Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het verslag van de informele videoconferentie van de leden van de Europese Raad inzake COVID-19 van 21 januari 2021
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1646
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 februari 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 28 januari 2021 over het
verslag van de informele videoconferentie van de leden van de Europese Raad inzake
COVID-19 van 21 januari 2021 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1643).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 februari 2021 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 22 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Veldman
Adjunct-griffier van de commissie, Berkheij
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
informele Europese Raad van 25 en 26 februari 2021 en het verslag van de informele
videoconferentie van de leden van de Europese Raad inzake COVID-19 van 21 januari
2021. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
informele Europese Raad van 25 en 26 februari 2021 en het verslag van de informele
videoconferentie van de leden van de Europese Raad inzake COVID-19 van 21 januari
2021. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de videoconferenties van de Europese Raad van 25 en 26 februari 2021. Zij
hebben nog vragen over de Europese COVID-19-coördinatie, het EU-gezondheidsbeleid,
het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), de arrestatie van oppositieleider
Navalny en het Zuidelijk Nabuurschap.
De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda voor de informele Europese
Raad van 25 en 26 februari kritisch gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen
over.
Algemeen
De leden van de CDA-fractie constateren dat het hier wederom om een informele vergadering
gaat. Dat betekent dat er geen officiële besluiten kunnen worden genomen. Indien er
tot besluiten gekomen dient te worden zal dat in schriftelijke procedure na de Raadsvergadering
zijn. Deze leden vragen het kabinet in het verslag precies aan te geven over welke
zaken schriftelijke besluiten zijn genomen of genomen gaan worden. Deze leden vragen
bovendien aan het kabinet hoe de transparantieagenda vorm wordt gegeven door het Portugese
voorzitterschap en of daar concrete voorstellen voor worden gedaan.
1. Antwoord van het kabinet
De Europese Raad oefent geen wetgevende taken uit. De Europese Raad stelt doorgaans
conclusies vast waarmee het richting geeft aan algemene politieke beleidslijnen en
prioriteiten conform artikel 15 VEU. Raadsconclusies zijn niet juridisch bindend.
Aangezien het in dit geval een informele videoconferentie van de leden van de Europese
Raad betreft kunnen er geen conclusies worden vastgesteld en zal er naar worden gestreefd
consensus te bereiken over een gezamenlijke verklaring van de leden van de Europese
Raad. Ook een verklaring is niet juridisch bindend.
Zoals bekend voert het kabinet een actieve agenda om het transparantiebeleid van de
EU te moderniseren en de EU-besluitvormingsprocedure inzichtelijker en toegankelijker
te maken voor geïnteresseerden1. Mede door de inzet van Nederland is Coreper op 14 juli jl. akkoord gegaan met een
aantal maatregelen waarmee de transparantie in de Raad verbetert en belangrijke wetgevingsdocumenten
proactief openbaar worden2. Tijdens het Portugese voorzitterschap blijven deze maatregelen van kracht en zal
de officiële ondertekening van het interinstitutionele akkoord over het transparantieregister
plaatsvinden. Nederland zal samen met gelijkgezinde lidstaten blijven optrekken om
de reeds met uw Kamer gedeelde vervolgstappen op transparantiegebied te realiseren3.
COVID-19-coördinatie
De leden van de VVD-fractie ontvangen verschillende signalen dat de levering van hulpmiddelen
die gebruikt worden bij het vaccineren, zoals flacons, stops en caps, inmiddels een
wachttijd kennen van bijna een jaar. Kennen overige lidstaten deze signalen ook? Zo
ja, welke maatregelen nemen deze lidstaten om over voldoende hulpmiddelen te beschikken?
De wachttijd bij levering van deze hulpmiddelen kan ook invloed hebben op de levering
van non-COVID-medicatie. Zijn er op Europees niveau signalen bekend van mogelijke
toekomstige tekorten aan non-COVID-geneesmiddelen door de opgelopen wachttijd? Zo
ja, om welke geneesmiddelen gaat het en welke acties worden ondernomen om tekorten
te voorkomen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
2. Antwoord van het kabinet
In de laatste uitvraag van de Europese Commissie naar eventuele verwachte tekorten
van geneesmiddelen en hulpmiddelen in EU-lidstaten zijn tekorten van flacons, stops
en caps niet specifiek genoemd door lidstaten. Evenmin werd benoemd dat de levering
van deze producten inmiddels een wachttijd zou kennen van bijna een jaar. Het kabinet
heeft ook geen andere signalen van lidstaten hierover ontvangen. We hebben op dit
moment ook geen structurele signalen dat het aantal geneesmiddelentekorten zou toenemen
door het ontbreken van deze producten. Het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten
houdt de beschikbaarheid van geneesmiddelen nauwlettend in de gaten. Als een tekort
dreigt, bekijkt het Meldpunt per geval wat er nodig is en wordt bijna altijd een passend
alternatief gevonden.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven wat de positie van
de overige lidstaten is in de discussie rondom de invoering van vaccinatiecertificaten
en hun mogelijke toepassing daarvan? Welke status geven de lidstaten aan certificaten
van buiten de EU? Wanneer wordt het gestandaardiseerde vaccinatiebewijs verwacht dat
aangekondigd is door de voorzitter van de Europese Raad? Hoe wordt omgegaan met EU-landen
die sceptisch zijn over het vaccinatiebewijs/-paspoort? De leden van de VVD-fractie
vragen welke status de lidstaten in de toekomst geven aan vaccinatiebewijzen en -paspoorten
van buiten de EU?
3. Antwoord van het kabinet
Op EU-niveau vindt een discussie plaats over vaccinatiecertificaten en een gezamenlijke
aanpak. De Commissie heeft in december aangegeven toe te willen werken naar een Raadsaanbeveling.
Lidstaten staan hier verschillend tegenover. In deze discussie krijgen met name de
ethische en juridische aspecten van vaccinatiecertificaten aandacht. Sommige lidstaten
zijn voorstander van een snelle invoering van een vaccinatiecertificaat dat reizen
weer mogelijk maakt. Het merendeel van de lidstaten is echter van mening dat vanwege
onduidelijkheid over transmissie en immuniteit en de beperkte beschikbaarheid, de
vaccinatiecertificaten op dit moment alleen ingezet kunnen worden ter ondersteuning
van medische doeleinden. Het kabinet heeft dezelfde vragen en is tot dusverre terughoudend
in de discussie in internationaal verband over inzet van vaccinatiecertificaten voor
reizen. Wel zijn in het e-health-netwerk guidelines overeengekomen op basis van een minimale dataset. Deze kunnen in de toekomst lidstaten
helpen een digitaal interoperabel certificaat in te stellen. Het precieze tijdspad
in Europa is nog niet uiteengezet. Dit zal mede afhankelijk zijn van onderzoek en
beschikbaarheid vaccins.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in december de Commissie
Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad gevraagd een afwegingskader op te stellen voor
de ethische dilemma’s en juridische vragen die zich kunnen voordoen bij de COVID-19-vaccinatie.
Op 4 februari jl. heeft de Gezondheidsraad het advies «Ethische en juridische afwegingen
COVID-19-vaccinatie»4 gepubliceerd. In dit advies wordt gekeken naar mogelijke categorieën van beleidsinterventies
en naar de inzet van vaccinatiebewijzen door private partijen. Het afwegingskader
is behulpzaam bij het komen tot nader onderbouwde besluitvorming op dit onderwerp.
Het advies zal zorgvuldig worden bekeken, waarna het kabinet binnen een maand met
een reactie zal komen. Hier wordt het juridisch kader in meegenomen. In de kabinetsreactie
zal tevens aandacht zijn voor de mogelijke rol van vaccinatiecertificaten bij internationaal
reizen.
Tijdens de informele Europese Raad van 21 januari jl. hebben de regeringsleiders afgesproken
dat het vaccinatieproces moet worden versneld en dat ervoor moet worden gezorgd dat
bedrijven hun leveringsverplichtingen nakomen, zo constateren de leden van de VVD-fractie.
De VVD-fractie vraagt het kabinet of zij kan aangeven welke inzet Nederland in dit
verband zal leveren? Hoe beoordeelt het kabinet de Europese inzet, in het bijzonder
van de Europese Commissie, om het vaccinatieproces te versnellen, zo vragen de leden
van de VVD-fractie?
4. Antwoord van het kabinet
Voor de aanschaf van vaccins wordt samengewerkt met andere lidstaten onder leiding
van de Europese Commissie. Het kabinet is tevreden over de samenwerking met de Europese
Commissie en de lidstaten rondom de inkoop van vaccins. Samen met de Europese Commissie
en de lidstaten is het kabinet minder tevreden met de snelheid van leveringen van
de verschillende vaccins. Lidstaten en de Europese Commissie spreken vrijwel wekelijks
met de producenten over hun individuele leveringen en leverschema’s. Daarbij is gebleken
dat opschaling van productie van vaccins helaas gecompliceerd is. Het kabinet verwelkomt
dan ook dat de Commissie voorstellen doet voor betere paraatheid ten aanzien van virusvariaties
en het versnellen van de ontwikkeling en aanpassing van vaccins in de recente mededeling
over de HERA-incubator5.
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over de Europese vaccin-inkoop.
Deze leden hebben kennisgenomen van verschillende publicaties van Halix in Leiden
en de Europese vaccin-inkoop. Halix in Leiden maakt vaccins van AstraZeneca waarmee
meer dan 10 miljoen Britten tot nu toe gevaccineerd zijn. De leden van de CDA-fractie
zouden allereerst graag vernemen welke overleggen er zijn geweest met Halix en welk
standpunt het Nederlandse kabinet daarin heeft genomen. Voorts vragen de leden van
de CDA-fractie welke afspraken er gemaakt zijn over de beschikbare vaccins.
5. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet sinds april vorig jaar alles op alles om waar mogelijk een impuls
te geven aan het ontwikkelen van vaccins en ook het versnellen of vergroten van de
productie. In dat kader is ook gesproken met Halix, toen als lid van het consortium
rond het kandidaat-vaccin van de Universiteit van Oxford. Op 4 mei jl. is er mede
op verzoek van Halix verkennend gesproken over het mogelijk investeren in het opschalen
van productiecapaciteit. Daarbij is Halix uitgenodigd om met een concreet voorstel
te komen, ter nadere beoordeling. Ook is daarbij aangeboden mee te denken, mochten
er overige belemmeringen zijn. Halix gaf aan op dat moment geen andere vragen te hebben.
Het verzoek tot financiële steun bleek kort na de afspraak niet meer nodig, omdat
vanuit het consortium met meerdere bedrijven zelf in voldoende middelen werd voorzien.
Een concreet voorstel is daarna dus niet meer gedeeld. Op 28 mei jl. is wederom contact
geweest met Halix waarbij bovengenoemde nogmaals is herbevestigd.
De Nederlandse aankoopstrategie is in algemene zin gericht geweest op overeenkomsten
met de producenten die vervolgens zelf afspraken met partijen in de productieketen
maken. Dit was het uitgangspunt van de Inclusieve Vaccin Alliantie met Duitsland,
Frankrijk, Italië en Nederland, alsook in de opvolgende samenwerking met de Europese
Commissie via het Joint Negotiation Team. Op 13 juni jl. zijn er door de vier landen afspraken over 400 miljoen dosis van
het Oxford-vaccin gemaakt via de overeenkomst met AstraZeneca, die later is overgenomen
door de Europese Commissie.
De leden van de CDA-fractie vragen vervolgens op welke wijze het contact en contract
van het Nederlandse kabinet met Halix is overgedragen aan de Europese Commissie, toen
de Europese Commissie vanaf juni 2020 centraal de inkoop van vaccins voor de hele
Europese Unie ging regelen. Op welk moment heeft het Nederlandse kabinet aan de Europese
Commissie meegedeeld dat Halix vaccins aan het produceren was in Nederland, zo vragen
de leden van de CDA-fractie?
6. Antwoord van het kabinet
Het kabinet verwijst hierbij mede naar het antwoord op uw vorige vraag. Het kabinet
heeft geen contract gesloten met Halix en overgedragen aan de Europese Commissie.
Afspraken over het Oxford-vaccin verliepen via AstraZeneca, welke zelf overeenkomsten
heeft met CMO’s (contract manufacturing organisations). Overigens zijn de leden van het Joint Negotiation Team en de Europese Commissie
op de hoogte van de samenwerking tussen Halix en AstraZeneca.
Recentelijk is de nieuwe regulering ingegaan dat landen exportvergunningen moeten
worden afgeven voor de export van vaccins. Dat vereist natuurlijk inzicht in hoeveel
vaccins er werkelijk in Nederland geproduceerd zijn en worden, zo constateren de leden
van de CDA-fractie. Heeft het kabinet per maand en per fabrikant (Halix, Jansen &
Jansen en wellicht anderen) inzicht in hoeveel vaccins daar het afgelopen jaar geproduceerd
zijn en hoeveel vaccins daar nu wekelijks geproduceerd worden. Indien dat niet zo
is, hoe gaat het Nederlandse kabinet zich inspannen om zo spoedig mogelijk dat inzicht
te krijgen? Verder vernemen de leden van de CDA-fractie graag of en welke vergunningen
tot export van vaccins zijn afgegeven, wat de data zijn van deze vergunningen en hoeveel
en waarnaar toe er geëxporteerd is.
7. Antwoord van het kabinet
Het exportmechanisme dat recentelijk is ingegaan heeft juist tot doel om aard en volume
van de export van vaccinfabrikanten beter in beeld te brengen. Veelal is voor de productie
van vaccins een wereldwijd productienetwerk noodzakelijk, waarbij er diverse goederenstromen
zijn tussen landen en continenten. De specifieke gegevens met betrekking tot de exportvergunningen
zijn bedrijfsvertrouwelijk en kunnen om die reden niet worden gedeeld. De Commissie
heeft aangekondigd geaggregeerde informatie over toegekende en afgewezen vergunningaanvragen
te publiceren, daarbij rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de overgelegde
data.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat er besproken zal worden aangaande
de solidariteit met derde landen ten aanzien van de beschikbaarheid van vaccins. Hierbij
noemt het kabinet nadrukkelijk de rol van COVAX. De leden van de CDA-fractie vragen
het kabinet naar de stand van zaken bij COVAX, of dit mechanisme functioneert en welke
Europese landen vaccins hebben gedoneerd aan dit verdelingsmechanisme.
8. Antwoord van het kabinet
Tijdens de aankomende informele videoconferentie van de leden van de Europese Raad
zal gesproken worden over het bekrachtigen van de internationale solidariteit en het
versterken van de toekomstige internationale samenwerking op het gebied van gezondheidszorg.
Het kabinet is van mening dat de COVAX-faciliteit het belangrijkste mondiale mechanisme
is om tot een eerlijke toegang tot vaccins te komen. COVAX is gebaseerd op solidariteit.
De EU is tot dusver de grootste donor van de COVAX-faciliteit: de EU en haar lidstaten
hebben meer dan 900 miljoen euro ter beschikking gesteld. Deze inzet werd ook bekrachtigd
in de Europese Raadsconclusies van december 20206.
Nederland heeft 30 miljoen euro bijgedragen aan COVAX-AMC, de voorziening van COVAX
voor 92 lage- en lagere middeninkomenslanden. Tevens heeft Nederland 50 miljoen euro
bijgedragen aan de ontwikkeling van COVID-19-vaccins via een van de partners van COVAX,
de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI). Op de website van de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) staat een overzicht van alle bijdragen aan COVAX, en de andere onderdelen
van ACT-A7.
COVAX heeft inmiddels 2 miljard vaccins zeker gesteld, waarvan 1,3 miljard voor 92
lage en lage-middeninkomenslanden, en begint deze maand met de distributie van deze
vaccins. Op basis van de huidige beschikbaarheid van vaccins, de mate waarin landen
«klaar» zijn om vaccinaties uit te rollen en logistieke mogelijkheden, verwacht COVAX
dat de meeste vaccins in maart geleverd kunnen worden. Specifieke informatie over
verdeling van vaccins over de landen, wordt in de week van 22 februari op de website
van de vaccinalliantie GAVI8 gepubliceerd.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet het gebruik van vaccins door EU-lidstaten
zonder dat deze zijn goedgekeurd door het EMA beoordeelt.
9. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft als uitgangspunt dat een vaccin pas wordt gebruikt nadat de kwaliteit,
werkzaamheid en veiligheid door de EMA positief is beoordeeld. Er kunnen zich situaties
voordoen dat hiervan wordt afgeweken, bijvoorbeeld omdat er schaarste is van een goedgekeurd
vaccin en de omstandigheden noodzaken om meer vaccins in te zetten. Het is aan een
individuele lidstaat om hierover een besluit te nemen.
Tot nu toe kiest het kabinet er niet voor om gebruik te maken van de nationale bevoegdheid
om vaccins te gebruiken zonder een EMA goedkeuring. Op dit moment is er geen aanleiding
om van deze weg af te wijken.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat de stand van zaken is aangaande
het vaccinatiepaspoort. Tevens vragen deze leden het kabinet om aan te geven welke
positie de verschillende lidstaten hebben ingenomen over het vaccinatiepaspoort. Voorts
vragen de leden van de CDA-fractie het kabinet welke eisen de EU voornemens is te
stellen aan een dergelijk paspoort. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet
vervolgens aan te geven wat het juridisch kader zou zijn van een dergelijk vaccinatiepaspoort.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet daarnaast aan te geven op welke momenten
er beslissingen worden genomen over een vaccinatiepaspoort.
10. Antwoord van het kabinet
Op EU-niveau vindt een discussie plaats over vaccinatiecertificaten en een gezamenlijke
aanpak. De Commissie heeft in december aangegeven toe te willen werken naar een Raadsaanbeveling.
Lidstaten staan hier verschillend tegenover. In deze discussie krijgen met name de
ethische en juridische aspecten van vaccinatiecertificaten aandacht. Sommige lidstaten
zijn voorstander van een snelle invoering van een vaccinatiecertificaat dat reizen
weer mogelijk maakt. Het merendeel van de lidstaten is echter van mening dat vanwege
onduidelijkheid over transmissie en immuniteit en de beperkte beschikbaarheid, de
vaccinatiecertificaten op dit moment alleen ingezet kunnen worden ter ondersteuning
van medische doeleinden. Het kabinet heeft dezelfde vragen en is tot dusverre terughoudend
in de discussie in internationaal verband over inzet van vaccinatiecertificaten voor
reizen. Wel zijn in het e-health-netwerk guidelines overeengekomen op basis van een minimale dataset. Deze kunnen in de toekomst lidstaten
helpen een digitaal interoperabel certificaat in te stellen. Het precieze tijdspad
in Europa is nog niet uiteengezet. Dit zal mede afhankelijk zijn van onderzoek en
beschikbaarheid vaccins.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in december de Commissie
Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad gevraagd een afwegingskader op te stellen voor
de ethische dilemma’s en juridische vragen die zich kunnen voordoen bij de COVID-19-vaccinatie.
Op 4 februari jl. heeft de Gezondheidsraad het advies «Ethische en juridische afwegingen
COVID-19-vaccinatie»9 gepubliceerd. In dit advies wordt gekeken naar mogelijke categorieën van beleidsinterventies
en naar de inzet van vaccinatiebewijzen door private partijen. Het afwegingskader
is behulpzaam bij het komen tot nader onderbouwde besluitvorming op dit onderwerp.
Het advies zal zorgvuldig worden bekeken, waarna het kabinet binnen een maand met
een reactie zal komen waarin het juridisch kader wordt meegenomen. In de kabinetsreactie
zal tevens aandacht zijn voor de mogelijke rol van vaccinatiecertificaten bij internationaal
reizen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ambitie van de Europese Commissie
om aan het eind van juni 2021 300 miljoen vaccinaties toegediend te hebben. Wat kunnen
lidstaten van elkaar leren met betrekking tot het opschalen en versnellen van het
vaccinatieproces om dit doel te halen? Speelt de Europese Commissie een rol om de
nodige kennis- en ervaringsuitwisseling tussen lidstaten te faciliteren? De leden
van de D66-fractie constateren dat tijdens de vorige informele Europese Raad (21 januari
2021) de regeringsleiders hebben afgesproken dat het vaccinatieproces sneller moet.
Kan het kabinet toelichten hoe er uitvoering wordt gegeven aan de motie-Marijnissen/Jetten
van 4 februari 2021, die het kabinet verzoekt zich binnen Europa hard te maken voor
een klemmend beroep op farmaceuten om op korte termijn hun rechten en kennis te delen
via C-TAP of sub-licenties te verstrekken aan zo veel mogelijk geschikte producenten?
Welke concrete stappen worden hiertoe genomen bij deze Europese Raad? En zijn er lidstaten
die hier steun aan willen verlenen, zo vragen de leden van de D66-fractie?
11. Antwoord van het kabinet
Het is evident dat een vergroting van de productiecapaciteit voor goedgekeurde vaccins
noodzakelijk is om de beschikbaarheid van vaccins nationaal, Europees en mondiaal
te vergroten. Ook de doorontwikkeling naar nieuwe vaccins ter bestrijding van nieuwe
virusvarianten maakt publiek-private samenwerking nog meer relevant. In navolging
van de motie van de heer Pieter Heerma c.s.10 heeft het kabinet op woensdag 17 februari jl. de heer Hans Schikan als special envoy aangesteld om te onderzoeken of de productie van vaccins daar waar mogelijk kan worden
opgeschaald en zo mogelijke extra contracten te kunnen sluiten (Kamerstuk 25 295, nr. 994). De heer Schikan is lid van het Top Team van de Topsector Life Sciences & Health (LSH), voormalig CEO van biotechonderneming Prosensa en sinds de acquisitie van dit
bedrijf actief als voorzitter of commissaris in verschillende biopharma-bedrijven
in Nederland en het buitenland. Hij heeft een zeer breed, relevant nationaal en internationaal
netwerk en ruime ervaring in de LSH-sector. De opdracht van de special envoy heeft ook een Europees perspectief. De Europese Commissie heeft een vergelijkbare
opdracht gekregen van het Europees Parlement om opschaling van productiecapaciteit
te organiseren en ook landen als Frankrijk en Duitsland kijken naar vergelijkbare
opschalingskansen. De special envoy is dan ook gevraagd de nationale inventarisatie nadrukkelijk te koppelen aan deze
Europese inspanningen. Het kabinet houdt natuurlijk ook zelf contact over dit onderwerp
met de Europese Commissie.
Voor de aanschaf van vaccins wordt samengewerkt met andere lidstaten onder leiding
van de Europese Commissie. Het kabinet is tevreden over de samenwerking met de Europese
Commissie en de lidstaten rondom de inkoop van vaccins. Samen met de Europese Commissie
en de lidstaten is het kabinet minder tevreden met de snelheid van leveringen van
de verschillende vaccins. Lidstaten en de Europese Commissie spreken vrijwel wekelijks
met de producenten over hun individuele leveringen en leverschema’s. Daarbij is gebleken
dat opschaling van productie van vaccins helaas gecompliceerd is.
De leden van de D66-fractie vragen hoe het kabinet de wijze waarop de vaccinatieaanbesteding
en levering is gelopen beoordeelt, met name omtrent AstraZeneca en de rol van de voorzitter
van de Europese Commissie? Hoe hopen de Europese Commissie en Nederland soortgelijke
fouten in de toekomst te voorkomen? Welke inzet zal het kabinet namens Nederland leveren
om te zorgen dat bedrijven hun leveringsplicht nakomen? Hoe apprecieert het kabinet
de intentie van lidstaten om vaccins die niet in de EU worden geproduceerd, zoals
het Russische «Sputnik V» vaccin, aan te schaffen en te gebruiken? Of indien gewenst,
te starten met de productie van deze vaccins binnen de EU? Daarnaast vragen de leden
van de D66-fractie hoe de Europese Commissie van plan is om regie te houden over de
vaccinatie-uitrol, wanneer er vaccins van buiten de EU gebruikt gaan worden in lidstaten?
12. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is tevreden over het gemeenschappelijk inkopen van de vaccins. Het kabinet
is samen met de Europese Commissie niet tevreden over de snelheid van de leveringen
van de vaccins. De eerdere inschattingen van producenten hieromtrent worden in de
praktijk niet waargemaakt. De Europese Commissie en de lidstaten spreken op wekelijkse
basis met de verschillende producenten over de leveringen en de wijze waarop de eerder
gemaakte afspraken zo snel mogelijk kunnen worden nagekomen.
Daarnaast kijkt het kabinet naar alle beschikbare vaccins die veilig en effectief
bevonden zijn, waarvan goedkeuring door het EMA op korte termijn wordt voorzien en
welke binnen afzienbare tijd in significante volumes geleverd kunnen worden. Vooralsnog
is hiervan geen sprake bij het Sputnik-vaccin. De ontwikkelingen hieromtrent volgen
we nauwgezet. De leden van de Europese Raad zullen naar verwachting spreken over de
beschikbaarheid van vaccins en Nederland steunt de activiteiten van de Commissie om
beschikbaarheid van vaccins te vergroten.
De leden van de D66-fractie constateren dat Zuid-Afrika het vaccin van Janssen, dat
in Nederland wordt geproduceerd, wil gaan inzetten. Hoe voorkomen we bij het Janssen
vaccin soortgelijke leveringsproblemen als met het AstraZeneca, voordat de vaccins
ook hier zijn goedgekeurd, zo vragen de leden van de D66-fractie?
13. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is in goed overleg met Janssen en vertrouwt erop dat er een succesvolle
uitrol zal plaatsvinden in Nederland van het Janssen-vaccin. Doordat het Europees
Geneesmiddelenagentschap (EMA) afgelopen december reeds gestart is met de rolling review wordt het advies van het beoordelingscomité en – indien positief – goedkeuring van
de EMA op korte termijn verwacht. Daarnaast heeft de – mede op verzoek van de Kamer
– ingestelde special envoy eveneens tot taak om potentiële productiecapaciteit op de korte termijn verder in
beeld te brengen. Deze special envoy zal ook in overleg treden met Janssen om eventuele mogelijkheden te verkennen.
De leden van de D66-fractie vragen wat het vaccinatiedoel van de Europese Commissie
voor eind juni zal betekenen voor de reisvrijheid van zij die al gevaccineerd en zij
die niet gevaccineerd zijn deze zomer? Hoe kijkt het kabinet naar een EU-vaccinatiecertificaat
om reizen mogelijk te maken? Welke overwegingen zijn hierbij voor het kabinet het
belangrijkste? Hoe wordt er gekeken naar teststrategieën bij snelwegen, stations en
luchthavens om Europees verkeer in de zomer ook mogelijk te houden voor mensen die
nog niet in aanmerking zijn gekomen voor een vaccin? Is de Europese Commissie voornemens
om ook voor deze groep te kijken hoe er in de zomer toch op een veilige manier kan
worden gereisd, zo vragen de leden van de D66-fractie?
14. Antwoord van het kabinet
Op EU-niveau vindt een discussie plaats over vaccinatiecertificaten en een gezamenlijke
aanpak. De Commissie heeft in december aangegeven toe te willen werken naar een Raadsaanbeveling.
Lidstaten staan hier verschillend tegenover. In deze discussie krijgen met name de
ethische en juridische aspecten van vaccinatiecertificaten aandacht. Sommige lidstaten
zijn voorstander van een snelle invoering van een vaccinatiecertificaat dat reizen
weer mogelijk maakt. Het merendeel van de lidstaten is echter van mening dat vanwege
onduidelijkheid over transmissie en immuniteit en de beperkte beschikbaarheid, de
vaccinatiecertificaten op dit moment alleen ingezet kunnen worden ter ondersteuning
van medische doeleinden. Het kabinet heeft dezelfde vragen en is tot dusver terughoudend
in de discussie in internationaal verband over inzet van vaccinatiecertificaten voor
reizen. Wel zijn in het e-health-netwerk guidelines overeengekomen op basis van een minimale dataset. Deze kunnen in de toekomst lidstaten
helpen een digitaal interoperabel certificaat in te stellen. Het precieze tijdspad
in Europa is nog niet uiteengezet. Dit zal mede afhankelijk zijn van onderzoek en
beschikbaarheid vaccins.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in december de Commissie
Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad gevraagd een afwegingskader op te stellen voor
de ethische dilemma’s en juridische vragen die zich kunnen voordoen bij de COVID-19-vaccinatie.
Op 4 februari jl. heeft de Gezondheidsraad het advies «Ethische en juridische afwegingen
COVID-19-vaccinatie»11 gepubliceerd. In dit advies wordt gekeken naar mogelijke categorieën van beleidsinterventies
en naar de inzet van vaccinatiebewijzen door private partijen. Het afwegingskader
is behulpzaam bij het komen tot nader onderbouwde besluitvorming op dit onderwerp.
Het advies zal zorgvuldig worden bekeken, waarna het kabinet binnen een maand met
een reactie zal komen waarin het juridisch kader wordt meegenomen. In de kabinetsreactie
zal tevens aandacht zijn voor de mogelijke rol van vaccinatiecertificaten bij internationaal
reizen.
Bij de Europese discussie over de mogelijke inzet van vaccinatiecertificaten voor
internationaal reizen is het mogelijk maken van alternatieven voor niet-gevaccineerden
een belangrijk aandachtspunt. De Commissie heeft eerder aangegeven dat hierbij bijvoorbeeld
aan negatieve testbewijzen kan worden gedacht. Hiervoor liggen op dit moment echter
nog geen concrete voorstellen op tafel. Wat betreft eventuele teststrategieën op luchthavens
en andere verkeersknooppunten stelt het kabinet zich op het standpunt dat testen voorafgaand
aan een reis een grotere mate van zekerheid biedt op het voorkomen van de import van
het virus dan testen na aankomst in Nederland op bijvoorbeeld een luchthaven. Ook
capaciteits- en uitvoeringsvraagstukken dienen in ogenschouw te worden genomen in
het onderzoek naar deze eventuele mogelijkheden.
De leden van de D66-fractie zien dat de president van de Europese Commissie de relatie
met het Verenigd Koninkrijk op spanning heeft gezet door een essentieel onderdeel
van het Noord-Ierland protocol voor korte tijd op te schorten met betrekking tot de
export van vaccins. Het Verenigd Koninkrijk heeft opgeroepen tot een reset van de
relatie tussen het VK en de EU. Inmiddels is de beslissing van de Europese Commissie
teruggedraaid, zo constateren de leden van de D66-fractie. Wat is de appreciatie van
het kabinet over deze gang van zaken? Hoe kunnen dit soort fouten in de toekomst worden
voorkomen en in welke mate werden de lidstaten bij deze beslissing betrokken, zo vragen
de leden van de D66-fractie?
15. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie heeft bij monde van Voorzitter Ursula von der Leyen op 10 februari
jl. aangegeven dat er fouten zijn gemaakt in aanloop naar de totstandkoming van het
exportautorisatiesysteem. Het kabinet had liever gezien dat dit proces anders was
verlopen, maar benadrukt dat de Europese Commissie uiteindelijk de in Artikel 16 van
het Protocol Ierland/Noord-Ierland genoemde passende vrijwaringsmaatregelen niet heeft
opgenomen.
De leden van de D66-fractie constateren dat Duitsland en Oostenrijk zijn begonnen
met het instellen van grenscontroles, zoals met Tsjechië en Slovenië. Worden deze
grenscontroles besproken tijdens de komende Europese Raad? Heeft de Commissie het
voornemen om uniforme richtlijnen hiertoe op te stellen zodat er zo min mogelijk frictie
komt voor grensoverschrijdend transport en vrij verkeer van personen, zo vragen de
leden van de D66-fractie?
16. Antwoord van het kabinet
Zoals uw Kamer bekend zijn de twee Raadsaanbevelingen betreffende reisrestricties
recent aangepast naar aanleiding van de verspreiding van meer besmettelijke varianten12. De lidstaten zijn met de Raadsaanbevelingen o.a. overeengekomen dat alle niet-essentiële
reizen naar en vanuit hoogrisicogebieden sterk moet worden ontmoedigd. Het kabinet
onderschrijft en verwelkomt Europese afstemming en samenwerking op het gebied van
o.a. testregimes en inreisbeperkingen omdat dit de impact van nationale maatregelen
vergroot. Tegelijkertijd heeft het kabinet zich voortdurend ingespannen voor het voorkomen
van frictie voor grensoverschrijdend transport en het vrij verkeer van personen en
diensten. In dat kader is volgens het kabinet in de Raadsaanbevelingen een passende
balans gevonden tussen enerzijds het voorkomen van de verspreiding van (nieuwe varianten
van) COVID-19 en anderzijds het beter coördineren van COVID-19-maatregelen om het
vrij verkeer van personen zo min mogelijk te belemmeren en zo herstel van de economie
te bevorderen. Het kabinet is niet bekend met een voornemen van de Commissie om tot
aanvullende richtlijnen te komen.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Europese Unie veel steken laat vallen
wat betreft de COVID-19-coördinatie. Zo gaf de voorzitter van de Europese Commissie
Ursula von der Leyen recentelijk aan dat de Europese Unie een «speedboot» zou moeten
zijn, maar momenteel vooral overkomt als een «tanker». Is het kabinet het eens met
deze analyse? De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of zij kan aangeven wat
de knelpunten zijn die ervoor zorgen dat dit zo is? Kan het kabinet aangeven wat er
terecht is gekomen van de op 21 januari geuite wens van de Europese Raad om het proces
omtrent de vaccinaties te versnellen? Kan het kabinet aangeven hoe Nederland ook op
Europees niveau werk gaat maken van de aangenomen motie van de SP en D66 om druk uit
te oefenen op farmaceuten om rechten te delen en de rol van Nederland bij de kennispool
van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) te versterken, zo vragen de leden van de
SP-fractie?
De leden van de SP-fractie vragen of er ook wordt gesproken over een gezamenlijk succes
maken van de «COVID-19-Technology Access Pool» van de WHO en het steunen van het voorstel
van India en Zuid-Afrika binnen de WHO om patenten op coronavaccins te weren?
17. Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt EU-coördinatie ten aanzien van COVID-19. Deze is in het belang
van de gezondheid van burgers en minimaliseert de impact op de interne markt. Daarbij
heeft het kabinet waardering voor de rol van de Europese Commissie die in de strijd
tegen COVID-19 een centrale rol speelt, zoals bij de gezamenlijke aankoop van vaccins
en bij coördinatie ten aanzien van interne en externe reismaatregelen. In Raadskader
vindt onder leiding van het Voorzitterschap eveneens intensieve afstemming plaats.
Het is belangrijk dat deze coördinatie en samenwerking zorgvuldig en bestendig worden
gedaan, zonder hierbij aan daadkracht in te boeten. Hierbij geldt dat volksgezondheid
een nationale competentie is waardoor besluitvorming op basis van consensus plaatsvindt.
Het kabinet verwacht dat de aangestelde Nederlandse special envoy in samenspraak met de relevante farmaceuten spreekt over de knelpunten rond de opschaling
van de vaccin-productie.
In het kader van de COVID-19 Technology Access Pool (C-TAP) wordt in het algemeen mede gesproken over het succesvol positioneren van de
patentpool, echter niet tijdens deze informele videoconferentie van de leden van de
Europese Raad. Met de WHO wordt verder gesproken over de invulling van C-TAP, zodat
de data van bedrijven voldoende beschermd zijn en de noodzakelijke informatie wel
breder gedeeld kan worden. Nederland maakt deel uit van een kerngroep op het gebied
van C-TAP met Brazilië, Maleisië, Pakistan en Zuid-Afrika, onder leiding van Costa
Rica. Nederland spreekt tevens in dit kader met Portugal om in het kader van het Europese
voorzitterschap een symposium te organiseren over C-TAP. Het voorstel van India en
Zuid-Afrika wordt niet in WHO-verband noch tijdens deze informele videoconferentie
van de leden van Europese Raad besproken, maar bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
Zoals in eerdere antwoorden op Kamervragen is aangegeven, steunen het kabinet en de
EU het voorstel van India en Zuid-Afrika niet.
De leden van de SP-fractie vragen of er ondertussen ook al meer zicht is op de locaties
waar, binnen de Europese Unie, vaccins kunnen worden geproduceerd? Veel landen hebben
zich al voor of tegen vaccinatiepaspoorten uitgesproken, wat is het standpunt van
het kabinet hierover, zo vragen de leden van de SP-fractie?
18. Antwoord van het kabinet
Er worden op grote schaal vaccins geproduceerd binnen de EU. Zowel op het niveau van
de Europese Unie, als op nationaal niveau wordt de komende weken door de inzet van
de Nederlandse special envoy nogmaals gekeken of er nog extra beschikbare en geschikte capaciteit is die snel zou
kunnen worden ingezet.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in december de Commissie
Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad gevraagd een afwegingskader op te stellen voor
de ethische dilemma’s en juridische vragen die zich kunnen voordoen bij de COVID-19-vaccinatie.
Op 4 februari jl. heeft de Gezondheidsraad het advies «Ethische en juridische afwegingen
COVID-19-vaccinatie»13 gepubliceerd. In dit advies wordt gekeken naar mogelijke categorieën van beleidsinterventies
en naar de inzet van vaccinatiebewijzen door private partijen. Het afwegingskader
is behulpzaam bij het komen tot nader onderbouwde besluitvorming op dit onderwerp.
Het advies zal zorgvuldig worden bekeken, waarna het kabinet binnen een maand met
een reactie zal komen waarin het juridisch kader wordt meegenomen. In de kabinetsreactie
zal tevens aandacht zijn voor de mogelijke rol van vaccinatiecertificaten bij internationaal
reizen.
De leden van de SP-fractie zijn bijzonder kritisch over het recentelijke incident
betreffende de controles op de export van het vaccin vanuit de Europese Unie, waarmee
effectief weer een harde grens bij Noord-Ierland is ontstaan en een van de belangrijkste
intenties voor Brexit, het in stand houden van het Goede Vrijdagakkoord, compleet teniet is gedaan. Wat
vindt het kabinet van deze grove en ondoordachte fout van de Europese Unie, zo vragen
de leden van de SP-fractie? Deze leden vragen hoe het mogelijk is dat na jaren onderhandelen
over Brexit, met dit als een van de belangrijkste principes, dit zo mis heeft kunnen gaan? Kan
het kabinet aangeven of Nederland van plan is om hier bij de aankomende Europese Raad
een kritische noot van te maken en af te dwingen dat zo’n fout niet meer zal worden
gemaakt?
19. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie heeft bij monde van Voorzitter Ursula von der Leyen op 10 februari
jl. aangegeven dat er fouten zijn gemaakt in aanloop naar de totstandkoming van het
exportautorisatiesysteem. Het kabinet had liever gezien dat dit proces anders was
verlopen, maar benadrukt dat de Europese Commissie uiteindelijk de in Artikel 16 van
het Protocol Ierland/Noord-Ierland genoemde passende vrijwaringsmaatregelen niet heeft
opgenomen. De betrekkingen tussen de EU en het VK staan niet op de agenda van de komende
informele videoconferentie van de leden van de Europese Raad.
Op 3 februari jl. 14 en 11 februari jl. 15 publiceerden covoorzitters van het Gemengd Comité Michael Gove en Maros Šefčovič
gezamenlijke verklaringen waarin zij hebben afgesproken intensief te werken om oplossingen
te vinden voor nog openstaande zaken, met als gezamenlijk doel in de praktijk werkbare
oplossingen te vinden en die in het Gemengd Comité te behandelen. Ook werd afgesproken
dat deze inspanningen worden onderbouwd door contacten met belanghebbenden uit het
maatschappelijk middenveld en de private sector.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie wat de ervaringen tot nu toe zijn met
de exportcontroles die de EU uitvoert? Is er inderdaad sprake van het exporteren van
voor de EU bestemde vaccins en, zo ja, in welke mate? Zijn er eventueel lichtingen
vaccins tegengehouden, zo vragen de leden van de SP-fractie?
20. Antwoord van het kabinet
De exportverordening is in werking getreden om meer transparantie te creëren in de
export van vaccinproducenten in de verschillende lidstaten. De specifieke gegevens
met betrekking tot de exportvergunningen zijn bedrijfsvertrouwelijk en kunnen om die
reden niet worden gedeeld. De Commissie heeft aangekondigd geaggregeerde informatie
over toegekende en afgewezen vergunningaanvragen te publiceren, daarbij rekening houdend
met de vertrouwelijkheid van de overgelegde data.
Tegelijkertijd weten we ook dat er productie plaatsvindt binnen de EU, al dan niet
als onderdeel van een productieketen, en die bedoeld is voor export. Niet alle exportvaccins
waren oorspronkelijk voor de EU bedoeld. Het exportmechanisme helpt om onderscheid
te maken tussen materialen en eindproducten (vaccins) die de EU verlaten.
Gezondheid
De leden van de D66-fractie lezen met interesse dat de Europese Unie aan het kijken
is naar betere coördinatie van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. COVID-19
geeft eens te meer aan dat de Europese samenwerking veel meer is dan een economische
samenwerking, en dat de EU op alle vlakken goed dient samen te werken. De leden van
de D66-fractie kijken dan ook positief naar een verbeterde EU-coördinatie op het gebied
van preventie, voorbereiding en respons. Wel vragen de leden van de D66-fractie zich
af hoe die coördinatie er uit gaat zien, aangezien gezondheidszorg een nationale competentie
is. Voorziet het kabinet een toekomstige verdragswijziging om de EU deze competentie
te geven? Of wil de EU zich uitsluitend gaan richten op het coördineren van de interne
gezondheidsmarkt onder het huidige art. 114 TFEU? De leden van de D66-fractie vragen
wat hierop de inzet is van het kabinet. Welke concrete rol zou de EU moeten gaan spelen
in het coördineren van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen? En waar liggen
voor het kabinet de harde grenzen van het Europese coördinatiebeleid? Welke zaken
wil het kabinet op nationaal niveau blijven coördineren, zo vragen de leden van de
D66-fractie?
21. Antwoord van het kabinet
De Commissie heeft in november 2020 de eerste bouwstenen voor een Europese Gezondheidsunie
gepresenteerd. De inzet van de voorstellen is om in de EU beter voorbereid te zijn
op grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en deze beter te bestrijden door meer
gecoördineerd samen te werken. Het doel moet zijn om de gezondheid van EU-burgers
beter te beschermen terwijl het effect van de bestrijding op de interne markt zo beperkt
mogelijk blijft. Het kabinetsstandpunt over deze voorstellen is op 22 januari jl.
door de Minister van Buitenlandse zaken aan uw Kamer gezonden.
Het kabinet deelt de doelstellingen van de voorstellen en is voor meer gecoördineerde
samenwerking, binnen de grenzen van de verdeling van bevoegdheden zoals die in de
Verdragen is vastgelegd. Een verdragswijziging is wat het kabinet betreft dan ook
niet aan de orde. Concreet blijven lidstaten zelf verantwoordelijk voor de inrichting
van het zorgstelsel en voor besluiten over nationale voorbereiding en bestrijding
van (grensoverschrijdende) bedreigingen van de gezondheid.
Het kabinet ziet op het vlak van volksgezondheid o.a. meerwaarde voor Europese samenwerking
bij het maken van voorbereidingsplannen, het maken van risicoanalyses, het in de gaten
houden van de ontwikkeling van crises op EU-niveau, het geven van wetenschappelijke
advisering voor bestrijding ervan en het afwegen van de mogelijke impact van bestrijdingsmaatregelen.
Het kabinet vindt dat het European Center for Disease Prevention and Control (ECDC) voldoende toegerust moet zijn om deze analytische, signalerende en adviserende
rol te kunnen vervullen.
In het kader van preventie, voorbereiding en respons bracht de Commissie zoals in
de Geannoteerde Agenda aangekondigd op 17 februari een mededeling uit over de zgn.
HERA-incubator: gezamenlijke voorbereiding op de dreiging van nieuwe COVID-19 varianten.16 Het kabinet verwelkomt dat de Commissie voorstellen doet voor betere paraatheid ten
aanzien van virusvariaties en het versnellen van de ontwikkeling en aanpassing van
vaccins. Uw Kamer kan op korte termijn een appreciatie van het kabinet tegemoet zien.
Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in hoeverre de relatie met de VS op
de agenda staat van de bespreking van het GVDB. Deze leden vragen het kabinet bovendien
of de erfenis van de vorige Amerikaanse president, met als gevolg meer investeringen
door de EU-lidstaten zelf en een grotere onafhankelijkheid creëren, onderdeel uitmaakt
van deze discussie over het GVDB.
22. Antwoord van het kabinet
De discussie over het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid staat inderdaad
mede in het teken van de kans die het aantreden van de nieuwe VS-administratie biedt
om de trans-Atlantische samenwerking verder te versterken. Naar verwachting zullen
de leden van de Europese Raad onder meer oproepen tot een dialoog met de VS inzake
veiligheid en defensie. Ook de voorziene gedachtewisseling met de SG NAVO biedt gelegenheid
de trans-Atlantische relaties te bespreken.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in hoeverre de ontwikkelingen in Iran
omtrent de nucleaire deal op de agenda van de regeringsleiders staat.
23. Antwoord van het kabinet
De recente ontwikkelingen in Iran staan niet op de agenda van de informele videoconferenties
van de leden van de Europese Raad. Niettemin volgt het kabinet de ontwikkelingen omtrent
het nucleaire akkoord met Iran nauwgezet. Zowel in bilateraal als in multilateraal
verband spreekt Nederland zich uit over de zorgelijke Iraanse stappen in het nucleaire
programma. Daarnaast roept Nederland Iran, alsmede andere partijen bij het akkoord,
op om terug te keren naar implementatie van de afspraken uit het akkoord. Verder stuurt
Nederland aan op het maken van bredere en lange termijnafspraken met Iran die zorgen
op een duurzame manier adresseren.
De leden van D66-fractie hechten een groot belang aan Europese samenwerking op het
gebied van buitenlandbeleid en veiligheidsbeleid. De leden van de D66-fractie streven
ernaar om een gezamenlijk Europees Buitenlandbeleid met tanden te verwezenlijken.
In hoeverre worden de NAVO2030 plannen meegenomen in het strategische kompas van de
EU? Kan de inzet van Nederland voor de strategische-dialoog-fase gedeeld worden met
de Kamer? Wat gebeurt er op EU-niveau om de Europese weerbaarheid te vergroten? Wat
is de inzet van Nederland hierbij? Welke rol is er weggelegd voor cyber- en hybride
dreigingen, zo vragen de leden van de D66-fractie?
24. Antwoord van het kabinet
Het is voor het kabinet belangrijk de aansluiting tussen het Strategisch Kompas van
de EU met de NAVO en het NAVO2030-proces te bewaken.
Daarom zal het Strategisch Kompas ook de mogelijkheden voor een versterkt partnerschap
met de NAVO op gedeelde veiligheidsuitdagingen behandelen.
Het kabinet zal zich tijdens de strategische dialoog met name richten op de precisering
en doorvertaling van het militaire en civiele EU-ambitieniveau, de mogelijkheden voor
intensievere samenwerking als basis voor specialisatie, cyber/hybride dreigingen,
EU-NAVO en EU-VS samenwerking, militaire mobiliteit, en conflictpreventie (early warning/early action).
Onder het thema weerbaarheid van het Strategisch Kompas zullen cyber- en hybride dreigingen,
maar ook onder meer economische veiligheid, de impact van nieuwe en disruptieve technologieën,
het versterken van de defensie technologische en industriële basis, het verminderen
van ongewenste strategische afhankelijkheden, de onderlinge solidariteit en bijstand
tussen de EU-lidstaten, de rol van de EU in het verzekeren van toegang tot de global commons (lucht, ruimte, zee), en militaire bijstand aan civiele autoriteiten in crisissituaties
aan bod komen.
De leden van de SP-fractie zijn verbaasd om te lezen dat ook het Gemeenschappelijk
Veiligheids- en Defensiebeleid op de aankomende informele Europese Raad zal worden
besproken. Kan het kabinet aangeven hoe het mogelijk is dat dit onderwerp van stal
wordt gehaald, waar de agenda eerst alleen gefocust leek te zijn op COVID-19-bestrijding,
zo vragen de leden van de SP-fractie? Welke concrete stappen betreffende Defensie
en Veiligheid zullen er tijdens deze informele Europese Raad worden gezet? Welke lijn
zal het kabinet namens Nederland gaan inzetten? De leden van de SP-fractie vragen
of de analyse klopt dat het verzet tegen vergevorderde Europese integratie op het
gebied van Defensie een deuk heeft opgelopen met het wegvallen van het Verenigd Koninkrijk
(VK) uit de Europese Unie? Kan het kabinet inzicht geven in de meest recente plannen
aangaande de inzet van het Europees Defensie Fonds (EDF), zo vragen de leden van de
SP-fractie? Wat is de acute noodzaak die het kabinet ziet om in Europees verband miljarden
uit te geven aan wapenontwikkeling en het financieel ondersteunen van de Europese
wapenlobby, die makkelijk zelf de middelen heeft voor wapenontwikkeling? Kan het kabinet
een appreciatie geven van het scoping paper van EDEO, zo vragen de leden van de SP-fractie?
25. Antwoord van het kabinet
De leden van de Europese Raad zullen voor het eerst sinds 2018 over het Gemeenschappelijk
Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) spreken. Hier is voldoende aanleiding voor in
het licht van de huidige veiligheidssituatie. De leden van de Europese Raad zullen
naar verwachting onder meer oproepen tot een ambitieuze implementatie en opvolging
van nieuwe Europese instrumenten (zoals de Europese Vredesfaciliteit, EPF en het Europees
Defensiefonds, EDF), en het verbeteren van de operationele inzetbaarheid. Ook het
versterken van de cyberweerbaarheid van de EU zal aandacht krijgen. De leden van Europese
Raad zullen naar verwachting ook oproepen tot het vaststellen van het Strategisch
Kompas in maart 2022. Het kabinet steunt een versterking van het GVDB en is voorstander
van het stellen van ambitieuze en tegelijkertijd realistische doelstellingen in het
kader van het op te stellen EU Strategisch Kompas. Een sterker EU GVDB versterkt ook
de NAVO. Dit is in lijn met de kabinetsreacties op het AIV-advies inzake Europese
Veiligheid en de IOB-evaluatie inzake het EU GVDB, en de Defensievisie 2035.
Er zijn de laatste jaren, onder andere na het Britse referendum maar nog voor het
vertrek van het VK uit de EU, reeds belangrijke stappen gezet om de defensiesamenwerking
tussen de lidstaten te versterken. Een heel aantal nieuwe instrumenten kwam tot stand.
Het ontwerp en de bouwstenen voor een ambitieus GVDB zijn daarmee zo goed als klaar.
Het kabinet legt daarom de komende periode de nadruk op een ambitieuze invulling van
deze instrumenten, het versterken van de coherentie ertussen, en het bereiken van
concrete resultaten. Hieraan moet het strategisch kompas bijdragen. Het verdiepen
van de samenwerking met strategische partners, waaronder het VK, komt ook in dat kader
aan bod.
De Europese Commissie heeft een eerste voorstel voor het concept-werkprogramma 2021
van het EDF gepubliceerd op basis van prioriteiten die door de Europese Commissie
(o.a. aandacht voor Green Deal en digitaliseringsagenda) en de lidstaten zijn ingebracht.
De komende tijd spreken de lidstaten en de Europese Commissie met elkaar over deze
eerste conceptversie. De Nederlandse inzet voor het EDF en de verwachte tijdlijn zoals
uiteengezet in de kamerbrief van 22 januari 2021 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 215) betreft de stand van zaken EDIDP/Europees Defensiefonds zijn nog steeds van toepassing.
De Nederlandse inzet richt zich o.a. op onderzoek en ontwikkeling van sensoren in
relatie tot ballistic missile defence, kwantum technologie, en technologieën gericht op simulatie, human factors, toekomstige schepen, artificiële intelligentie en cyber. Naar verwachting zal aan
het eind van het tweede kwartaal van dit jaar besluitvorming plaatsvinden over het
EDF-werkprogramma 2021.
Het kabinet acht het EDF van grote waarde om de Europese defensiesamenwerking inzake
onderzoek en ontwikkeling te stimuleren en concurrentievermogen en innovatiekracht
van de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis te bevorderen. De EU-lidstaten
hebben de ambitie om meer samen te werken op gebied van onderzoek en ontwikkeling
van defensiecapaciteiten. De schaalvoordelen die daarmee worden bereikt leiden tot
lagere kosten. Door te werken aan hetzelfde type defensiecapaciteiten kunnen de krijgsmachten
van de lidstaten ook beter met elkaar samenwerken in het kader van missies en operaties,
zowel in EU-, NAVO- als VN-kader. Ook wordt beoogd middels het EDF de tekortkomingen
van de EU op het gebied van capaciteiten te mitigeren.
Zuidelijk Nabuurschap
De leden van de D66-fractie delen het standpunt dat de EU-relatie met het Zuidelijk
Nabuurschap van groot belang is. Vanuit de NDCI wordt 7 miljard ingezet. De leden
vragen zich af over welke periode deze 7 miljard uitgegeven gaat worden? Ook vragen
zij zich af waar dit bedrag dan precies aan uit gegeven gaat worden? Ook hebben de
leden twijfels bij de formulering van het kabinet dat zij voorstander is van versterking
van de relatie met landen van de regio «mits spraken is van gedeelde kernwaarden en
Europese kernbelangen als migratie en veiligheid». Waar doelt het kabinet op als zij
spreekt over gedeelde kernwaarden? En wat is het concrete gevolg als landen uit de
regio onze kernwaarden niet delen? Tot slot willen de leden van de D66-fractie het
kabinet aanmoedigen om vanuit een breder perspectief naar het Zuidelijk Nabuurschap
te kijken, en niet alleen door de lens van migratie en veiligheid.
26. Antwoord van het kabinet
De door het Economisch- en investeringsplan (EIP) voor de Zuiderburen17 voorziene 7 miljard Euro betreft inzet onder het NDICI en dus de periode van het
nieuwe MFK (2021–2027). Het plan voorziet twaalf flagship initiatives die elk meerdere bilaterale en/of regionale initiatieven bevatten om de implementatie
van de prioriteiten van de nieuwe agenda te ondersteunen. Het voorgestelde EIP wordt
nader vormgegeven door middel van een dialoog tussen de Commissie en de lidstaten,
onder andere via comitologie.
De Europese Unie bevordert in haar externe optreden de universele waarden van de rechtsstaat,
mensenrechten en democratie. Kernprincipe van het Europees Nabuurschapsbeleid is dat
de mate van steun aan partnerlanden afhangt van voortgang op de hervormingsagenda
en de mate waarin deze waarden worden gedeeld. Dit houdt in dat landen die negatieve
trends op deze terreinen vertonen op minder steun kunnen rekenen dan landen die hervormen
en met wie we meer ambities en waarden delen. In enkele gevallen kan zelfs worden
overgegaan tot negatieve maatregelen, zoals de opschorting van steun.
Het kabinet onderschrijft het belang om het Zuidelijk Nabuurschap vanuit een breder
perspectief te benaderen.
Cruciale vraagstukken als COVID-19, klimaat, migratie en veiligheid vragen meer dan
ooit om nauwe samenwerking met de landen van de regio. Om deze reden heeft het kabinet
de breed opgezette agenda van de mededeling verwelkomd. Behalve migratie en veiligheid
is hierin ook aandacht voor menselijke ontwikkeling, goed bestuur, de rechtsstaat,
weerbaarheid, welvaart, de digitale transitie, en de groene transitie.
Overig
De leden van de CDA-fractie zijn bezorgd over de hoge mate van schuldenlast die lidstaten
momenteel opbouwen als gevolg van de economische gevolgen van de pandemie. Deze leden
vragen het kabinet in hoeverre de Europese schuldenproblematiek op de agenda staat
van de regeringsleiders.
27. Antwoord van het kabinet
In de Eurogroep en Ecofinraad is sinds het uitbreken van de COVID-19-crisis steeds
aandacht voor de economische gevolgen van de COVID-19-crisis en de impact hiervan
op lidstaten, waaronder op de schuldniveaus, zoals vermeld in de geannoteerde agenda’s
en verslagen van deze bijeenkomsten. Op dit moment blijft het voor lidstaten van belang
dat zij hun economieën voldoende kunnen ondersteunen om de gevolgen van de crisis
te mitigeren. Bezuinigingen zijn nu dus niet aan de orde. Tegelijkertijd deelt het
kabinet de zorgen over de Europese schuldenproblematiek. Het is noodzakelijk om na
de crisis de schulden terug te brengen en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën
te waarborgen. Nederland vraagt hier aandacht voor in de Eurogroep en Ecofinraad.
Op verzoek van Duitsland is dit voorjaar er een Europees-Turkse Top geagendeerd, omdat
president Erdogan toenadering tot de EU aan het zoeken is en met een charmeoffensief
bezig lijkt te zijn. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of een dergelijke
Top inmiddels gepland is, wat het Nederlandse standpunt is aangaande deze Top is en
wat het kabinet zou willen agenderen tijdens een dergelijke Top.
28. Antwoord van het kabinet
De Europese Raad zal op zijn laatst in maart 2021 op de EU-Turkije-relatie terugkomen.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in januari verwelkomde de Hoge Vertegenwoordiger,
de heer Josep Borrell, de recente positieve stappen van Turkije zoals het terugtrekken
van boor- en exploratieschepen, maar onderstreepte daarbij ook het belang om deze
veranderingen te consolideren. De Europese Raad besloot in oktober 2020 tot een tweesporen-benadering
ten aanzien van Turkije. Onderdeel van het positieve spoor is het hervatten van de
dialoog met Turkije op het hoogste niveau. De Europese Raad zal hier in maart verder
over spreken. Er zijn nog geen plannen voor een Europees-Turkse Top.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet welke positie de Raad gaat innemen
richting Rusland naar aanleiding van de zaak-Navalny.
29. Antwoord van het kabinet
De zaak-Navalny staat niet op de agenda van de informele videoconferenties van de
leden van de Europese Raad, maar de leden van de Europese Raad kunnen zich mogelijk
buigen over specifieke kwesties t.a.v. het buitenlands beleid. Tijdens de Raad Buitenlandse
Zaken van 22 februari zal naar verwachting uitgebreid worden gesproken over de EU-relatie
met Rusland. Daarbij zal ook de EU-reactie op de veroordeling van Alexei Navalny aan
de orde komen. De veroordeling van Alexei Navalny en het daaropvolgende politiegeweld
tegen demonstranten zijn zeer verontrustend. In een gezamenlijke verklaring hebben
de Europese Ministers van Buitenlandse Zaken de veroordeling van Navalny veroordeeld
en Rusland opgeroepen om hem onmiddellijk vrij te laten. Dat is niet gebeurd. Het
kabinet is daarom voorstander van persoonsgerichte sancties.
De relatie met Rusland staat voorlopig geagendeerd op de Europese Raad van maart.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of de ontwikkelingen in Polen en Hongarije
omtrent de rechtstaat besproken zullen worden tijdens de Raad. Deze leden vragen het
kabinet hoe beide landen worden aangesproken op recente ontwikkelingen. Daarbij vragen
deze leden het kabinet een appreciatie te geven van de actie van Poolse mediastations
om op zwart te gaan en daarmee te protesteren tegen aankomende restricties. Ook vragen
deze leden het kabinet een appreciatie te geven over het feit dat Frontex zich terugtrekt
uit Hongarije. In hoeverre wordt er in de Raad besproken dat een Europese instelling
weigert nog actief te zijn in een Europese lidstaat, zo vragen de leden van de CDA-fractie?
30. Antwoord van het kabinet
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de informele videoconferenties van de leden
van de Europese Raad. De ontwikkelingen met betrekking tot de rechtsstaat in Polen
en Hongarije zijn echter met enige regelmaat onderwerp van bespreking in de Raad Algemene
Zaken in het kader van de artikel 7-procedures. Het Portugees Voorzitterschap heeft
deze tentatief voor de RAZ van mei a.s. voorzien. Nederland is daarbij voornemens
om samen met gelijkgezinde lidstaten beide landen aan te spreken op de zorgelijke
ontwikkelingen met betrekking tot naleving van de rechtsstaat en de waarden van de
Unie, en hen op te roepen zo spoedig mogelijk aan de bestaande zorgen tegemoet te
komen.
Persvrijheid en mediapluriformiteit zijn van belang voor een goed functionerende rechtsstaat.
Polen kent nog altijd vrije media met publieke en commerciële omroepen, en geschreven
pers. Wel is er sprake van een sterk gepolariseerd medialandschap en deze tegenstellingen
zijn de afgelopen jaren alleen maar versterkt. Met mediawetten heeft de regeringscoalitie
meer invloed gekregen op publieke media terwijl commerciële media meestal meer oppositiegezind
zijn. Commerciële media wijzen erop dat de aangekondigde advertentiebelasting deze
organisaties onevenredig hard zal raken in vergelijking met publieke media.
De terugtrekking van Frontex uit Hongarije staat niet geagendeerd op de komende informele
videoconferentie van de leden van de Europese Raad. Frontex heeft op 27 januari haar
werkzaamheden neergelegd in Hongarije, ruim een maand nadat het Hof van Justitie van
de EU op 17 december jl. oordeelde dat Hongarije EU-wetgeving schendt door asielzoekers
zonder procedure terug te sturen naar Servië. Conform artikel 46 van de Europese grens-
en kustwacht verordening18 kan de directeur van Frontex besluiten om de activiteiten van Frontex in een lidstaat
te beëindigen wanneer hij van oordeel is dat er sprake is van schending van de grondrechten
of de internationale beschermingsverplichtingen. Vanuit de Commissie is er door Commissaris
Johansson steun uitgesproken voor deze terugtrekking, evenals door verschillende ngo’s.
Het kabinet sluit zich hierbij aan. De activiteiten van Frontex moeten altijd in lijn
zijn met het internationaal en Europees recht, en de fundamentele rechten waarborgen.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet naar de stand van zaken van de conferentie
voor westerse democratieën van president Biden en in hoeverre de Amerikaanse regering
is aangeboden dit te organiseren in Den Haag.
31. Antwoord van het kabinet
In de beantwoording op de schriftelijke Kamervragen van de leden van Helvert en Omtzigt
van 18 januari jl.19 is uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet het initiatief van President Biden om een
Summit for Democracy te organiseren ondersteunt en ook bereid is om hierbij mogelijk als gastland op te
treden. Er is al een eerste onderhoud geweest met de Amerikaanse autoriteiten om hierover
te spreken, waarbij Amerikaanse gesprekspartners toegezegd hebben hier spoedig op
terug te zullen komen. Het kabinet zal deze interesse in gesprekken met de VS onder
de aandacht blijven brengen. Zodra er meer duidelijk is, zal uw Kamer daarover geïnformeerd
worden.
De leden van de D66-fractie horen graag van het kabinet of er gesproken wordt over
mogelijke sancties na de arrestatie van oppositieleider Navalny? De aan het woord
zijnde leden merken op dat dit onderwerp niet op de agenda staat. Is het kabinet,
of een andere lidstaat, voornemens dit onderwerp op te brengen tijdens de Europese
Raad? Gaat het kabinet zich inzetten voor het invoeren van meer sancties tegen Rusland?
Wat zouden de consequenties daarvan zijn? Wat is het krachtenveld hiervoor in de Europese
Unie? Wat is de inzet van de Europese Commissie? Zal er gesproken worden over het
inzetten van de Magnitsky-wet ten opzichte van Rusland, zo vragen de leden van de
D66-fractie?
32. Antwoord van het kabinet
De zaak-Navalny staat niet op de agenda van de informele videoconferenties van de
leden van de Europese Raad, maar de leden van de Europese Raad kunnen zich mogelijk
buigen over specifieke kwesties t.a.v. het buitenlands beleid. Tijdens de Raad Buitenlandse
Zaken van 22 februari zal naar verwachting uitgebreid worden gesproken over de EU-relatie
met Rusland. Daarbij zal ook de EU-reactie op de veroordeling van Alexei Navalny aan
de orde komen. De veroordeling van Alexei Navalny en het daaropvolgende politiegeweld
tegen demonstranten zijn zeer verontrustend. In een gezamenlijke verklaring hebben
de Europese Ministers van Buitenlandse Zaken de veroordeling van Navalny veroordeeld
en Rusland opgeroepen om hem onmiddellijk vrij te laten. Dat is niet gebeurd. Het
kabinet is daarom voorstander van persoonsgerichte sancties.
De relatie met Rusland staat voorlopig geagendeerd op de Europese Raad van maart.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
C. Berkheij, adjunct-griffier