Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2023 (Kamerstuk 36560-VI-1)
36 560 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2023
Nr. 9 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 juni 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het Jaarverslag Ministerie van Justitie
en Veiligheid 2023 (Kamerstuk (Kamerstuk 36 360 VI, nr. 1).
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft deze vragen beantwoord bij brief van
4 juni 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen
De griffier van de commissie, Brood
Vraag (1):
Hoeveel politieagenten waren er in 2023 inzetbaar in de operationele dienst, uitgesplitst
op basisteamniveau, recherche, wijkteams en sturing?
Antwoord:
De inzetbaarheid is afhankelijk van diverse factoren, zoals verzuim, verlof, opleiding
en training. Hierdoor verschilt de inzetbaarheid van dag tot dag. De bezetting is
stabieler als maatstaf voor de aanwezige politiecapaciteit. In de bijlage staat een
overzicht van de operationele bezetting. Deze operationele bezetting is opgesplitst
per werksoort.
Vraag (2):
Hoeveel vacatures staan er op dit moment open bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI) en kan dit antwoord worden uitgesplitst per functie?
Antwoord:
Er staan op 24 mei 2024 in totaal 261 vacatures voor ambtelijk personeel op de DJI-website
www.werkenbijdji.nl. DJI heeft vacatures open staan in de vakgebieden beveiliging, begeleiding en bewaring,
zorg, welzijn en behandeling en bedrijfsvoering en staf. Voor één vacature zijn soms
meerdere banen beschikbaar. In totaal betreft de openstaande vacatureruimte 949,55 FTE
waarvan 593 FTE executief personeel en 356,55 FTE niet-executief personeel.
Vraag (3):
Wat zijn de actuele kosten van de uitvoering van een taakstraf, inclusief loon- en
prijsbijstelling?
Antwoord:
De huidige kostprijzen van de uitvoering van de taakstraf zijn € 1.128,55 voor stichting
Reclassering Nederland en € 1.246,57 voor Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming
& Reclassering en de Stichting Verslavingszorg GGZ. Het verschil in kostprijzen heeft
onder andere te maken met verschillen in doelgroepen. Bij de nu lopende herijking
van kostprijzen wordt bezien of voor alle drie de organisaties eenzelfde kostprijs
gehanteerd kan worden. Het bedrag van de loon- en prijsbijstelling is nog niet vertaald
naar de kostprijzen, maar zal tot een verhoging van circa 5,7% leiden. De vastgestelde
kostprijzen zijn een gemiddelde van de kosten die voor taakstraffen worden gemaakt.
Vraag (4):
Wanneer kan het wetsvoorstel Bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch
materiaal (Kamerstuk 36 377) in werking treden?
Antwoord:
De inwerkingtreding van de wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch
materiaal is onder andere afhankelijk van de planning en de behandeling van de wet
door de Eerste Kamer. Zodra de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft aanvaard, kunnen
vervolgstappen richting de definitieve inwerkingtreding worden genomen.
Vraag (5):
Wat is de actuele bezetting op de Beperkt Beveiligde Afdelingen (BBA’s) en met hoeveel
plekken zal naar verwachting de bezetting stijgen als gevolg van de capaciteitsmaatregelen
bij DJI?
Antwoord:
Op 21 mei 2024 waren 149 van de 208 bruikbare BBA-plaatsen voor mannen bezet. Het
is de verwachting dat het aantal bruikbare BBA-plaatsen de komende maanden zal stijgen.
De bruikbare BBA-capaciteit zal in de komende maanden stijgen doordat er onder meer
extra BBA-plaatsen beschikbaar komen na afronding van een verbouwing in PI Dordrecht
in juli ’24.
Door gedetineerden eerder in aanmerking te laten komen voor plaatsing op de BBA zal
de bezetting van de BBA naar verwachting nog met 50 tot 60 plaatsen stijgen. De verwachte
stijging met 50 tot 60 plaatsen is gebaseerd op de berekeningen van cluster Analyse
(DJI) die aan de kamerbrief ten grondslag liggen.
Vraag (6):
Hoeveel Verklaring omtrent het Gedrag (VOG)-aanvragen zijn in 2023 in totaal door
Justis afgehandeld (reguliere VOG-aanvragen en VOG-P aanvragen) en hoeveel procent
van de aanvragen is afgewezen?
Antwoord:
In 2023 zijn er 1.535.887 VOG’s voor natuurlijke personen en 11.729 VOG’s politiegegevens
afgehandeld door de Dienst Justis. 0,13% van de VOG’s voor natuurlijke personen is
geweigerd. Van de VOG’s politiegegevens is 0,49% geweigerd in 2023.
Vraag (7):
Hoe lang verblijft een tbs’er gemiddeld in tbs?
Antwoord:
De behandelduur bedraagt 8,7 jaar [1] en is niet gebaseerd op een gemiddelde.
De behandelduur is de middelste waarneming van het aantal personen dat in een bepaald
jaar is ingestroomd. Dat betekent dat 50% korter zit dan 8,7 jaar en 50% langer. Deze
manier van meten is, anders dan bij een gemiddelde, niet gevoelig voor capaiteitsuitbreidingen
of dalingen en schommelingen in de instroom. Omdat deze personen in hetzelfde jaar
zijn opgenomen, zijn de omstandigheden beter vergelijkbaar (zelfde inzichten in behandelmethodes,
zelfde beleid/wetgeving).
[1] op basis van de personen die in 2014 een eerste opname hadden in een behandelkliniek.
Vraag (8):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn er in 2023 uitgevaardigd? Tegen hoeveel van deze strafbeschikkingen
is verzet aangetekend? Over hoeveel van deze strafbeschikkingen is een persbericht
naar buiten gebracht door het Openbaar Ministerie (OM)?
Antwoord:
In 2023 is er in 42.226 misdrijfzaken een strafbeschikking door het OM (OMSB) opgelegd,
hierop is in 3.253 zaken verzet aangetekend. In 47.481 overtredingszaken is door het
OM een strafbeschikking opgelegd, waartegen in 4.534 zaken verzet is aangetekend.
Het OM registreert niet hoe vaak een persbericht bij het opleggen van een strafbeschikking
wordt uitgebracht.
Vraag (9):
Hoe veel tijd verstrijkt er gemiddeld tussen het aantekenen van verzet tegen een strafbeschikking
en het behandelen van het verzet door de rechter?
Antwoord:
Van de misdrijfzaken zaken die in 2023 op zitting hebben gestaan naar aanleiding van
verzet is de gemiddelde doorlooptijd, gemeten vanaf registratie verzet tot eerste
zitting, 197 dagen. Van de overtredingszaken zaken die in 2023 op zitting hebben gestaan
naar aanleiding van verzet is de gemiddelde doorlooptijd, gemeten vanaf registratie
verzet tot eerste zitting, 568 dagen.
Vraag (10):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn naar aanleiding van het ingesteld verzet gewijzigd,
ingetrokken en/of laten vervallen door het OM?
Antwoord:
Van de in totaal 3.333 misdrijfzaken waarin in 2023 verzet is geregistreerd zijn inmiddels
310 zaken geseponeerd. In 132 zaken is er wederom een strafbeschikking, al dan niet
aangepast, opgelegd. Van de 10.792 overtredingszaken waarin in 2023 verzet is geregistreerd
zijn inmiddels 1.359 zaken geseponeerd. In 90 zaken is er wederom een strafbeschikking,
al dan niet aangepast, opgelegd.
Vraag (11):
Welk deel van de strafbeschikkingen die door de rechter zijn behandeld kwam voort
uit mislukte executie en welk deel kwam voort uit door of namens de verdachte ingesteld
verzet?
Antwoord:
In 2023 heeft de rechter 4.397 misdrijfzaken behandeld voortkomend uit verzet of mislukte
executie, 48% hiervan is naar aanleiding van mislukte executie.
In 2023 heeft de rechter 10.113 overtredingszaken behandeld voortkomend uit verzet
of mislukte executie, 20% hiervan is naar aanleiding van mislukte executie.
Vraag (12):
In hoeveel zaken van de door de strafrechter behandelde verzetschriften tegen een
strafbeschikking kwam de rechter tot vrijspraak?
Antwoord:
Van de 2.277 misdrijfzakenzaken die in 2023 op zitting hebben gestaan naar aanleiding
van verzet kwam de rechter in 312 zaken tot vrijspraak.
Van de 8.136 overtredingszaken die in 2023 op zitting hebben gestaan naar aanleiding
van verzet kwam de rechter in 827 zaken tot vrijspraak.
Vraag (13):
Wat zijn de gemiddelde executiekosten per strafbeschikking? En wat zijn de gemiddelde
executiekosten per strafbeschikking die niet geëxecuteerd kon worden?
Antwoord:
In het kader van de begrotingsvoorbereiding worden ieder jaar de kostprijzen bij het
CJIB bepaald voor alle productcategorieën in het PMJ model. Voor 2023 is voor het
product strafbeschikking een integrale kostprijs bepaald van € 36,18. Of de beschikking
wel of niet wordt voldaan is niet van invloed op de kostprijs van dit product, hierbij
wordt geen onderscheid gemaakt of de strafbeschikking wel of niet is geëxecuteerd.
Vraag (14):
Zijn alle strafbeschikkingen die niet geëxecuteerd konden worden aangebracht bij de
strafrechter? Zo nee, waarom niet? Wat is daar dan wel mee gebeurd? Zijn deze geseponeerd?
Antwoord:
In 2023 zijn er 4.240 misdrijfzaken opnieuw bij het OM aangeboden nadat de executie
is mislukt, hiervan is (of wordt nog) 69% bij de rechter aangebracht, de overige zaken
zijn afgedaan met een sepot, vaak als gevolg van verjaring.
In 2023 zijn er 10.084 overtredingszaken opnieuw bij het OM aangeboden nadat de executie
is mislukt, hiervan is (of wordt nog) 34% bij de rechter aangebracht, de overige zaken
zijn afgedaan met een sepot.
Vraag (15):
Hoeveel strafbeschikkingen heeft het OM uitgevaardigd waarin een ontzegging van de
rijbevoegdheid werd opgelegd?
Antwoord:
In 2023 is in 4.233 misdrijfzaken en in 6.754 overtredingszaken een ontzegging van
de rijbevoegdheid opgelegd.
Vraag (16):
In hoeveel zaken van meerderjarige verdachten tussen de 18 en 23 jaar is door de rechter
bij de oplegging van de straf het jeugdstrafrecht toegepast? Welk deel is dit van
het totaal in deze leeftijdsgroep? Kan dit over de afgelopen vijf jaar worden beantwoord?
Antwoord:
In de gehele periode 2019 t/m 2023 werd in ongeveer 47.400 zaken van verdachten tussen
18 en 23 jaar een straf en/of maatregel opgelegd. In ongeveer 3.300 van deze zaken
werd het jeugdstrafrecht toegepast: dit gaat om 7% van die zaken.
Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis
van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare
management informatiesystemen. Bron: PSK, datum raadpleging 27-5-2024
Vraag (17):
Hoeveel zaken zijn er ingestroomd bij de wijkrechtbanken in (onder meer) Rotterdam,
Amsterdam en Eindhoven?
Antwoord:
In 2023 zijn in totaal 530 zaken bij de wijkrechtbanken ingestroomd.
Vraag (18):
Hoeveel strafzaken zijn er in 2023 afgedaan omtrent hennepkwekerijen? Hoe zijn deze
afgedaan?
Antwoord:
In 2023 zijn door de rechter in eerste aanleg 1.565 zaken afgedaan waarin artikel 3B
van de Opiumwet ten laste was gelegd. In 1.260 zaken werd de verdachte schuldig bevonden,
in 163 zaken werd de verdachte vrijgesproken en in 142 zaken was sprake van een ander
eindvonnis zoals «ter terechtzitting gevoegd», «dagvaarding nietig» of «OM niet ontvankelijk».
In geen enkele van de zaken was sprake van «ontslag van alle rechtsvervolging».
Toelichting:
• Er is gekeken naar artikel 3B van de Opiumwet. Dit wetsartikel ziet op «te telen,
te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken
of te vervoeren». Het is hiermee breder dan alleen «hennepkwekerijen».
• Het betreft alle zaken waarin het feit voor de rechter is gekomen (ten laste is gelegd);
dat wil niet zeggen dat het feit ook bewezen is verklaard.
• Er zijn zaken waarin meerdere feiten ten laste zijn gelegd; in die gevallen kan de
schuldig verklaring ook voor andere feiten zijn dan artikel 3B van de Opiumwet.
• Deze cijfers hebben betrekking op het grondfeit. Voor zover dat juridisch mogelijk
is, kan het daarbij zowel gaan om voorbereiding van het grondfeit, poging tot het
grondfeit of het voltooide grondfeit. Daarnaast kan – voor zover dat juridisch mogelijk
is – ook sprake zijn van deelneming aan het grondfeit (medeplegen, medeplichtigheid,
uitlokking of doen plegen van het grondfeit). • Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven
een zo goed mogelijke representatie op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar
is uit de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen.
• Bron PSK, datum raadplegen 27-5-2024
Vraag (19):
Kan een toelichting gegeven worden op de campagne om mensen bewust te maken van social
engineering? Volgen er meer bewustwordingscampagnes van risico’s in het digitale domein?
Zo ja, welke zijn dit?
Antwoord:
Social engineering is het misbruiken van menselijke eigenschappen, zoals angst, vertrouwen,
hebzucht en nieuwsgierigheid. Social engineering is een veel toegepaste techniek bij
online criminaliteit om toegang tot systemen te krijgen, malware te installeren of
in het bezit te komen van persoonlijke gegevens van slachtoffers. Met de «Laat je
niet interneppen» campagne van de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties, worden mensen bewust gemaakt over de toepassing van social
engineering door online criminelen en worden zij voorzien van handelingsperspectieven.
Het is belangrijk dat mensen alert blijven en de afzender controleren. Daarnaast is
het Ministerie van Justitie en Veiligheid dit jaar van start gegaan met de «Dubbel
beveiligd, is dubbel zo veilig» campagne om het gebruik van tweestapsverificatie te
stimuleren. Beide campagnes maken onderdeel uit van de meerjarige overkoepelende rijksbrede
campagne aanpak. Daarin werken de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties en Economische Zaken en Klimaat nauw samen op het gebied
van cybercrimepreventie en cybersecurity. Onder de gezamenlijke aanpak valt ook de
«Doe je updates» campagne over het updaten van slimme apparaten van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat.
Vraag (20):
Kan een vertrouwenspersoon, zoals beschikbaar bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie
(ZLTO), de land- en Tuinbouworganisatie Noord (LTO Noord) en HISWA-RECRON om kwetsbaarheid
onder ondernemers te verminderen, ook aangesteld worden bij andere samenwerkingsorganisaties?
Zo ja, kunt u toelichten in welke sectoren dit mogelijk zou zijn?
Antwoord:
Ja, een vertrouwenspersoon kan ook aangesteld worden bij andere samenwerkingsverbanden.
Voor het functioneren van de vertrouwenspersoon binnen een branche heeft JenV een
aantal voorwaarden gesteld, zoals de vaardigheden die relevant zijn om het werk goed
te doen, de positionering van de vertrouwenspersoon in het netwerk en intentie tot
borging bij de brancheorganisatie.
Een branche is kwetsbaar voor criminele inmenging als er een verhoogd risico op criminele
activiteiten wordt geconstateerd. Ondernemers uit die branche kunnen nodig zijn voor
het mogelijk maken van criminele activiteiten. Een vertrouwenspersoon levert, als
laagdrempelig aanspreekpunt voor ondernemers, een bijdrage aan weerbaarheid. Hierom
is JenV de mogelijkheden in verschillende branches aan het verkennen, bijvoorbeeld
met de Koninklijke Horeca Nederland. De aanvraag voor een vertrouwenspersoon bij de
Vereniging van Makelaars en Taxateurs is goedgekeurd.
Vraag (21):
Welke resultaten zijn in 2023 geboekt met het programma «Preventie met gezag»?
Antwoord:
Met het programma Preventie met Gezag willen we jongeren in een kwetsbare positie
kansen bieden en grenzen stellen om te voorkomen dat ze in de criminaliteit terecht
komen, daar verder in afglijden of doorgroeien. Dat doen we onder andere door langjarig
met onze partners in te zetten op de specifieke doelgroep met kansrijke en bewezen
effectieve interventies. De eerste 15 gemeenten zijn met Preventie met Gezag gestart
in 2022.
De eerste rapportage over de resultaten van Preventie met Gezag in deze gemeenten
wordt als onderdeel van de voortgangsrapportage van de aanpak van georganiseerde en
ondermijnende criminaliteit voor de zomer aan uw Kamer gestuurd.
19 gemeenten van de 27 gemeenten hebben financiële middelen in 2023 ontvangen en 4
daarvan hebben in 2023 eerst een start kunnen maken met de uitvoering van de plannen.
De aanvullende 8 gemeenten hebben de gelden grotendeels in 2024 ontvangen en zijn
recent gestart met het feitelijk vorm geven van de aanpak.
Binnen de preventieve aanpak speelt de justitiële kant ook een belangrijke rol. Daarom
hebben daarnaast de justitiële partners in 2023 geld ontvangen voor de versterking
van hun inzet in de gemeenten. Dit zijn: politie, OM, Raad voor de rechtspraak, Reclassering,
Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming en de Zorg- en Veiligheidshuizen. Ook
zij zijn in 2023 gestart met hun visie op de inzet voor Preventie met Gezag en hoe
dit structureel goed in de eigen organisaties kan worden ingebed, in goede onderlinge
samenhang en samenwerking.
Vraag (22):
Kan er een stand van zaken gegeven worden over het onderzoek naar drugsresten in rioolwater?
Antwoord:
In november 2023 is in opdracht van de Ministeries van Justitie en Veiligheid (JenV)
en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het pilotonderzoek naar drugsresten in
het riool van start gegaan. Het doel van het onderzoek, dat wordt uitgevoerd door
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Trimbos Instituut,
is om drugsgebruik in Nederland beter in kaart te brengen. Na deze eerste testweek
hebben de afgelopen maanden nog twee meetmomenten plaatsgevonden. Deze metingen bestaan
uit de analyse van monsters die bij vooraf geselecteerde rioolwaterzuiveringsinstallaties
gedurende enkele dagen worden afgenomen. Er staan nog twee testweken gepland dit jaar.
De laatste bemonsteringsweek vindt plaats in november 2024. Deze monsters en de gehele
dataset worden vervolgens door het RIVM geanalyseerd. Het technische eindrapport van
het RIVM wordt aan het eind van het eerste kwartaal van 2025 verwacht. Hierna vindt
nog een nadere duiding van de resultaten van de pilotstudie door het Trimbos Instituut
plaats. Afsluitend organiseren het RIVM en Trimbos onder andere een webinar om de
opgedane kennis over drugsgebruik in Nederland te delen. In de eerste halfjaarbrief
over de aanpak van georganiseerde criminaliteit wordt de Kamer over de uitkomsten
van de pilotstudie geïnformeerd. Tussentijds komen er geen inhoudelijke onderzoeksresultaten
beschikbaar.
Vraag (23):
Hoeveel kilo cocaïne is in 2023 onderschept in de Nederlandse havens?
Antwoord:
In 2023 is er door de Douane 56.858 kilo cocaïne onderschept in havens.
Vraag (24):
Hoeveel uithalers zijn er in 2023 geregistreerd?
Antwoord:
In Rotterdam zijn in 2023 452 personen aangetroffen op een haventerrein in Rotterdam
(zijnde uithalers), waarvan 400 unieke personen. In Vlissingen zijn in 2023 in totaal
47 unieke uithalers aangehouden. Voor de overige plekken in het land waarop de uithalerswet
van toepassing is (haven/luchthaven/spoorwegemplacement gelegen plaats voor distributie,
opslag of overslag van goederen) zijn momenteel nog geen cijfers beschikbaar
Vraag (25):
Kunt u een overzicht geven welke projecten gefinancierd worden in Marokko, Tunesië,
Nigeria en Irak?
Antwoord:
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt samen met o.a. het Ministerie van
Buitenlandse Zaken aan de ontwikkeling van migratiepartnerschappen om terugkeer te
bevorderen, irreguliere migratie tegen te gaan en bescherming van migranten te versterken.
Sinds 2023 beschikt het Ministerie van Justitie en Veiligheid over non-ODA middelen
bedoeld ter ondersteuning van deze inzet. Deze middelen kunnen breed worden ingezet,
denk aan capaciteitsopbouw asiel, grensbeheer of terugkeer.
J&V financiert verschillende projecten via deze non-ODA middelen diverse landen. In
Tunesië heeft J&V een project gefinancierd op het gebied van grensbeheer, te weten
«Integrated Border Management Tunisia projejct, phase III, t.w.v. EUR 338.132 uitgevoerd
door het International Centre for Migration Policy Dialogue (ICMPD). Dit project liep
af in 2023.
Momenteel worden er in Marokko, Nigeria en Irak geen concrete projecten gefinancierd
vanuit het Ministerie van J&V.
Vraag (26):
Kunt u een overzicht geven van de operationele betrokkenheid van Nederlands materieel
of personeel in Marokko, Tunesië, Nigeria en Irak?
Antwoord:
Momenteel bestaat er geen operationele betrokkenheid in deze landen in de zin van
missies en/of operaties, of van Nederlands materieel met betrekking tot grensbeheer
of andere migratie gerelateerde onderwerpen.
Vraag (27):
Hoeveel financiering is gegaan naar grensbewaking en in welke landen?
Antwoord:
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt samen met o.a. het Ministerie van
Buitenlandse Zaken aan de ontwikkeling van migratiepartnerschappen om terugkeer te
bevorderen, irreguliere migratie tegen te gaan en bescherming van migranten te versterken.
Sinds 2023 beschikt het Ministerie van Justitie en Veiligheid over non-ODA middelen
bedoeld ter ondersteuning van deze inzet. Deze middelen kunnen breed worden ingezet,
denk aan capaciteitsopbouw asiel, grensbeheer of terugkeer.
Verschillende projecten worden via de non-ODA middelen van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid gefinancierd op het gebied van grensbeheer. Deze projecten dragen steeds
bij aan capaciteitsopbouw in deze landen op dit vlak:
Integrated Border Management (IBM) Tunisia project, phase III t.w.v. 338.132 euro: Nederlandse bijdrage aan een lopend project van ICMPD op het
gebied van geïntegreerd grensmanagement. Overkoepelend doel van het project is capaciteitsopbouw
van Tunesische grensautoriteiten, ter implementatie van de TUN nationale grensveiligheidsstrategie.
Uitvoeringsorganisatie: ICMPD.
Strengthening National Coordination and Cooperation Mechanisms in the Field of Border
Management – SYNCRON – t.w.v. 2 miljoen euro: Versterken van Turks grensmanagement in lijn met
EU-standaarden, door technische capaciteitsopbouw en versterken van samenwerking en
coördinatie tussen het centrale management niveau en lokaal niveau. Uitvoeringsorganisatie:
ICMPD
International Border Management Conference t.w.v. 112.254 euro. De 6e editie conferentie vond plaats op 6–7 december 2023 in
Istanboel, georganiseerd door ICMPD. Middels Nederlandse bijdrage konden voor Nederland
belangrijke partnerlanden deelnemen aan de conferentie. Uitvoeringsorganisatie: ICMPD.
Vraag (28):
Is er operationele inzet of materieel van Nederland ingezet in grensbewaking in derde
landen en zo ja wat en in welke?
Antwoord:
Vanuit de KMar vindt geen operationele inzet plaats in het kader van grensbewaking
in derde landen. De KMar verzorgt wel trainingen in verschillende landen zoals uiteengezet
in de beantwoording van vraag 138.
Vraag (29):
Hoe lang loopt het programma Weerbaar Bestuur nog? Is dit financieel geborgd?
Antwoord:
Het programma Weerbaar Bestuur heeft geen specifieke einddatum. De gelden voor de
bredere versterking van de bestuurlijke weerbaarheid van het decentraal bestuur, waaruit
het programma wordt gefinancierd, zijn structureel. Deze zijn met ingang van 2022
structureel door het Ministerie van Justitie en Veiligheid overgeboekt aan het Ministerie
van Binnenlandse Zaken.
Het overgeboekte budget betreft in totaal € 10 miljoen per jaar. Hiervan gaat € 6,5 miljoen
naar het programma. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken legt op haar eigen begroting
verantwoording af over de specifieke besteding van het volledige budget.
Vraag (30):
Wat is het percentage asielzoekers uit veilige landen, per jaar sinds 2020 en om hoeveel
mensen ging het?
Antwoord:
In de onderstaande tabel is het aandeel weergegeven van de eerste asielaanvragen van
personen die de nationaliteit van een veilig land van herkomst hadden binnen het totaal
aantal eerste asielaanvragen. Tevens is het aantal personen uit een veilig land van
herkomst opgenomen.
Opgemerkt moet worden dat 2020 een atypisch jaar is vanwege de reisbeperkingen tijdens
de Covid-19-pandemie.
Vraag (31):
Kan er onderscheid gemaakt worden in de opvangsoort en voorzieningen tussen kansarme
en kansrijke asielzoekers, en op basis van welke juridische kaders?
Antwoord:
De minimumnormen waaraan asielopvang moet voldoen zijn vastgelegd in de Opvangrichtlijn.
De Opvangrichtlijn is geïmplementeerd en vindt zijn weerslag in Nederlands recht in
de Wet COA en de Regeling verstrekkingen Asielzoekers.
Het maken van onderscheid tussen kansarme en kansrijke asielzoekers is mogelijk, mits
aan de minimumnormen van de Opvangrichtlijn, en dus ook de Wet COA en de Regeling
verstrekkingen asielzoekers wordt voldaan. In de Regeling verstrekkingen asielzoekers
is reeds opgenomen dat een wekelijkse financiële toelage niet hoeft te worden verstrekt
aan een asielzoeker die afkomstig is uit een veilig land van herkomst, uitgezonderd
alleenstaande minderjarige vreemdelingen of op wie de Dublinverordening als bedoeld
in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is, uitgezonderd alleenstaande
minderjarige vreemdelingen;
Eerder al is een dergelijk onderscheid gemaakt in de pilot versoberde opvang spoor
2 (asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst). Meer recentelijk is een
onderscheid gemaakt in de opvangsoort en voorzieningen tussen asielzoekers met een
kansarme asielaanvraag en asielzoekers met een kansrijke asielaanvraag middels de
pilot procesbeschikbaarheidslocatie.
Vraag (32):
Hoeveel mensen zonder geldige verblijfsvergunning verblijven er in Nederland en wat
is de voornaamste reden dat zij niet uitgezet kunnen worden naar landen van herkomst?
Antwoord:
Het WODC maakt periodiek een inschatting van het aantal in Nederland onrechtmatig
verblijvende vreemdelingen. Uit dit onderzoek bleek dat de omvang van de populatie
onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in de periode van medio 2017
tot medio 2018 waarschijnlijk tussen de circa 23.000 en circa 58.000 vreemdelingen
lag. Het WODC verwacht in 2025 een nieuwe schatting van het aantal onrechtmatig in
Nederland verblijvende vreemdelingen uit te brengen.
Het slagen van een uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder informatie
over identiteit en nationaliteit van betrokkene, de beschikbaarheid van reisdocumenten
en de mate van medewerking door landen van herkomst. Daarnaast kunnen nieuwe verblijfsaanvragen
terugkeer (tijdelijk) ophouden. De opstelling van de vreemdeling kan van grote invloed
zijn op deze factoren.
Bron: Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 19 637, nr. 2688
Vraag (33):
Hoeveel kost het om een mini-Schengenzone te installeren?
Antwoord:
Hier is geen eenduidig antwoord op te geven, aangezien de kosten volledig afhangen
van de vormgeving en samenstelling van een dergelijke mini-Schengenzone.
Vraag (34):
Welke juridische ruimte heeft u op dit moment om het criteria «veilig land» aan te
passen?
Antwoord:
Het Nederlandse asielrecht vindt zijn oorsprong in het Vluchtelingenverdrag en het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Sinds het gemeenschappelijk
Europees asielstelsel wordt het ook in belangrijke mate bepaald door het recht van
de Europese Unie.
In de huidige EU-Procedurerichtlijn, evenals in de recent aangenomen EU procedureverordening
van toepassing met ingang van 12 juni 2026, wordt onderscheid gemaakt tussen de twee
vormen van veilige landen, te weten «veilig land van herkomst» en «veilig derde land».
Voor het aanpassen van de juridische criteria van deze concepten is aanpassing van
het genoemd Unierecht nodig.
De feitelijke toepassing van deze concepten kan echter nationaal worden ingevuld binnen
de juridische kaders van het Unierecht. Zo hebben lidstaten nationaal de bevoegdheid
om op basis van informatiebronnen de situatie van derde landen te onderzoeken en waar
van toepassing als veilig land van herkomst aan te merken.
Vraag (35):
Kunt u toelichten op basis van welke wetten en onder welke voorwaarden het zou zijn
toegestaan om irreguliere migranten, waaronder asielzoekers, terug te sturen naar
Duitsland of België?
Antwoord:
Op basis van bestaande verdragen tussen Nederland en Duitsland en Nederland en België
inzake onder andere het overnemen van personen aan de grens, is het mogelijk dat Nederland
illegale verblijvende derdelanders afkomstig uit Duitsland of België overdraagt aan
deze landen. Dit geldt wederzijds. Voor personen die een asielverzoek hebben ingediend
geldt een ander regime. Zij vallen onder de reikwijdte van de Dublin-verordening.
Vraag (36):
Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd of omgezet in vergunningen
voor onbepaalde tijd?
Antwoord:
Van de 21.620 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde
tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel
voor bepaalde tijd die in 2023 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 20.210 ingewilligd.
Dat betekent dat 1.410 aanvragen niet zijn omgezet naar een verblijfsvergunning asiel
voor onbepaalde tijd, dan wel zijn verlengd.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een
asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen
aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde
tijd, bijvoorbeeld omdat zij niet meer in Nederland woonachtig zijn. Deze zaken zijn
niet in voornoemde aantallen opgenomen.
Vraag (37):
Kunt u uitgebreid toelichten wat gevolgen zijn van de intrekking van de Spreidingswet
op de asielketen?
Antwoord:
Feitelijk betekent de beoogde intrekking van de Spreidingswet dat gemeenten na intrekking
geen wettelijke taak meer hebben om asielopvang mogelijk te maken. Hierdoor gaat het
creëren van opvangplekken door gemeenten net als voor de invoering van de Spreidingswet
weer enkel op basis van vrijwilligheid.
Wat we op dit moment zien is dat er gemeenten zijn die hebben aangegeven een pas op
de plaats te maken en het proces tot het mogelijk maken van opvang stop hebben gezet
en of hun aanbod hebben ingetrokken. Ook het COA heeft reeds aangegeven deze signalen
op te vangen en zich derhalve zorgen te maken over de gevolgen van het intrekken van
de Spreidingswet voor het aantal opvangplaatsen.
Op dit moment is het nog niet mogelijk om goed te overzien welke gevolgen het intrekken
van de Spreidingswet in zijn totaliteit zal hebben voor de asielketen. Dit is mede
afhankelijk van andere maatregelen die eventueel in de beoogde asielcrisiswet zullen
worden opgenomen en de opstelling van gemeenten. Tegelijkertijd erkennen veel bestuurders
de noodzaak van het creëren van opvang en geven aan hun medewerking te blijven verlenen.
Vraag (38):
Op welke manier kan de opvang (nog) versoberd worden, binnen de huidige juridische
kaders?
Antwoord:
De minimumnormen waaraan asielopvang moet voldoen zijn vastgelegd in de Opvangrichtlijn.
De Opvangrichtlijn is geïmplementeerd en vindt zijn weerslag in Nederlands recht in
de Wet COA en de Regeling verstrekkingen Asielzoekers. Versobering van de opvang kan
mits dit binnen die gestelde normen valt.
Vraag (39):
De terugkeercijfers waren in 2023 hoger dan in 2022, wat waren de terugkeercijfers?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten
vertrekken. In 2022 zijn 19.320 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven
vertrokken. Daarvan zijn ca. 8.360 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ca. 2.950
vreemdelingen gedwongen. Er zijn ca. 8.010 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht
vertrokken.
In 2023 zijn 23.240 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken.
Daarvan zijn ca. 10.200 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ca. 5.450 vreemdelingen
gedwongen. Er zijn ca. 7.590 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht vertrokken.
Het ketenbreed vertrek is gebaseerd op de vertrekregistraties van de KMar, politie
en DT&V. Het gaat hierbij niet alleen om afgewezen asielzoekers, maar ook om vreemdelingen
die onrechtmatig in Nederland verblijven, vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning
is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen aan wie door de KMar de toegang
tot Nederland is geweigerd en die zijn vertrokken naar het land van herkomst of een
ander land waar de toegang is gewaarborgd.[1]
[1] Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 27 mei 2024. Cijfers
zijn afgerond op tientallen.
Vraag (40):
Wat zijn de stappen die genomen worden om overlast in de gemeentelijke opvang tegen
te gaan?
Antwoord:
Het Rijk heeft in juli 2023 een handelingsperspectief[1] opgesteld voor gemeenten
om overlast door onaangepast gedrag van vluchtelingen uit Oekraïne in de gemeentelijke
opvanglocaties (GOO) aan te pakken. Het bestaat uit 4 onderdelen: een huishoudelijk
reglement, een maatregelenpakket bij overlast, een handreiking voor het opzetten van
decentrale time-outlocaties en een klachtenprocedure voor ontheemden. Sinds oktober
2023 is in de Regeling opvang ontheemden uit Oekraïne (RooO) opgenomen dat gemeenten
leefgeld mogen intrekken van ontheemden die de huisregels in ernstige mate overtreden
of die ernstige vormen van geweld plegen. De gemeente kan verder de deelname aan recreatieve
of educatieve activiteiten beperken, of een afwijkend regime op basis van de huisregels
toepassen gedurende maximaal 8 uur per etmaal. Gemeenten hebben een mate van vrijheid
in hoe invulling te geven aan de term «afwijkend regime», ontheemden kunnen bijvoorbeeld
in een afzonderlijke ruimte worden opgevangen met andere voorzieningen. in elk geval
dienen ontheemden voorzien te worden in hun fundamentele levensbehoeften zoals voedsel
en onderdak.
[1] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2023/07/11/handelin…
Vraag (41):
Hoe hoog bedraagt de uitkering van leefgeld indien iemand inkomen uit arbeid heeft?
Antwoord:
Een meerderjarige ontheemde met inkomsten uit arbeid heeft in principe geen recht
op leefgeld. De burgemeester mag bij inkomsten uit arbeid de uitkering van het leefgeld
stopzetten.
Indien de hoogte van het inkomen lager is dan de hoogte van de financiële verstrekkingen
die anders aan de ontheemden zou zijn uitgekeerd, kan de burgemeester de verstrekkingen
ook niet of slechts ten dele intrekken.
Vraag (42):
Met welke herkomstlanden heeft Nederland op dit moment terugkeerafspraken en welke
voorwaarden/voordelen zijn daaraan geboden?
Antwoord:
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld[1] zet het kabinet zich ervoor in om zoveel als mogelijk
vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf te laten terugkeren. In dat kader worden
verschillende instrumenten ingezet om de terugkeersamenwerking te verbeteren, zowel
in bilateraal, als in EU verband. Het kabinet zet onder andere in op het ontwikkelen
van brede gelijkwaardige en duurzame partnerschappen met voor Nederland belangrijke
landen van herkomst- en transit waar samenwerking op het gebied van terugkeer een
onderdeel van kan zijn. De voortgang die is geboekt ten aanzien van het verbeteren
van de terugkeersamenwerking binnen het brede partnerschap met Marokko is daar een
goed voorbeeld van. Een ander voorbeeld is Nigeria, waarbij het partnerschap bijdraagt
aan de continuering en versterking van de reeds goede samenwerking op terugkeer. Ook
wordt er zowel in EU, als in Benelux verband, met landen gewerkt aan het sluiten van
terug- en overname overeenkomsten (T&O). Op 9 januari jl. is er bijvoorbeeld een T&O
gesloten tussen de Benelux en Mongolië. Ook wordt er met alle relevante derde landen
op operationeel niveau gewerkt aan de terugkeersamenwerking.
[1] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29 344, nr. 155
Vraag (43):
Hoe verloopt de regionale implementatie van de levensloopaanpak voor personen met
verward gedrag en een hoog veiligheidsrisico en waar zitten er nog knelpunten?
Antwoord:
De Levensloopaanpak heeft de afgelopen periode landelijk een flinke groei doorgemaakt
in aantal in de aanpak opgenomen personen. Inmiddels zijn ruim 600 personen opgenomen.
De laatste drie regio’s die nog niet gestart zijn, treffen voorbereidingen om te beginnen.
Hoewel sprake is van een aanzienlijke groei, zijn nog niet alle personen die tot de
doelgroep behoren, daadwerkelijk in de aanpak opgenomen.
In de uitvoering van de Levensloopaanpak lopen de regio's tegen een paar forse knelpunten
aan. Het belangrijkste knelpunt is het ontbreken van voldoende aanbod in passend verblijf
en langdurig klinische opnamecapaciteit, zo schrijven de projectleiders in hun adviesrapport
«Implementatie Levensloopaanpak» van 18 januari 2024.
Meer informatie over de voortgang van de implementatie van de levensloopaanpak, en
de knelpunten treft uw Kamer aan in het adviesrapport Implementatie Levensloopaanpak.[1]
Aan het genoemde knelpunt werkt de regering middels verscheidene initiatieven.
Zo werken de Ministeries van Justitie en Veiligheid aan een gezamenlijke werkagenda
om de aansluiting tussen de reguliere zorg en forensische zorg te verbeteren. Na de
zomer wordt uw Kamer hierover geïnformeerd, zoals MRb heeft toegezegd in het twee-minuten-debat
van 21 mei 2024.
Voor het ontbreken van passende huisvesting is het Wetsvoorstel versterking regie
volkshuisvesting relevant. Dit wetsvoorstel regelt dat kwetsbare groepen mensen die
kunnen uitstromen uit een intramurale voorziening, zoals een ggz-instelling, met voorrang
voorrang een woning kunnen krijgen. Daarnaast wordt met de uitvoering van het programma
Een Thuis Voor Iedereen nu al op verschillende manieren invulling gegeven aan hetgeen
waar de motie toe oproept. Gemeenten werken aan het realiseren van woon-zorgvisies,
waarin concrete plannen staan om passende huisvesting en benodigde zorg, ondersteuning
en begeleiding aan huis te realiseren voor verschillende kwetsbare groepen, waaronder
ook mensen met ggz-problematiek.
Ten aanzien van de aanpak van het ontbreken van specifieke langdurig klinische opnamecapaciteit
wordt verwezen naar de brief van de Minister van VWS van 28 maart 2024 [1], waarin
zij uw Kamer informeert hoe zij dit knelpunt gaat oplossen voor personen met zeer
complexe (gedrags-)problematiek, waarbij naast zorg ook een bepaalde mate van beveiliging beschikbaar
moet zijn.
[1] https://levensloopaanpak.nl/wp-content/uploads/2024/02/20240118-Adviesr…
[2] Voetnoot TK 2023–2024, 34 104, nr. 404.
Vraag (44):
Wat is de stand van zaken naar het onderzoek over de implicaties van de Europese Network
and Information Security Directive (NIS2) en de De Critical Entities Resilience Directive
(CER) EU-richtlijnen voor deze sector?
Antwoord:
De analyse van processen binnen de vitale sector Openbare Orde en Veiligheid loopt
conform de cyclus vitaal, zoals die als onderdeel van de Aanpak vitaal is afgesproken [1].
De primair verantwoordelijke partijen voor deze processen vallen onder de zogenaamde
«uitzonderingsclausule Nationale Veiligheid» die in zowel de NIS2 als CER richtlijn
zijn opgenomen [2][3]. Dit maakt dat de betreffende richtlijnen in principe geen werking
hebben voor overheidsinstanties die activiteiten uitvoeren op het gebied van nationale
veiligheid, openbare veiligheid, defensie of rechtshandhaving. Onder deze noemer vallen
onder meer de politie, veiligheidsregio’s en defensie. Deze uitleg is ook verwerkt
in de recent (21 mei 2024) ter consultatie aangeboden wetsvoorstellen voor de implementatie
van de NIS2 en CER-richtlijnen [4][5].
[1] Kamerstukken II 2022–2023, 30 821 nr. 182
[2] Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december
2022
[3] Richtlijn (EU) 2022/2557 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december
2022
[4] https://www.internetconsultatie.nl/cyberbeveiligingswet/b1
[5] https://www.internetconsultatie.nl/wetweerbaarheidkritiekeentiteiten/b1
Vraag (45):
Wanneer worden specifieke noodwetten gemoderniseerd?
Antwoord:
De Coördinatiewet uitzonderingstoestanden is momenteel in internetconsultatie. Mijn
departement werkt in 2024 verder aan de modernisering van de Wet buitengewone bevoegdheden
burgerlijk gezag en de Wet veiligheidsregio’s. Voor een volledig overzicht van het
proces van de modernisering van specifieke noodwetten, verwijs ik naar de interdepartementale
routekaart die ik op 10 oktober 2023 met Uw Kamer heb gedeeld [1].
[1] Kamerstukken II 2023/24, 29 668/26 956, nr. 70
Vraag (46):
Hoe wordt een centrale meldfunctie vormgegeven voor slachtoffers van Ongewenste Buitenlandse
Inmenging (OBI) en hoe wordt dit onder de aandacht gebracht van eventuele slachtoffers?
Antwoord:
De centrale meldfunctie is operationeel sinds de zomer van 2023. Hierbij worden alle
OBI-signalen die binnenkomen bij verschillende onderdelen van de Rijksoverheid op
uniforme wijze geanonimiseerd. Vervolgens worden deze geanonimiseerde signalen op
een centraal punt bijeengebracht, waar alle betrokken departementen en uitvoeringsorganisaties
de ontvangen signalen analytisch duiden. Deze duiding draagt bij aan een integraal
beeld van de dreiging. Indien van toepassing worden passende beleidsmaatregelen getroffen
en, in geval van urgente casuïstiek, wordt voor operationele opvolging gezorgd. Door
verschillende ingangen binnen de Rijksoverheid te blijven bieden aan personen die
melding van OBI-activiteiten willen doen, houdt het kabinet de drempel voor burgers
zo laag mogelijk om hun verhaal te doen. Deze mensen kunnen terecht bij organisaties
binnen zowel het veiligheidsdomein als het sociale domein.
Het kabinet zal op korte termijn een OBI-communicatieaanpak starten om het doen van
melding in geval van OBI bij potentiële doelwitten en doelgroepen onder de aandacht
te brengen. Daarbij is van belang dat breed bekend is waarvoor de Nederlandse overheid
staat, wat ze onwenselijk vindt en waar men terecht kan met een OBI-melding. In de
communicatieaanpak zal ook een realistisch geluid doorklinken: het zal in de regel
moeilijk zijn om alle vormen van OBI op casusniveau aan te pakken. Het doen van meldingen
wordt echter te allen tijde aangeraden, om inzicht te krijgen in de omvang van de
problematiek en om landen hierop aan te spreken.
Vraag (47):
Wanneer wordt de herziening van de Wet politiegegevens naar verwachting naar de Kamer
gestuurd?
Antwoord:
Volgens de huidige planning wordt wetsvoorstel de tweede helft van 2025 aan de Tweede
Kamer aangeboden. Dit wetsvoorstel gaat niet alleen in op de wijziging van de Wet
politiegegevens, maar ook op de wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens.
Vraag (48):
Wat is het tijdsplan van de stelselwijziging voor het verbeteren en vereenvoudigen
van de jeugdbeschermingsketen? Wanneer kan het wetsvoorstel hiervoor verwacht worden?
Antwoord:
Met het Programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt gewerkt aan een
vereenvoudiging en verbetering van de jeugdbescherming. Eén van de ontwikkelingen
betreft de vormgeving van regionale veiligheidsteams waarin taken van Veilig Thuis,
de Gecertificeerde Instellingen en (deels) de Raad voor de Kinderbescherming worden
ondergebracht, gericht op kinderen en volwassenen bij wie sprake is van onveiligheid,
huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
Na de zomer van 2024 wordt de Kamer geïnformeerd over de voorkeursvariant voor het
regionale veiligheidsteam. Vooralsnog zijn voor het Toekomstscenario na 2025 geen
middelen beschikbaar. In het voorjaar van 2025 zal een politieke keuze voorliggen
over de precieze inrichting van de stelselwijziging en kan het wetgevingstraject gestart
worden. Naar verwachting zal het wetgevingstraject voor de stelsel- en structuurwijziging
in de tweede helft van 2027 zijn afgerond.
Vraag (49):
Wat is het huidig aantal jeugdbeschermers? Hoeveel nieuwe jeugdbeschermers zijn erbij
gekomen in 2023 en hoeveel in 2024? Hoeveel waren dat er in 2022? Kunt u een overzicht
geven van het aantal jeugdbeschermers de afgelopen 10 jaar?
Antwoord:
In het kader van de motie Hijink wordt door het Ministerie van JenV met ingang van
1 december 2022 een monitor uitgevoerd naar onder meer de formatie aan jeugdbeschermers
en jeugdreclasseerders. De Kamer wordt hier periodiek over geïnformeerd. Vóór deze
periode zijn geen landelijke gegevens beschikbaar over de omvang van de formatie jeugdbeschermers
en jeugdreclasseerders.
Formatie (fte) jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders:
• 1 april 2024: 2.405 fte
• 1 mei 2023: 2.325 fte
• 1 december 2022: 2.432 fte
De formatie is in de periode 1 december 2022 tot 1 april 2024 licht afgenomen. Doordat
in dezelfde periode het aantal cliënten is gedaald, is de werkdruk voor de jeugdbeschermers
en jeugdreclasseerders per saldo afgenomen. Naast jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders
worden door de GI’s in het kader van functiedifferentiatie ook nog ondersteunend jeugdbeschermers
en jeugdreclasseerders ingezet om taken van de jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders
over te nemen.
Formatie (fte) ondersteunend jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders:
• 1 april 2024: 152 fte
• 1 mei 2023: 142 fte
• 1 december 2022: 100 fte
Deze aantallen zijn voor de afgelopen 10 jaar niet te geven vanwege het ontbreken
van monitoringsgegevens over de periode voor 2022.
Vraag (50):
Wat maakt dat een vermoede betrokkenheid van statelijke cyberactoren ertoe leidt dat
de afhandeling van rechtshulpverzoeken aan het Team High Tech Crime gemiddeld meer
tijd in beslag neemt?
Antwoord:
Twee situaties kunnen mogelijk direct of indirect van invloed zijn op de afhandeltijd,
wetende:
1. De situatie waarin het Team High Tech Crime binnen een reeds lopend opsporingsonderzoek
wordt geconfronteerd met de betrokkenheid van statelijke actoren.
2. De situatie waarin bij het binnenkomende rechtshulpverzoek een betrokkenheid van statelijke
actoren wordt vermoed (of verondersteld).
In beide situaties moet er een afgeschermd en inhoudelijk complex onderzoek worden
uitgevoerd wat een groot beroep doet op de beschikbare capaciteit van het Team High
Tech Crime. Daarnaast moet er bij een rechtshulpverzoek met vermoedelijke betrokkenheid
van statelijke actoren ook afstemming plaatsvinden met het verzoekende land. Deze
afstemming neemt eveneens veel tijd in beslag.
Vraag (51):
Wordt er, gezien de onderbezetting van Team High Tech Crime, actief iets aan de instroom
gedaan binnen dit team en hoe zal dit de komende jaren weer op volle sterkte zijn?
Antwoord:
In het voorjaar 2023 heeft de politie een arbeidsmarktstrategie opgesteld gericht
op werving, doorstroom en behoud van politiemedewerkers, zoals medewerkers bij het
Team High Tech Crime. De politie zet alles op alles om nieuwe medewerkers te werven
en op te leiden. Tegelijkertijd is de verwachting dat de druk op de politiecapaciteit
zal aanhouden.
Vraag (52):
Hoe vaak zijn er de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar en type inzet, politiehonden
ingezet?
Antwoord:
De jaarverantwoording politie bevat cijfers over de inzet van politiehonden vanaf
2020 en van de Arrestatie en Ondersteuningsteam-hond door de Dienst Speciale Interventies
(DSI) vanaf 2021.
In de bijlage zijn de samengevoegde cijfers opgenomen die afkomstig zijn uit de jaarverantwoording
2022 en 2023.
Vraag (53):
Hoe vaak zijn er de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar en type inzet, politiepaarden
ingezet?
Antwoord:
Cijfers over de inzet van de beredenen zijn weergegeven in de jaarverantwoording politie.
In de bijlage zijn de samengevoegde cijfers opgenomen die afkomstig zijn uit de jaarverantwoording
2022 en 2023.
Vraag (54):
Op welke manieren wordt er gewerkt aan een beter welzijn van politiehonden? Welke
afspraken zijn er gemaakt?
Antwoord:
De inzet van de politiehonden geschiedt zo veilig mogelijk. Dierenwelzijn is daarbij
een van de afwegingen. Bij de inzet van dieren wordt er steeds een afweging gemaakt
of het te bereiken doel opweegt tegen het gevaar voor mens en dier.
In mei 2022 is het programma «de Koers Politiehonden» gestart. Daarin wordt onder
andere aandacht besteed aan dierenwelzijn, certificeringseisen, aankoopbeleid, positieve
trainingsmethoden, aangelijnd werken en het zoveel mogelijk beperken van het gebruik
van de elektronische trainingshalsband.
Eind 2023 is besloten om de Koers Politiehonden nog minimaal drie jaar voort te zetten.
Dit betekent dat de aandacht die er de afgelopen twee jaar is geweest om het werken
met diensthonden te professionaliseren zal worden voortgezet.
Eén van de pijlers in dit programma is dierenwelzijn. Dit is onder meer terug te zien
in:
• het nieuwe leerlandschap dat voor het hondendomein wordt ontwikkeld, met daarin aandacht
voor beloningsgerichte training en hoogwaardige verzorging;
• verbeterde huisvesting van de diensthonden, onder meer door aandacht voor verrijking
in de kennel;
• het verder terugdringen van het gebruik van elektronische trainingshalsbanden;
• verrichten van wetenschappelijk onderzoek in samenwerking met de Hogeschool Aeres
naar een «duurzame diensthond»;
• een verbeterde pensioenregeling voor diensthonden.
Vraag (55):
Op welke manieren wordt er gewerkt aan een beter welzijn van politiepaarden? Welke
afspraken zijn er gemaakt?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 54: evenals bij politiehonden wordt de inzet van politiepaarden
steeds gewogen of het te bereiken doel opweegt tegen het gevaar voor mens en dier.
De Bereden Politie hanteert verschillende maatregelen om het welzijn van politiepaarden
te garanderen. Ze stelt strenge eisen aan de gezondheid en het karakter van paarden
die voor politiewerk worden ingezet. Er zijn dierenverzorgers in dienst bij de Bereden
Politie die zorgdragen voor de verzorging van de paarden en dierenartsen worden ingehuurd
ten behoeve van de gezondheid van de paarden.
De paarden krijgen een uitgebreide opleiding. Hierbij is oog voor het individuele
karakter en ontwikkeling van het betreffende paard. Daarbij is er in de opleiding
ruimte waarin ruiters en paarden samen praktijkervaring opdoen en ook trainen voor
inzet van de Mobiele Eenheid (ME).
Er wordt ook specifieke aandacht besteed aan de huisvesting van de paarden. Goede
huisvesting omvat voldoende ruimte voor beweging, contact met soortgenoten en frisse
lucht.
Vraag (56):
Kunt u een overzicht geven van de aantallen in rang per eenheid (dus hoeveel agenten,
hoofdagenten, brigadiers, inspecteurs enzovoort) in de diverse eenheden?
Antwoord:
Het niveau van politiemedewerkers is vastgelegd in het Functiegebouw Nederlandse Politie
(LFNP). De registratie van bezetting vindt dan ook plaats op basis van het LFNP en
niet op basis van rang. De operationele bezetting van eind 2023 is in de bijlage per
functieniveau weergeven. De Minister van Justitie en Veiligheid is op landelijk niveau
verantwoordelijk voor de sturing op de personeelsopbouw van de politieorganisatie.
De bezetting in de eenheden en teams is aan de korpschef en betreft interne bedrijfsvoering.
Vraag (57):
Kunt u in een tabel uiteenzetten wat de verdeling van de rangen op de verschillende
teams zijn?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 56.
Vraag (58):
Kunt u inzichtelijk maken welk percentage bezetting door pensioen is uitgestroomd?
En kunt u vervolgens aanduiden voor welke overige redenen de overige percentages zijn
uitgestroomd?
Antwoord:
In 2023 stroomden 1.484 FTE uit de operationele politieorganisatie vanwege pensionering.
Dit is 3,2% van de bezetting begin 2023 en betreft voorzienbare uitstroom.
De onvoorzienbare uitstroom was in 2023 1.423 FTE en is 3,1% van de bezetting begin
2023. Dit betreft bijvoorbeeld personeel dat vertrekt naar een andere werkgever. De
uitval van aspiranten uit de opleiding bedroeg in 2023 347 FTE, 7,0% van de bezetting
van aspiranten begin 2023.
Vraag (59):
Kunt u nader toelichten waarom het realiseren van de beoogde zijinstroom niet is gelukt?
Antwoord:
Gezien de capaciteitsproblematiek zette politie in 2023 extra in op zij-instroom.
Dit betreffen operationele politiemedewerkers die niet via het primaire politieonderwijs
de politieorganisatie instromen. In het begroting en beheerplan politie 2023 was 1.275 FTE
aan zij-instroom opgenomen. Hiervan heeft de politie 1.251 FTE in 2023 gerealiseerd.
Daarmee blijft de zij-instroom slechts 1,9% achter op de prognose. De prognose van
de politie was ambitieus, zeker gezien de krappe arbeidsmarkt, en is net niet haalbaar
gebleken. In het verleden is de zij-instroom bij de politie nog nooit zo hoog geweest
als in 2023.
Vraag (60):
Kunt u nader toelichten waarom het aantal afgegeven toevoegingen in 2023 hoger was
dan in 2022, door verhoogde asielinstroom? Is er ook een andere oorzaak te wijten
aan de verhoging van het aantal toevoegingen?
Antwoord:
De toename in het aantal afgegeven toevoegingen in 2023 ten opzichte van 2022 is deels
te verklaren door de verhoogde asielinstroom. Daarnaast hebben andere rechtsgebieden
zoals woonrecht en strafrecht (verdachten) ook bijgedragen aan de stijging van het
aantal toevoegingen.
Er zijn van 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 in totaal 367.822 reguliere toevoegingen
afgegeven, exclusief lichte adviestoevoegingen en toevoegingen voor mediation. Dit
zijn 19.801 toevoegingen meer dan in 2022, een stijging van 5,7% ten opzichte van
dat jaar. Het totale aantal toevoegingen, inclusief lichte adviestoevoegingen en mediationtoevoegingen,
bedraagt 395.151. Dit zijn 23.411 toevoegingen meer dan in 2022.
De drie rechtsgebieden met de grootste absolute toenames zijn: asielrecht, met 8.467
toevoegingen meer dan in 2022; woonrecht, met een toename van 4.060 toevoegingen;
en strafrecht (verdachten), met 7.508 toevoegingen meer dan in 2022. De subsidieregeling
pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag 2023 valt om praktische
redenen onder de groep Wonen.
Uit gesprekken met de Raad voor Rechtsbijstand blijkt dat er meerdere factoren zijn
die wijzigingen in de aantallen toevoegingen op verschillende rechtsgebieden kunnen
verklaren. Naast demografische factoren spelen ook economische factoren, internationale
ontwikkelingen, wijzigingen in belastingwetgeving en veranderingen in wet- en regelgeving
buiten het justitiële domein een rol bij de stijging of daling van het aantal toevoegingen.
De aantallen afgegeven toevoegingen zoals vermeld in het jaarverslag van Justitie
en Veiligheid verschillen van die in het jaarverslag van de Raad voor Rechtsbijstand.
Dit verschil komt doordat voor de financiering van de Raad voor Rechtsbijstand de
aantallen over de periode van 1 september tot en met 31 augustus worden gehanteerd.
Vraag (61):
Kunt u nader toelichten waardoor het aantal klantcontacten bij het Juridisch Loket
sinds 2022 bijna is verdubbeld, terwijl de uitgaven niet zijn verdubbeld?
Antwoord:
Een vergelijking met 2022 is niet te maken omdat de werkwijze rond telefonie in 2023
is veranderd. Sinds begin 2023 komt iedereen die belt met het Juridisch Loket terecht
bij een landelijk belteam. Vervolgens wordt hij/zij doorgeschakeld naar de spoedlijn,
wordt op een later moment door een juridisch adviseur teruggebeld of er wordt een
afspraak ingepland bij de dichtstbijzijnde vestiging. Op deze manier ontstaan meer
contactmomenten.
Overigens is er wel een flinke toename geweest in het aantal rechtzoekenden dat door
het Loket is geholpen. Zowel via de telefoon als via inloopspreekuren en op afspraak
is er een toename te zien. De komst van het gratis telefoonnummer (0800 8020) per
1 januari 2023 heeft daar aan bijgedragen. Het Loket heeft de formatie uitgebreid
en kreeg hiervoor extra financiering.
Vraag (62):
Hoe is de grote toename van het aantal klantencontacten bij het Juridisch Loket te
verklaren en hoeveel daarvan waren telefonische contacten?
Antwoord:
De toename in het aantal rechtzoekenden dat contact zoekt met het Juridisch Loket
kan deels verklaard worden door de nieuwe werkwijze rond telefonie (zie het antwoord
op vraag 61). Daarnaast hebben ook de introductie van een gratis telefoonnummer en
ruimere openingstijden geleid tot een groter bereik.
In 2023 zijn 147.400 rechtzoekenden via de telefoon geholpen (88.400 via terugbelverzoeken
en 59.000 via de spoedlijn). Daarnaast kwamen 71.700 rechtzoekenden langs bij de inloopspreekuren
en werden 38.500 rechtzoekenden op afspraak geholpen. Ten slotte kreeg de website
van het Juridisch Loket 5,1 miljoen unieke bezoekers. De grootste toename is te zien
bij de fysieke dienstverlening.
Vraag (63):
Kan worden toegelicht waarom het aantal afgegeven toevoegingen in het bestuursrecht
zoveel groter is dan geprognotiseerd?
Antwoord:
De afwijking tussen het geprognosticeerde en daadwerkelijke aantal toevoegingen in
het bestuursrecht kan aan verschillende factoren worden toegeschreven.
De raming van het aantal toevoegingen in de JenV-begroting 2023 is gebaseerd op het
jaarlijkse Prognosemodel Justitiële Ketens waarin de aantallen te verwachten toevoegingen
per categorie worden ingeschat.[1] Het ramingsmodel is opgebouwd met gegevens uit
het verleden en statistische verbanden tussen externe demografische, economische en
maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de verschillende justitieketens.
Ook wordt rekening gehouden met de kwantitatieve effecten van nieuwe wet- en regelgeving
en andere voorgestelde (beleids-)maatregelen. In de raming werd rekening gehouden
met een (tijdelijk) effect van de coronacrisis op de ketens.
Het geraamde effect is uitgebleven. Daarnaast kunnen andere (autonome) factoren, zoals
veranderingen in wet- en regelgeving buiten het justitiële domein en internationale
ontwikkelingen, invloed hebben gehad op het aantal afgegeven bestuursrechtelijke toevoegingen.
[1] Kamerstukken II 2021/22, 24 587, nr. 843.
Vraag (64):
In hoeverre blijft de meerwaarde achter bij de kosten betreffende de Wet controle
rechtspersonen (Wcr)? Wanneer verwacht men dat de verkenning is afgerond?
Antwoord:
De meerwaarde van de Wet controle op rechtspersonen is gelegen in het voorkomen van
misbruik van rechtspersonen door middel van het signaleren van risico’s. Justis stelt
hiervoor risicomeldingen en netwerktekeningen op. Het is vervolgens aan de ontvangers
van de risicomeldingen om te bepalen of en welke interventie nodig is.
Bij de aanbieding van de evaluatie van deze wet (2022) heeft de Minister voor Rechtsbescherming
laten weten dat de wet bijdraagt aan de informatiepositie van afnemers. Onderzoekers
stellen dat aannemelijk is dat dit bijdraagt aan de kwaliteit van de uitvoering van
opsporings- en handhavingstaken en daarmee aan het tegengaan van misbruik van rechtspersonen.
De wet is een toevoeging aan het bredere veld van wetgeving, maatregelen en organisaties
die zich richten op de bestrijding van (met name) financieel-economische criminaliteit,
al blijft het vooralsnog niet mogelijk om aan te geven hoe groot die toevoeging is
en of die opweegt tegen de kosten van de uitvoering. Na deze evaluatie is verder verkend
of de meerwaarde is te verbeteren door onder meer een financiële bijdrage aan afnemers
van de producten te vragen en het gebruik beter meetbaar te maken. Die verkenning
werd in 2023 afgerond. De uitkomst van deze verkenning wordt toegelicht in het antwoord
op vraag 65.
Vraag (65):
Kunt u aangeven hoeveel het project gekost zal hebben, indien de uitkomst van de verkenning
negatief zal zijn?
Antwoord:
Voor de verkenning in 2023, die volgde na de evaluatie van de uitvoering van de Wet
controle op rechtspersonen, is 24.520 euro (exclusief BTW) gefactureerd. De verkenning
levert een genuanceerd beeld op. Met Justis en afnemers is besproken om de meerwaarde
van risicomeldingen te vergroten, zoals actieve afstemming van Justis met de ontvangers.
Ook is onderzocht wat het meebetalen aan producten door afnemers kan betekenen. Dit
kan leiden tot vraaguitval of tot werkbesparing als het vaker leidt tot minder tijdrovende
producten in plaats van uitgewerkte meldingen. Een nadere uitwerking is nodig om de
consequenties af te kunnen wegen.
Vraag (66):
Hoe vaak zijn in 2023 de bevoegdheden voortvloeiende uit de Innovatiewet Strafvordering
ingezet?
Antwoord:
De verschillende nieuwe bevoegdheden voortvloeiende uit de Innovatiewet zijn door
de betrokken organisaties vanaf 1 oktober 2022 meermalen ingezet. De pilots worden
op dit moment door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC)
geëvalueerd. Het evaluatierapport wordt voor 1 oktober 2024 aan uw Kamer toegezonden.
De exacte aantallen van de toegepaste bevoegdheden uit de Innovatiewet worden in het
evaluatierapport zichtbaar.
De Innovatiewet Strafvordering is op 1 oktober 2022 in werking getreden. De wet maakt
het mogelijk om door middel van vijf pilots praktijkervaring op te doen met de nieuwe
mogelijkheden die het nieuwe Wetboek van Strafvordering straks biedt. Deze mogelijkheden
zijn opgenomen in het huidige Wetboek van Strafvordering (artikelen 553 t/m 574) en
zien op nieuwe digitale bevoegdheden voor de opsporing (pilot gegevens na inbeslagname),
extra bevoegdheden voor de hulpofficier van justitie (pilot hOvJ), audiovisuele registratie
(pilot AVR), uitbreiding van mediation in het strafproces (pilot mediation) en prejudiciële
procedure in het strafrecht.
Vraag (67):
Hoe kan worden verklaard dat in drie jaar tijd het bedrag dat jaarlijks wordt uitgegeven
aan onrechtmatige detentie bijna is verdubbeld?
Antwoord:
Ten opzichte van het jaar 2020 is sprake van een stijging van 77%. Navraag bij de
Raad voor de rechtspraak en het OM leert dat zij hier geen eenduidige verklaring voor
hebben. Een deel van de stijging is mogelijk te verklaren doordat het Landelijk Overleg
Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in 2021 besloten de vergoeding te verhogen die mensen
kunnen eisen als ze, achteraf bezien, onterecht in voorarrest hebben gezeten. Zo ging
de vergoeding voor verblijf in een politiecel omhoog van € 105 naar € 130 per dag,
terwijl vergoeding voor verblijf in een huis van bewaring is verhoogd van € 80 naar
€ 100 per dag.
Vraag (68):
Hoeveel van de onderuitputting bij politie, OM, Rechtspraak en DJI kan voor elk van
deze organisaties worden verklaard vanuit de krapte op de arbeidsmarkt en hoeveel
mensen zijn hierdoor niet geworven?
Antwoord:
Op het onderdeel Politie is een meevaller van € 10,5 mln. In 2023 kon een deel van
de openstaande dossiers onder de Vangnetregeling veilig en gezond werken (incl. PTSS)
nog niet worden afgehandeld. De politie had wel te maken met arbeidsmarktproblematiek.
In de het jaarverslag van Justitie en Veiligheid is aangegeven de operationele bezetting
(incl. aspiranten) eind 2023 1.297 fte lager was dan door de Politie begroot en 283 fte
lager dan eind 2022.
Onderuitputting bij DJI is niet één-op-één toe te rekenen aan krapte op de arbeidsmarkt.
Het ontbreken van personeel leidt o.a. tot vertragingen bij huisvesting en ICT projecten
en daarmee onderuitputting. Middelen die bij DJI niet tot besteding zijn gekomen zijn
geherprioriteerd binnen de begroting of zijn in het eigen vermogen terecht gekomen.
Een overzicht van hoeveel vacatures er op dit moment open staan bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI) is bij antwoord 2 opgenomen.
Het OM had over 2023 weliswaar geen onderuitputting, maar had wel te maken met arbeidsmarktproblematiek,
onder andere bij de besteding van de ondermijningsgelden. Bij de tweede suppletoire
begroting 2023 is om die reden een bedrag van € 13 mln. geretourneerd aan het departement.
Indicatief had zonder arbeidsmarktproblematiek over 2023 gemiddeld circa 90 fte aan
capaciteit meer kunnen worden ingezet.
De Rechtspraak kende in 2023 geen positief resultaat (onderuitputting), maar een resultaat
van nagenoeg nihil. Ook de Rechtspraak merkt echter dat er sprake is van tekorten
op de arbeidsmarkt. Net als bij andere organisaties zijn er lastig te vervullen functies
op het terrein van IT, maar ook voor juridische en administratieve functies moeten
veel meer inspanningen gedaan worden om te zorgen voor voldoende capaciteit. Dat zorgt
ook voor vacatures die langer open staan.
Vraag (69):
Wat zijn de actuele kosten van het tenuitvoerleggen van respectievelijk een taakstraf,
een gevangenisstraf en elektronische detentie per dag?
Antwoord:
Voor de kosten van een taakstraf wordt verwezen naar de beantwoording van vraag 3.
De kosten voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in 2024 bedragen € 401
per dag.[1]
Er is momenteel geen sprake van elektronische detentie in de vorm van een door de
rechter op te leggen hoofdstraf of als executiemodaliteit. Wel kan elektronische monitoring
als controlemiddel worden toegepast in verschillende kaders, bijvoorbeeld als onderdeel
van een voorwaardelijke veroordeling of als onderdeel van een schorsing van de voorlopige
hechtenis. Voor elektronische monitoring maken zowel de reclassering als de Dienst
Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen kosten.
In 2024 is de kostprijs voor elektronische monitoring door de reclassering € 24,73
en de kostprijs voor een enkelband van DV&O is € 33 in 2024.[2]
[1] Zie blz. 110 van de begroting van Justitie en Veiligheid 2024 (Kamerstukken II,
vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 2
Vraag (70):
Hoe zijn de zes miljoen euro extra structurele coalitieakkoord-middelen verdeeld tussen
tolken en vertalers?
Antwoord:
Bij de verdeling van de extra middelen uit het Coalitieakkoord is € 6 mln. toegevoegd
aan het gerechtskostenbudget om de toekomstige stijging van de tolk- en vertaaltarieven
te kunnen opvangen. Er is daarbij geen onderscheid gemaakt tussen tolkkosten en vertaalkosten.
Vraag (71):
Welk deel van de inspanningen van de politie in de digitale wereld gaat naar zedenzaken?
Kan dit worden beantwoord voor de afgelopen vijf jaar?
Antwoord:
De politie houdt geen specifieke registratie bij van de inspanningen in het digitale
domein. Daarmee is niet aan te geven welk aandeel van de inspanningen toe te schrijven
is aan zedenzaken.
In het algemeen geldt dat het politiewerk verandert als gevolg van de digitalisering
van de samenleving. Hierdoor is het digitale domein – in meer of mindere mate – integraal
onderdeel gaan uitmaken van het dagelijks werk van politiemedewerkers. Dit zien we
ook terug binnen de aanpak van (online) seksuele misdrijven waar het digitale domein
veelal een rol speelt, bijvoorbeeld doordat strafbaar gedrag online plaatsvindt en/of
digitale sporen bewijsmiddelen zijn in het opsporingsonderzoek. Met middelen uit de
motie Klaver c.s. is er vanaf 2020 structureel 15 miljoen euro beschikbaar gekomen
voor een uitbreiding bij de zedenpolitie, de opleiding van zedenrechercheurs, in forensische
opsporing en forensisch medisch onderzoek. Met deze investering wordt ook een versterking
van de digitale expertise op het terrein van zeden bewerkstelligd.
Vraag (72):
Kunt u aangeven of vanuit het OM de verwachting is dat het uitgebleven bedrag van
afpakopbrengsten over 2023 verwacht wordt alsnog in 2024 af te kunnen pakken? Zo niet,
kunt u dan aangeven vanwaar er veel hoger geraamd is door het OM betreffende de afpakopbrengst
en hoe u tegen deze miscalculatie aankijkt?
Antwoord:
De afpakopbrengsten zoals vermeld in het Jaarverslag van JenV zien op de incassoresultaten,
voor het deel van de incasso dat naar de Staatskas vloeit1. Het OM is verantwoordelijk
voor het sturen op beslag. De beslagresultaten voor 2023 tonen een zeer positief beeld.
Dankzij gezamenlijke inspanningen met de bijzondere opsporingsdiensten en de politie
is de beslagdoelstelling met 129% ruim behaald. Daarnaast laat de geschiedenis zien
dat de beslagcijfers in de loop van de jaren nog met zo’n 30% aangroeien, het zogenoemde
na-ijleffect. Een toename van beslag wordt pas na verloop van tijd zichtbaar in de
incassoresultaten o.a. door de looptijden in de strafrechtelijke afpakzaken.
In de begroting van JenV voor 2023 waren de ramingen voor afpakken hoger dan de realisatie,
omdat in 2023 geen grote schikking heeft plaatsgevonden. De ramingen weerspiegelen
verwachte opbrengsten, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. Ramingen
zijn dus geen doelstellingen. Bij het opstellen van de ramingen wordt rekening gehouden
met grote schikkingen die in het verleden zijn gerealiseerd. Afhankelijk van mogelijke
nieuwe (grote) schikkingen, zijn de ramingen dus met een bepaalde onzekerheid omgeven;
op voorhand is niet bekend wanneer een grote schikking zich voordoet en wat de omvang
ervan zal zijn.
Vraag (73):
Kunt u een kosten-batenanalyse geven van het programma «Preventie met Gezag»?
Antwoord:
Gemeenten hebben de regie op de aanpak Preventie met Gezag (PmG) en sluiten daarmee
aan op de lokale context met een samenhangend pakket aan maatregelen en interventies
op diverse leefgebieden.
Dit maakt dat een maatschappelijke kosten-batenanalyse (mkba) van het programma complex
is en dat dit een globaal beeld zal geven. De mogelijkheid van een dergelijke mkba
wordt wel verkend.
Maatschappelijke kosten baten analyses zijn goed toe te passen op individuele interventies.
Van een beperkt aantal interventies is een (financiële of meer kwalitatieve) mkba
beschikbaar, zoals van de bewezen effectieve interventies «Alleen jij bepaalt wie
je bent».[1] Hierin is onder meer aangegeven dat voor elke geïnvesteerde euro een
maatschappelijke waarde van tussen € 19 en € 32 gerealiseerd wordt. Ook van de interventies
Integrale Persoonsgerichte Toeleiding naar Arbeid is een meer globale mkba gemaakt[2],
net als van de RIO, de re-integratie-officier.[3]
Ook krijgen we inzicht in de mogelijke baten van de aanpak door in te zetten op kansrijke
en bewezen interventies. Om dit te stimuleren is een Landelijk kwaliteitskader effectieve
interventies beschikbaar voor de aanpak van jeugdcriminaliteit dat voor de zomer naar
de Kamer zal worden gezonden.[4]
[1] De maatschappelijke kosten en baten van Alleen jij bepaalt wie je bent. Andersson
Elffers Felix, Baker Tilly Bert en AEF, 24 juni 2015.
[2] IPTA Impact stories. Jongeren over hun ervaring met IPTA-coaching. Onderzoek uitgevoerd
door Kennisland en Ecorys, 2021.
[3] Onderzoek kosten en baten RIO. Eindrapportage kwalitatieve Mkba. Ecorys. 10 januari
2022.
[4] Het Kwaliteitskader formuleert richtlijnen en handvatten die door het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, gemeenten en andere organisaties zullen worden gebruikt
bij het vormgeven en aanscherpen van hun preventieve aanpak tegen jeugdcriminaliteit.
Het Kwaliteitskader is gebaseerd op bestaande inzichten, zoals bijvoorbeeld toegepast
bij de certificering van interventies door het Nederlands Jeugdinstituut. Op deze
manier zorgen we voor steeds effectievere aanpak van de (georganiseerde en ondermijnende)
jeugdcriminaliteit.
Vraag (74):
Kunt u aangeven waaraan de extra 10,3 miljoen euro aan materiële uitgaven door de
Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) zijn uitgegeven?
Antwoord:
De hogere matëriele uitgaven in 2023 ten opzichte van de ontwerpbegroting worden voornamelijk
veroorzaakt door indexaties als gevolg van prijsstijgingen.
Vraag (75):
Hoeveel aan justitiële inrichtingen verbonden scholen zijn gesloten de afgelopen 5 jaar?
Wat was de reden van de sluiting van deze scholen? Op welke manier volgen justitiële
jongeren nu hun onderwijs? Wat is er gebeurd met het geld dat hiervoor beschikbaar
was gesteld? Komt dat ten goede aan onderwijs voor deze jongeren? Hoeveel aan justitiële
inrichtingen verbonden scholen zijn er momenteel?
Antwoord:
Er zijn de afgelopen 5 jaar twee scholen gesloten. In 2020 is Justitiële Jeugdinrichting
Het Keerpunt gesloten en in 2021 Justitiële Jeugdinrichting Juvaid.
Scholen zijn aan de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) verbonden en worden bekostigd
via het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De scholen bij JJI’s
ontvangen voor de jongeren een vast bedrag per school en per leerling, dat vergelijkbaar
is met scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Aanvullend ontvangen zij ook
een bedrag per capaciteitsplek, om de continuïteit te kunnen waarborgen gezien de
instroom moeilijk te voorspellen is. Voor de capaciteitsbekostiging heeft JenV voor
elk jaar budget overgemaakt aan OCW. Het budget dat niet hiervoor wordt ingezet, wordt
bij Najaarsnota teruggeboekt aan JenV.
Er zijn op dit moment één Rijks Justitiële Jeugdinrichting met drie locaties en twee
particuliere Justitiële Jeugdinrichtingen. Zij hebben allen een school. Daarnaast
komt er een nieuwe Justitiële Jeugdinrichting bij in Veenhuizen, genoemd de Haven;
daar komt ook een school.
Naast het interne onderwijs kunnen jeugdigen in een verder gevorderd stadium van hun
straf of maatregel ook in aanmerking komen voor het volgen van onderwijs buiten de
inrichting.
Daarnaast zijn er inmiddels ook vijf Kleinschalige Voorzieningen voor Justitiële Jeugd
(KVJJ’s) ingericht. Indien de jeugdigen onderwijs volgen tijdens hun verblijf in de
Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd vindt dat op scholen buiten de Kleinschalige
Voorziening Justitiële Jeugd plaats.
Vraag (76):
Kunt u de posten «Overige bijdragen medeoverheden» en «Overige subsidies» verder specificeren
en aangeven welke bestedingen niet als bijdrage, maar als subsidie zijn verricht?
Kunt u, gelet op bovenstaande vraag, aangeven waarom er begroot is deze bestedingen
als bijdrage te verrichten, maar men toch is overgegaan tot het verstrekken van subsidie?
Antwoord:
De raming op de post «Overige bijdragen medeoverheden» (van € 6,1 miljoen) betrof
met name een bijdrage voor ondersteuning van ouders en kinderen die zijn gedupeerd
door de kinderopvangtoeslagaffaire en met uithuisplaatsingen te maken hebben (gehad).
De realisatie op deze post van € 1,1 miljoen betreft een bijdrage aan gemeente Utrecht
ten behoeve van een proeftuin in het kader van het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming.
Op de post «Overige subsidies» waren in de ontwerpbegroting 2023 geen uitgaven geraamd,
maar is wel € 7,5 miljoen gerealiseerd. Voor € 7,1 miljoen betrof dit een subsidie
aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ten behoeve van de bovengenoemde ondersteuning
in verband met de kinderopvangtoeslagaffaire en uithuisplaatsingen, en voor € 0,3 miljoen
een subsidie voor de Stichting Jeugdbescherming West ten behoeve van de ondersteuning
van minderjarige terugkeerders uit IS-gebied.
Voor de genoemde besteding voor ondersteuning van gedupeerden die met uithuisplaatsing
te maken hebben (gehad) was ten tijde van de ontwerpbegroting 2023 nog niet duidelijk
welke financieringsvorm deze zou krijgen. Daarom was deze (met een lagere raming)
als bijdrage aan medeoverheden begroot. Bij nader inzien is deze verstrekt aan de
VNG. Aangezien dit een vereniging is en geen medeoverheid, heeft de besteding de vorm
gekregen van een subsidie.
Vraag (77):
Hoeveel asielzoekers, bestaande uit eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken
& nareizigers, zijn er in 2023 naar Nederland gekomen? Hoe verhoudt dit zich tot andere
EU-landen en het EU-gemiddelde?
Antwoord:
Een overzicht van eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken en nareizigers voor
de gehele EU en per EU-lidstaat is opgenomen in de bijlage.
Het nareisbeleid van EU-lidstaten valt onder de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn
(richtlijn 20223/86/EG). De invulling en uitvoering daarvan bepalen lidstaten deels
zelf. Er zijn daarom geen onderling vergelijkbare gegevens beschikbaar.
In 2023 werden in Nederland door nareizigers 10.130 aanvragen ingediend voor asiel
nareis.
Vraag (78):
Hoeveel asielzoekers, eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken en nareizigers,
zijn er per jaar binnengekomen sinds 1975?
Antwoord:
Een overzicht van het aantal eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken en nareizigers
sinds 1975 is opgenomen in de bijlage.
Vraag (79):
Kunt u een overzicht geven van de verschillende migratiestromen in 2023, onderverdeeld
in arbeid, studie, asiel en gezinsmigratie?
Antwoord:
Het CBS publiceert jaarlijks gegevens over de immigratie naar migratiemotief (niet-EU/EFTA)
en afgeleid migratiedoel (EU/EFTA). In de bijlage treft u de meest recente gegevens.
Recentere gegevens zijn nog niet beschikbaar.
Vraag (80):
Wat was de bezetting van opvangcentra van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers
(COA) in 2023? Wat was de bezetting van de noodopvang in 2023
Antwoord:
De gemiddelde bezetting in 2023 bij het COA (reguliere locaties, noodopvang en de
tijdelijke gemeentelijke opvanglocaties) was 53.760 [1] personen.
De gemiddelde bezetting op de reguliere locaties was 30.250 personen.
De gemiddelde bezetting op de noodopvang locaties was ca. 19.030 personen.
De gemiddelde bezetting op de tijdelijke gemeentelijke opvanglocaties was ca. 4.480
personen.
[1] Bron: COA, cijfers afgerond op tientallen. Deze cijfers zijn exclusief de personen
die gebruik maken van de decentrale opvang (HAR-regeling, Logeerregeling vergunninghouders
etc.).
Vraag (81):
Wat waren de gemiddelde kosten per asielmigrant die in het jaar 2023 in de reguliere
opvang verbleef?
Antwoord:
De gemiddelde kosten van een reguliere opvangplek in 2023 zijn 29.400 euro, deze kosten
zijn gebaseerd op de beschikbare capaciteit en niet op basis van de werkelijke bezetting.
Vraag (82):
Wilt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland, inclusief alle
noodopvanglocaties, en hoeveel asielzoekers er op dit moment in alle COA-locaties
verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst? Wilt u dit uitsplitsen
naar typen locaties?
Antwoord:
In de bijlage vindt u de bezetting op 24 mei 2024 op de locaties en de gevraagde uitsplitsing
naar type opvang, geslacht, leeftijd en land van herkomst. Daarnaast kunt u op de
locatiezoeker van het COA (https://www.coa.nl/nl/locatiezoeker) alle reguliere- en noodopvanglocaties van het COA terugvinden. Als er een nieuwe
locatie opent, kan het enkele dagen duren totdat een locatie is opgenomen in de locatiezoeker.
De op de locatie-zoeker genoemde capaciteit is het aantal mensen dat op de locatie
mag verblijven conform de met de gemeente afgesloten overeenkomst.
Vraag (83):
Hoeveel opvangcentra zijn gedefinieerd als noodopvang? Wat waren de totale kosten
van deze opvang? Wat zijn de gemiddelde kosten per asielzoeker die in deze noodopvang
verbleef?
Antwoord:
Het COA heeft diverse opvanglocaties: het aantal en het type locaties (regulier, noodopvang,
crisisnoodopvang, ook wel tijdelijke gemeentelijke opvang, of hybridevormen) wijzigen
gedurende het jaar veelvuldig. Op januari 2023 waren er 253 fysieke operationele locaties
(inclusief CNO). Eind 2023 waren dit er 303. Eind 2023 heeft het COA 154 locaties
die aangemerkt zijn als noodopvang.
In de administratieve verantwoording van kosten van opvang wordt slechts gedeeltelijk
verbijzonderd naar locatie (wel naar kostensoorten (materieel, personeel etc.)). Daarnaast
is er inzicht in wat een opvangplek landelijk gemiddeld kost. Een noodopvangplek is
gemiddeld twee keer zo duur als een reguliere opvangplek. De specifieke kosten van
een noodopvangplek, zoals een hotel of cruiseschip, zijn afhankelijk van de lokale
afspraken die worden gemaakt en variëren daarmee sterk per locatie. De totale kosten
voor de opvang worden na afronding van de jaarrekening van het COA openbaar gemaakt,
momenteel bevindt het jaarrekeningtraject zich in een afrondende fase.
Vraag (84):
Welke beloning kreeg de directeur/bestuur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND) en het COA?
Antwoord:
IND
De beloning van de Directeur-Generaal van de IND is opgenomen in de WNT-verantwoording
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In de bijlage staan de betreffende waarden voor de beloning en de totale bezoldiging.
COA:
Het bestuur van het COA bestaat uit de bestuursvoorzitter en twee overige bestuursleden.
De bezoldiging van het bestuur volgt het COA de Wet Normering Topinkomens (WNT). In
2022 bedraagt de bezoldiging van de bestuursvoorzitter € 201.000, voor de twee overige
bestuursleden is dit € 172.000 respectievelijk € 141.000.
Voor 2023 is de jaarverantwoording van het COA nog niet definitief vastgesteld en
gepubliceerd, maar past de bezoldiging van het bestuur van het COA binnen de WNT.
Het bezoldigingsmaximum in 2023 voor het COA is € 223.000.
Vraag (85):
Welke beloning kregen de directeur/het bestuur van Vluchtelingenwerk, de directeur/het
bestuur van Nidos in het jaar 2023?
Antwoord:
Vluchtelingenwerk Nederland (VWN)
Het bestuur van de stichting bestaat in 2023 uit twee bestuursleden: een bestuursvoorzitter
en een bestuurslid, De bestuursvoorzitter van het bestuur van VWN ontving in het jaar
2023 een totale bezoldiging van € 163.364. Het bestuurslid ontving een totale bezoldiging
van € 136.677. Geen van deze topfunctionarissen heeft een bezoldiging boven het individueel
toepasselijke drempelbedrag ontvangen.
Nidos
De bestuurder van Nidos ontving in het jaar 2023 een totale bezoldiging van € 207.816.
De voorzitter van de Raad van Toezicht van Nidos ontving in 2023 een totale bezoldiging
van € 17.041. De overige vier leden van de Raad van Toezicht ontvingen bedragen van
respectievelijk € 11.195, € 11.214, € 11.150 en € 11.225. Geen van deze topfunctionarissen
heeft een bezoldiging boven het individueel toepasselijke drempelbedrag ontvangen.
Vraag (86):
Wat is de verklaring voor het feit dat de kostenrealisatie van Nidos-opvang bijna
100% hoger is dan begroot? Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’ers)
werden er in 2023 opgevangen bij Nidos? Hoeveel amv’ers zijn dit jaar in de opvang
gekomen? Wat zijn de gemiddelde kosten per amv’er in 2023?
Antwoord:
Bij ontwerpbegroting 2023 was er € 125,3 mln. op de begroting van JenV begroot voor
Nidos. Hier vallen zowel de begeleidingskosten als de verzorgingskosten onder. De
begeleidingskosten zijn bedoeld voor de begeleiding van alle amv in Nederland, ook
de jongeren die nog niet over een verblijfsstatus beschikken en bij het COA verblijven.
Met de verzorgingskosten worden de kleinschalige opvang (kso) van Nidos, waar amv
met een verblijfsstatus verblijven, en de opvang van amv in opvanggezinnen (owg) gefinancierd.
In 2023 gaat Nidos uit van een kostprijs van € 9.059 voor de begeleiding van één amv.
De kostprijs van een kso-plek voor een amv bedroeg in 2023 € 62.700. Nidos heeft in
2023 gemiddeld 8.437 minderjarige pupillen begeleid. Daarnaast verbleven er in 2023
gemiddeld 64 jongeren in de verlengde opvang. In 2023 verbleven er gemiddeld 4.264
amv in de opvang (kso en owg) van Nidos. De overige jongeren die onder voogdij van
Nidos staan (gemiddeld 4.259) werden door het COA opgevangen. In totaal is de kso-capaciteit
van Nidos gegroeid met 669 plekken.
De werkelijke totale kosten voor Nidos zijn hoger dan begroot omdat de amv-instroom
is toegenomen en daarmee ook het aantal jongeren wat door Nidos wordt begeleid. Daartoe
is ook bij 1e suppletoire begroting de begroting voor Nidos verhoogd met € 286 mln.
Het personeelsbestand van Nidos is in een korte tijd flink uitgebreid, waarbij Nidos
ook gebruik heeft moeten maken van externe inhuur van jeugdbeschermers.
De werkelijke verzorgingskosten zijn in 2023 echter lager uitgevallen dan begroot.
Dieze onderuitputting is bij 2e suppletoire begroting geboekt. Dit komt doordat er
een tekort is aan deze plekken en de jongeren, die reeds over een verblijfsstatus
beschikken, noodgedwongen langer bij het COA moeten verblijven. De verwachting is
dat dit tekort aan opvangplekken bij Nidos ook in 2024 doorzet.
Vraag (87):
Welke subsidies zijn in de post «overige subsidies» verstrekt en aan wie? Vanwaar
het grote verschil tussen de begroting en realisatie?
Antwoord:
Het verschil van € 14 mln. is veroorzaakt door de overheidsbijdrage voor EES op AAS
€ 9 mln. en voor het project Medische Opvang Ongedocumenteerden (MOO) € 5 mln. Vanuit
administratieve vereisten zijn deze bijdrage alleen vanuit de budgetcode «Overige
subsidies» mogelijk. De dekking voor deze posten stonden bij het sluiten van de boeken
nog op de budgetcode «Versterking vreemdelingenketen».
De subsidies die in 2023 zijn betaald uit de post «overige subsidies» staan in de
bijlage.
Vraag (88):
Vanwaar de aanvullende subsidie van 5,7 + 5 miljoen euro voor stichting Vluchtelingenwerk,
zij werken toch voornamelijk met vrijwilligers?
Antwoord:
Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) is een organisatie die werkt met veel vrijwilligers,
maar heeft ook een organisatie met medewerkers in dienst die zich onder andere bezig
houden met begeleiding en aansturen van de vrijwilligers, informatievoorziening en
het volgen van de juridische ontwikkelingen binnen het migratiedomein. De exploitatiekosten
van VWN worden daarmee ook voor een groot deel bepaald door de instroom en bezetting
van asielzoekers. Elke asielzoeker ontvangt bij binnenkomst namelijk voorlichting
over de asielprocedure en wat er van hen wordt verwacht. Een langer verblijf op de
locatie vraagt meer begeleiding van VWN. Dit geldt ook voor de toenemende aanvragen
voor gezinshereniging waarbij VWN ondersteunt. Verder was voor het regelmatig openen
van noodopvanglocaties voldoende materiaal en menskracht nodig.
Begin 2023 heeft VWN aangegeven onvoldoende middelen te hebben om deze werkzaamheden
te kunnen uitvoeren met het tot dan toe beschikbare budget en zijn aanvullende middelen
beschikbaar gesteld.
Vraag (89):
Hoeveel Oekraïense vluchtelingen hebben bijgedragen aan hun eigen opvang (de totale
uitgaven voor de opvang van Oekrainse vluchtelingen zijn 3,2 miljard euro)? Hoeveel
euro hebben de vluchtelingen in totaal zelf bijgedragen?
Antwoord:
Ontheemden uit Oekraine dragen op verschillende manieren bij aan hun eigen opvang,
maar betalen nog niet mee aan hun eigen opvang. Het Ministerie van JenV is voornemens
de eigen bijdrage in te voeren voor ontheemden uit Oekraine en stemt de uitvoerbaarheid
af met gemeenten en de VNG.
Vraag (90):
De ontvangsten uit de EU zijn 4,5 miljoen euro op migratie, hoe is dit in verhouding
tot andere Europese lidstaten?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om voor deze ontvangsten de verhouding tot ander Europese lidstaten
aan te geven. Voor Nederland betreffen het ontvangsten in het kader van hervestigingsactiviteiten
in opvolging van de jaarlijkse toezeggingen (pledges) in het kader van EU hervestigingsprogramma’s.
Deze toezeggingen worden opgenomen in het nationaal AMIF programma. De ontvangsten
hebben betrekking op de periode 2014–2020, de verantwoording daarover volgt om administratieve
redenen geruime tijd nadat de hervestiging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Vraag (91):
Wat houdt het «rechtmatig en respectvol» begeleiden in van mensen tijdens het terugkeerproces?
Antwoord:
Rechtmatig en respectvol begeleiden van mensen in het terugkeerproces betekent dat
conform de geldende wet- en regelgeving wordt gehandeld en er oog is voor de persoon
in kwestie. Het uitganspunt is hierbij dat een vreemdeling in de gelegenheid wordt
gesteld om zelfstandig te vertrekken. De vreemdeling kan hierbij terugkeer- en herintegratieondersteuning
aangeboden krijgen. Indien geen medewerking verleend wordt aan vertrek of als er een
risico op onderduiken bestaat wordt er ingezet op gedwongen terugkeer. Inbewaringstelling
van vreemdelingen is aan de orde indien lichtere toezichtmaatregelen niet doeltreffend
kunnen worden toegepast. Ook wordt hierbij rekening gehouden met de individuele omstandigheden
van het geval.
Vraag (92):
Hoeveel zaken behandelen asieladvocaten gemiddeld per jaar?
Antwoord:
Deze vraag is niet direct te beantwoorden. Wel kan het aantal beroep en hoger beroepszaken
in AA-zaken, VA-zaken en Dublin-zaken dat in een jaar bij rechtbank of Raad van State
wordt ingediend worden weergegeven.
In 2023 werden 22.410 van dergelijke beroepen ingediend bij de Raad voor de Rechtspraak.
Ook werden 3.650 hoger beroepen ingediend bij de Raad van State.
Vraag (93):
Wat is het aandeel jonge mannen (tussen de 18 en 35 jaar), in de Nederlandse asielinstroom?
Hoe verhoudt zich dat tot de rest van de Europese Unie?
Antwoord:
Het aandeel jonge mannen tussen de 18 en 35 jaar in de Nederlandse asielinstroom in
het jaar 2023 is 42%. Het aandeel jonge mannen tussen de 18 en 35 jaar voor de asielinstroom
in de Europese Unie in het jaar 2023 is 39%. Het aandeel asielverzoeken in Nederland
en de Europese Unie is berekend als het aantal asielaanvragen van mannen tussen de
18 en 35 jaar t.o.v. het totaal aantal asielaanvragen. De gegevens in Eurostat zien
op het totaal aantal eerste asielaanvragen.
(Bron: Eurostat, peildatum: 28 mei 2024)
Vraag (94):
Hoeveel asielzoekers zijn afkomstig uit veilige landen? Hoeveel van hen is in aanraking
gekomen met justitie en/of politie?
Antwoord:
Hierbij wordt verwezen naar het antwoord op vraag 285 naar aanleiding van de begrotingsstaten
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2024.[1]
Van de eerste asielaanvragen die in 2022 zijn gedaan hadden 1.650 personen, ofwel
5%, de nationaliteit van een veilig land van herkomst. In 2023 hadden 1.950 personen,
ook 5%, de nationaliteit van een veilig land van herkomst.
In 2022 zijn er in totaal 2.320 unieke vreemdelingen die dat jaar verbleven in COA-opvang
of in een crisisnoodopvanglocatie verdacht van een misdrijf. In de top-15 nationaliteiten
van 2022 kwamen 2 nationaliteiten voor die hoorden bij een veilig land van herkomst,
te weten de Marokkaanse en Tunesische nationaliteit (zie tabel in de bijlage). Let
wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan
door de betreffende vreemdeling. De rapportage over 2023 is nog niet verschenen.
Bronnen: JenV, peildatum 30 april 2024. Cijfers afgerond op tientallen; WODC-rapport
«Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2022»
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 19 637, nr. 3124).
[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27
Vraag (95):
Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers vorig jaar gemiddeld later overkomen in het
kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging?
Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken
Antwoord:
In 2022 zijn door een houder van een verblijfstatus asiel gemiddeld 1,6 nareisaanvragen
ingediend. Het gaat hier om het aantal ingediende nareisaanvragen en dus niet om het
aantal ingewilligde aanvragen. Het aantal aangevraagde machtiging tot voorlopig verblijf
(mvv) nareis per jaar is gedeeld door het aantal ingewilligde eerste asielaanvragen
in dat jaar. Er is dus geen sprake van een cohortcijfer.
Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de asielzoeker moet worden ingediend binnen
drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Daarna komt het recht op nareis te vervallen.
Wel kan de toegelaten asielzoeker later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging
of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een asielzoeker
een status voor onbepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege
de complexiteit kunnen hierover op dit moment geen betrouwbare cijfers worden geleverd.
Wel kan een gemiddelde geleverd worden voor alle niet-Nederlandse referenten, ongeacht
het verblijfsdoel: Voor 2023 is dit gemiddeld 1,6. Zie voor verdere toelichting het
antwoord op vraag 96.
De gevraagde gegevens over nareis en reguliere gezinsmigratie in andere EU-lidstaten
zijn niet beschikbaar bij Eurostat. Bovendien zouden deze gegevens onderling niet
goed vergelijkbaar zijn omdat iedere lidstaat op eigen wijze invulling geeft aan het
nareis- en reguliere gezinsmigratie-beleid.[1]
[1] Bron: IND, jaarstand is 202311.
Vraag (96):
Hoeveel partners en/of gezinsleden laat een in Nederland verblijvende vreemdeling
gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen?
Antwoord:
De vraag «gedurende zijn/haar leven» kan niet worden beantwoord. Wel is de vraag te
beantwoorden hoeveel partners c.q. gezinsleden niet-Nederlandse referenten gemiddeld
in de periode 2016 tot en met 2023 naar Nederland hebben laten komen in het kader
van reguliere gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven).
Dit is gemiddeld 1,4.
Vraag (97):
Hoeveel vreemdelingen zijn er door middel van gezinsmigratie sinds 2010 naar Nederland
gekomen, uitgesplitst in nareis en regulier? Hoe verhouden deze cijfers zich tot de
totale immigratie?
Antwoord:
In de bijlage wordt inzicht gegeven in de totale immigratie naar Nederland, de gezinsmigratie
regulier voor zowel personen met de nationaliteit van een niet EU/EFTA land als personen
met de nationaliteit van een EU/EFTA land, en het aantal ingediende aanvragen asiel
nareis.
Vraag (98):
Hoeveel asielverzoeken heeft Nederland sinds 2010 ingewilligd? Wilt u daarbij onderscheid
maken tussen eerste-, herhaalde aanvragen en nareis? Hoe verhoudt dit zich tot andere
EU-landen?
Antwoord:
Om een vergelijking te kunnen maken met andere EU-landen is het inwilligingspercentage
berekend als het aantal positieve beslissingen t.o.v. het totaal aantal beslissingen
in Eurostat. Deze gegevens worden ieder kwartaal bijgewerkt. De gegevens in Eurostat
zien op het totaal aantal afdoeningen van eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen
en herplaatsing (relocatie). Daarnaast zijn Dublinafdoeningen niet in de Eurostat-cijfers
opgenomen.
Het verschil in inwilligingspercentages tussen de verschillende lidstaten van de EU
kan onder andere worden verklaard door de verschillen in nationaliteiten van de asielzoekers
die asiel aanvragen en de subgroepen daarbinnen. Een aanzienlijk deel van de in Nederland
behandelde asielaanvragen – meer dan bij andere lidstaten – bestaat uit aanvragen
van verzoekers uit landen van herkomst met een hoog inwilligingspercentage. Voor het
gemiddelde inwilligingspercentage over de jaren 2010 t/m 2023 per EU land wordt verwezen
naar de bijlage.
Vraag (99):
Wat is het gemiddelde inwilligingspercentage in de Europese Unie sinds 2010?
Antwoord:
Het gemiddelde inwilligingspercentage in de Europese Unie over de jaren 2010 t/m 2023
is 41%[1].
Het inwilligingspercentage is berekend als het aantal positieve beslissingen t.o.v.
het totaal aantal beslissingen. Deze gegevens worden ieder kwartaal bijgewerkt.
De gegevens in Eurostat zien op het totaal aantal afdoeningen van eerste asielaanvragen,
herhaalde asielaanvragen en herplaatsing (relocatie). Daarnaast zijn Dublinafdoeningen
niet in de Eurostat-cijfers opgenomen. (Bron: Eurostat, peildatum: 24 mei 2024)
[1] In de berekening van het gem. inwilligingspercentage van de Europese Unie over
de jaren 2010 t/m 2023, wordt Kroatië niet meegenomen in de berekening voor de jaren
2010 en 2011. Reden hiervoor is dat er voor Kroatië alleen cijfers beschikbaar zijn
vanaf het jaar 2012.
Vraag (100):
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel
in Nederland momenteel verblijft, uitgesplitst naar verblijfsvergunningen voor bepaalde
en onbepaalde tijd?
Antwoord:
Op 1 november 2023 hadden er 132.150 vreemdelingen in Nederland een verblijfstitel
voor een verblijfsvergunning asiel. Daarvan hadden 105.610 vreemdelingen een verblijfstitel
voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 26.540 vreemdelingen een
verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Meer recente
informatie is binnen de gestelde termijn niet beschikbaar.
Bron IND, Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (101):
Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd of omgezet in vergunningen
voor onbepaalde tijd?
Antwoord:
Van de 21.620 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde
tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel
voor bepaalde tijd die in 2023 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 20.210 ingewilligd.
Dat betekent dat 1.410 aanvragen niet zijn omgezet naar een verblijfsvergunning asiel
voor onbepaalde tijd, dan wel zijn verlengd.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een
asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen
aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde
tijd, bijvoorbeeld omdat zij niet meer in Nederland woonachtig zijn. Deze zaken zijn
niet in voornoemde aantallen opgenomen.
Vraag (102):
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst naar zelfstandig
en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten
vertrekken. In 2024, tot en met mei, zijn ca. 7.520 vreemdelingen die niet in Nederland
mochten blijven vertrokken. Daarvan zijn ca. 2.480 vreemdelingen zelfstandig vertrokken
en ca. 2.210 vreemdelingen gedwongen. Er zijn ca. 2.830 vreemdelingen zelfstandig
zonder toezicht vertrokken.
Het ketenbreed vertrek is gebaseerd op de vertrekregistraties van de KMar, politie
en DT&V. Het gaat hierbij niet alleen om afgewezen asielzoekers, maar ook om vreemdelingen
die onrechtmatig in Nederland verblijven, vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning
is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen aan wie door de KMar de toegang
tot Nederland is geweigerd en die zijn vertrokken naar het land van herkomst of een
ander land waar de toegang is gewaarborgd.[1]
[1] Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 27 mei 2024. Cijfers
zijn afgerond op tientallen.
Vraag (103):
Hoeveel en welke landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het
terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat? Welke maatregelen en/of sancties
neemt Nederland tegen deze landen?
Antwoord:
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over landen die wel en niet goed meewerken aan terugkeer[1].In
de praktijk werken derde landen vrijwel altijd mee aan vrijwillig vertrek door het
verlenen van consulaire bijstand aan eigen onderdanen. Ondanks de internationaal breed
gedeelde consensus dat landen hun eigen onderdanen dienen terug te nemen, zijn er
landen die niet of onvoldoende meewerken aan gedwongen terugkeer. Het is lastig om
een eenduidige uitspraak te doen over welke landen wel of niet goed meewerken aan
terugkeer. Er is er sprake van een glijdende schaal van enerzijds landen die zeer
goed meewerken en anderzijds landen die nauwelijks meewerken en/of zeer passief of
traag reageren op verzoeken in dat kader. Daarnaast verandert de mate van medewerking
over de tijd, en kan het delen van specifieke landen een negatief effect hebben op
de lopende trajecten waarmee het kabinet de terugkeersamenwerking probeert te verbeteren.
Een voorbeeld waar de verbeterde contacten tot goede en constructieve samenwerking
leiden is Marokko.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 42 zet het kabinet in op het verbeteren
van de terugkeersamenwerking door afspraken te maken met deze derde landen. Voor landen
die onvoldoende meewerken kan het kabinet inzetten op maatregelen in EU verband. Dat
heeft sterk de voorkeur aangezien de gehele EU simpelweg meer gewicht in de schaal
legt dan een enkele EU-lidstaat. Denk hierbij aan de mogelijkheid om visummaatregelen
te treffen onder artikel 25bis van de Visumcode. Zo nam de JBZ-Raad – op voorstel
van de Europese Commissie – in 2021 visummaatregelen tegen Gambia de terugkeersamenwerking
verbeterde. Ook nam de JBZ-raad in 2024 maatregelen aan tegen Ethiopië[2], deze worden
vanaf 1 juni 2024 geïmplementeerd. Daarnaast zijn er door de Europese Commissie voorstellen
gedaan voor visummaatregelen tegen Bangladesh, Irak en Senegal. Binnen deze context
werkt het kabinet met o.a. Ethiopië en Senegal aan het verbeteren van de terugkeersamenwerking.
[1] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29 344, nr. 155
[2] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29344, 19637; 29 344, nr. 3247
Vraag (104):
Welke stappen zijn er concreet gezet met landen die hun inwoners niet terugnemen als
deze migranten geen recht hebben op verblijf in Nederland?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 103.
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over landen die wel en niet goed meewerken aan terugkeer[1].In
de praktijk werken derde landen vrijwel altijd mee aan vrijwillig vertrek door het
verlenen van consulaire bijstand aan eigen onderdanen. Ondanks de internationaal breed
gedeelde consensus dat landen hun eigen onderdanen dienen terug te nemen, zijn er
landen die niet of onvoldoende meewerken aan gedwongen terugkeer. Het is lastig om
een eenduidige uitspraak te doen over welke landen wel of niet goed meewerken aan
terugkeer. Er is er sprake van een glijdende schaal van enerzijds landen die zeer
goed meewerken en anderzijds landen die nauwelijks meewerken en/of zeer passief of
traag reageren op verzoeken in dat kader. Daarnaast verandert de mate van medewerking
over de tijd, en kan het delen van specifieke landen een negatief effect hebben op
de lopende trajecten waarmee het kabinet de terugkeersamenwerking probeert te verbeteren.
Een voorbeeld waar de verbeterde contacten tot goede en constructieve samenwerking
leiden is Marokko.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 42 zet het kabinet in op het verbeteren
van de terugkeersamenwerking door afspraken te maken met deze derde landen. Voor landen
die onvoldoende meewerken kan het kabinet inzetten op maatregelen in EU verband. Dat
heeft sterk de voorkeur aangezien de gehele EU simpelweg meer gewicht in de schaal
legt dan een enkele EU-lidstaat. Denk hierbij aan de mogelijkheid om visummaatregelen
te treffen onder artikel 25bis van de Visumcode. Zo nam de JBZ-Raad – op voorstel
van de Europese Commissie – in 2021 visummaatregelen tegen Gambia de terugkeersamenwerking
verbeterde. Ook nam de JBZ-raad in 2024 maatregelen aan tegen Ethiopië[2], deze worden
vanaf 1 juni 2024 geïmplementeerd. Daarnaast zijn er door de Europese Commissie voorstellen
gedaan voor visummaatregelen tegen Bangladesh, Irak en Senegal. Binnen deze context
werkt het kabinet met o.a. Ethiopië en Senegal aan het verbeteren van de terugkeersamenwerking.
[1] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29 344, nr. 155
[2] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29 344, 19 637; 29 344, nr. 3247
Vraag (105):
In hoeveel meer gevallen is terugkeer gerealiseerd in 2023 ten opzichte van eerdere
jaren?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten
vertrekken. In 2023, zijn ca. 23.240 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven
vertrokken. Daarvan zijn ca. 10.200 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ca. 5.450
vreemdelingen gedwongen. Er zijn ca 7.590 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht
vertrokken.
Het ketenbreed vertrek is gebaseerd op de vertrekregistraties van de KMar, politie
en DT&V. Het gaat hierbij niet alleen om afgewezen asielzoekers, maar ook om vreemdelingen
die onrechtmatig in Nederland verblijven, vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning
is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen aan wie door de KMar de toegang
tot Nederland is geweigerd en die zijn vertrokken naar het land van herkomst of een
ander land waar de toegang is gewaarborgd.[1]
Zie voorts de tabel zoals opgenomen in de bijlage voor de aantallen ten opzichte van
eerdere jaren.
[1] Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 30 november 2023. Cijfers
zijn afgerond op tientallen.
Vraag (106):
Hoeveel migranten vragen asiel aan in Nederland nadat zij enige tijd in een veilig
derde land hebben gewoond? Wilt u dit uitsplitsen naar nationaliteit van de migrant
en het veilige derde land waar zij hebben verbleven?
Antwoord:
Een veilig derde land betreft een derde land waar een asielzoeker voor zijn komst
naar Nederland heeft verbleven, waarvan de vreemdeling niet de nationaliteit heeft
en dat voor de vreemdeling als veilig wordt beschouwd. Dit is een andere betekenis
dan een veilig land van herkomst.
Of er sprake is van een veilig derde land is afhankelijk van meerdere factoren, bijvoorbeeld
of het land het non-refoulement beginsel respecteert en of de vreemdeling een band
heeft met het betreffende land. Als op basis daarvan geoordeeld wordt dat het derde
land voor de betrokken vreemdeling inderdaad als veilig kan worden aangemerkt, kan
de asielaanvraag als niet-ontvankelijk worden beoordeeld.
De IND houdt in de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen niet gestructureerd
bij in hoeveel gevallen een derde land voor een vreemdeling als veilig is aangemerkt.
Wel houdt de IND in de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen bij hoeveel
asielaanvragen als niet-ontvankelijk worden beoordeeld, maar niet op welke grond dat
gebeurt.
Vraag (107):
Hoeveel gerechtelijke procedures van gemeentes of COA zijn er momenteel aanhangig
tegen/voor een voorgenomen opvanglocatie voor asielzoekers in gemeenten?
Antwoord:
Dit antwoord is niet te geven. Het COA dient bij een gemeente een verzoek tot vergunning
in voor het openen van een locatie. De betreffende gemeente verleent deze vergunning
wel of niet. Daarmee is het COA derdebelanghebbende: gerechtelijke procedures worden
ingediend bij de vergunningverlenende partij, in dit geval dus gemeenten.
Vraag (108):
Hoeveel bezwaarprocedures zijn er ingediend tegen een voorgenomen opvanglocatie?
Antwoord:
Dit antwoord is niet te geven. Het COA dient bij een gemeente een verzoek tot vergunning
in voor het openen van een locatie. De betreffende gemeente verleent deze vergunning
wel of niet. Daarmee is het COA derdebelanghebbende: gerechtelijke procedures worden
ingediend bij de vergunningverlenende partij, in dit geval dus gemeenten.
Vraag (109):
In hoeveel gevallen is er in 2023 hoger beroep ingediend tegen een besluit in een
vreemdelingenzaak? Wilt u dit uitsplitsen in soort migrant; asiel, studie, arbeid
en gezinsmigrant?
Antwoord:
In 2023 werden 3.650 hoger beroepen ingediend tegen een asielbesluit. Het betrof 2.610
hoger beroepen tegen een besluit in de Algemene Asielprocedure en 1.050 hoger beroepen
tegen een besluit in de Verlengde Asielprocedure.
In 2023 werden 930 hoger beroepzaken ingediend tegen een reguliere beslissing. Een
uitsplitsing naar soort aanvraag is niet mogelijk.
Vraag (110):
Hoe vaak is het Nederlanderschap in 2023 verleend aan personen met een migratieachtergrond?
Antwoord:
Het Nederlanderschap kan worden verkregen van rechtswege (waaronder door adoptie),
door optie, door naturalisatie (zelfstandige of medenaturalisatie) en door erkenning.
Het verlenen van het Nederlanderschap door naturalisatie is de meest voorkomende manier.
In 2022 is het Nederlanderschap door naturalisatie 47.235 keer verleend. [1] De aantallen
over 2023 zijn momenteel nog niet beschikbaar.
[1] Bron: CBS
Vraag (111):
Hoe vaak is het Nederlanderschap in 2023 verloren?
Antwoord:
In 2022 zijn 135 personen het Nederlanderschap verloren.[1] De aantallen over 2023
zijn momenteel nog niet beschikbaar.
[1] Bron: CBS
Vraag (112):
Kan het EU-migratiepact, al dan niet tijdelijk, buiten werking worden gesteld en zo
ja, hoe? Zo nee, wat moet er op Europees niveau gebeuren om buitenwerkingstelling
alsnog mogelijk te maken?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om zonder wijziging van de EU-Verdragen binding aan delen van
EU-wetgeving zoals het EU-migratiepact, al dan niet tijdelijk, te beëindigen voor
slechts een of enkele lidstaten. Wanneer definitieve beëindiging van het EU-migratiepact
wordt beoogd voor alle lidstaten, moet een wetgevingstraject gestart worden waarmee
de intrekking van die delen EU-wetgeving wordt onderhandeld. Zowel een gekwalificeerde
meerderheid van lidstaten in de Raad als het Europees Parlement dienen dan in te stemmen
met die intrekking.
Wel wordt het met de crisis-, overmachts- en instrumentaliseringsverordening (die
onderdeel is van het Asiel- en Migratiepact en van toepassing wordt vanaf 2026) mogelijk
voor een lidstaat om, in uitzonderlijke crisis- of overmachtssituaties met betrekking
tot migratie, aanspraak te maken op tijdelijke flexibiliteit in de toepassing van
onderdelen van de EU-wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om het kunnen verlengen van
de maximale termijnen voor registratie van asielverzoeken, afhandeling van grensprocedures
of het tijdelijk opschorten van Dublin-overdrachten. De vereisten waaronder sprake
kan zijn van een dergelijke uitzonderlijke situatie staan beschreven in de verordening[1].
Indien een lidstaat van mening is dat hij zich in een dergelijke situatie bevindt,
kan hij een beargumenteerd verzoek indienen bij de Commissie. De Commissie beoordeelt
dit verzoek en doet afhankelijk van dat oordeel een voorstel voor tijdelijke flexibiliteit
waarop de lidstaat aanspraak kan maken. De Raad (bestaand uit vertegenwoordigers van
iedere lidstaat op ministerieel niveau) dient vervolgens met gekwalificeerde meerderheid
met dit voorstel in te stemmen. Een dergelijk uitzonderingsregime kan maximaal drie
maanden gelden en kan maximaal drie keer onder voorwaarden worden verlengd. De grondrechten
en humanitaire normen dienen ook tijdens een erkende crisissituatie altijd te worden
nageleefd, hier kan ook op worden gemonitord.
[1] http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1359/oj
Vraag (113):
Hoe werkt het solidariteitsbeginsel volgens het EU-migratiepact?
Antwoord:
Met betrekking tot het solidariteitsmechanisme is een systeem met verplichte maar
flexibele solidariteit afgesproken. De Europese Commissie zal elk jaar via een rapportage
over de migratiesituatie in de EU aangeven welke lidstaten naar verwachting onder
hoge migratiedruk komen, en aan welke aantallen herplaatsingen en financiële steun
deze lidstaten behoefte hebben. De andere lidstaten dienen naar rato van inwonersaantal
en BBP bij te dragen, maar mogen kiezen of zij dit in de vorm van herplaatsingen of
in de vorm van een financiële bijdrage doen. Daarbij geldt een wettelijke minimumdrempel
van 30.000 herplaatsingen per jaar op EU-niveau. Als lidstaten te weinig herplaatsingen
toezeggen, worden, onder voorwaarden, Dublinoverdrachten naar de lidstaten die onder
migratiedruk staan geschrapt. Dit kan maximaal oplopen tot het aandeel herplaatsingszaken
waar een lidstaat voor verantwoordelijk zou zijn geweest. Voor een gedetailleerder
toelichting op de werking van dit solidariteitsmechanisme wordt verwezen naar het
verslag van de JBZ-raad van 8 en 9 juni 2023[1] en naar de Kamerbrief van 21 december
2023 over «Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact» [2].
[1] Kamerbrieven II, vergaderjaar 2022–2023, 32 317, nr. 842
[2] Kamerbrieven II, vergaderjaar 2023–2024, 32 317, nr. 865
Vraag (114):
Hoe werkt de verdeling van asielzoekers waartoe de Europese Commissie besluit volgens
het EU-migratiepact?
Antwoord:
Kortheidshalve wordt verwezen naar het antwoord op de gelijksoortige vraag over de
werking van het solidariteitsmechanisme (vraag 113).
Vraag (115):
Welke verordeningen/richtlijnen vervallen bij de inwerkingtreding van het EU-migratiepact?
Welke verordeningen/richtlijnen wijzigen van naam en inhoud? En in welke mate?
Antwoord:
De verorderingen/richtlijnen die vervallen/gewijzigd zijn, staan in de tabel in de
bijlage. Ten aanzien van de mate van wijziging kan bericht worden dat sinds de publicatie
van de oorspronkelijke Commissievoorstellen (2016 en 2020) met betrekking tot deze
nieuwe wetgeving de Kamer met regelmaat geïnformeerd is over de inhoud, onder meer
via toezending van de BNC-fiches, de geannoteerde agenda’s van de JBZ-Raden, de verslagen
van deze bijeenkomsten, en de daarovergaande Commissiedebatten en schriftelijke overleggen.
Vraag (116):
Wat is er nodig om een opt-out van Nederland op het EU-migratiepact te realiseren?
Wat is de procedure hiervoor en welke stappen zijn er nodig? Is het nog mogelijk gezien
de delen van het EU-migratiepact die al in stemming zijn geweest?
Antwoord:
Een beëindiging van binding aan EU-wetgeving over asiel en migratie voor slechts één
of enkele lidstaten vereist een wijziging van de EU-Verdragen waarvoor overeenstemming
nodig is tussen alle lidstaten en daarna ook ratificatie door alle lidstaten, wat
betekent dat nationale parlementen moeten goedkeuren (art. 48 VEU). De huidige EU-Verdragen
en het overige EU-recht voorzien niet in een specifieke bepaling om een opt-out voor
een EU-beleidsterrein te bewerkstelligen. Het EU-Verdrag kent alleen de mogelijkheid
van een algehele terugtrekking uit de Unie (art. 50 VEU). Verdragswijziging is dus
vereist.
Vraag (117):
Is de EU ooit met sancties gekomen bij lidstaten vanwege haar asielbeleid? Welke landen
waren dit? Wat was de reden? Wat hielden de sancties in?
Antwoord:
De Europese Commissie houdt als hoedster van de Verdragen toezicht op de naleving
van EU-wetgeving. Zij heeft verschillende instrumenten om daarvoor in te zetten. De
Commissie kan overgaan tot inbreukprocedures, waarbij ultimo de Commissie een zaak
aanspant tegen de betreffende lidstaat bij het Hof van Justitie EU (HVJEU). Het HVJEU
zal vervolgens vaststellen of er inbreuk is gemaakt op het EU-recht. De lidstaat is
verplicht de uitspraak van het EU-Hof uit te voeren. Indien de lidstaat dat niet doet,
dan kan de Commissie de zaak opnieuw voor het EU-Hof brengen en een geldelijke sanctie
vorderen (op basis van artikel 260 Verdrag van de Werking van de EU). De Commissie
heeft bijvoorbeeld in 2015 een inbreukprocedure ingeleid tegen Hongarije vanwege de
Hongaarse asielwetgeving die op meerdere onderdelen in strijd zou zijn met het EU-recht.
In verschillende arresten[1] heeft HVJEU Hongarije gewezen op het niet nakomen van
zijn verplichtingen uit de Procedurerichtlijn, de Opvangrichtlijn en de Terugkeerrichtlijn.
De Commissie heeft het HVJEU op 12 november 2021 verzocht om financiële sancties te
nemen ten aanzien van Hongarije wegens niet-naleving.
[1] Arresten d.d. 17 december 2020 (C-808/18), 16 november 2021 (C-821/19) en 22 juni
2023 (C-823/21).
Vraag (118):
Hoeveel terroristische aanslagen, pogingen of voorbereidingen daartoe, zijn er in
2023 verijdeld? Wilt u dit uitsplitsen naar ideologisch motief of soort terreur?
Antwoord:
In het jaarverslag van de AIVD (2023) staat dat westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten,
waaronder de AIVD, zeker een tiental jihadistische aanslagplannen in Europa in 2023
hebben ontdekt en verijdeld. In vier zaken zijn na een ambtsbericht van de AIVD in
Nederland mensen aangehouden. De verdenking was aanslagplanning of het voorbereiden
van een aanslag, hetzij in Nederland, hetzij in het buitenland. De verijdelde aanslagplots
varieerden van het voornemen om willekeurig mensen neer te steken, tot concrete voorbereidingen
voor aanslagen op specifieke evenementen en gebouwen. Daarnaast geeft de AIVD aan
dat door tijdig ingrijpen waarschijnlijk rechts-terroristisch geweld in 2023 is voorkomen,
ook in Nederland.
Vraag (119):
Hoeveel personen zijn er in 2023 staandegehouden, aangehouden, gearresteerd, gedetineerd
en/of veroordeeld voor terrorisme, of aan terrorisme gelieerde misdrijven?
Antwoord:
In 2023 (t/m november) zijn er 89 verdachten van terroristische misdrijven ingeschreven
in het systeem van het OM. De overige cijfers kunnen niet uit de systemen worden afgeleid.
Het aantal personen dat onherroepelijk is veroordeeld voor terrorisme kan niet (geautomatiseerd)
uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het OM worden afgeleid. Op 30 november
2023 zaten er circa 40 personen op de Terrorismeafdeling. Dit betrof naast terrorismeveroordeelden
ook -verdachten.
Ten aanzien van cijfers omtrent nationaliteit geldt dat sinds enkele jaren informatie
over dubbele nationaliteiten niet meer actief wordt bijgehouden in de Basisregistratie
Personen (BRP).
Wel geldt, dat als bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bekend is dat een
persoon onherroepelijk is veroordeeld, de IND nader onderzoekt of de betreffende persoon
in het bezit is van een of meer andere nationaliteiten. Indien uit onderzoek van de
IND blijkt dat betrokkene een tweede nationaliteit heeft, dan start de IND altijd
een intrekkingsprocedure op.
Sinds de inwerkingtreding van artikel 14, lid 2, Rijkswet op het Nederlanderschap
is in 29 zaken besloten het Nederlanderschap in te trekken, op grond van deze bevoegdheid,
waarvan negen intrekkingen definitief zijn (peildatum 1 december 2023).
Vraag (120):
Hoeveel personen, van de in 2023 voor terrorisme, of aan terrorisme gelieerde misdrijven
staandegehouden, aangehouden, gearresteerde, gedetineerde en/of veroordeelde verdachten/daders,
hadden/hebben de Nederlandse nationaliteit? Wilt u toelichten voor welke misdrijven
zij precies worden verdacht en/of zijn veroordeeld?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 119.
Vraag (121):
Hoeveel personen, van de in 2023 voor terrorisme, of aan terrorisme gelieerde misdrijven
staandegehouden, aangehouden, gearresteerde, gedetineerde en/of veroordeelde verdachten/daders,
hadden/hebben een dubbele nationaliteit? Wilt u dit uitsplitsen naar soort nationaliteit
en toelichten voor welke misdrijven zij precies worden verdacht en/of zijn veroordeeld?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 119.
Vraag (122):
Van hoeveel personen, van de in 2023 voor terrorisme, of aan terrorisme gelieerde
misdrijven staandegehouden, aangehouden, gearresteerde, gedetineerde en/of veroordeelde
verdachten/daders, is de Nederlandse nationaliteit ingetrokken/afgenomen? Wilt u toelichten
voor welke misdrijven zij precies worden verdacht en/of zijn veroordeeld?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 119.
Vraag (123):
Is er op dit moment voldoende kennis en capaciteit voor anti- en contra-terrorisme
activiteiten?
Antwoord:
Nederland heeft door de jaren heen (inter)nationaal en lokaal een robuust netwerk
van samenwerkende organisaties met expertise en wettelijke bevoegdheden opgebouwd
om aanslagen te voorkomen en extremisme en terrorisme tegen te gaan. De kennis en
capaciteit bij verschillende organisaties, waaronder de gemeenten, maar ook de politie
en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten moeten de aankomende jaren behouden blijven.
De dreiging tegen de nationale veiligheid is namelijk niet alleen groter geworden,
de dreiging is ook meer complex. Naast de jihadistische dreiging is er bijvoorbeeld
de dreiging van rechts-terrorisme en anti-institutioneel extremisme.
Het Rijksopleidingsinstituut Radicalisering (ROR) biedt daarom gemeenten en ketenpartners
gerichte trainingen aan, ten behoeve van het herkennen van signalen van radicalisering
in een zo vroeg mogelijk stadium zodat hierop op maat gemaakte interventies op kunnen
plaatsvinden. Bovendien vindt radicalisering steeds meer online plaats. De komende
jaren zullen we moeten blijven werken aan vraagstukken zoals de aanpak van terroristische
content online en de aanpak van het anti-institutioneel extremisme. Maar ook op onderwerpen
zoals veilige re-integratie van terrorismeveroordeelden na detentie en de samenwerking
tussen het zorg- en veiligheidsdomein om bijvoorbeeld de dreiging van alleenhandelende
daders tegen te gaan moeten we de aankomende jaren investeren. Om de opgebouwde samenwerkingsverbanden
en expertise te behouden en in te kunnen spelen op de ontwikkelingen in de dreiging
zijn de voor contraterrorisme beschikbare middelen ook de aankomende jaren onverkort
nodig.
Vraag (124):
Is er op dit moment voldoende capaciteit op de terroristenafdelingen in de gevangenissen,
zowel op het gebied van personele bezetting als op het gebied van de praktische organisatie?
Antwoord:
Er is op dit moment voldoende capaciteit op de terroristenafdelingen (TA). Op de TA
kan het volledige dagprogramma voor deze doelgroep worden aangeboden.
Vraag (125):
Kunt u een schatting geven van de omvang en dreiging van de verschillende islamitische
terroristische groeperingen in Nederland, waarbij met name wordt ingegaan op groeperingen
zoals Islamitische Staat en de daaraan gelieerde groeperingen, Hamas, Hezbollah en
Islamitische Jihad?
Antwoord:
Sinds het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), dat op 12 december 2023
verscheen, is het niveau verhoogd van niveau 3 (aanzienlijk) naar niveau 4 (substantieel).
Dat betekent dat de kans op een aanslag reëel is. Door het gewelddadige conflict in
Israël en de Palestijnse gebieden, koranschendingen in verschillende Europese landen
en de oproepen tot aanslagen van terroristische organisaties is de dreiging vanuit
het jihadisme toegenomen.
Het mondiaal jihadisme vormt al jaren de grootste terroristische dreiging tegen Nederland.
De beweging bestaat uit de jihadistische organisaties Al Qaida (AQ) en ISIS en aan
hen gelieerde groepen, netwerken en alleenhandelende daders over de hele wereld, waaronder
in Nederland. De toegenomen dreiging van door jihadistische netwerken aangestuurde
aanslagen in Europa komt vooral van ISKP, de tak van ISIS die zijn oorsprong in Afghanistan
vindt.
De grootste terroristische dreiging in Nederland gaat uit van personen en groepen
die verbonden zijn aan ISIS, of die geïnspireerd worden door het jihadistische gedachtegoed
van ISIS. In verschillende steden van Nederland bevindt zich een aantal kleinere of
grotere netwerken dat het jihadistisch gedachtegoed van ISIS aanhangt. Het gaat hierbij
in het totaal om zo’n vijfhonderd personen. Ook buiten de gekende jihadistische netwerken
om kunnen personen radicaliseren, bijvoorbeeld onder invloed van online propaganda
of door losse online contacten met jihadisten in Nederland of in het buitenland. Met
name jeugdige, soms minderjarige en kwetsbare personen kunnen daarvoor vatbaar zijn.
Hoewel de Nederlandse jihadistische beweging in zijn geheel minder actief lijkt dan
enkele jaren geleden, is het gedachtegoed zelf niet verdwenen. Het blijft voorstelbaar
dat iemand op individuele basis of in klein verband besluit over te gaan tot een geweldsdaad,
bijvoorbeeld naar aanleiding van het aanhoudende gewelddadige conflict tussen Israël
en de Palestijnse gebieden of incidenten die worden opgevat als godslastering.
Hamas, Hezbollah in Libanon en de Palestijnse Islamitische Jihad (PIJ) hebben geen
van alle structurele banden met ISIS. Bovendien geldt voor al deze organisaties dat
ze een ander ideologisch gedachtegoed kennen dan ISIS. Hamas en de PIJ zijn in essentie
soennitisch-nationalistische bewegingen, die zo’n 40–45 jaar geleden zijn opgericht
om Palestina te bevrijden. Hamas en PIJ zijn niet opgericht om een mondiaal kalifaat
na te streven, zoals Al-Qaida en ISIS dat doen. Hamas en PIJ worden al sinds hun oprichting
gesteund door het sjiitische regime van Iran en door het eveneens sjiitische Hezbollah
in Libanon. In tegenstelling tot ISIS hebben Hamas, Hezbollah en PIJ voor zover bekend
bij de NCTV geen aanslagen gepleegd of proberen te plegen in Nederland of tegen Nederlandse
doelwitten elders. Wel gebruiken deze organisaties Europa voor financierings- en rekruteringsdoeleinden.
Daarnaast hebben Hamas en Hezbollah aanhangers wereldwijd opgeroepen tot het plegen
van aanslagen als reactie op de het conflict Israël en de Palestijnse gebieden. Dat
vergroot de kans op aanslagen in Nederland.
Vraag (126):
Hoeveel terrorismeverdachten en of veroordeelde terroristen zijn er in 2023 naar Nederland
gehaald? Hoeveel terrorismeverdachten en/of veroordeelde terroristen zullen er in
2024 naar verwachting naar Nederland worden gehaald?
Antwoord:
Het kabinet hanteert als uitgangspunt dat berechting van uitreizigers in de regio
moet plaatsvinden. Het kabinet draagt samen met Europese partners bij aan accountability
van ISIS strijders in Irak, onder andere door ondersteuning van Irak in de re-integratie
en rehabilitatie van teruggekeerde Irakezen vanuit Syrië. Daarnaast ondersteunt het
kabinet de internationale bewijsvergaring mechanismen. Dit is onder meer onderwerp
geweest bij mijn bezoek aan Irak in mei 2022. Als straffeloosheid dreigt kan echter
worden besloten – zo mogelijk – uitreizigers ter berechting naar Nederland over te
brengen.
Het kabinet weegt, voordat eventueel wordt overgegaan tot het overbrengen van een
uitreiziger naar Nederland, aan de hand van diverse belangen en risico’s in elke individuele
casus verschillende omstandigheden en factoren waarbij de nationale veiligheid en
het voorkomen van straffeloosheid een belangrijke rol spelen. Uiteraard worden daarbij
ook de andere feiten en specifieke omstandigheden, zoals internationale betrekkingen,
de veiligheidssituatie in het gebied en de veiligheid van de personen betrokken bij
de eventuele overbrenging, meegewogen.
De Tweede Kamer is op 7 mei 2024 per brief geïnformeerd dat het kabinet twee van terroristische
misdrijven verdachte Nederlandse vrouwen (hierna: verdachten) ter berechting heeft
overgebracht naar Nederland om straffeloosheid te voorkomen. Na een zorgvuldig voorbereidingsproces,
waarin alle relevante feiten en complexe omstandigheden in ogenschouw zijn genomen,
zag het kabinet een mogelijkheid tot overbrenging met behulp van de Verenigde Staten.
De twee kinderen van deze verdachten zijn eveneens naar Nederland overgebracht. De
verdachten zijn bij aankomst in Nederland aangehouden ten behoeve van strafrechtelijke
vervolging. De meereizende kinderen zijn overgedragen aan de Raad voor de Kinderbescherming.
Met de overbrenging naar Nederland beoogt het kabinet te voorkomen dat deze twee verdachten
straffeloos blijven. Hiermee geeft het kabinet tevens uitvoering aan de motie Van
der Werf (D66) en Koekkoek (VOLT) die de regering verzoekt om zich maximaal in te
spannen om ervoor te zorgen dat uitgereisde terrorismeverdachten hun straf niet ontlopen
(Kamerstuk 29 754, nr. 600). In 2023 hebben deze overbrengingen van Nederlandse uitreizigers niet plaatsgevonden.
De Tweede Kamer wordt periodiek middels de Rapportage Uitreizigers geïnformeerd over
de laatste ontwikkelingen. De zesde rapportage wordt in juni aan uw Kamer verzonden.
Vraag (127):
Kunt u een overzicht geven van de belangrijkste maatregelen die in 2023 zijn genomen
om terrorisme te bestrijden?
Antwoord:
Terrorisme en extremisme vormden de afgelopen jaren een constante dreiging voor onze
democratische rechtstaat en nationale veiligheid. In 2023 nam de terroristische dreiging
toe en werd het dreigingsniveau verhoogd van 3 naar 4. De kans op een aanslag in Nederland
is daarmee van «voorstelbaar» naar «reëel» gegaan. Nederland heeft door de jaren heen
(inter)nationaal en lokaal een robuust netwerk van samenwerkende organisaties met
expertise en wettelijke bevoegdheden opgebouwd om aanslagen te voorkomen en extremisme
en terrorisme tegen te gaan. Deze brede aanpak kan flexibel inspelen op ontwikkelingen
in de dreiging, waardoor ook bij het kabinet en alle betrokken partners ook in 2023
in staat waren om te handelen naar het verhoogde dreigingsniveau. Het kader voor de
aanpak is verankerd in de Nationale Contraterrorisme strategie 2022–2026.
Om maximaal voorbereid te zijn op een aanslag stelden we samen met publieke en private
crisispartners het Landelijk Crisisplan Extreem Geweld en Terrorisme (LCP-EGT) op.
De partners, betrokken bij terrorismebestrijding, acteren vanuit hun eigen verantwoordelijkheid
en bevoegdheden.
De inzet op contraterrorisme bouwt voort op voorgaande jaren. In het bijzonder was
er aandacht voor vroegsignalering en de aanpak van radicalisering in combinatie met
psychosociale problematiek. Ook lag de focus op het online domein. Zo zet Nederland
zich (internationaal) in om het verspreiden van terroristische content online tegen
te gaan. In 2023 trad hiertoe de Uitvoeringswet terroristische online-inhoud in werking
en startte de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM).
Opsporing, vervolging en berechting van terroristische misdrijven bleef prioriteit.
Om uitdrukking te geven aan het gruwelijke karakter van terrorisme dienden we een
wetsvoorstel in om het strafmaximum voor deelname aan een terroristische organisatie
te verhogen van 15 naar 20 jaar.
We continueerden de inzet op de lokale aanpak en investeerden weer in kennis en bewustwording,
onder andere door trainingen van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering
en advies van het Landelijk Steunpunt Extremisme. Voor het uitwisselen van informatie
is het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering
en terroristische activiteiten essentieel. Het voorstel is op 2 april jl. aangenomen
door uw Kamer. De Eerste Kamer heeft op 30 april 2024 het verslag uitgebracht en in
juni wordt de nota naar aanleiding van het verslag aan de Eerste Kamer aangeboden.
Om veiligheidspartners en lokale professionals te helpen om signalen te onderkennen
van radicalisering richting terrorisme rolden we de onlinesymbolenbank uit met rechts-extremistische
en rechts-terroristische symbolen.
Om samenwerking en samenhang te bevorderen brengt de NCTV partners en hun kennis bijeen.
Deze coördinerende taak heeft een stevige grondslag nodig. Het wetsvoorstel coördinatie
terrorismebestrijding en nationale veiligheid voorziet hierin, in 2023 namen beide
Kamers dit wetsvoorstel aan.
Vraag (128):
Hoe staan de kosten voor zelfstandig vertrek per vreemdeling in verhouding tot de
kosten voor gedwongen vertrek per vreemdeling? Wat is het verschil hier tussen m.b.t.
kosten?
Antwoord:
De DTenV is geen baten-lastendienst, daarom wordt er niet gewerkt met een kostprijsmodel
en worden er geen kosten per vreemdeling berekend. Wel kan in algemene zin gesteld
worden dat de kosten voor gedwongen vertrek aanzienlijk hoger zijn dan de kosten voor
zelfstandig vertrek. Voor beide soorten van vertrek worden kosten gemaakt voor reis
en verblijf, tolken en vertalers, medische kosten en vervoerskosten van DV&O. Bij
gedwongen vertrek zijn de kosten voor vervoer door DV&O echter vaak hoger, omdat hier
meestal extra beveiligd vervoer voor nodig is. Verder zijn de kosten bij gedwongen
vertrek aanzienlijk hoger in verband met kosten voor escorts van de KMar, de detentiekosten
van DJI en de kosten die gemaakt worden in verband met de inbewaringstelling van de
vreemdeling.
Vraag (129):
Hoe kunt u verklaren dat het zelfstandig vertrek zonder toezicht in de vreemdelingenketen
elk jaar verder afneemt?
Antwoord:
Bij de afname van het zelfstandig vertrek zonder toezicht spelen diverse factoren
een rol. Zo worden er door landen van herkomst geen inreisvereisten meer gesteld in
het kader van COVID-19, en is dit dus geen beletsel meer om het vertrek te effectueren.
Voorts werpen verbeterde terugkeerrelaties met landen van herkomst hun vruchten af,
met name in het geval van Marokko. Ook de intensivering van inbewaringstellingen leidt
ertoe dat er meer aantoonbaar vertrek gerealiseerd wordt. Tot slot zijn de afgelopen
periode relatief veel derdelanders afkomstig uit de Oekraïne met gebruikmaking van
het remigratiebeleid vertrokken.
Vraag (130):
Over 2023 waren vreemdelingen die zelfstandig vertrek hadden zonder toezicht verantwoordelijk
voor 33% van de totale terugkeer en verantwoordelijk voor 50% van de kosten, kunt
u toelichten waarom deze kosten hoger liggen dan bij het gedwongen of zelfstandig
vertrek?
Antwoord:
De vraag verwijst naar tabel 30 in het jaarverslag 2023 op pagina 87 en 88. Genoemde
50% betreft een maximale streefwaarde die binnen de vreemdelingenketen is afgesproken
over 2023 en die in de begroting is opgenomen. Dit cijfer is geen verwijzing naar
de impact van een bepaalde groep op de begroting in financiële zin. De in 2023 gerealiseerde
33% zelfstandig vertrek zonder toezicht is daarmee niet alleen goed, maar ook aanmerkelijk
beter dan de streefwaarde van maximaal 50%.
In beantwoording van vraag 128 is een toelichting gegeven op verschil in kosten tussen
gedwongen en zelfstandig vertrek. Daarop is het volgende aangegeven. De DTenV is geen
baten-lastendienst, daarom wordt er niet gewerkt met een kostprijsmodel en worden
er geen kosten per vreemdeling berekend. Wel kan in algemene zin gesteld worden dat
de kosten voor gedwongen vertrek aanzienlijk hoger zijn dan de kosten voor zelfstandig
vertrek. Voor beide soorten van vertrek worden kosten gemaakt voor reis en verblijf,
tolken en vertalers, medische kosten en vervoerskosten van DV&O. Bij gedwongen vertrek
zijn de kosten voor vervoer met DV&O echter vaak hoger, omdat hier meestal extra beveiligd
vervoer voor nodig is. Verder zijn de kosten bij gedwongen vertrek aanzienlijk hoger
in verband met kosten voor escorts van de KMar, de detentiekosten van DJI en de kosten
die gemaakt worden in verband met de inbewaringstelling van de vreemdeling.
Vraag (131):
Wat is de gemiddelde wachttijd tussen ontvangst en begin behandeling van asielaanvragen,
en hoe lang is dit gemiddeld voor nareisaanvragen?
Antwoord:
Voor zowel asiel als nareis en 8EVRM geldt dat deze informatie niet uit geautomatiseerde
systemen kan worden gegenereerd. Deze vraag kan daarom niet worden beantwoord.
De IND vermeldt op haar website informatie over de wachttijd tussen ontvangst en begin
van behandeling van de aanvraag, zie: https://ind.nl/nl/wanneer-begint-de-ind-met-mijn-nareisaanvraag. Voor asiel is de wachttijd voor een aanmeldgehoor momenteel drie tot vier maanden.
Voor nareis is de wachttijd (tussen het indienen van de nareisaanvraag en het moment
dat deze aanvraag in behandeling wordt genomen) momenteel 18 maanden.
Bron: IND, 28/05/2024
Vraag (132):
Met hoeveel maanden zal de gemiddelde opvangduur van vergunninghouders na vergunningverlening
toenemen door het intrekken van de Spreidingswet?
Antwoord:
Het intrekken van de Spreidingswet heeft geen directe gevolgen voor de gemiddelde
opvangduur van vergunninghouders. De duur van de opvang van vergunninghouders in een
opvanglocatie is afhankelijk van de snelheid waarin gemeenten huisvesting voor vergunninghouders
realiseren. Bestuurlijk is afgesproken dat de termijn waarbinnen vergunninghouders
in gemeenten worden gehuisvest 14 weken betreft. Het aantal vergunninghouders dat
na inwilliging meer dan 14 weken in de opvang verblijft neemt toe. Op 1 januari 2024
bevonden zich 15.360 vergunninghouders in de opvang (inclusief niet COA locaties),
waarvan 9.130 langer dan 14 weken. Op 1 mei 2024 bevonden zich 19.060 vergunninghouders
in de opvang (inclusief niet-COA locaties) waarvan 10.540 langer dan 14 weken.
Vraag (133):
Hoe hoog in de gemiddelde caseload bij jeugdbeschermers momenteel? Hoeveel is dat
afgebouwd het afgelopen jaar?
Antwoord:
Nidos werkt met een caseload-richtlijn van gemiddeld 18 jongeren per jeugdbeschermer.
In 2023 lag de werkelijke caseload van jeugdbeschermers in de maanden met een hoge
instroom hier ver boven. De afgelopen maanden is het gemiddelde gedaald, maar de werkelijke
caseload van jeugdbeschermers ligt nog steeds boven de 18.
Vraag (134):
Hoeveel jongeren wachten nog op een jeugdbeschermer? Is dat de afgelopen 2 jaar toegenomen
of afgenomen?
Antwoord:
Geen enkele jongere wacht momenteel op een jeugdbeschermer. Hoewel er een tekort aan
jeugdbeschermers bij Nidos is, lukt het dankzij de grote inspanning van Nidos om iedere
jongere een jeugdbeschermer toe te wijzen. Wel ligt het aantal te begeleiden jongeren
per jeugdbeschermer boven de caseloadnormering van gemiddeld 18, waardoor de aandacht
en begeleiding die de jongeren van hun jeugdbeschermer ontvangen beneden de afgesproken
kwaliteitsnormen ligt. Nidos bekijkt continu hoe het werk van de jeugdbeschermers
zo goed mogelijk ingericht kan worden, zodat het contact met de jongeren en de veiligheid
van de jongeren goed geborgd blijft.
Vraag (135):
Hoeveel zij-instromers zijn er ingestroomd als jeugdbeschermer in 2022, 2023 en 2024?
Antwoord:
In principe maakt Nidos geen gebruik van zij-instromers. Alle jeugdbeschermers bij
Nidos dienen SKJ-geregistreerd te zijn.
Vraag (136):
Kunt u toelichten dat er wordt gesteld dat Verblijf en terugkeer (80K) niet tot besteding
is gekomen afgelopen jaar?
Antwoord:
In 2023 bevond het beleid rondom verblijf en terugkeer voor ontheemden uit Oekraïne
zich in de verkennende fase. In 2023 kwam hier geen concrete externe onderzoeksbehoefte
uit voort. Het geraamde onderzoeksbudget is daarom in 2023 niet tot besteding gekomen.
Vraag (137):
Aan hoeveel vreemdelingen heeft het Return and Emigration Assistance from the Netherlands
(REAN)-programma terugkeerondersteuning kunnen leveren in 2023?
Antwoord:
De Internationale Organisatie voor Migratie heeft in 2023 met het REAN-programma 1.860
personen ondersteund bij terugkeer naar het herkomstland. Dit is een toename van 450
personen ten opzichte van 2022. De cijfers zijn afgerond op tientallen.
Vraag (138):
Ondersteunt de Koninklijke Marechaussee (KMar) in derde landen en zo ja op welke wijze
en in welke landen?
Antwoord:
De KMar ondersteunt in derde landen in het kader van migratiesamenwerking door het
verzorgen van trainingen (capaciteitsopbouw). Er zijn trainingen over tegengaan documentfraude
verzorgd in Jordanië, Libanon en Libië. Ook is er een training over bestrijding van
mensensmokkel verzorgd in Libanon.
Vraag (139):
Kunt u aangeven waaruit de stijging in de energielasten ter waarde van 28 miljoen euro
uit bestond? Viel het verbruik hoger uit, kocht men tegen ongunstigere tarieven in
etc.?
Antwoord:
De hogere kosten in 2023 houden verband met de fors gestegen tarieven voor gas en
elektriciteit, waarbij DJI in 2022 nieuwe en ongunstige tarieven moest vaststellen
voor 2023 (inkoop verloopt Rijksbreed via categoriemanagement Energie). De hoogte
van de energielasten wordt bepaald door de tarieven voor levering, transport, belastingen
en het verbruik.
14 procent gasreductie in 2023
De tegenvaller had € 2 miljoen hoger kunnen uitvallen ware het niet dat DJI ook actief
heeft bijgedragen aan de Europese afspraak in het kader van Save gas for a safe Europe.
Vanaf 1 januari tot en met 31 december 2023 is er 1.519.972 m3 minder gas verbruikt ten opzichte van het historisch gemiddelde (14%).
Verouderde voorraad gebouwen
Het energieverbruik van DJI is in vergelijking met reguliere kantoren van het Rijk
hoog. Niet alleen door het intensieve dagelijkse gebruik door justitiabelen en personeel
(in tegenstelling tot kantoren is dit 24/7) maar ook door een verouderde voorraad
die gekenmerkt wordt door achterstallig onderhoud. Om de kosten voor het energieverbruik
te beheersen is voldoende financiering van de revitalisering van de gebouwelijke voorraad
noodzakelijk. Hierbij kent DJI een afhankelijkheidsrelatie met het Rijksvastgoedbedrijf
(eigenaar van de panden).
Vraag (140):
Kunt u aangeven vanwaar de kosten van het nieuwe voedingscontract 16 miljoen euro
hoger uitvallen? Wordt dit veroorzaakt door een verhoging van de kwaliteit of liggen
hier andere redenen aan ten grondslag? Heeft dit te maken in de diversiteit in maaltijden?
Antwoord:
In 2022 is een nieuw meerjarig contract afgesloten met een hogere voedingsdagprijs
voor voeding van justitiabelen in Rijks(jeugd)inrichtingen. Er zijn drie gecontracteerde
leveranciers die op dagelijkse basis de voeding voor justitiabelen verzorgen. De justitiele
inrichtingen zijn gedurende het transitiejaar (van 1 juni 2022 tot medio 2023) geleidelijk
overgaan op het nieuwe voedingscontract.
Een vaste voedingsdagprijs
Voorafgaand van het aanbestedingstraject is onafhankelijk marktonderzoek gedaan naar
de kosten van voeding. Op basis van dit onderzoek is gekozen voor de meest sobere
variant uit het onderzoek. Het nieuwe contract kent een vaste voedingsdagprijs op
basis van het eerder genoemde onderzoek. Binnen die dagprijs worden de leveranciers
uitgedaagd om de verspilling te minimaliseren (o.a. door het aanbieden van meer keuze).
Inkopen buiten het contract komen niet meer voor. Bij jeugdigen maakt voeding ook
onderdeel uit van het dagprogramma en wordt er gezamenlijk gegeten op de groep.
Forse prijsstijgingen voor voeding
De markt voor voedingsmiddelen kende de afgelopen jaren enorme prijsstijgingen. In
het contract voor voeding is een jaarlijkse indexatie opgenomen. In 2023 betrof die
gewogen indexatie 9% voor het contract voor de volwassenen en 10,33% voor jeugdigen.
De indexatie bestaat uit ingrediënten (80%) en personeelskosten (20%). In 2024 wordt
een indexatie verwacht van ca. 6%, ingaande op 1 juli.
Vraag (141):
Kunt u toelichten wat wordt verstaan onder «relatief arbeidsintensieve en daarmee
dure producten»?
Antwoord:
De productcatalogus van IND omvat 30 producten verdeeld over de productgroepen: Asiel,
Regulier, Naturalisatie en Ketenondersteuning. De toelichting «relatief arbeidsintensieve
en daarmee dure producten» is gericht op bijvoorbeeld de Asiel producten die relatief
meer capaciteitsinzet vergen dan andere producten. Zo vergt het de IND meer inzet
van medewerkers om een product «spoor 4» af te handelen dan een product «Dublin claim».
Doordat de afhandeling van deze producten meer tijd vergt, zijn de kosten per product
(de kostprijs) ook hoger.
Vraag (142):
Kunt u aangeven vanwaar de hoeveelheid productieve uren voor medisch onderzoek de
afgelopen jaren gestegen is, maar de hoeveelheid medische onderzoeken is afgenomen?
Antwoord:
De hoeveelheid productieve uren voor medisch onderzoek is gestegen doordat er een
toename is van de complexiteit van de onderzoeken en er sprake is van uitbesteding
van bepaalde kortdurende onderzoeken. Hierdoor wordt er gemiddeld meer tijd aan een
complexe zaak besteed en zijn er in totaal minder onderzoeken door het NFI zelf uitgevoerd.
Vraag (143):
Kunt u aangeven vanwaar de hoeveelheid productieve uren voor medisch onderzoek de
afgelopen jaren gestegen is, maar de hoeveelheid medische onderzoeken is afgenomen?
Antwoord:
De hoeveelheid productieve uren voor medisch onderzoek is gestegen doordat er een
toename is van de complexiteit van de onderzoeken en er sprake is van uitbesteding
van bepaalde kortdurende onderzoeken. Hierdoor wordt er gemiddeld meer tijd aan een
complexe zaak besteed en zijn er in totaal minder onderzoeken door het NFI zelf uitgevoerd.
Vraag (144):
Kunt u aangeven vanwaar het volume VOG RP op de begroting zoveel hoger stond (en daarbij
ook niet in lijn was met voorgaande jaren), om vervolgens zoveel lager dan begroot
uit te vallen?
Antwoord:
Het aantal VOG’s voor rechtspersonen was begroot op 11.500 omdat de verplichting van
een VOG voor rechtspersonen voor garagehouders (nieuw erkenningenstelsel van de RDW)
in 2023 in werking zou treden. Dit is niet gebeurd. De inwerkingtreding is verscheidene
malen uitgesteld. Op dit moment wordt uitgegaan van een inwerkingtredingsdatum van
1 juli 2025.
Vraag (145):
Kunt u aangeven vanwaar het volume Gedragsverklaring aanbesteden (GVA) op de begroting
zoveel hoger stond (en daarbij ook niet in lijn was met voorgaande jaren), om vervolgens
zoveel lager dan begroot uit te vallen?
Antwoord:
De begrote aantallen 2023 werden in maart 2022 geprognosticeerd, waarbij werd uitgegaan
van de gerealiseerde aantallen voor 2021 (12.822). Er werd verwacht dat de groei zou
aanhouden voor 2022 en 2023. Daarom werden in 2023 14.000 GVA’s begroot. Uiteindelijk
bleek de groei niet voort te zetten. Dit was vooraf niet te voorzien.
Vraag (146):
Kunt u de stijging van ongeveer 25% van de omzet moederdepartement – departement JenV
nader toelichten?
Antwoord:
In 2022 is de omzet van de overige onderdelen binnen JenV abusievelijk opgenomen onder
de post «omzet overige departementen» voor ca. € 6,1 mln. Daarnaast is het meerjarenprogramma
Toekomstvaste Informatiehuishouding (TIV) in het najaar van 2022 gestart en heeft
in 2022 en 2023 een effect van in totaal ca. € 3,6 mln. De Loon en prijs indexatie
over 2023 bedroeg 5,76% en heeft een effect van € 4,0 mln. Verder zijn er meer projectmatige
opdrachten vanuit de opdrachtgevers en is de omzet daarop toegenomen.
Vraag (147):
Kunt u toelichten waarom specifiek bij Justid de gemiddelde loonsom per FTE benoemd
wordt en bij andere agentschappen niet? Wordt dit mogelijk verklaard door de hoge
loonsom per FTE (ruim 2x modaal)? Zo niet, welke verklaring is hier dan wel voor?
Antwoord:
Nee, dat is niet de verklaring. De doelmatigheidsafspraken zijn niet voor elk agentschap
uniform, waardoor de toelichting in de agentschapsparagraaf kan verschillen per agentschap.
De gemiddelde loonsom indicator is bij Justid onderdeel van de doelmatigheidsafspraken
met de opdrachtgever. Het salaris van de medewerkers bij Justid is conform de afspraken
uit de CAO Rijk. Overigens is in de agentschapsparagraaf van Justid de gemiddelde
loonsom inclusief werkgeverlasten opgenomen.
Vraag (148):
Hoe is het mogelijk dat mw. Rijken voor 1 fte in dienst is in de functie van nationaal
rapporteur Mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen, met een salaris van 187.000 euro,
terwijl zij ook een fulltime dienstverband heeft als hoogleraar aan de Universiteit
Tilburg? De vraag is ook, is zij enkel rapporteur of heeft zij ook de functie van
directeur?
Antwoord:
«Mw. Rijken heeft naast haar fulltime baan als Nationaal Rapporteur Mensenhandel en
Seksueel Geweld Tegen Kinderen een aanstelling als hoogleraar aan Tilburg University
voor 0,2 fte behouden. Zij wordt in haar functioneren als rapporteur ondersteund door
een bureau, dat wordt geleid door een directeur.»
Vraag (149):
Wat is de stand van zaken omtrent de aangenomen motie over het opstellen van landelijke
richtlijnen met betrekking tot de hulp aan dieren bij rampen en landelijke afspraken
over de paraatheid, kennis, kwaliteit, training en inzet bij regio-overstijgende rampen
(Kamerstuk 29 517, nr. 244)?
Antwoord:
Begin 2024 is een gezamenlijk traject met de veiligheidsregio’s en de dierenhulporganisaties
Dierenbescherming en stichting IFAW van start gegaan. Hierbij zijn ook de politie,
de bevolkingszorg en de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Justitie
en Veiligheid betrokken.
Dit traject heeft onder meer tot doel een eenduidig samenwerkingskader te realiseren
die veiligheidsregio’s en dierenhulporganisaties kunnen gebruiken om hun samenwerking
structureel vorm te geven. De verwachting is dat de eerste resultaten na de zomer
2024 worden gerealiseerd.
Vraag (150):
Wat is de stand van zaken omtrent de aangenomen motie over dieren een vaste plaats
geven in crisisdraaiboeken en hier professionele dierenhulpverleners b? te betrekken
(Kamerstuk 29 517, nr. 218)?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 149.
Bij de actualisatie van landelijke crisisplannen wordt er ook aandacht besteed aan
het dierenwelzijn. Een voorbeeld is de betrokkenheid van dierenhulporganisaties bij
de realisatie van het Landelijke Crisisplan Natuurbrand en het kader voor grootschalige
opvang en evacuatie.
Vraag (151):
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Van Nispen/Westerveld (Kamerstuk 33 836, nr. 73) over het wettelijk vastleggen dat het uitgangspunt bij uithuisplaatsingen van broers
en zussen «samen tenzij» moet zijn? Wat is er sinds het aannemen van de motie gebeurd?
Hoe vaak worden broers en zussen niet samen geplaatst bij een uithuisplaatsing? Zijn
daar cijfers van?
Antwoord:
Het wettelijk vastleggen van het uitgangspunt van samen plaatsen broers en zussen
na uithuisplaatsing is onderdeel van het brede wetsvoorstel ter verbetering van de
rechtsbescherming. Over de contouren van dit wetsvoorstel wordt uw Kamer dit najaar
geïnformeerd.
Eerder heeft de Minister voor Rechtsbescherming door het WODC onderzoek laten doen
naar hoe vaak broers en zussen bij een uithuisplaatsing gescheiden geplaatst worden.
Over deze uitkomsten heeft Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer op 22 maart 2022
geïnformeerd. In de periode 2015–2020 werd bij een steekproef van jeugdhulporganisaties
1.717 broers en zussen gezamenlijk uithuisgeplaatst, afkomstig uit 726 gezinnen. Van
de 1.717 broers en zussen zijn 480 kinderen (28%) gescheiden geplaatst, waarvan 316
kinderen alleen en 164 met tenminste één broer of zus, maar niet met alle broers en
zussen.
Vraag (152):
Welke voortgang is in 2023 gemaakt op het monitoren en naleven van mensenrechten aan
de grenzen bij de inzet van Frontex?
Antwoord:
Voor het kabinet staat voorop dat de uitvoering van de taken en bevoegdheden door
Frontex hand in hand moet gaan met de waarborging van fundamentele rechten. Frontex
heeft hiervoor de afgelopen jaren reeds stappen in de goede richting gezet, zoals
het vergroten en verduurzamen van de activiteiten van de grondrechtenadviseur van
het Agentschap en de verbetering van het interne klachten- en monitoringsmechanisme.
Dit geldt ook voor het aannemen van waarnemers.
Frontex heeft de afgelopen periode 46 op relevante vakgebied van de grondrechten ervaren
waarnemers geworven. Zij worden vanuit Frontex ingezet tijdens de operationele missies.
De waarnemers observeren de activiteiten van Frontex en documenteren de naleving van
de toepasselijke normen op het gebied van de grondrechten. Zij houden ook toezicht
op de procedures met betrekking tot grensbeheer en terugkeer en de omgeving waarin
deze worden uitgevoerd. Ze beoordelen niet alleen de naleving van de grondrechten,
maar spelen ook een belangrijke rol bij het signaleren van uitdagingen en risico's,
evenals kansen voor de bevordering van het EU- en internationaal recht.
Het kabinet moedigt het Agentschap aan deze positieve ontwikkeling voort te zetten
en daarbij ook de acties in het Actieplan mee te nemen dat door de Commissie in het
kader van de Europese grens- en kustwacht (EGKW)-evaluatie zijn voorgesteld, en zal
hier ook aandacht voor blijven vragen in de daarvoor geschikte EU-gremia, zoals de
Raad van Bestuur van het Agentschap en de Raad.
Vraag (153):
Wat is de stand van zaken omtrent de aangenomen motie over aparte regels voor de inbeslagname
van dieren waarbij het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren worden gewaarborgd
(Kamerstuk 35 892, nr. 25)?
Antwoord:
Tijdens de behandeling van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing op
11 mei 2023 is deze motie van leden Wassenberg, Graus en Futselaar ingediend. De motie
vraagt om aparte regels voor de inbeslagname van dieren waarbij het welzijn en de
intrinsieke waarde van dieren wordt gewaarborgd. Ik wil om te beginnen benadrukken
dat inbeslaggenomen dieren niet als voorwerpen worden behandeld. Zo bevat de Wet Dieren
specifieke regels over hoe er met dieren dient te worden omgegaan. Het belang van
dierenwelzijn en het juist behandelen van inbeslaggenomen dieren staat buiten kijf.
In lijn met de motie zijn er aparte regels voor de inbeslagname van dieren. De Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) zorgt ervoor dat in beslag genomen dieren op een
dierwaardige manier bij de opslaghouder terechtkomen. De RVO hanteert daarbij aparte
regels voor dieren en stelt eisen aan opslaghouders, onder andere met betrekking tot
de verzorging en huisvesting. De opslaghouder ontfermt zich na een medische check
over het welzijn en de gezondheid van het dier. Deze opslaghouders zijn partijen die
gespecialiseerd zijn in de opvang van dieren. Zij zijn daarbij verplicht de Wet Dieren,
en de daarop gebaseerde wetgeving, na te leven. In aanvulling daarop geeft het Openbaar
Ministerie aan dat de intrinsieke waarde van dieren bij de inbeslagname en bewaring,
in lijn met de motie Wassenberg c.s., daarbij vooropstaat. Dit is zichtbaar in bijvoorbeeld
artikel 10 lid 2 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, waar speciale regels
voor dieren staan. Zo wordt er onder andere rekening gehouden met de duur van de opvang.
Met bovenstaande uitleg hoop ik voldoende geïllustreerd te hebben dat het waarborgen
van de intrinsieke waarde van dieren bij inbeslagname middels aparte regels daartoe
adequaat geborgd is.
Vraag (154):
Hoe wordt irreguliere migratie teruggedrongen in de samenwerking met derde landen?
Antwoord:
Het kabinet werkt doorlopend aan partnerschappen met derde landen om irreguliere migratie
tegen te gaan, terugkeer te bevorderen en bescherming van migranten te versterken,
waarbij de Europese inzet en de bilaterale inzet in elkaars verlengde liggen. Afgelopen
periode heeft het kabinet stappen gezet met partners als Marokko, Tunesië, Turkije,
Egypte, en Nigeria. Ook de komende periode zullen worden benut om samenwerking met
partnerlanden verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld als het gaat om tegengaan van mensensmokkel-
en handel, versterken van grensbeheer, bevorderen van terugkeer, en bescherming van
migranten. Ook reguliere migratie en investeringen in menselijk kapitaal kunnen deel
uitmaken van de inzet. Een concreet voorbeeld hiervan is de kleinschalige, tijdelijke
pilot die Marokko en Nederland momenteel opzetten. Het kabinet zal de Europese Commissie
voorts blijven oproepen om ambitieuze, brede en gelijkwaardige partnerschappen te
ontwikkelen, en verwelkomt in dat verband de stappen die de Commissie zet t.a.v. Tunesië,
Egypte, Libanon en Mauritanië. Eveneens verkent het kabinet momenteel samen met enkele
andere EU-lidstaten hoe op een innovatieve wijze samengewerkt zou kunnen worden met
derde landen op het terrein van migratie.
Vraag (155):
Welke projectideeën voor de Meerjarige Productie Prognose (MPP) zijn momenteel in
ontwikkeling?
Antwoord:
De Meerjaren Productie Prognose (MPP) wordt gezien als een belangrijk en zorgvuldig
sturings- en planningsinstrument dat voortdurend in ontwikkeling is. Dit proces wordt
vormgegeven binnen de zogenoemde MPP werkgroep, waarin alle relevante partners van
de migratieketen vertegenwoordigd zijn. Er wordt binnen deze werkgroep voortdurend
gewerkt aan zowel functionele, methodologische als procesmatige ontwikkelingen.
Hierbij is ook de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek
(TNO) betrokken. Met als doel vanuit hun onafhankelijke positie en kennis en kunde
bij te dragen aan de doorontwikkeling van de MPP. Dit traject is op dit moment gaande
en focust zich op het verder versterken van de navolgbaarheid, transparantie en onafhankelijkheid
van de MPP.
Daarnaast wordt er binnen de MPP werkgroep gewerkt aan de verdere inhoudelijke ontwikkeling
door middel van verbeteringen in de methodologie. Daarbij moet gedacht worden aan
het verkennen van innovaties en modelverbeteringen, zoals seizoenspatronen, scenario-verkenningen
en simulaties.
Vraag (156):
Hoeveel jeugdigen die worden veroordeeld hebben tevens een jeugdbeschermingsmaatregelen
(ondertoezichtstelling)?
Antwoord:
Er wordt op landelijk niveau niet geregistreerd hoeveel jeugdigen die zijn veroordeeld
tevens een jeugdbeschermingsmaatregel hebben. Door het CBS wordt wel gerapporteerd
hoeveel jeugdigen die in een jaar op enig moment een jeugdbeschermingsmaatregel hadden,
ook een jeugdreclasseringsmaatregel hadden in dat jaar. Van alle 0- tot en met 17-jarigen
die in 2023 jeugdbescherming ontvingen, had 2,9% in hetzelfde jaar ook jeugdreclassering.
Andersom rapporteert het CBS niet hoeveel jeugdigen met een jeugdreclasseringsmaatregel
ook een jeugdbeschermingsmaatregel hadden, maar op basis van de wel beschikbare gegevens
kan daarvan wel een indicatie gegeven worden. Op peildatum 1 januari 2023 hadden 29.120
kinderen een maatregel van jeugdbescherming. Hiervan zouden dan circa 840 kinderen
tegelijkertijd ook een jeugdreclasseringsmaatregel hebben (2,9%). Op 31 december 2022
waren er 4.900 jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel. Circa 17% (840/4.900)
van alle jeugdigen met een jeugdreclasseringmaatregel heeft dan ook een jeugdbeschermingsmaatregel.
Bijlage tabellen bij antwoorden kamervragen verantwoording 2023
Vraag 1
Werksoorten
Bezetting eind 2023
Gebiedsgebonden politiezorg
20.504
Opsporing
10.480
Intake & service en meldkamer
5.453
Informatiefunctie
3.965
Beveiliging
2.651
Overige operationele functies
2.000
Leiding
1.024
Aspiranten
4.863
Operationele bezetting
50.939
Vraag 30
Jaar
2020
2021
2022
2023
Percentage aanvragen veilig land van herkomst
20%
9%
5%
5%
Aantal aanvragen veilig land van herkomst
2.720
2.100
1.650
1.950
Bron: J&V, peildatum 30 april 2024. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag 52
Soort
Soort code
Jaar
Aantal
Diensthond
HOND
2019
364
Diensthond
HOND
2020
340
Diensthond
HOND
2021
203
Diensthond
HOND
2022
142
Diensthond
HOND
2023
115
Vraag 53
Soort
Soort code
Jaar
Aantal
Inzet beredenen
BERE
2019
31
Inzet beredenen
BERE
2020
9
Inzet beredenen
BERE
2021
38
Inzet beredenen
BERE
2022
46
Inzet beredenen
BERE
2023
30
Vraag 56
Functieniveaus
Bezetting eind 2023
Assistent
3.279
Medewerker
4.840
Generalist
12.244
Senior
13.906
Expert
4.319
Specialist
6.401
Leiding
1.024
Anders
63
Aspirant
4.863
Operationele Bezetting
50.939
Vraag 77
Eerste asielverzoeken
Volgende asielverzoeken
EU-27
1.049.425
75.375
België
29.305
5.920
Bulgarije
22.390
115
Tsjechië
1.135
275
Denemarken
2.380
nnb
Duitsland
329.120
22.650
Estland
3.980
5
Ierland
13.220
50
Griekenland
57.900
6.325
Spanje
160.470
1.965
Frankrijk
145.210
21.080
Kroatië
1.635
115
Italië
130.565
5.255
Cyprus
11.660
nnb
Letland
1.625
75
Litouwen
510
65
Luxemburg
2.615
70
Hongarije
30
5
Malta
490
75
Nederland
38.370
1.390
Oostenrijk
55.630
3.055
Polen
7.720
1.775
Portugal
2.600
30
Roemenië
9.875
220
Slovenië
7.185
45
Slowakije
375
15
Finland
4.465
865
Zweden
8.960
3.935
Bron: Eurostat, geraadpleegd op 27 mei 2024.
Vraag 78
Eerste asielverzoeken
Volgende asielverzoeken
Asiel nareis
Totaal
1975
390
390
1976
470
470
1977
580
580
1978
770
770
1979
990
990
1980
1.330
1.330
1981
750
750
1982
1.215
1.215
1983
2.015
2.015
1984
2.605
2.605
1985
5.645
5.645
1986
5.865
5.865
1987
13.460
13.460
1988
7.485
7.485
1989
13.900
13.900
1990
21.210
21.210
1991
21.615
21.615
1992
20.345
20.345
1993
35.400
35.400
1994
52.575
52.575
1995
29.260
29.260
1996
22.855
22.855
1997
34.445
34.445
1998
45.215
45.215
1999
39.305
39.305
2000
43.560
43.560
2001
32.580
32.580
2002
18.665
18.665
2003
13.400
13.400
2004
9.780
9.780
2005
12.345
12.345
2006
14.465
14.465
2007
7.435
2.300
9.730
2008
13.405
1.870
15.275
2009
14.905
1.260
16.165
2010
13.335
1.815
15.155
2011
11.590
3.040
14.630
2012
9.715
3.455
13.170
2013
9.840
3.255
3.630
16.725
2014
21.810
2.725
5.355
29.890
2015
43.095
1.940
13.845
58.880
2016
19.370
1.655
11.815
32.840
2017
16.145
2.120
14.490
32.755
2018
20.510
3.565
6.465
30.540
2019
22.540
2.725
4.180
29.445
2020
13.720
1.595
3.865
19.180
2021
24.740
1.815
10.120
36.675
2022
35.535
1.530
10.925
47.990
2023*
38.375
1.390
10.125
49.890
Bron: CBS StatLine. Tot 2007 kon geen onderscheid worden gemaakt tussen eerste aanvragen,
herhaalde aanvragen en nareizigers. Deze zijn bij elkaar opgeteld en vermeld bij eerste
asielverzoeken. Vanaf 2013 zijn separate cijfers over nareizigers beschikbaar.
Vraag 79
Immigranten met een nationaliteit van een niet-EU/EFTA land, 2022 (Bron: CBS)
Arbeid: totaal
29.045
Gezin: totaal
39.615
Asiel
27.595
Studie
20.970
Tijdelijke bescherming
108.440
Overige migratiemotieven
4.910
Totaal
230.580
Immigranten met een nationaliteit van een EU/EFTA land, excl. de Nederlandse nationaliteit,
2021 (Bron: CBS)
Arbeid
38.860
Gezinsmigratie
29.350
Studie
21.125
Overig en onbekend
28.249
Totaal
117.570
Vraag 82
Locatie
Bezetting op 24 mei 2024
AALDEN – witte zandpad
499
AKERSLOOT – geesterweg
78
ALMELO – schouwburgplein
107
ALMELO – vriezenveenseweg
305
ALMERE – baltimoreplein
67
ALMERE – engelse mijl
1.219
ALMERE – markerkant 15
151
ALTEVEER GEM NOORDENVELD – melkweg
28
AMERSFOORT – barchman wuytierslaan
510
AMERSFOORT – de brand
151
AMERSFOORT – ruimtevaart
44
AMERSFOORT – terschellingkade
14
AMSTELVEEN – bouwerij
60
AMSTERDAM – aletta jacobslaan
147
AMSTERDAM – bloemstraat
44
AMSTERDAM – hogehilweg
860
AMSTERDAM – luttenbergweg
149
AMSTERDAM – oude haagseweg
85
AMSTERDAM – tafelbergweg
100
AMSTERDAM – westerhoofd
1.545
AMSTERDAM – willem de zwijgerlaan
300
AMSTERDAM – willinklaan
627
AMSTERDAM – wiltzanghlaan
66
APELDOORN – christiaan geurtsweg
22
APELDOORN – deventerstraat
397
ARNHEM – amsterdamseweg
50
ARNHEM – elderhofseweg
362
ARNHEM – Europaweg
153
ARNHEM – frombergstraat
22
ARNHEM – groningensingel
409
ARNHEM – nieuwe kade
870
ARNHEM – velperweg
19
ASSEN – balkenweg
87
ASSEN – de haar
554
ASSEN – graswijk
50
ASSEN – schepersmaat
993
BAARN – amsterdamsestraatweg
89
BAEXEM – exaeten
562
BALK – wikelerdyk
507
BARENDRECHT – zuider carnisseweg
60
BEEK GEM MONTFERLAND – sint jansgildestraat
37
BEEKBERGEN – schalterdalweg
159
BEETSTERZWAAG – beetsterweg
20
BERG EN DAL – zevenheuvelenweg
60
BERGEN NH – dorpsstraat
15
BERGEN OP ZOOM – gertrudisboulevard
18
BERGSCHENHOEK – tobias asserlaan
58
BLARICUM – rijksstraatweg
188
BLESKENSGRAAF CA – melkweg
83
BODEGRAVEN – goudseweg
100
BORGER – hoofdstraat
2
BOXMEER – spoorstraat
49
BREDA – dr. batenburglaan
29
BREDA – hooghout
6
BREDA – nassausingel
77
BRIELLE – voorstraat
5
BROEKHUIZENVORST – blitterswijckseweg
284
BRUMMEN – zutphensestraat
20
BUDEL – randweg-oost
1.467
BURGH-HAAMSTEDE – torenweg
18
BURGUM – elingsloane
644
CADIER EN KEER – pater kustersweg
96
CALLANTSOOG – abbestederweg
2
CAPELLE AAN DEN IJSSEL – barbizonlaan
88
CULEMBORG – bellweg
108
DALFSEN – haersolteweg
48
DE MEERN – meentweg
17
DEDEMSVAART – hoofdvaart
7
DEELEN – delenseweg
194
DELDEN – sportlaan
50
DELFT – kleveringweg
170
DELFT – manderspark
209
DELFZIJL – zwet
670
DEN HELDER – burg ritmeesterweg
559
DEN HELDER – doggersvaart
38
DEN HELDER – jacob van heemskerckstr
20
DEN HELDER – nieuweweg
367
DEURNE – vlierdenseweg
29
DEVENTER – deventerweg
59
DEVENTER – maagdenburgstraat
57
DIESSEN – esbeeksedijk
40
DIEVER – achterstraat
23
DIEVER – bosweg
50
DONGEN – de nestel
144
DRACHTEN – burmanialaan
12
DRACHTEN – noorderend
592
DRACHTEN – oprijlaan
223
DRACHTEN – ringweg
20
DRIEHUIS NH – duin- en kruidbergerweg
88
DRONTEN – vossemeerdijk
1.291
DROUWENERMOND – zuiderdiep
3
DRUTEN – scharenburg
104
DUIVEN – impuls
164
DUIVEN – nieuwgraaf
93
DWINGELOO – lhee
4
ECHT – pepinusbrug
414
EDE – galvanistraat
131
EELDE – burg. j.g. legroweg
81
EEMNES – goyergracht zuid
32
EERBEEK – prof. weberlaan
20
EGMOND-BINNEN – noordvelderweg
31
EINDHOVEN – anthony fokkerweg
44
EINDHOVEN – kanaaldijk-zuid
92
EINDHOVEN – keizersgracht
79
EINDHOVEN – sliffertsestraat
210
EMMEN – wilhelmsweg
711
ENSCHEDE – hengelosestraat
21
ENSCHEDE – vliegveldweg
500
EPE – dellenweg
271
ETTEN-LEUR – trivium
19
EXLOO – hoofdstraat
24
EXLOO – valtherweg
27
FARMSUM – hogelandsterweg
145
FRANEKER – burg j dijkstraweg
4
GELDROP – appelaar
54
GIETEN – verlengde asserstraat
75
GILZE – prinsenbosch
946
GOES – anthony fokkerstraat
444
GOIRLE – tilburgseweg
66
GORINCHEM – vroedschapstraat
281
GOUDA – groningenweg
207
GOUTUM – wergeasterdyk
110
GROESBEEK – kasteelhof
54
GRONINGEN – Europaweg
371
GRONINGEN – gideonweg
141
GRONINGEN – j.a. de bree-meijerstr
5
GRONINGEN – johan van zwedenlaan
17
GRONINGEN – koningsweg
20
GRONINGEN – oostersingel
8
GRONINGEN – peizerweg
80
GRONINGEN – pop dijkemaweg
3
GRONINGEN – protonstraat
60
GRONINGEN – rabenhauptstraat
8
GRONINGEN – sint-petersburgweg
110
HAAKSBERGEN – molenstraat
28
HAARLEM – conradkade
184
HAARLEM – laan van decima
91
HAARLEM – spaarndamseweg
139
HAARLEM – stationsplein
102
HAARLEM – toekanweg
150
HAASTRECHT – provincialeweg oost
80
HARDERWIJK – graaf ottolaan
769
HARLINGEN – nieuwe vissershaven
157
HEEG – it eilan
124
HEEMSERVEEN – jachthuisweg
704
HEERENVEEN – lariks
7
HEERHUGOWAARD – gildestraat
51
HEERHUGOWAARD – van noortwijklaan
596
HEERLEN – imstenrade
424
HEILOO – kennemerstraatweg
74
HELMOND – mierloseweg
40
HELMOND – nachtegaallaan
71
HELMOND – scheepsboulevard
23
HELMOND – torenstraat
50
HENDRIK-IDO-AMBACHT – noordeinde
219
HENGELO OV – bornsestraat
111
HENGELO OV – havezatenlaan
246
HENGELO OV – hazenweg
147
HILVERSUM – emmastraat
172
HOENDERLOO – woeste hoefweg
205
HOLTEN – burg van der borchstraat
3
HOOFDDORP – planeetbaan
500
HOOFDDORP – rijksweg a4
475
HOOGEVEEN – kinholtsweg
931
HOORN NH – westfriese parkweg
24
HUIS TER HEIDE UT – hobbemalaan
259
HUIZEN – mastspoor
4
HULST – kreekzoom
45
KAATSHEUVEL – dodenauweg
147
KAMPEN – cellesbroeksweg
19
KAMPEN – industrieweg
81
KAMPERLAND – patrijzenlaan
8
KATWIJK ZH – 1e mientlaan
560
KATWOUDE – wagenweg
226
KERKRADE – roda j.c. ring
19
KRIMPEN AAN DEN IJSSEL – haven
143
LANDSMEER – noordeinde
4
LEERSUM – hoogstraat
584
LEEUWARDEN – heliconweg
540
LEIDEN – boshuizerlaan
5
LEIDEN – doezastraat
3
LEIDEN – haagse schouwweg
327
LEIDEN – kaiserstraat
5
LEIDEN – smaragdlaan
120
LEIDEN – stalpaerthof
2
LEIDEN – van vollenhovenkade
4
LEIDERDORP – elisabethhof
89
LEKKERKERK – kerkweg
19
LEMELERVELD – ambachtsweg
104
LEUSDEN – philipsstraat
107
LIJNDEN – melbournestraat
245
LOCHEM – paasberg
61
LOOZEN – roskampweg
78
LUTTELGEEST – oosterringweg
974
MAASBREE – middenpeelweg
280
MAASSLUIS – govert van wijnkade
69
MAASTRICHT – B8
16
MAASTRICHT – forum
58
MAASTRICHT – francois de veijestraat
638
MAASTRICHT – limburglaan
41
MAASTRICHT – marienwaard
80
MAASTRICHT – sibemaweg
45
MARKELO – j. ooststraat
75
MEPPEL – zomerdijk
192
MIDDELBURG – laurens stommesweg
301
MIDDELBURG – podium
179
MUSSELKANAAL – de brink
425
NIETAP – frans halsstraat
7
NIEUWEGEIN – symfonielaan
197
NIJKERK – berencamperweg
16
NIJMEGEN – dommer v poldersveldtweg
420
NIJMEGEN – stieltjesstraat
125
NIJMEGEN – winkelsteegseweg
298
NOORDWIJKERHOUT – langelaan
35
NOOTDORP – gildeweg
122
NUENEN – jan van schijnveltlaan
49
NULAND – rijksweg
29
NUNSPEET – elspeterweg
100
ODOORN – boshof
8
ODOORN – hoofdstraat
18
OEGSTGEEST – mauritslaan
4
OEGSTGEEST – rhijngeesterstraatweg
176
OIRSCHOT – oerlesedijk
119
OISTERWIJK – duinenweg
72
OISTERWIJK – gemullehoekenweg
19
OISTERWIJK – kievitsblekweg
424
OMMEN – chevalleraustraat
39
OMMEN – strangeweg
33
OOSTERBEEK – nico bovenweg
119
OOSTERHOUT NB – beneluxweg
60
OOSTERHOUT NB – elschot
69
OOSTERWOLDE FR – rikkingahof
177
OSS – lievekamplaan
205
OSS – nelson mandelaboulevard
19
OSS – palestrinastraat
39
PAPENDRECHT – poldermolen
91
PAPENDRECHT – seringenstraat
50
PATERSWOLDE – groningerweg
4
PATERSWOLDE – mw. bahler-boermalaan
149
PUTTE – bosweg
83
RAAMSDONKSVEER – hoge veer
35
REKKEN – panovenweg
44
REUSEL – turnhoutseweg
38
RIDDERKERK – haven
90
RIJSBERGEN – bredaseweg
187
RIJSSEN – burg knottenbeltlaan
10
RIJSSEN – rozengaarde
7
RODEN – touwslager
12
ROERMOND – maalbroek
98
ROSMALEN – burgemeester burgerslaan
19
ROTTERDAM – aelbrechtskade
124
ROTTERDAM – hanrathstraat
2
ROTTERDAM – maashaven z.z.
110
ROTTERDAM – marconistraat
1.416
ROTTERDAM – schiehaven
167
ROTTERDAM – sint-jobshavenkade
91
ROTTERDAM – walenburgerweg
35
RUCPHEN – kozijnenhoek
116
SCHAGEN – priggeweg
247
SCHALKHAAR – frieswijkerweg
624
SCHIEDAM – buitenhavenweg
51
SCHIEDAM – hargalaan
40
SCHIJNDEL – heidebloemstraat
86
SCHIJNDEL – markt
147
SCHOORL – heereweg
2
’S-GRAVENDEEL – kilweg
390
’S-GRAVENHAGE – boterstraat
41
’S-GRAVENHAGE – jupiterkade
52
’S-GRAVENHAGE – kranenburgweg
4
’S-GRAVENHAGE – laan van meerdervoort
87
’S-GRAVENHAGE – molenstraat
39
’S-GRAVENHAGE – regulusweg
630
’S-GRAVENHAGE – zeekant
88
’S-HERTOGENBOSCH – gemaalweg
141
’S-HERTOGENBOSCH – pettelaarpark
250
SINT-OEDENRODE – koeveringsedijk
68
SITTARD – zurichstraat
286
SLIEDRECHT – industrieweg
54
SNEEK – jancko douwamastraat
589
SOEST – birkstraat
94
SPIER – oude postweg
67
SPIJKENISSE – industriestraat
25
SPRANG-CAPELLE – bevrijdingsweg
18
ST.-ANNAPAROCHIE – middelweg-west
418
STEIN – dieterenstraat
51
STELLENDAM – meester snijderweg
133
SWEIKHUIZEN – moorheide
244
TER APEL – ter apelervenen
2.567
TERNEUZEN – oostkant
81
TERNEUZEN – peter van anrooylaan
35
THOLEN – molenvlietsedijk
63
THORN – hoogstraat
9
TIEL – laan van westroijen
99
TILBURG – baden powelllaan
10
TILBURG – dokter bloemenlaan
60
TILBURG – stationsstraat
22
TYNAARLO – koopmansweg
28
UDEN – rondweg
291
UITHOORN – arthur van schendellaan
30
UITHUIZEN – dingeweg
226
UTRECHT – biltsestraatweg
328
UTRECHT – bizetlaan
39
UTRECHT – graadt van roggenweg
116
UTRECHT – joseph haydnlaan
546
UTRECHT – pahud de mortangesdreef
281
UTRECHT – ravellaan
40
VEENDAM – lloydsweg
99
VEENENDAAL – wageningselaan
227
VEENHUIZEN – oude asserstraat
44
VELDHOVEN – turfweg
192
VELP GLD – arnhemsestraatweg
140
VELP NB – intendanceplantsoen
600
VELSEN-NOORD – wijkermeerweg
294
VENLO – emmastraat
45
VIANEN UT – lage biezenweg
100
VLAARDINGEN – westlandseweg
38
VLEDDER – brink
128
VLISSINGEN – oosterhavenweg
567
VOERENDAAL – bergseweg
297
VOORSCHOTEN – veurseweg
173
VRIES – oude rijksweg
40
VRIES – sportlaan
27
WAALRE – willibrorduslaan
142
WADDINXVEEN – poolster
7
WAGENINGEN – bosrandweg
274
WAGENINGEN – het stek
116
WAGENINGEN – keijenbergseweg
353
WAGENINGEN – lawickse allee
45
WASSENAAR – duinrell
916
WERVERSHOOF – vok koomenweg
202
WESTERHAAR-VRIEZENVEENSE – webbinkstraat
5
WIERDEN – vlierdijk
15
WIERDEN – ypeloweg
56
WIJK AAN ZEE – relweg
4
WINSCHOTEN – mr. d.u. stikkerlaan
175
WINSUM GN – schouwerzijlsterweg
264
WINTERSWIJK – amstelstraat
426
WOLFHEZE – wolfhezerweg
123
ZAANDAM – rijshoutweg
546
ZANDVOORT – burg van alphenstraat
23
ZEEGSE – schipborgerweg
10
ZEEWOLDE – bosruiterweg
593
ZEIST – kampweg
397
ZEVENAAR – hunneveldweg
275
ZIERIKZEE – grachtweg
50
ZOETERMEER – rokkeveenseweg
618
ZUIDOOSTBEEMSTER – purmerenderweg
62
ZUIDWOLDE DR – hoofdstraat
43
ZUTPHEN – voorsterallee
734
ZWIJNDRECHT – veerweg
212
ZWOLLE – dokter van deenweg
45
ZWOLLE – hertsenbergweg
46
ZWOLLE – meeuwenlaan
286
ZWOLLE – stadionplein
19
Totaal
67.240
Type opvang
Bezetting op 24 mei 2024
Regulier
34.105
Noodopvang
27.889
Crisis Noodopvang / Tijdelijke Gemeentelijke opvang
5.194
onbekend/overig
52
Eindtotaal
67.240
Land van herkomst
Bezetting op 24 mei 2024
Afghanistan
1.349
Albanie
19
Algerije
386
Angola
63
Argentinie
2
Armenie
91
Azerbeidzjan
241
Bahrein
8
Bangladesh
45
Barbados
1
Belarus (Wit-Rusland)
111
Benin
48
Bolivia
2
Bondsrepubliek Duitsland
1
Bosnië en Herzegovina
12
Brazilie
7
Bulgarije
2
Burkina Faso
20
Burma
1
Burundi
40
Cambodja
4
Centraal-Afrikaanse Republiek
3
Chili
5
China
603
Colombia
1.090
Comoren
2
Cuba
27
Cyprus
1
Democratische Republiek Congo
5
Djibouti
9
Dominica
2
Dominicaanse Republiek
8
Duitsland
5
Ecuador
31
Egypte
640
El Salvador
90
Equatoriaal-Guinea
4
Eritrea
3.737
Estland
1
Ethiopie
790
Filipijnen
21
Frankrijk
2
Gabon
1
Gambia
569
Gazastrook en Westelijke Jordaanoever
63
Georgie
85
Ghana
72
Griekenland
8
Groot-Brittanie
2
Guatemala
2
Guinee
394
Guinee-Bissau
12
Guyana
4
Haiti
23
Honduras
10
India
64
Indonesie
6
Irak
4.162
Iran
2.242
Israel
72
Ivoorkust
68
Jamaica
27
Japan
1
Jemen
3.570
Joegoslavie
6
Jordanie
234
Kameroen
112
Kazachstan
54
Kenya
71
Koeweit
59
Kongo
129
Kongo Kinshasa
1
Kosovo
7
Kyrgyzstan
13
Land onbekend
735
Laos
2
Libanon
204
Liberia
61
Libie
388
Litouwen
1
Madagaskar
4
Malawi
9
Maleisie
5
Mali
43
Marokko
308
Mauretanie
11
Mauritius
2
Mexico
15
Moldavie
341
Mongolie
14
Mozambique
4
Myanmar
89
Namibie
7
Nederland
18
Nepal
7
Nicaragua
66
Niger
16
Nigeria
1.963
Noord-Korea
10
Noord-Macedonie
8
Noorwegen
1
Oekraine
235
Oezbekistan
77
Oman
1
Pakistan
1.281
Palau
1
Palestijnse Autoriteit
101
Panama
1
Perlis
1
Peru
62
Polen
3
Portugal
1
Qatar
4
Rusland
782
Rwanda
29
Saudi-Arabie
207
Senegal
45
Servië
21
Sierra Leone
583
Singapore
1
Soedan
1.089
Somalie
3.308
Sovjetunie
10
Spanje
2
Sri Lanka
114
Statenloos
81
Suriname
9
Swaziland
2
Syrie
27.156
Tadzjikistan
67
Tanzania
38
Thailand
3
Timor Leste
1
Togo
7
Trinidad En Tobago
31
Tsjaad
17
Tunesie
141
Turkije
4.400
Turkmenistan
26
Turks- en Caicoseilanden
3
Uganda
734
Uruguay
1
Venezuela
341
Verenigde Arabische Emiraten
81
Verenigde Staten
3
Vietnam
13
Zaire
6
Zambia
7
Zimbabwe
56
Zuid-Afrika
31
Zuid-Korea
1
Zuid-Soedan
20
Zuidwest Afrika
1
Totaal
67.240
Leeftijd Categorie
Bezetting op locatie
op 24-05-2024
0 t/m 3
2.279
4 t/m 11
5.047
12 t/m 17
8.012
18 t/m 24
13.710
25 t/m 29
10.149
30 t/m 34
8.196
35 t/m 39
6.253
40 t/m 44
4.817
45 t/m 49
3.665
50 t/m 54
2.378
55 t/m 59
1.341
60 t/m 64
687
65+
706
Totaal
67.240
Geslacht
Bezetting op locatie
op 24-05-2024
Mannelijk
49.209
Vrouwelijk
18.011
Onbekend
20
Totaal
67.240
Vraag 84
Beloning plus ontkostenvergoeding (belast
Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn
Totale bezoldiging in 2023
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum
€ 167.740
€ 22.509
€ 190.249
€ 223.000
Vraag 87
Subsidie
Subsidie ontvanger
Griekenland 2020–2023
Stichting Movement on the Ground
MOO (Medische Opvang Ongedocumenteerden)
Stichting A.S.K.V.
project Uitvinders 2022
Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid
Welcoming Equality 2023–2025
Federatie COC Nederland
EES op AAS
Schiphol Nederland
Kunstlab 2023–2025
Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid
Supporting unaccompanied Migrant children at the Greek Borders / Contibution 2023
International Organization For Migration IOM
LIV 2023
Stichting FIER
Beschikking Rode Kruis 2022
Rode Kruis
Vraag 94
Nationaliteit (veilig land in top 15)
Aantal verdachten
Percentage van het totaal aantal verdachten
Marokkaanse
400
17%
Tunesische
140
6%
Overige nationaliteiten1
1.780
77%
Totaal
2.320
100%
Bron: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties
2017–2022» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 19 637, nr. 3124).
X Noot
1
Hierin kunnen ook verdachten zitten met een nationaliteit van een veilig land van
herkomst die buiten de top 15 valt. De aantallen zijn echter klein. De groep van overige
nationaliteiten kan binnen de gestelde termijn niet verder worden uitgesplitst.
Vraag 96
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Eindtotaal
1,6
1,3
2,1
1,4
1,1
1,2
1,4
1,6
1,4
Vraag 97
jaar
immigratie totaal (a)
waarvan gezinsmigratie regulier
met niet-EU/EFTA nationaliteit (b)
met EU/EFTA nationaliteit (c)
2010
154.432
18.780
18.480
2011
162.962
18.285
20.440
2012
158.374
14.890
21.075
2013
164.772
15.975
22.170
2014
182.949
17.190
23.655
2015
204.615
17.250
23.905
2016
230.739
20.130
25.640
2017
234.957
24.315
26.805
2018
243.737
26.915
29.085
2019
269.064
29.660
32.955
2020
220.853
21.285
29.390
2021
252.528
29.615
29.350
2022
403.108
39.615
nnb
2023*
332.864
nnb
nnb
Bron: CBS Statline. Tabellen: (a) «Bevolkingsontwikkeling; regio per maand»; (b) «Immigranten
niet EU/EFTA; migratiemotief, sociaaleconomische categorie»; (c) «Immigranten EU/EFTA
afgeleid migratiedoel, sociaaleconomische categorie».
In de CBS-tabel «Immigranten niet EU/EFTA; migratiemotief, sociaaleconomische categorie»
wordt nareis asiel meegeteld bij het migratiemotief asiel en kan dit niet separaat
worden weergegeven. Wel zijn gegevens beschikbaar over het aantal aangevraagde verblijfsvergunningen
voor asiel nareis vanaf 2013. Deze verblijfsvergunning wordt in beginsel door de nareiziger
bij de IND aangevraagd na inreis in Nederland.
jaar
Aanvragen asiel nareis
2013
3.630
2014
5.355
2015
13.845
2016
11.815
2017
14.490
2018
6.465
2019
4.180
2020
3.865
2021
10.120
2022
10.925
2023*
10.125
Bron: CBS StatLine, tabel «Asielverzoeken; nationaliteit, vanaf 1975»
Vraag 98
Onderstaande tabel geeft inzicht in het gemiddelde inwilligingspercentage over de
jaren 2010 t/m 2023 per EU land.
Tabel 1: Het gemiddelde inwilligingspercentage over de jaren 2010 t/m 2023 per EU
land. Uitzondering is Kroatië, voor dit land is het gemiddelde inwilligingspercentage
berekend als percentage over de jaren 2012 t/m 2023. (Bron: Eurostat, peildatum: 24 mei
2024)
Land
gem. inwilligingspercentage
België
40%
Bulgarije
54%
Tsjechië
27%
Denemarken
50%
Duitsland
45%
Estland
47%
Ierland
49%
Griekenland
32%
Spanje
38%
Frankrijk
23%
Kroatië
22%1
Italië
44%
Cyprus
37%
Letland
35%
Litouwen
37%
Luxemburg
43%
Hongarije
30%
Malta
56%
Nederland
59%
Oostenrijk
51%
Polen
29%
Portugal
51%
Roemenië
35%
Slovenië
35%
Slowakije
49%
Finland
46%
Zweden
43%
X Noot
1
Let wel dat ervoor Kroatië geldt dat er voor de jaren 2010 en 2011 geen cijfers bekend
zijn.
Het gemiddelde inwilligingspercentage voor Kroatië is berekend als percentage over
de jaren 2012 t/m 2023.
Vraag 105
Jaar
Zelfstandig vertrek
Gedwongen vertrek
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
Totaal ketenbreed vertrek
2010
3.770
8.110
11.160
23.040
2011
4.180
6.710
10.660
21.550
2012
4.130
6.040
10.710
20.880
2013
3.670
4.860
7.310
15.840
2014
4.130
4.390
7.490
16.010
2015
4.650
4.410
7.550
16.610
2016
6.510
6.410
11.990
24.910
2017
2.870
6.120
12.020
21.000
2018
3.580
6.090
12.060
21.730
2019
5.320
6.870
13.940
26.130
2020
5.520
4.200
9.770
19.490
2021
4.730
5.120
8.710
18.560
2022
8.360
2.960
8.010
19.320
2023
10.200
5.450
7.590
23.240
Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 27 mei 2024
Cijfers zijn afgerond op tientallen.
Vraag 115
Huidige
Migratiepact
Hervestiging
N.v.t.1
Verordening (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot
vaststelling van een Uniekader voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden,
en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147
Opvang
Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling
van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming
Richtlijn (EU) 2024/1346 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot
vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming2
Kwalificatie
Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake
normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen
die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen
of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de
inhoud van de verleende bescherming
Verordening (EU) 2024/1347 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 inzake
normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen
die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen
of voor personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen, en voor de
inhoud van de verleende bescherming, tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de
Raad en tot intrekking van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad
Dublin/AMMR
Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk
is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een
onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend
Verordening (EU) 2024/1351 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende
asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU)
2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013
Procedure
Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende
gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale
bescherming
Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot
vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming
in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU
Screening
N.v.t.
Verordening (EU) 2024/1352 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot
wijziging van Verordeningen (EU) 2019/816 en (EU) 2019/818, met het oog op de invoering
van de screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen
N.v.t.
Verordening (EU) 2024/1356 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot
invoering van de screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen en
tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240
en (EU) 2019/817
CrisisVo
N.v.t.
Verordening (EU) 2024/1359 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende
de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel en
tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147
Eurodac
Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni
2013 betreffende de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van vingerafdrukken
ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot
vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk
is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een
onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend
en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol
om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor
het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid,
veiligheid en recht
Verordening (EU) 2024/1358 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende
de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van biometrische gegevens om de Verordeningen
(EU) 2024/1351 en (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn
2001/55/EG van de Raad doeltreffend toe te passen en om illegaal verblijvende onderdanen
van derde landen en staatlozen te identificeren en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties
van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van
rechtshandhaving, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2018/1240 en (EU) 2019/818
van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad
Grensterugkeer
N.v.t.
Verordening (EU) 2024/1349 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot
vaststelling van een terugkeergrensprocedure en tot wijziging van Verordening (EU)
2021/1148
X Noot
1
Met n.v.t. (niet van toepassing) wordt aangegeven dat de desbetreffende verordening
van het EU-migratiepact geen verordening is onder de nu nog geldende set verordeningen/richtlijnen
van het Gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS).
X Noot
2
Richtlijn 2013/33/EU wordt voor de lidstaten die zijn gebonden door de onderhavige
richtlijn ingetrokken met ingang van 12 juni 2026 (artikel 36).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.