor de ontvangst
van Europese middelen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het inzetten van de rechtsstatelijkheidsverordening
van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) op de agenda van deze Raad staat, tevens
vragen deze leden of er gesproken wordt over de ingediende herstelplannen.
9. Antwoord van het kabinet
Tijdens de informele Raad Algemene Zaken van 22–23 juli 2021 zal niet worden gesproken
over de MFK-rechtsstaatverordening of de ingediende herstelplannen. De herstelplannen
(Recovery and Resilience Plans, RRP) staan op de agenda van de Ecofinraad. De eerste twaalf herstelplannen zijn goedgekeurd
tijdens de Ecofinraad van 13 juli. Voor de virtuele Ecofin op 26 juli worden waarschijnlijk
nog vier herstelplannen geagendeerd.
Het Sloveense voorzitterschap zal zich inzetten voor een volledige implementatie van
het Schengen-acquis en versterking van Schengen zo is te lezen in de geannoteerde
agenda. De leden van de CDA-fractie ondersteunen deze ambitie, evenals het kabinet.
Deze leden vragen de Minister aan te geven wat de tijdlijn is voor deze versterking
van Schengen en welke prioriteiten daarbij gesteld moeten worden. Deze leden zijn
evenals het kabinet van mening dat de buitengrenzen beter gecontroleerd moeten worden
en het informatiesystemen versterkt moet worden. De leden van de CDA-fractie vragen
met welke boodschap de Minister deze Raad ingaat. De buitengrens van de EU ligt in
elk land, maar een aantal landen hebben een geografische ligging aan de rand van de
EU hetgeen meer verantwoordelijkheid vraagt. Hoe worden die landen extra ondersteund
en kan de Minister aangeven in hoeverre het Verenigd Koninkrijk wordt betrokken bij
de informatie-uitwisseling.
10. Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt het Sloveense voorzitterschap in haar voornemens het Schengengebied
te versterken en toekomst- en crisisbestendig te maken. Op 2 juni jl. presenteerde
de Commissie een nieuwe Schengenstrategie, welke in grote lijnen in lijn is met de
Nederlandse inzet. Prioriteiten voor het kabinet zijn het versterken van de buitengrenzen,
het verbeteren van analyse- en risicogestuurde monitoring aan de binnengrenzen, het
versterken van de governance van het Schengengebied en het versterken van waarborgen in tijden van crisis. Tegelijk
met de Schengenstrategie presenteerde de Commissie een voorstel tot wijziging van
de verordening inzake het Schengenevaluatiemechanisme. Uw Kamer is over de inzet van
het kabinet ten aanzien van beide documenten geïnformeerd middels twee BNC-fiches.20 De eerste bespreking op technisch niveau over de Verordening betreffende het Schengenevaluatiemechanisme
in Raadsverband heeft reeds plaatsgevonden. Op de informele JBZ-Raad van 15 en 16 juli
jl. is gesproken over het versterken van het Schengengebied. Hierover wordt uw Kamer
middels het verslag van de informele JBZ-Raad geïnformeerd.
Het kabinet onderschrijft het belang van versterken van buitengrenzen van het Schengengebied.
De primaire verantwoordelijkheid van de bewaking van de Europese buitengrenzen ligt
bij de individuele lidstaten. Echter, het Europees Grens- en kustwachtagentschap,
Frontex, is opgericht om de EU-lidstaten en de met Schengen geassocieerde landen te
ondersteunen om de buitengrenzen van de ruimte van vrij verkeer van de EU te beschermen.
Eind 2019 is het mandaat van Frontex versterkt. Om een effectief beheer van de EU-buitengrenzen
te garanderen en te kunnen reageren op crises, heeft Frontex een permanent korps ter
beschikking. Dat korps, dat geleidelijk wordt opgezet, telt uiterlijk in 2027 maximaal
10 000 operationele personeelsleden.
Sinds 1 januari jl. zijn er met het Verenigd Koninkrijk (VK) als gevolg van het vertrek
uit de EU separate afspraken van kracht over de informatie-uitwisseling21. Het vertrek van het VK uit de EU heeft onder andere het gevolg gehad dat het VK
niet langer onderdeel uitmaakt van het Schengen Informatiesysteem (SIS). De informatie-uitwisseling
met het VK loopt daarom primair via andere kanalen zoals Interpol en de liaisons die
over en weer geplaatst zijn.
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister een appreciatie te geven
van de uitspraak van het Poolse Constitutioneel Hof dat het Poolse recht boven het
Europese recht prevaleert.
11. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft met grote zorg kennisgenomen van de uitspraak van het Pools Grondwettelijk
Hof dat voorlopige maatregelen van het Europees Hof van Justitie die ingrijpen in
de nationale rechterlijke organisatie onverenigbaar zijn met de Poolse Grondwet. In
reactie hierop uitte de Europese Commissie in een verklaring22 haar grote zorgen over de uitspraak, en liet weten dat het van de Poolse regering
verwacht dat het alle uitspraken van het Europees Hof van Justitie volledig en correct
implementeert. Ze benadrukte verder dat EU-recht voorrang heeft boven nationaal recht,
en dat alle besluiten van het Europees Hof van Justitie, inclusief voorlopige maatregelen,
voor alle lidstaten bindend zijn. De Commissie onderstreepte ten slotte dat zij niet
zal aarzelen om gebruik te maken van haar bevoegdheden onder de Verdragen om de uniforme
toepassing en integriteit van het Unierecht te waarborgen. Het kabinet sluit zich
bij deze reactie aan, en steunt de Commissie in haar cruciale rol als hoedster van
de verdragen, ook op het terrein van de rechtsstaat.
De leden van de SP-fractie zien dat er gesproken zal worden over het nieuwe Sloveens
voorzitterschap en met name de prioriteiten die Slovenië zelf stelt als Voorzitter.
Er is veel te doen geweest om het Sloveens voorzitterschap vanwege de controversiële
rol van Janez Janša als premier van het land. Zijn er bij het kabinet ook zorgen over
de rechtsstaat in Slovenië?
12. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie en de Raad van Europa hebben meermaals hun zorgen geuit over
de rechtsstaat in Slovenië, inclusief persvrijheid, en hebben opgeroepen tot het respecteren
van de rechtsstaat. Het kabinet deelt deze zorgen en steunt de Commissie en de Raad
van Europa hierin. Ook blijft Nederland Slovenië hier bilateraal op aanspreken. Verder
wijst het kabinet op het Rechtsstaatrapport 202123 van de Europese Commissie dat op 20 juli jl. is gepubliceerd, en waarin ook een landenhoofdstuk
over Slovenië is opgenomen. De landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog met Slovenië
in de Raad Algemene Zaken is voorzien voor de tweede helft van 2022.
Het is duidelijk dat Slovenië ambities heeft op het uitbreidingsdossier. De leden
van de SP-fractie vragen wat de Minister hiervan vindt? Is het opportuun om over uitbreiding
te praten op het moment dat de coronacrisis nog verre van beëindigd is? Wat gaat de
Minister namens Nederland inbrengen op dit punt?
13. Antwoord van het kabinet
Het Sloveense voorzitterschap zet in op weerbaarheid van de EU en het anticiperen
en bezweren van crises van diverse aard zoals de COVID-19-pandemie. Daarnaast heeft
het voorzitterschap ook een aantal andere prioriteiten geïdentificeerd, zoals het
bevorderen van de relatie van de EU met de Westelijke Balkan en uitbreiding. Het kabinet
ondersteunt de intentie van het voorzitterschap om aandacht te besteden aan de Westelijke
Balkan. Samenwerking met en tussen de Westelijke Balkan-landen op het gebied van rechtsstatelijkheid,
stabiliteit, economie, connectiviteit en klimaat is belangrijk voor de EU. Ook ondersteunt
het kabinet het EU-perspectief van de Westelijke Balkanlanden. Hierbij onderstreept
het kabinet het belang van een toetredingsproces gebaseerd op merites waarbij de rechtsstaat
centraal staat, conform de nieuwe uitbreidingsmethodologie.
Weerbaarheid van de EU na de COVID-19-crisis
In eerdere debatten is herhaaldelijk gesproken over het belang van het leren van lessen
van de pandemie. De leden van de VVD-fractie hebben dan ook met interesse het rapport
van de Europese Commissie hierover gelezen, maar dit zijn zoals de Minister ook zelf
schetst slechts de eerste lessen. Kan de Minister meer inzicht geven in het vervolgtraject?
Op welke wijze wordt opvolging gegeven aan de lessen en wat zal de Nederlandse inzet
en focus zijn? Zijn er nog lessen getrokken die het kabinet niet onderschrijft of
minder prioritair acht? En op welke wijze wordt de nadere analyse vormgegeven?
14. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is van mening dat de Europese COVID-19-respons grondig dient te worden
geëvalueerd. Het rapport van de Commissie is een eerste stap. Het kabinet hecht erg
aan de betrokkenheid van lidstaten in het vervolg van dit traject. Doel is dat dit
tot een eindrapportage leidt aan het einde van 2021. Nederland ziet in deze evaluatie
graag ook, conform motie van het lid Leijten, aandacht voor de evaluatie van de gezamenlijke
(voor-)aankoop van vaccins. Het kabinet zal haar appreciatie van dit stuk middels
een BNC-fiche aan uw Kamer doen toekomen.
Een belangrijke les is het belang van Europese samenwerking en afstemming die mede
vorm moeten krijgen door een Europese Gezondheidsunie. Deze zou al voor het einde
van het jaar moeten functioneren. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om
inzicht te geven in de stand van zaken en nader toe te lichten hoe wordt geborgd dat
deze Europese Gezondheidsunie aansluit op het nationale gezondheidsbeleid en de al
bestaande bilaterale samenwerkingsverbanden en de bevoegdheidsverdeling op dit terrein
wordt gerespecteerd.
15. Antwoord van het kabinet
De voorstellen van de Europese Commissie voor een Europese Gezondheidsunie zijn tijdens
het Duitse en Portugese voorzitterschap bediscussieerd in de Raad. Uw Kamer is met
de geannoteerde agenda van de EU gezondheidsraad van 15 juni jl. hierover geïnformeerd.24 De EU gezondheidsraad heeft in juni het onderhandelingsmandaat voor de triloogfase
voor het voorstel voor het aanpassen van het mandaat van het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) vastgesteld. De onderhandelingen in de Raad over voorstellen voor
het uitbreiden van het mandaat van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
(ECDC) en voor het aanpassen van de Europese crisisstructuur voor grensoverschrijdende
gezondheidsbedreigingen zijn in de afrondende fase. Het is de inzet van het Sloveens
voorzitterschap dat deze drie verordeningen eind 2021 in triloog met het Europees
Parlement zullen worden vastgesteld. In de BNC fiches over deze voorstellen heeft
het kabinet toegelicht wat de Nederlandse inzet is bij deze onderhandelingen. Die
is gestoeld op het nationale gezondheidsbeleid en de manier waarop we in Nederland
ernstige gezondheidsbedreigingen aanpakken. De Europese aanpak hierop is aanvullend,
gestoeld op de overtuiging dat lidstaten individueel niet in staat zijn om ernstige
grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen het hoofd te bieden. Binnen de afspraken
voor gecoördineerde samenwerking houden lidstaten hun eigen verantwoordelijkheid en
bevoegdheid voor het beschermen van de volksgezondheid. De subsidiariteits- en proportionaliteitsbeoordeling
van de voorstellen door het kabinet waren positief. Voor het kabinet zijn de motie
van de leden Leijten en Van der Graaf (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1600) en de motie van de leden Pouw-Verweij en Van den Berg (Kamerstuk 21 501-31, nr. 618) leidend voor de inzet bij de onderhandelingen over deze voorstellen.
De voorzitter van de Europese Raad, Michel, heeft zich in november 2020 bij de G20
uitgesproken voor een internationaal verdrag over toekomstige pandemieën. De leden
van de VVD- fractie lezen in het verslag van de afgelopen Europese Raad dat hier nader
aan gewerkt wordt op Europees niveau. Kan de Minister uiteenzetten wat de stand van
zaken is, hoe het Nederlandse parlement betrokken wordt en wat de Nederlandse inzet
hierbij is? En wat verwacht het kabinet van de speciale bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) in dit kader?
16. Antwoord van het kabinet
Gedurende de 74e World Health Assembly (WHA) van mei 2021 is besloten dat er een appreciatie zal worden gepresenteerd over
een mondiaal Verdrag over paraatheid en respons op pandemieën op een daartoe belegde
Special Session van de WHA. Deze WHA Special Session zal plaatsvinden van 29 november tot en met 1 december 2021. De Verenigde Staten
en Indonesië zijn covoorzitters van de Member State Working Group (MSWG), met nog vier additionele vicevoorzitters, waaronder Frankrijk. Deze MSWG
zal de appreciatie schrijven op basis van de aanbevelingen uit de verschillende evaluatierapporten.
De eerste MSWG bijeenkomst heeft virtueel plaatsgevonden op 15 en 16 juli 2021, waarin
het proces bepaald is tot aan de WHA Special Session. Het WHO Secretariaat heeft hiervoor een uitgebreide database met aanbevelingen opgesteld
welke de basis vormt voor de op te stellen appreciatie. Nederland heeft reeds voor
de WHA, samen met bijna 30 andere landen, steun uitgesproken voor een wereldwijd pandemieverdrag,
en inmiddels wordt de noodzaak tot een dergelijk verdrag door meer dan 60 landen wereldwijd
erkend. Tijdens de WHA en de G-20 Global Health summit heeft Nederland net als diverse andere EU lidstaten eveneens steun uitgesproken voor
het Verdrag en lidstaten opgeroepen het Verdrag te steunen. Tenslotte heeft Nederland
bij de eerste MSWG bijeenkomst in een gezamenlijke statement van de EU het belang
van een mondiaal Verdrag nogmaals benadrukt. Indien de WHA Special Session het besluit neemt tot een mondiaal pandemieverdrag, dan zal de EU betrokken zijn
bij de daaropvolgende onderhandelingen. Het mondiale pandemieverdrag dient vervolgens
bij de Wereldgezondheidsorganisatie in stemming worden gebracht, en na aanname zal
het verdrag nog moeten worden voorgelegd aan de individuele nationale parlementen.
Het kabinet zal uw Kamer geïnformeerd houden over de vorderingen omtrent de appreciatie
van het mondiale pandemieverdrag in de aanloop naar de WHA Special Session.
De leden van de D66-fractie vernemen dat er gekeken wordt in de Raad naar welke lessen
geleerd kunnen worden uit de start periode van de COVID-19 pandemie. Op welke manier
worden hierin meegenomen de uitrol en eerste ervaring met het digitaal groene certificaat
en de huidige inreis eisen op het gebied van onder andere test- of quarantaineverplichtingen
die uiteenlopen tussen de lidstaten?
17. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is van mening dat de Europese COVID-19-respons grondig dient te worden
geëvalueerd. De Commissie heeft inmiddels een mededeling gepresenteerd waarin de eerste
geleerde lessen summier aan bod komen. Het kabinet zal haar appreciatie van dit stuk
middels een BNC fiche aan uw Kamer doen toekomen. In de mededeling wordt gereflecteerd
op een gecoördineerd Europees crisisrespons. Het reisbeleid en verschillende reismaatregelen
worden hierin worden meegenomen.
De leden van de SP-fractie lezen dat ook wordt gesproken over de weerbaarheid van
de EU na de COVID-19-crisis en de geleerde lessen. Het lijkt erop dat de Europese
Commissie de coronacrisis gebruikt om meer gezondheidsbevoegdheden naar zich toe te
trekken. Zo moet er een Europese Gezondheidsunie komen, een kader voor het uitroepen
van een EU-noodtoestand, een Europees pandemie informatiesysteem, een EU-platform
voor klinische proeven en moet daar bovenop nog desinformatie worden aangepakt. Deelt
het kabinet de mening van de leden van de SP-fractie dat de Europese Commissie op
deze manier wel erg veel extra bevoegdheden naar zich toe trekt? Kan de Minister bevestigen
dat de motie van de leden Leijten en Van der Graaf (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1600), dat uitspreekt dat gezondheid boven alles een nationale bevoegdheid is en moet
blijven, nog steeds leidend is voor de regering?
18. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie en de lidstaten zoeken naar manieren om in de toekomst beter
voorbereid te zijn op ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Het doel
is om de gevolgen, zowel op de gezondheid als economisch, maatschappelijk, sociaal
en financieel gebied, bij een volgende pandemie beter te beheersen. De Europese aanpak
hierop is aanvullend, gestoeld op de overtuiging dat lidstaten individueel niet in
staat zijn om ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen het hoofd te bieden.
Binnen de afspraken voor gecoördineerde samenwerking zet het kabinet erop in dat lidstaten
hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor het beschermen van de volksgezondheid
behouden. De Europese Commissie heeft voorstellen gedaan zodat de lidstaten gecoördineerder
kunnen samenwerken bij een volgende grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging. De
subsidiariteits- en proportionaliteitsbeoordeling van de voorstellen door het kabinet
waren positief. Voor het kabinet zijn de motie van de leden Leijten en Van der Graaf (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1600) en de motie van de leden Pouw-Verweij en Van den Berg (Kamerstuk 21 501-31, nr. 618) leidend voor de inzet bij de onderhandelingen over deze voorstellen.
Conferentie over de toekomst van Europa
De leden van de VVD-fractie constateren op basis van de geannoteerde agenda dat het
traject om een geschikt bureau te selecteren nog steeds gaande is en er daarmee nog
geen organisatorische voortgang is op het punt van het organiseren van burgerdialogen.
Kan de Minister wellicht al wel meer toelichting geven op de inhoudelijke inzet van
de dialogen, ook gelet op het feit dat het tijdpad inmiddels steeds krapper wordt.
19. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft recent een extern bureau geselecteerd voor de vormgeving en uitvoering
van de burgerdialogen, en het bijbehorende communicatietraject. Samen met het externe
bureau wordt het voorstel momenteel nader uitgewerkt. Voor meer toelichting verwijs
ik u naar de Kamerbrief van 16 juli jl.25, waarmee het kabinet uw Kamer heeft geïnformeerd over de contouren van de burgerdialogen,
conform de motie van de leden Amhaouch en Kamminga (Kamerstuk
35 663, nr. 11).
De leden van de D66-fractie zien graag dat zo veel mogelijk mensen kunnen meepraten
in de burgerconsultaties omtrent de Conferentie over de Toekomst van Europa. Kan de
Minister schetsen op welke termijn de opzet van de consultaties bekend wordt na de
selectie van een organisator?
20. Antwoord van het kabinet
Zie antwoord nummer 19.
Verslag Raad Algemene Zaken van 22 juni 2021
De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van het verslag en in het
bijzonder de passage over de Brexit Adjustment Reserve (BAR). De verordening stelt
dat de BAR ter ondersteuning dient van de lidstaten, regio’s en sectoren die het hardst
geraakt worden door het uittreden van het Verenigd Koninkrijk. Kan de Minister toelichten
hoe deze getroffen sectoren en partijen worden betrokken bij de uitvoering van het
fonds? Kan de Minister daarbij aangeven hoe bij bestaande structuren wordt aangesloten,
zodat middelen effectief en efficiënt kunnen worden ingezet? En hoe worden de regio’s
en de provincies hierin meegenomen? De leden van de VVD-fractie zouden voorts graag
meer inzicht willen in hoe er beoordeeld zal worden welke sectoren en regio’s het
hardst zijn getroffen door de Brexit.
21. Antwoord van het kabinet
De Brexit Adjustment Reserve (BAR) is een nationale regeling die erin voorziet tegemoet
te komen aan de voor Brexit gemaakte kosten van bedrijfsleven en overheden (zie de
Kamerbrief van d.d. 30 april 202126). Centraal in de BAR verordening staat het principe van causaliteit, in de zin dat
de verschillende private en publieke actoren die kosten hebben gemaakt deze alleen
vergoed kunnen krijgen als deze kosten direct gerelateerd zijn aan de Brexit. Het
gaat hierbij niet om het compenseren van schade in de vorm van bijvoorbeeld omzetverlies,
maar om de kosten die zijn gemaakt ter aanpassing aan de nieuwe situatie. Deze kosten
moeten binnen de referentieperiode van 1 januari 2020 tot 31 december 2023 vallen.
Er worden naar verwachting drie concrete regelingen ingericht: 1) een visserijspoor;
2) een bedrijfslevenregeling en 3) een mechanisme voor de gemaakte publieke kosten.
Met de eerste twee sporen kunnen bijvoorbeeld vissers die vangstrechten hebben verloren
en bedrijven die hun IT-systemen hebben aangepast aan de nieuwe douaneprocedures tegemoet
worden gekomen. Met het derde spoor kunnen overheden die aan Brexit gerelateerde kosten
hebben gemaakt voor bijvoorbeeld aanpassingen in de infrastructuur of voorlichting,
ondersteund worden.
Om deze drie sporen vorm te geven wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande
structuren en kennis bij de rijksoverheid met betrekking tot het aanwenden van Europese
middelen. Naar verwachting zal de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland samen met
de Audit Dienst Rijk een belangrijke rol spelen in het beoordelen van de aanvragen,
het uitkeren van de middelen en het afleggen van verantwoording aan de EU. Over de
nationale inrichting van de BAR is onder meer contact met VNO-NCW, IPO, VNG, TLN,
EVOFENEDEX, het Huis der NL provincies en de regio-ambassadeurs. Naar verwachting
zullen deze regelingen na definitieve besluitvorming in Brussel per januari 2022 operationeel
zijn.
Omdat de BAR-systematiek zich richt op de gemaakte kosten door private en publieke
actoren in Nederland als geheel zal er geen analyse van de Brexit-effecten op regionaal
of provinciaal niveau gemaakt worden. Naar verwachting zal er veel van de BAR gebruik
gemaakt worden in regio’s met veel bedrijvigheid met het VK of een forse visserij-inspanning
omdat daar de negatieve effecten het grootst zijn. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan
de precieze doelstelling van de BAR als instrument.
Uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma over voorstellen om het anti-fraudemechanisme
EDES te versterken
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor haar nadere uiteenzetting over
de uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma over voorstellen om het anti-fraudemechanisme
EDES te versterken. Fraude en corruptiebestrijding zijn van groot belang voor het
goed functioneren van de Europese Unie. Wel wordt gehecht aan een slagvaardige Unie
waar geen onnodige bureaucratie is. Derhalve willen de leden van de VVD-fractie aandacht
vragen voor een goede samenwerking tussen de vele instituties die de Unie op het gebied
van anti-fraude kent: Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking
in strafzaken (Eurojust), Europol, het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF),
Europees Openbaar Ministerie (EOM)). Kan de Minister nader toelichten hoe deze verschillende
instanties elkaar aanvullen en bovenal hoe wordt gewaarborgd dat deze samenwerken
in plaats van elkaar te beconcurreren.
22. Antwoord van het kabinet
Het kabinet erkent het belang van effectieve samenwerking tussen de Europese instanties
die zijn belast met fraudebestrijding. Het Europees bureau voor fraudebestrijding
(OLAF) voert administratieve onderzoeken uit naar fraude met EU-middelen. OLAF kan
naar aanleiding daarvan aanbevelingen aan EU-instanties en lidstaten doen voor een
disciplinair, financieel of justitieel vervolg, al naar gelang de casus, maar is zelf
niet bevoegd tot het doen van strafrechtelijk onderzoek. Het Europees Openbaar Ministerie
(EOM) is sinds 1 juni jl. operationeel en is in de deelnemende lidstaten wel bevoegd
tot het uitvoeren van strafrechtelijk onderzoek en vervolging. Om de samenwerking
tussen de twee instanties te optimaliseren is op 17 januari jl. de gewijzigde OLAF
verordening in werking getreden, waarin o.a. regels over de taakverdeling en informatie-uitwisseling
tussen OLAF en het EOM zijn vastgelegd en overlap in de taakuitoefening te voorkomen.
Op 5 juli jl. hebben beide organisaties bovendien een working arrangement ondertekend waarin nadere afspraken met betrekking tot de onderlinge samenwerking
zijn vastgelegd. Het mandaat van Europol en Eurojust is veel breder dan EU-fraudebestrijding
en richt zich op de bestrijding van (georganiseerde) criminaliteit en terrorisme in
de EU. Ook bij de bestrijding van EU-fraude hebben Eurojust en Europol een rol. Europol
en Eurojust kunnen het EOM bijvoorbeeld vanuit hun specifieke rol en kennis bij zijn
werkzaamheden ondersteunen, maar ze kunnen ook zelfstandig bijdragen aan de aanpak
van EU-fraude in die gevallen dat het EOM niet bevoegd is op te treden in een deelnemende
lidstaat, dan wel ervan afziet deze bevoegdheid uit te oefenen, ofwel wanneer het
EU-fraude betreft waarbij lidstaten betrokken zijn die niet deelnemen aan het EOM.
De vier genoemde organisaties hebben derhalve een eigenstandige, zij het complementaire
rol ten aanzien van bestrijding van fraude met EU-middelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Belhaj, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, griffier