Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Afschrift van de reactie op de brief van de Verenigde Betaal Instellingen Nederland (VBIN) over de concept zbo-begroting 2025 van De Nederlandse Bank (Kamerstuk 31865-270)
31 865 Verbetering verantwoording en begroting
Nr. 273 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 maart 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 9 januari 2025 over het Afschrift
van de reactie op de brief van de Verenigde Betaal Instellingen Nederland (VBIN) over
de concept zbo-begroting 2025 van De Nederlandse Bank (Kamerstuk 31 865, nr. 270).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 januari 2025 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 11 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Steur
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewinderpsoon
Reactie vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Heeft DNB aan de Minister kunnen verklaren welk deel van de gestegen kosten zijn gekomen
door nieuwe wetgeving zoals MiCAR, DORA en PSD3/PSR?
Bij het opstellen van het kostenkader 2025–2028 heeft DNB de impact van nieuwe wet-
en regelgeving toegelicht. De hoofdlijn van het kostenkader 2025–2028 is dat DNB het
merendeel van de nieuwe taken absorbeert. In de begroting 2025 heeft DNB hier invulling
aangegeven. De herverdeling van capaciteit als gevolg van de nieuwe taken zorgt voor
een deel van stijging van deelbegroting voor de betaalinstellingen. De inzet van capaciteit
neemt met ongeveer 15 fte toe, waarvan 5 fte betrekking heeft op de nieuwe wet- en
regelgeving MiCAR, DORA en PSD3/PSR.
Kan de Minister tevens verklaren welke andere kostenfactoren zorgen voor een forse
stijging in respectievelijk de toezichtcategorie betaalinstellingen, clearinginstellingen
en elektronisch geldinstellingen?
Een van de afspraken uit het kostenkader is dat er jaarlijks een prijs- en loonbijstelling
plaatsvindt. Voor de loonbijstelling wordt de CEP-raming van het CPB van het voorjaar
t-1 gehanteerd. De hoogte van de prijsbijstelling wordt daarbij gekoppeld aan de «Jaarmutatie
CPI» zoals deze door het CBS wordt gepubliceerd over de maand mei t-1. De afgesproken
verhouding tussen de loon- en prijsbijstelling is tweederde loonbijstelling en eenderde
prijsbijstelling. Voor 2025 bedraagt de bijstelling 3,5%.
Daarnaast heeft DNB de verdeling van de IT-kosten over de deelbegrotingen herzien.
De herverdeling van de IT-kosten is gebaseerd op de opgeleverde en op te leveren digitale
oplossingen. Betaalinstellingen kunnen bijvoorbeeld eenvoudiger hun aanvragen en meldingen
indienen via Mijn DNB. DNB geeft aan dat zij de uitvoering van risicoverdiepende en
risicomitigerende programma’s met digitale oplossingen heeft ondersteund. Instellingen
kunnen hierdoor op Mijn DNB zien welke toezichtactiviteiten zijn gepland. Daarnaast
wordt in 2025 Dataloop voor betaalinstellingen bij DNB uitgerold, waarmee DNB sneller
en eenvoudiger kwantitatieve data van instellingen kan beoordelen en valideren. DNB
bereidt ook de externe uitrol voor de betaalinstellingen voor, waardoor zij op termijn
ook sneller en eenvoudiger aan (her)rapportages van kwantitatieve data kunnen voldoen.
De dynamiek in de sector draagt eraan bij dat DNB meer capaciteit in moet zetten op
de behandeling van aanvragen. In de eerste plaats door een sterke toename van het
aantal te behandelen aanvragen, zoals verklaringen van geen bezwaar (vvgb’s) en vergunningen,
en voorts ook omdat aanvragen onvolkomenheden bevatten. Ter illustratie: het aantal
verstrekte vvgb’s is meer dan verdrievoudigd, van 85 verstrekte vvgb’s in 2023 naar
272 in 2024. Deze ontwikkeling is in de begroting 2025 doorgezet. Voor de behandeling
van deze aanvragen verschuift DNB ongeveer 5 fte aan inzet naar de deelbegroting betaalinstellingen.
Op het gebied van integriteitstoezicht verschuift DNB voor 2025 ongeveer 3 fte naar
de deelbegroting betaalinstellingen. De inzet om opvolging te geven aan meldingen
over illegale praktijken neemt toe. Het weren van illegale betaaldienstverlening voorkomt
oneigenlijke concurrentie en is daarmee in het belang van de sector. De Nationale
Risico Analyse witwassen noemt onvergunde betaaldienstverleners expliciet als een
belangrijk witwasrisico. De benodigde capaciteit zou afgeschaald kunnen worden als
alles op orde is. Volgens DNB is dat nogniet het geval.
Als laatste versterkt DNB haar interne organisatie op het gebied van beheerste bedrijfsvoering,
procesmanagement en datamanagement. Hier is ongeveer 2 fte mee gemoeid voor de deelsector
betaalinstellingen.
Hoe heeft de Minister in deze concept zbo-begroting uitvoering proberen te geven aan
het aangenomen amendement 33 957, nr. 111
uit 2014 dat beoogt de toezichtkosten niet harder te laten stijgen dan de inflatie?
Het amendement-Aukje de Vries uit 2014 beoogde de totale toezichtkosten niet harder
te laten stijgen dan de loon- en prijsbijstelling en de naar kosten herleidbare mutaties
in het takenpakket van de toezichthouder. Deze bepaling heeft eveneens een plaats
gekregen in de herziene Wet bekostiging financieel toezicht 2019.2
Het kostenkader 2025–2028, dat aan deze begroting ten grondslag ligt, is in lijn met
deze bepaling. De maximale hoogte van de zbo-begroting van DNB stijgt in deze periode
alleen met de loon- en prijsbijstelling en uitbreidingen voor nieuwe regelgeving,
waaronder de Wet toekomst pensioenen, de verordening digitale operationele weerbaarheid
(DORA) en de AI-verordening. Ook voert DNB besparingen en herprioriteringen door en
is DNB een efficiencytaakstelling opgelegd ter hoogte van de geraamde productiviteitsstijging
bij de overheid.3
Hoewel de totale begroting dus binnen het kostenkader blijft en slechts beperkt stijgt
ten opzichte van 2024, zorgt een samenloop van ontwikkelingen voor een forse stijging
bij de deelbegroting betaalinstellingen. De redenen daarvoor heb ik hierboven toegelicht.
Ik vind het verder belangrijk dat kruissubsidiëring tussen toezichtcategorieën zoveel
mogelijk wordt voorkomen. Met andere woorden: ik vind het niet wenselijk dat andere
toezichtcategorieën, zoals verzekeraars of pensioenfondsen, meebetalen aan de kosten
die DNB maakt voor het toezicht op betaalinstellingen.
Hoe kan gegarandeerd worden dat de toezichthouder het toezicht effectief, maar ook
efficiënt en risicogestuurd uitvoert? Bent u bereid om een onafhankelijke doorlichting
te laten doen? Zo nee, waarom niet?
Ik stuur doorlopend op de doelmatigheid van de toezichthouders. In de kostenkaders
2025–2028 is bijvoorbeeld voor beide toezichthouders een efficiëntietaakstelling opgenomen.
Daarnaast heb ik oog voor de doelmatigheid van het toezicht en de daartoe benodigde
middelen bij de beoordeling van de begrotingen en verantwoordingen van de toezichthouders,
dus ook bij deze begroting. Zowel de raad van commissarissen van DNB als de raad van
toezicht van de AFM vellen hierin hun oordeel over de effectiviteit, efficiëntie en
risicogerichtheid van de toezichthouders.4
Ik zal uw Kamer bij de aanbieding van de evaluatie van de Wet bekostiging financieel
toezicht 2019 (Wbft 2019) informeren over hoe de toezichthouder effectief, efficiënt
en risicogestuurd uitvoering geeft aan het toezicht. Daarbij ga ik in op het verzoek
van de leden van de VVD-fractie om een onafhankelijke doorlichting.
Kan de Minister uiteenzetten hoe de gestegen toezichtkosten in Nederland zich verhouden
tot stijgingen in andere Europese landen? En kan de Minister ook een vergelijking
geven van de hoogte van de toezichtkosten in de verschillende Europese landen?
De evaluatie van de Wbft 2019 bevat een internationale vergelijking waarin wordt uiteengezet
op welke wijze de toezichtkosten in andere landen worden bekostigd. Naast deze informatie
is er geen andere data beschikbaar voor de situatie van de toezichtkosten in andere
Europese landen. De ervaring leert dat gegevens over toezichtkosten zich slecht laten
vergelijken tussen landen, vanwege verschillen in financieringswijze, het mandaat
van toezichthouders en de beperkte beschikbaarheid van gegevens. Desalniettemin zal
ik in de appreciatie van de evaluatie van de Wbft 2019 bezien of het wenselijk is
om zo’n nadere vergelijking uit te voeren.
Deelt de Minister de mening dat de hoge toezichtkosten in Nederland de concurrentiepositie
van gebruikers van Nederlandse betaalinstellingen verslechtert ten opzichte van die
in andere Europese landen?
De concurrentiepositie van gebruikers van Nederlandse betaalinstellingen wordt niet
alleen beïnvloed door de hoogte van de toezichtkosten.5 Er zijn ook andere factoren die hier effect op hebben, zoals de mate waarin betaalinstellingen
investeren in innovatie en technologie, de naleving van nationale en internationale
(Europese) regelgeving en de bijbehorende operationele kosten, de aanwezigheid van
buitenlandse partijen en FinTech-bedrijven, inflatie en loonkosten. Ik vind het van
belang dat Nederland een betrouwbaar vestigingsklimaat heeft en daar hoort goed toezicht
bij. Financiële instellingen zijn gebaat bij goed toezicht. Financiële instellingen
geven de voorkeur aan vestigingslanden waar duidelijke regels gelden en waar de integriteit
van het systeem gewaarborgd is. Dit voorkomt willekeur en geeft bedrijven zekerheid
over de regelgeving.
Dat neemt niet weg dat ook toezichtkosten de concurrentiepositie van Nederlandse betaalinstellingen
of een vestigingsbeslissing kunnen beïnvloeden. De toezichtkosten moeten aansluiten
bij de toezichtinspanningen op de deelsectoren en de draagkracht van individuele instellingen.
Ik let daarom op die beide aspecten: enerzijds moet DNB in staat worden gesteld adequaat
toezicht te houden, anderzijds heb ik oog voor de doelmatigheid van het toezicht en
de proportionaliteit van de toezichtkosten. Ik blijf hier aandacht voor houden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat VBIN het niet redelijk vindt dat partijen die
al langer actief zijn, via de structurele toezichtkosten opdraaien voor de toetredende
partijen en de eenmalige toelatingskosten door de toezichthouder. Waarom wordt daarvoor
gekozen? Is het niet beter deze twee te scheiden?
Het uitgangspunt van de bekostigingssystematiek is dat de partij voor wie een eenmalige
handeling wordt uitgevoerd (zoals een aanvraag van een vergunning of een verklaring
van geen bezwaar), daarvoor een vergoeding betaalt. Die vergoeding kan echter niet
zonder meer kostendekkend zijn. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding zoeken
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik naar een tarief dat verband
houdt met de gemaakte kosten, maar tegelijkertijd geen onevenredig beslag legt op
de draagkracht van een onderneming of de markttoetreding te veel belemmert. Daarom
kan het voorkomen dat een gedeelte van de gemaakte kosten voor eenmalige handelingen
via de heffing voor het doorlopend toezicht wordt bekostigd, en dat ook de partijen
die al langer actief zijn eraan meebetalen.
De tarieven voor eenmalige handelingen bij DNB zijn echter de afgelopen jaren nauwelijks
aangepast. Daarom zijn zij niet altijd meer in lijn met het prijspeil en de gemaakte
kosten bij DNB. Vandaar dat ik in afstemming met DNB werk aan de verhoging van de
tarieven voor eenmalige handelingen. Daarnaast kijk ik ook naar eenzelfde soort regeling
voor de AFM. De verhoging zorgt ervoor dat een groter gedeelte van de kosten voor
eenmalige handelingen via de leges wordt betaald, zodat de kosten voor het doorlopend
toezicht minder hoog worden.
Reactie op vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Deze leden vragen zich af hoe de 48% kostenstijging voor DNB kan worden uitgesplitst
naar vier verschillende onderdelen, namelijk (1) nieuwe wet- en regelgeving, (2) aanvragen
voor verklaringen van geen bezwaar en personentoetsingen, (3) meer handhaving bij
illegale partijen en (4) herallocatie van bedrijfsvoeringskosten. Kan de Minister
daar een concreet overzicht van geven met de concrete kostenstijging per post?
Zie de toelichting bij vraag 1 en 2 van de VVD-fractie.
Ook vragen de leden van de BBB-fractie welke specifieke wet- en regelgeving bijdraagt
aan de kostenstijging en in welke mate? Kan de Minister per wetswijziging een overzicht
geven van de kosten?
De wet- en regelgeving betreft MiCAR, DORA en PSD3. In totaal zorgt dit voor ongeveer
5 fte aan stijging voor de betaalinstellingen, verdeeld in 4 fte voor doorlopende
prudentiële toezichtactiviteiten en 1 fte voor beleidswerkzaamheden voor de regievoering
op de implementatie van DORA, MiCAR en PSD3.
Hoe is de stijging van het aantal verklaringen van geen bezwaar en personentoetsingen
te verklaren?
De sector blijft groeien, met een constant hoog aantal lopende vergunningsaanvragen.
Dit draagt ook bij aan een groeiend aantal toetsingen en verklaringen van geen bezwaar.
Bij een groeiende sector zullen instellingen zich, als gevolg van bestuurswisselingen
of herstructureringen, vaker weer aan de poort moeten melden bij DNB om een vvgb aan
te vragen.
Daarnaast worden de vergunningaanvragen steeds complexer. Met name aanvragen met betrekking
tot MiCAR of partijen die nieuwe technologieën zoals blockchain in hun bedrijfsmodel
introduceren. Ook zorgen complexe eigendomsstructuren voor omvangrijke vvgb-trajecten,
die hun eigen uitdagingen kennen op het gebied van een beheerste bedrijfsvoering.
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie of de Minister de draagkracht bij betrokken
partijen voldoende acht om te kunnen gaan met de exorbitante verhoging van de leges?
De voorgenomen verhoging van de leges voor eenmalige handelingen is inderdaad fors.
Daarbij moet echter voor ogen worden gehouden dat de leges de afgelopen jaren niet
of nauwelijks verhoogd zijn, terwijl het prijspeil en de complexiteit van de aanvragen
wel zijn gestegen. Ik verwacht daarom op voorhand niet dat de verhoging van de leges
tot disproportionele uitkomsten leidt. Daarnaast ben ik van plan om de nieuwe tarieven
eerst te consulteren, zodat de sectorpartijen hier ook een oordeel over kunnen geven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
R.A. van der Steur, adjunct-griffier