Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Intensivering armoede- en schuldenaanpak
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 574
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 december 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de brief van 28 september 2020 over Intensivering armoede- en schuldenaanpak
(Kamerstuk 24 515, nr. 569).
De vragen en opmerkingen zijn op 27 oktober 2020 aan de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 4 december 2020 zijn de vragen,
voorzien van een inleiding, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inleiding
Het belang om de armoede- en schuldenproblematiek aan te pakken is vanwege de financiële
gevolgen van de coronacrisis groot. Naar verwachting komen meer mensen in armoede
terecht en krijgen meer mensen met (problematische) schulden te maken. De acties en
maatregelen die ik heb aangekondigd in mijn brief van 28 september1 zijn daarom urgent. Alle betrokken partijen zijn hiermee voortvarend aan de slag
gegaan.
Uw Kamer volgt de ontwikkelingen met veel interesse, zo leid ik af uit de vragen van
de leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66, GroenLinks, de PvdA, de ChristenUnie
en de SGP in het verslag van het schriftelijk overleg inzake de intensivering van
de armoede- en schuldenaanpak. Hierbij bied ik uw Kamer de antwoorden aan.
In de gesprekken die ik voer met de ambassadeurs van de campagne «Kom jij eruit?»
hoor ik wat het betekent om geldzorgen te hebben. Hun zorgen raken mij. Er heerst
een taboe op het praten over schulden, terwijl dat juist de eerste stap is naar een
oplossing. Door erover te praten en hulp te zoeken kunnen ernstige financiële problemen
worden voorkomen. Veel maatregelen die voortvloeien uit de deze zomer gehouden rondetafels
richten zich daarom in het bijzonder op preventie. Zo zijn er maatregelen in gang
gezet om bestaande en nieuwe groepen met armoede- en/of schuldenproblematiek – zoals
jongeren, zelfstandig ondernemers en flexwerkers – op meer plaatsen en via meer kanalen
zo vroeg mogelijk te vinden, te bereiken en te informeren. Het kabinet subsidieert
hiervoor onder meer de uitbreiding van de Nederlandse Schuldhulproute, waardoor in
meer gemeenten mensen op een laagdrempelige manier passende, lokale hulp kunnen vinden.
De volgende stap is dat mensen die ondersteuning of voorzieningen zoeken snel en effectief
geholpen worden, passend bij hun situatie. Het opschalen van Collectief Schuldregelen,
het Schuldenknooppunt, aflospauzes en het opzetten van een Waarborgfonds dragen daaraan
bij. Met de maatregelen kunnen sneller en efficiënter oplossingen worden gevonden
voor de problematische schulden van mensen. Het kabinet is nauw betrokken bij de uitwerking
van de maatregelen en biedt ondersteuning met extra subsidies.
De verwachting is eveneens dat het aantal gezinnen in armoede zal toenemen. Het kabinet
wil het aantal kinderen dat opgroeit in armoede terugdringen. Daarom zijn er extra
middelen vrijgemaakt voor de intensivering van het kindgebonden budget. Diverse extra
maatregelen richten zich daarnaast op het bereiken van meer kinderen in armoede door
de verbinding met scholen, de (jeugd)gezondheidszorg en het sociaal domein te versterken.
Het kabinet werkt bij de totstandkoming van de maatregelen nauw samen met ervaringsdeskundigen
onder meer vanuit de Stichting Sterk uit Armoede.
Tijdens het begrotingsdebat op 17 november jl. (Handelingen II 2020/20, nr. 25, debat
over de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021) heeft het lid Bruins (CU)
het «Offensief tegen armoede en schulden – 14 concrete voorstellen van ChristenUnie
en PvdA» aan de Minister en mij overhandigd en om een reactie gevraagd. Die doe ik
uw Kamer hierbij toekomen (zie bijlage)2. Ik maak van de gelegenheid gebruik uw Kamer tevens te informeren over de stand van
zaken van een aantal moties en toezeggingen op het terrein van armoede en schulden
(zie bijlage)3.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Bewindspersoon
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van de VVD, het CDA, D66, GroenLinks, de PvdA, de ChristenUnie en
de SGP naar aanleiding van mijn brief van 28 september 2020 over de intensivering
van de armoede- en schuldenaanpak.
De eerste vragen die ik beantwoord gaan in op de inzet van de extra middelen en het
monitoren daarvan. Daarna zal ik de vragen van de leden van genoemde fracties beantwoorden
en daarbij de indeling van genoemde brief aanhouden: preventie, passende ondersteuning
en versterking gemeenten. De vragen (en antwoorden) over eenzelfde onderwerp zijn
bij elkaar gezet.
1. Inzet en Middelen
De leden van de PvdA-fractie vragen welke impact de besteding van de extra middelen
voor de intensivering van de armoede en schuldenaanpak zal hebben op het aantal mensen
dat in armoede leeft. Zij vragen of het kabinet bereid is een reductiedoelstelling
te koppelen aan het armoedebeleid en meer te investeren in het bestrijden van armoede,
bijvoorbeeld om de gevolgen voor kinderen te beperken, zodat elk kind kan meedoen.
Het kabinet is in overleg met het CBS over de mogelijkheden om vanaf 2021 meerdere
keren per jaar een actueel beeld van de cijfermatige ontwikkelingen op verschillende
indicatoren te geven, waaronder op het gebied van armoede en schulden. Tevens zullen
de uit de rondetafels voortgevloeide trajecten in 2021 gemonitord en in 2022 geëvalueerd
worden. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de effecten ervan op de doelgroep.
De inzet van het kabinetsbeleid is erop gericht om armoedeproblematiek zo veel mogelijk
te voorkomen en tegen te gaan. Daarbij heeft het kabinet speciale aandacht voor kinderen.
Het kabinet heeft vier ambities kinderarmoede. Eén van de ambities is erop gericht
om ervoor te zorgen dat elk kind kan meedoen en het kabinet stelt hiervoor sinds 2017
ook extra financiële middelen beschikbaar. Ook heeft het kabinet een kwantitatieve
streefwaarde geformuleerd voor het terugdringen van het aantal kinderen in armoede
met als inzet een afname van het aantal kinderen in armoede van 9,2 procent in 2015
naar 4,6 procent in 2030.
In 2021 zal het kabinet voor het eerst rapporteren over de voortgang van de ambities
kinderarmoede. Ook zal het kabinet in 2021 de evaluatie naar ondersteuning door gemeenten
en organisaties aan kinderen in armoede aan uw Kamer aanbieden.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het bedrag van € 146 miljoen zich verhoudt
tot de verwachte uitgaven en hoe dit wordt gemonitord. Ook vragen de leden hoe de
Staatssecretaris de komende periode de armoede- en schuldenproblematiek gaat volgen.
Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag dat extra beschikbaar is gesteld voor
de aanpak van schulden en armoede heeft het kabinet onder meer rekening gehouden met
de verwachtingen die in diverse rapporten4 zijn uitgesproken over de toename van de armoede- en schuldenproblematiek. Ook is
rekening gehouden met de verwachte toename van het aantal mensen in de bijstand, die
ook effect zal hebben op de armoede- en schuldenproblematiek. Het kabinet blijft de
ontwikkelingen op het terrein van schulden en armoede de komende periode nauwlettend
volgen (onder meer op basis van gegevens van partijen als CBS en SCP) en overlegt
hierover periodiek met relevante partijen, zoals VNG en Divosa. Daarnaast zullen de
uit de rondetafels voortgevloeide trajecten in 2021 gemonitord en in 2022 geëvalueerd
worden. Hierbij zal tevens aandacht worden besteed aan de effecten ervan op de doelgroep.
In antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie of in de rondetafelgesprekken
ook is gesproken met vertegenwoordigers van de voedselbanken kan ik melden dat Voedselbanken
Nederland heeft deelgenomen aan de rondetafel over het vinden en bereiken van nieuwe
doelgroepen. Ik heb uw kamer onlangs geïnformeerd over de extra ondersteuning van
het kabinet aan Voedselbanken Nederland (Kamerstuk 35 420, nr. 187)
De leden van de D66-fractie vragen waarom gekozen is voor intensivering van het kindgebonden
budget met € 150 miljoen, of het effect hiervan overeenkomt met de schatting uit Kansrijk
Armoedebeleid, en waarom niet is gekozen voor andere maatregelen uit Kansrijk Armoedebeleid.
In augustus 2020 kon bij de integrale besluitvorming over inkomsten en uitgaven maximaal
€ 150 miljoen worden vrijgemaakt voor de intensivering van het kindgebonden budget
voor gezinnen met drie of meer kinderen. Het voorstel past bij de ambities op de reductie
van kinderarmoede en bij de intensivering van het armoede- en schuldenbeleid in het
licht van de coronacrisis. De maatregel wijkt af van Beleidsoptie K1a uit Kansrijk
Armoedebeleid. Beleidsoptie K1a verhoogt het bedrag van het kindgebonden budget vanaf
het derde kind en verder tot de hoogte van het bedrag van het tweede kind (€ 1.022
per jaar). Met 150 miljoen kan volgens ramingen van het Ministerie van SZW een dergelijke
verhoging niet worden gerealiseerd. Het effect zal daarom niet volledig overeenkomen
met het effect zoals berekend in Kansrijk Armoedebeleid. Desalniettemin behelst de
maatregel (een verhoging vanaf het derde kind met € 919 per kind op jaarbasis) een
forse verhoging van de inkomensondersteuning van gezinnen met drie of meer kinderen,
en draagt het derhalve bij aan het verminderen van het aantal kinderen in armoede.
Er is voor de maatregel gekozen omdat uit Kansrijk Armoedebeleid (zie tabel 4.1, kolom
armoede in personen binnen groep) blijkt dat de maatregel relatief effectief is in
het verminderen van het aantal kinderen in armoede. Verhoging van de kinderbijslag
of het verzilverbaar maken van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) hebben
met eenzelfde budgettair beslag een kleiner effect.
2. Bestaande en nieuwe groepen in beeld
Preventie
De leden van de VVD-fractie en de SGP-fractie hebben vragen gesteld over de inzet
van preventie bij de aanpak van armoede en schulden.
Aan de rondetafels zijn maatregelen afgesproken om bestaande en nieuwe groepen met
armoede- en/of schuldenproblematiek op meer plaatsen en via meer kanalen zo vroeg
mogelijk te vinden, te bereiken en te informeren. Door die maatregelen vinden mensen
met geldzorgen sneller hun weg naar ondersteuning en worden zij snel geïnformeerd
over passende vormen van hulp die voor hen beschikbaar zijn. Financiële problemen
worden daardoor eerder gesignaleerd en meteen aangepakt. Dat voorkomt dat geldzorgen
tot armoede of problematische schulden leiden.
In die context noem ik de uitbreiding van de Nederlandse Schuldhulproute (NSR), waar
mensen op een laagdrempelige manier passende, lokale hulp kunnen vinden. Om te ondersteunen
dat zelfstandig ondernemers en flexwerkers die met inkomensterugval hebben te maken
naar passende ondersteuning worden verwezen ontwikkelt Nibud een gesprekshandreiking
voor professionals zonder achtergrond in schuldhulp. Daarnaast bieden de campagnes
«Sam& voor alle kinderen» (voorzieningen voor kinderen in armoede) en «Kom jij eruit?»
(ondersteuning voor mensen met financiële problemen) een ingang voor mensen die hulp
en/of voorzieningen zoeken omdat ze geldzorgen hebben. De focus van de campagne ligt
dit najaar expliciet op het bereiken van nieuwe groepen zoals jongeren en ZZP’ers.
Ik investeer dit jaar nog extra om mensen met financiële problemen op meer manieren
te bereiken, bijvoorbeeld via huisartsen.
De leden van de GroenLinks-fractie en de SGP-fractie hebben opmerkingen bij het steun-
en herstelpakket, waarin geld is uitgetrokken voor de intensivering van de armoede-
en schuldenaanpak. De leden van de GroenLinks-fractie stellen dat het kabinet weinig
doet om armoede en schulden daadwerkelijk te voorkomen en zijn van mening dat het
daarvoor nodig is grote inkomensteruggang bij huishoudens te voorkomen. Deze leden
vragen het kabinet om een reactie. De leden van de SGP-fractie achten het verstandig
dat het kabinet het steun- en herstelpakket geld voor intensivering van de armoede-
en schuldenaanpak heeft uitgetrokken, maar constateren ook dat het land nu in een
gedeeltelijke lockdown zit en vraagt om mijn reactie op de huidige stand van zaken.
Er is een diverse groep huishoudens die door de contactbeperkende maatregelen te maken
heeft met een onvoorzienbare, onvermijdelijke en plotselinge terugval in het (huishoudens)inkomen.
Zij kunnen daardoor in problemen komen met de betaling van noodzakelijke kosten, waaronder
woonlasten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om zelfstandigen die hun opdrachten momenteel
zien teruglopen, flexwerkers die minder worden opgeroepen of inkomsten mislopen omdat
ze in quarantaine moeten, of huishoudens waar een deel van het huishoudinkomen gedeeltelijk
is weggevallen. Het bestaande sociale stelsel en de steunpakketten bieden voor deze
problemen niet altijd soelaas. Het Rijk en gemeenten voelen zich maatschappelijk verantwoordelijk
voor deze groepen werkenden met financiële zorgen die nu tussen de wal en het schip
(dreigen te) vallen.
Ook de sociale partners en uw Kamer vragen aandacht voor deze huishoudens en roepen
allen op tot het ondersteunen van kwetsbare groepen binnen onze samenleving. Met VNG
en Divosa wordt momenteel gekeken hoe deze groep door gemeenten kan worden bereikt.
Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd in de brief over de herijking van het steun-
en herstelpakket.
Mensen met geldzorgen bereiken
De leden van de VVD-fractie delen de zorgen van het kabinet over de risico’s bij zelfstandigen
en flexwerkers en hebben een aantal vragen gesteld over het bereiken en betrekken
van deze groepen bij de intensivering van de armoede- en schuldenaanpak.
Ik deel de opvatting van de leden van de VVD dat het belangrijk is om de doelgroep,
de mensen om wie het gaat te betrekken. Dat gebeurt op verschillende manieren. Zo
komen er in onze campagne «Kom jij eruit?» schuldenambassadeurs aan het woord uit
de verschillende doelgroepen, zoals (voormalig) ondernemers en jongeren. Bij de ontwikkeling
van de campagne is ook gekeken hoe mensen uit verschillende doelgroepen het beste
benaderd en aangesproken kunnen worden en welk handelingsperspectief hen geboden kan
worden. De afspraken en acties moeten voorzien in een bepaalde behoefte van de doelgroep
zelf of van de uitvoeringspraktijk. Daarnaast heb ik recent subsidie verleend aan
de Stichting Sterk uit Armoede om een tijdelijke impuls te geven aan de inzet van
ervaringsdeskundigheid in de beleidsontwikkeling, implementatie en uitvoering op het
terrein van armoede en schulden. Ervaringsdeskundigen zullen ingezet worden bij de
uitwerking en implementatie van diverse trajecten die voortkomen uit de rondetafels.
Bij de uitwerking van de verschillende maatregelen, waaronder een plan voor ondernemers
van de VNG, zal de doelgroep zelf ook betrokken worden.
De gesprekken aan de rondetafels hebben geleid tot veel concrete afspraken en acties.
Om slagvaardig sturing te geven aan het geheel en om de voortgang van de maatregelen
te bewaken is een compacte stuurgroep ingesteld, waar onder meer de VNG, de NVVK en
Sam& deel van uitmaken. Binnen de stuurgroep, waaraan de VNG, Divosa, de NVVK, SAM&,
de Alliantie van Vrijwilligers, Sociaal Werk Nederland en Hogeschool van Amsterdam
deelnemen, is afgesproken om andere partijen te betrekken en uit te nodigen wanneer
dat nodig is.
Preventie en jongeren
De leden van de VVD-fractie menen dat via scholen kan worden ingezet op preventie
van armoede en vragen of het kabinet deze mening deelt. De leden van de CDA-fractie
vragen met name aandacht voor de kwetsbare positie waarin studerende jongeren (mbo/hbo/universiteit)
zich bevinden.
De wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening die per 1 januari 2021 in
werking zal treden is hierin belangrijk: de gemeente biedt op basis van signalen van
betalingsachterstanden op vaste lasten zoals de woonlasten en de zorgverzekering vroegtijdig
schuldhulpverlening aan.
Steeds meer gemeenten zetten daarnaast in op schuldhulpverlening specifiek gericht
op jongeren. Denk aan de Jongeren Perspectief Fondsen die als bewezen effectieve methode
door SchuldenlabNL landelijk wordt uitgerold onder gemeenten. Veel gemeenten bieden
ook lichtere hulp aan, zoals budgetcoaching en cursussen om jongeren te helpen voordat
grote problemen ontstaan.
Ik zet daarnaast in op voorlichting en het vergroten van de financiële vaardigheden
van jongeren. Ik doe dat onder andere samen met de Minister van OCW. Zo wordt bijna
twintig procent van de voorlichtingsactiviteiten van het Nibud gefinancierd door het
Ministerie van SZW en BKR. Het Nibud heeft speciaal voor jongeren bijvoorbeeld de
GeldChecker ontwikkeld. De landelijk vastgelegde onderwijsinhoud voor het basisonderwijs
en de onderbouw van het voortgezet onderwijs wordt momenteel geactualiseerd.
De afgelopen jaren hebben docenten, schoolleiders en experts een voorstel uitgewerkt
voor bouwstenen voor een nieuw curriculum. Hierin komen financiële vaardigheden in
drie leergebieden voor: Mens en Maatschappij, Digitale geletterdheid en Rekenen en
Wiskunde. Een wetenschappelijke curriculumcommissie brengt voor het einde van het
jaar een advies uit aan de Minister van OCW over de herziening van het curriculum.
Genoemde bouwstenen ten aanzien van financiële vaardigheden op de drie leergebieden
zijn daarbij het uitgangspunt. Vanaf 2022 proberen pilotscholen in twee schooljaren
het nieuwe curriculum uit. Op basis van de evaluatie hiervan wordt het nieuwe curriculum
vervolgens landelijk geïmplementeerd.
Wijzer in Geldzaken stelt daarnaast op www.geldlessen.nl een breed aanbod aan lesmateriaal beschikbaar voor geldlessen voor het basisonderwijs,
het voortgezet onderwijs en het mbo. Wijzer in geldzaken werkte deze zomer samen met
docenten MBO Burgerschap en aanbieders van geldlessen voor het mbo om het onderwijs
hierbij beter te faciliteren.
Kom jij eruit?
Tot slot noem ik graag de campagne «Kom jij eruit?». De focus van de campagne ligt
dit najaar expliciet op het bereiken van nieuwe groepen zoals jongeren en zzp’ers.
De leden van de SGP-fractie schrijven dat het taboe op het bespreken van geldzorgen,
armoede of schulden ertoe leidt dat financiële problemen pas laat onderkend worden.
Deze leden vragen welke rol een eventueel vervolg op de campagne «Kom jij eruit?»
kan vervullen in het doorbreken van het taboe en het stimuleren van preventief omzien
naar elkaar.
Ik onderschrijf de constatering van de leden van de SGP-fractie dat er een taboe heerst
op het bespreken van financiële problemen en mensen er te lang mee blijven rondlopen.
Dat taboe wil ik doorbreken, onder meer door een koepelcampagne op het terrein van
armoede en schulden, die in februari volgend jaar van start moet gaan. In de campagne
worden mensen met geldzorgen opgeroepen snel om hulp te vragen. De campagne biedt
laagdrempelige toegang tot verschillende soorten ondersteuning, zodat mensen weten
hoe ze schulden kunnen voorkomen (preventie), er niet te lang mee rondlopen (taboe
doorbreken) en om hulp vragen (handelingsperspectief).
3. Passende ondersteuning
Waarborgfonds
De leden van de VVD-fractie vragen of het waarborgfonds ingezet kan worden om schuldhulpverlening
te voorkomen.
Het is de bedoeling om met de vormgeving van een waarborgfonds sneller en efficiënter
een oplossing te vinden voor de problematische schulden van mensen. Saneringskredieten
zijn een bewezen effectief instrument in de praktijk van de schuldhulpverlening, zowel
voor schuldenaar, schuldhulpverlening en schuldeiser. Toch wordt door partijen nog
onvoldoende gebruik van saneringskredieten gemaakt. Ervaren financiële risico’s van
het niet (gedeeltelijk) terugbetalen van saneringskredieten of onbekendheid met het
instrument zijn redenen om daarvan geen gebruik te maken. Een waarborgfonds dekt de
financiële risico’s van het niet (meer) kunnen aflossen van saneringskredieten af.
Met deze invulling van een waarborgfonds wordt een beroep op schuldhulpverlening niet
voorkomen, maar wordt de hulpverlening effectiever gemaakt.
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze de saneringskredieten, die een waarborgfonds
beoogt te stimuleren, worden ingezet.
Saneringskredieten worden nu aangeboden door gemeentelijke kredietbanken. Het voornemen
van de NVVK, die de kredietbanken vertegenwoordigt, is de dienstverlening naar heel
Nederland op te schalen. Bij de uitwerking van een waarborgfonds wordt verkend op
welke wijze het fonds breed ingezet kan worden, dus niet alleen beperkt tot de gemeentelijke
schuldhulpverlening. Hierover vinden gesprekken plaats, waaraan ook Schuldhulpmaatje
en SchuldenlabNL deelnemen.
In antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over lessen uit pilots met
saneringskredieten, kan ik toelichten dat saneringskredieten rust geven aan cliënten
met schulden, omdat zij nog maar met één schuldeiser te maken hebben, namelijk de
kredietbank. Verder kunnen saneringskredieten perspectief bieden aan doelgroepen,
zoals jongeren, voor wie een schuldregeling niet altijd haalbaar is. Een saneringskrediet
creëert wel een financieel risico voor de kredietbank en de gemeentelijke eigenaar.
Weliswaar een klein risico, omdat de omvang van een saneringskrediet gemiddeld € 2.500
is en 97% van de cliënten succesvol aflost5, maar blijkbaar groot genoeg om de landelijke aanbieding van saneringskredieten te
belemmeren. Een waarborgfonds zou dat op kunnen lossen.
De leden van de PvdA-fractie en ChristenUnie-fractie vragen naar de uitwerking van
het waarborgfonds.
Ik kan bevestigen dat ook het kabinet het waarborgfonds ziet als een middel om saneringskredieten
breed toegankelijk te maken, ook voor doelgroepen waarvoor een schuldregeling of saneringskrediet
nu niet altijd haalbaar is.
Ik ben hierover in gesprek met de NVVK, kredietbanken, vrijwilligersorganisaties en
SchuldenlabNL. Het draagvlak voor een waarborgfonds is groot. De NVVK pleit al geruime
tijd voor een dergelijk fonds. Een waarborgfonds om de financiële risico’s af te dekken
van cliënten die saneringskredieten niet kunnen aflossen, is derhalve kansrijk. Naar
verwachting kan een waarborgfonds de toegang in heel Nederland tot saneringskredieten
mogelijk maken voor mensen met problematische schulden. Momenteel wordt met urgentie
een projectplan voorbereid, dat naar verwachting leidt tot instelling van een waarborgfonds
in de eerste helft van 2021.
Schuldenknooppunt en Collectief Schuldregelen
In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie op welke wijze de cliënt de
gegevensuitwisseling via het Schuldenknooppunt kan inzien, heeft Stichting Schuldenknooppunt mij de volgende toelichting gegeven: de cliënt
kan aan de schuldhulpverlener vragen welke berichten over hem zijn uitgewisseld via
het Schuldenknooppunt. Op het Schuldenknooppunt zelf blijft geen informatie van de
schuldenaar achter. Nadat een versleuteld bericht met gegevens is afgeleverd bij de
ontvangende partij, wordt het bericht van het Schuldenknooppunt verwijderd. Het Schuldenknooppunt
fungeert als digitaal doorgeefluik van berichten tussen schuldhulpverleners en schuldeisers.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze er rekening wordt gehouden met de
positie van mkb’ers/kleine schuldeisers als sprake is van schuldsanering of collectief
schuldregelen.
Kleine schuldeisers zoals mkb’ers kunnen – evenals andere schuldeisers – daarbij nooit
zonder tussenkomst van een rechter gedwongen worden om mee te werken. Een kleine schuldeiser
kan immers ook tot een problematische debiteur worden, dus dat vergt een goede belangenafweging
die per geval verschilt. Collectief Schuldregelen is gebaseerd op convenanten tussen
schuldeisers en schuldhulpverleners. De convenanten bieden een helder afsprakenkader,
waardoor sneller een minnelijke oplossing gevonden kan worden voor de schulden. Omdat
een kleinere schuldeiser minder klanten heeft, is een landelijk convenant vaak niet
aantrekkelijk. Als een kleine schuldeiser geen convenant heeft ondertekend, is hij
ook niet gehouden aan afspraken. Bij collectief schuldregelen worden ook lokale afspraken
gemaakt. Dat is voor regionaal actieve ondernemers een alternatief. Daarnaast wordt
aan landelijke convenanten met gerechtsdeurwaarders en incassobureaus gewerkt, die
ook voor kleinere schuldeisers relevant kunnen zijn als zij de incasso uit handen
geven aan een van deze partijen.
Ik blijf in gesprek met het mkb om te zorgen dat we voldoende rekening blijven houden
met de positie van kleine schuldeisers en waar mogelijk meer te doen.
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel gevallen van succesvol Collectief Schuldregelen
Nederland ondertussen kent.
Op dit moment zijn 81 gemeenten, waaronder de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden
(zeven gemeenten) en de 67 gemeenten die aangesloten zijn bij de Kredietbank Nederland,
het Collectief Schuldregelen aan het opzetten of geven daar al uitvoering aan. Zo’n
30 gemeenten voeren Collectief Schuldregelen uit, de overige gemeenten zitten in de
opstartfase. De intensiveringsmiddelen worden onder andere ingezet om de verdere uitrol
van het Collectief Schuldregelen te versnellen en om meer gemeenten en schuldeisers
aan te laten sluiten.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeveel gevallen het niet kwam tot een collectieve
schuldregeling waar daar wel een poging toe gedaan is. Er is geen centrale registratie
van wat gemeenten op het gebied van Collectief Schuldregelen op casusniveau bereiken.
Schuldeisers waarmee een convenant is afgesloten gaan in ieder geval mee met het voorstel
voor een schuldregeling.
De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak het niet tot een collectieve schuldregeling
komt, omdat één of meer schuldeisers niet of laat reageren. Specifiek voor schuldeisers die deelnemen aan collectief schuldregelen zijn geen
cijfers beschikbaar. Uitgaande van het doel en de opzet van Collectief Schuldregelen
verwacht ik dat niet of laat reageren vrijwel niet voor zal komen. Er zijn wel recente
algemene cijfers over medewerking van schuldeisers, die laten het volgende beeld zien:
23% geeft niet tijdig de saldo-opgave door en reageert niet tijdig op het voorstel. Daarvan reageert 2% helemaal niet op het verzoek het saldo door
te geven en 4% reageert niet op het voorstel voor de schuldregeling.6
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe Collectief Schuldregelen en het Schuldenknooppunt
worden opgeschaald en hoe schuldeisers worden gestimuleerd mee te doen.
Voor beide vormen van dienstverlening heeft de NVVK, met subsidie van het Ministerie
van SZW en in samenwerking met SchuldenlabNL en de VNG, projectteams geformeerd die
in het hele land actief zijn. Bij Collectief Schuldregelen worden schuldeisers gevraagd
op gestandaardiseerde wijze lijsten van klanten af te handelen in plaats van een geïndividualiseerde
beoordeling per klant. Ze worden ook gevraagd vooraf akkoord te gaan met aangeboden
schuldregelingen. Het Schuldenknooppunt is zo ingericht dat het de werkwijze van Collectief
Schuldregelen volledig digitaal ondersteunt. Door de procesversnelling van Collectief
Schuldregelen te combineren met het digitale berichtenverkeer van het Schuldenknooppunt
wordt grote meerwaarde in het administratieve proces van schuldeisers gecreëerd. Veel
schuldeisers zijn daarom geïnteresseerd in die combinatie. Via communicatie vanuit
zowel Collectief Schuldregelen als het Schuldenknooppunt worden nog veel meer schuldeisers
op de voordelen geattendeerd en gestimuleerd om aan te sluiten.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de uitbreiding van de Nederlandse
Schuldhulproute (NSR).
Ik heb aan de Nederlandse Schuldhulproute een subsidie toegekend voor het project
«Opschalen en verbreden van de Nederlandse Schuldhulproute» voor een projectperiode
van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021. De subsidie maakt het mogelijk om
de NSR snel op te schalen en te verbreden, méér gemeenten op de NSR aan te sluiten
en de NSR- bewegwijzering vanuit burgerperspectief volledig te maken en te actualiseren.
Met de subsidie wordt de financiële drempel voor deelname aan de NSR voor gemeenten
grotendeels weggenomen doordat de gevraagde financiële bijdrage aan gemeenten blijvend
verlaagd kan worden door toenemende schaalgrootte.
Armoede – kinderen in armoede
De leden van de D66-fractie lezen dat een van de uitkomsten van de rondetafel «Samen
sterker voor kinderen in armoede» is dat de betrokken partijen nog meer werken vanuit
het belang van het kind. Kan de Staatssecretaris toelichten wat dit betekent en hoe
hij hier uitvoering aan gaat geven?
Deelnemende partijen aan de rondetafel gaven aan dat de aansluiting tussen hulpvraag
en ondersteuning beter kan, maar dat zij hierin soms belemmeringen ervaren door interne
werkwijzen en regelgeving. Partijen hebben gezamenlijk de wil uitgesproken om in de
toekomst elkaar beter te vinden en te werken vanuit het belang van het kind.
De komende periode wordt concreet invulling gegeven aan het traject dat voortvloeit
uit de rondetafel «Samen sterker voor kinderen in armoede». Met een uitbreiding van
de bestaande aanpak van kinderarmoede op scholen zullen meer scholen en daarnaast
ook gemeenten en de jeugdgezondheidszorg middels een handreiking en ondersteuningstraject
worden ondersteund in het signaleren van en ondersteunen bij armoede onder kinderen.
Met de aanpak wordt tevens ingezet op het verstevigen van het netwerk van scholen,
gemeenten, de jeugdgezondheid en andere maatschappelijke organisaties voor een beter
gefundeerde en integrale aanpak van armoede.
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze de Staatssecretaris in kaart gaat
brengen in hoeverre de ingezette activiteiten zullen bijdragen aan het helpen van
een grotere groep kinderen in armoede.
De uit de rondetafels voortgevloeide trajecten zullen in 2021 gemonitord en in 2022
geëvalueerd worden. Hierbij zal tevens aandacht worden besteed aan de effecten ervan
op de doelgroep.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de armoedecijfers zich zullen ontwikkelen tot
aan 2035.
In de bijlage bij mijn brief over de intensivering van de armoede- en schuldenaanpak
wordt toegelicht dat het CPB in «Kansrijk Armoedebeleid» de effectiviteit van verschillende
maatregelen om de armoede te reduceren zo veel mogelijk kwantificeert. Het technische
basispad vormt het referentiepunt waartegen de effectiviteit van maatregelen wordt
beoordeeld. Het basispad geeft geen voorspelling van de ontwikkeling van armoede.
Voor een dergelijke voorspelling, of voor een voorspelling tot 2035 zou een economische
voorspelling voor de lange termijn nodig zijn, met daarin bijvoorbeeld de ontwikkeling
van de werkgelegenheid, loonontwikkeling en het prijsniveau. Een dergelijke voorspelling
kan niet langer dan een á twee jaar van tevoren gegeven worden. Zo komt het CPB jaarlijks
in maart voor het eerst met economische ramingen voor het daaropvolgende jaar; het
Centraal Economisch Plan uit maart 2020 bevat voor het eerst cijfers over 2021. Het
is daarom niet mogelijk om een voorspelling te geven van de ontwikkeling van de armoedecijfers
tot 2035.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen gesteld over de hoogte van de middelen
om kinderen in armoede te helpen. Zij vragen waarom het kabinet er niet voor heeft
gekozen om de middelen (al dan niet eenmalig of tijdelijk) te verhogen.
De vraag is ook aan de orde geweest tijdens de begrotingsbehandeling van SZW. Dat
heeft geleid tot het gewijzigde amendement Renkema c.s. (Kamerstuk 35 570 XV, nr. 22) waarin wordt verzocht om de landelijke subsidie aan de vier armoedepartijen verenigd
onder SAM& eenmalig (in 2021) met € 2 miljoen te verhogen. Het kabinet heeft het amendement
oordeel Kamer gelaten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen om een update van de situatie bij de voedselbanken.
Op 16 november jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd7 over de stand van zaken bij de voedselbanken. Door een verwachte toename van het
beroep op de voedselbanken vanwege de coronacrisis en minder aanvoer van voedsel vanuit
de supermarkten, voorzien de voedselbanken problemen. Gezien de uitzonderlijke situatie
is het kabinet bereid om de minimale 2% van de voor Nederland beschikbare ESF+ middelen
die ten behoeve moeten komen van de meeste behoeftigendoelgroep aan te spreken voor
ondersteuning van de voedselbanken. Ook mag Voedselbanken Nederland (VBNL) een eerder
toegekende noodsubsidie van € 4 miljoen breder inzetten. Het kabinet gaat de komende
tijd samen met VBNL en andere relevante partijen de problematiek nader in kaart brengen
en haalbare oplossingsrichtingen verkennen. Ik zal uw Kamer begin 2021 informeren
over de uitkomsten van de verkenning.
Schuldenrust
De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer een wettelijk recht op een aflospauze
wordt ingevoerd.
In de brief over de voortgang van de Brede Schuldenaanpak is uw Kamer geïnformeerd
over aflospauzes.8 Een aflospauze is mogelijk, maar wordt in de praktijk weinig gevraagd en weinig gegeven.
Schuldhulpverleners reserveren geld van hun cliënten om schuldeisers te betalen. Als
er iets meer is gereserveerd, kan dat gebruikt worden voor een pauze. Schuldeisers
verlenen meestal uitstel als er een probleem is. Cliënten willen vaak bij de start
van de hulpverlening uitstel om de stress te verminderen. Er is geen bestaande wet-
en regelgeving die aflospauzes belemmert. Nieuwe regelgeving die een recht op een
aflospauze creëert, zou de flexibiliteit om voor de cliënt de best passende oplossing
te vinden, kunnen beperken. Het is wel goed de mogelijkheid van een aflospauze meer
onder de aandacht te brengen. Concrete voorbeelden van de toepassing van een aflospauze
zijn de noodstopprocedure van het CJIB en de pauzeknop uit de pilot van de gemeente
Amsterdam.
De leden van de PvdA-fractie hebben vragen gesteld over de pilot van de gemeente Amsterdam
met een schuldenpauze. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP hebben
vragen gesteld over het breder toepassen van de noodstopprocedure van het CJIB.
Het doel van de pilot van de gemeente Amsterdam is in de praktijk uit te vinden welke
werkwijze en afspraken met schuldeisers het beste werken om schuldenrust te bewerkstelligen.
Als dat lukt, is de pilot voor de gemeente geslaagd. De gemeente is voornemens de
pauzeknop vervolgens breed te gaan toepassen.
Het Ministerie van SZW heeft de NVVK een subsidie verstrekt om te verkennen welke
afspraken op landelijk niveau met private en overheidsschuldeisers kunnen worden gemaakt
om schuldenrust te bereiken. De NVVK is gestart met een analyse van de bestaande methodes
om te beoordelen of ze effectiever kunnen worden ingezet. De NVVK betrekt bij haar
verkenning de ervaringen uit de pilot van de gemeente Amsterdam en van het CJIB met
de noodstopprocedure. Op basis van de verkenning wordt begin 2021 besloten in welke
vorm schuldenrust optimaal kan worden gerealiseerd. Onderdeel van de subsidieverlening
aan de NVVK is de implementatie van een uniforme werkwijze die moet leiden tot schuldenrust,
bijvoorbeeld via een NVVK-convenant. De pilot in Amsterdam en het project van de NVVK
vullen elkaar aan en zijn noodzakelijke stappen voordat een uniforme werkwijze breed
toegepast kan worden. Het streven is dat vanaf het voorjaar van 2021 landelijke afspraken
over het bereiken van schuldenrust worden geïmplementeerd.
Intussen kunnen schuldenaren een beroep doen op de bestaande mogelijkheden voor uitstel
van betaling. Het is belangrijk dat schuldenaren en schuldhulpverleners weten welke
mogelijkheden er zijn. Daarom zet het Ministerie van SZW er met de gemeente Amsterdam
en NVVK op in om dit jaar een toegankelijk overzicht beschikbaar te maken van de bestaande
mogelijkheden bij de zes grootste overheidsschuldeisers: Belastingdienst, UWV, SVB,
CJIB, DUO en CAK.
In antwoord op de vraag van de leden van ChristenUnie-fractie over de antwoorden op
het schriftelijk overleg over vermogensnormen voor kwijtschelding van lokale heffingen kan ik meedelen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw
Kamer op 3 november jl. de antwoorden heeft doen toekomen.9
Wet schuldsanering natuurlijke personen
De leden van de D66-fractie vragen naar de uitvoering van de motie van het lid Jetten
c.s.10
De motie verzoekt de regering met een voorstel te komen om de toegang tot de Wet schuldsanering
natuurlijk personen te vereenvoudigen en te verkennen hoe de duur beperkt kan worden
tot bijvoorbeeld anderhalf jaar. In antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie
meld ik dat uw Kamer hier separaat over is geïnformeerd.11
In antwoord op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie naar de uitvoering
van de motie van het lid Bruins12 kan ik melden dat uw Kamer hierover separaat is geïnformeerd.13 In de geïntensiveerde aanpak zijn ook middelen gereserveerd voor de samenwerking
tussen gemeenten en diverse stakeholders zoals Bureau Wsnp (Raad voor Rechtsbijstand),
om de verschillende instrumenten die de Wsnp biedt beter onder de aandacht te brengen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoeveel mensen gebruik maken van de Wsnp. In reactie daarop kan ik melden dat het aantal is gedaald van 14.727 in 2011 naar
4.623 in 2019. Omdat de schuldenproblematiek niet evenredig is afgenomen, en er nog
steeds een maatschappelijke behoefte blijkt aan een saneringstraject via de rechter,
baart de afname zorgen. Uit de opeenvolgende monitoronderzoeken blijkt ook dat de
Wsnp goed functioneert, dus een middel is dat we moeten blijven inzetten in de strijd
tegen de schuldenproblematiek. Daarom is een aantal acties in gang gezet om de aansluiting
tussen het minnelijk schuldhulpverleningstraject en de wettelijk schuldsanering en
de toegang tot de wettelijke schuldsanering te verbeteren. Uw Kamer is hierover separaat
geïnformeerd.14
Rol van zorgverleners en scholen
De leden van de SGP-fractie vragen naar de rol van zorgverleners of scholen bij het
doorverwijzen naar de juiste hulp.
Geldzorgen en gezondheid/zorgverlening hangen met elkaar samen. Door geldzorgen eerder
te signaleren en patiënten te verwijzen kunnen huisartsen, maar ook andere zorgprofessionals,
bijdragen aan het terugdringen van situaties van aanhoudende stress vanwege financiële
problemen. De gezondheidsbeleving van de patiënt kan erdoor verbeteren en het vermindert
de druk op de zorg, omdat onnodige herhaal bezoeken en doorverwijzingen worden voorkomen.
Om die reden werken Rijk, gemeenten en partijen in de zorg samen aan verschillende
acties, zoals een vervolg op het interventiepakket «geldzorgen in de spreekkamer»
van de Hogeschool Utrecht en Zorggroep Almere, het verspreiden en stimuleren van goede
voorbeelden (zoals Krachtige Basiszorg15), een kennisaanbod «Eerste Hulp Bij Administratie» voor Wmo-hulpverleners.
Ook scholen spelen een rol bij het doorverwijzen naar de juiste hulp. Op dit moment
wordt er door Divosa, in samenwerking met partijen als het Jeugd Educatiefonds en
het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid gewerkt aan het projectplan voor het traject
dat voortkomt uit de rondetafel «Samen sterker voor kinderen in armoede». Het traject
richt zich op het komen tot een goede uitrusting voor professionals in de uitvoering,
beleid en bestuur in het onderwijs, jeugdzorg en het gemeentelijke sociaal domein
die te maken krijgen met kinderen die opgroeien in armoede. Middels een handreiking
en een ondersteuningstraject leren zij armoede bij kinderen tijdig en laagdrempelig
te signaleren en vervolgens te handelen, zodat meer kinderen vroegtijdig de juiste
ondersteuning krijgen.
Multiproblematiek
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de constatering van het Instituut
voor Publieke Waarden (IPW) dat multiproblematiek de samenleving jaarlijks € 10 miljard
kost.16
De schatting van IPW maakt duidelijk dat het om een enorm groot bedrag gaat. Inwoners
met een stapeling van problemen blijven daarmee vaak lang rondlopen. Professionals
zitten soms ook met de handen in het haar, als de complexiteit een oplossing in de
weg staat. De kosten lopen op en onnodig menselijk leed is het gevolg. Dat moet anders
en dat kan ook anders als we erin slagen om inwoners eerder en beter op weg te helpen.
Dat is van groot belang om onnodige escalatie te voorkomen. Daarom werkt het kabinet
zowel aan verbeteringen binnen het systeem als aan aanpassingen van het huidige systeem.
Ik noem het opschalen van de IPW-doorbraakmethode naar 10.000 professionals in 45
gemeenten, waarmee recentelijk is gestart. De methode richt zich op het beter mogelijk
maken van maatwerk voor iedere sociaal professional; onder andere door het gebruik
van een app en online leeromgeving, die helpen bij de onderbouwing van keuzes en het
opstellen van een maatschappelijke rekensom.
Ik noem het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek, onderdeel van het Programma
Maatwerk Multiprobleemhuishoudens, dat het kabinet momenteel inricht. Het loket is
er voor gestagneerde complexe en urgente sociale problematiek van inwoners. Het loket
staat open voor professionals die alles in het werk hebben gesteld wat je naar redelijkheid
mag verwachten, maar niet verder komen. Met daaraan gekoppeld, als ultimum remedium,
een Landelijk Escalatie Team. Naast het helpen oplossen is het loket ook bedoeld om
de feedbackloop van uitvoering naar beleid stevig en zo breed mogelijk in te bedden
en het systeemleren, over domeinen heen, te bevorderen. En zonder volledig te kunnen
zijn, noem ik nog graag de overbruggingsprocedure, waar het kabinet aan werkt. Met
behulp van die procedure wordt het mogelijk gemaakt om toch vast de noodzakelijke
ondersteuning of zorg te bieden, ook al is nog onzeker wie de kosten moet dragen.
Eerst helpen en dan uitzoeken wie betaalt. Met onder andere die interventies wil het
Rijk gemeenten faciliteren bij de uitvoering.
De leden van de SGP-fractie vragen de mogelijkheden om de vicieuze cirkel van «geen
woonadres, geen uitkering, geen werk» te doorbreken.
Er doen zich af en toe situaties voor waarbij inwoners zich bevinden op een rotonde
zonder afslag. Die situaties dienen doorbroken te kunnen worden.
Er is dikwijls wel meer mogelijk dan in eerste instantie wordt gedacht. Zo is er een
mogelijkheid, onder voorwaarden, om het ontbreken van een woonadres op te vangen door
inschrijving op een zogenaamd «briefadres». Dat is een adres waar de overheid iemand
zonder woonadres kan bereiken en op basis waarvan bijvoorbeeld een zorgverzekering
en een uitkering kan worden geregeld.
Desondanks komt het vaker voor dat inwoners vastlopen in een vergelijkbare vicieuze
cirkel. Ondanks de ruimte die wet- en regelgeving nu biedt en de vele hardheidsclausules,
onderzoek ik momenteel de mogelijkheden om in dat soort situaties expliciete (extra)
juridische ruimte te regelen om impasses te doorbreken. Binnen afzienbare termijn
zal daarnaast verkend worden of de overbruggingsprocedure ook ingezet kan worden op
andere terreinen dan zorg, zoals wonen, zodat inwoners de ondersteuning (bijvoorbeeld
woonruimte) krijgen, ook al is nog niet aan alle andere voorwaarden voldaan.
Thuissituatie studenten
De leden van de CDA-fractie vragen of voldoende rekening gehouden wordt met de thuissituatie
van studenten. Tevens vragen zij of wordt overwogen om studerende jongeren tegemoet
te komen in het betalen van hun collegegeld.
Sinds het begin van de coronacrisis hebben onderwijsinstellingen zich enorm ingespannen
om het onderwijs door te laten gaan. Dat gebeurde aan het begin natuurlijk vooral
online, maar na versoepelingen per 15 juni en met de ingang van het nieuwe studiejaar
ook weer gedeeltelijk fysiek. De onderwijsinstellingen bepalen zelf welke onderdelen
fysiek plaatsvinden en welke delen online. Daarbij houden de onderwijsinstellingen
zelf ook rekening met kwetsbare studenten. Bovendien leren ook zij iedere dag nog
hoe het onderwijs nog beter vorm gegeven kan worden in de huidige situatie.
Onderwijsinstellingen maken niet minder kosten nu een deel van het onderwijs nog online
plaatsvindt. Zij zetten alle zeilen bij om het onderwijs zo goed mogelijk door te
laten gaan – fysiek of digitaal. Daarom en omdat het onderwijs doorgaat, is korting
op het collegegeld niet aan de orde. Dat de kwaliteit van het onderwijs op peil blijft,
vindt het kabinet ook cruciaal. De onderwijsinstellingen, de Onderwijsinspectie, de
NVAO en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nemen daarin elk de eigen
verantwoordelijkheid. Aanvullend spreekt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ook intensief en regelmatig met (vertegenwoordigers van) studenten en instellingen
om na te gaan wat nodig is om kwaliteit te blijven bieden en studievertraging zo veel
mogelijk te voorkomen.
4. Uitvoeringsorganisaties versterken
Gesprekshandleiding Nibud
De leden van de VVD-fractie en van de SGP-fractie stellen een aantal vragen over gesprekshandreiking
voor professionals zonder achtergrond in schuldhulp die het Nibud ontwikkelt.
Het streven is dat begin 2021 de handreiking wordt opgeleverd. De verspreiding van
de handreiking zal gebeuren via diverse kanalen en (branche)organisaties. Door uiteindelijke
gebruikers van de handreiking intensief te betrekken bij de totstandkoming, wordt
de bruikbaarheid van de handreiking zo groot mogelijk. Een begeleidingsgroep (met
de vertegenwoordigers van gebruikers) zal hier een belangrijke rol in spelen. In samenspraak
met hen wordt bepaald aan welke voorwaarden de handreiking moet voldoen. Het Nibud
zal voorzien in een gebruikerstest. Dat is ook de beste weg naar een zo goed mogelijk
gebruik door de professionals.
De doelgroep van de te ontwikkelen handreiking zijn in ieder geval de professionals
voor wie financiële hulpverlening niet direct tot hun takenpakket behoort. Daarbij
zal de handreiking zich eerst richten op het domein werk en inkomen. Belangrijkste
doelgroepen voor de handreiking zijn dan onder andere werkgevers (leidinggevenden),
uitzendbedrijven (intercedenten) en adviseurs bij de Kamer van Koophandel. Gedurende
het ontwikkelen van de handreiking zal gekeken worden of ook andere domeinen zoals
zorg en onderwijs baat kunnen hebben bij de handreiking.
5. Rapporten
Kansrijk Armoedebeleid
In reactie op het rapport «Kansrijk Armoedebeleid» vragen de leden van de D66-fractie
of de Staatssecretaris bereid is om waar nodig extra onderzoek uit te voeren.
Het rapport geeft een overzicht van diverse maatregelen die mogelijk zijn ter versterking
van de positie van het kind en het tegengaan van uitsluiting als gevolg van armoede.
De effecten van de verschillende interventies zijn op langere termijn zichtbaar en
worden gemonitord. Het Ministerie van OCW heeft twee meerjarige onderzoeken die gericht
zijn op de extra inzet op de voorschoolse educatie (maatregel K7) bij gemeenten en
kinderopvanginstanties. Hierover heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media de Kamer op 19 mei jl. geïnformeerd.17 De effecten van de maatregelen op de kwaliteit van de voorschoolse educatie worden
ook onderzocht en hierin wordt specifiek gekeken naar de inzet op taal-, lees- en
rekenvaardigheid onder peuters. Daarnaast worden die vaardigheden doorlopend gemonitord
onder andere in internationale onderzoeken (PISA van de OESO), maar ook via inspectieonderzoek.
Bij VWS loopt er een onderzoek naar het begrippenkader rond het thema mentale gezondheid
dat aansluit op interventies gericht op de geestelijke gezondheid en gedrag van kinderen
(K10).
Tevens vragen de leden van de D66-fractie of de Staatssecretaris kan aangeven of en
op welke wijze hij deze aanbevelingen (K7-K10) overneemt?
De maatregelen uit het rapport om de armoede onder de kinderen tegen te gaan zijn
in lijn met de beleidsdoelstellingen van het kabinet en specifiek de Ministeries van
OCW, SZW en VWS. De doelstellingen zijn verwerkt in diverse programma’s waarin samengewerkt
wordt met gemeenten, scholen, jeugdgezondheidszorg, kennisinstituten en andere betrokken
organisaties en daar werkzame professionals.
Daarnaast werken genoemde ministeries gezamenlijk aan het interdepartementale programma
Tel mee met Taal dat gericht is op het tegengaan van laaggeletterdheid bij ouders
en kinderen en is aanvullend op de inspanningen van het Ministerie van OCW op de versterking
van de leesvaardigheid van kinderen.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie ziet het kabinet het rapport «Kansrijk armoedebeleid»
als waardevolle input voor de verkiezingsprogramma’s en de kabinetsformatie. Een volgend
kabinet zal bezien welk (aanvullend) beleid voor kinderen nodig is en welke maatregelen
passend zijn, gezien de door het rapport geschetste opbrengsten van investeringen
in voorschoolse educatie, het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdgezondheidszorg
en ook geboortezorg.
Rapport «Tussentijdse evaluatie bestuurlijke afspraken kinderarmoede. Juni 2020»
De leden van de D66-fractie vragen naar de inzet van de extra middelen, dat door een
groeiend aantal gemeenten wordt ingezet voor kinderarmoedebeleid.
In de bijlage met de uitkomsten van de extra tussenevaluatie Bestuurlijke Afspraken
Kinderarmoede is opgenomen dat in 2019 87% van de gemeenten de extra middelen in ieder
geval deels heeft ingezet voor kinderarmoedebeleid. Het is niet bekend welk deel van
die gemeenten de middelen in het geheel heeft besteed aan kinderarmoedebeleid. Van
alle gemeenten heeft 13% de middelen niet ingezet voor kinderarmoedebeleid.
Gemeenten hebben in 2019 goede stappen gezet in de realisatie van de bestuurlijke
afspraken, gericht op het bevorderen van de maatschappelijke participatie van kinderen
uit gezinnen die het financieel minder breed hebben. Het is een positieve ontwikkeling
dat steeds meer gemeenten de middelen inzetten voor kinderarmoedebeleid, maar verbetering
blijft mogelijk. Het bereiken van kinderen in armoede is belangrijk en het kabinet
zet hier dan ook met verschillende acties op in, onder meer via het ondersteuningstraject
van Divosa en door de inzet van de partijen verenigd in SAM&.
Ook de leden van de ChristenUnie-fractie hebben een aantal vragen gesteld over de
tweede tussenevaluatie Bestuurlijke Afspraken Kinderarmoede.
Gemeenten hebben in 2019 goede stappen gezet in de realisatie van de bestuurlijke
afspraken, gericht op het bevorderen van de maatschappelijke participatie van kinderen
uit gezinnen die het financieel minder breed hebben. Het is een positieve ontwikkeling
dat steeds meer gemeenten de middelen inzetten voor kinderarmoedebeleid, maar verbetering
blijft mogelijk.
Het bereiken van kinderen in armoede is belangrijk en het kabinet zet hier dan ook
met verschillende acties op in. Uit het rapport blijkt dat voor verschillende gemeenten
zowel het identificeren als het vinden van kinderen en gezinnen in armoede een verbeterpunt
is.
Zoals in de reactie aangegeven ga ik met de VNG en Divosa in gesprek over de wijze
waarop gemeenten nog verder ondersteund kunnen worden in het vergroten van het bereik.
Ook ga ik met VNG en Divosa in gesprek over de uitvoering van de motie van het lid
Van Beukering-Huijbregts c.s. over een handreiking voor gemeenten met betrekking tot
de beschikbare instrumenten voor het bestrijden van kinderarmoede.18
Tevens werk ik met het CBS in afstemming met gemeenten aan de totstandkoming van een
dashboard kinderarmoede. Het dashboard moet gemeenten helpen meer zicht te krijgen
op de doelgroep; men die zij nog niet kennen vanuit de bijstand.
In het begin van 2021 zal een evaluatie volgen van de ondersteuning aan kinderen in
armoede door gemeenten en de vier armoedepartijen verenigd binnen SAM&. Onderdeel
van de opdracht is een evaluatie van de rol van de subsidie aan de vier armoedepartijen
in relatie tot het gemeentelijke en rijksbeleid en hun meerwaarde hierin.
Beleidsstandpunt onderzoek «Schuldenproblematiek in beeld 2015–2018» & Beleidsstandpunt
rapport Inspectie SZW «op weg naar financiële redzaamheid»
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris er voor gaat zorgen dat
mensen die nu toegang tot de schuldhulpverlening krijgen in beeld blijven om terugval
te voorkomen.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening,
waaronder ook nazorg valt. Gemeenten hebben de vrijheid om nazorg vorm te geven, passend
bij de lokale behoeften.
Genoemde leden vragen hoe de Staatssecretaris verklaart dat het percentage huishoudens
met problematische schulden waarvan bekend is dat zij deelnemen aan schuldhulpverlening
relatief laag is.
Een verklaring is dat huishoudens gemiddeld drie à vier jaar wachten voordat zij zich
melden bij de schuldhulpverlening. Daardoor kan het zijn dat inwoners wel al problematische
schulden hebben, maar nog niet de stap naar hulp hebben gezet. De maatregelen van
het kabinet zijn er daarom op gericht om burgers te stimuleren niet te lang met hun
problemen rond te blijven lopen, maar tijdig hulp te zoeken.
Een andere verklaring ligt in het gegeven dat feiten en cijfers over schuldhulpverlening
zowel voor gemeenten als landelijk onvoldoende beschikbaar zijn, en de beschikbare
gegevens vaak niet actueel en vergelijkbaar zijn.
Een knelpunt daarbij is het ontbreken van eenduidige indicatoren. De recente wijziging
van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ten behoeve van de uitwisseling van persoonsgegevens
regelt onder meer dat bij de toelating tot of weigering van schuldhulpverlening een
beschikking wordt afgegeven. Hiermee is als neveneffect een eenduidige indicator ontstaan.
Ik wil toe naar een registratie, waarbij op ieder moment inzicht bestaat in het aantal
mensen dat schuldhulp krijgt en waarbij die indicator (anoniem) gekoppeld wordt aan
kenmerken voor statistische analyse, zoals inkomensinformatie en demografische kenmerken.
Bij vroegsignalering van schulden krijgen mensen met problematische schulden een hulpaanbod
op basis van signalen van verhuurders, zorgverzekeraars en energie- en drinkwaterbedrijven.
Dat gaat vooraf aan de toegang tot schuldhulpverlening. Monitoring van vroegsignalering
heeft daarom andere indicatoren nodig, zoals het aantal meldingen en het aandeel mensen
dat het hulpaanbod accepteert. Onder leiding van een aantal gemeenten is een monitoringsysteem
voor vroegsignalering ontwikkeld, dat inmiddels door 65 gemeenten wordt gebruikt.
Ik wil naar een structurele monitoring van vroegsignalering, ook om goede data te
hebben voor de evaluatie van de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
(die met ingang van 1 januari 2021 in werking treedt).
De verbeterde registratie van schuldhulpverlening gaat de komende tijd zijn beslag
krijgen. Naast het CBS hebben Divosa, de NVVK en BKR een belangrijke rol. Zij monitoren
schuldhulpverlening al en hebben de ambitie de monitoring te verbeteren. De noodzaak
is versterkt door de coronacrisis die naar verwachting gaat leiden tot een toename
van het aantal mensen met problematische schulden.
Kwaliteit van de dienstverlening
De leden van de VVD-fractie vragen of er signalen worden ontvangen waaruit blijkt
dat niet in alle gemeenten de uitvoerders van het Bbz19 en de schuldhulpverlening elkaar tijdig vinden.
Het kabinet ontvangt met enige regelmaat nog signalen dat de dienstverlening voor
ondernemers met schulden nog niet in alle gemeenten optimaal georganiseerd is. Schuldhulpverlening
aan ondernemers is daarom een van de centrale thema’s van het programma Schouders
Eronder in 2020.20 Ze trekken hierbij op met PPO Nederland.21 Op dit moment is SZW in overleg met de VNG over een plan om gemeenten te activeren
en ondersteunen om betere dienstverlening voor ondernemers in te richten. Communicatie
is een centraal onderdeel van het plan. De verwachting is dat de VNG 1 januari 2021
daarmee aan de slag kan gaan.
Leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet zich wil inzetten voor een «warme overdracht»
als vrouwen in de noodopvang en in een schuldhulptraject verhuizen naar een andere
gemeente.
Gemeenten hebben een centrale rol in het organiseren van integrale schuldhulpverlening.
Sinds 2012 is schuldhulpverlening een taak van de gemeente met de invoering van de
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De Wgs richt zich op inwoners van de
gemeente. Dat betekent dat gemeenten vanuit een zeer smalle interpretatie van de Wgs
mensen zouden kunnen weigeren als zij (nog) niet ingeschreven staan. In de praktijk
zien we dat diverse gemeenten met mensen die verhuizen, hier soepel mee omgaan. Op
1 januari 2021 treedt de wijziging Wgs inwerking, waarin expliciet is opgenomen dat
gemeenten op verzoek gegevens verstrekken over eerder gebruik van schuldhulpverlening
door de inwoner. In bijzondere omstandigheden kan een gemeente, zo nodig in overleg
met een andere gemeente, ook schuldhulpverlening aan een persoon geven als die geen
inwoner is. Voor de toepassing van de wet wordt de persoon gelijkgesteld met een inwoner.
Hiermee zet het kabinet zich in om de «warme overdracht» ook vanuit de regelgeving
te ondersteunen en mogelijke belemmeringen weg te nemen.
De leden van de VVD-fractie stellen vragen over de inzet van ervaringsdeskundigen
bij de intensivering van de armoede en schuldenaanpak.
De potentiële waarde van de inzet van ervaringsdeskundigen is bij verschillende rondetafels
aan de orde geweest. Het kabinet is van mening dat de inzet van ervaringsdeskundigen
bij kan dragen aan een versterking van het armoede- en schuldenbeleid. In mijn brief
over de intensivering van de armoede- en schuldenaanpak heb ik ook aangegeven dat
het kabinet de werelden van professionals en de doelgroep beter wil verbinden door
het stimuleren van de inzet van ervaringsdeskundigen.
Het Ministerie van SZW heeft recent, mede in het licht van de motie Krol c.s. (24 515, nr. 549) en de motie Renkema (35 570 XV, nr. 38), subsidie verstrekt aan de Stichting Sterk uit Armoede om een tijdelijke impuls
te geven aan de inzet van ervaringsdeskundigheid in de beleidsontwikkeling, implementatie
en uitvoering op het terrein van armoede en schulden. Ervaringsdeskundigen zullen
zoals eerder aangegeven ingezet worden bij de uitwerking en implementatie van diverse
trajecten die voortkomen uit de rondetafels.
De leden van de D66-fractie merken op dat het beroep op armoede- en schuldenvoorzieningen
zal toenemen als gevolg van de coronacrisis. Deze leden vragen in dit verband naar
de kwaliteit en toegankelijkheid van de voorzieningen.
Feiten en cijfers over schulden, schuldhulpverlening en armoede zijn noodzakelijk
om te kunnen sturen op effectiviteit en doelmatigheid van beleid. Het Rijk werkt aan
een adequate informatievoorziening op genoemde terreinen. Op basis van die informatie
kunnen gemeenten sturen op de kwaliteit en toegankelijkheid van de voorzieningen.
Afgelopen zomer heeft het CBS het rapport «Schuldenproblematiek in beeld: Huishoudens
met geregistreerde problematische schulden 2015–2018» gepubliceerd in opdracht van
het Ministerie van SZW. Het onderzoek brengt de omvang, achtergronden en de ontwikkeling
van de schuldenproblematiek in Nederland op representatieve wijze in beeld. Door middel
van een dashboard heeft het CBS de schuldenproblematiek op gemeentelijk niveau inzichtelijk
gemaakt.
Zoals ik hiervoor heb aangegeven, is de urgentie om de ontwikkelingen van de schuldenproblematiek
nauwgezet te volgen groot. Momenteel verkent het CBS daarom de mogelijkheid om een
indicatie van het aantal huishoudens met problematische schulden ten tijde van de
coronacrisis in beeld te brengen.
Zowel voor gemeenten als landelijk zijn op dit moment onvoldoende gegevens over schuldhulpverlening
beschikbaar en de beschikbare gegevens zijn vaak niet actueel en vergelijkbaar. Een
knelpunt daarbij is het ontbreken van eenduidige indicatoren. De recente wijziging
van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ten behoeve van de uitwisseling van persoonsgegevens
regelt onder meer dat bij de toelating tot of weigering van schuldhulpverlening een
beschikking wordt afgegeven. Hiermee is als neveneffect een eenduidige indicator ontstaan.
Ik wil toe naar een registratie, waarbij op ieder moment inzicht bestaat in het aantal
mensen dat schuldhulp krijgt en waarbij die indicator (anoniem) gekoppeld wordt aan
kenmerken voor statistische analyse, zoals inkomensinformatie en demografische kenmerken.
De verbeterde registratie van schuldhulpverlening gaat de komende tijd zijn beslag
krijgen. Naast het CBS hebben Divosa, de NVVK en BKR een belangrijke rol. Zij monitoren
schuldhulpverlening al en hebben de ambitie de monitoring te verbeteren.
Tot slot is het kabinet in overleg met het CBS over het vanaf 2021 vier keer per jaar
geven van een actueel beeld van de stand van zaken op verschillende indicatoren, waaronder
op het gebied van armoede en schulden. Daarnaast zullen de uit de rondetafels voortgevloeide
trajecten in 2021 gemonitord en in 2022 geëvalueerd worden. Hierbij zal tevens aandacht
worden besteed aan de effecten ervan op de doelgroep.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier