Lijst van vragen : 36600-B Verslag houdende een lijst van vragen inzake Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2025
2024D34700 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken belast met het voorbereidend onderzoek
van het wetsvoorstel inzake Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds
voor het jaar 2025, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen
in de vorm van een lijst van vragen.
De voorzitter van de commissie,
De Vree
Adjunct-griffier van de commissie,
Kling
Nr
Vraag
1
Hoe kan de Kamer controleren of er voldoende middelen in het gemeente- en provinciefonds
zitten voor alle taken van gemeenten en provincies?
2
Is er een overzicht van lopende onderzoeken op grond van artikel 2 Financiële verhoudingswet?
Zo nee, waarom niet?
3
Wanneer heeft het laatste reguliere Bestuurlijk Overleg financiële verhoudingen plaatsgevonden?
Welke punten zijn daar besproken?
4
Is het de bedoeling dat de macronorm voor stijging van de Onroerendezaakbelasting
(OZB) wordt geherintroduceerd?
5
Kan een geactualiseerd overzicht geven worden van de onderzoeksagenda herijking, inclusief
aangepast tijdschema?
6
Waarom is het Gemeentefonds in 2026 3,8 miljard euro lager? Hoe valt dit verschil
te verklaren? Zijn er ook grote aanpassingen in het takenpakket van gemeenten voor
gemeenten?
7
Hoe weten de fondsbeheerders of de middelen in gemeente- en provinciefonds voldoende
zijn voor het uitvoeren van alle taken? Wat is de onderbouwing om het gemeentefonds
in 2026 (fors) lager vast te stellen? Is dit in overeenstemming met de medeoverheden
gebeurd?
8
Wat is precies de nieuwe financieringssystematiek? In hoeverre is vergroting van het
belastinggebied voor gemeenten en provincies daarbij betrokken?
9
Wat is het verschil tussen een financieringssystematiek en een normeringssystematiek?
Klopt het dat de normeringssystematiek wel is aangepast, maar dat er verder geen nieuwe
financieringssystematiek is vanaf 2026?
10
Het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) gaat wel in op de vraag of de middelen in het
gemeentefonds goed zijn verdeeld (2e beleidsthema), maar zegt niets over of de middelen
wel toereikend zijn (beleidsthema 1). Hoe wordt die laatste vraag beantwoord?
11
Is de gehele Rijksbegroting bijgewerkt voor de bijstelling van de definitieve Macro
Economische Verkenning (MEV) 2025 ten opzichte van de augustusraming van het Centraal
Planbureau (CPB)?
12
Waarom wijken de accrespercentages gemeentefonds 2025–2029 af van de ramingen van
de ontwikkeling van het volume-bbp en het prijs-bbp van de definitieve MEV 2025?
13
Waarom ontbreekt de bijstelling van het accres 2024 gemeentefonds conform de nieuwe
bbp-systematiek?
14
Waren de afspraken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal
Overleg (IPO) afgerond over de bbp-systematiek voor de jaarlijkse indexering van het
gemeentefonds vanaf 2024 al droog, toen is nagelaten het accres 2024 bij te stellen
conform deze nieuwe systematiek?
15
Zijn de fondsbeheerders bereid met gemeenten (VNG) en provincies (IPO) in gesprek
te treden voor een aanpassing van de bbp-systematiek met ingang van dit jaar nu blijkt
dat het geraamde prijspeil bbp in het Centraal Economisch Plan (CEP) voor het lopende
jaar structureel achterblijft bij de meting ervan na afloop van het jaar en gemeenten
daardoor structureel te weinig accres dreigen te ontvangen?
16
Hoe hoog is het bedrag van het incidenteel accres 22–25 dat in 2026 weer uit het gemeentefonds
wordt genomen als men afziet van al het heen en weer geschuif van bedragen?
17
Klopt het dat van de omvang van het financieel ravijn 2026 gemeentefonds aan het begin
van dit begrotingsjaar van ruim 3 miljard euro per saldo alleen de opschalingskorting
van 675 miljoen euro is vervallen?
18
Met welk bedrag schommelen de oude accrestranches uit de jaren 2022–2025 in het jaar
2026 naar beneden?
19
Met welk bedrag schommelen de oude accrestranches uit de jaren 2022–2026 in het jaar
2027 naar beneden?
20
Wanneer zal het beleidskader Decentraal en gedeconcentreerd bestuur in 2025 gereed
zijn en hoe zal dit beleidskader helpen voor een betere middelen/taak-verdeling voor
gemeentes?
21
Volgens welke verdeelsleutel worden specifieke uitkeringen overgeheveld naar het gemeentefonds?
Hoe zorgen wij ervoor dat dat gemeentes die veel specifieke uitkeringen ontvangen
er niet op achteruit gaan bij deze overheveling?
22
Geldt hetzelfde als dat zowel de structurele als de niet-structurele decentralisatie-uitkeringen
niet kunnen worden overgeheveld naar de algemene uitkeringen niet ook voor de specifieke
uitkeringen, die nu wel overgeheveld gaan worden? Is het niet onvermijdelijk dat er
een paar grote bijzondere fondsuitkeringen overblijven?
23
Hoe zal worden omgegaan met de hoge algemene reserves van gemeentes? En hoe zal ervoor
gezorgd worden dat deze voor meer structurele doeleinden kunnen worden ingezet?
24
Wat is het tijdpad voor de wijziging van de Financiële-verhoudingswet (FvW)?
25
Hoe zullen gemeentes gecompenseerd worden voor de in 2025 door de wisseling van de
financieringssystematiek verwachte dip in de inkomsten van gemeenten?
26
Welke nadelige gevolgen heeft het feit dat de aanvullende afspraken met betrekking
tot de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met ingang van 2026 ingaan en dat
tegelijkertijd voor 2025 geldt dat de bbp-systematiek niet voldoende compenseert voor
gemeenten? Zijn de gereserveerde middelen vanaf 2026 voldoende?
27
Waarom is er gekozen voor het beperken van het aantal specifieke uitkeringen in plaats
van het overhevelen van alle specifieke uitkeringen (exclusief de gebundelde uitkering
(BUIG)) naar het Gemeente- en Provinciefonds?
28
Wanneer krijgt de Kamer duidelijkheid over het beperken van het aantal specifieke
uitkeringen? Wanneer moet dit zijn beslag voor de gemeenten krijgen?
29
Waarom moeten er alternatieven beschikbaar zijn voor de specifieke uitkering?
30
Wat is het verschil tussen een «specifieke uitkering» en een «bijzondere fondsuitkering»?
31
Wanneer krijgt de Kamer meer duidelijkheid over het nieuwe instrument van de «bijzondere
fondsuitkering»? Wanneer moet dit zijn beslag voor de gemeenten krijgen?
32
Zijn de bedragen in figuur 3 op pagina 14 gecorrigeerd voor inflatie? Zo nee, kan
deze grafiek ook weergegeven worden met de cijfers gecorrigeerd voor inflatie?
33
Klopt het dat de decentralisatie uitkering voor vrouwenopvang wordt verlaagd vanaf
2026? Waarom is dat het geval? Waar is deze daling op gebaseerd?
34
In de begroting is te zien dat de decentralisatie uitkeringen voor maatschappelijke
opvang en vrouwenopvang in de periode 2024–2029 jaarlijks hetzelfde bedrag zijn (voor
vrouwenopvang zelfs lager vanaf 2026), vindt er geen jaarlijkse indexatie plaats van
deze decentralisatie uitkeringen? Ontvangen de centrumgemeenten deze indexatie? Zo
niet, wie ontvangt dan indexatie voor de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang?
Hoe gaat u zorgen dat de centrumgemeenten die verantwoordelijk zijn voor beleid en
uitvoering voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang deze indexatie ontvangen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 19 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.