Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Informele Milieuraad van 20 en 21 mei 2019
21 501-08 Milieuraad
Nr. 773
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 mei 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister
van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 25 april 2019 over de geannoteerde
agenda Informele Milieuraad van 20 en 21 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 771).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 mei 2019 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief
van 15 mei 2019 zijn de vragen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
II Reactie van de bewindspersonen
Transitie naar klimaatneutraliteit
De leden van de CDA-fractie vragen naar het verwachte besluitvormingsproces om te
komen tot een EU-langetermijnstrategie en in hoeverre de vorming en samenstelling
van de nieuwe Europese Commissie hierop van invloed kan zijn.
Het besluit over de centrale doelstelling van de EU-langetermijnstrategie zal worden
genomen door de Europese Raad. In maart besloten regeringsleiders dat de EU zich zou
moeten richten op het bereiken van klimaatneutraliteit, maar verbonden hier nog geen
concreet tijdspad aan. Naar verwachting zal hierover later in het jaar een knoop worden
doorgehakt door de Europese Raad. Dit staat los van de vorming en samenstelling van
de Europese Commissie, die op 1 november a.s. zal aantreden.
Ook willen de leden van de CDA-fractie weten wanneer de definitieve INEK door de lidstaten
moet worden ingediend bij de Europese Commissie en of de huidige Europese doelen worden
gehanteerd voor de door Nederland in te dienen INEK.
De deadline voor het indienen van het definitieve INEK is in de governance-verordening
vastgesteld op 31 december 2019. Het klimaatakkoord, gericht op het bereiken van een
broeikasgasreductie van 49% in 2030 t.o.v. 1990 zoals afgesproken in het regeerakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34), zal leidend zijn voor het Nederlandse INEK. Het INEK zal daarmee verder gaan dan
de huidige Europese doelen.
Global Assessment over Biodiversiteit en Ecosyteemdiensten
De leden van de D66-fractie vragen of er wordt gestreefd naar een Natuurakkoord in
navolging van het Parijse Klimaatakkoord om onze biodiversiteit veilig te stellen?
Ja, het streven is om in het najaar van 2020 in China een «New deal for nature» overeen
te komen.
De leden van de D66 fractie vragen in welke hoedanigheid de Aichi biodiversiteit doelstellingen
worden meegenomen in de discussie en kunnen de Staatssecretaris en Minister uitleggen
waar de Europese Unie nu staan in het proces van het behalen van de Aichi doelstellingen?
De Aichi biodiversiteitsdoelstellingen voor 2020 vormen de basis voor de huidige mondiale
inzet. In Europees verband voeren we de Europese Biodiversiteitsstrategie uit. De
evaluatie daarvan start nu en is aan het eind van dit jaar gereed. De basis voor de
evaluatie wordt gevormd door de nationale rapportages in het kader van het Biodiversiteitsverdrag.
Dit voorjaar wordt de Kamer geïnformeerd middels de 6e nationale rapportage voor het Biodiversiteitsverdrag over waar Nederland staat met
het behalen van de Aichi biodiversiteitsdoelstellingen.
De leden van de D66 fractie vragen op welke manier de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen
van de Verenigde Naties worden meegenomen in deze vergadering?
De Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen vormen mede de context voor de toekomstige
inzet op het terrein van biodiversiteit. Bijna alle Aichi biodiversiteitsdoelstellingen
maken onderdeel uit van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen.
De leden van de D66 fractie vragen welke mechanismes er nu gebruikt worden om voortgang
op biodiversiteit te monitoren en hoe deze worden ingepast in de verschillende biodiversiteitsdoelstellingen?
Mondiaal vindt er vierjaarlijks rapportage plaats over de voortgang in het kader van
het VN Biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity, CBD). Uw Kamer
wordt binnenkort geïnformeerd over de zesde nationale rapportage (2019) voor dit verdrag.
De leden van de D66 fractie lezen in de brief (Kamerstuk 21 501-08, nr. 771) dat Nederland streeft naar een focus op betere implementatie van het biodiversiteitsverdrag,
onder andere doormiddel van het verbeteren van mechanismes om voortgang te monitoren.
Waarom is dit belangrijk en om welke mechanismes gaat het?
Het gaat om mechanismen voor de beoordeling en evaluatie van de voortgang van de implementatie
van de gemaakte afspraken in het kader van het VN Biodiversiteitsverdrag. Deze afspraken
kunnen bijvoorbeeld gaan over of voldoende gebieden beschermd zijn, en of voorgenomen
regelgeving over duurzaam gebruik van biodiversiteit daadwerkelijk tot stand is gekomen.
Het is van belang voor het vertrouwen in het nakomen van gemaakte afspraken dat partijen
bij het VN-verdrag door middel van monitoring en evaluatie mechanismen goed onderbouwd
laten zien welke bijdragen aan de doelstellingen van het verdrag gerealiseerd zijn.
Is de Minister van LNV het eens met de leden van D66 dat het belangrijk is niet alleen
te focussen op monitoring, maar dat er zo snel mogelijk actie ondernomen moet worden
om de duurzaamheidsdoelstellingen te behalen? Zo nee, waarom niet?
Ja, mede in navolging van de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) van 25 april jl. is de inzet van Nederland zich in te zetten voor ambitieuze en
bindende doelstellingen in China, zodat het voortdurende uitsterven van dier- en plantensoorten
een halt kan worden toegeroepen.
Is de Minister van LNV het eens met de leden van de D66 fractie dat subsidiëring vanuit
de Europese Unie de biodiversiteit niet mag schaden? Zo nee, waarom niet?
In het IPBES-rapport wordt geconcludeerd dat subsidies die een negatief effect hebben
op de biodiversiteit zouden moeten worden afgeschaft. Het kabinet onderschrijft de
wetenschappelijke juistheid van de conclusies. Afwegingen over subsidies worden echter
gemaakt in een breder kader, waarbij ook andere factoren een rol spelen.
De leden van de CDA-fractie vragen om een reactie op de bevindingen van het global
assessment rapport over Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten van het Intergouvernementeel
Platform over Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten.
Het IPBES-rapport is een zeer uitgebreide synthese over de staat van de biodiversiteit,
de beïnvloedende factoren en de gevolgen daarvan. Het is tot stand gekomen via een
uitgebreid intergouvernementeel reviewproces door nationale overheden en maatschappelijke
organisaties. Het rapport is opgesteld door een interdisciplinair team van wetenschappers
en maakt ook gebruik van lokale kennis en kennis van inheemse volken.
Nederland is samen met 131 andere landen lid van het IPBES en heeft deelgenomen aan
de reviews. Nederland accepteert het rapport als zijnde de best beschikbare informatie
over de wereldwijde biodiversiteit. Nederland heeft het werk van IPBES de afgelopen
jaren stevig ondersteund, zowel financieel als in-kind. Het rapport trekt wetenschappelijke
conclusies en schrijft geen beleid voor.
De conclusies van het IPBES-rapport geven reden tot zorg over de wereldwijde achteruitgang
van diersoorten en biodiversiteit. Vanwege de mogelijk grote gevolgen voor onze natuur,
voedselproductie en consumptie is dit een probleem dat velen dagelijks bezighoudt.
Ik stuur u voor het zomerreces een uitgebreide reactie op de bevindingen van het IPBES-rapport,
waar uw Kamer ook om heeft verzocht in de regeling van werkzaamheden van dinsdag 14 mei
2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 81, item 19).
De leden van de CDA fractie vragen naar het volledige rapport inclusief alle onderliggende
data. Waarom zijn deze data nog niet beschikbaar en wanneer zal het volledige rapport
naar buiten gebracht worden?
De beleidssamenvatting is toegankelijk via www.ipbes.net. Het achterliggende rapport van 1800 pagina’s wordt op dit moment voor publicatie
beschikbaar gemaakt door het secretariaat van IPBES. Dat kost tijd, het IPBES secretariaat
geeft aan dat het volledige rapport naar verwachting de komende weken hoofdstuk voor
hoofdstuk beschikbaar zal komen.
Ten aanzien van het in voorbereiding zijnde VN Biodiversiteitsverdrag vragen de leden
van de CDA-fractie in hoeverre dit verdrag een oplossing gaat bieden voor de bevindingen
van het global assessment rapport.
Het VN Biodiversiteitsverdrag is in 1992 afgesloten. Op de bijeenkomst in China in
november 2020 moet een nieuw strategisch raamwerk afgesproken worden. Nederland streeft
met name naar afspraken gericht op concrete actie en het vergroten van de implementatie
van het verdrag. Bindende doelen zijn naar verwachting mondiaal niet haalbaar. Ook
bindende afspraken over een verandering in het economische systeem, of duurzame consumptie
en productie zijn in het kader van dit verdrag moeilijk te maken.
De leden van de CDA fractie en van de PvdD fractie vragen welke verwachtingen er zijn
van biodiversiteitsverdrag in voorbereiding en zou er in uw ogen in ieder geval onderdeel
van moeten uitmaken?
Het nieuw af te spreken raamwerk moet een belangrijke bijdrage leveren om de biodiversiteit
veilig te stellen in 2050. Tot nu toe hebben de partijen van het verdrag zich uitgesproken
voor een set ambitieuze doelen op het gebied van bescherming en duurzaam gebruik van
biodiversiteit en het behoud van genetische bronnen en een eerlijke verdeling van
de baten daarvan.
Nederland is van mening dat er actiegerichte afspraken gemaakt moeten worden. Dat
betekent een goed zichtbaar systeem waar maatschappelijke organisaties hun actie kunnen
aanmelden, een mechanisme om op vrijwillige basis commitments aan te gaan, en een
mechanisme voor monitoring en evaluatie.
De leden van de CDA-fractie en de PvdD-fractie vernemen graag welke rol de regering
ziet voor Nederland om een bijdrage te kunnen leveren aan biodiversiteitsverlies,
bijvoorbeeld op het gebied van natuureducatie. Op welke vlakken bijvoorbeeld in marine
ecologie of natuur inclusieve steden kan Nederland echt het verschil maken?
Het kabinet onderneemt in Nederland diverse acties om de biodiversiteit te verbeteren,
zoals:
– Het beschermen van de natuur; zoals de Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland.
– Het beschermen van onze mariene en waternatuur, nemen van maatregelen om deze gebieden
duurzaam in een goede situatie te krijgen.
– Het omvormen van de landbouw naar een kringlooplandbouw, zoals verwoord in de LNV-visie
(Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5).
– Onderzoek naar het verlies van biodiversiteit in het agrarisch gebied.
– Herstel van biodiversiteit in het agrarisch gebied door aanpassing van het GLB en
verduurzaming van de visserij door aanpassing van het Europees visserijbeleid.
– Steun aan het Deltaplan Biodiversiteitsherstel (Kamerstukken 26 407 en 33 576, nr. 114) van een brede maatschappelijke coalitie.
– Opstellen van een bossenstrategie.
– Integratie van de natuuropgave in andere beleidsterreinen (bedrijfsleven, financiële
sector, openbare ruimte, stadsontwikkeling).
Het kabinet erkent daarbij ook het belang van natuureducatie. Dat komt onder andere
tot uiting in een subsidie aan IVN Natuureducatie voor educatie en communicatie in
Nationale Parken.
Ten aanzien van natuur in de stad werkt het kabinet onder andere aan de uitvoering
van de bij de behandeling van de LNV-begroting 2019 aangenomen moties op dit punt
(Kamerstuk 35 000 XIV, nrs. 25 en 32).
De leden van de CDA fractie vragen hoe in het beleid voor ontwikkelingssamenwerking
ook aandacht is voor het voorkomen van biodiversiteitsverlies of het goed beheren
van natuur.
In het kader van het nieuwe strategisch raamwerk van het VN Biodiversiteitsverdrag
is de inzet van Nederland gericht op uitvoerbaarheid, voldoende aandacht daarbij voor
de ontwikkelingsdimensie acht het kabinet van groot belang.
In de Kamerbrief van 2 april jl. (Kamerstuk 26 407, nr. 126) is de samenhang tussen biodiversiteit, klimaat en voedselzekerheid in de buitenlandse
handel en ontwikkelingssamenwerking (BHOS) activiteiten uiteengezet. Door te zorgen
voor gezonde natuur kunnen we tegelijk klimaatverandering mitigeren en kunnen we ons
door grotere veerkracht beter aanpassen aan veranderingen. Deze samenhang komt al
sterk naar voren in de activiteiten voor voedselzekerheid en bossen. In het kader
voor het Dutch Fund voor Climate and Development zijn ook indicatoren voor duurzaam
landschapsbeheer opgenomen. Tijdens de VN Biodiversiteitstop vorig jaar zijn vrijwillige
richtlijnen voor ecosysteem gebaseerde klimaat adaptatie aangenomen, deze kunnen helpen
om de samenhang tussen klimaat en biodiversiteit in de BHOS-portfolio verder te versterken.
Nederland zet zich voorts in voor de verduurzaming van productieketens van agrarische
grondstoffen en richt zich daarbij onder andere op biodiversiteit en milieuvervuiling.
In dit beleid stimuleert Nederland de Nederlandse private sector om duurzaam geproduceerde
grondstoffen in te kopen. Nederland spant zich ook in om de marktvraag naar gecertificeerd
duurzame binnen de Europese Unie en daarbuiten te vergroten.
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-08, nr. 771) dat Nederland graag sneller concrete stappen zou maken. Kan de Minister van LNV
toelichten waarop zij doelt?
Het verleden heeft geleerd dat ambitieuze doelen keer op keer niet gehaald worden.
Nederland werkt daarom aan actiegerichte afspraken, die landen er toe aanzetten om
harder te werken op de voor hen meest relevante onderwerpen, en elkaar daar ook op
kunnen gaan controleren. De snellere, concrete stappen zullen dus met name genomen
worden op die terreinen die elk land zelf kiest, en kunnen bijvoorbeeld liggen op
vlakken waar ook maatschappelijke organisaties en private partijen actief zijn. Het
kabinet zet een actieve lobby in om een strategisch gekozen groep landen mee te nemen
in deze richting.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de impact van onze consumptie veel
verder gaat dan ons eigen deel van de wereld. Het verlies aan soorten is vooral een
gevolg van het verlies van habitat en vervuiling. Onze honger naar grondstoffen, van
soja, en palmolie tot hout, vis of mijnbouw, zorgt elders voor ontbossing, roofbouw
vervuiling en habitatverlies voor talloze soorten. Hoe zet het kabinet zich in om
op Europees niveau in te zetten voor strenge richtlijnen en criteria voor de import
van grondstoffen en producten die mogelijk bijdrage aan het verlies van biodiversiteit?
Nederland zet zich in voor de verduurzaming van de wijze waarop agrarische grondstoffen
worden geproduceerd en richt zich daarbij zowel op de biodiversiteit als de milieuproblematiek,
de verbetering van arbeidsomstandigheden en naleving van mensenrechten. In dit beleid
stimuleert Nederland de private sector om duurzaam geproduceerde grondstoffen in te
kopen. Een beleid uitsluitend gericht op de Nederlandse markt is echter onvoldoende
om de onderliggende problematiek van duurzame productie en het tegengaan van ontbossing
te adresseren. Nederland spant zich daarom ook in om productie te verduurzamen en
de marktvraag naar gecertificeerd duurzame en ontbossingsvrije producten binnen de
Europese Unie en daarbuiten te vergroten. Ook werkt Nederland in Europees verband
actief samen met zes andere Europese landen (Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Italië,
Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk) in het Amsterdam Declarations Partnership (ADP).
Dit samenwerkingsverband is gebaseerd op de Amsterdam Verklaringen over ontbossing
en duurzame palmolie ter ondersteuning van de private sector commitments op dit gebied.
Nederland is gedurende de eerste helft van 2019 voorzitter van het ADP.
Voorts versterkt de Nederlandse overheid haar inzet op bescherming en herstel van
waardevolle bosgebieden die belangrijk zijn voor biodiversiteit en opslag van broeikasgassen,
zoals veengebieden en tropisch regenwoud. Op dit moment wordt bijgedragen aan programma’s
zoals de GEF (Global Environment Facility) en het Green Climate Fund voor behoud van
bossen en biodiversiteit.
Door verlies van habitat en vervuiling zien we de soortenrijkdom afnemen, stellen
de leden van de GroenLinks-fractie. Desondanks treuzelen we jaar in jaar uit met het
verbieden van de ergste gifstoffen, resulteren subsidies en andere regelingen in steeds
verdere intensivering van de landbouw en verschraling van de natuur. De leden van
de GroenLinks fractie vragen of de Minister deze onderwerpen niet alleen op de komende
informele milieuraad zal bespreken, maar ook daar waar de sleutel tot de oplossing
ligt, zoals bij landbouw en buitenlandse handel?
De Nederlandse landbouwvisie past goed bij de bevindingen uit het IPBES Global Assessment
Rapport. Het betekent een omslag naar kringlooplandbouw en verdere verduurzaming.
In Europees verband is het GLB een belangrijk instrument om dit te realiseren. Nu
al biedt het GLB ruime mogelijkheden om kringlooplandbouw en verduurzaming te ondersteunen.
Het is de inzet van Nederland dat deze mogelijkheden in een herzien GLB sterk zullen
toenemen.
De leden van de PvdD-fractie zijn, net als de opstellers van het IPBES rapport, van
mening dat zonder structurele economische veranderingen de achteruitgang niet te stoppen
is. Erkent het kabinet dat onze manier van leven, met een eenzijdige focus op economische
groei, deze ramp heeft veroorzaakt?
Nederland onderschrijft dat de conclusies uit het IPBES-rapport de juiste wetenschappelijke
conclusies zijn. Zoals ik u eerder in deze brief heb gemeld ontvangt u, mede op verzoek
van uw Kamer, voor het zomerreces een uitgebreide reactie op de bevindingen van het
IPBES-rapport.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vraagt of het kabinet erkent dat we
de biodiversiteitscrisis niet op kunnen lossen door vast te houden aan business as
usual?
Ja, het kabinet erkent dat er voor het herstel van de biodiversiteit op vele fronten
tegelijk gewerkt moet worden. Nederland doet al veel om het behoud en duurzaam gebruik
van biodiversiteit te bevorderen, onder andere via de uitvoering van de LNV-visie,
en de transitie naar een circulaire economie.
De leden van de PvdD-fractie vragen op welke wijze het kabinet van plan is dit in
te brengen bij de onderhandelingen over een nieuw mondiaal biodiversiteitsakkoord
en in het Nederlandse biodiversiteitsbeleid?
De inzet is om een overeenkomst te krijgen die ambitieus is en gericht op uitvoering
met daarin concrete toezeggingen van Partijen over welke acties zij gaan ondernemen
om een bijdrage te leveren aan de biodiversiteitsdoelstellingen. Het vinden van draagvlak
voor besluitvorming over ambitieuze doelen en concrete uitvoering is cruciaal in het
onderhandelingsproces. In analogie met het Parijs akkoord voor klimaat ligt hier een
belangrijke rol voor nationale bijdrages aan het realiseren van de doelstellingen.
Nationale bijdrages kunnen zowel een publiek als privaat karakter hebben.
Nederland heeft met de LNV-visie (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5), betrokkenheid van maatschappelijke organisaties zoals met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel
(Kamerstukken 26 407 en 33 576, nr. 114) en de betrokkenheid van financiële instellingen goede voorbeelden om het natuurbeleid
daadwerkelijk te implementeren.
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe het kabinet van plan is de Kamer op de hoogte
te houden van de Nederlandse inzet en de vorderingen bij de onderhandelingen, en op
welke termijn?
Uw Kamer zal regelmatig op de hoogte worden gesteld van de Nederlandse inzet en de
vorderingen bij de onderhandelingen. Over de Nederlandse inzet wordt de Kamer geïnformeerd
voorafgaand aan belangrijke onderhandelingsmomenten richting China. De formele onderhandelingen
vinden plaats in EU-verband. Om die reden zullen de onderhandelingen de komende periode
regelmatig op de agenda staan van formele en informele bijeenkomsten van de Milieuraad,
waarbij de Minister van LNV nauw optrekt met de Staatssecretaris van I&W. In dat kader
zal de Kamer regelmatig bij de voorbereidingen en de inzet van Nederland betrokken
worden.
De leden van de PvdD fractie vragen of de Minister in aanloop naar de top in Beijing
al bezig is om andere landen het ambitieniveau omhoog te laten schroeven?
Zowel binnen de EU als daarbuiten is het de Nederlandse inzet om voorafgaand aan de
bijeenkomst in China al te komen tot een ambitieuze inzet voor de top en concrete
acties te formuleren.
De leden van de PvdD fractie vragen of het kabinet kan reflecteren op het feit dat
de 2020 doelen niet gehaald zijn en sterker nog, dat de biodiversiteit sinds de jaren
negentig met rasse schreden achteruit is gegaan?
Er zijn in het kader van het biodiversiteitsverdrag op wereldschaal ambitieuze doelen
afgesproken voor 2020. Het is de mondiale gemeenschap niet gelukt om die doelen te
halen. Daarom streeft het kabinet nu naar actiegerichte afspraken binnen het biodiversiteitsverdrag.
Uw Kamer wordt nog dit voorjaar geïnformeerd over het behalen van de biodiversiteitdoelen
in Nederland, middels de zesde nationale rapportage aan van het biodiversiteitsverdrag.
De leden van de PvdD fractie vragen of het kabinet kan toelichten of en zo ja, op
basis waarvan zij het vertrouwen heeft dat een nieuw raamwerk met voluntary commitments
in het kader van het Biodiversiteitsverdrag betere resultaten zullen opleveren dan
de afspraken uit 2001?
Het kabinet streeft naar een versterking van het VN Biodiversiteitsverdrag, waarover
in 2020 in China een nieuw raamwerk wordt afgesloten, de «New Deal for Nature». We
willen in dit kader komen tot ambitieuze afspraken en een sterk «review»-mechanisme.
Het IPBES-rapport biedt hiervoor een goede onderbouwing en geeft richting aan oplossingsrichtingen,
zoals het veel meer integreren van biodiversiteit in andere sectoren.
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet erkent dat zij met vrijwillige
afspraken de rekening van het verlies van de natuur doorschuift naar volgende generaties?
Het kabinet is van mening dat met vrijwillige, maar nationaal bindende afspraken een
belangrijke bijdrage kan worden geleverd aan het behoud van biodiversiteit. Het verleden
leert dat afspraken uit het biodiversiteitsverdrag niet goed geïmplementeerd worden.
Het kabinet is van mening dat het goed kan werken om, naast het stellen van ambitieuze
doelen ook bottom- up acties te stimuleren. Het zichtbaar maken van veel kleine acties,
het aangaan van nationale commitments op onderdelen en een beter monitorings- en evaluatiesysteem
heeft naar verwachting, en naar analogie met de klimaatafspraken uit Parijs, meer
effect dan alleen het stellen ambitieuze doelen. Het aangaan van bindende doelen lijkt
gezien het mondiale krachtenveld niet aan de orde.
De leden van de PvdD-fractie vragen wat het kabinet gaat doen om ervoor te zorgen
dat de doelen voor 2030 wel gehaald zullen worden?
Het kabinet zet in op een overeenkomst in het Biodiversiteitsverdrag die gericht is
op implementatie en concrete actie. Het is daarom aan de landen die lid zijn van het
Biodiversiteitsverdrag om aan te geven aan welke concrete bijdrage zij zich kunnen
committeren voor aan het realiseren van de doelstellingen van het verdrag. Deze bijdragen
moeten vrijwillig worden opgesteld maar krijgen vervolgens voor de afzonderlijke landen
op nationaal niveau een bindend karakter vergelijkbaar met het klimaatakkoord uit
Parijs. Er moet tevens een monitorings- en evaluatiemechanisme worden opgetuigd, zodat
kan worden nagegaan of landen hun afspraken nakomen. Op deze manier hoopt het kabinet
de implementatie van de mondiale afspraken te stimuleren.
Het kabinet verwacht daarnaast van alle in Nederland opererende bedrijven dat zij
de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles
on Business and Human Rights (UNGPs) naleven. Dit betekent dat zij potentiële en daadwerkelijke
negatieve gevolgen van hun eigen activiteiten diensten of producten, en die van hun
zakelijke relaties (zoals toeleveranciers) in kaart moeten brengen en moeten voorkomen
of mitigeren.
De leden van de PvdD-fractie zijn bezorgd dat het kabinet vooral een «aanjagende»
rol wil spelen en daarbij de verantwoordelijkheid voornamelijk bij de maatschappij
legt. De leden zijn van mening dat de voortschrijdende ramp alleen beteugeld kan worden
door een sturende rol van de overheid, waarbij duidelijke grenzen gesteld worden aan
de hoeveelheid vervuiling, ontbossing, gif en overbevissing die de natuur aankan.
Het IPBES rapport geeft duidelijk aan dat de industriële landbouw en veehouderij de
grote boosdoeners zijn. Zo vond de helft van de mondiale uitbreiding van de landbouw
en de veeteelt plaats in (tropisch) bos. Nederland is het meest vee-dichte land ter
wereld, heeft een torenhoog gifgebruik en is mega-importeur van palmolie en veevoer-soja.
Een radicale koerswijziging in het kabinetsbeleid is daarom noodzakelijk. Wat is hierop
uw reactie?
De in het IPBES Global Assessment bedoelde omslag kan niet gemaakt worden door de
overheid alleen. Het vraagt een verandering van onze consumptie en productiepatronen,
die gedragen zal moeten worden door de maatschappij als geheel. De overheid kan acties
ondernemen om zo’n transitie te faciliteren. De kabinetsinzet op de LNV visie is een
van de voorbeelden van hoe het kabinet zo’n transitie ondersteunt.
De leden van de PvdD-fractie vragen om welke nationale commitments het gaat en welke
snelle concrete stappen kan het kabinet nu al nemen?
We zijn samen met maatschappelijke partijen aan het inventariseren welke concrete
toezeggingen Nederland zou kunnen doen. Voor maatschappelijke organisaties zouden
dat bijvoorbeeld elementen uit het Deltaplan Biodiversiteitsherstel (Kamerstukken
26 407 en 33 576, nr. 114) kunnen zijn. Voor de rijksoverheid kan er bijvoorbeeld gedacht worden aan concrete
maatregelen, zoals het uitbreiden van het areaal bloemrijke akkerranden om insecten
te behouden en het behoud van gevarieerde landschapselementen, of acties die passen
binnen het kader van de LNV-visie.
Nederland onderneemt bovendien nu al veel acties die passen bij de constateringen
uit het IPBES Global Assessment. De LNV-visie van het kabinet (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5) streeft naar kringlooplandbouw en moet een grote bijdrage gaan leveren aan de verbetering
van de biodiversiteit in het landelijk gebied en de verkleining van onze voetafdruk
wereldwijd.
Watermanagement: verontreinigende stoffen, plastics en microplastics van rivier tot
zee
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze er nu een samenhangend beleid (monitoring,
preventie en innovatie) op EU-niveau en bilateraal-niveau binnen de EU plaats vindt,
in het tegengaan van zwerfafval en plastics in de wateren van de Europese Unie, zoals
rivieren, meren en zeeën? Op welke wijze wordt er kennis en kunde gedeeld tussen lidstaten
in de aanpak van zwerfafval en plastics in hun wateren?
De fractie van de Partij van de Dieren vraagt de Staatssecretaris aan te geven welke
concrete extra maatregelen zij gaat nemen om plastic vervuiling te voorkomen nu duidelijk
is geworden dat plastic vervuiling sinds 1980 vertienvoudigd is, en welke «Nederlandse
aanpak jegens plastic zwerfvuil» zij voornemens is om te delen in de Raad.
Nederland is verheugd dat het Roemeens Voorzitterschap dit onderwerp heeft geagendeerd
op de informele Milieuraad. Zoals uiteengezet in de brief over de gezamenlijke aanpak
plastic zwerfafval van 6 november 20181, werken de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en ik aan een aanpak om verdere
verspreiding van macro- en microplastics in het milieu te voorkomen. Dit is een aanvulling
op het bronbeleid. Voor deze aanpak is het nodig de problematiek van macro- en microplastics
in de rivieren in kaart te brengen (monitoringmethodiek), vast te stellen waar de
concentratie het grootst is, welke technologieën voorhanden zijn om het op te ruimen
en andere interventiestrategieën te ontwikkelen. Het is immers belangrijk om eerst
kennis op te doen over de problematiek om vervolgens goed beleid te kunnen maken.
Zo starten in het derde kwartaal van 2019 twee pilotprojecten om vangsystemen van
plastic zwerfvuil te testen. Kortom, Nederland probeert een zo coherent mogelijk beleid
te ontwikkelen.
Voor wat betreft het EU-beleid, kan ik u melden dat de Kaderrichtlijn Mariene Strategie
(hierna: KRM) in 2008 is vastgesteld. Lidstaten zijn verplicht om een initiële beoordeling
te doen van hun eigen zeeën, een monitoringsplan op te stellen, en maatregelen te
nemen om de goede milieutoestand te behalen. Marien zwerfvuil is een van de onderdelen
van de richtlijn waar beleid op wordt gemaakt. Conform de KRM is in 2012 de initiële
beoordeling van de staat van het Nederlands deel van de Noordzee vastgesteld, welke
in 2018 is herzien. Daarnaast is er in 2014 het monitoringsplan vastgesteld waarin
indicatoren op zee en kust zijn ontwikkeld, en in 2016 is het programma van maatregelen
van start gegaan waarbij in Nederland aandacht wordt geschonken aan maatregelen voor
de visserij-, strand- en scheepvaartsectoren. Ook is er aandacht voor educatie, specifieke
kunststofproducten en ook in stroomgebieden (bijvoorbeeld de Schone Rivieren samenwerkingen).
Er is momenteel geen EU-beleid specifiek gericht op zwerfvuil in rivieren en meren.
Ik wil graag de Nederlandse aanpak van plastic zwerfafval in rivieren delen met mijn
Europese collega’s om van elkaar te leren en om de groeiende problematiek effectief
aan te pakken. Zo heeft Nederland de ambitie gedeeld met de Ministers van milieu van
de EU-lidstaten en aangegeven bereid te zijn het voortouw te nemen in een integrale
aanpak van het plastic zwerfafval in de Europese stroomgebieden. Via voortgangsbrieven
over het waterbeleid en circulaire economie zullen wij u blijven informeren.
De leden van de Partij voor de Dieren vragen de Staatssecretaris aan te geven welke
fundamentele systeemwijziging zij voor ogen heeft om te voorkomen dat plastics en
andere schadelijke stoffen in het milieu belanden. De leden van de D66-fractie vragen
of er in het kader van het tegengaan van zwerfafval en plastic in rivieren ook gesproken
zal worden over design for recycling om zwerfafval tegen te gaan en de Single Use
Plastic aanpak van de EU? Hoe verhoudt de Single Use Plastic aanpak zich tot dit agendapunt
van watermanagement?
De systeemwijziging betreft de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie.
Ik vul deze systeemwijziging in, door het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie,
dat ik u op 8 februari jl. heb aangeboden.2 Aan de transitie wordt op diverse manieren invulling gegeven. Nederland zal in de
informele Milieuraad het voorbeeld geven van het Nederlandse Plastic Pact en dat het
van belang is om slimmer en zuiniger om te gaan met plastics. Dat betekent minder
plastic produceren, slimmer ontwerpen, anders samenstellen en beter recyclen. Met
alle partijen in de plasticketen wordt gewerkt aan het verminderen van de milieudruk
van plastics en het bevorderen van circulariteit. Samen met Frankrijk zet Nederland
zich in voor een Europees Plastic Pact om gezamenlijke afspraken te maken voor verantwoord
gebruik en recycling op Europees niveau.
Voor wat betreft de Single Use Plastic-richtlijn (SUP): dit is een ambitieus pakket
waarmee diverse plasticproducten een marktrestrictie krijgen, of worden gebonden aan
uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV), zoals eetbakjes, drinkbekers, natte
doekjes, ballonnen, sigarettenpeuken en visnetten. Met UPV worden producenten/importeurs
van deze producten onder meer verantwoordelijk voor (de kosten van) het voorkomen
en opruimen van zwerfafval. Implementatie hiervan zal direct effect hebben voor zwerfafval
in rivieren en oceanen. Vanuit watermanagement kan er nog extra inzet worden gepleegd
om bijvoorbeeld microplastics te reduceren, bijvoorbeeld met onderzoek naar waterfilters
die microplastics afkomstig van synthetische kleding kan filteren.
De leden van de D66-fractie vragen of er al een EU-planning bestaat om een verdere
aanpak van plastic in rivieren te ontwikkelen en hoe ziet deze planning eruit?
Er bestaat nog geen EU-planning voor een verdere aanpak van plastic in rivieren. Wel
staat (micro)plastics als onderwerp op de agenda van de internationale riviercommissies
van Rijn en Maas. In de Maas zijn er regelmatig gezamenlijke opruimacties. In het
nieuwe werkprogramma Rijn 2040 van de Internationale Commissie ter Bescherming van
de Rijn wordt opgenomen dat er aan een gezamenlijk monitoringprogramma voor de Rijn
gewerkt gaat worden.
De leden van de D66-fractie vragen of er gesproken zal worden over de ondersteuning
en het stimuleren van initiatieven tegen zwerfafval en plastic in water vanuit de
Europese Unie?
Er is al technische ondersteuning van de Europese Commissie op het terrein van marien
zwerfvuil in het KRM-verband. Ik zal aangeven dat Nederland dit een goede ontwikkeling
vindt en dat er nuttig werk wordt verricht door de experts van de lidstaten en van
de Commissie.
De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat een
gezamenlijke en samenhangende Europese aanpak van zwerfafval en plastic in water noodzakelijk
is?
Ja.
De leden van de CDA-fractie stelden een vraag of Nederland zal pleiten voor monitoring
van afval en in het bijzonder plastics en microplastics, die gebruikt zou kunnen worden
voor bronaanpak?
Ja, dat zal ik doen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Staatssecretaris van IenW bereid is
om te leren van de recycling en statiegeld aanpak van andere landen en te pleiten
voor een verbod van meer wegwerpproducten?
Nederland is op veel gebieden, waaronder het tegengaan van zwerfafval en plasticsoep,
een koploper en een voorbeeld voor andere EU-lidstaten. Dat neemt niet weg dat Nederland
continue kijkt naar de best practices in andere landen en hoe deze in Nederland kunnen worden meegenomen. Ik heb uw Kamer
uitgebreid geïnformeerd over mijn inzet voor het bestrijden van zwerfafval van kleine
plastic flesjes en statiegeld3. Het verbod op wegwerpproducten is op Europees niveau in de Single Use Plastic richtlijn uniform geregeld. In de richtlijn is een evaluatie voorzien na zes jaar,
waarbij de lijst met producten waar een marktrestrictie voor geldt kan worden uitgebreid.
In de looptijd van de richtlijn zal Nederland bezien welke andere producten grote
impact hebben op de plastic soep en die op deze lijst thuishoren.
De leden van de Partij voor de Dieren fractie vragen op welke wijze de Nederlandse
de inzet ten aanzien van plastics en andere afvalstoffen die in het milieu terechtkomen,
gewijzigd zal worden na kennis te hebben genomen van het IPBES-rapport? Is de Staatssecretaris
van IenW van mening dat daarmee recht wordt gedaan aan de oproep tot fundamentele
systeemwijziging?
Het IPBES-rapport spoort mij nogmaals aan om mijn beleid met betrekking tot plastics
met prioriteit uit te voeren.
De leden van de Partij voor de Dieren fractie vragen welke concrete extra maatregelen
genomen worden om te voorkomen dat gifstoffen in het milieu belanden nu duidelijk
is geworden dat jaarlijks 300 tot 400 miljoen ton zware metalen, oplosmiddelen, giftige
slik en andere gifstoffen uit industriële faciliteiten geloosd worden?
Het voorkomen van gifstoffen loopt via verschillende sporen. Er is Europese regelgeving
die toelating van stoffen bepaalt en invloed heeft op het gebruik ervan. Daarnaast
is er nationaal beleid dat iedere zes jaar wordt vermeld in de maatregelprogramma’s
bij de stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water en in het programma
van maatregelen mariene strategie4. Daarnaast werk ik samen met alle waterpartners in de Delta-aanpak Waterkwaliteit
aan chemisch schoon en ecologisch gezond water. De aanpak van chemische stoffen is
hierbij een van de prioriteiten. In november vorig jaar heeft u het Uitvoeringsprogramma
voor opkomende stoffen in water ontvangen5. Ik werk hierbij samen met alle partijen in de keten, van industrie tot drinkwaterbedrijven,
aan de Versnellingstafel opkomende stoffen en medicijnresten. Concrete maatregelen
zijn onder andere een opleidingsprogramma voor vergunningverleners om hun kennis over
risico’s van opkomende stoffen te vergroten; een vergunningencheck door RWS en aantal
bevoegde gezagen, de Ketenaanpak Medicijnresten, aanpassing van het Handboek vergunningverlening,
aanscherping van de emissietoets en verdere verbetering van het zuiveren van afvalwater
door bedrijven en waterschappen. Ook de industrie zelf heeft vanuit haar zorgplicht
een belangrijke rol om transparant te zijn over de stoffen die geloosd worden en te
zorgen dat ze over de juiste informatie beschikken over deze stoffen bij het aanvragen
van een vergunning. De problematiek zoals benoemd in het IPBES-rapport geeft aan dat
naast onze nationale inzet, ook een Europese aanpak noodzakelijk is. In dat kader
zitten we zowel in Brussel als met de buurlanden (in het kader van de Rijn en de Maas)
om de tafel.
De leden van de Partij voor de Dieren fractie vragen welke concrete extra maatregelen
Nederland gaat nemen om de uitspoeling van meststoffen te voorkomen, nu duidelijk
is geworden dat de uitspoeling van meststoffen geleid heeft tot 400 dode zones in
de oceanen met een gezamenlijk oppervlakte dat groter is dan dat van Groot-Brittannië?
Het Nederlandse meststoffenbeleid is uiteengezet in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn
2018–2021 dat op 22 december 2017 aan uw Kamer is aangeboden door de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister van Economische Zaken en Klimaat6. Gedurende de looptijd van dit actieprogramma worden concrete maatregelen genomen
om de uit- en afspoeling van stikstof en fosfaat uit agrarische bronnen te verminderen
waardoor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater (inclusief kust- en overgangswateren)
in Nederland verbetert. Nederland voldoet hiermee aan de Nitraatrichtlijn en deze
maatregelen dragen eveneens bij aan het bereiken van de doelen van de Kaderrichtlijn
Water en de Kaderrichtlijn Marien. Conform de Nitraatrichtlijn wordt de Europese Commissie
en uw Kamer in 2020 geïnformeerd over de implementatie van deze richtlijn en de effecten
ervan. Deze rapportage geeft een basis voor het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de 3e stroomgebied beheerplannen Kaderrichtlijn Water die beiden in december 2021 door
Nederland moeten zijn vastgesteld.
De leden van de Partij voor de Dieren fractie vragen verder wat de waarde van Europese
samenwerking is als de goede voorbeelden uit andere landen, zoals landen die een verregaand
statiegeldsysteem hebben, niet gevolgd worden.
Nederland is op veel gebieden waaronder het tegengaan van zwerfafval en plasticsoep
een koploper en een voorbeeld voor andere EU-lidstaten. Dat neemt niet weg dat Nederland
continue kijkt naar de best practices in andere landen en hoe deze in Nederland kunnen worden meegenomen. Uw Kamer is uitgebreid
geïnformeerd over de inzet voor het bestrijden van zwerfafval van kleine plastic flesjes
en statiegeld. Het verbod op wegwerpproducten is op Europees niveau in de SUP-richtlijn
uniform geregeld. In de richtlijn is een evaluatie voorzien na zes jaar, waarbij de
lijst met producten waar een marktrestrictie voor geldt kan worden uitgebreid. In
de looptijd van de Richtlijn zal Nederland bezien welke andere producten grote impact
hebben op de plastic soep en die op deze lijst thuishoren.
De leden van de Partij voor de Dieren fractie vragen of er aangegeven kan worden hoe
het staat met het voornemen van de Europese Commissie om het gebruik van opzettelijk
toegevoegde microplastics (microbeads) te beperken? Is Nederland bereid in de Raad
op te roepen tot een zo breed mogelijk verbod op het toevoegen van microplastics?
De Europese Commissie heeft het Europese Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)
verzocht een voorstel te ontwikkelen voor «restrictie» van het bewust toepassen van
microplastics in cosmetica (en oxodegradeerbare plastics). Inmiddels heeft ECHA een
voorstel gepubliceerd dat eerst zes maanden ter publieke consultatie voorligt (tot
september 2019). Vervolgens zullen twee wetenschappelijke comités adviseren, waarna
in het voorjaar van 2020 door de lidstaten gestemd zal worden over het voorstel. Het
is op zich een interessant idee om te kijken naar een «zo breed mogelijk verbod» op
het toevoegen van microplastics, waarmee een nieuwe standaard gecreëerd kan worden
voor de industrie. Tegelijkertijd moet oog gehouden worden voor de handhaafbaarheid
van een breed verbod zonder duiding van de specifieke toepassingen.
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren fractie naar de Nederlandse
positie aangaande bioplastics. De leden vragen om de aanpak van het plastic probleem
vooral in te zetten op een aanpak bij de bron, op een reductie van het gebruik en
de productie van plastics en op hergebruik van plastics, waar het gebruik niet vermeden
kan worden.
Ik verwijs u graag naar de bovenstaande antwoorden op de vragen van de D66- en PvD-fractie
alsmede de brief over de gezamenlijke aanpak plastic zwerfafval van 6 november 2018
(Kamerstuk 30 872, nr. 222). De zienswijze dat bioplastics – in het bijzonder bioafbreekbare plastics – geen
oplossing voor het zwerfafvalprobleem zijn, worden volledig gedeeld. Dit is ook aangegeven
in de brief d.d. 29 juni 2018 die aan uw Kamer is verstuurd als reactie op de transitieagenda’s7. Ook staat Nederland voor een bronaanpak. De Nederlandse inzet rond de plastic flesjes
kent u. Daarbovenop wordt de SUP-richtlijn geïmplementeerd en zijn we aan de slag
gegaan met 75 partijen om het Plastic Pact NL voortvarend uit te voeren. Dit alles
met als doel om de milieudruk van plastics te verminderen en circulariteit te bevorderen.
Dit betekent minder plastics produceren, beter ontwerpen, minder gebruiken, meer hergebruiken,
meer recyclen en uiteindelijk ook meer recyclaat opnieuw toepassen in nieuwe producten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, adjunct-griffier