Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het nader verslag
36 321 (R2181) Goedkeuring van het op 18 november 2015 te Valletta tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 196 en Trb. 2016, 124)
Nr. 14 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG
Ontvangen 13 juni 2024
Inleiding
De regering dankt de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
voor haar nader verslag van 13 maart 2024 met betrekking tot het voorstel van rijkswet
tot goedkeuring van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve
van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het
voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
(hierna: het Verdrag). Met belangstelling is kennisgenomen van de vragen en opmerkingen
van de leden van de PVV-fractie, de VVD-fractie, de NSC-fractie en de BBB-fractie.
In deze nota naar aanleiding van het nader verslag worden de vragen beantwoord, waarbij
de volgorde van de vragen is aangehouden.
I. Algemeen
I.1 Inleiding
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat de
regering stelt dat budgettaire gevolgen moeilijk te kwantificeren zijn. Desondanks
stelt de regering dat er wel een p«ositief economisch effect zal zijn [...] en naar verwachting een opbrengst voor
de schatkist zal opleveren.» Waar is deze verwachting op gebaseerd als dit niet te kwantificeren is? Kan de regering
tevens ingaan op het substantieel afwijkende belastingklimaat van Malta ten opzichte
van Curaçao voor de drie voornaamste belastingen: inkomstenbelasting, omzetbelasting,
vennootschapsbelasting?
Malta kent geen apart systeem van vennootschapsbelasting. Zowel natuurlijke personen
als rechtspersonen zijn onderworpen aan 35% inkomstenbelasting. Malta kent een territoriaal
belastingstelsel: over inkomsten die buiten Malta worden verdiend wordt geen belasting
geheven. Op basis van een systeem voor belastingteruggave dat wordt verleend aan aandeelhouders
van in Malta geregistreerde bedrijven, kan op basis van voorwaarden het effectieve
belastingtarief worden verlaagd. Er is geen bronbelasting op uitgekeerde dividenden.
Malta heft geen vermogensbelasting. Op Malta is een omzetbelasting met een tarief
van 5%-18%.
Curaçao heeft evenals Malta een territoriaal belastingstelsel: hetgeen buiten Curaçao
wordt verdiend, wordt niet in Curaçao belast. Het winstbelastingtarief van 15% is
van toepassing over de eerste NAf 500.000 belastbare winst en 22% over de winst boven
NAf 500.000. Curaçao heft geen dividendbelasting en evenmin vermogensbelasting. Inkomstenbelasting
wordt geheven over het wereldinkomen van natuurlijke personen. Er geldt een progressief
tarief tussen 9,75% en 46,5%. Voor de omzetbelasting zijn drie tarieven van toepassing,
namelijk 6%, 7% en 9%, waarbij ook vrijstellingen van toepassing zijn.
De budgettaire effecten van belastingverdragen zijn moeilijk te ramen. Dit is in hoge
mate afhankelijk van gedragseffecten. Budgettaire effecten worden veelal relatief
sterk beïnvloed door bronheffingen. Curaçao past, zoals hierboven vermeld, echter
geen bronheffingen toe en hoeft vanuit dat perspectief in zoverre bij verdragsonderhandelingen
geen heffingsrechten op te geven. Daar staat een potentiële intensivering van economische
betrekkingen tegenover die mogelijk resulteert in een toename van belastingopbrengsten.
Met het overeenkomen van belastingverdragen beoogt Curaçao, evenals Nederland en andere
landen die dat doen, de economische betrekkingen met verdragspartners verder te ontwikkelen.
Het sluiten van belastingverdragen stimuleert grensoverschrijdende investeringen en
de ontplooiing van grensoverschrijdende activiteiten, omdat op basis van wederkerigheid
dubbele belasting wordt voorkomen. Duidelijke regels over de verdeling van heffingsrechten
bieden rechtszekerheid aan internationaal opererende bedrijven en natuurlijke personen
en kunnen bijdragen aan het verminderen van administratieve lasten. Dit bevordert
de aantrekkelijkheid van het fiscale vestigingsklimaat in beide landen en zorgt voor
een intensivering van economische betrekkingen.
Hoewel het niet goed mogelijk is om het belang van belastingverdragen uit te drukken
in termen van economische winst, aantal (en type) arbeidsplaatsen en gevestigde bedrijven,
is de algemene opvatting dat een belastingverdragennetwerk voor landen met een open
economie van groot belang is.1 Ook uit onderzoek blijkt dat belastingverdragen een faciliterende functie bij buitenlandse
investeringen en handel hebben en dragen belastingverdragen positief bij aan de directe
buitenlandse investeringen (DBI).2 Echter, een direct effect van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting op
de schatkist valt niet te kwantificeren. Dat geldt eveneens voor het onderhavige Verdrag.
De leden van de PVV-fractie lezen dat tot 1 januari 2024 Curaçao een belastingverdrag
had met Noorwegen. Daarbij heeft Noorwegen nagelaten om gebruik te maken van het Multilateral Convention to implement Tax Treaty Related Measures to Prevent Base Erosion
and Profit Shifting (MLI). Wat is hier de reden van? En waarom is dit belastingverdrag tussen Noorwegen
en Curaçao per 1 januari 2024 op verzoek van Noorwegen opgezegd?
Bij de beoordeling van het Noorse belastingverdragennetwerk is Noorwegen tot de conclusie
gekomen dat bepaalde belastingverdragen verouderd zijn, niet meer in lijn zijn met
het huidige Noorse belastingbeleid en niet meer voldoen aan internationale minimumnormen
om uitholling van de belastingrondslag tegen te gaan. Omdat ingrijpende wijzigingen
nodig zijn om deze verdragen te actualiseren en deze verdragen in de praktijk niet
of nauwelijks gebruikt worden, heeft Noorwegen de verdragen met Curaçao, Sierra Leone,
Barbados, Jamaica en Trinidad en Tobago beëindigd.
Daarentegen heeft Curaçao op 20 november 2023 wel een belastingverdrag tot stand gebracht
met San Marino. De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven of
bij dit verdrag ook gebruik is gemaakt van het MLI.
Bij het belastingverdrag met San Marino is geen gebruik gemaakt van het MLI, omdat
het MLI uit 2017 dateert en het belastingverdrag met San Marino pas op 20 november
2023 tot stand is gekomen. Het belastingverdrag met San Marino bevat alle maatregelen
waarvan in de BEPS-rapporten is geconcludeerd dat deze minimaal nodig zijn om verdragsmisbruik
op een adequate manier te bestrijden en geschillenbeslechting te verbeteren. Dit betreft
de titel en de preambule van het verdrag, het opnemen van een algemene antimisbruikbepaling
(artikel 27) en de toegang tot de onderlinge overlegprocedure (artikel 24). Daarmee
voldoet het belastingverdrag met San Marino aan de BEPS minimumstandaarden.
Kan de regering aangeven binnen welke termijn verdragspartijen hun notificatie aan
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) moeten sturen?
Artikel 29, vijfde lid, van het MLI, schrijft geen vaste termijn voor het doen van
de aanvullende kennisgeving aan de depositaris voor. Curaçao en Malta zullen deze
notificatie versturen na inwerkingtreding van het Verdrag.
Daarbij merken deze leden op dat dit verdrag nog niet aan de Kamer is gestuurd. Kan
de regering aangeven wanneer de Kamer dit verdrag tegemoet kan zien?
Het belastingverdrag met San Marino is op 7 mei 2024 ter stilzwijgende goedkeuring
aan de Eerste Kamer en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en aan de Staten van
Curaçao aangeboden3.
Inbreng van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat het ratificatieproces lang geduurd heeft. Kan
de regering bevestigen dat de lange duur van het ratificatieproces voor het op 15 november
2015 te Valetta tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten
behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting
en het voorkomen van het ontgaan van belastingen met betrekking tot belastingen naar
het inkomen is veroorzaakt doordat Curaçao de vragen van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken jarenlang onbeantwoord heeft gelaten? Mocht dit niet het geval zijn, kan de
regering aangeven wat dan de oorzaak van deze vertraging is?
Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag zijn na het advies van
de Raad van State van het Koninkrijk van 9 november 2016 de door de Raad van State
gemaakte redactionele (onderhandse) opmerkingen, voorzien van vragen van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken, op 28 november 2016 aan Curaçao gezonden. Deze vragen hadden
betrekking op de tekst van het Verdrag alsmede op de opgestelde memorie van toelichting.
De beantwoording van de vragen door Curaçao heeft tot het najaar van 2022 stilgelegen.
In december 2022 zijn de vragen door Curaçao beantwoord. Het nader rapport opgesteld
naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van
het Koninkrijk bevat een reactie op deze opmerking. Ook is de memorie van toelichting
aangepast naar aanleiding van de (onderhandse) opmerkingen. Tussen december 2022 en
maart 2023 zijn de stukken verder afgestemd. Vervolgens is het voorstel van rijkswet
tot goedkeuring, met gewijzigde memorie van toelichting, op 15 maart 2023 bij uw Kamer,
en de Staten van Curaçao, aanhangig gemaakt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Curaçao fiscale autonomie geniet voor wat betreft
het onderhandelen van bijvoorbeeld belastingverdragen.
Kan de regering aangeven of de huidige wijze waarop Curaçao, dat fiscale autonomie
geniet voor wat betreft het onderhandelen van belastingverdragen, belastingverdragen
door de ratificatieprocedure moet krijgen knelpunten kent?
Zo ja, wat zijn deze knelpunten? Biedt Nederland momenteel ondersteuning aan Curaçao
bij de onderhandeling van belastingverdragen? Zo ja, in welke vorm?
In 2022 heeft de Minister van Financiën van Curaçao een team van specialisten aangesteld
om de wens tot het opbouwen van een belastingverdragennetwerk te kunnen realiseren.
De institutionele capaciteit van Curaçao bleek tot dan toe niet voldoende toereikend.
Vanwege de beperkte institutionele capaciteit van Curaçao lag inzake het voorliggende
Verdrag de beantwoording van de vragen van de Raad van State van het Koninkrijk sinds
2016 stil.
Het team van specialisten is sinds 2022 voortvarend aan de slag gegaan, o.a. met het
voorliggende Verdrag. Tevens heeft deze voortvarendheid geleid tot de ondertekening
van het belastingverdrag met San Marino, dat inmiddels aan Uw Kamer ter stilzwijgende
goedkeuring is aangeboden.4 Ook is onderhandeld over een belastingverdrag met Suriname, waarvan het de wens is
dat deze spoedig kan worden ondertekend, en zijn andere belastingverdragen in voorbereiding.5
De regering ondersteunt deze ontwikkelingen. De vereiste procedures om tot ratificatie
van de door Curaçao gewenste verdragen te komen, brengen met zich mee dat geregeld
afstemming plaatsvindt tussen Nederland en Curaçao.
Het team van specialisten van Curaçao is in staat om de onderhandelingen voor belastingverdragen
zo veel mogelijk zelf te doen. Nederland biedt momenteel geen ondersteuning bij de
onderhandelingen. Wel vindt er periodiek overleg plaats met het Nederlandse Ministerie
van Financiën om elkaar te informeren over de stand van zaken en is op verzoek van
Curaçao het concept Curaçaos Fiscaal Verdragsbeleid 2023 en het concept modelbelastingverdrag
van commentaar voorzien.
Kan de regering een overzicht verstrekken met de handelsbalans van Curaçao per land?
import
Mln ANG
2021
export
Mln ANG
V.S.
602
V.S.
17
Nederland
539
Aruba
18
Panama
130
Nederland
28
Puerto Rico
55
Bonaire
56
Venezuela
12
St. Maarten
4
Rest vd wereld
570
Rest vd wereld
33
Bron: www.cbs.cw/international-trade-0
De leden van de VVD-fractie constateren dat het belastingverdrag zelf niet voldoet
aan de BEPS-minimumstandaarden.
Hebben Curaçao en Malta toegezegd het verdrag aan te melden voor het Multilateraal
Instrument, zodat deze alsnog zal voldoen aan de BEPS-minimumstandaarden?
Aangezien zowel Curaçao als Malta het Verdrag als «gedekt belastingverdrag» hebben
aangemeld bij de depositaris van het MLI, de OESO, (Malta in 2018 en Curaçao in 2019),
valt het Verdrag onder de werking van het MLI. Zowel Curaçao als Malta zullen op grond
van het vijfde lid van artikel 29 van het MLI na inwerkingtreding een aanvullende
kennisgeving zenden aan de depositaris van het MLI. Met deze kennisgeving van Malta
en Curaçao worden de minimumstandaarden van het BEPS-project in het Verdrag geïmplementeerd
zonder dat het nodig is dat het Verdrag individueel bilateraal heronderhandeld moet
worden.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om te reflecteren op de handelsrelaties
tussen Curaçao en Malta en aan te geven of het, gelet op die handelsrelaties, voor
de hand ligt om een dergelijk belastingverdrag te sluiten.
Een van de redenen om belastingverdragen te sluiten, is om economische relaties te
verbeteren. In dit kader is ook het belastingverdrag met Malta gesloten. Zo heeft
Malta op maritiem gebied Curaçao veel te bieden waaronder hoogwaardige scholing en
ervaring. Hiernaast heeft Malta ervaring met een hoogwaardige toeristische sector,
die eveneens veel overeenkomsten biedt gezien het insulaire karakter van beide jurisdicties.
Verder vergemakkelijkt dit belastingverdrag de samenwerking tussen de sectoren voor
financiële diensten van Malta en Curaçao.
Inbreng NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie vragen waarom het proces zo lang geduurd, te weten vanaf
november 2015. Deze leden vragen de regering of zij het eens is dat de eerdere antwoorden
van de regering op vragen hierover vanuit de Kamer onvoldoende duidelijkheid hebben
geschept. Tevens vragen deze leden wanneer de vragen vanuit het Nederlandse Ministerie
van Buitenlandse zaken zijn doorgezet aan Curaçao.
Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag zijn na het advies van
de Raad van State van het Koninkrijk van 9 november 2016 de door de Raad van State
gemaakte redactionele (onderhandse) opmerkingen, voorzien van vragen van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken, op 28 november 2016 aan Curaçao gezonden. Deze vragen hadden
betrekking op de tekst van het Verdrag alsmede op de opgestelde memorie van toelichting.
De beantwoording van de vragen door Curaçao heeft tot het najaar van 2022 stilgelegen.
In december 2022 zijn de vragen door Curaçao beantwoord. Het nader rapport opgesteld
naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van
het Koninkrijk bevat een reactie op deze opmerking. Ook is de memorie van toelichting
aangepast naar aanleiding van de (onderhandse) opmerkingen. Tussen december 2022 en
maart 2023 zijn de stukken verder afgestemd. Vervolgens is het voorstel van rijkswet
tot goedkeuring, met gewijzigde memorie van toelichting, op 15 maart 2023 bij uw Kamer,
en de Staten van Curaçao, aanhangig gemaakt.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of de regering een afschrift van de
lijst met de vragen aan Curaçao en de antwoorden daarop aan de Kamer kan doen toekomen.
Graag voorzien van een datum. Deze leden vragen of deze vragen door Curaçao pas in
het najaar van 2022 zijn beantwoord. Ook vragen zij wanneer de aanvullende vragen
zijn gesteld aan Curaçao. Welke vragen waren dat en wat was daarop het antwoord? Graag
een afschrift van deze stukken.
De vragen die zijn gesteld betreffen verzoeken om aanvulling en verduidelijking van
de memorie van toelichting op een aantal punten. Aan deze verzoeken is in december
2022 door Curaçao voldaan door de memorie van toelichting op de gevraagde punten aan
te vullen. De vragen zijn gesteld door middel van «tracks» en «comments» in een conceptversie
van de memorie van toelichting. In het belang van de vrije ambtelijke meningsvorming
en onderlinge vertrouwelijke gedachtewisseling worden deze concepten niet gedeeld.
Daarbij komt dat correspondentie met de autonome landen van het Koninkrijk, evenals
de correspondentie met derde landen en volkenrechtelijke organisaties vertrouwelijk
is. De Kamer heeft de definitieve memorie van toelichting ontvangen. De Kamer heeft
daarom geen onjuist of onvolledig beeld ontvangen en om die reden prevaleert vertrouwelijkheid.
In het nader rapport staat bovendien aangegeven op welke punten de memorie van toelichting
is aangevuld.
De leden van de NSC-fractie willen weten of de regering het eens is dat de nota naar
aanleiding van het verslag duidelijk maakt dat Curaçao en Malta een aanvullende notificatie
aan de OESO zullen doen. Deze leden vragen of dit reeds is gedaan. Zo nee, wanneer
gaat dit plaatsvinden en waarom is dit nog niet gedaan?
Aangezien zowel Curaçao als Malta het Verdrag als «gedekt belastingverdrag» hebben
aangemeld bij de depositaris van het MLI, de OESO, (Malta in 2018 en Curaçao in 2019),
valt het Verdrag onder de werking van het MLI. Zowel Curaçao als Malta zullen op grond
van het vijfde lid van artikel 29 van het MLI na inwerkingtreding een aanvullende
kennisgeving zenden aan de depositaris van het MLI. Met deze kennisgeving van Malta
en Curaçao worden de minimumstandaarden van het BEPS-project in het Verdrag geïmplementeerd
zonder dat het nodig is dat het Verdrag individueel bilateraal heronderhandeld moet
worden.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering op welke punten dit belastingverdrag
afwijkt van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid. Tevens vragen de leden wat de motivatie
is achter deze afwijkingen.
Curaçao is evenals Aruba en Sint Maarten fiscaal autonoom op grond van het Statuut
voor het Koninkrijk en geeft daarmee zelf vorm aan zijn fiscale (verdrags)beleid.
Curaçao heeft in 2023 een eigen fiscaal verdragsbeleid ontwikkeld en gepubliceerd.6 De Nederlandse Notitie Fiscaal Verdragsbeleid is niet van toepassing.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat bij het afsluiten van een verdrag
een afweging wordt gemaakt tussen enerzijds de economische betrekkingen en anderzijds
alle inspanningen, onder andere van de betrokken ambtenaren en parlementen. Zo nee,
wat zijn dan de relevante parameters? Hoe zijn deze parameters gewogen?
Bij het maken van de afweging om een verdrag te sluiten spelen mee de verdeling van
de heffingsrechten (Curaçao past echter geen bronheffingen toe en hoeft vanuit dat
perspectief in zoverre bij verdragsonderhandelingen geen heffingsrechten op te geven),
het aanmerken van een belastingverdrag als fiscale prikkel en de specifieke kenmerken
van een land. Ten tijde van het onderhandelen van het belastingverdrag met Malta was
er nog geen (gepubliceerd) Curaçaos fiscaal verdragsbeleid. Hoewel het niet mogelijk
is om aan te geven welke parameters in 2015 zijn gemaakt (vanwege het ontbreken van
een gepubliceerd fiscaal verdragsbeleid) en hoe deze indertijd zijn gewogen, kan wel
worden aangegeven dat de mate van intensiteit van de huidige en/of wenselijke economische
betrekkingen tussen de landen doorgaans een rol van betekenis speelt. Curaçao kijkt
naar landen die een belangrijke handelspartner zijn of waarmee Curaçao nog geen economische
relaties mee heeft, maar wel graag wil aangaan en wederzijdse investeringen wil bevorderen.7 Het sluiten van belastingverdragen stimuleert grensoverschrijdende investeringen
en de ontplooiing van grensoverschrijdende activiteiten, omdat op basis van wederkerigheid
dubbele belasting wordt voorkomen. Duidelijke regels over de verdeling van heffingsrechten
bieden rechtszekerheid aan internationaal opererende bedrijven en natuurlijke personen
en kunnen bijdragen aan het verminderen van administratieve lasten. Dit bevordert
de aantrekkelijkheid van het fiscale vestigingsklimaat in beide landen en zorgt voor
een intensivering van economische betrekkingen.
De leden van de NSC-fractie vragen wat het belang is van het verdrag Curaçao-Malta
voor de economische ontwikkeling van beide landen. Is de regering het met deze leden
eens dat de beantwoording van de eerder gestelde vragen op dit punt onvoldoende duidelijkheid
hierover gaf?
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven kijkt Curaçao bij de
keuze voor het onderhandelen van een belastingverdrag met een land naar landen die
een belangrijke handelspartner zijn of waarmee Curaçao juist economische relaties
wil aangaan en wederzijdse investeringen wil bevorderen.8 Door het sluiten van een belastingverdrag kunnen de economieën van beide jurisdicties
aansluiting vinden.
Zo heeft Malta op maritiem gebied Curaçao veel te bieden waaronder hoogwaardige scholing
en ervaring. Hiernaast heeft Malta ervaring met een hoogwaardige toeristische sector,
die eveneens veel overeenkomsten biedt gezien het insulaire karakter van Malta en
Curaçao.
De leden van de NSC-fractie vragen wat thans de belangrijkste sectoren zijn voor de
economie van Curaçao. Ook vragen deze leden wat thans de belangrijkste sectoren zijn
voor de economie van Malta.
De belangrijkste sectoren voor de economie van Curaçao zijn de maritieme sector, de
internationale financiële sector en het toerisme. De belangrijkste sectoren voor de
economie van Malta zijn professionele, administratieve en ondersteunende diensten,
toerisme en horeca, ICT en financiële diensten.
De leden van de NSC-fractie vragen vanuit welke en naar welke landen thans de belangrijkste
kapitaalstromen plaatsvinden betreffende Curaçao. Deze leden vragen tevens vanuit
welke en naar welke landen thans de belangrijkste kapitaalstromen plaatsvinden betreffende
Malta. Ook vragen zij wat en hoeveel thans, zonder het belastingverdrag, de handels-
en kapitaalstromen zijn tussen beide eilanden.
De belangrijkste kapitaalstromen naar Curaçao toe vinden plaats vanuit Venezuela,
Aruba, Nederland (het Europese en Caribische deel), de Verenigde Staten en de Caymaneilanden.
De landen waar de belangrijkste kapitaalstromen naar toe plaatsvinden vanuit Curaçao
zijn de Verenigde Staten, Nederland (het Europese en Caribische deel), Venezuela,
Aruba en Puerto Rico.
De belangrijkste kapitaalstromen naar Malta toe vinden plaats vanuit Cyprus, Ierland,
Luxemburg, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Nederland, Zwitserland,
Canada, Zweden, Hong Kong en België. De landen waar de belangrijkste kapitaalstromen
naartoe plaatsvinden vanuit Malta zijn Cyprus, Ierland, Nederland, Duitsland, Canada,
de Verenigde Staten, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Hong Kong, België
en Zweden.
Voor de handels- en kapitaalstromen tussen Curaçao en Malta verwijs ik naar de tabel
in de bijlage.
De leden van de NSC-fractie vragen welke (relatieve) rol de (i) maritieme en (ii)
de luchtvaartsector spelen in de economie van zowel Curaçao als Malta. Deze leden
vragen de regering wat de voornemers en vooruitzichten zijn met betrekking tot de
samenwerking tussen beide landen ten aanzien van deze sectoren. Deze leden vragen:
waarop is dit gebaseerd? Graag een uitgebreid antwoord. Zij vragen welke belemmeringen
ten aanzien van deze beoogde samenwerking het belastingverdrag wegneemt en in hoeverre
dit het geval is.
Wat betreft Malta behoren zowel de maritieme als de luchtvaartsector tot de belangrijkste
groeisectoren. Malta heeft het grootste scheepsregister van Europa en het zesde grootste
scheepsregister wereldwijd. De luchtvaartsector speelt internationaal een kleinere
rol, maar is voor de Maltese economie van belang.
Wat betreft Curaçao biedt de maritieme sector met name een concrete invulling aan
de toegangsfunctie van Curaçao ten aanzien van de regio, waaronder het Caribisch gebied
alsmede Latijns-Amerika verstaan dient te worden. Curaçao fungeert sinds jaar en dag
als een centraal toegangspunt middels haar natuurlijke havens en ook middels de luchthaven
op het eiland. Curaçao Ports Authority (CPA) biedt een redelijk moderne infrastructuur
en maritieme en logistieke diensten en is belast met de coördinatie van de havenactiviteiten,
waaronder het waarborgen van de veiligheid en coördinatie van de toegang, het onderhoud
en de ontwikkeling van de haven en het beheer van de bruggen. Curaçao biedt concurrentievoordelen
ten opzichte van andere Caribische eilanden, het ligt buiten de «hurricane belt» en
biedt een veilige haven en een betrouwbare afhandeling van schepen en vracht. De havens
van Curaçao worden gebruikt voor commerciële, industriële en recreatieve doeleinden.
De impact van de toeristische sector op het maritieme recht speelt een belangrijke
rol, alsmede de registratie van schepen.
Curaçao vervult een toegangsfunctie voor de Verenigde Staten, om de markt – vroeger
vooral voor Venezuela – richting Europa te bedienen. Hierbij kan gedacht worden aan
een logistieke doorvoerplaats, middels de havenfaciliteiten en luchthaven, financieel-technisch
door middel van het verkrijgen van fondsen in euro’s, Britse ponden en Zwitserse franken
om onder andere te kunnen voldoen aan investeringsverplichtingen en aan kennis, waarbij
met name de structurering van contracten een belangrijk onderwerp is. Hier moet gedacht
worden aan het concept dat de Europese markt pas na verkoop wordt betaald en in Latijns-Amerika
vaak betaling vooraf gebruikelijk is.
Gezien het wegvallen van de Venezolaanse economie is het van groot belang om deze
toegang actief te faciliteren, hierbij wordt gekeken naar landen als Colombia en Panama.
In dit kader wordt eveneens gekeken naar meerdere Europese landen (naast Nederland)
die actief gebruik willen maken van de toegangsfunctie van Curaçao. De Curaçaose overheid
geeft hiermee gehoor aan rapporten van zowel het IMF als de WB om de economie verder
te diversifiëren.
Het Verdrag geeft economische actoren in Malta en in Curaçao te kennen dat er voor
de lange termijn fiscaal gepland kan worden bij het doen van investeringen in de beide
economieën. Het Verdrag biedt investeerders daarbij zekerheid welk land over de gegenereerde
inkomsten belasting mag heffen en welke voorkomingsmethode van dubbele heffing wordt
gehanteerd. De Curaçaose overheid verschaft hiermee rechtszekerheid en verlaagt hiermee
de economische barrières voor de economische actoren die langjarige economische activiteiten
willen ontplooien.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de (online) gokindustrie voor
zowel Curaçao als Malta van aanzienlijke betekenis is. Indien dit het geval is, vragen
deze leden hoe groot deze industrie in beide landen is. Indien het antwoord ja is
op de eerdere vraag, vragen deze leden in welke mate deze industrie gebaat is bij
het verdrag tussen beide landen.
Eind 2022 stonden in Malta 350 gamingbedrijven geregistreerd, waarvan gokbedrijven
een belangrijk deel uitmaken. De economische waarde van deze industrie in Malta is
significant. De bruto toegevoegde waarde van de gehele gamingsector bedroeg in 2022
9,6%. Volgens de verkregen informatie van de Kamer van Koophandel van Curaçao stonden
eind 2023 in Curaçao 1807 «lottery & gaming»-bedrijven geregistreerd. De bruto toegevoegde
waarde van de gehele gamingsector in Curaçao is niet bekend.
Het bedrijven van kansspelen, binnen het Curaçaos wettelijk kader, is net als elke
andere economische activiteit gebaat bij het verlagen van economische barrières. Hier
geldt eveneens dat bij investeringen in dit onderdeel van de economie langjarige fiscale
zekerheid over de verdeling van heffingsbevoegdheden tussen Curaçao en Malta geboden
wordt, waardoor er bij de planning van deze investeringen hiermee rekening kan worden
gehouden.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering het eens is dat het verdrag Curaçao-Malta
routes opent om de winsten van aanbieders van kansspelen op afstand waar ook ter wereld
behaald, waaronder dus ook Nederland, door te sluizen naar vennootschappen of natuurlijke
personen in derde landen.
Het Verdrag biedt geen mogelijkheden om winsten van aanbieders van kansspelen onbelast
te verplaatsen naar derde landen. Het Verdrag voorkomt uitsluitend dat op dezelfde
inkomsten dubbel belasting wordt geheven. Na de inwerkingtreding van het Verdrag kunnen
er bijvoorbeeld betalingen plaatsvinden van een inwoner van Curaçao aan een inwoner
van Malta. Bij «normale» betalingen geldt dat voor die betalingen een beroep kan worden
gedaan op de bepalingen ter voorkoming van dubbele belasting en is in zoverre minder
belasting verschuldigd. Belastingverdragen zijn hiervoor bedoeld en beogen daarmee
internationale investeringen en economische activiteiten te versterken. Dit draagt
in principe bij aan de economische groei van de betrokken landen.
Als bij dergelijke betalingen sprake is van een constructie waarmee op een kunstmatige
manier geprobeerd wordt om de verdragsvoordelen van het belastingverdrag tussen Curaçao
en Malta te verkrijgen (bijvoorbeeld wanneer betalingen van Curaçao aan een derde
land kunstmatig via Malta worden omgeleid), kunnen de belastingdiensten van Curaçao
en Malta de zogenoemde «principal purposes test» (PPT) toepassen. Dit is een minimumstandaard
uit het BEPS-project van de OESO die na het versturen van de notificatie door Curaçao
en Malta aan de OESO in het Verdrag geïmplementeerd wordt. De voordelen van de bepalingen
ter voorkoming van dubbele belasting van het Verdrag worden in zo’n geval niet toegekend.
Deze leden vragen of het klopt dat Malta nog steeds EU-paspoorten verstrekt aan miljonairs
uit niet-EU-landen.
Malta kent nog steeds een programma waarbinnen buitenlandse investeerders het Maltese
staatsburgerschap tegen bepaalde voorwaarden kunnen verkrijgen. Malta is momenteel
de enige EU-lidstaat die een dergelijke regeling nog kent. Het programma is open voor
burgers uit niet-EU landen. Sinds september 2022 komen onderdanen uit Rusland en Belarus
niet meer in aanmerking voor dit programma.
Ook vragen zij of de regering kan uitsluiten dat het onderhavige belastingverdrag
de onder de vorig vraag bedoelde personen geen baten oplevert ten opzichte van de
situatie zonder verdrag. Indien het antwoord hierop nee is, vragen deze leden waarom
niet.
Het Verdrag ziet op inwoners van beide verdragslanden, waarbij voor de definiëring
van het begrip «inwoner» met betrekking tot Malta is aangesloten bij het OESO-modelverdrag.
Het al dan niet in bezit hebben van een Maltees paspoort is daarbij geen criterium.
Indien de onder de vorige vraag bedoelde personen voldoen aan de voorwaarden om als
inwoner aangemerkt te worden, is het Verdrag in beginsel op hen van toepassing. Wel
voldoet het Verdrag na het doen van de notificatie aan de depositaris voor het MLI
aan de minimumstandaarden uit het BEPS-project.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering kan uitsluiten dat het onderhavige
belastingverdrag niet gebruikt of misbruikt kan worden om te faciliteren dat gelden
van de onder de vorige vragen bedoelde groep van personen via Malta en/of Curaçao
worden (door)gesluisd naar andere landen, waaronder Zuid-Amerikaanse landen. Zo nee,
waarom niet?
Het Verdrag voldoet aan de minimumstandaarden van het BEPS-project van de OESO, na
notificatie aan de depositaris voor het MLI. Die minimumstandaarden zijn bedoeld om
oneigenlijk gebruik (misbruik) van het Verdrag tegen te gaan. Personen en vennootschappen
die inwoner zijn van Malta kunnen gebruik maken van de voordelen van het Verdrag,
zo lang er geen sprake is van oneigenlijk gebruik. Vergelijkbaar met de beantwoording
van de voorgaande vraag worden bij constructies die op kunstmatige wijze proberen
om een voordeel uit de bepalingen ter voorkoming van dubbele belasting uit het Verdrag
te verkrijgen dan niet toegekend.
Deze leden vragen of het klopt dat het belastingverdrag Curaçao-Malta gebaseerd is
op intussen gedateerde concepten, waardoor bijvoorbeeld de winstallocatie aan vaste
inrichtingen niet in lijn is met de door de OESO geautoriseerde benadering (AOA)?
Indien ja, dan vragen deze leden wat daarvan de gevolgen zijn voor de winsttoerekening
aan vaste inrichtingen in Curaçao die zich bezighouden met de winning en exploitatie
van natuurlijke rijkdommen.
Het Verdrag past de definitie van «vaste inrichting» toe zoals deze wordt gehanteerd
in het OESO-modelverdrag. De in het Verdrag gehanteerde definitie van de «vaste inrichting»
voldoet aan de standaard zoals door de OESO geformuleerd. Het Verdrag gaat uit van
een formulering van artikel 7, waarbij de «Authorised OECD Approach (AOA)» niet wordt
omarmd. Deze benadering heeft de voorkeur van Nederland en is door de OESO geautoriseerd
in het nieuwe artikel 7 van het OESO-modelverdrag. Veel landen kiezen in hun belastingverdragen
nog niet voor de AOA en daar is door Curaçao in dit verdrag rekening mee gehouden.
Zodra er brede steun is voor de AOA-optie, zoals voorgestaan door o.a. Nederland zullen
vanaf die periode verdragen vaker gesloten worden conform de AOA-optie, die onder
andere Nederland voorstaat, ten aanzien van de winstallocatie aan de vaste inrichting.
Over de gevolgen van een bepaalde wijze van winsttoerekening voor een specifieke bedrijfstak
valt in zijn algemeenheid niets te zeggen. Wel is van belang dat zoveel mogelijk door
het Verdrag dubbele belasting wordt voorkomen
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat het belastingverdrag Curaçao-Malta
géén maatregelen bevat tegen commissionairsstructuren, accumulatie van pakhuizen zonder
vi-status en het opsplitsen van bouw- en installatiecontracten ter vermijding van
de vi-status. Zo ja, kan de regering aan deze leden bevestigen dat zowel Curaçao als
Malta het verdrag, eenmaal geratificeerd, als gedekt belastingverdrag onder het MLI
bij de OESO in Parijs zullen aanmelden, waardoor deze loopholes bij voorbaat de pas
zullen worden afgesneden?
Het Verdrag past de definitie van de vaste inrichting toe zoals deze wordt gehanteerd
in het OESO-modelverdrag. Hiermee wordt voorkomen dat structuren worden opgericht
die misbruik maken van de vaste inrichting. Het Verdrag voldoet tevens aan de eisen
van het MLI zoals opgetekend in de BEPS agenda van de OESO. Beide landen hebben het
Verdrag als gedekt belastingverdrag onder het MLI aangemeld bij de OESO. Beide landen
zullen ingevolge artikel 29, vijfde lid, van het MLI na de inwerkingtreding van het
Verdrag nog een aanvullende kennisgeving doen aan de depositaris.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering een lijst kan verstrekken van de
landen waarmee Curaçao de komende jaren een belastingverdrag hoopt te sluiten.
In het onderhandelplan 2024 dat Curaçao heeft gepubliceerd, zijn de volgende landen
waarmee Curaçao onderhandelingen wil voeren opgenomen: Suriname, Cyprus, Barbados,
Mauritius en Colombia.9 Op 4 april 2024 is tussen Curaçao en Suriname overeenstemming bereikt over de tekst
van een belastingverdrag.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de opzegging van het verdrag tussen
Noorwegen en de (voormalige) Nederlandse Antillen door Noorwegen uitsluitend is opgezegd
in de relatie tot Curaçao. Zo ja, kan de regering aan deze leden aangeven wat hiervoor
de redenen waren?
Noorwegen heeft het Verdrag uitsluitend in de relatie tot Curaçao opgezegd. Noorwegen
heeft aangegeven dat het voornemens is in een volgende fase opnieuw belastingverdragen
met een aantal landen op te zeggen, om dezelfde redenen als dat het Verdrag met Curaçao
is opgezegd.
Bij de beoordeling van het Noorse belastingverdragennetwerk is Noorwegen tot de conclusie
gekomen dat bepaalde belastingverdragen verouderd zijn, niet meer in lijn zijn met
het huidige Noorse belastingbeleid en niet meer voldoen aan internationale minimumnormen
om uitholling van de belastingrondslag tegen te gaan. Omdat ingrijpende wijzigingen
nodig zijn om deze verdragen te actualiseren en deze verdragen in de praktijk niet
of nauwelijks gebruikt worden, heeft Noorwegen de verdragen met Curaçao, Sierra Leone,
Barbados, Jamaica en Trinidad en Tobago beëindigd.
Tot slot vragen de leden van de NSC-fractie welke verwachtingen vanuit beide landen
ten grondslag hebben gelegen aan het op 20 november 2023 ondertekende belastingverdrag
tussen Curaçao en San Marino.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het op 7 mei 2024 ter stilzwijgende
goedkeuring aan uw Kamer toegezonden verdrag met toelichtende nota.
Inbreng BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen in de memorie van toelichting het volgende:
«Curaçao en Malta hebben zich gecommitteerd aan de minimumstandaarden van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna: OESO) door deel te nemen aan
het Base Erosion and Profit Shifting (hierna: BEPS) project via het Inclusive Framework
(hierna: IF). De onderhandelingen voor dit Verdrag zijn echter gevoerd voordat de
BEPS-actierapporten tegen grondslaguitholling en winstverschuiving van de OESO/G20
in 2015 openbaar werden gemaakt. Niettemin zal het Verdrag voldoen aan de minimumstandaarden
die voortvloeien uit het BEPS-project vanwege het feit dat zowel Malta als Curaçao
sinds 2017 partij zijn bij het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen
gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving
(hierna: het MLI). Het MLI is het middel waarmee de minimumstandaard in het verdragennetwerk
wordt geïmplementeerd. Het MLI knoopt zoveel mogelijk aan bij de uitkomsten van het
BEPS-project en de MLI-bepalingen zijn voor een groot deel eveneens opgenomen in het
OESO-modelverdrag 2017.»
De leden van de BBB-fractie vragen de regering om aan te geven welke concrete verdragsbepalingen
in gevaar waren gekomen in het geval Malta en Curaçao zich niet hadden geconformeerd
aan het MLI. Welke onderdelen van de aanpassing van het OESO-modelverdrag van 2017
vindt de regering het meest waardevol?
Zoals in de memorie van toelichting vermeld, bevat het Verdrag, na de notificatie
als bedoeld in artikel 29, vijfde lid, van het MLI, de maatregelen waarvan in de BEPS-rapporten
is geconcludeerd dat deze minimaal nodig zijn om verdragsmisbruik op een adequate
manier te bestrijden en geschillenbeslechting te verbeteren (de zogenoemde «minimumstandaard»).
Dit betreft de titel en de preambule van het Verdrag, het opnemen van een algemene
antimisbruikbepaling en de toegang tot de onderlinge overlegprocedure. Dit zijn tevens
de onderdelen van de aanpassing van het OESO-modelverdrag van 2017 die de regering
het meest waardevol vindt.
I.2 Overig
Inbreng van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat het
opnemen van een evaluatiebepaling voor dit belastingverdrag «ongebruikelijk» is. De regering verwijst derhalve naar het OESO-verdrag waar óók geen evaluatiebepaling
in is opgenomen. Zijn er ook inhoudelijke, juridische, bestuurlijke of overige redenen
waarom er géén evaluatiebepaling opgenomen zou kunnen worden in dit belastingverdrag?
Er zijn binnen noch buiten het Koninkrijk belastingverdragen bekend waarin een evaluatiebepaling
opgenomen is. Er waren bij de totstandkoming van de verdragstekst verder geen inhoudelijke,
juridische, bestuurlijke of andere redenen om geen evaluatiebepaling op te nemen in
dit Verdrag.
De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven wat Malta heeft gedaan
en doet in de aanpak tegen belastingontduiking c.q. ontwijking, een en ander gelet
op eerdere berichtgeving waarin Malta wordt genoemd als één van de belangrijkste bestemmingen
voor belastingontwijking. En wat zijn hiervan de potentiële gevolgen voor Curaçao?
Om belastingontduiking- en ontwijking tegen te gaan heeft Malta in de afgelopen jaren
een aantal stappen gezet. Na de grey listing van Malta door de Financial Action Task Force (FATF) zijn maatregelen ingesteld om
belastingontduiking tegen te gaan, waarvan de FATF in 2022 concludeerde dat er aanzienlijke
vooruitgang is geboekt. Zo zijn onder andere verbeteringen doorgevoerd met betrekking
tot informatie over bedrijfseigendom, als ook het gebruik van financiële inlichtingen
voor witwaszaken. In het Maltese Tax & Customs Administration Strategic Plan 2023–2025 staan verdere maatregelen vermeld die belastingontduiking- en ontwijking tegen moeten
gaan.
Curaçao heeft zijn wet- en regelkader ter bestrijding van het witwassen van geld en
de financiering van terrorisme versterkt. Curaçao maakt deel uit van de Caribbean
Financial Action Task Force (CFATF) die zorgdraagt voor het nakomen van de aanbevelingen
van de FATF. Curaçao treft thans voorbereidingen voor de aanstaande CTATF-evaluatie
dit najaar. CFATF is een regionaal orgaan dat de zogeheten «peer reviews» organiseert,
waarbij leden uit verschillende landen de anti-witwasmaatregelen en de financiering
van terrorisme in andere landen evalueert. Deze «Mutual Evaluation» (MEVAL) beoordeelt
de implementatie en effectiviteit van de door Curaçao getroffen maatregelen.
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken