Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de informele Europese Raad en de Westelijke Balkantop van 5 en 6 oktober 2021 (Kamerstuk 21501-20-1725)
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1726
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 oktober 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 27 september 2021 over de
geannoteerde agenda voor de informele Europese Raad en de Westelijke Balkantop van
5 en 6 oktober 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1725).
De vragen en opmerkingen zijn op 29 september 2021 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 4 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Belhaj
Adjunct-griffier van de commissie, De Vrij
Europese Raad
Afghanistan
De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de informele Europese Raad (ER) voorafgaand
aan de EU-Westelijke Balkantop de situatie in Afghanistan en de Europese inzet nader
besproken zal worden. De leden ondersteunen de inzet van het kabinet om zich in EU-verband
te blijven inzetten voor vrede, stabiliteit en het eerbiedigen van mensenrechten.
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat het kabinet daarnaast oog heeft voor het
voorkomen dat Afghanistan een safe haven voor terroristische groepen wordt maar vragen op welke wijze hier concreet invulling
aan wordt gegeven. Kan de Minister dit nader toelichten? Bovendien willen deze leden
aandacht vragen het belang van het in de regio opvangen van vluchtelingen om irreguliere
migratiestromen te voorkomen en vragen de Minister dit in te brengen. Kan de Minister
dit toezeggen, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
1. Antwoord van het kabinet
Het kabinet neemt de dreiging van het mogelijk verworden van Afghanistan tot een safe haven voor terroristische groeperingen serieus. Nederland zet zich in verscheidene internationale
fora in om de terrorismedreiging, en de spill-over daarvan naar de regio, tegen te gaan. Zo dringt Nederland in VN, EU, Anti-ISIS Coalitie
en NAVO verband aan op het delen van relevante informatie en op goede samenwerking
met regionale partners. Om die regionale samenwerking te versterken is recent op Europees
niveau besloten tot de oprichting van een regionaal platform van de EU-lidstaten gezamenlijk
met de landen in de regio met focus op migratie, terrorismebestrijding en het bestrijden
van drugshandel. De eerste bijeenkomst van dit platform moet nog plaatsvinden.
Het kabinet onderschrijft het belang van het in de regio opvangen van vluchtelingen
en brengt dit dan ook – wanneer opportuun – in tijdens besprekingen in EU-verband.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister voorts schrijft dat het met andere
landen in gesprek blijft over het bijstaan van personen die in aanmerking komen om
naar Nederland te komen, maar in Afghanistan zijn achtergebleven. De leden van de
VVD-fractie zouden graag nadere informatie willen over de stand van zaken en de vorderingen
op dit gebied. Kan de Minister dit nader toelichten?
2. Antwoord van het kabinet
In praktische zin wordt waar mogelijk ter plekke samengewerkt met EU-partners, bijvoorbeeld
bij het gezamenlijk uitvoeren van evacuatievluchten zoals met Duitsland. Andere landen
lopen tegen vergelijkbare problemen aan als Nederland, waar het gaat om de mogelijkheid
voor Afghanen om Afghanistan te verlaten. Het belang van het creëren van een veilige
doorgang voor Nederlanders, ingezetenen en Afghanen die in aanmerking komen voor overkomst
naar Nederland, blijft hoog op de agenda staan van Nederland, ook in internationale
overleggen. Nederland staat hierover in nauw contact met gelijkgezinde landen om informatie
en ervaringen te delen alsook te kijken of er onder de huidige complexe omstandigheden
mogelijkheden zijn om veilige doorgang te bevorderen. Nederland heeft tevens bij monde
van de Minister van Buitenlandse Zaken in een speciale G20-bijeenkomst over Afghanistan
aangekondigd dat het op internationaal expertniveau overleg zal organiseren met landen
die zich hier net als Nederland sterk voor willen maken. Daarover is de afgelopen
weken intensief diplomatiek contact geweest met onder andere EDEO, België, het VK,
Duitsland, Italië en de Nordics.
Ook in EU-verband wordt gesproken over de mogelijkheden om bescherming te bieden aan
kwetsbare groepen en individuen. Op 7 oktober 2021 is een «High Level Forum on providing
protection to Afghans at risk» voorzien, waaraan Nederland zal deelnemen. Dit virtuele
forum wordt georganiseerd door Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell en Eurocommissaris
Ylva Johansson van Binnenlandse Zaken. De inzet van het forum is te komen tot een
gezamenlijk actieplan waarbij de aandacht speciaal uitgaat naar het in veiligheid
brengen van Afghanen die daar dringend behoefte aan hebben, en de samenwerking binnen
de EU hiertoe.
De leden van de VVD-fractie benoemen dat de gebeurtenissen in Afghanistan Europa’s
militaire afhankelijkheid van Amerika nogmaals aan het licht hebben gebracht. Deze
kwestie heeft het belang van betere samenwerking en de noodzaak van het vergroten
van de militaire slagkracht in de Europese krijgsmachten nog eens duidelijk gemaakt.
De leden van de VVD-fractie verwelkomen een goede en brede dialoog over het versterken
van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid zoals aangekondigd door onder
andere Voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen, maar voor de leden
van de VVD-fractie blijft wel voorop staan dat besluiten over de inzet en samenstelling
van de Nederlandse krijgsmacht conform de Nederlandse Grondwet een nationale competentie
betreft en dat ook moet blijven. Deelt de Minister die mening, zo vragen deze leden?
Deelt de Minister de mening dat onze nationale veiligheid het beste is gediend als
de Europese Unie de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) aanvult waar het
specifieke toegevoegde waarde heeft, zoals de bij de gezamenlijke ontwikkeling van
wapensystemen en bij het vergemakkelijken van militaire transporten, en niet als de
Europese Unie de NAVO kopieert? Zo ja, hoe gaat de Minister zich hier voor inspannen?
En hoe kijkt de Minister aan tegen de uitspraken van de Franse President Macron over
een Europese pijler binnen de NAVO? Biedt dit bijvoorbeeld de mogelijkheid om Europese
landen die niet lid zijn van de Europese Unie te betrekken bij het Europese veiligheidsbeleid,
zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij de Joint Expeditionary Force en het European Intervention Initiative?
3. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op een en/en benadering. Een sterkere NAVO en een sterker Gemeenschappelijk
Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de EU gaan hand in hand. Een grotere Europese
bijdrage aan veiligheid en defensie versterkt ook de NAVO en draagt bij aan het meer
in balans brengen van de trans-Atlantische veiligheidsrelatie waardoor deze toekomstbestendiger
en effectiever wordt.
Nederland deed eerder samen met Duitsland een aantal concrete voorstellen om de EU-NAVO
samenwerking op het gebied van politieke consultaties, hybride dreigingen, cyberweerbaarheid,
klimaat en defensie, alsook disruptieve technologieën, militaire mobiliteit, interoperabiliteit
en standaardisatie te verbeteren. Deze inzet is gericht op het voorkomen van overlap
of duplicatie en op het versterken van de complementariteit en kon rekenen op brede
steun onder bondgenoten, EU-lidstaten en landen die van beide organisaties lid zijn.
Het kabinet ziet de meerwaarde in van initiatieven die het mogelijk maken voor Europese
landen die niet lid zijn van de NAVO of de EU om samen te werken en in gezamenlijkheid
op te kunnen treden, de Joint Expeditionary Force en het European Intervention Initiative zijn hier voorbeelden van. Deze initiatieven staan los van de NAVO en het EU Gemeenschappelijk
Veiligheids- en Defensiebeleid.
Zowel in EU- als in NAVO-kader blijft besluitvorming over de inzetbaarheid en samenstelling
van de Nederlandse krijgsmacht nadrukkelijk een nationale bevoegdheid.
De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang dat we inzetten op het verder
verbeteren en intensiveren van de samenwerking en slagkracht van de Europese landen
op militair gebied en daarmee de afhankelijkheid van bijvoorbeeld de Verenigde Staten
verkleinen. Kan de Minister aangeven op welke gebieden hij daar mogelijkheden toe
ziet, wat het krachtenveld binnen de Europese Unie is op dit punt en in hoeverre het
AUKUS-pact hier invloed op heeft, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
4. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is voorstander van het vergroten van het handelingsvermogen van de Europese
Unie inzake veiligheid en defensie. Dat is hard nodig, zodat Europa sterker en meer
zelfredzaam wordt en meer verantwoordelijkheid neemt voor haar eigen veiligheid. Dat
kan niet los gezien worden van de defensiebegrotingen in Europa, ook die van Nederland.
Ook de NAVO heeft baat bij, en wordt versterkt door een groter Europees handelingsvermogen
inzake veiligheid en defensie. Daarbij geldt dat de veiligheidsgarantie van de VS
onmisbaar is voor de Europese veiligheid, met name waar het gaat om de collectieve
territoriale verdediging en nucleaire afschrikking. Het kabinet ziet de NAVO, ook
in de toekomst, als de primaire veiligheidsorganisatie voor collectieve verdediging.
In de Raadsconclusies1 van 10 mei jl. stelt de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) dat de Europese Unie een meer
strategische koers dient te volgen en haar capaciteit om autonoom op te treden moet
vergroten. Alle lidstaten hebben met deze conclusies ingestemd.
Er bestaat op dit moment een flinke kloof tussen de ambities ten aanzien van de Europese
veiligheid en de capaciteiten die daar tegenover staan. Het is van groot belang dat
hier stapsgewijs verandering in komt, zodat we Europa met elkaar veilig kunnen houden.
Hier spant het kabinet zich dan ook voor in, onder andere in het kader van het Strategisch
Kompas. De mogelijkheden die het kabinet ziet voor het vergroten van het handelingsvermogen
van de Europese Unie ten aanzien van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid
(GVDB) en in het bijzonder de onderwerpen crisismanagement, weerbaarheid, capaciteiten
en partnerschappen zijn toegelicht in de geannoteerde agenda2 voor de RBZ met de ministers van Defensie van 6 mei jl.
De leden van de CDA-fractie steunen de aanpak richting Afghanistan zoals verwoord
door de Minister in de agenda, daarbij moet inderdaad de nadruk liggen op mensenrechten
en humanitaire hulp waar mogelijk. Deze leden vragen de Minister hoe de buurlanden
van Afghanistan worden betrokken bij deze hulpacties en ondersteuning van opvang van
vluchtelingen in de regio? De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet daarom om
precies aan te geven wat de Europese Unie afgelopen maand heeft ondernomen in de buurlanden
van Afghanistan inzake de evacuatie en ontstane vluchtelingenstroom en vragen de Minister
voorts wat hieromtrent zal worden ingebracht tijdens deze Raad.
5. Antwoord van het kabinet
Inmiddels is bekend dat Afghanistan naar verwachting niet meer als separaat agendaonderwerp
aan de orde zal komen tijdens de informele ER van 5 oktober. Er is één tafelronde
voorzien onder de noemen «Global Europe» waaronder verschillende thema’s terug kunnen
komen.
Om een migratiecrisis te voorkomen, dienen o.a. de humanitaire noden in Afghanistan
geadresseerd te worden. De EU heeft het humanitaire hulpbudget voor Afghanistan verhoogd
tot meer dan € 300 mln. Dit budget zal niet alleen binnen landsgrenzen worden besteed,
maar zal ook worden gebruikt voor opvang in de regio. Daarnaast heeft de Commissie
het actieplan voor de migratiesamenwerking met Afghanistan geactualiseerd. Dit actieplan
gaat ook in op het versterken van de migratiesamenwerking met de buurlanden van Afghanistan.
Voorts wordt in EU-verband ingezet op het vormen van een regionaal politiek platform
van de EU-lidstaten gezamenlijk met de landen in de regio met focus op migratie, terrorismebestrijding
en het bestrijden van drugshandel.3 De eerste bijeenkomst van dit platform moet nog plaatsvinden.
De leden van de SP-fractie constateren dat er ook over de situatie in Afghanistan
zal worden gesproken. De Minister geeft in de geannoteerde agenda aan dat hij in EU-verband
wil optrekken als het gaat om het in- en uitreisbeleid voor Afghanistan. Kan de Minister
aangeven wat hier precies mee wordt bedoeld? Wat gaat Nederland van de andere landen
eisen tijdens deze discussie en wat verwacht het aan concrete resultaten te behalen
uit deze discussie? Kan de Minister het verwachte krachtenveld schetsen van landen
die liever niet in EU-verband willen samenwerken voor het in en uitreizen voor mensen
in Afghanistan, zo vragen de leden van de SP-fractie?
6. Antwoord van het kabinet
De EU-lidstaten zijn eensgezind over het belang van veilige doorgang voor Afghanen
en niet-Afghanen die Afghanistan willen verlaten. In aanloop naar de informele RBZ
en marge van de AVVN in New York, op 20 september jl., zijn onder andere hierover
Raadsconclusies4 aangenomen. Veilige doorgang betreft enerzijds de mogelijkheid voor humanitaire hulpverleners
om het land in te reizen, teneinde hulp te kunnen verlenen. Anderzijds betreft het
de mogelijkheid voor allen die dat willen (Afghanen en foreign nationals) om Afghanistan te verlaten, zowel over land als door de lucht. Het kabinet acht het
cruciaal om hierin gezamenlijk met andere landen op te trekken: met EU-lidstaten,
landen in de regio en andere internationale partners. Daarbij wordt zowel gesproken
over logistieke mogelijkheden en onmogelijkheden waar alle landen tegenaan lopen als
over het belang van een heldere, eensgezinde boodschap richting de Taliban. Op 7 oktober
2021 is een «High Level Forum on providing protection to Afghans at risk» voorzien,
waaraan Nederland zal deelnemen. Dit virtuele forum wordt georganiseerd door Hoge
Vertegenwoordiger Josep Borrell en Eurocommissaris Ylva Johansson van Binnenlandse
Zaken. De inzet van het forum is te komen tot een gezamenlijk actieplan waarbij de
aandacht speciaal uitgaat naar het in veiligheid brengen van Afghanen die daar dringend
behoefte aan hebben, en de samenwerking binnen de EU hiertoe.
De leden van de PvdA-fractie hechten in het kader van de Afghanistan-crisis in het
bijzonder aan het belang van een veilige doorgang voor allen die Afghanistan in en
uit willen reizen. Dit is essentieel om de achterblijvers die onder motie van het
lid Belhaj5n c.s. vallen alsnog in veiligheid te brengen. Hoeveel mensen onder deze motie hebben
sinds het beëindigen van de evacuatievluchten Nederland kunnen bereiken? Is de Minister
bereid om reisvisa – bijvoorbeeld in de vorm van laissez-passers of humanitaire visa – te verschaffen voor de achterblijvers, ofwel om mensen onder
begeleiding via Pakistan of andere derde landen naar Nederland te halen zoals Duitsland
onderneemt? Zo ja, worden deze opties op dit moment al benut of wanneer is de Minister
van plan dit te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
7. Antwoord van het kabinet
Zoals eerder gesteld in het antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie
blijft het belang van het creëren van een veilige doorgang voor Nederlanders, ingezetenen
en Afghanen die in aanmerking komen voor overkomst naar Nederland, hoog op de agenda
staan van Nederland, ook in internationale overleggen. Nederland staat hierover in
nauw contact met gelijkgezinde landen om informatie en ervaringen te delen alsook
te kijken of er onder de huidige complexe omstandigheden mogelijkheden zijn om veilige
doorgang te bevorderen.
Zoals in de Kamerbrief van 14 september jl.6 weergegeven, blijft het kabinet zich inspannen om de overkomst naar Nederland te
faciliteren voor diegenen die voor overkomst in aanmerking komen. De Kamer wordt binnenkort
geïnformeerd over de inspanningen van het kabinet in dit kader.
Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie of er eindelijk duidelijkheid is over
de totale omvang van het aantal aanvragen dat is ingediend. Indien dit het geval is,
kan de Minister aangeven hoeveel mensen dit betreft en hoe groot de groep is die momenteel
nog in Afghanistan verblijft? Wordt er actief contact onderhouden met de achterblijvers
en hoeveel fte’ers zijn op dit moment hiermee bezig op het ministerie? En heeft de
Minister zicht of er reeds geweldsincidenten hebben plaatsgevonden in Afghanistan
tegen mensen die op de Nederlandse lijst staan?
8. Antwoord van het kabinet
Tot aan het sluiten van de speciale mailbox kabul@minbuza.nl op 17 september jl. (middernacht),
zijn daar circa 45.000 e-mails ontvangen om bij de Nederlandse overheid aandacht te
vragen voor de moeilijke omstandigheden waarin de afzender, iemand die met de afzender
heeft samengewerkt, of een organisatie in Afghanistan zich bevindt. Ongeveer 26.000
van die e-mails bleken na eerste lezing betrekking te hebben op de motie-Belhaj c.s.
teruggebracht naar unieke e-mailadressen bleek het te gaan om 18.000 mailadressen.
Vele e-mails hebben betrekking op meerdere personen, met name gezinnen. Het gaat hierbij
dus om hulpverzoeken die betrekking hebben op vele tienduizenden personen.
Met specifieke groepen van de mailers wordt geregeld contact gehouden, per email en
telefonisch, door verschillende teams. Het gaat hier om Nederlanders, tolken en de
groep onder de motie-Belhaj die al was opgeroepen voor evacuatie, maar het vliegveld
niet heeft kunnen bereiken. Hiervoor is bij Defensie en Buitenlandse Zaken capaciteit
beschikbaar, die flexibel wordt ingezet naar gelang de behoefte.
Het is moeilijk een eenduidig beeld te krijgen van de situatie in Afghanistan en het
handelen van de Taliban en daarmee van mogelijke geweldsincidenten tegen mensen op
de Nederlandse lijst. Zoals in de Kamerbrief van 14 september jl. gesteld is vanwege
de sluiting van de Nederlandse ambassade in Kaboel en het droogvallen van informatienetwerken
verminderd zicht op de situatie ter plaatse.7
De veiligheidssituatie in Afghanistan is in het algemeen onzeker. Daarbij baart de
mensenrechtensituatie en vooral de positie van vrouwen en meisjes in Afghanistan zorgen.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat er in de kamerbrief van 14 september 2021 (Kamerstuk
27 925, nr. 808) tevens werd vermeld dat er verkennende gesprekken met de Verenigde Naties Vluchtelingenorganisatie
(UNHCR) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) plaatsvinden over een
mogelijk specifiek programma voor kwetsbare Afghanen. Wat is de stand van zaken van
deze gesprekken? Welke taken gaan deze organisaties precies uitvoeren, en is de Minister
van plan om zelf de verantwoordelijkheid te houden om mensen die onder de motie-Belhaj
vallen in veiligheid te brengen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?
9. Antwoord van het kabinet
Zoals eerder is bericht verkent het kabinet de mogelijkheden om zich, binnen de mogelijkheden
die de actuele situatie in Afghanistan biedt, in internationale samenwerking in te
blijven zetten voor kwetsbare groepen Afghanen. Het kabinet voert verkennende gesprekken
met UNHCR en IOM gevoerd om te kijken wat zij in deze situatie kunnen betekenen. UNHCR
en IOM delen de zorg van het kabinet over de noodzaak van bescherming van kwetsbare
Afghanen. Het is een complexe situatie, waarin de Taliban op dit moment slechts mondjesmaat
toestaat dat personen met louter de Afghaanse nationaliteit Afghanistan verlaten.
Daarbij worden alle mogelijkheden en onmogelijkheden in samenwerking met deze organisaties
en gelijkgezinde landen tegen het licht gehouden. Het kabinet zal de Kamer informeren
over de uitkomsten van deze gesprekken.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister daarnaast op de hoogte is van het
feit dat Nederlandse politiemensen samen met Europese en lokale partners in het kader
van de EUPOL-missie ruim 4.000 Afghaanse politievrouwen hebben getraind, waaronder
specifiek op het terrein van mensenrechten en gendergerelateerde delicten? Valt deze
groep wat de Minister betreft ook onder de motie Belhaj? Zo ja, is de Minister bereid
om zich op korte termijn in te zetten om vrouwen die bedreigd worden naar Nederland
te halen en er bij zijn Europese collega’s op aan te dringen dit voorbeeld te volgen?
Is het daarnaast bij de Minister bekend of alle plaatselijke personeelsleden voor
EUPOL in veiligheid zijn gebracht? Zo nee, wil de Minister opvragen bij de Europese
Commissie of er mensen zijn achtergebleven en het antwoord – inclusief aantallen –
vervolgens met de Kamer te delen? En indien niet iedereen van EUPOL in veiligheid
is gebracht, wil de Minister tijdens de Europese Raad en bij de Europese Commissie
pleiten voor een snelle evacuatie van deze mensen en Nederlandse hulp in deze operatie
aanbieden?
10. Antwoord van het kabinet
Het kabinet besloot, zodra de eerste aanvragen van EUPOL-tolken binnen kwamen, de
tolkenprocedure toe te passen voor de tolken die in dienst geweest zijn van de EUPOL-missie.
Voor zover bekend hebben 27 EUPOL-tolken met hun gezin Afghanistan verlaten; 17 daarvan
zijn in Nederland. Ten tijde van de evacuatiefase is ook overig EUPOL-personeel niet
zijnde tolken door Nederland overeenkomstig de motie-Belhaj overgebracht naar Nederland.
De Kamer wordt binnenkort geïnformeerd over de inspanningen van het kabinet ten behoeve
van hen die nog voor overkomst naar Nederland in aanmerking komen.
De leden van de PvdA-fractie maken zich daarnaast ernstig zorgen over de humanitaire
ramp die zich afspeelt in Afghanistan, die waarschijnlijk met de invallende winter
nog nijpender zal worden. In de geannoteerde agenda wordt vermeld dat het kabinet
de EU-inzet om de Afghaanse bevolking humanitaire hulp te bieden steunt. Hoeveel steun
heeft de Europese Unie tot nu toe toegezegd en is de Minister bereid ervoor te pleiten
de Europese steun te verhogen en zelf de Nederlandse bijdrage te verhogen? Kan de
Minister daarnaast meer duidelijkheid bieden op welke manier de door de Europese Unie
toegezegde gelden van in totaal 1 miljard euro voor buurlanden van Afghanistan worden
ingezet? Verwacht de Minister dat dit bedrag zal worden verhoogd en is de Minister
daarnaast bereid om ervoor te pleiten dat Europese lidstaten bijvoorbeeld middels
Special Admission Programma hervestiging van Afghanen naar Europese landen verhogen?
11. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de ernstige zorgen van de PvdA-fractie over de humanitaire situatie
in Afghanistan. In begin 2021 hadden ruim 18 miljoen Afghanen humanitaire hulp nodig.
De verwachting is dat de noden in het land verder zullen stijgen n.a.v. de recente
ontwikkelingen en de invallende winter. Nederland heeft daarom op 13 september jl.
een bijdrage van 20 miljoen euro aan het Afghanistan Humanitarian Fund toegezegd. Deze bijdrage komt bovenop bestaande (ongeoormerkte) steun aan het Rode
Kruis en VN-organisaties en -fondsen. De Europese Unie verhoogde het budget voor hulpverlening
aan de Afghaanse bevolking eveneens. Deze ging van 57 miljoen euro naar meer dan 300
miljoen euro.
Ook andere landen en donoren hebben aanvullende financiële bijdragen toegezegd. Gedurende
de ministeriële VN-bijeenkomst over de humanitaire situatie in Afghanistan van 13 september
jl., waar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking namens
Nederland aan deelnam, werd meer dan 1.2 miljard Amerikaanse dollar aan bijdragen
toegezegd. Met deze toezeggingen zou het door OCHA opgestelde Humanitair Responsplan
2021 voor Afghanistan naar verwachting zo goed als geheel gedekt zijn. Het ligt daarom
– op korte termijn – niet in de lijn der verwachting om te pleiten voor verhoging
van de Europese steun, of om het Nederlandse budget voor humanitaire hulpverlening
in Afghanistan te verhogen. Uiteraard wordt de ontwikkeling van de humanitaire situatie
binnen Afghanistan nauwlettend in de gaten gehouden, evenals de beschikbaarheid van
humanitaire gelden. Eventuele aanvullende bijdragen worden altijd gedaan op basis
van een analyse van de wereldwijde noden.
De Europese Unie had voor de komende 7 jaar in totaal 1 miljard gereserveerd voor
ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan. De Europese Commissie bekijkt momenteel
op welke manier deze fondsen op effectieve en verantwoorde wijze besteed kunnen worden
in Afghanistan en de regio. Het kabinet kan op het moment dan ook geen uitspraken
doen over hoe deze gelden uiteindelijk zullen worden ingezet.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of de Minister kan toelichten welke
inspanningen afzonderlijke EU-lidstaten plegen om Afghanen die in gevaar zijn te evacueren?
Op welke wijze vindt er hier samenwerking in EU-verband plaats, zo vragen zij? Welke
internationale aanpak heeft de Minister voor ogen om de mensenrechten, in het bijzonder
van vrouwen en meisjes, maar zeker ook van alle Afghanen te respecteren, mede gezien
het bericht dat de Taliban voornemens is weer openbare lijfstraffen en executies in
te voeren?8
12. Antwoord van het kabinet
Net als Nederland onderzoeken ook andere EU-lidstaten opties om degenen die voor evacuatie
in aanmerking komen, maar in Afghanistan zijn achtergebleven, alsnog in veiligheid
te brengen. In samenwerking met landen in de regio worden daartoe zowel opties over
land als door de lucht onderzocht. Indien mogelijkheden zich voordoen, worden deze
benut. Nederland heeft, net als een aantal andere landen, op die manier ook na 26 augustus
jl. mensen in veiligheid kunnen brengen. Ervaringen over meer en minder succesvolle
opties hiertoe worden tussen EU-lidstaten uitgewisseld. De EU gaat hiertoe het verzamelen
en delen van relevantie informatie tussen EU-lidstaten coördineren, teneinde eventuele
verdere evacuatie (indien mogelijk) door de EU-lidstaten te ondersteunen. Daarnaast
onderzoekt EDEO de mogelijkheden voor een presentie ter plekke, waarvan het doel zou
zijn zowel humanitaire hulp als consulaire bijstand effectiever vorm te geven.
Het kabinet is diep verontrust over berichten aangaande mensenrechtenschendingen door
de Taliban. Zoals ook uit de Raadsconclusies9 blijkt is stapsgewijs engagement met de Taliban afhankelijk van vijf benchmarks , waarvan ook mensenrechten een cruciale benchmark vormen. Conform de aanpak tot nu
toe zal de EU in internationale fora, evenals in eventueel contact met de Taliban,
steeds weer het belang van mensenrechten in Afghanistan, in het bijzonder voor vrouwen
en meisjes, benadrukken. Tevens neemt de EU, tijdens de 48e zitting van de VN Mensenrechtenraad (13 september – 8 oktober) een voortrekkersrol
betreffende de mensenrechtensituatie in Afghanistan. Zo werd bijvoorbeeld in de eerste
week van de zitting door de EU nadrukkelijk aandacht werd gevraagd voor de positie
van vrouwen en meisjes in Afghanistan.
China
De leden van de VVD-fractie vragen al geruime tijd aandacht voor van het verkleinen
van de afhankelijkheid voor strategische goederen van een land als China en hebben
het kabinet opgeroepen zich hiervoor in EU-verband in te zetten. Door die afhankelijkheid
te verkleinen kunnen we als Europese Unie een vuist maken en een land aanspreken met
betekenis. Datzelfde geldt voor toegang tot de Europese markt en het creëren van een
gelijk speelveld. De leden zijn blij te lezen dat dit ook tijdens deze EU-top de inzet
is maar constateren wel dat er al lang over dit onderwerp wordt gesproken zonder dat
er concrete resultaten worden geboekt. Zowel op Nederlands-als Europees niveau vinden
diverse initiatieven plaats om de afhankelijkheid van China te verminderen, maar de
leden vinden dat de snelheid verhoogd moet worden en de onderlinge samenhang en coördinatie
van de maatregelen en initiatieven beter kan. Kan de Minister aangeven wanneer we
de uitwerkingen van die plannen kunnen verwachten en in het verlengde daarvan hoe
de gesprekken over Qualified Majority Voting (QMV) op het gebied van mensenrechtenschendingen en sancties lopen? De leden zien
nu nog te vaak voorbeelden van een blokkade door een enkel land, waarbij soms andere
belangen meespelen in die blokkade. Dit vinden de leden van de VVD-fractie ongewenst.
13. Antwoord van het kabinet
Terecht merkt de VVD-fractie op dat er zowel op Nederlands als Europees niveau diverse
initiatieven lopen omtrent de risico’s van afhankelijkheden van derde landen. De EU
werkt aan verschillende wetgevende instrumenten die tot doel hebben om een mondiaal
gelijker speelveld te realiseren, oneerlijke concurrentie te adresseren en ongewenste
strategische afhankelijkheden te beheersen. Voorbeelden hiervan zijn: de reeds in
werking getreden Trade Enforcement Regulation10, het beoogde International Procurement Instrument11 en het wetsvoorstel verordening buitenlandse subsidies12. Daarnaast presenteerde de Commissie in oktober 2020 het Critical Raw Materials Action Plan . Daarin staat hoe de Europese Unie haar strategische autonomie gaat vergroten met
betrekking tot «kritieke grondstoffen».
Waar mogelijk werkt de EU samen met gelijkgezinde partners, bijvoorbeeld met de VS
in het kader van de nieuwe Trade and Technology Council (TTC).
Er zijn ook op nationaal niveau al bepaalde waarborgen geïntroduceerd, zoals het wetsvoorstel
Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames dat handvatten biedt om in te
grijpen bij risico’s op ongewenste strategische afhankelijkheden. Dit wetsvoorstel
is op 30 juni 2021 aangeboden aan uw Kamer13
. Het kabinet werkt daarnaast momenteel aan beantwoording van de moties van de leden
Alkaya en Weverling14
, Sjoerdsma15
c.s. en Brekelmans16
.Het is belangrijk op te merken dat deze Nederlandse en Europese initiatieven een landen-neutrale
benadering kiezen. Het beleid is gericht op het borgen van Nederlandse en Europese
publieke belangen en het mitigeren van risico’s. Het kabinet hecht er aan dat met
zorg wordt vastgesteld op welke momenten overheidsingrijpen nodig en gepast is. Daarbij
is het lastig deze initiatieven te «versnellen» aangezien het monitoren van afhankelijkheden
en het mitigeren van risico’s een doorlopend proces is.
Het toewerken naar frequenter gebruik van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming
(QMV) binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) is een
proces van lange adem. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 17 mei 202117 voorziet het kabinet dat het GBVB aan effectiviteit zal winnen wanneer op de deelonderwerpen
sancties en mensenrechtenverklaringen frequenter gebruik wordt gemaakt van QMV. Hoewel
verschillende EU-lidstaten de visie van het kabinet delen is er ook nog een aantal
EU-lidstaten dat heeft aangegeven principieel tegenstander te zijn van frequenter
gebruik van QMV binnen het GBVB. Aanpassing van besluitvormingsprocedures geschiedt
op basis van unanimiteit. Vanwege de geopolitieke machtsverschuivingen is de noodzaak
van een eensgezinde EU relevanter dan ooit. Dat is ook waar de lidstaten zich in het
EU-verdrag toe verplicht hebben. Daar hoort een krachtig GBVB bij en daarvoor kan
QMV op deelonderwerpen instrumenteel zijn.
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de Minister dat het van belang is om
een werkbare relatie met China te onderhouden gelet op de grote opgaven die er liggen,
zoals het klimaat, waarbij ook China een belangrijke partner is. Zij staan dan ook
positief tegenover de inzet om op afzienbare tijd een EU-China top te organiseren.
Kan de Minister aangeven op welke termijn hij dit verwacht? En is de Minister het
ermee eens dat er naast aandacht voor mensenrechten en het klimaat ook nadrukkelijk
aandacht moet zijn voor wederkerigheid op het gebied van handel en toegang tot de
markten om onze ondernemers gelijke kansen te geven en bescherming te bieden?
14. Antwoord van het kabinet
Tijdens de informele Europese Raad op 5 oktober zal naar verwachting onder andere
worden gesproken over de wenselijkheid, timing en modaliteit van een volgende EU-China
top. Het kabinet is het met de VVD-fractie eens dat er tijdens een eventuele nieuwe
EU-China top ook aandacht moet zijn voor wederkerigheid op het gebied van handel en
inzake toegang tot de Chinese markt. Het kabinet zet zich – vanuit verschillende dossiers
– in EU-verband actief in voor een gelijk speelveld ten opzichte van derde landen,
waaronder China, opdat zowel binnen de interne markt als daarbuiten Europese en niet-Europese
ondernemingen onder vergelijkbare voorwaarden met elkaar kunnen concurreren.
De leden van de D66-fractie lezen dat er tijdens deze informele Europese Raad weer
over China gesproken zal worden. Zal dit onderwerp ook binnen afzienbare tijd op de
formele agenda van de Europese Raad komen te staan, zodat de Europese Raad hier formele
conclusies over kan aannemen? De leden delen de behoefte aan een sterke eensgezinde
koers van de Europese Unie tegenover China. Kan de Minister een krachtenveld geven
van de posities in de Europese Raad ten opzichte van China? De leden lezen dat het
kabinet voorstander is van een EU-China top binnen afzienbare tijd. Hoe kijken andere
leden in de Europese Raad hier tegen aan? Wat is de positie van de EU ten aanzien
van China’s status als ontwikkelingsland binnen de Wereld Handels Organisatie (WTO)?
Heeft de Europese Raad daar al een standpunt over geformuleerd, zo vragen deze leden?
15. Antwoord van het kabinet
Een agendering van de EU-China-relatie op een formele Europese Raad is nog niet voorzien.
Mocht in 2022 wederom een EU-China top worden georganiseerd dan is het kabinet er
voorstander van dat de Europese Raad deze voorbereid. Tijdens de aankomende informele
Europese Raad zal worden gesproken over de wenselijkheid, timing en modaliteit van
een volgende EU-China top. De verwachting is dat hier onder lidstaten voldoende draagvlak
voor gevonden zal kunnen worden.
Alle EU-lidstaten zijn het erover eens dat China een belangrijke partner is op het
gebied van handel en mondiale uitdagingen zoals klimaatverandering. Ook is er consensus
dat China op economisch gebied, bijvoorbeeld wat oneerlijke handelspraktijken en ongewenste
technologieoverdracht betreft, een concurrent is. Als het gaat om China als «systeemrivaal»,
de derde poot van de EU-China Strategic Outlook die de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger in maart 2019 uitbrachten,
zijn de meningen verdeeld. Een meerderheid van de lidstaten is bereid stevig stelling
te nemen ten aanzien van China, bijvoorbeeld waar het de mensenrechtensituatie betreft.
Die bereidheid is er echter niet altijd bij alle lidstaten.
Ten aanzien van de China’s status als ontwikkelingsland binnen de WTO is de EU van
mening dat de uitzonderingspositie van ontwikkelingslanden nieuwe handelsafspraken
in WTO-verband soms in de weg staat. De EU stelt voor om per geval te bezien in hoeverre
er noodzaak is om uitzonderingen in handelsafspraken op te nemen. In de conclusies
van 2 oktober 2020 riep de Europese Raad China op eerdere toezeggingen in de WTO na
te komen, vooruitgang te boeken op het gebied van overcapaciteit en verantwoordelijkheid
te nemen bij de onderhandelingen over subsidies binnen de WTO. In lijn met de motie
van het lid Weverling18, zet het kabinet in EU-verband in op de afbouw van de status van China als ontwikkelingsland
binnen de WTO en met name van de oneigenlijke voordelen die China daarvan geniet.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader toe te lichten wat ermee wordt
bedoeld dat lidstaten elkaar moeten bijstaan op het moment dat ze te maken krijgen
met diplomatieke dwangmaatregelen vanuit China. De leden vragen de Minister of dat
niet al het geval is en hoe het elkaar bijstaan dan ingevuld moet worden.
16. Antwoord van het kabinet
Wat het kabinet betreft is in Europees verband behoefte aan een meer collectieve probleemperceptie
ten aanzien van China. De Unie als geheel is beter in staat voor onze belangen op
te komen dan lidstaten afzonderlijk. In geval individuele lidstaten slachtoffer worden
van diplomatieke en/of economische druk vanuit China moeten zij op steun van de overige
lidstaten en instellingen kunnen rekenen. Dat kan in de praktijk betekenen dat in
contacten met Peking door andere lidstaten of door de EU als geheel zorgen worden
geuit over de druk die op een individuele lidstaat wordt uitgeoefend. Wat de EU-lidstaten
kunnen doen om andere EU-lidstaten bij te staan zal van geval tot geval verschillen.
In alle gevallen is het uitgangspunt van het kabinet dat de specifieke wensen van
de betrokken lidstaat leidend zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens nader in te gaan op de suggestie
dat de Europese Unie aan het vergroten van haar weerbaarheid over de volle breedte
van de Europese agenda moet werken. Deze leden vragen de Minister over welke thema’s
het dan gaat.
17. Antwoord van het kabinet
Naast EU eensgezindheid en solidariteit in relatie tot China, is het kabinet van mening
dat het van belang is dat de EU werkt aan het vergroten van haar weerbaarheid. Dit
beperkt zich niet tot één specifiek thema, maar vraagt om een inzet op tal van beleidsterreinen,
zowel intern als extern. Het gaat dan onder andere (maar niet uitsluitend) om het
versterken van de interne markt, de Europese industriestrategie (inclusief de aanpak
van ongewenste strategische afhankelijkheden), het gezondheidsbeleid en de leveringszekerheid
van medische producten en het EU-handelsbeleid.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen van harte de inzet van het kabinet dat er
binnen afzienbare tijd wederom een EU-China top moet worden georganiseerd en zien
uit naar het verslag waarin de reactie van de overige leden van de Raad op dit voorstel
wordt opgenomen.
De leden van de SP-fractie constateren dat het onderwerp China en wellicht ook het
nieuwe AUKUS-veiligheidspact tussen Australië, de Verenigde Staten. en het Verenigd
Koninkrijk ter sprake komt. De leden bestempelen het AUKUS pact als een zorgelijke
ontwikkeling. Deelt de Minister de opvatting dat de overdracht van nucleaire technologie
in strijd is met het non-proliferatieverdrag waar ook China en Nieuw-Zeeland op wijzen?
Hoe verhoudt zich de verkoop van nucleaire technologie inclusief hoogverrijkt uranium
zich tot het Nederlandse en EU-non-proliferatiebeleid, zo vragen deze leden?
18. Antwoord van het kabinet
Op dit moment is niet duidelijk in hoeverre het AUKUS-pact elementen bevat die in
strijd zijn met de verplichtingen van de betrokken staten onder het non-proliferatieverdrag
(NPV). Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zijn een consultatieperiode
van 18 maanden gestart om te verzekeren dat alle elementen van het AUKUS-pact binnen
hun verplichtingen onder het NPV vallen. Tijdens de IAEA-bestuursraadsvergadering
van vorige week heeft IAEA Directeur-Generaal Grossi dit bevestigd en onderstreept
dat het pact wat de IAEA betreft niet tot een verzwakking van het non-proliferatieregime
mag leiden. Nederland hecht grote waarde aan het behoud van dit regime en steunt de
inzet van de IAEA in deze kwestie.
Voor het Nederlandse en EU-non-proliferatiebeleid heeft het AUKUS-pact geen directe
gevolgen. Het NPV blijft voor Nederland en de EU de hoeksteen van de internationale
ontwapeningsarchitectuur.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Europese
Raad om de EU-China relatie te bespreken, en steunen de inzet van het kabinet wat
betreft het hameren op Europese eensgezindheid. Aangaande het EU-China investeringsakkoord,
verwacht de Minister nog altijd dat het akkoord eind 2021 ter ondertekening aan de
regeringsleiders zal worden voorgelegd? Wanneer is de Minister voornemens de appreciatie
van het verdrag aan de Kamer voor te leggen? En wat betreft de Nederlandse steun voor
het organiseren van een nieuwe EU-Chinatop binnen afzienbare tijd, op welke manier
wil de Minister dat mensenrechtenschendingen in Xinjiang of de situatie in Hong Kong
aan de kaart worden gesteld tijdens deze top?
19. Antwoord van het kabinet
Het EU-China Comprehensive Agreement on Investment (CAI) bevindt zich nog in de fase van vertaling en juridische toetsing door de Europese
Commissie. Vanwege ontwikkelingen in de bredere EU-China relatie heeft de Europese
Commissie aangegeven voorlopig niet toe te willen werken naar de besluitvormingsfase.
Gezien deze situatie verwacht het kabinet dat het CAI voorlopig niet zal worden voorgelegd
aan de Raad voor besluitvorming.
Het kabinet is van mening dat het aankaarten van ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie
in China, en met name die in Xinjiang, alsook de situatie in Hongkong integraal onderdeel
zou moeten zijn van de EU-inzet tijdens een volgende EU-China top. In dit kader is
het een goede zaak dat Hoge Vertegenwoordiger Borrell zowel zijn zorgen over de situatie
in Xinjiang als in Hongkong heeft overgebracht tijdens de Strategische Dialoog met
Staatsraad en Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi op 28 september jl.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de kabinetsinzet
om een EU-China top te organiseren. Kan de Minister toelichten welke aanleiding hij
hier specifiek toe ziet, zeker gezien het feit dat Nederlandse en Europese parlementariërs
& overheidsfunctionarissen nog steeds op een Chinese sanctielijst staan, zo vragen
zij? Met welk specifieke doel(en) zou een EU-China top wat de Minister betreft georganiseerd
moeten worden? En welke onderwerpen en thema’s zouden hierbij aan bod moeten komen?
Kan de Minister tevens toelichten in welke mate er enthousiasme is over het organiseren
van een dergelijke top bij andere EU-lidstaten?
20. Antwoord van het kabinet
Zoals vermeld in de geannoteerde agenda, wordt de EU-relatie met China steeds ingewikkelder.
Tegelijkertijd is het in het directe belang van Nederland en de EU de relatie werkbaar
te houden. Samenwerking met China is cruciaal op mondiale thema’s als ontwapening
en (maritieme) veiligheid maar ook klimaatverandering, mede in aanloop naar de COP26
in Glasgow. Daarnaast zijn ook in de handelsbetrekkingen nog grote barrières te overwinnen,
onder andere inzake de wederzijdse toegang tot elkaars markten en aanbestedingsprocedures.
Om met China tot constructieve samenwerking te komen zijn reguliere contacten op het
hoogste niveau noodzakelijk. Een top biedt ook de gelegenheid China aan te spreken
op de willekeurige en niet-juridisch onderbouwde tegensancties in reactie op de listings
onder het mensenrechtensanctieregime. Zoals in het antwoord op de vragen van D66 gemeld,
zal over de wenselijkheid, timing en modaliteit van een volgende EU-China-top tijdens
aankomende informele Europese Raad gesproken worden. De verwachting is dat voor het
organiseren van een top uiteindelijk voldoende draagvlak zal zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn het met het kabinet eens dat de uitdagingen
inzake China vragen om een eensgezinde koers van de Europese Unie en haar lidstaten.
Zij constateren dat deze EU-eenheid nog niet het gewenste niveau heeft om deze uitdagingen
adequaat het hoofd te bieden. Deze leden vragen de Minister een uiteenzetting te verschaffen
over welke momenten lidstaten elkaar hebben bijgestaan wanneer ze te maken kregen
met diplomatieke dwangmaatregelen vanuit China en op welke wijze dit vorm heeft gekregen.
Kan de Minister daarnaast verduidelijken wanneer hij lidstaten heeft aangesproken
als deze de eenheid doorbreken, en bij welk thema dat specifiek heeft plaatsgevonden?
Is de Minister bereid het belang van deze EU-eensgezindheid expliciet aan te kaarten
bij de komende informele EU-top? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie?
21. Antwoord van het kabinet
De EU heeft zich consequent en eensgezind uitgesproken over de arrestatie van Zweeds
staatsburger Gui Minhai. Zo is zijn zaak steeds genoemd in item-4 -verklaringen (waarin
de ernstigste landensituaties worden besproken) van de EU in de VN-Mensenrechtenraad
en heeft de EU zijn zaak met grote regelmaat opgebracht in bilaterale interacties
met China op verschillende niveaus. Tijdens de informele RBZ van september jl. hebben
de ministers van Buitenlandse Zaken daarnaast hun solidariteit met Litouwen uitgesproken.
Het kabinet hamert in verschillende EU-gremia consequent en in algemene zin op het
belang van eensgezindheid ten aanzien van China en zal dat ook tijdens deze informele
Europese Raad doen. Indien een eensgezinde EU-koers wordt geblokkeerd door één lidstaat
zal het kabinet het niet nalaten de betreffende lidstaat daar in bilateraal contact
in samenspraak met andere lidstaten op aan te spreken.
Handel
De leden van de D66-fractie lezen dat het Europese handelsbeleid besproken zal worden.
Wat de leden van de D66-fractie betreft is het Europees handelsbeleid een van de sterkste
instrumenten die de EU heeft om verandering in andere delen van de wereld te weeg
te brengen. Deze leden lezen met interesse dat dit op het hoogste niveau besproken
wordt. De leden steunen de inzet van het kabinet maar hebben nog wel enkele aanvullende
vragen. Kan de Minister aangeven wanneer hij verwacht dat de Europese Commissie met
een wetsvoorstel over Europees Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
(IMVO)-beleid komt? Kan de Minister toelichten waarom de Commissie dat blijft uitstellen?
Waar ligt het knelpunt voor de Europese Commissie? Kan de Minister toelichten hoe
de Commissie tracht de implementatie en naleving van duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden
te versterken, zo vragen deze leden?
22. Antwoord van het kabinet
Een reden voor de vertraging van het aangekondigde wetsvoorstel op het gebied van
duurzaam ondernemingsbestuur, waar IMVO onderdeel van uitmaakt, is door de Europese
Commissie niet gedeeld. Het wetsvoorstel wordt nu verwacht in het vierde kwartaal
van dit jaar. Het kabinet hecht belang aan een tijdig en ambitieus Commissievoorstel
op het gebied van IMVO en zal dit onder de aandacht van verantwoordelijk Eurocommissaris
Reynders (Justitie en Consumentenzaken) blijven brengen.
De Europese Commissie is een evaluatie van de aanpak gericht op de afspraken over
handel en duurzame ontwikkeling gestart. In het kader van deze evaluatie wordt onder
meer gekeken naar de samenwerking met internationale organisaties, de inclusie van
het maatschappelijk middenveld bij implementatie en de handhaving van deze afspraken.
Het kabinet verwelkomt deze evaluatie en zal inbreng leveren voor de herziening in
lijn met het Frans-Nederlandse non-paper19, met name over de handhaving van duurzaamheidshoofdstukken. Het kabinet zal belanghebbenden
hierover consulteren en de Kamer over de inbreng informeren. Belanghebbenden kunnen
zich ook direct bij de Commissie melden via een online consultatieformulier.20 Overigens is inmiddels duidelijk geworden dat handelsbeleid niet meer op de agenda
van deze informele ER zal staan.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen de inzet van het kabinet aangaande het bevorderen
van de Europese handelsagenda van harte, deze leden verzoeken de Minister daarbij
in Europees verband te pleiten voor een grotere focus op Afrika en het handelspotentieel
dat verborgen ligt in de Afrikaanse vrijhandelszone. Deze leden achten het intensiveren
van handelsbetrekkingen van Europa met Afrika van groot belang voor de plaats van
Europa in de mondiale geopolitieke verhoudingen. Waar de Verenigde Staten middels
militaire samenwerking met bondgenoten containment tracht te verwezenlijken rondom de Chinese wateren is het aan de Europese Unie om
China concurrentie te bieden en de strijd aan te gaan om grondstoffen op het Afrikaanse
continent waarbij de Europese Unie bovendien een verantwoordelijkheid heeft naar Afrika
als buur. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader in te gaan op deze
overwegingen en waar mogelijk dat mee te nemen in de discussie in de Raad.
23. Antwoord van het kabinet
Het kabinet hecht veel waarde aan een versterkt partnerschap tussen de EU en Afrika
en kan zich vinden in de observatie van het CDA dat het intensiveren van de handelsbetrekkingen
tussen de EU en Afrika van belang is. Zoals omschreven in de recente voortgangsrapportage
handelsbevordering Afrika21, blijven Nederland en de EU onverminderd inzetten op het versterken van hun partnerschappen
en handels- en investeringsrelaties met Afrika. In dat kader zet Nederland samen met
de Europese Commissie en andere lidstaten onder meer in op een coherente en vraaggerichte
inzet voor technische assistentie om de implementatie van de African Continental Free Trade Area te ondersteunen. De verwachting is dat samenwerking op het gebied van het mobiliseren
van investeringen en versterken van handelsrelaties de komende periode ook versterkte
aandacht krijgt, onder meer tijdens de zesde EU-AU Top die is voorzien voor februari
2022.
Met enige verbazing constateren de leden van de SP-fractie dat ook het onderwerp Handel
op de agenda voor de informele top is geplaatst. De leden lezen in de geannoteerde
agenda dat het demissionair kabinet een Europees handelsbeleid ambieert dat moet bijdragen
aan een mondiaal gelijker speelveld, de kansen voor het Europees bedrijfsleven vergroot,
eenzijdige afhankelijkheden tegengaat en een duurzaam economisch herstel bevordert.
De leden willen de Minister vragen of ook de vrijhandelsverdragen ter sprake komen
en wat de Minister hierover zal bijdragen. Wat is het doel van deze discussie? Wat
is de relevantie, zo vragen deze leden?
24. Antwoord van het kabinet
Handelsbeleid is een belangrijk Europees beleidsterrein. Het is daarom nuttig om op
gezette tijden hierover in de ER van gedachten te wisselen. Daarbij geldt dat handelsakkoorden
een van de instrumenten zijn waarmee de EU de externe handelsrelaties vorm kan geven
en zichzelf geopolitiek kan positioneren. Overigens is inmiddels duidelijk geworden
dat handelsbeleid niet meer op de agenda van deze informele ER zal staan en vermoedelijk
geagendeerd zal worden op de formele ER van 21 en 22 oktober.
AOB
De leden van de D66-fractie lezen dat in de geannoteerde agenda dat er ook andere
actuele onderwerpen ter tafel komen. Zal er worden gesproken over de situatie op de
grens tussen Polen en Wit-Rusland? Klopt het dat visa mogelijkheden voor regeringsfunctionarissen
uit Wit-Rusland worden stopgezet? Zo ja, per wanneer? Welke andere maatregelen worden
er in Europees verband genomen? Wordt er gesproken met Polen over toegang tot medische
hulp, advocaten en journalisten aan het grensgebied die momenteel worden dichtgehouden?
Wat is de rol van Frontex binnen deze regio? Valt het mogelijk optreden binnen het
mandaat van Frontex? Kan Frontex ingrijpen in het grensgebied, ook zonder dat de Poolse
regering een beroep doet op Frontex? Ontvangt Polen geld van de Europese Unie voor
het huisvesten van Frontex in Warschau? Zo ja, hoeveel, zo vragen deze leden?
25. Antwoord van het kabinet
Polen heeft de EU niet om steun voor grensbewaking, opvang migranten en het verwerken
van asielaanvragen gevraagd. Polen is ook niet verplicht om dergelijke EU-hulp, inclusief
de inzet van Frontex, te accepteren. Frontex kan lidstaten ondersteunen als zij daarom
vragen; dat kan niet worden opgelegd. Het kabinet erkent de complexe problematiek
waar Polen in het grensgebied mee te maken heeft, maar benadrukt, evenals de Europese
Commissie, dat al het handelen aan de grens in lijn met de Europese asielafspraken
en relevante verdragen moet zijn. Het is aan de Europese Commissie, als hoedster van
de verdragen, om hierop toe te zien. Nederland is ervan overtuigd dat transparantie
en toegang van belang zijn voor een goede aanpak van de grensproblematiek.
De afspraken tussen Frontex en Polen betreffende huisvesting en de door Polen ter
beschikking te stellen faciliteiten zijn vastgesteld in een zetelovereenkomst tussen
deze partijen.
De Europese Commissie heeft voorgesteld de visumovereenkomst uit 2014 met Belarus
gedeeltelijk op te schorten. Daardoor moeten politici, regeringsfunctionarissen en
houders van een diplomatiek paspoort uit Belarus aan strengere eisen voldoen voor
het krijgen van een visum. Het voorstel moet nog in de Raad worden besproken.
EU-Westelijke Balkantop
De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de spanningen tussen
Servië en Kosovo. Deelt de Minister die zorg? Is de Minister voornemens om dit onderwerp
op te brengen tijdens deze top en wat is daarbij de Nederlandse inzet?
26. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt het zorgelijk dat spanning bij de grens tussen Servië en Kosovo
de afgelopen periode is opgelopen vanwege een geschil over tijdelijke nummerborden.
Nederland verwelkomt daarom de overeenkomst gericht op de-escalatie die op 30 september
jl. tussen beide partijen is bereikt dankzij de inspanningen van EU Speciaal Vertegenwoordiger
Lajcak, Hoge Vertegenwoordiger Borrell en anderen. Het is belangrijk dat deze overeenkomst
wordt geïmplementeerd, dat er ook op andere terreinen van de dialoog vooruitgang wordt
geboekt, en dat overige in het verleden gemaakte afspraken worden geïmplementeerd.
Nederland steunt de inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger Lajcak en anderen
ten behoeve van de dialoog en dringt ook in bilaterale contacten aan op voortgang.
De leden van de VVD-fractie verwelkomen de inzet van de Europese Unie in de Westelijke
Balkan en de ondersteuning van deze landen bij de benodigde hervormingen. Deze hervormingen
zijn zoals bekend voor de leden van de VVD-fractie essentieel en komen de stabiliteit
en veiligheid ten goede, wat op hun beurt weer een positief effect heeft op de economische
ontwikkeling van die landen en het investeringsklimaat. De afgelopen jaren hebben
de leden des te meer gezien hoe belangrijk deze hervormingen en zeker ook een goed
functionerende rechtstaat zijn. De leden houden echter zorg over de voortgang en het
structurele karakter op onderwerpen als de rechtstaat, corruptiebestrijding en criminaliteitsbestrijding.
Zij zijn dan ook blij dat dit een belangrijk onderdeel van de gesprekken is. De leden
zijn benieuwd hoe de Minister de huidige situatie in de Westelijke Balkan apprecieert,
ook in relatie tot eventuele vervolgstappen op het gebied van toetreding of het uitblijven
daarvan. Zoals bekend achten deze leden het essentieel dat aan alle voorwaarden is
voldaan alvorens vervolgstappen worden gezet en we niet gaan marchanderen met die
afspraken. Deelt de Minister nog steeds die inzet, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
27. Antwoord van het kabinet
Het beeld ten aanzien van de huidige situatie op de Balkan is gemengd. Enerzijds zijn
er landen die serieuze stappen zetten op het gebied van hervormingen, de rechtsstaat
en goed nabuurschap; anderzijds zijn er in de regio ontwikkelingen die zorgen baren.
Dit betreft onder meer de nationalistische uitlatingen van sommige politici, het achterblijven
van hervormingen, onopgeloste regionale geschillen, en de invloed van externe spelers.
Het is daarom goed dat de EU een strategische discussie blijft voeren over en met
de Westelijke Balkan regio, en kijkt hoe landen gecommitteerd kunnen blijven aan de
EU. Het verder verbeteren van de strategische communicatie over de EU als belangrijkste
partner van de regio is hierbij belangrijk. Blijvende inzet op stabiliteit, veiligheid,
verzoening en de rechtsstaat op de Westelijke Balkan is cruciaal.
Tevens ondersteunt het kabinet het Europees perspectief van de landen in de Westelijke
Balkan. Hiertoe hanteert het kabinet, zoals uw Kamer bekend, een strikte en faire
benadering ten aanzien van uitbreiding. Het kabinet streeft naar een uitbreidingsproces
gebaseerd op merites waarbij voortgang afhankelijk is van de implementatie van de
hervormingen. Het kabinet ondersteunt de ambitie van de Commissie om het toetredingsproces
geloofwaardiger, politieker, dynamischer en voorspelbaarder te maken zoals uiteengezet
in de mededeling over de nieuwe uitbreidingsmethodologie van maart 202022, waarbij er meer nadruk ligt op de rechtsstaat en het toepassen van conditionaliteit.
In het verlengde hiervan lezen de leden van de VVD-fractie dat de verordening over
het Instrument van Pre-Accessie (IPA) met terugwerkende kracht vanaf 1 januari in
werking zal treden. De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat indien een
land geen voortgang boekt en helemaal als het achteruit gaat, dat gevolgen heeft voor
de toetredingsgesprekken en de middelen die worden verstrekt uit het IPA. Zij hechten
dan ook erg aan het conditionaliteitsbeginsel in het IPA. Kan de Minister aangeven
hoe hier op dit moment invulling aan is gegeven?
28. Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderstreept het belang van een toetredingsproces gebaseerd op merites
waarbij de rechtsstaat centraal staat, conform de nieuwe uitbreidingsmethodologie.
Bij serieuze terugval kan de Europese Commissie op ieder moment voorstellen sanctiemaatregelen
op te leggen, op eigen initiatief of op initiatief van een lidstaat. De Raad kan vervolgens
reageren op de situatie. Dit kan variëren van het heropenen van gesloten hoofdstukken,
tot het pauzeren of volledig stop zetten van de onderhandelingen. Daarnaast kan EU-financiering
(IPA) stop gezet worden, met uitzondering van steun aan het maatschappelijk middenveld.
Tevens kunnen bestaande voordelen ingetrokken worden zoals toegang tot EU-programma’s.23
De leden van de VVD-fractie hebben tevens kennisgenomen van het feit dat afgelopen
zomer Noord-Macedonië, Servië en Albanië het heft in eigen handen hebben genomen en
het «Open Balkan Initiative» zijn gestart. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de Minister dit initiatief
beoordeelt en wat de effecten zijn voor de gesprekken en afspraken met de Europese
Unie?
29. Antwoord van het kabinet
In lijn met de Europese Commissie, is het kabinet voorstander van regionale integratie
tussen de zes landen van de Westelijke Balkan en juicht initiatieven die hiertoe door
de landen zelf worden genomen toe, mits deze inclusief zijn. Gezien het « Open Balkan Initiative » op dit moment door drie van de zes landen ondersteund wordt, staat het kabinet hier
terughoudend tegenover. Het kabinet geeft de voorkeur aan initiatieven op basis van
EU-standaarden die zoveel mogelijk binnen de reeds bestaande kaders vallen, zoals
het Common Regional Market Plan (CRMP) en het Central European Free Trade Agreement (CEFTA). Het CRMP, dat alle zes Westelijke Balkanlanden omhelst, heeft als doel het
werken naar één markt op de Westelijke Balkan en komt voort uit het door de EU gefaciliteerde
Berlijn-proces. CEFTA streeft ook regionale samenwerking op weg naar EU-integratie
na en de zes landen van de Westelijke Balkan zijn reeds lid. De Europese Commissie
benadrukt in gesprekken met Noord-Macedonië, Servië en Albanië dat zij initiatieven
die bijdragen aan het Berlijn-proces ondersteunt, maar dat die wel inclusief moeten
zijn.
De leden van de VVD-fractie realiseren zich dat uitbreiding niet als zodanig op de
agenda staat maar willen wel van de gelegenheid gebruik maken om te vragen wat de
laatste stand van zaken is voor wat betreft Noord-Macedonië en Albanië. Is er reeds
een intergovernmental
conference (IGC) gepland en zo nee, komt dat nog steeds door de blokkade van Bulgarije en wat
is het perspectief met betrekking tot het opheffen van die blokkade? In hoeverre is
de koppeling tussen beide landen nog van kracht en opportuun en wat is de reden daarvan?
Uiteraard zijn de leden in het bijzonder nieuwsgierig hoe invulling wordt gegeven
aan de motie Kamminga en Amhaouch24.
30. Antwoord van het kabinet
De eerste Intergouvernementele Conferenties (IGC’s) met Noord-Macedonië en Albanië
hebben nog niet plaatsgevonden vanwege de blokkade van Bulgarije op het onderhandelingsraamwerk
voor Noord-Macedonië. Het Sloveense voorzitterschap probeert met ondersteuning van
lidstaten een oplossing te bewerkstelligen. Vooralsnog blijft het onzeker wanneer
de Raad de raamwerken zal kunnen vaststellen.
Het voorzitterschap en een meerderheid van de lidstaten insisteren op een koppeling
tussen de beide landen. Reden hiervoor is dat Noord-Macedonië eerder klaar was om
te starten met de onderhandelingen en het een slecht signaal zou zijn als de eerste
IGC met Albanië eerder plaatsvindt. In het kader van de door het kabinet gehanteerde
strikt en fair benadering ten aanzien van EU-uitbreiding is koppeling tussen de besluiten
wat het kabinet betreft niet noodzakelijk.
Het kabinet is zeer gecommitteerd aan de voortdurende uitvoering van de motie van
de leden Kamminga en Amhaouch25 en het kabinet zal hier in de kabinetsappreciatie over het jaarlijkse uitbreidingspakket,
verwacht in oktober, uitgebreid op terug komen.
Voor de leden van de VVD-fractie is het voor het doorvoeren van bestendige hervormingen
van groot belang dat er draagvlak is bij de bevolking. Kan de Minister iets zeggen
over het huidige draagvlak voor eventuele toetreding tot de Europese Unie in deze
landen? Voor het vergroten van het draagvlak zijn volgens de leden van de VVD-fractie
zichtbare en herkenbare investeringen en steun van groot belang. De Europese Unie
ondersteunt deze landen al langere tijd zowel financieel als door het delen van kennis
en capaciteit. Kan de Minister inzage geven in de effectiviteit daarvan en hoe deze
zich verhoudt tot investeringen door landen als bijvoorbeeld China en Rusland? De
leden van de VVD-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de investeringen
vanuit de Europese Unie vele malen groter zijn terwijl de zichtbaarheid voor de bevolking
kleiner is. Het is van groot belang dat indien deze landen volgende stappen zetten
in het toetredingsproces ze niet afhankelijk zijn derde landen. Hoe voorkomen we een
ongewenste invloed en afhankelijkheid vanuit landen als China?
31. Antwoord van het kabinet
Het is niet in het belang van de EU als buurlanden zich door financiële afhankelijkheid
kwetsbaar maken voor invloed van derde landen. In het kader van de dialoog met partnerlanden
in het toetredingsproces wordt er veelvuldig gesproken over noodzakelijke economische
hervormingen en de manieren waarop het brede instrumentarium dat de EU reeds inzet
in de regio van toepassing kan zijn. De EU is de grootste investeerder en handelspartner
in de regio en via het Pre-accessie instrument (IPA) ondersteunt het de landen op
de Westelijke Balkan. Voor de Europese Commissie vormt ondersteuning van hervormingen
op het gebied van infrastructuur, transport- en energieverbindingen prioriteit. Daarbij
worden ook reguliere instrumenten van de EU ingezet die van toepassing zijn op de
Westelijke Balkan, zoals bijvoorbeeld de energiegemeenschap, en die er vanuit hun
aard op zijn gericht om eenzijdige afhankelijkheden te voorkomen.
Er zijn geen volledige statistieken over de totale Chinese en Russische investeringen
in de diverse Balkanlanden. Desalniettemin zijn er aanwijzingen dat de economische
betrokkenheid van China bij de Balkan stijgt en dat sommige landen door oplopende
harde leningen, afhankelijker worden van China. In algemene zin lijkt er sprake te
zijn van een afname van handel, investeringen en kredietverstrekking vanuit Rusland
naar de Balkan. Op het gebied van handel en investeringen blijven de EU en de EU-lidstaten
veruit de grootste partner voor de Balkan.
Het kabinet onderschrijft het bredere geopolitieke belang van de relatie tussen de
EU en de Westelijke Balkan. Het kabinet acht het wenselijk dat landen oplettend blijven
en geen onomkeerbare stappen zetten, bijvoorbeeld bij het aangaan van publieke schulden,
en de lange termijn effecten hiervan goed in de gaten blijven houden. Het kabinet
blijft het belang van een geloofwaardig EU-alternatief voor dergelijke ongewenste
afhankelijkheden onderstrepen.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet het Europees perspectief ondersteunt
van de landen op de westelijke Balkan, wat betekent dit concreet de komende periode
voor het beginnen van toetredingsonderhandelingen met Albanië en Noord-Macedonië zolang
Bulgarije dwars ligt? Zijn er nog andere lidstaten binnen de Raad waarvan een dergelijke
blokkerende houding verwacht kan worden ondanks dat deze twee landen voldoen aan de
regels gesteld door de Europese Commissie en de Raad? Als de Europese Unie geen perspectief
biedt aan de landen in de Westelijke Balkan, dan zullen andere machten dit wel doen.
Hoe is Nederland van plan om te gaan met deze niet constructieve houding van Bulgarije
die het proces al langer op slot houdt? Kan er na deze top nog meer verwacht worden
op dit onderwerp van het Sloveens EU-voorzitterschap, zo vragen deze leden?
32. Antwoord van het kabinet
De eerste Intergouvernementele Conferenties (IGC’s) met Noord-Macedonië en Albanië
hebben nog niet plaatsgevonden vanwege de blokkade van Bulgarije van het onderhandelingsraamwerk
voor Noord-Macedonië. Er zijn geen andere lidstaten waarvan een blokkerende houding
verwacht kan worden. Het Sloveense voorzitterschap probeert met ondersteuning van
EU-lidstaten een oplossing te bewerkstelligen. Het kabinet steunt deze pogingen van
het voorzitterschap en onderstreept het belang van een spoedige oplossing zowel in
multilaterale als bilaterale contacten met alle betrokkenen, inclusief met Bulgarije.
Vooralsnog blijft het onzeker wanneer de Raad de raamwerken zal kunnen vaststellen.
Het Sloveense voorzitterschap heeft aangegeven deze kwestie de hoogste prioriteit
te geven en daarom verwacht het kabinet dat het voorzitterschap ook na de top de pogingen
om een oplossing te bewerkstelligen zal voortzetten.
De leden van de D66-fractie zien dat de spanning op het grensgebied tussen Kosovo
en Servië aan het oplopen is en dat NAVO troepen het aantal patrouilles op de grens
van Kosovo heeft geïntensiveerd. Wordt er aandacht gevraagd voor deze situatie op
de top? Welke consequenties heeft dit voor de te maken afspraken tijdens de top? Welke
rol speelt de EU in het temperen van spanningen tussen de twee landen? Hoe apprecieert
de Minister de activiteiten van Rusland en de orthodoxe kerk in Zuid-Servië en de
kans op militaire escalatie?
33. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt het zorgelijk dat spanning bij de grens tussen Servië en Kosovo
de afgelopen periode is opgelopen vanwege een geschil over tijdelijke nummerborden.
Nederland verwelkomt daarom de overeenkomst gericht op de-escalatie die op 30 september
jl. tussen beide partijen is bereikt dankzij de inspanningen van EU Speciaal Vertegenwoordiger
Lajcak, Hoge Vertegenwoordiger Borrell en anderen. Het is belangrijk dat deze overeenkomst
wordt geïmplementeerd, dat er ook op andere terreinen van de dialoog vooruitgang wordt
geboekt, en dat overige in het verleden gemaakte afspraken worden geïmplementeerd.
Nederland steunt de inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger Lajcak en anderen
ten behoeve van de dialoog en dringt ook in bilaterale contacten aan op voortgang.
Hoewel Servië nauwe banden onderhoudt met Rusland, blijft de EU veruit de voornaamste
strategische partner voor de Westelijke Balkan, onder meer vanwege geografische nabijheid,
handel en investeringen en inzet van het brede EU-instrumentarium. Er zijn bij het
kabinet geen activiteiten bekend van de Servisch orthodoxe kerk die een rol hebben
gespeeld in de recente spanningen met Kosovo.
Wat de leden van de PVV-fractie betreft zou de boodschap op deze Top moeten zijn;
geen uitbreiding van de Europese Unie, geen zakken belastinggeld en geen beloftes
richting de Westelijke Balkan. Steunt de Minister deze oproep, zo vragen deze leden?
34. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zal tijdens de top het belang benadrukken van samenwerking met de EU en
tussen de Westelijke Balkan-landen onderling op het gebied van rechtsstatelijkheid,
stabiliteit, connectiviteit, economie en klimaat. Daarbij steunt het kabinet het Europese
perspectief van de Westelijke Balkan landen en ondersteunt het deze landen ook bilateraal
en via de EU om de noodzakelijke stappen in het hervormingsproces door te voeren.
Uitbreiding is voor het kabinet geen doel op zich. Het kabinet hanteert een strikt
en fair beleid ten aanzien van uitbreiding. Het kabinet zal vasthouden aan de strikte
voorwaarden die aan kandidaat-lidstaten worden gesteld en benadrukt dat het primair
aan de uitbreidingslanden zelf is om deze te vervullen. Elk land dient steeds op eigen
merites te worden beoordeeld. Uiteindelijke toetreding is pas mogelijk als aan alle
voorwaarden is voldaan.
De leden van de PVV-fractie vragen wat de status is van de verklaring die zal worden
aangenomen? Wat zal daar exact in staan? Kan de Kamer deze verklaring voorafgaand
aan de Top ontvangen?
35. Antwoord van het kabinet
De voorziene slotverklaring is niet juridisch bindend, maar een bevestiging van de
gezamenlijke visie op de samenwerking van de EU met de landen van de Westelijke Balkan
en de daarbij behorende overeengekomen prioriteiten. Naar verwachting zal het EU-perspectief
van de landen van de Westelijke Balkan worden herbevestigd en het belang van de rechtsstaat,
mensenrechten en democratie in de regio benadrukt worden. Ook zullen naar verwachting
migratie, de strijd tegen de georganiseerde misdaad en corruptie en het belang van
goed nabuurschap, verzoening en regionale samenwerking op de Balkan worden genoemd
als prioriteiten voor de regio. Benadrukt zal worden dat de EU veruit de belangrijkste
partner is voor de landen van de Westelijke Balkan. Daarnaast zal er ook aandacht
besteed worden aan de plannen van de Europese Commissie om veiligheid en stabiliteit
te vergroten en het fundament voor sociaaleconomische ontwikkeling te versterken.
Zoals gebruikelijk zal de slotverklaring pas tijdens de bijeenkomst definitief overeengekomen
worden.
De leden van de PVV-fractie benoemen dat tijdens de Staat van de Unie op 15 september
jl. mevrouw Von der Leyen het volgende over de Westelijke Balkan zei: «Hetzelfde geldt voor onze buren van de Westelijke Balkan. Ik reis daar nog deze maand
heen om een sterk signaal te geven dat wij ons blijven committeren aan het toetredingsproces.
Dat zijn wij verschuldigd aan alle jongeren daar die in een Europese toekomst geloven.
Wij voeren daarom onze steun op met ons nieuwe investerings- en economieplan ter waarde
van ongeveer een derde van het bbp van de regio. Want een investering in de toekomst
van de Westelijke Balkan is een investering in de toekomst van de EU.» Wat is er precies besproken en welk signaal is er door haar afgegeven tijdens haar
bezoek aan de Westelijke Balkan? Heeft zij dat ook namens Nederland gedaan?
36. Antwoord van het kabinet
In aanloop naar en ter voorbereiding op de Top tussen de EU en de landen van de Westelijke
Balkan bezocht Commissievoorzitter Von der Leyen alle zes Westelijke Balkan landen
om in gesprek te gaan over het belang van samenwerking met de EU en tussen de Westelijke
Balkan landen onderling. Daarbij heeft zij op verschillende momenten benadrukt dat
de EU gecommitteerd is aan het EU-perspectief van de Westelijke Balkan landen en ook
nadrukkelijk opgeroepen tot de-escalatie tussen Servië en Kosovo in het geschil over
tijdelijke nummerborden. Commissievoorzitter Von der Leyen heeft er op aangedrongen
deze kwestie binnen de door de EU gefaciliteerde dialoog tussen Servië en Kosovo op
te lossen. Het kabinet steunt de inspanningen van de Europese Commissie om strategische
discussies te voeren over en met de Westelijke Balkanregio. Daarnaast deelt het kabinet
de zorgen over de opgelopen spanning aan de grens tussen Kosovo en Servië. Het kabinet
verwelkomt de overeenkomst die op 30 september jl. is bereikt dankzij de inspanningen
van de EU Speciaal Vertegenwoordiger Lajcak, de Hoge Vertegenwoordiger Borrell en
anderen.
De leden van de PVV-fractie vragen voorts wat het «nieuwe investerings- en economieplan
ter waarde van ongeveer een derde van het bbp van de regio» is? Zit daar Nederlands
belastinggeld in? Zo ja, hoeveel, zo vragen deze leden?
37. Antwoord van het kabinet
In het Economic and Investment Plan (EIP) worden initiatieven uiteengezet om via een brede sectorale aanpak, met plannen
op het gebied van infrastructuur, diversificatie van energievoorzieningen, digitalisering,
menselijk kapitaal en door middel van vergroening en aandacht voor het klimaat een
vliegwiel te creëren voor economische voorspoed in de regio. In het EIP is, conform
de inzet van Nederland, sociaaleconomische ontwikkeling afhankelijk van hervorming
en vooruitgang op het fundamentals first principe van pre-toetredingssteun. Goed functionerende democratische instellingen,
effectieve organisatie van openbaar bestuur, onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht en respect voor fundamentele rechten zijn absolute voorwaarden om de absorptiecapaciteit
van de landen op de Westelijke Balkan te vergroten en de sociaaleconomische investeringen
op een verantwoorde wijze te implementeren, zo blijkt uit de gepresenteerde mededeling
waar uw Kamer eerder een appreciatie over ontving.26 Het EIP valt onder het EU Instrument voor Pre-toetredingsondersteuning (IPA) dat
onderdeel is van de EU-begroting waar Nederland via de EU-afdrachten aan bijdraagt
(BNI-aandeel ca. 5,9%).
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of tijdens de Balkantop ook de aanwezigheid
van China en Rusland in de Balkan wordt besproken en wanneer dat niet het geval is
of de Minister bereid is dat wel te doen. Deze leden willen gezien de inzet van de
Minister tijdens de informele raad over gezamenlijk optreden richting China ook de
Balkan onder deze paraplu plaatsen, deze leden vragen de Minister of hij daarin mee
kan gaan.
38. Antwoord van het kabinet
Tijdens de top zal naar verwachting benadrukt worden dat de Europese Unie veruit de
belangrijkste partner is voor de landen van de Westelijke Balkan. De landen op de
Westelijke Balkan worden door de EU en de lidstaten bijgestaan middels verscheidene
instrumenten. Via het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA) worden (potentiële)
kandidaat-lidstaten ondersteund in hun toetredingsproces en bij de daarvoor noodzakelijke
hervormingen. Daarnaast streeft de Commissie ernaar om via het vorig jaar aangekondigde Economic and Investment Plan (EIP) voor de Westelijke Balkan sociaaleconomische ontwikkeling te stimuleren via
een brede sectorale aanpak, met plannen op het gebied van infrastructuur, diversificatie
van energievoorzieningen, digitalisering, menselijk kapitaal en door middel van vergroening
en aandacht voor het klimaat. Daarnaast zijn er ook andere reguliere instrumenten
van de EU die van toepassing zijn op de Westelijke Balkan, zoals bijvoorbeeld de energiegemeenschap,
en die er vanuit hun aard op zijn gericht om eenzijdige afhankelijkheden te voorkomen.
Deze inzet zal ook bijdragen aan het voorkomen van een te grote afhankelijkheid van
derde landen zoals China en Rusland. Het kabinet steunt deze inzet welke past binnen
de bredere inzet van de Unie ten aanzien van China, waaronder het vergroten van weerbaarheid
over de volle breedte van de Europese agenda.
De leden van de CDA-fractie vinden het van groot belang dat de rechtsstaat een onderwerp
is tijdens de Balkantop. Deze leden verzoeken de Minister daarbij nadrukkelijk notie
te maken van de positie van de pers en persvrijheid. Voor de leden van de CDA-fractie
is dit van belang gezien de rechtsstatelijkheidseisen die de Europese Unie stelt,
maar ook vanwege de onafhankelijke informatie die nodig is voor EU-waarnemers en voor
Nederlandse Kamerleden in de afweging hoe de relatie tussen de Europese Unie en de
Balkan vorm te geven.
39. Antwoord van het kabinet
Hervormingen op het gebied van de rechtsstaat zijn cruciaal om de relatie tussen de
EU en de Westelijke Balkan te verdiepen. Nederland heeft internationaal een sterk
profiel op persvrijheid en draagt dit ook in de landen van de Westelijke Balkan actief
uit. Daarbij zet Nederland ook het MATRA-instrument in. Vanuit het Instrument voor
Pretoetredingssteun (IPA) ondersteunt de EU diverse programma’s ter bevordering van
mediavrijheid in de Westelijke Balkan. In de discussie over de toekenning van nieuwe
IPA-fondsen (IPA III) zal het kabinet wederom inzetten op voldoende aandacht voor
dit thema.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tenslotte in te gaan op de oplopende
spanning tussen Servië en Kosovo en daarbij aan te geven hoe ernstig de situatie precies
is, welke rol de Europese Unie speelt en of Nederland iets kan doen via diplomatieke
weg.
40. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt het zorgelijk dat spanning bij de grens tussen Servië en Kosovo
de afgelopen periode is opgelopen vanwege een geschil over tijdelijke nummerborden.
Nederland verwelkomt daarom de overeenkomst gericht op de-escalatie die op 30 september
jl. tussen beide partijen is bereikt dankzij de inspanningen van EU Speciaal Vertegenwoordiger
Lajcak, Hoge Vertegenwoordiger Borrell en anderen. Het is belangrijk dat deze overeenkomst
wordt geïmplementeerd, dat er ook op andere terreinen van de dialoog vooruitgang wordt
geboekt, en dat overige in het verleden gemaakte afspraken worden geïmplementeerd.
Nederland steunt de inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger Lajcak en anderen
ten behoeve van de dialoog en dringt ook in bilaterale contacten aan op voortgang.
De leden van de SP-fractie willen allereerst stilstaan bij het originele onderwerp
van de Top, de Westelijke Balkan. Is de Minister het met de leden eens dat het nogal
geforceerd is om te benadrukken dat de Europese Unie de belangrijkste partner is voor
de Westelijke Balkan? Wat verwacht de Minister met deze benadrukking te bereiken?
Wat voor concrete afspraken verwacht de Minister bij deze informele top? Wat vindt
de Minister van de ambitie van Slovenië om deze Balkan-toppen een meer structurele
plek op de agenda te geven? Is dat niet apart, gezien het feit dat een aantal van
deze landen al jaren geen vooruitgang boeken betreffende het lidmaatschap van de Europese
Unie? Kan de Minister een appreciatie geven van de situatie in Albanië en het standpunt
van het demissionaire kabinet betreffende de status van de toetredingsonderhandelingen?
41. Antwoord van het kabinet
De EU is de belangrijkste partner voor de Westelijke Balkan. De EU is immers de grootste
investeerder en handelspartner in de regio en via het Instrument voor Pre-accessiesteun
(IPA) ondersteunt het de landen op de Westelijke Balkan. Het kabinet onderschrijft
het bredere geopolitieke belang van de relatie tussen de EU en de Westelijke Balkan.
De top tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan kent een informeel karakter.
De voorziene slotverklaring is niet juridisch bindend maar een bevestiging van de
gezamenlijke visie op de samenwerking van de EU met de landen van de Westelijke Balkan
en de daarbij behorende overeengekomen prioriteiten. Naar verwachting zal het EU-perspectief
van de landen van de Westelijke Balkan worden herbevestigd en het belang van de rechtsstaat,
mensenrechten en democratie in de regio benadrukt worden. Ook zullen naar verwachting
migratie, de strijd tegen de georganiseerde misdaad en corruptie en het belang van
goed nabuurschap, verzoening en regionale samenwerking op de Balkan worden genoemd
als prioriteiten voor de regio. Daarnaast zal er ook aandacht besteed worden aan de
plannen van de Europese Commissie om veiligheid en stabiliteit te vergroten en het
fundament voor sociaaleconomische ontwikkeling te versterken.
Of en op welke wijze de Westelijke Balkan-toppen een meer structurele plek op de agenda
van de Raad krijgen is aan de Raad. Hierover vindt op dit moment nog geen discussie
plaats. EU-uitbreiding is in de regel geen hoofdthema tijdens de toppen. Het plaatsvinden
van de toppen is dan ook niet afhankelijk van voortgang in het toetredingsproces.
Het kabinet is verheugd dat Albanië de afgelopen periode voortgang heeft geboekt met
hervormingen op prioritaire thema’s en in de strijd tegen georganiseerde misdaad en
corruptie. Ook het trackrecord laat progressie zien op dit terrein, al blijft het
aantal veroordelingen van functionarissen op hoog niveau een aandachtspunt. In het
kader van de door het kabinet gehanteerde strikt en fair-benadering ten aanzien van
EU-uitbreiding kan de eerste IGC met Albanië wat het kabinet betreft plaatsvinden
zodra er overeenstemming is over het onderhandelingsraamwerk.
De leden van de SP-fractie vinden de recent opgelopen spanningen tussen Servië en
Kosovo relevant, waarin twee etnische Serviërs, twee Kosovaarse overheidskantoren
hebben aangevallen. Dit heeft te maken met het besluit van Kosovo waarin Servische
auto’s een tijdelijk nummerbord moeten aanschaffen. Dit is gepaard gegaan met het
sturen van grenscontrolepolitie. De Servische premier heeft woest gereageerd en nu
staan de verhoudingen tussen Servië en Kosovo opnieuw op scherp. Kan de Minister reageren
op dit conflict? Kan de Minister een reflectie geven op de voortgang van de, door
de Europese Unie, geleide dialoog tussen Servië en Kosovo die al sinds 2013 loopt?
42. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt het zorgelijk dat spanning bij de grens tussen Servië en Kosovo
de afgelopen periode is opgelopen vanwege een geschil over tijdelijke nummerborden.
Nederland verwelkomt daarom de overeenkomst gericht op de-escalatie die op 30 september
jl. tussen beide partijen is bereikt dankzij de inspanningen van EU Speciaal Vertegenwoordiger
Lajcak, Hoge Vertegenwoordiger Borrell en anderen. Het is belangrijk dat deze overeenkomst
wordt geïmplementeerd, dat er ook op andere terreinen van de dialoog vooruitgang wordt
geboekt, en dat overige in het verleden gemaakte afspraken worden geïmplementeerd.
Nederland steunt de inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger Lajcak en anderen
ten behoeve van de dialoog en dringt ook in bilaterale contacten aan op voortgang.
Na een lange periode van stilstand zijn de besprekingen in het kader van de door de
EU gefaciliteerde dialoog op zowel politiek als ambtelijk niveau hervat, na aanstelling
van EU Speciaal Vertegenwoordiger Lajcak anderhalf jaar geleden. Binnen de dialoog
kwamen de afgelopen periode diverse onderwerpen, zoals vermiste personen, de positie
van minderheden en eigendomskwesties, aan de orde. Een belangrijk pijnpunt is de uiteindelijke
staatsrechtelijke relatie tussen beide landen en de positie van de Servische gemeenschap
in Kosovo. De recente spanning rondom tijdelijke nummerborden onderstreept het belang
van normalisatie van de betrekkingen door middel van de dialoog.
De leden van de PvdA-fractie vinden het positief dat er een aparte top is belegd over
de relatie met de landen van de Westelijke Balkan en dat regeringsleiders voornemens
zijn om het Europese perspectief voor deze landen wederom te benadrukken. De leden
vinden echter wel dat het hoog tijd is voor de Europese Unie om, gezien de progressie
die met name Noord-Macedonië heeft geboekt, de daad bij het woord wordt gevoegd en
de toetredingsonderhandelingen met dit land te starten. Is de verwachting dat Bulgarije
zijn veto blijft volhouden? Heeft de Minister – eventueel met gelijkgezinde landen
– contact met zijn Bulgaarse collega opgezocht om de druk op de regering te verhogen?
Zo nee, is de Minister bereid om dit op korte termijn alsnog te doen?
43. Antwoord van het kabinet
De eerste Intergouvernementele Conferenties (IGC’s) met Noord-Macedonië en Albanië
hebben nog niet plaatsgevonden vanwege de blokkade van Bulgarije van het onderhandelingsraamwerk
voor Noord-Macedonië. Het Sloveense voorzitterschap probeert met ondersteuning van
lidstaten een oplossing te bewerkstelligen. Het kabinet steunt deze pogingen van het
voorzitterschap en onderstreept het belang van een spoedige oplossing zowel in multilaterale
als bilaterale contacten met alle betrokkenen, inclusief met Bulgarije. Vooralsnog
blijft het onzeker wanneer de Raad de raamwerken zal kunnen vaststellen. Het Sloveense
voorzitterschap heeft aangegeven deze kwestie de hoogste prioriteit te geven en daarom
verwacht het kabinet dat het voorzitterschap ook na de top de pogingen om een oplossing
te bewerkstelligen zal voortzetten.
Tot slot maken de leden van de PvdA-fractie zich zorgen over de toenemende spanningen
tussen Servië en Kosovo. Klopt het dat er Servische tanks en ander militair materiaal
onderweg zijn naar de grens met Kosovo? Wat onderneemt de Europese Unie op dit moment
om de situatie te de-escaleren en welke rol ziet de Minister hiervoor voor Nederland?
Heeft de Minister het belang van de-escalatie ook besproken met de Kosovaarse president
Vjosa Osmani tijdens de Algemene Vergadering bij de Verenigde Naties in New York?
Zijn de EU-geleide onderhandelingen tussen Servië en Kosovo inmiddels hervat? En welke
invloed hebben de recente inspanningen op deze onderhandelingen in algemene zin?
44. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de zorgen over de opgelopen spanning bij de grens tussen Servië
en Kosovo de afgelopen periode vanwege een geschil over tijdelijke nummerborden. Nederland
verwelkomt daarom de overeenkomst gericht op de-escalatie die op 30 september jl.
tussen beide partijen is bereikt dankzij de inspanningen van EU Speciaal Vertegenwoordiger
Lajcak, Hoge Vertegenwoordiger Borrell en anderen. Het is belangrijk dat deze overeenkomst
wordt geïmplementeerd, dat er ook op andere terreinen van de dialoog vooruitgang wordt
geboekt, en dat overige in het verleden gemaakte afspraken worden geïmplementeerd.
Premier Rutte heeft in New York het belang van de-escalatie besproken met de Kosovaarse
president Osmani. Nederland steunt de inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger
Lajcak en anderen ten behoeve van de dialoog en dringt ook in bilaterale contacten
aan op voortgang.
De leden van de GroenLinks-fractie hechten groot belang aan samenwerking met en tussen
de Westelijke Balkanlanden, aangezien deze leden constateren dat de invloed van China
in landen als Servië steeds groter wordt met alle nadelige gevolgen van dien. Kan
de Minister toelichten welke EU-inspanningen de invloed van China, Rusland en Turkije
pogen te verminderen? En kan de Minister toelichten wat precies het doel is van een
verklaring waarin het «EU-perspectief van de landen van de Westelijke Balkan wordt herbevestigd», aangezien de Minister eerder verklaarde dat er aankomende top niet gesproken zal
worden uitbreiding?27 Wat is zijn appreciatie van bijvoorbeeld Albanië, dat in de ogen van de leden van
de GroenLinks-fractie terecht stelt dat hun aanvraag voor het starten van toetredingsonderhandelingen
met de Europese Unie wordt gegijzeld (door Bulgarije)?28 Bent u het met de leden eens dat het een zeer onwenselijke situatie is als deze situatie
(welke ook geldt voor Noord-Macedonië) blijft voortbestaan en waardoor deze landen
verder afdrijven van de Europese Unie in de handen van andere minder democratische
en vrije grootmachten? Wat gaat de Minister tijdens deze aankomende top voorstellen
om dit niet te laten gebeuren? Tot slot vragen deze leden zich af welke veranderingen
zich voordoen met de inwerkingtreding van het nieuwe Instrument voor Pre-Accessie
inzake de financiële EU-steun aan de Westelijke Balkan?
45. Antwoord van het kabinet
De Europese Unie is veruit de belangrijkste partner voor de landen van de Westelijke
Balkan. De landen op de Westelijke Balkan worden door de EU en de lidstaten bijgestaan
middels verscheidene instrumenten. Via het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA)
worden kandidaat-lidstaten ondersteund in hun toetredingsproces en bij de daarvoor
noodzakelijke hervormingen. Daarnaast streeft de Commissie ernaar om via het vorig
jaar aangekondigde Economic Investment Plan (EIP) voor de Westelijke Balkan economische ontwikkeling te stimuleren via een brede
sectorale aanpak, met plannen op het gebied van infrastructuur, diversificatie van
energievoorzieningen, digitalisering, menselijk kapitaal en door middel van vergroening
en aandacht voor het klimaat. Daarnaast zijn er ook andere reguliere instrumenten
van de EU die van toepassing zijn op de Westelijke Balkan, zoals de energiegemeenschap,
en die er op zijn gericht om eenzijdige afhankelijkheden te voorkomen. Deze inzet
zal ook bijdragen aan het voorkomen van een te grote afhankelijkheid van derde landen.
Omdat de EU de belangrijkste partner is, is het van belang om het EU-perspectief van
de Westelijke Balkan te herbevestigen tijdens de top, ondanks dat het geen uitbreidingstop
is. De eerste Intergouvernementele Conferenties (IGC’s) met Noord-Macedonië en Albanië
hebben nog niet plaatsgevonden vanwege de blokkade van Bulgarije van het onderhandelingsraamwerk
voor Noord-Macedonië. Het kabinet vindt deze situatie onwenselijk en zal dit tijdens
de top ook benadrukken. Het Sloveense voorzitterschap probeert met ondersteuning van
lidstaten een oplossing te bewerkstelligen. Het kabinet steunt de pogingen van het
voorzitterschap en onderstreept het belang van een spoedige oplossing zowel in multilaterale
als bilaterale contacten met alle betrokkenen, inclusief met Bulgarije. Vooralsnog
blijft het onzeker wanneer de Raad de raamwerken zal kunnen vaststellen. Het Sloveense
voorzitterschap heeft aangegeven deze kwestie de hoogste prioriteit te geven en daarom
verwacht het kabinet dat het voorzitterschap ook na de top de pogingen om een oplossing
te bewerkstelligen zal voortzetten.
In de basis blijft het Instrument voor Pre-toetredingssteun (IPA III) gelijk, namelijk
de ondersteuning van (potentieel) kandidaat-lidstaten in hun toetredingsproces en
de daarvoor noodzakelijke hervormingen. Waar het verschil zit ten opzichte van IPA
I en IPA II zijn de vergrootte mogelijkheden voor de EU om de (potentieel) kandidaat-lidstaten
te belonen wanneer er duidelijke voortgang wordt geboekt en bij te sturen in de toekenning
van fondsen wanneer voortgang achterwege blijft. Hierdoor komen prestaties nog centraler
te staan in het nieuwe instrument. De toegang tot fondsen wordt gebaseerd op criteria
zoals de verwachte impact en voortgang op het gebied van rechtsstaat, fundamentele
rechten en openbaar bestuur. Dat is onder meer mogelijk door de focus te verleggen
van landenenveloppen met vaste bedragen per land naar het behalen van thematische
doelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Belhaj, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
A.M. de Vrij, adjunct-griffier